02014R0139 — NL — 12.03.2023 — 010.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 139/2014 VAN DE COMMISSIE

van 12 februari 2014

tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 044 van 14.2.2014, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

VERORDENING (EU) 2017/161 VAN DE COMMISSIE van 31 januari 2017

  L 27

99

1.2.2017

►M2

VERORDENING (EU) 2018/401 VAN DE COMMISSIE van 14 maart 2018

  L 72

17

15.3.2018

►M3

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/469 VAN DE COMMISSIE van 14 februari 2020

  L 104

1

3.4.2020

►M4

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1234 VAN DE COMMISSIE van 9 juni 2020

  L 282

1

31.8.2020

►M5

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/2148 VAN DE COMMISSIE van 8 oktober 2020

  L 428

10

18.12.2020

►M6

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/208 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2021

  L 35

1

17.2.2022

 M7

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/697 VAN DE COMMISSIE van 10 februari 2022

  L 130

1

4.5.2022

►M8

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/2074 VAN DE COMMISSIE van 20 juli 2022

  L 280

4

28.10.2022

 M9

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/369 VAN DE COMMISSIE van 29 november 2022

  L 51

23

20.2.2023


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 092, 21.3.2022, blz.  98 (2020/2148)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 139/2014 VAN DE COMMISSIE

van 12 februari 2014

tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  

Bij deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld inzake:

a) 

de voorwaarden waaronder de certificeringsbasis die van toepassing is op een luchtvaartterrein, zoals uiteengezet in de bijlagen II en III, wordt vastgesteld en aan de aanvrager wordt meegedeeld;

b) 

de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, opschorten of intrekken van certificaten voor luchtvaartterreinen en certificaten voor organisaties die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van luchtvaartterreinen, inclusief exploitatiebeperkingen die verband houden met het specifieke ontwerp van het luchtvaartterrein, zoals uiteengezet in de bijlagen II en III;

c) 

de voorwaarden voor de exploitatie van een luchtvaartterrein overeenkomstig de essentiële eisen die zijn uiteengezet in bijlage Va en, indien van toepassing, bijlage Vb bij Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals uiteengezet in bijlage IV;

d) 

de verantwoordelijkheden van de houders van certificaten, zoals uiteengezet in bijlage III;

e) 

de voorwaarden voor de aanvaarding en omzetting van bestaande certificaten van luchtvaartterreinen die door lidstaten zijn afgegeven;

f) 

de voorwaarden voor het besluit geen ontheffingen als bedoeld in artikel 4, lid 3 ter, van Verordening (EG) nr. 216/2008 te verlenen, met inbegrip van criteria voor vrachtluchtvaartterreinen, de kennisgeving van vrijgestelde luchtvaartterreinen en voor de toetsing van verleende ontheffingen;

g) 

de voorwaarden waaronder vluchtuitvoeringen mogen worden verboden, beperkt of aan voorwaarden onderworpen, zoals uiteengezet in bijlage III;

▼M4

h) 

voorwaarden en procedures voor de in artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) bedoelde verklaring van verleners van platformbeheersdiensten en voor het toezicht op deze dienstverleners, zoals uiteengezet in de bijlagen II en III.

▼B

2.  
De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de certificering van en het toezicht op luchtvaartterreinen, exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten moeten voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in bijlage II.

▼M4

3.  
Exploitanten van luchtvaartterreinen en voor het verlenen van platformbeheersdiensten verantwoordelijke organisaties moeten voldoen aan de eisen van de bijlagen III en IV.

▼M4 —————

▼B

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„luchtvaartterrein” : een afgebakend gebied (met de zich daarop bevindende gebouwen, installaties en apparatuur) op het land of het water of op een vaste, vaste off-shore of drijvende structuur die geheel of gedeeltelijk bedoeld is voor aankomst, vertrek en grondbewegingen van luchtvaartuigen;

2)

„vliegtuig” : een gemotoriseerd luchtvaartuig dat zwaarder is dan lucht en dat zijn lift voornamelijk ontleent aan aerodynamische reactiekrachten op zijn vleugels onder de gegeven vluchtomstandigheden;

3)

„luchtvaartuig” : een machine die in de atmosfeer kan worden gehouden door andere reacties van de lucht dan die tussen lucht en het aardoppervlak.

4)

„platform” : een afgebakend gebied dat bestemd is om passagiers, post of vracht aan of van boord van luchtvaartuigen te brengen, brandstof te tanken of luchtvaartuigen te parkeren of te onderhouden;

5)

„platformbeheersdienst” : een dienst die wordt verleend om de activiteiten en bewegingen van luchtvaartuigen en voertuigen op een platform te beheren;

6)

„audit” : een systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van gegevens en de objectieve evaluatie ervan om na te gaan in hoeverre aan de eisen is voldaan;

7)

„certificeringsspecificaties” : door het Agentschap vastgestelde technische normen waarin is aangegeven hoe de naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan kan worden aangetoond en die door een organisatie voor certificeringsdoeleinden kunnen worden gebruikt;

8)

„bevoegde autoriteit” : een in elke lidstaat aangewezen autoriteit met de nodige bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor certificering van en toezicht op luchtvaartterreinen en de daarbij betrokken personeelsleden en organisaties;

9)

„permanent toezicht” : de taken die op elk ogenblik door de bevoegde autoriteit met het oog op de tenuitvoerlegging van het toezichtsprogramma worden uitgevoerd om na te gaan of de voorwaarden waaronder een certificaat is afgegeven gedurende de volledige geldigheidsperiode van dat certificaat worden nageleefd;

10)

„Deviation Acceptance and Action Document” (DAAD) : een door de bevoegde autoriteit opgesteld document waarin de argumenten zijn samengebracht om afwijkingen van de door het Agentschap opgestelde certificeringsspecificaties te rechtvaardigen;

11)

„inspectie” : een onafhankelijke beoordeling aan de hand van observatie en inzicht, indien nodig vergezeld van metingen, tests of vergelijkingen met normen, teneinde na te gaan of de toepasselijke eisen zijn nageleefd;

12)

„beweging” : opstijgen of landen;

13)

„obstakel” :

alle vaste (tijdelijk of permanent) en mobiele voorwerpen, of delen daarvan, die:

— 
zich in een gebied bevinden dat bestemd is voor grondbewegingen van het luchtvaartuig, of
— 
uitsteken boven een vastgesteld vlak dat bestemd is om luchtvaartuigen tijdens de vlucht te beschermen, of
— 
buiten deze vastgestelde vlakken staan en als een gevaar voor de luchtvaart zijn beoordeeld;

14)

„hindernisbeperkend vlak” : een vlak dat aangeeft tot waar voorwerpen mogen uitsteken in het luchtruim;

15)

„hindernisbeschermend vlak” : een vlak voor dalingshoeklichten boven hetwelk nieuwe voorwerpen of uitbreidingen van bestaande voorwerpen niet zijn toegestaan, tenzij de bevoegde autoriteit van oordeel is dat het nieuwe voorwerp of de uitbreiding wordt afgeschermd door een reeds aanwezig vast voorwerp.

Artikel 3

▼M4

Toezicht

1.  
De lidstaten duiden een of meer entiteiten aan als bevoegde autoriteit(en) in die lidstaat, met de nodige bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de certificering van en toezicht op luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen, het ontvangen van verklaringen van en het toezicht op verleners van platformbeheersdiensten, en de daarbij betrokken personeelsleden en organisaties.

▼B

2.  
De bevoegde autoriteit is onafhankelijk van de exploitanten van de luchtvaartterreinen en de verleners van platformbeheersdiensten. Deze onafhankelijkheid wordt bereikt door de scheiding, minstens op functioneel niveau, tussen de bevoegde autoriteit en de exploitanten van de luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten hun bevoegdheden onpartijdig en transparant uitoefenen.
3.  

Indien een lidstaat meer dan één entiteit als bevoegde autoriteit aanduidt, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) 

elke bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor specifiek omschreven taken en voor een vastomlijnd geografisch gebied, en

b) 

er wordt gezorgd voor coördinatie tussen deze autoriteiten om te garanderen dat effectief toezicht wordt gehouden op alle luchtvaartterreinen, exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten.

4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit(en) over alle nodige vaardigheden en middelen beschikt (beschikken) om aan de in deze verordening vastgestelde eisen te voldoen.
5.  
De lidstaten zorgen ervoor dat het personeel van de bevoegde autoriteit geen toezichtactiviteiten verricht wanneer er aanwijzingen zijn dat daardoor direct, dan wel indirect een belangenconflict kan ontstaan, met name als er familiale of financiële belangen in het geding zijn.
6.  

Personeel dat door de bevoegde autoriteit gemachtigd is om certificerings- en/of toezichtstaken uit te oefenen, moet de bevoegdheid krijgen om minstens de volgende taken uit te voeren:

a) 

de archieven, gegevens en procedures onderzoeken, alsmede al het andere materiaal dat relevant is voor de uitvoering van de certificerings- en/of toezichtstaak;

b) 

kopieën of uittreksels van dergelijke archieven, gegevens, procedures en ander materiaal meenemen;

c) 

een mondelinge toelichting ter plaatse vragen;

d) 

zich toegang verschaffen tot luchtvaartterreinen, relevante terreinen en gebouwen, exploitatieterreinen of andere relevante zones en vervoersmiddelen;

e) 

audits, onderzoeken, tests, oefeningen, beoordelingen en inspecties uitvoeren;

f) 

voor zover nodig handhavingsmaatregelen nemen of op gang brengen.

7.  
De in punt 6 vermelde taken worden verricht met inachtneming van de nationale wetgeving van de lidstaten.

Artikel 4

Informatieverstrekking aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het Agentschap”) in kennis van de namen, locaties, ICAO-luchtvaartterreincodes en de namen van de exploitanten van de luchtvaartterreinen, alsmede van het aantal passagiers- en goederenbewegingen op de luchtvaartterreinen waarop de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de onderhavige verordening van toepassing zijn.

Artikel 5

Ontheffingen

1.  
Binnen één maand nadat de lidstaten het besluit hebben genomen om een ontheffing toe te kennen overeenkomstig artikel 4, lid 3 ter, van Verordening (EG) nr. 216/2008, stellen zij het Agentschap in kennis van dat besluit. Onder meer de volgende informatie wordt aan het Agentschap verstrekt: de lijst van betrokken luchtvaartterreinen, de namen van de exploitanten van de luchtvaartterreinen en het aantal passagiers- en goederenbewegingen op de luchtvaartterreinen in het desbetreffende jaar.
2.  
De lidstaat onderzoekt jaarlijks de verkeerscijfers van de luchtvaartterreinen waaraan een ontheffing is toegekend. Als de verkeerscijfers van een dergelijk luchtvaartterrein gedurende de voorbije drie jaar de in artikel 4, lid 3 ter, van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde cijfers hebben overschreden, stellen zij het Agentschap daarvan in kennis en trekken zij de ontheffing in.
3.  

In de volgende gevallen kan de Commissie beslissen een ontheffing niet toe te staan:

a) 

de algemene veiligheidsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn niet gehaald;

b) 

de relevante passagiers- en goederencijfers zijn gedurende de voorbije drie jaar overschreden;

c) 

de ontheffing is niet overeenstemming met andere relevante EU-wetgeving.

4.  
Als de Commissie beslist dat de ontheffing niet is toegestaan, trekt de desbetreffende lidstaat de ontheffing in.

Artikel 6

Omzetting van certificaten

1.  
Certificaten die vóór 31 december 2014 door een bevoegde autoriteit worden afgegeven op basis van nationale wetgeving, blijven geldig tot certificaten overeenkomstig dit artikel worden afgegeven of, indien geen certificaten overeenkomstig dit artikel worden afgegeven, tot 31 december 2017.
2.  

Vóór het einde van de in lid 1 vermelde periode geeft de bevoegde autoriteit certificaten af voor de desbetreffende luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de in bijlage II vermelde certificeringsbasis is vastgesteld op basis van de door het Agentschap afgegeven certificeringsspecificaties, inclusief in gevallen waarin een gelijkwaardig veiligheidsniveau is aanvaard en in bijzondere omstandigheden die geïdentificeerd en gedocumenteerd zijn;

b) 

de certificaathouder heeft aangetoond te voldoen aan de certificeringsspecificaties die afwijken van de nationale eisen op basis waarvan het bestaande certificaat werd afgegeven;

c) 

de certificaathouder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan die van toepassing zijn op zijn organisatie en werking en die afwijken van de nationale eisen op basis waarvan het bestaande certificaat werd afgegeven.

3.  
Bij wijze van uitzondering op lid 2, onder b), mag de bevoegde autoriteit beslissen dat de certificaathouder niet hoeft aan te tonen dat hij aan de desbetreffende eisen voldoet als zij van oordeel is dat dit buitensporige of onevenredige inspanningen vergt.
4.  
De bevoegde autoriteit houdt de gegevens in de documenten die betrekking hebben op de procedure voor de omzetting van certificaten minstens vijf jaar bij.

Artikel 7

Afwijkingen van certificeringsspecificaties

1.  

Tot 31 december 2024 mag de bevoegde autoriteit certificaataanvragen aanvaarden, inclusief afwijkingen van de door het Agentschap afgegeven certificeringsspecificaties, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de afwijkingen komen niet in aanmerking voor een geval van gelijkwaardig veiligheidsniveau krachtens ADR.AR.C.020, noch voor een geval van bijzondere omstandigheden krachtens ADR.AR.C.025 van bijlage II bij deze verordening;

b) 

de afwijkingen bestonden al vóór de inwerkingtreding van deze verordening;

c) 

de afwijkingen beantwoorden aan de essentiële eisen van bijlage Va bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en zijn aangevuld met risicobeperkende maatregelen en corrigerende acties, voor zover van toepassing;

d) 

voor elke afwijking is een ondersteunende veiligheidsbeoordeling uitgevoerd.

2.  
De bewijzen van de naleving van de in lid 1 vermelde voorwaarden worden door de bevoegde autoriteit samengebracht in een Deviation Acceptance and Action Document (DAAD). Het DAAD wordt bij het certificaat gevoegd. De bevoegde autoriteit vermeldt de geldigheidstermijn van het DAAD.
3.  
De exploitant van het luchtvaartterrein en de bevoegde autoriteit gaan na of de in lid 1 vermelde voorwaarden blijvend worden nageleefd. Als dit niet het geval is, wordt het DAAD gewijzigd, opgeschort of ingetrokken.

Artikel 8

Het vrijhouden van de omgeving van het luchtvaartterrein

1.  
De lidstaten zien erop toe dat overleg wordt gepleegd over de veiligheidsgevolgen van geplande constructies binnen het hindernisbeperkend vlak, het hindernisafschermend vlak en andere zones die verband houden met het luchtvaartterrein.
2.  
De lidstaten zien erop toe dat overleg wordt gepleegd over de veiligheidsgevolgen van geplande constructies buiten het hindernisbeperkend vlak, het hindernisafschermend vlak en andere zones die verband houden met het luchtvaartterrein, en die de door de lidstaten vastgestelde hoogte overschrijden.
3.  
De lidstaten zien erop toe dat overleg wordt gepleegd over de bescherming van luchtvaartterreinen die zich in de nabijheid van grenzen met andere lidstaten bevinden.

Artikel 9

Monitoring van de omgeving van het luchtvaartterrein

De lidstaten zien erop toe dat overleg wordt gepleegd over menselijke activiteiten en landgebruik, zoals:

a) 

elke ontwikkeling of verandering in landgebruik in de omgeving van het luchtvaartterrein;

b) 

elke ontwikkeling die kan leiden tot door obstakels veroorzaakte turbulentie, hetgeen gevaarlijk kan zijn voor vluchtuitvoeringen;

c) 

het gebruik van gevaarlijke, verwarrende en misleidende verlichting;

d) 

het gebruik van sterk reflecterende oppervlakken die verblinding kunnen veroorzaken;

e) 

de aanleg van zones die wilde dieren kunnen aantrekken die een gevaar kunnen vormen voor vluchtuitvoeringen;

f) 

bronnen van onzichtbare straling of de aanwezigheid van beweeglijke of vaste voorwerpen die het functioneren van systemen voor luchtvaartcommunicatie, navigatie en toezicht kunnen verstoren of nadelig kunnen beïnvloeden.

Artikel 10

Beheer van gevaar door wilde dieren

1.  

De lidstaten zien erop toe dat het gevaar op botsingen met wilde dieren wordt beoordeeld door:

a) 

een nationale procedure vast te stellen voor de registratie en rapportering van botsingen tussen wilde dieren en luchtvaartuigen;

b) 

bij exploitanten van luchtvaartuigen, luchtvaartterreinpersoneel en andere bronnen informatie te verzamelen over de aanwezigheid van wilde dieren die een gevaar kunnen vormen voor vluchtuitvoeringen, en

c) 

het gevaar door wilde dieren permanent te laten beoordelen door bekwaam personeel.

2.  
De lidstaten zien erop toe dat verslagen van botsingen met wilde dieren worden verzameld en doorgestuurd naar de ICAO, die ze opneemt in de IBIS-gegevensbank (ICAO Bird Strike Information System).

Artikel 11

Inwerkingtreding en toepassing

1.  
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2.  
De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de certificering van en het toezicht op luchtvaartterreinen, exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten moeten vóór 31 december 2017 voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in bijlage II bij deze verordening.
3.  
Bijlagen III en IV zijn vanaf de datum van afgifte het certificaat van toepassing op luchtvaartterreinen die zijn gecertificeerd overeenkomstig artikel 6.
4.  
Luchtvaartterreinen waarvoor de certificeringsprocedure vóór 31 december 2014 is opgestart, maar die op die datum nog geen certificaat hebben gekregen, krijgen alleen een certificaat als ze aan deze verordening voldoen.

▼M4 —————

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Definities van termen die voorkomen in de bijlagen II-IV

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„aanvaardbare wijzen van naleving (Acceptable means of compliance, AMC)” : door het Agentschap vastgestelde niet-bindende normen waarin is aangegeven met welke middelen Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan kunnen worden nageleefd;

2)

„beschikbare start-stoptlengte (Accelerate-stop distance available, ASDA)” : de lengte van de beschikbare aanloop plus de lengte van de eventuele noodstopbaan;

3)

„plaatselijke luchtverkeersleiding” : een luchtverkeersleidingsdienst (ATC) voor het luchtvaartterreinverkeer;

4)

„luchtvaartterreinapparatuur” : alle apparaten, toestellen, accessoires, softwareprogramma’s of toebehoren die gebruikt worden voor of bestemd zijn om te worden gebruikt voor de exploitatie van luchtvaartuigen op een luchtvaartterrein;

5)

„luchtvaartgegevens” : een voorstelling van luchtvaartfeiten, -concepten of -instructies op een geformaliseerde wijze die geschikt is voor mededeling, interpretatie of verwerking;

6)

„luchtvaartinlichtingendienst” : een binnen het vastgestelde bestreken gebied opgerichte dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinformatie en -gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiëntie van luchtvaartnavigatie;

▼M5

6 a)

„bericht aan luchtvarenden (Aeronautical Information Circular, AIC)” : een bericht met informatie die niet in aanmerking komt voor de uitgifte van een mededeling aan luchtvarenden (Notice to Air Man, NOTAM) of opname in de AIP, maar dat betrekking heeft op de vliegveiligheid, de luchtvaartnavigatie of op technische, administratieve of wetgevingsaangelegenheden;

6 b)

„luchtvaartinformatieproduct” :

luchtvaartgegevens en -informatie die worden verstrekt als digitale gegevensreeksen of als gestandaardiseerde presentatie in gedrukte of elektronische vorm. Luchtvaartinformatieproducten omvatten onder meer:

— 
AIP, inclusief wijzigingen en aanvullingen,
— 
AIC,
— 
luchtvaartkaarten,
— 
NOTAM,
— 
digitale gegevensreeksen;

6 c)

„luchtvaartgids (Aeronautical Information Publication, AIP)” : een publicatie die door of onder de autoriteit van een lidstaat is uitgegeven en luchtvaartinformatie met een blijvend karakter bevat die essentieel is voor de luchtvaart;

▼B

7)

„luchtvaartnavigatiediensten” : luchtverkeersleidingsdiensten, communicatie-, navigatie- en surveillancediensten, meteorologische diensten voor luchtvaartnavigatie en luchtvaartinlichtingendiensten;

8)

„luchtverkeersdiensten” : vluchtinlichtingendiensten, alarmeringsdiensten, adviesdiensten voor het luchtverkeer en luchtverkeersleiding (algemene luchtverkeersleiding, naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding);

9)

„luchtverkeersleidingsdienst” :

een dienst die wordt verricht teneinde:

1. 

botsingen te voorkomen:

— 
tussen luchtvaartuigen onderling, en
— 
tussen luchtvaartuigen en hindernissen op het manoeuvreerterrein, en
2. 

een geordende luchtverkeersstroom tot stand te brengen en te handhaven;

10)

„luchtvaartuigopstelplaats” : een aangewezen zone op een luchtvaartterreinplatform die bestemd is voor het parkeren van een luchtvaartuig;

11)

„taxiweg van een luchtvaartuigopstelplaats” : een deel van een luchtvaartterreinplatform dat als taxibaan is aangeduid en uitsluitend bestemd is om toegang te geven tot luchtvaartuigopstelplaatsen;

12)

„alternatieve wijzen van naleving” : alternatieven voor een bestaande aanvaardbare wijze van naleving of nieuwe methoden om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de daarin vervatte uitvoeringsbepalingen waarvoor het Agentschap geen bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving heeft aangenomen;

13)

„waarschuwingsdienst” : een dienst die bij de verantwoordelijke organisaties melding maakt van luchtvaartuigen in nood die bijstand behoeven en dergelijke organisaties op verzoek assisteert;

14)

„taxibaan van een platform” : een deel van een taxibaansysteem dat zich op een platform bevindt en bestemd is om doorgang te verlenen over het platform;

15)

„hindernisvrije verlengstrook” : een vastomlijnde rechthoekige zone op de grond of het water onder controle van de bevoegde entiteit, geselecteerd of gereedgemaakt als geschikte zone waarboven een luchtvaartuig een gedeelte van zijn initiële stijgvlucht tot een bepaalde hoogte mag maken;

▼M5

15 a)

„verontreinigde baan” : een baan waarvan een aanzienlijk deel van het oppervlak (al dan niet in geïsoleerde gebieden) binnen de gebruikte lengte en breedte is bedekt met rrn of meer stoffen die vermeld zijn in de beschrijvingen van de toestand van het baanoppervlak;

▼B

16)

„gevaarlijke goederen” : artikelen of stoffen die een gevaar kunnen inhouden voor de gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu en die voorkomen op de lijst van gevaarlijke goederen in de Technische Voorschriften, of die overeenkomstig die instructies zijn gerubriceerd;

▼M6

16 a)

„beslissingsaltitude” (decision altitude, DA) of „beslissingshoogte” (decision height, DH) : een gespecificeerde altitude of hoogte waarop bij een driedimensionale instrumentnadering een procedure voor gemiste nadering moet worden ingeleid als de vereiste visuele referentie om de nadering voort te zetten niet is vastgesteld;

▼B

17)

„gegevenskwaliteit” : de graad of het niveau van vertrouwen in het feit dat de geleverde gegevens voldoen aan de eisen van de gegevensgebruiker wat de nauwkeurigheid, resolutie en integriteit betreft;

▼M5

17 a)

„gegevensreeks” : een identificeerbare gegevensverzameling;

▼B

18)

„beschikbaarverklaarde afstanden” :

— 
„beschikbare startaanloop (TORA)”,
— 
„beschikbare startafstand (TODA)”,
— 
„beschikbare start-stopafstand (ASDA)”,
— 
„beschikbare landingsbaanlengte (LDA)”;

▼M5

18 a)

„droog” : met betrekking tot de toestand van de baan, een baan waarvan het oppervlak vrij is van zichtbaar vocht en waarvan het voor gebruik bestemde gebied niet verontreinigd is;

▼B

19)

„vluchtinformatiedienst” : een dienst die adviezen en informatie verstrekt die nuttig zijn voor de veilige en doeltreffende vluchtuitvoering;

▼M5

19 a)

„vreemd voorwerp (Foreign Object Debris, FOD)” : een levenloos voorwerp binnen het bewegingsgebied dat geen operationele of luchtvaartfunctie heeft en dat gevaar kan opleveren voor de exploitatie van luchtvaartuigen;

▼B

20)

„menselijke factoren” : beginselen die van toepassing zijn op luchtvaartkundig ontwerp, luchtvaartkundige certificering, opleiding, activiteiten en luchtvaartkundig onderhoud en waarbij beoogd wordt een veilig grensvlak tussen menselijke en andere systeemonderdelen te creëren middels een juiste beschouwing van menselijke prestaties;

21)

„menselijke prestaties” : menselijke vaardigheden en beperkingen die van invloed zijn op de veiligheid en efficiëntie van vluchtuitvoeringen;

▼M6

22)

„instrumentbaan” :

een van de volgende types landingsbanen die bestemd zijn voor vluchtuitvoeringen met instrumentnaderingsprocedures:

1. 

„niet-precisienaderingsbaan”: een landingsbaan met visuele hulpmiddelen en ten minste één niet-visueel hulpmiddel, bestemd voor landingen na een instrumentnadering van type A;

2. 

„precisienaderingsbaan, categorie I”: een landingsbaan met visuele hulpmiddelen en ten minste één niet-visueel hulpmiddel, bestemd voor landingen na een instrumentnadering van type B CAT I;

3. 

„precisienaderingsbaan, categorie II”: een landingsbaan met visuele hulpmiddelen en ten minste één niet-visueel hulpmiddel, bestemd voor landingen na een instrumentnadering van type B CAT II;

4. 

„precisienaderingsbaan, categorie III”: een landingsbaan met visuele hulpmiddelen en ten minste één niet-visueel hulpmiddel, bestemd voor landingen na een instrumentnadering van type B CAT III;

▼B

23)

„integriteit” : de graad van zekerheid dat een luchtvaartgegeven en de waarde ervan niet zijn verloren of gewijzigd sinds het ontstaan van het gegeven of de geautoriseerde wijziging ervan;

24)

„beschikbare landingsbaanlengte (landing distance available, LDA)” : de lengte van de baan die beschikbaar en geschikt is verklaard voor de landing en uitloop van een landend vliegtuig;

▼M5

24 a)

„betrouwbaarheid van het verlichtingssysteem” : de waarschijnlijkheid dat de volledige installatie binnen de gespecificeerde toleranties werkt en dat het systeem operationeel is;

24 b)

„locatie-indicatoren” : de jongste vigerende editie van de „Location Indicators” (Doc. 7910), als goedgekeurd en gepubliceerd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie;

▼M6

24 c)

„slechtzichtvluchten (low-visibility operations, LVO’s)” : naderingen of starts op een baan met een zichtbare baanlengte van minder dan 550 m of een beslissingshoogte van minder dan 200 voet;

▼M6

25)

„slechtzichtprocedures (low visibility procedures, LVP)” : procedures die op een luchtvaartterrein worden toegepast om de veiligheid tijdens slechtzichtvluchten te waarborgen;

26)

„slechtzichtstart (low-visibility take-off, LVTO)” : een start met een zichtbare baanlengte van minder dan 550 m;

▼M6 —————

▼B

28)

„manoeuvreerterrein” : het deel van een luchtvaartterrein dat wordt gebruikt voor het opstijgen, landen en taxiën van luchtvaartuigen, met uitzondering van platforms;

29)

„meteorologische diensten” : de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van weersvoorspellingen, instructies en waarnemingen, alsmede andere door lidstaten aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de luchtvaart;

30)

„merkbaken” : een voorwerp dat boven het grondniveau is aangebracht om een obstakel of een grens aan te geven;

31)

„markering” : een symbool of een groep symbolen die op het oppervlak van het bewegingsgebied zijn aangebracht om luchtvaartinformatie te verstrekken;

32)

„bewegingsgebied” : het deel van een luchtvaartterrein dat wordt gebruikt voor het opstijgen, landen en taxiën van luchtvaartuigen, en dat bestaat uit het manoeuvreerterrein en de platforms;

33)

„navigatiediensten” : de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het gebied van positionering en timing;

34)

„niet-instrumentbaan” : een baan die bestemd is voor vluchtuitvoeringen met zichtnaderingsprocedures;

▼M5

34 a)

„mededeling aan luchtvarenden (NOTAM)” : een mededeling die via telecommunicatiemiddelen wordt verspreid en die informatie bevat over de vaststelling, toestand of wijziging van een luchtvaartfaciliteit, -dienst, -procedure of -risico en waarvan tijdige kennisneming door het bij de uitvoering van vluchten betrokken personeel van essentieel belang is;

34 b)

„NOTAM-code” : de code die is opgenomen in de jongste vigerende editie van de „Procedures for Air Navigation Services — ICAO Abbreviations and Codes” (PANS ABC — Doc 8400), als goedgekeurd en gepubliceerd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie;

▼M6

34 c)

„vluchtuitvoering met operationele credits” :

een vluchtuitvoering waarbij gebruik wordt gemaakt van specifieke luchtvaartuigen of grondapparatuur, of van een combinatie van luchtvaartuigen en grondapparatuur die een of meer van de volgende elementen mogelijk maakt:

a) 

er kunnen lagere dan de standaard start- en landingsminima voor een bepaalde klasse vluchtuitvoeringen worden toegepast;

b) 

de zichtbaarheidsvoorschriften kunnen worden nageleefd of verminderd;

c) 

er zijn minder grondvoorzieningen nodig;

▼M6 —————

▼B

36)

„toezichtsplanningscyclus” : een tijdsperiode waarin de permanente naleving wordt geverifieerd;

37)

„snelle-uitgangstaxibaan” : een taxibaan die in een scherpe hoek met een landingsbaan is verbonden en zodanig ontworpen is dat landende vliegtuigen met een hogere snelheid kunnen afdraaien dan op andere taxibanen, zodat de bezettingstijden van de start- en landingsbanen tot een minimum worden beperkt;

38)

„baan” : een vastgesteld rechthoekig gedeelte van een luchtvaartterrein op het land, dat ingericht is voor het landen en opstijgen van luchtvaartuigen;

▼M5

38 a)

„matrix voor de beoordeling van de baantoestand (RCAM)” : een matrix waarmee de baantoestandcode (RWYCC) kan worden beoordeeld aan de hand van bijbehorende procedures, op basis van de geobserveerde toestand van het baanoppervlak en rapporten van piloten over de remwerking;

38 b)

„baantoestandcode (RWYCC)” : een nummer dat in het baantoestandrapport (RCR) moet worden gebruikt en dat het effect van de toestand van het baanoppervlak op de remprestaties en de laterale controle van het vliegtuig weergeeft;

38 c)

„baantoestandrapport (RCR)” : een uitgebreid gestandaardiseerd rapport over de toestand van het baanoppervlak en de gevolgen daarvan voor de opstijg- en landingsprestaties van het vliegtuig, beschreven aan de hand van de voorschriften met betrekking tot de staat van de baan;

38 d)

„veiligheidszone aan het einde van de baan (RESA)” : een gebied dat symmetrisch is ten opzichte van de middellijn van de baan en dat aan het einde van de strip grenst, met als hoofddoel het risico op schade aan te kort of te ver binnenkomende vliegtuigen te beperken;

38 e)

„baanwachtpositie” : een aangewezen positie waarop taxiënde luchtvaartuigen en voertuigen moeten stoppen en wachten om een baan, een obstakelbeperkend vlak of een instrumentlandingssysteem (ILS)/microgolflandingssysteem (MLS) of een kritisch/gevoelig gebied te beschermen, tenzij de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst andere instructies geeft;

38 f)

„baanstrip” :

een afgebakend gebied, met inbegrip van de baan en de eventuele baanuitloop, bestemd om:

a) 

het risico op schade aan luchtvaartuigen die naast de baan terechtkomen, te beperken;

b) 

luchtvaartuigen die tijdens het opstijgen of landen boven de baan vliegen, te beschermen;

38 g)

„toestand van het baanoppervlak” : een beschrijving van de toestand van het baanoppervlak die in het RCR wordt gebruikt als basis voor de vaststelling van de RWYCC voor de prestaties van vliegtuigen;

38 h)

„indicatoren van de toestand van het baanoppervlak” :

een van de volgende elementen op het baanoppervlak:

a) 

samengedrukte sneeuw: sneeuw die is samengedrukt tot een solide massa, die slechts in beperkte mate verder wordt samengedrukt door vliegtuigbanden onder bedrijfsdruk en -belasting of waarin die banden geen diepe sporen veroorzaken;

b) 

droge sneeuw: sneeuw waarvan niet gemakkelijk een sneeuwbal kan worden gemaakt;

c) 

vorst: ijskristallen gevormd door het aanvriezen van vocht in de lucht op een oppervlak waarvan de temperatuur zich op of onder het vriespunt bevindt; vorst heeft een meer korrelige textuur dan ijs doordat de ijskristallen bij vorst, in tegenstelling tot ijs, onafhankelijk van elkaar ontstaan;

d) 

ijs: water dat is bevroren of samengedrukte sneeuw die zich in droge en koude omstandigheden tot ijs heeft omgevormd;

e) 

smeltende sneeuw: sneeuw die zo verzadigd is met water dat er water uit loopt wanneer een handvol sneeuw wordt opgeraapt of die wegspat wanneer er hard wordt op getrapt;

f) 

stilstaand water: water met een diepte van meer dan 3 mm;

g) 

nat ijs: ijs waarop water staat of dat aan het smelten is;

h) 

natte sneeuw: sneeuw die voldoende water bevat om een stevige, goed samengedrukte sneeuwbal te kunnen maken waar geen water uit loopt;

▼B

39)

„baantype” : instrumentbaan of niet-instrumentbaan;

40)

„zichtbare baanlengte (RVR)” : de lengte tot waar de baanmarkeringen of lichten van de baanrand of baanhartlijn zichtbaar zijn voor de piloot van een luchtvaartuig dat zich op de baanhartlijn bevindt;

41)

„veiligheidsbeheersysteem” : een systematische benadering van het beheer van de veiligheid, inclusief de nodige organisatorische structuren, aansprakelijkheden, beleidsmaatregelen en procedures;

▼M5

41 a)

„gladde natte baan” : een natte baan waarvan is vastgesteld dat de rolweerstand op een aanzienlijk deel ervan is afgenomen;

▼M8

41 b)

“SNOWTAM” : een speciale serie NOTAM die worden gegeven in een standaard formaat, waarbij een oppervlakteconditierapport wordt verstrekt dat melding maakt van de aanwezigheid of het einde van gevaarlijke omstandigheden ten gevolge van sneeuw, ijs, smeltende sneeuw, ijzel, stilstaand water of water dat verband houdt met sneeuw, smeltende sneeuw, ijs of ijzel op het bewegingsgebied;

▼M5

41 c)

„speciaal geprepareerde winterbaan” : een baan met een droog bevroren oppervlak van samengedrukte sneeuw en/of ijs dat behandeld is met zand of grind of mechanisch is behandeld om de rolweerstand te verhogen;

▼B

42)

„noodstopbaan” : een vastgestelde rechthoekige zone op de grond, aan het einde van de beschikbare aanloop, die zodanig is ingericht dat een luchtvaartuig er kan stoppen in geval van een afgebroken start;

43)

„beschikbare startafstand (take-off distance available, TODA)” : de lengte van de beschikbare aanloop plus de lengte van de eventuele noodstopbaan;

44)

„beschikbare startaanloop (take-off run available, TORA)” : de lengte van de baan die beschikbaar en geschikt is verklaard voor de aanloop van een opstijgend vliegtuig;

45)

„taxibaan” :

een gedefinieerd pad op een luchtvaartterrein op het land dat bestemd is voor het taxiën van luchtvaartuigen om een deel van het luchtvaartterrein te verbinden met een ander, waaronder:

— 
de taxiweg van een luchtvaartuigopstelplaats,
— 
de taxibaan van een platform,
— 
de snelle-uitgangstaxibaan;

46)

„technische instructies” : de jongste van kracht zijnde editie van de Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air (Doc 9284-AN/905), inclusief het supplement en eventuele addenda, goedgekeurd en gepubliceerd door de International Civil Aviation Organization;

▼M5

47)

„bepalingen van het certificaat” :

— 
ICAO-locatie-indicatoren,
— 
de vluchtuitvoeringsomstandigheden (VFR/IFR, dag/nacht),
— 
vluchtuitvoeringen op speciaal geprepareerde winterbanen,
— 
de baan,
— 
verklaarde afstanden,
— 
beschikbare baantypes en naderingen,
— 
luchtvaartterreincode,
— 
de reikwijdte van activiteiten van luchtvaartuigen op luchtvaartterreinen met een hogere code,
— 
platformbeheersdiensten (ja/neen),
— 
beschermingsniveau op het gebied van redding en brandbestrijding;

▼M2

47 a)

„instrumentnadering van type A” : een instrumentnadering met een minimumdalingshoogte of -beslissingshoogte van minstens 75 m (250 ft);

▼M6

47 b)

„instrumentnadering van type B” :

een instrumentnadering met een beslissingshoogte lager dan 75 m (250 ft), gecategoriseerd als volgt:

1. 

categorie I (CAT I): met een beslissingshoogte die niet lager is dan 60 m (200 ft) en bij een zicht van niet minder dan 800 m of een zichtbare baanlengte van niet minder dan 550 m;

2. 

categorie II (CAT II): met een beslissingshoogte die lager is dan 60 m (200 ft) maar niet lager dan 30 m (100 ft), en bij een zichtbare baanlengte van niet minder dan 300 m;

3. 

Categorie IIIC (CAT IIIC): met een beslissingshoogte die lager is dan 30 m (100 ft) of zonder beslissingshoogte, en bij een zichtbare baanlengte van minder dan 300 m of zonder beperkingen van de zichtbare baanlengte;

▼M5

48)

„visuele hulpmiddelen” : indicatoren en signaalinrichtingen, markeringen, lichten, tekens en merkbakens of combinaties daarvan;

▼M5

49)

„natte baan” : een baan waarvan het voor gebruik bestemde deel van het oppervlak zichtbaar vochtig is of bedekt is met tot 3 mm diep water.

▼B




BIJLAGE II

Deel Vereisten voor autoriteiten — Luchtvaartterreinen (Deel-ADR.AR)

SUBDEEL A — ALGEMENE VEREISTEN (ADR.AR.A)

▼M4

ADR.AR.A.001 Toepassingsgebied

In deze bijlage worden de vereisten vastgesteld voor de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor:

a) 

de certificering van en het toezicht op luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen;

b) 

het ontvangen van verklaringen van voor het verlenen van platformbeheersdiensten verantwoordelijke organisaties betreffende hun bekwaamheid en middelen om zich van hun verantwoordelijkheden te kwijten en het toezicht op die organisaties.

▼B

ADR.AR.A.005 Bevoegde autoriteit

De bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waarin een luchtvaartterrein is gevestigd, is verantwoordelijk voor:

a) 

de certificering van en het toezicht op luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen;

▼M4

b) 

het ontvangen van verklaringen van organisaties die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van platformbeheersdiensten betreffende hun bekwaamheid en middelen om zich te kwijten van hun verantwoordelijkheden en het toezicht op die organisaties.

▼B

ADR.AR.A.010 Documentatie over het toezicht

a) De bevoegde autoriteit verstrekt de relevante wetteksten, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan haar relevante personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.

▼M4

b) De bevoegde autoriteit stelt regelgeving, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten ter beschikking van exploitanten van luchtvaartterreinen, voor het verlenen van platformbeheersdiensten verantwoordelijke organisaties en andere belanghebbende partijen teneinde hen te ondersteunen bij naleving van de toepasselijke eisen.

▼B

ADR.AR.A.015 Wijzen van naleving

a) Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan. Wanneer er sprake is van overeenstemming met de aanvaardbare wijzen van naleving, wordt ervan uitgegaan dat aan de gerelateerde eisen in de uitvoeringsbepalingen is voldaan.

b) Er mag gebruik worden gemaakt van alternatieve wijzen van naleving om overeenstemming te bereiken met de uitvoeringsbepalingen.

c) De bevoegde autoriteit stelt een systeem op om consequent te beoordelen of alle alternatieve wijzen van naleving die worden gebruikt door haarzelf of door exploitanten van luchtvaartterreinen of verleners van platformbeheersdiensten die onder haar toezicht staan, het mogelijk maken overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

▼M4

d) De bevoegde autoriteit beoordeelt de door een exploitant van luchtvaartterreinen of een organisatie die verantwoordelijk is voor het verlenen van AMS voorgestelde alternatieve wijzen van naleving door, overeenkomstig ADR.OR.A.015, de verstrekte documentatie te analyseren en, indien nodig, een inspectie uit te voeren van de exploitant van een luchtvaartterrein, het luchtvaartterrein of de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie.

▼B

Oordeelt de bevoegde autoriteit dat de door exploitanten van luchtvaartterreinen of verleners van platformbeheersdiensten voorgestelde alternatieve wijzen van naleving in overeenstemming zijn met de uitvoeringsbepalingen, dan zal zij onverwijld:

1) 

de aanvrager ervan in kennis stellen dat de alternatieve wijzen van naleving mogen worden gebruikt en zal zij, voor zover van toepassing, de erkenning of het certificaat van de aanvrager dienovereenkomstig aanpassen;

2) 

het Agentschap in kennis te stellen van de inhoud ervan, met inbegrip van exemplaren van de relevante documenten;

3) 

de andere lidstaten in kennis stellen van de aanvaarde alternatieve wijzen van naleving, en

▼M4

4) 

de gecertificeerde luchtvaartterreinen en de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie waarop zij toezicht uitoefent in kennis stellen, voor zover passend.

▼B

e) Gebruikt de bevoegde autoriteit zelf alternatieve wijzen van naleving om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de daarin vervatte uitvoeringsbepalingen, dan zal zij:

1) 

deze ter beschikking stellen van de exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdienstendie onder haar toezicht staan, en

2) 

het Agentschap zonder nodeloze vertraging in kennis stellen.

De bevoegde autoriteit geeft het Agentschap een volledige beschrijving van de alternatieve wijzen van naleving, inclusief herzieningen van procedures die van belang kunnen zijn, alsook een beoordeling waaruit blijkt dat de uitvoeringsbepalingen zijn nageleefd.

ADR.AR.A.025 Informatieverstrekking aan het Agentschap

a) De bevoegde autoriteit stelt het Agentschap zonder nodeloze vertraging in kennis van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

b) De bevoegde autoriteit verstrekt het Agentschap veiligheidsrelevante informatie die afkomstig is uit de door haar ontvangen meldingen van voorvallen.

ADR.AR.A.030 Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

▼M4

a) De bevoegde autoriteit voert een systeem in om veiligheidsinformatie op passende wijze te verzamelen, te analyseren en te verspreiden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).

▼B

b) Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen relevante veiligheidsinformatie op adequate wijze te analyseren en de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met luchtvaartterreinen, exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten die onder Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan vallen.

c) Bij ontvangst van de onder a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen, met inbegrip van de uitvaardiging van veiligheidsrichtsnoeren overeenkomstig ADR.AR.A.040.

▼M4

d) De overeenkomstig punt c) genomen maatregelen worden onmiddellijk meegedeeld aan de exploitanten van luchtvaartterreinen of de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie die daaraan moeten voldoen krachtens Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde uitvoeringsbepalingen. De bevoegde autoriteit stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, en de andere betrokken lidstaten als een gecombineerd optreden vereist is.

▼M4

e) Maatregelen die worden meegedeeld aan een voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie, worden ook meegedeeld aan de exploitant van het luchtvaartterrein waar de dienst wordt verleend.

▼B

ADR.AR.A.040 Veiligheidsrichtsnoeren

a) De bevoegde autoriteit stelt een veiligheidsrichtsnoer op als zij een onveilige situatie heeft vastgesteld die onmiddellijk optreden vereist; dit veiligheidsrichtsnoer kan bijvoorbeeld inhouden dat de naleving moet worden aangetoond van gewijzigde of aanvullende certificeringsspecificaties die door het Agentschap zijn opgesteld, als de bevoegde autoriteit dit nodig acht.

b) Het veiligheidsrichtsnoer wordt naar de betrokken exploitanten van luchtvaartterreinen of verleners van platformbeheersdiensten gestuurd en bevat minstens de volgende informatie:

1) 

de identificatie van de onveilige situatie;

2) 

de identificatie van het desbetreffende ontwerp of de desbetreffende apparatuur of vluchtuitvoering;

3) 

de vereiste maatregelen en de redenen daarvoor, inclusief de gewijzigde of aanvullende certificeringsspecificaties die moeten worden nageleefd;

4) 

de tijdslimiet voor naleving van de vereiste maatregelen, en

5) 

de datum van inwerkingtreding van het veiligheidsrichtsnoer.

c) De bevoegde autoriteit stuurt een kopie van het veiligheidsrichtsnoer naar het Agentschap.

d) De bevoegde autoriteit gaat na of de exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten de toepasselijke veiligheidsrichtsnoeren naleven.

▼M4

e) Veiligheidsrichtsnoeren die worden meegedeeld aan een voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie worden ook meegedeeld aan de exploitant van het luchtvaartterrein waar de dienst wordt verleend.

▼B

SUBDEEL B — BEHEER (ADR.AR.B)

ADR.AR.B.005 Beheersysteem

a) De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met ten minste:

1) 

gedocumenteerde beleidslijnen en procedures ter beschrijving van haar organisatie, wijzen en methoden om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan. De procedures moeten worden geactualiseerd en dienen binnen deze bevoegde autoriteit te worden gebruikt als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;

2) 

voldoende personeel, waaronder inspecteurs van luchtvaartterreinen, om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Dit personeel moet over de nodige kwalificaties beschikken om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring hebben en een basisopleiding, praktijkopleiding en regelmatige bijscholing hebben gevolgd om de vaardigheden op peil te houden. Er dient een systeem te worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren te volbrengen;

3) 

adequate faciliteiten en kantoorruimte om de toegewezen taken uit te voeren;

4) 

een formeel proces om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en te beoordelen of de procedures goed functioneren, waaronder de invoering van een intern controleproces en een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s.

b) De bevoegde autoriteit dient voor elk werkterrein, inclusief het managementsysteem, één of meer personen aan te wijzen die de algehele verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de relevante taak of taken.

▼M4

c) De bevoegde autoriteit stelt procedures vast voor de deelname aan wederzijdse uitwisselingen van alle nodige informatie en bijstand met andere betrokken bevoegde autoriteiten, met inbegrip van informatie over alle vastgestelde bevindingen, corrigerende follow-upmaatregelen die naar aanleiding van die bevindingen zijn genomen en handhavingsmaatregelen die zijn genomen naar aanleiding van het toezicht op een voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie die in meerdere lidstaten is geregistreerd.

▼B

ADR.AR.B.010 Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

a) Taken met betrekking tot de eerste certificering of het permanent toezicht op personen of organisaties die onder Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan vallen, worden door de lidstaten uitsluitend toegewezen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van deze taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor toe dat zij:

1) 

beschikt over een systeem om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage V bij Verordening (EG) nr. 216/2008.

Dit systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;

2) 

een gedocumenteerde overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet een duidelijke omschrijving bevatten van:

i) 

de uit te voeren taken;

ii) 

de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;

iii) 

de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;

iv) 

de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking, en

v) 

de bescherming van informatie die verkregen is bij de uitvoering van deze taken.

b) De bevoegde autoriteit waarborgt dat alle voor haar rekening verrichte taken inzake certificering of permanent toezicht onder het krachtens ADR.AR.B.005(a)(4) vereiste interne controleproces en risicobeoordelingsproces vallen.

ADR.AR.B.015 Wijzigingen van het beheersysteem

a) De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem dat wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan. Dit systeem stelt haar in staat waar nodig maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem passend en doeltreffend blijft.

b) De bevoegde autoriteit actualiseert haar beheersysteem om elke wijziging in Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan tijdig weer te geven teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.

c) De bevoegde autoriteit stelt het Agentschap in kennis van wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

ADR.AR.B.020 Gegevensbeheer

a) De bevoegde autoriteit stelt een systeem voor het bijhouden van gegevens op dat voorziet in passende opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:

1) 

de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;

2) 

de opleiding, kwalificatie en autorisatie van haar personeel;

3) 

de taakverdeling onder gekwalificeerde entiteiten, waaronder de uit hoofde van ADR.AR.B.010 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;

4) 

het certificeringsproces en het permanent toezicht op luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen;

5) 

de verklaringsprocessen en het permanent toezicht op verleners van platformbeheersdiensten;

6) 

de documentatie over gevallen van gelijkwaardig veiligheidsniveau en bijzondere omstandigheden in de certificeringsbasis, en elk Deviation Acceptance and Action Document (DAAD);

7) 

de beoordeling en kennisgeving aan het Agentschap van door exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten voorgestelde alternatieve wijzen van naleving en de beoordeling van door de bevoegde autoriteit zelf gebruikte alternatieve wijzen van naleving;

8) 

bevindingen, corrigerende maatregelen en datum van sluiting van de maatregelen, en opmerkingen;

9) 

de genomen handhavingsmaatregelen;

10) 

de veiligheidsinformatie en follow-upmaatregelen;

▼M4

11) 

het gebruik van de flexibiliteitsregeling overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139.

▼B

b) De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle certificaten die zij heeft afgegeven en alle verklaringen die zij heeft ontvangen.

c) Gegevens over de certificering van luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen of over de verklaring van een verlener van platformbeheersdiensten worden gedurende de levensduur van het certificaat of de verklaring bijgehouden, voor zover van toepassing.

d) Gegevens over punten a) 1) tot en met a) 3) en punten a) 7) tot en met a) 11) worden gedurende minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wet inzake gegevensbescherming.

SUBDEEL C — TOEZICHT, CERTIFICERING EN HANDHAVING (ADR.AR.C)

ADR.AR.C.005 Toezicht

a) De bevoegde autoriteit controleert het volgende:

1) 

de naleving van de certificeringsbasis en alle eisen die van toepassing zijn op luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen alvorens een goedkeuring of certificaat af te geven;

▼M4

2) 

de permanente naleving van de certificeringsbasis en de eisen die van toepassing zijn op luchtvaartterreinen, exploitanten van luchtvaartterreinen of voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisaties, en

▼B

3) 

de toepassing van passende veiligheidsmaatregelen zoals gedefinieerd in ADR.AR.A.030(c) en (d).

b) Deze controle:

1) 

moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het veiligheidstoezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

2) 

moet de resultaten van het veiligheidstoezicht kenbaar maken aan de betrokken exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van platformbeheersdiensten;

3) 

moet gebaseerd zijn op controles en inspecties, waaronder onaangekondigde inspecties, voor zover passend, en

4) 

moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om eventuele verdere acties te motiveren, inclusief de maatregelen van ADR.AR.C.055.

c) Bij het toezicht wordt rekening gehouden met de resultaten van toezichtsactiviteiten uit het verleden en met de vastgestelde veiligheidsprioriteiten.

d) De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij van nut acht voor het toezicht, met inbegrip van onaangekondigde inspecties, voor zover passend.

e) De bevoegde autoriteit mag, binnen haar toezichtsbevoegdheden, beslissen om overeenkomstig ADR.OPS.B.075 voorafgaande goedkeuring te eisen voor alle obstakels, ontwikkelingen en andere activiteiten in de gebieden die onder toezicht van de exploitant van het luchtvaartterrein staan, als deze de veiligheid in gevaar brengen en nadelige gevolgen hebben voor de exploitatie van een luchtvaartterrein.

ADR.AR.C.010 Toezichtsprogramma

▼M4

a) Voor alle exploitanten van luchtvaartterreinen en alle voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisaties, zal de bevoegde autoriteit:

▼B

1) 

een toezichtsprogramma opstellen en bijhouden, waarin alle bij ADR.AR.C.005 vereiste toezichtsactiviteiten aan bod komen;

2) 

een passende toezichtsplanningscyclus van hoogstens 48 maanden toepassen.

b) Elke toezichtsplanningscyclus van het toezichtsprogramma bevat audits en inspecties, inclusief onaangekondigde inspecties, voor zover passend.

▼M4

c) Het toezichtsprogramma en de planningscyclus vormen een weergave van de veiligheidsprestaties van de exploitant van het luchtvaartterrein of de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie en de risicogevoeligheid van het luchtvaartterrein.

▼B

d) Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de datums waarop audits en inspecties moeten plaatsvinden en de datums waarop deze audits en inspecties zijn uitgevoerd.

ADR.AR.C.015 Begin van het certificeringsproces

a) Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een certificaat beoordeelt de bevoegde autoriteit de aanvraag en gaat zij na of ze voldoet aan de toepasselijke eisen.

b) In het geval van een bestaand luchtvaartterrein bepaalt de bevoegde autoriteit de voorwaarden waaronder de exploitant van het luchtvaartterrein zijn activiteiten tijdens de certificeringsperiode moet uitvoeren, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat de exploitatie van het luchtvaartterrein dient te worden opgeschort. De bevoegde autoriteit stelt de exploitant van het luchtvaartterrein in kennis van het verwachte tijdschema voor het certificeringsproces en rondt het certificeringsproces zo snel mogelijk af.

c) De bevoegde autoriteit stelt de certificeringsbasis vast en stelt de aanvrager daarvan in kennis overeenkomstig ADR.AR.C.020.

ADR.AR.C.020 Certificeringsbasis

De certificeringsbasis wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld en aan de aanvrager meegedeeld en bestaat uit:

a) 

de door het Agentschap uitgevaardigde certificeringsspecificaties die de bevoegde autoriteit toepasselijk acht voor het ontwerp en het type exploitatie van het luchtvaartterrein en die van kracht zijn op de datum van toepassing van dat certificaat, tenzij:

1) 

de aanvrager verkiest te voldoen aan later van kracht geworden wijzigingen, of

2) 

de bevoegde autoriteit vaststelt dat de naleving van dergelijke later van kracht geworden wijzigingen nodig is;

b) 

alle voorschriften waarvoor een gelijkwaardig veiligheidsniveau aanvaard is door de bevoegde autoriteit; dit dient te worden aangetoond door de aanvrager, en

c) 

alle bijzondere omstandigheden die zijn voorgeschreven overeenkomstig ADR.AR.C.025 en die volgens de bevoegde autoriteit moeten worden opgenomen in de certificeringsbasis.

ADR.AR.C.025 Bijzondere omstandigheden

a) De bevoegde autoriteit schrijft gedetailleerde bijzondere technische specificaties voor, „bijzondere omstandigheden” genaamd, voor een luchtvaartterrein als de in punt ADR.AR.C.020(a) vermelde door het Agentschap uitgevaardigde certificeringsspecificaties niet volstaan of niet passend zijn om de naleving van de essentiële eisen van bijlage Va bij Verordening (EG) nr. 216/2008 te garanderen omdat:

1) 

niet aan de certificeringsspecificaties kan worden voldaan wegens fysieke, topografische of soortgelijke beperkingen die verband houden met de locatie van het luchtvaartterrein;

2) 

het ontwerp van het luchtvaartterrein nieuwe of ongebruikelijke kenmerken vertoont, of

3) 

uit ervaring met de exploitatie van het desbetreffende luchtvaartterrein of andere luchtvaartterreinen met soortgelijke ontwerpkenmerken is gebleken dat de veiligheid in gevaar kan komen.

b) De bijzondere omstandigheden omvatten de technische specificaties, inclusief na te leven beperkingen of procedures, die de bevoegde autoriteit nodig acht om te garanderen dat de essentiële eisen van bijlage Va bij Verordening (EG) nr. 216/2008 worden nageleefd.

ADR.AR.C.035 Afgifte van certificaten

a) De bevoegde autoriteit mag vóór de afgifte van het certificaat een inspectie, test, veiligheidsbeoordeling of oefening vragen als zij dit nodig acht.

b) De bevoegde autoriteit geeft een van de volgende af:

1) 

één certificaat voor het luchtvaartterrein, of

2) 

twee afzonderlijke certificaten, een voor het luchtvaartterrein en een voor de exploitant van het luchtvaartterrein.

c) De bevoegde autoriteit geeft het (de) onder b) vermelde certifica(a)t(en) af als de exploitant van het luchtvaartterrein tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit heeft aangetoond aan ADR.OR.B.025 en ADR.OR.E.005 te voldoen.

d) Het certificaat wordt geacht de certificeringsbasis en het handboek van het luchtvaartterrein te omvatten en, voor zover relevant, alle andere door de bevoegde autoriteit opgelegde exploitatievoorwaarden of -beperkingen en alle Deviation Acceptance and Action Documents (DAAD).

e) Het certificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. De rechten van de activiteiten die de exploitant van het luchtvaartterrein mag uitvoeren, worden vermeld in de bij het certificaat gevoegde voorwaarden.

f) Wanneer verantwoordelijkheden worden toevertrouwd aan andere relevante organisaties, moeten deze duidelijk worden geïdentificeerd en opgesomd.

g) Indien andere bevindingen dan die van niveau 1 niet vóór de certificeringsdatum zijn gesloten, worden ze op hun veiligheid beoordeeld en worden eventueel risicobeperkende maatregelen genomen; een corrigerend actieplan voor het sluiten van de bevinding dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

h) Om een exploitant van een luchtvaartterrein in staat te stellen de wijzigingen ten uitvoer te leggen zonder voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit overeenkomstig ADR.OR.B.040(d), keurt de bevoegde autoriteit een procedure goed waarin het toepassingsgebied van de wijzigingen is gedefinieerd en is beschreven hoe deze wijzigingen zullen worden beheerd en aangemeld.

▼M4

ADR.AR.C.040 Wijzigingen — exploitant van het luchtvaartterrein

▼B

a) Bij ontvangst van een aanvraag voor een wijziging overeenkomstig ADR.OR.B.40, waarvoor voorafgaande goedkeuring nodig is, beoordeelt de bevoegde autoriteit de aanvraag en stelt zij, voor zover relevant, de exploitant van het luchtvaartterrein in kennis van:

1) 

de door het Agentschap opgestelde toepasselijke certificeringsspecificaties die van toepassing zijn op de voorgestelde wijziging en die van kracht zijn op de datum van de aanvraag, tenzij:

a) 

de aanvrager verkiest te voldoen aan later van kracht geworden wijzigingen, of

b) 

de bevoegde autoriteit vaststelt dat de naleving van dergelijke later van kracht geworden wijzigingen nodig is;

2) 

alle andere door het Agentschap opgestelde certificeringsspecificaties die volgens de bevoegde autoriteit rechtstreeks verband houden met de voorgestelde wijziging;

3) 

alle door de bevoegde autoriteit noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden en wijzigingen van bijzondere voorwaarden die de bevoegde autoriteit heeft voorgeschreven overeenkomstig ADR.AR.C.025, en

4) 

de gewijzigde certificeringsbasis, voor zover de voorgestelde wijziging daarop betrekking heeft.

b) De bevoegde autoriteit keurt de wijziging goed als de exploitant van het luchtvaartterrein tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit heeft aangetoond dat hij voldoet aan de eisen van ADR.OR.B.040 en, indien van toepassing, ADR.OR.E.005.

c) Als de goedgekeurde wijziging gevolgen heeft voor de bepalingen van het certificaat, wijzigt de bevoegde autoriteit deze bepalingen.

d) De bevoegde autoriteit keurt alle voorwaarden goed volgens dewelke de exploitant van het luchtvaartterrein tijdens de wijziging het luchtvaartterrein dient te exploiteren.

e) Onverminderd aanvullende handhavingsmaatregelen dient de bevoegde autoriteit het organisatiecertificaat na te gaan of het certificaat dient te worden opgeschort, beperkt of ingetrokken wanneer de exploitant van het luchtvaartterrein vooraf goed te keuren wijzigingen toepast zonder dat de bevoegde autoriteit deze heeft goedgekeurd zoals bepaald onder a).

f) Voor wijzigingen die niet vooraf dienen te worden goedgekeurd, beoordeelt de bevoegde autoriteit de informatie die vermeld is in de door de exploitant van het luchtvaartterrein overeenkomstig ADR.OR.B.040(d) verstuurde kennisgeving om na te gaan of de wijzigingen op passende wijze worden beheerd en of ze voldoen aan de certificeringsbasis en aan andere passende eisen die van toepassing zijn op de wijziging. Als niet aan de eisen is voldaan, dan zal de bevoegde autoriteit:

1) 

de exploitant van het luchtvaartterrein in kennis stellen van de niet-naleving en bijkomende wijzigingen vragen, en

2) 

in geval van bevindingen van niveau 1 of 2, handelen overeenkomstig ADR.AR.C.055.

▼M4

ADR.AR.C.050 Verklaringen van voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisaties en kennisgeving van wijzigingen

a) 

Na ontvangst van een verklaring van een voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie die voornemens is op een luchtvaartterrein een dergelijke dienst te verlenen, of na ontvangst van een kennisgeving van een wijziging van de informatie in die verklaring, controleert de bevoegde autoriteit of de verklaring alle informatie bevat die op grond van bijlage III (Deel-ADR.OR) is vereist en bevestigt zij de ontvangst van de verklaring of kennisgeving aan de organisatie.

b) 

Indien de verklaring of de kennisgeving van een wijziging niet alle op grond van bijlage III, punt ADR.OR.F.005, vereiste informatie bevat of informatie bevat waaruit blijkt dat de toepasselijke eisen niet zijn nageleefd, stelt de bevoegde autoriteit de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie en de exploitant van het luchtvaartterrein waar die diensten worden verleend in kennis van de niet-naleving en vraagt zij nadere informatie. Indien dit nodig wordt geacht, voert de bevoegde autoriteit een inspectie uit van de organisatie. Als wordt bevestigd dat de eisen niet worden nageleefd, onderneemt de bevoegde autoriteit stappen zoals gedefinieerd in ADR.AR.C.055 van deze bijlage.

c) 

De bevoegde autoriteit houdt een register bij van de verklaringen en kennisgevingen van wijzigingen van de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisaties waarop zij toezicht houdt.

▼B

ADR.AR.C.055 Bevindingen, opmerkingen, corrigerende acties en handhavingsmaatregelen

a) De overeenkomstig ADR.AR.C.005(a) voor toezicht bevoegde autoriteit dient te beschikken over een systeem om de bevindingen te toetsen op hun belang voor de veiligheid.

b) De bevoegde autoriteit geeft een niveau 1-bevinding af wanneer een betekenisvolle niet-naleving wordt vastgesteld van de certificeringsbasis van het luchtvaartterrein, de toepasselijke eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, de procedures en handboeken van de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten, de voorwaarden van het certificaat of de inhoud van een verklaring, welke de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de veiligheid.

De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

1) 

ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit tijdens de normale werktijd geen toegang geven tot de faciliteiten van de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten, zoals gedefinieerd in ADR.OR.C.015;

2) 

de geldigheid van een certificaat verkrijgen of behouden door vervalsing van de ingediende documenten;

3) 

bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van een certificaat, en

4) 

het ontbreken van een verantwoordelijke beheerder.

c) De bevoegde autoriteit geeft een niveau 2-bevinding af wanneer een betekenisvolle niet-naleving wordt vastgesteld van de certificeringsbasis van het luchtvaartterrein, de toepasselijke eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, de procedures en handboeken van de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten, de voorwaarden van het certificaat of de inhoud van een verklaring, welke de veiligheid vermindert of mogelijk gevaar oplevert voor de veiligheid.

d) Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, de bevinding schriftelijk aan de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten mee en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen.

1) 

In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om het certificaat of de verklaring, al naargelang de ernst van de bevinding, geheel of gedeeltelijk in te trekken, uit het register te schrappen, te beperken of te schorsen tot de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

2) 

In het geval van niveau 2-bevindingen zal de bevoegde autoriteit:

a) 

de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten een periode toekennen voor de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen, welke vermeld is in een actieplan dat is aangepast aan het karakter van de bevinding, en

b) 

de corrigerende maatregel en het uitvoeringsplan die door de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten worden voorgesteld, beoordelen en — voor zover uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om de niet-naleving te verhelpen — aanvaarden.

3) 

Indien de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van platformbeheersdiensten geen aanvaardbaar corrigerend actieplan indient of geen corrigerende maatregelen neemt binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de onder d) 1) vastgestelde actie ondernomen.

4) 

De bevoegde autoriteit zal alle bevindingen die zij heeft vastgesteld en, voor zover van toepassing, de door haar toegepaste handhavingsmaatregelen en alle corrigerende maatregelen registreren, alsook de datum waarop de bevindingen worden gesloten.

e) Voor gevallen die geen bevinding van niveau 1 of niveau 2 vereisen, kan de bevoegde autoriteit opmerkingen maken.

▼M4

f) Alle bevindingen met betrekking tot een voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie of alle opmerkingen die ter kennis worden gebracht van een voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie worden door de bevoegde autoriteit meegedeeld aan de exploitant van het luchtvaartterrein waar de diensten worden verleend.

▼B




BIJLAGE III

▼M4

Deel Organisatievereisten (Deel-ADR.OR)

▼B

SUBDEEL A — ALGEMENE VEREISTEN (ADR.OR.A)

ADR.OR.A.005 Toepassingsgebied

In deze bijlage worden de vereisten vastgelegd die dienen te worden nageleefd door:

a) 

exploitanten van luchtvaartterreinen die onder Verordening (EG) nr. 216/2008 vallen, voor wat de certificering, het beheer, de handboeken en de andere verantwoordelijkheden van die exploitanten betreft, en

b) 

verleners van platformbeheersdiensten.

ADR.OR.A.010 Bevoegde autoriteit

Met het oog op de toepassing van dit deel is de bevoegde autoriteit die welke is aangewezen door de lidstaat waar het luchtvaartterrein is gevestigd.

ADR.OR.A.015 Wijzen van naleving

a) Om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan mag een exploitant van een luchtvaartterrein of een verlener van platformbeheersdiensten alternatieve wijzen van naleving gebruiken in plaats van de door het Agentschap vastgestelde wijzen van naleving.

b) Wanneer een exploitant van een luchtvaartterrein of een verlener van platformbeheersdiensten een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken voor de door het Agentschap vastgestelde aanvaardbare wijze van naleving waarop de naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan kan worden aangetoond, dient de exploitant alvorens de tenuitvoerlegging ervan de bevoegde autoriteit een volledige beschrijving van deze alternatieve wijze van naleving te verstrekken. In de beschrijving worden eventuele relevante herzieningen van handboeken of procedures opgenomen, alsook een beoordeling waaruit blijkt dat aan de uitvoeringsbepalingen is voldaan.

De exploitant van een luchtvaartterrein of een verlener van platformbeheersdiensten mag deze alternatieve wijze van naleving toepassen als de bevoegde autoriteit hiervoor voorafgaande toestemming heeft gegeven en de kennisgeving zoals voorgeschreven in ADR.AR.A.015(d) is ontvangen.

c) Als platformbeheersdiensten niet door de exploitant van het luchtvaartterrein zelf worden verleend, is voor het gebruik van alternatieve wijzen van naleving door de verleners van die diensten, overeenkomstig het bepaalde onder a) en b), ook voorafgaande toestemming nodig van de exploitant van het luchtvaartterrein waarop die diensten worden verleend.

▼M4

SUBDEEL B — CERTIFICERING — LUCHTVAARTTERREINEN EN EXPLOITANTEN VAN LUCHTVAARTTERREINEN (ADR.OR.B)

▼B

ADR.OR.B.005 Certificeringsverplichtingen van luchtvaartterreinen en exploitanten van luchtvaartterreinen

Alvorens van start te gaan met de exploitatie van een luchtvaartterrein of wanneer een uitzondering overeenkomstig artikel 5 is ingetrokken, dient de exploitant van het luchtvaartterrein de toepasselijke certificaten te verkrijgen die door de bevoegde autoriteit worden afgegeven.

ADR.OR.B.015 Certificaataanvraag

a) Een certificaataanvraag wordt ingediend in de vorm en op de wijze die zijn bepaald door de bevoegde autoriteit.

b) De aanvrager moet het volgende verstrekken aan de bevoegde autoriteit:

1) 

zijn officiële naam en bedrijfsnaam, adres en postadres;

2) 

informatie en gegevens over:

i) 

de locatie van het luchtvaartterrein;

▼M3

ii) 

het type activiteiten op het luchtvaartterrein en in het bijbehorende luchtruim, en

▼B

iii) 

het ontwerp en de faciliteiten van het luchtvaartterrein, overeenkomstig de toepasselijke certificeringsspecificaties die door het Agentschap zijn opgesteld;

3) 

alle voorgestelde afwijkingen van de geïdentificeerde toepasselijke certificeringsspecificaties die door het Agentschap zijn opgesteld;

4) 

documenten waaruit blijkt hoe de aanvrager zal voldoen aan de toepasselijke eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan. Deze documenten hebben ook betrekking op een procedure die in het handboek van het luchtvaartterrein is opgenomen en waarin wordt beschreven hoe wijzigingen waarvoor geen voorafgaande goedkeuring is vereist, worden beheerd en worden aangemeld bij de bevoegde autoriteit; voor latere wijzigingen van deze procedure is voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit vereist;

5) 

bewijzen dat hij over voldoende middelen beschikt om het luchtvaartterrein te exploiteren overeenkomstig de toepasselijke eisen;

6) 

gedocumenteerde bewijzen waaruit de relatie tussen de aanvrager en de eigenaar van het luchtvaartterrein en/of de landeigenaar blijkt;

7) 

de naam van en relevante informatie over de verantwoordelijke beheerder en de andere krachtens ADR.OR.D.015 aangewezen personen, en

8) 

een krachtens ADR.OR.E.005 vereiste kopie van het luchtvaartterreinhandboek.

c) Voor zover dit aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteit, mag de in de punten 7 en 8 vermelde informatie in een latere, door de bevoegde autoriteit te bepalen fase worden verstrekt, maar in elk geval vóór de afgifte van het certificaat.

ADR.OR.B.025 Bewijs van naleving

a) De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

1) 

alle nodige acties, inspecties, tests, veiligheidsbeoordelingen of oefeningen uit te voeren en te documenteren, en aan de bevoegde autoriteit aan te tonen dat:

i) 

de aangemelde certificeringsbasis, de certificeringsspecificaties die van toepassing zijn op een wijziging, alle veiligheidsrichtsnoeren, voor zover van toepassing, en de toepasselijke eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan zijn nageleefd;

ii) 

het luchtvaartterrein en de zones met beperkingen inzake hindernissen, zones met afgeschermde hindernissen en andere zones die verband houden met het luchtvaartterrein geen kenmerken vertonen waardoor de exploitatie ervan onveilig wordt, en

▼M3

iii) 

de vliegprocedures van het luchtvaartterrein en de bijbehorende wijzigingen daarvan zijn vastgesteld in overeenstemming met Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie ( 3 ).

▼B

2) 

aan de bevoegde autoriteit de middelen te verstrekken waarmee de naleving is aangetoond, en

3) 

aan de bevoegde autoriteit te verklaren dat hij voldoet aan punt a) 1).

b) De exploitant van het luchtvaartterrein houdt relevante ontwerpinformatie, waaronder tekeningen, inspecties, tests en andere relevante verslagen, ter beschikking van de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de bepalingen van ADR.OR.D.035, en verstrekt deze op verzoek aan de bevoegde autoriteit.

ADR.OR.B.030 Bepalingen van het certificaat en rechten van de certificaathouder

Een exploitant van een luchtvaartterrein dient zich te houden aan de reikwijdte en rechten die zijn gedefinieerd in de bepalingen van het certificaat.

ADR.OR.B.035 Blijvende geldigheid van een certificaat

a) Een certificaat blijft geldig op voorwaarde dat:

1) 

de exploitant van het luchtvaartterrein blijft voldoen aan de relevante eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan en het luchtvaartterrein blijft voldoen aan de certificeringsbasis, waarbij rekening wordt gehouden met de bepalingen betreffende de behandeling van bevindingen, zoals gespecificeerd in ADR.OR.C.020;

2) 

de bevoegde autoriteit toegang wordt verleend tot de organisatie van de exploitant van het luchtvaartterrein, als bepaald in ADR.OR.C.015, om de blijvende naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan vast te stellen, en

3) 

het certificaat niet wordt teruggegeven of ingetrokken.

b) In geval van intrekking of teruggave moet het certificaat onverwijld worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

▼M4 —————

▼B

ADR.OR.B.040 Wijzigingen

a) Elke wijziging:

1) 

die gevolgen heeft voor de bepalingen van het certificaat, de certificeringsbasis en veiligheidsgevoelige apparatuur van het luchtvaartterrein, of

2) 

aanzienlijke gevolgen heeft voor elementen van het beheersysteem van de exploitant van het luchtvaartterrein, zoals vereist uit hoofde van ADR.OR.D.005(b),

dient vooraf door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd.

b) Voor andere wijzigingen waarvoor voorafgaande goedkeuring is vereist krachtens Verordening EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, dient de exploitant van het luchtvaartterrein goedkeuring aan te vragen bij en te verkrijgen van de bevoegde autoriteit.

c) De aanvraag voor een wijziging overeenkomstig punt a) of b) dient te worden ingediend vóór deze wijziging plaatsvindt, teneinde de bevoegde autoriteit de mogelijkheid te bieden om na te gaan of Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan blijvend zijn nageleefd en, zo nodig, het certificaat en de daarbij gevoegde bepalingen te wijzigen.

De wijziging wordt pas uitgevoerd na ontvangst van de formele goedkeuring door de bevoegde autoriteit in overeenstemming met ADR.AR.C.040.

Tijdens de wijzigingen exploiteert de exploitant het luchtvaartterrein onder de door de bevoegde autoriteit goedgekeurde voorwaarden.

d) Wijzigingen waarvoor geen voorafgaande goedkeuring is vereist, worden beheerd en aangemeld bij de bevoegde autoriteit zoals gedefinieerd in de door de bevoegde autoriteit overeenkomstig ADR.AR.C.035(h) goedgekeurde procedure.

e) De exploitant van het luchtvaartterrein verstrekt de bevoegde autoriteit de relevante documenten overeenkomstig punt f) en ADR.OR.E.005.

f) Als onderdeel van zijn beheersysteem, zoals gedefinieerd in ADR.OR.D.005, dient de exploitant van een luchtvaartterrein die een wijziging voorstelt van het luchtvaartterrein of de exploitatie, de organisatie en beheersysteem ervan:

1) 

de banden met alle betrokken partijen vast te stellen en een veiligheidsbeoordeling te plannen en uit te voeren in overleg met deze organisaties;

2) 

de veronderstellingen en risicobeperkende maatregelen op systematische wijze op één lijn te brengen met alle betrokken partijen;

3) 

te zorgen voor een uitgebreide beoordeling van de wijziging, inclusief alle nodige interacties, en

4) 

ervoor te zorgen dat volledige en geldige argumenten, bewijzen en veiligheidscriteria worden opgesteld en gedocumenteerd om de veiligheidsbeoordeling te ondersteunen, en dat de wijziging de verbetering van de veiligheid ondersteunt, voor zover redelijkerwijs mogelijk is.

ADR.OR.B.050 Blijvende naleving van de certificeringsspecificaties van het Agentschap

Na een wijziging van de door het Agentschap opgestelde certificeringsspecificaties zal de exploitant van het luchtvaartterrein:

a) 

een toetsing uitvoeren om na te gaan welke certificeringsspecificaties van toepassing zijn op het luchtvaartterrein, en

b) 

voor zover relevant, een wijzigingsproces op gang brengen overeenkomstig ADR.OR.B.040 en de nodige wijzigingen ten uitvoer leggen op het luchtvaartterrein.

▼M4 —————

▼B

ADR.OR.B.065 Stopzetting van de exploitatie

Een exploitant die voornemens is de exploitatie van een luchtvaartterrein stop te zetten:

a) 

stelt de bevoegde autoriteit daar zo snel mogelijk van in kennis;

b) 

verstrekt deze informatie aan de passende verlener van luchtvaartinlichtingendiensten;

c) 

geeft het certificaat op de datum van stopzetting van de exploitatie terug aan de bevoegde autoriteit, en

d) 

zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn genomen om onbedoeld gebruik van het luchtvaartterrein door luchtvaartuigen te vermijden, tenzij de bevoegde autoriteit het gebruik van het luchtvaartterrein voor andere doeleinden heeft goedgekeurd.

▼M4

ADR.OR.B.070 Beëindiging van de verlening van de platformbeheersdienst

De exploitant van het luchtvaartterrein:

a) 

neemt passende maatregelen om te waarborgen dat de door de beëindiging van de exploitatie veroorzaakte veiligheidsrisico’s worden beoordeeld en beperkt;

b) 

verstrekt informatie over de onder a) bedoelde maatregelen aan de betrokken verlener van luchtvaartinformatiediensten.

▼B

SUBDEEL C — AANVULLENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN EXPLOITANTEN VAN LUCHTVAARTTERREINEN (ADR.OR.C)

ADR.OR.C.005 Verantwoordelijkheden van exploitanten van luchtvaartterreinen

a) De exploitant van het luchtvaartterrein is verantwoordelijk voor de veilige exploitatie en het veilige onderhoud van het luchtvaartterrein overeenkomstig:

1) 

Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

2) 

de bepalingen van het certificaat van het luchtvaartterrein;

3) 

de inhoud van het handboek van het luchtvaartterrein, en

4) 

alle andere handboeken van apparatuur die op het luchtvaartterrein beschikbaar is, voor zover van toepassing.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein verleent rechtstreeks de volgende diensten of coördineert de verlening van deze diensten via regelingen met de verantwoordelijke entiteiten:

1) 

de verlening van luchtvaartnavigatiediensten die zijn aangepast aan het verkeersniveau en de exploitatieomstandigheden op het luchtvaartterrein, en

2) 

het ontwerp en de actualisering van de vluchtprocedures, overeenkomstig de toepasselijke eisen.

c) De exploitant van het luchtvaartterrein pleegt overleg met de bevoegde autoriteit om te garanderen dat relevante informatie voor de veiligheid van luchtvaartuigen is opgenomen in het handboek van het luchtvaartterrein en wordt bekendgemaakt, voor zover passend. Dit heeft ook betrekking op:

1) 

toegestane vrijstellingen of afwijkingen van de toepasselijke eisen;

2) 

voorschriften waarvoor een gelijkwaardig veiligheidsniveau is aanvaard door de bevoegde autoriteit, als onderdeel van de certificeringsbasis, en

3) 

bijzondere voorwaarden en beperkingen met betrekking tot het gebruik van het luchtvaartterrein.

d) Als zich een onveilige situatie voordoet op het luchtvaartterrein, neemt de exploitant van het luchtvaartterrein onverwijld alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de delen van het luchtvaartterrein die de veiligheid in gevaar brengen, niet worden gebruikt door luchtvaartuigen.

▼M6

e) Om de veilige exploitatie van luchtvaartuigen op het luchtvaartterrein te waarborgen, verstrekt en onderhoudt de exploitant van het luchtvaartterrein zelf, of middels regelingen met derde partijen, de visuele en niet-visuele hulpmiddelen, meteorologische apparatuur en alle andere apparatuur, al naargelang de types vluchtuitvoeringen die op het luchtvaartterrein plaatsvinden.

▼B

ADR.OR.C.015 Toegang

▼M4

Om te kunnen vaststellen of de relevante vereisten van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen worden nageleefd, verleent een exploitant van een luchtvaartterrein aan alle door de bevoegde autoriteit gemachtigde personen toestemming om:

▼B

a) 

zich toegang te verschaffen tot alle faciliteiten, documenten, archieven, gegevens, procedures of alle ander materiaal dat relevant is voor zijn certificerings- of verklaringsplichtige activiteiten, al dan niet uitbesteed, en

b) 

alle door de bevoegde autoriteit nodig geachte acties, inspecties, tests, beoordelingen of oefeningen uit te voeren of bij te wonen.

ADR.OR.C.020 Bevindingen en corrigerende maatregelen

▼M4

Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen dient de exploitant van het luchtvaartterrein:

▼B

a) 

de oorzaken van de niet-naleving vaststellen;

b) 

een corrigerend actieplan opstellen, en

c) 

aantonen dat het corrigerend actieplan tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit ten uitvoer is gelegd binnen de met die autoriteit afgesproken termijn zoals gedefinieerd in ADR.AR.C.055(d).

▼M4

ADR.OR.C.025 Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem — naleving van veiligheidsrichtsnoeren

De exploitant van het luchtvaartterrein voert alle veiligheidsmaatregelen uit, inclusief door de bevoegde autoriteit overeenkomstig ADR.AR.A.030, onder c), en ADR.AR.A.040 van bijlage II vastgestelde veiligheidsrichtsnoeren.

▼B

ADR.OR.C.030 Melding van voorvallen

▼M4

a) De exploitant van het luchtvaartterrein meldt alle ongevallen, ernstige incidenten en voorvallen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) en Verordening (EU) nr. 376/2014 aan de bevoegde autoriteit en alle andere organisaties die daarvan volgens het land waar het luchtvaartterrein zich bevindt in kennis moeten worden gesteld.

▼B

b) Onverminderd het bepaalde onder a) meldt de exploitant alle storingen, technische defecten, overschrijdingen van de technische toleranties, voorvallen of andere onregelmatige omstandigheden die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen en die niet hebben geleid tot een ongeval of ernstig incident, aan de bevoegde autoriteit en de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van het luchtvaartterrein.

c) Onverminderd Verordening (EU) nr. 996/2010, Richtlijn 2003/42/EG, Verordening (EG) nr. 1321/2007 ( 5 ) van de Commissie en Verordening (EG) nr. 1330/2007 ( 6 ) van de Commissie, dienen de onder a) en b) bedoelde meldingen te geschieden in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld en moeten zij alle relevante informatie bevatten over de toestand die de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van plaftformbeheerdiensten bekend is.

▼M4

d) Exploitanten van luchtvaartterreinen dienen melding te doen binnen 72 uur na de vaststelling van het voorval waarop de melding betrekking heeft, tenzij dit door uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is.

e) Voor zover relevant, dient de exploitant van een luchtvaartterrein een follow-uprapport op te stellen waarin nadere informatie wordt verstrekt over de maatregelen die hij voornemens is te treffen om dergelijke voorvallen in de toekomst te voorkomen, en wel zodra deze maatregelen zijn vastgesteld. Dit rapport wordt opgesteld op een door de lidstaat vastgestelde wijze.

▼B

ADR.OR.C.040 Brandpreventie

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt procedures vast om:

a) 

roken te verbieden in het bewegingsgebied, andere operationele zones van een luchtvaartterrein of zones van het luchtvaartterrein waar brandstof of ander ontvlambaar materiaal is opgeslagen;

b) 

open vuren of activiteiten die brandgevaar kunnen veroorzaken te verbieden in:

1) 

zones van het luchtvaartterrein waar brandstof of ander ontvlambaar materiaal is opgeslagen;

2) 

het bewegingsgebied of andere operationele zones van het luchtvaartterrein, tenzij de exploitant van het luchtvaartterrein hiervoor toestemming heeft gegeven.

ADR.OR.C.045 Gebruik van alcohol, psychoactieve stoffen en geneesmiddelen

a) De exploitant van het luchtvaartterrein stelt procedures vast betreffende het niveau van gebruik van alcohol, psychoactieve stoffen en geneesmiddelen door:

1) 

het personeel dat betrokken is bij de exploitatie en het onderhoud van het luchtvaartterrein en redding en brandbestrijding op het luchtvaartterrein;

2) 

niet-begeleide personen die actief zijn op het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein of in andere operationele zones van het luchtvaartterrein.

b) Deze procedures omvatten de eisen dat dergelijke personen:

1) 

geen alcohol mogen gebruiken tijdens hun diensttijd;

2) 

geen andere taken mogen uitvoeren als zij onder invloed verkeren van:

i) 

alcohol of psychoactieve stoffen, of

ii) 

geneesmiddelen die een effect op hun vaardigheden kunnen hebben dat nadelig is voor de veiligheid.

▼M4

SUBDEEL D — BEHEER — EXPLOITANTEN VAN LUCHTVAARTTERREINEN (ADR.OR.D)

▼B

ADR.OR.D.005 Beheersysteem

a) De exploitant van het luchtvaartterrein past een beheersysteem toe, waarin een veiligheidsbeheersysteem is geïntegreerd, en onderhoudt dit.

b) Het beheersysteem omvat:

1) 

duidelijk omschreven verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden doorheen de volledige exploitant van het luchtvaartterrein, inclusief een rechtstreekse aansprakelijkheid voor veiligheid van het senior management;

2) 

een beschrijving van de algemene veiligheidsfilosofie en -beginselen van de exploitant van het luchtvaartterrein, zoals vermeld in het veiligheidsbeleid, ondertekend door de verantwoordelijke manager;

3) 

een formeel proces dat garandeert dat de gevaren van activiteiten worden geïdentificeerd;

4) 

een formeel proces voor de analyse, beoordeling en beperking van de veiligheidsrisico’s bij activiteiten op het luchtvaartterrein;

5) 

de middelen om de veiligheidsprestaties van de organisatie van de exploitant van het luchtvaartterrein te toetsen aan de veiligheidsprestatie-indicatoren en veiligheidsprestatiedoelstellingen van het veiligheidsbeheersysteem, en om te garanderen dat de controles van de veiligheidsrisico’s effectief zijn;

6) 

een formeel proces om:

i) 

wijzigingen te identificeren in de organisatie of het beheersysteem van de exploitant van het luchtvaartterrein of in het luchtvaartterrein of de exploitatie ervan die gevolgen kunnen hebben voor gevestigde processen, procedures en diensten;

ii) 

de regelingen te beschrijven om de veiligheidsprestaties te garanderen vóór wijzigingen ten uitvoer worden gelegd, en

iii) 

controles van veiligheidsrisico’s die niet meer nodig zijn of niet meer effectief zijn wegens wijzigingen in de exploitatieomgeving, te schrappen of te wijzigen;

7) 

een formeel proces om het onder a) vermelde beheersysteem opnieuw te bekijken, de oorzaken van ondermaatse prestaties van het veiligheidsbeheersysteem te identificeren, de gevolgen van dergelijke ondermaatse prestaties voor de exploitatie vast te stellen en die oorzaken weg te nemen of te beperken;

8) 

een veiligheidsopleidingsprogramma dat garandeert dat personeel dat betrokken is bij de exploitatie, het onderhoud en het beheer van het luchtvaartterrein en de redding en brandbestrijding op het luchtvaartterrein, zijn opgeleid en bevoegd zijn om hun taken binnen het veiligheidsbeheersysteem uit te voeren;

9) 

een formeel middel voor veiligheidscommunicatie dat garandeert dat het personeel volledig op de hoogte is van het veiligheidsbeheersysteem, dat zorgt voor de verspreiding van veiligheidskritieke informatie en dat uitlegt waarom bepaalde veiilgheidsacties worden genomen en waarom veiligheidsprocedures worden ingevoerd of gewijzigd;

10) 

de coördinatie van het veiligheidsbeheersysteem met het noodplan van het luchtvaartterrein; de coördinatie van het noodplan van het luchtvaartterrein met de noodplannen van de organisaties waarmee moet worden samengewerkt bij het verlenen van diensten op het luchtvaartterein, en

11) 

een formeel proces om na te gaan of de organisatie beantwoordt aan de relevante eisen.

c) De exploitant van het luchtvaartterrein documenteert alle belangrijke processen van het beheersysteem.

d) Het beheersysteem staat in verhouding tot de omvang van de organisatie en haar activiteiten, rekening houdende met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten.

e) Als de exploitant van het luchtvaartterrein ook houder is van een certificaat om luchtvaartnavigatiediensten te verstrekken, ziet hij erop toe dat het beheersysteem betrekking heeft op alle activiteiten binnen het toepassingsgebied van zijn certificaten.

▼M5

ADR.OR.D.007 Beheer van luchtvaartgegevens en luchtvaartinformatie

a) 

Als onderdeel van zijn beheersysteem, zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein voor de toepassing en actualisering van een kwaliteitsbeheersysteem met betrekking tot:

1) 

zijn activiteiten met betrekking tot luchtvaartgegevens;

2) 

zijn activiteiten met betrekking tot het verstrekken van luchtvaartinformatie.

b) 

In het kader van zijn beheersysteem dient de exploitant van het luchtvaartterrein een beveiligingsbeheersysteem op te zetten om de vluchtuitvoeringsgegevens die hij ontvangt, produceert of anderszins gebruikt te beveiligen en aldus te garanderen dat die gegevens uitsluitend toegankelijk zijn voor daartoe gemachtigde personen.

c) 

In het beveiligingsbeheersysteem van de exploitant van het luchtvaartterrein worden de volgende elementen gedefinieerd:

1) 

de procedures voor de beoordeling en beperking van risico’s op het gebied van de beveiliging van gegevens, het toezicht op en de verhoging van de beveiliging, de evaluatie van de beveiliging en de verspreiding van opgedane ervaringen;

2) 

de methoden om lekken in de beveiliging op te sporen en het personeel op passende wijze te waarschuwen;

3) 

de methoden om de gevolgen van schendingen van de beveiliging onder controle te houden en om herstel- en schadebeperkingsprocedures vast te stellen teneinde herhaling te voorkomen.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat zijn personeel over een veiligheidsmachtiging beschikt met betrekking tot de beveiliging van luchtvaartgegevens.

e) 

De exploitant van het luchtvaartterrein neemt de nodige maatregelen om zijn luchtvaartgegevens te beschermen tegen cyberdreigingen.

▼B

ADR.OR.D.010 Uitbestede activiteiten

a) Uitbestede activiteiten omvatten alle activiteiten binnen de reikwijdte van de erkenning van de exploitant van het luchtvaartterrein die worden uitgevoerd door een andere organisatie die ofwel zelf gecertificeerd is voor het uitvoeren van dergelijke activiteiten, ofwel als contractant onder de erkenning van de exploitant werkt, zonder zelf te zijn gecertificeerd. Als de exploitant van het luchtvaartterrein een deel zijn activiteiten uitbesteedt of inkoopt, dient hij ervoor te zorgen dat alle uitbestede of ingekochte diensten, uitrustingsstukken of producten aan de toepasselijke eisen voldoen.

b) Als een exploitant van het luchtvaartterrein een deel van zijn activiteiten uitbesteedt aan een organisatie die zelf niet krachtens dit deel is gecertificeerd voor het uitvoeren van dergelijke activiteiten, werkt de organisatie waaraan de activiteiten worden uitbesteed onder de erkenning en het toezicht van de exploitant van het luchtvaartterrein. De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de organisatie waaraan de activiteiten worden uitbesteed, zodat kan worden vastgesteld of de toepasselijke eisen blijvend worden nageleefd.

ADR.OR.D.015 Eisen met betrekking tot personeel

a) De exploitant van het luchtvaartterrein dient een verantwoordelijke beheerder aan te stellen die de bevoegdheid heeft te waarborgen dat alle activiteiten overeenkomstig de toepasselijke eisen kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd. Deze beheerder draagt de verantwoordelijkheid voor het vaststellen en onderhouden van een effectief beheersysteem.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein benoemt personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van en het toezicht op de volgende gebieden:

1) 

operationele diensten van het luchtvaartterrein, en

2) 

onderhoud van het luchtvaartterrein.

c) De exploitant van het luchtvaartterrein benoemt een persoon of een groep personen die verantwoordelijk is (zijn) voor de ontwikkeling, het onderhoud en het dagelijkse beheer van het veiligheidsbeheersysteem.

Deze personen handelen onafhankelijk van andere beheerders in de organisatie, hebben rechtstreekse toegang tot de verantwoordelijke beheerder en tot het passende beheer voor veiligheidskwesties, en moeten verantwoordelijkheid afleggen aan de verantwoordelijke beheerder.

d) De exploitant van het luchtvaartterrein dient over voldoende en gekwalificeerd personeel te beschikken voor de geplande taken en activiteiten die moeten worden verricht in overeenstemming met de toepasselijke eisen.

e) De exploitant van het luchtvaartterrein dient voldoende personeelsupervisors aan te stellen om welbepaalde taken uit te voeren en verantwoordelijkheden op te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de organisatiestructuur van de exploitant en het aantal in dienst zijnde personeelsleden.

f) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat het personeel dat betrokken is bij de exploitatie, het onderhoud en het beheer van het luchtvaartterrein voldoende is opgeleid overeenkomstig het opleidingsprogramma.

▼M5

ADR.OR.D.017 Opleidingsprogramma’s en programma’s voor het testen van vaardigheden

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ontwikkelt en organiseert een opleidingsprogramma voor personeelsleden die bij de exploitatie, het onderhoud en het beheer van het luchtvaartterrein zijn betrokken om hun permanente bekwaamheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij op de hoogte zijn van de regels en procedures die relevant zijn voor de exploitatie van het luchtvaartterrein en van het verband tussen hun functies en taken en het luchtvaartterrein als geheel.

b) 

De onder a) bedoelde opleiding:

1) 

omvat basisopleiding, periodieke opleiding, bijscholing en nascholing;

2) 

is afgestemd op de functies en taken van het personeel;

3) 

omvat de toepasselijke operationele procedures en -voorschriften van het luchtvaartterrein, alsmede het rijden.

c) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat alle andere personeelsleden, met inbegrip van personeelsleden van andere organisaties die op het luchtvaartterrein werken of diensten verrichten en die zonder begeleiding toegang hebben tot het bewegingsgebied en andere operationele zones van het luchtvaartterrein, een passende opleiding krijgen en gekwalificeerd zijn voor onbegeleide toegang.

d) 

De onder c) bedoelde opleiding omvat:

1) 

basisopleiding, periodieke opleiding, bijscholing en nascholing;

2) 

de toepasselijke operationele procedures en -voorschriften van het luchtvaartterrein, alsmede het rijden.

e) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat het onder a) en c) bedoelde personeel de noodzakelijke basisopleiding met goed gevolg heeft doorlopen alvorens toestemming te krijgen voor:

1) 

het uitvoeren van taken zonder toezicht;

2) 

onbegeleide toegang tot het bewegingsgebied en andere operationele zones van het luchtvaartterrein.

De basisopleiding omvat een voldoende lange theoretische en praktische opleiding en bekwaamheidsbeoordelingen van het personeel na die opleiding.

f) 

Om hun taken zonder toezicht te blijven uitvoeren en zonder begeleiding toegang te krijgen tot het bewegingsgebied en andere operationele zones van het luchtvaartterrein en tenzij anders gespecificeerd in dit deel en in deel-ADR.OPS, zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat het onder a) en c) bedoelde personeel met goed gevolg de volgende opleiding heeft genoten over de regels en procedures die relevant zijn voor de exploitatie van het luchtvaartterrein:

1) 

periodieke opleiding, met intervallen van maximaal 24 maanden na de voltooiing van de basisopleiding. Indien de periodieke opleiding plaatsvindt in de laatste drie kalendermaanden van dat interval, begint het nieuwe interval te lopen na het verstrijken van het oorspronkelijke interval;

2) 

bijscholing, voorafgaand aan het uitvoeren van hun werkzaamheden zonder toezicht of het verkrijgen van toestemming voor onbegeleide toegang tot het bewegingsgebied of een andere operationele zone van het luchtvaartterrein, na een afwezigheid op het werk van minstens drie en maximaal twaalf opeenvolgende maanden. Personeelsleden die meer dan twaalf opeenvolgende maanden afwezig zijn, moeten een basisopleiding volgen overeenkomstig punt c);

3) 

nascholing vanwege wijzigingen van hun operationele omgeving of toegewezen taken, voor zover nodig.

g) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ontwikkelt en organiseert een programma voor het testen van de vaardigheden van personeelsleden als bedoeld onder a), en ziet erop toe dat de onder c) bedoelde personeelsleden hebben aangetoond dat zij voor de uitvoering van hun taken over de nodige bekwaamheden beschikken, overeenkomstig een programma voor het testen van de vaardigheden, teneinde het volgende te waarborgen:

1) 

de blijvende bekwaamheid van het personeel;

2) 

kennis van het personeel van de voor zijn functies en taken relevante regels en procedures.

Tenzij anders gespecificeerd in dit deel en deel ADR.OPS, dient de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor te zorgen dat de onder a) en c) bedoelde personen na het voltooien van hun basisopleiding met intervallen van maximaal 24 maanden aan een vaardigheidstest worden onderworpen.

h) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

1) 

voor het geven van opleidingen en de organisatie van beoordeling en vaardigheidstesten een beroep wordt gedaan op gekwalificeerde en ervaren instructeurs;

2) 

passende faciliteiten, middelen en uitrusting beschikbaar zijn voor de organisatie van opleiding en, desgevallend, vaardigheidstesten.

i) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en uitvoering van procedures voor de organisatie van de opleidingen en programma’s voor het testen van vaardigheden en:

1) 

houdt passende gegevens bij over de kwalificaties, opleiding en vaardigheidstests, teneinde de naleving van deze eis aan te tonen;

2) 

stelt die gegevens op verzoek ter beschikking van het betrokken personeel;

3) 

stelt, als een persoon in dienst treedt bij een andere werkgever, de gegevens van die persoon op verzoek ter beschikking van die nieuwe werkgever.

▼B

ADR.OR.D.020 Eisen inzake faciliteiten

a) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat passende en geschikte faciliteiten beschikbaar zijn voor zijn personeel of voor het personeel dat in dienst is bij partijen waaraan hij de verlening van operationele luchtvaartterreindiensten en onderhoudsdiensten heeft uitbesteed.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein wijst zones op het luchtvaartterrein aan die geschikt zijn voor de opslag van gevaarlijke goederen die via het luchtvaartterrein worden vervoerd, overeenkomstig de technische instructies.

ADR.OR.D.025 Coördinatie met andere organisaties

De exploitant van het luchtvaartterrein dient ervoor te zorgen:

a) 

dat in het beheersysteem van het luchtvaartterrein aandacht wordt besteed aan de coördinatie en interface met de veiligheidsprocedures van andere organisaties die diensten verlenen of exploiteren op het luchtvaartterrein, en

b) 

dat dergelijke organisaties over veiligheidsprocedures beschikken, teneinde te voldoen aan de toepasselijke eisen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan en aan de eisen die zijn vastgesteld in het luchtvaartterreinhandboek.

ADR.OR.D.027 Veiligheidsprogramma’s

De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

a) 

programma’s ter bevordering van de veiligheid en de uitwisseling van veiligheidsrelevante informatie op te stellen, te leiden en uit te voeren, en

b) 

organisaties die diensten op het luchtvaartterrein exploiteren of verlenen, aan te moedigen om deel te nemen aan dergelijke programma’s.

ADR.OR.D.030 Veiligheidsrapporteringssysteem

a) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de opstelling en toepassing van een veiligheidsrapporteringssysteem voor alle personeelsleden en organisaties die diensten exploiteren of verlenen op het luchtvaartterrein, teneinde de veiligheid op en het veilige gebruik van het luchtvaartterrein te bevorderen.

b) Overeenkomstig ADR.OR.D.005(b)(3) dient de exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

te eisen dat de onder a) vermelde personeelsleden en organisaties gebruikmaken van het veiligheidsrapporteringssysteem voor de verplichte melding van alle ongevallen, ernstige incidenten en voorvallen, en

2) 

erop toe te zien dat het veiligheidsrapporteringssysteem kan worden gebruikt voor de vrijwillige rapportering van defecten, fouten en veiligheidsrisico’s die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid.

c) Het veiligheidsrapporteringssysteem beschermt de identiteit van de melder, moedigt vrijwillige melding aan en biedt de mogelijkheid om anoniem meldingen te doen.

d) De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

1) 

alle meldingen te registreren;

2) 

de meldingen te analyseren en te beoordelen, voor zover van toepassing, teneinde veiligheidstekortkomingen op te sporen en tendensen vast te stellen;

3) 

ervoor te zorgen dat alle organisaties die op het luchtvaartterrein diensten exploiteren of verlenen welke relevant zijn voor het veiligheidsrisico, deelnemen aan de analyse van deze meldingen, en dat corrigerende en/of preventieve maatregelen worden vastgesteld en toegepast;

4) 

de meldingen te onderzoeken, voor zover van toepassing, en

5) 

zich te onthouden van de toewijzing van schuld, overeenkomstig het beginsel van een „cultuur van billijkheid”.

ADR.OR.D.035 Het bijhouden van gegevens

a) De exploitant van het luchtvaartterrein stelt een passend systeem op voor het bijhouden van gegevens, dat betrekking heeft op alle activiteiten die hij onderneemt uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

b) Het formaat van de gegevens wordt gespecificeerd in het luchtvaartterreinhandboek.

c) De gegevens worden opgeslagen op een manier die bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal waarborgt.

d) De gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met uitzondering van:

1) 

de certificeringsbasis van het luchtvaartterrein, de gebruikte alternatieve wijzen van naleving en de geldende certificaten van het luchtvaartterrein of de exploitant van het luchtvaartterrein, die gedurende de volledige geldigheidstermijn van de certificaten worden bijgehouden;

2) 

de regelingen met andere organisaties, die worden bijgehouden zolang zij van kracht zijn;

3) 

de handboeken van de apparatuur of systemen die op het luchtvaartterrein worden gebruikt, die worden bijgehouden zolang deze apparatuur of systemen in gebruik zijn op het luchtvaartterrein;

4) 

de veiligheidsbeoordelingsverslagen, die worden bijgehouden gedurende de volledige levensduur van het systeem/de procedure/de activiteit;

5) 

gegevens over de opleiding en kwalificaties van het personeel, medische dossiers en vaardigheidstests, voor zover van toepassing, die worden bijgehouden tot minstens vier jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst of tot de bevoegde autoriteit een audit heeft uitgevoerd van het domein waarop het personeel werkzaam was; en

▼M5

6) 

de actuele versie van het gevarenregister;

▼M5

7) 

gegevens over de afgifte van vergunningen voor het besturen van een voertuig en, in voorkomend geval, certificaten van talenkennis, tot ten minste vier jaar nadat een persoon uit dienst is getreden, of over de intrekking of annulering van een vergunning voor het besturen van een voertuig, tot de bevoegde autoriteit een audit van die activiteit heeft uitgevoerd, en

8) 

gegevens over voertuigvergunningen en onderhoudsgegevens van de exploitant van het luchtvaartterrein tot ten minste vier jaar nadat een voertuig uit dienst is genomen, of tot de bevoegde autoriteit een audit van die activiteit heeft uitgevoerd.

▼B

e) De wetgeving inzake gegevensbescherming is van toepassing op al deze gegevens.

SUBDEEL E — HANDBOEK EN DOCUMENTATIE VAN HET LUCHTVAARTTERREIN (ADR.OR.E)

ADR.OR.E.005 Luchtvaartterreinhandboek

a) De exploitant van het luchtvaartterrein stelt een luchtvaartterreinhandboek op en houdt dit bij.

b) De inhoud van het luchtvaartterreinhandboek vormt een weergave van de certificeringsbasis en de eisen die zijn uiteengezet in dit deel en Deel-ADR.OPS, voor zover van toepassing, en mag niet in strijd zijn met de bepalingen van het certificaat. Het luchtvaartterreinhandboek bevat of verwijst naar alle nodige informatie voor het veilige gebruik, de exploitatie en het onderhoud van het luchtvaartterrein, de het luchtvaartterreinapparatuur en het hindernisbeperkend vlak, het hindernisbeschermend vlak en andere zones die verband houden met het luchtvaartterrein.

c) Het luchtvaartterreinhandboek mag in afzonderlijke delen worden uitgegeven.

d) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat al het personeel van het luchtvaartterrein en van andere relevante organisaties gemakkelijk toegang krijgt tot de delen van het luchtvaartterreinhandboek die relevant zijn voor hun taken en verantwoordelijkheden.

e) De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

1) 

de bevoegde autoriteit de geplande wijzigingen en herzieningen van het luchtvaartterreinhandboek te verstrekken vóór de datum waarop deze effectief worden, voor wat betreft punten waarvoor voorafgaande goedkeuring vereist is overeenkomstig ADR.OR.B.040, en ervoor te zorgen dat deze wijzigingen en herzieningen niet effectief worden vóór de goedkeuring van de bevoegde autoriteit is verkregen, of

2) 

de bevoegde autoriteit de geplande wijzigingen en herzieningen van het luchtvaartterreinhandboek te verstrekken vóór de datum waarop deze effectief worden, als voor de voorgestelde wijziging of herziening van het luchtvaartterreinhandboek alleen een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit vereist is overeenkomstig ADR.OR.B.040(d) en ADR.OR.B.015(b).

f) Onverminderd het bepaalde onder e) mogen wijzigingen of herzieningen die uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk zijn, worden gepubliceerd en toegepast mits de eventueel benodigde goedkeuring is aangevraagd.

g) De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

1) 

de inhoud van het luchtvaartterreinhandboek te controleren, te actualiseren en waar nodig te wijzigen;

2) 

alle door de bevoegde autoriteit vereiste wijzigingen en herzieningen op te nemen, en

3) 

al het personeel van het luchtvaartterrein en alle andere relevante organisaties bewust te maken van de wijzigingen die relevant zijn voor hun taken en verantwoordelijkheden.

h) De exploitant van het luchtvaartterrein dient te waarborgen dat alle informatie uit andere goedgekeurde documenten en wijzigingen daarvan juist wordt weergegeven in het luchtvaartterreinhandboek. De exploitant mag evenwel conservatievere gegevens en procedures publiceren in het luchtvaartterreinhandboek.

i) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

1) 

het luchtvaartterreinhandboek geschreven is in een taal die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteit, en

2) 

alle personeelsleden de taal waarin de delen van het luchtvaartterreinhandboek en andere operationele documenten die betrekking hebben op hun taken en verantwoordelijkheden is geschreven, kunnen lezen en begrijpen.

j) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat het luchtvaartterreinhandboek:

1) 

is ondertekend door de verantwoordelijke beheerder van het luchtvaartterrein;

2) 

gedrukt is of in elektronisch formaat beschikbaar is en gemakkelijk kan worden herzien;

3) 

beschikt over een systeem voor het beheer van de versies, dat wordt toegepast en zichtbaar gemaakt in het luchtvaartterreinhandboek, en

4) 

rekening houdt met beginselen die betrekking hebben op menselijke factoren en is georganiseerd op een manier die de opstelling, het gebruik en de toetsing ervan vergemakkelijkt.

k) De exploitant van het luchtvaartterrein houdt minstens een volledig en actueel exemplaar van het luchtvaartterreinhandboek bij op het luchtvaartterrein en stelt het ter beschikking van de bevoegde autoriteit voor inspectie.

l) De inhoud van het luchtvaartterreinhandboek dient er als volgt uit te zien:

1) 

Algemeen;

2) 

Het beheersysteem van het luchtvaartterrein, eisen inzake kwalificaties en opleiding;

3) 

Bijzondere kenmerken van het luchtvaartterrein;

4) 

Bijzondere kenmerken van het luchtvaartterrein die aan de luchtvaartinlichtingendienst moeten worden meegedeeld, en

5) 

Bijzondere kenmerken van de exploitatieprocedures van het luchtvaartterrein, de luchtvaartterreinapparatuur en de veiligheidsmaatregelen.

ADR.OR.E.010 Eisen inzake documentatie

a) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat alle andere vereiste documentatie en bijbehorende wijzigingen beschikbaar zijn.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein dient in staat te zijn om instructies betreffende de vluchtuitvoering en andere informatie onverwijld te verspreiden.

▼M4

SUBDEEL F — PLATFORMBEHEERSDIENSTEN (ADR.OR.F)

ADR.OR.F.001 Verantwoordelijkheden van de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie

De voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie verleent de platformbeheersdienst overeenkomstig:

a) 

de vereisten van bijlage VII bij Verordening (EU) 2018/1139 en bijlage III (Deel-ADR.OR) en bijlage IV (Deel-ADR.OPS) bij deze verordening;

b) 

haar verklaring;

c) 

de vluchtuitvoeringsprocedures die zijn opgenomen in het handboek voor het luchtvaartterrein;

d) 

haar handboek voor het managementsysteem overeenkomstig ADR.OR.F.095;

e) 

alle andere handboeken die voor het verlenen van de platformbeheersdienst worden gebruikt.

ADR.OR.F.005 Verklaring van de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisaties

a) 

Wanneer een voor de levering van AMS verantwoordelijke organisatie voornemens is ten minste de in ADR.OPS.D.001, onder a, punten 1 en 2, bedoelde richtsnoeren aan luchtvaartuigen te verstrekken, dient zij ten minste twee maanden voor de datum van de geplande aanvang van de dienstverlening een verklaring in bij de bevoegde autoriteit. Die verklaring moet de volgende informatie bevatten:

1) 

de naam van de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie;

2) 

de contactgegevens van de voor het verlenen van AMS verantwoordelijke organisatie;

3) 

de naam en contactgegevens van de verantwoordelijke manager;

4) 

de namen van de luchtvaartterreinen in de lidstaat waar de dienst zal worden verleend;

5) 

een lijst van luchtvaartterreinen in andere lidstaten waar de dienst wordt verleend;

6) 

de geplande aanvangsdatum van de verlening van de platformbeheersdienst;

7) 

een verklaring waarin wordt bevestigd dat zij formele regelingen heeft getroffen met de exploitant van het luchtvaartterrein en de verlener van luchtverkeersdiensten op het luchtvaartterrein waar zij voornemens is de platformbeheersdienst te verlenen;

8) 

een verklaring waarin wordt bevestigd dat de organisatie die verantwoordelijk is voor de levering van AMS een veiligheidsbeleid heeft ontwikkeld en dat zij dat beleid zal toepassen tijdens het verlenen van de dienst waarop de verklaring betrekking heeft, overeenkomstig ADR.OR.F.045, onder b), punt 2;

9) 

een verklaring die bevestigt dat de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie voldoet aan de toepasselijke vereisten van bijlage VII bij Verordening (EU) 2018/1139 en bijlage III (Deel-ADR.OR) en bijlage IV (Deel-ADR.OPS) bij deze verordening en dat zij daar tijdens de verlening van de diensten waarop de verklaring betrekking heeft aan zal blijven voldoen.

b) 

In afwijking van punt a) dient een gecertificeerde exploitant van een luchtvaartterrein of een erkende verlener van luchtverkeersdiensten die voornemens is platformbeheersdiensten te verlenen:

1) 

de bevoegde autoriteit in te lichten;

2) 

zijn veiligheidsbeleid te herzien zodat het ook de verlening van platformbeheersdiensten bestrijkt;

3) 

de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van het opleidingsprogramma van het personeel dat hij voor het verlenen van de dienst wil inzetten.

ADR.OR.F.010 Blijvende geldigheid van de verklaring

Een overeenkomstig punt ADR.OR.F.005 ingediende verklaring van een voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie blijft geldig onder de volgende voorwaarden:

a) 

de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie voldoet aan de vereisten van bijlage VII bij Verordening (EU) 2018/1139 en bijlage III (Deel-ADR.OR) en bijlage IV (Deel-ADR.OPS) bij deze verordening, rekening houdend met de bepalingen inzake de follow-up van bevindingen in punt ADR.OR.F.035 van deze bijlage;

b) 

de bevoegde autoriteit krijgt toegang tot de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie overeenkomstig punt ADR.OR.F.030 van deze bijlage voor de vaststelling van de blijvende naleving van de eisen in bijlage VII bij Verordening (EU) 2018/1139 en in bijlage III (Deel-ADR.OR) en bijlage IV (Deel-ADR.OPS) bij deze verordening;

c) 

de verklaring is niet ingetrokken door de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie noch aangemeld door de bevoegde autoriteit met het oog op de stopzetting van de diensten, of een deel daarvan, waarop de verklaring betrekking heeft.

ADR.OR.F.015 Aanvang van de verlening van de platformbeheersdienst

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie begint met de verlening van platformbeheersdiensten op het luchtvaartterrein als:

a) 

de bevoegde autoriteit de verklaring heeft ontvangen;

b) 

zij formele regelingen heeft getroffen met de gecertificeerde exploitant van het luchtvaartterrein en de erkende verlener van luchtverkeersdiensten op het luchtvaartterrein waar de dienst wordt verleend overeenkomstig de punten ADR.OR.F.085 en ADR.OR.F.090;

c) 

zij bewijs levert dat haar personeel de vereiste basisopleiding en eenheidsopleiding heeft voltooid.

ADR.OR.F.020 Beëindiging van de verlening van de platformbeheersdienst

Een voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie die voornemens is de levering van de dienst op een luchtvaartterrein definitief stop te zetten:

a) 

stelt de exploitant van het luchtvaartterrein en de bevoegde autoriteit daar zo spoedig mogelijk van in kennis, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen voor de veilige voortzetting van de dienst;

b) 

dient bij de bevoegde instantie een gewijzigde verklaring of een verzoek tot schrapping van de verklaring in op de datum waarop de dienst wordt beëindigd.

ADR.OR.F.025 Wijzigingen

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie coördineert met de exploitant van het luchtvaartterrein alle wijzigingen in de informatie die is opgenomen in de in punt ADR.OR.F.005, onder a), bedoelde verklaring en in het opleidingsprogramma of het handboek van het veiligheidsbeheersysteem als bedoeld in respectievelijk punt ADR.OR.F.005, onder b), en punt ADR.OR.F.095.

b) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle onder a) bedoelde wijzigingen en dient zo nodig een gewijzigde verklaring in.

c) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie verstrekt de bevoegde autoriteit de relevante documentatie overeenkomstig punt d).

d) 

Als onderdeel van het in punt ADR.OR.F.045 genoemde beheersysteem dient een voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie die een wijziging in haar organisatie, beheersysteem of opleidingsprogramma voorstelt:

1) 

de banden met alle betrokken partijen vast te stellen en een veiligheidsbeoordeling te plannen en uit te voeren in overleg met deze organisaties;

2) 

de veronderstellingen en risicobeperkende maatregelen op systematische wijze op één lijn te brengen met alle betrokken partijen;

3) 

te zorgen voor een uitgebreide beoordeling van de wijziging, inclusief alle nodige interacties;

4) 

ervoor te zorgen dat volledige en geldige argumenten, bewijzen en veiligheidscriteria worden opgesteld en gedocumenteerd om de veiligheidsbeoordeling te ondersteunen, en dat de wijziging de verbetering van de veiligheid ondersteunt, voor zover redelijkerwijs haalbaar.

ADR.OR.F.030 Toegang

Om te kunnen beoordelen of een voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie overeenkomstig haar verklaring handelt, zorgt die organisatie ervoor dat elke door de bevoegde autoriteit naar behoren gemachtigde persoon, te allen tijde:

a) 

toegang krijgt tot alle faciliteiten, documenten, registers, gegevens, procedures of ander materiaal dat relevant is voor haar activiteiten;

b) 

alle door de bevoegde autoriteit nodig geachte acties, inspecties, tests, beoordelingen of oefeningen mag uitvoeren of bijwonen.

ADR.OR.F.035 Bevindingen en corrigerende maatregelen

a) 

Nadat de bevoegde autoriteit overeenkomstig punt ADR.AR.C.055 van bijlage II een voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie in kennis heeft gesteld van een bevinding, neemt die organisatie de volgende stappen binnen de door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn:

1) 

de oorzaken van de niet-naleving vaststellen;

2) 

opstellen van een corrigerend actieplan;

3) 

aantonen dat het corrigerend actieplan tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit ten uitvoer is gelegd binnen de overeenkomstig ADR.AR.C.055, onder d), van bijlage II met die autoriteit afgesproken termijn.

b) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie stelt de exploitant van het luchtvaartterrein in kennis van de onder a) beschreven acties en coördineert die acties in voorkomend geval met de exploitant van het luchtvaartterrein.

ADR.OR.F.040 Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem — naleving van veiligheidsrichtsnoeren

Een organisatie die verantwoordelijk is voor de verlening van AMS:

a) 

voert alle veiligheidsmaatregelen uit, met inbegrip van door de bevoegde autoriteit overeenkomstig ADR.AR.A.030, onder c), en ADR.AR.A.040 van bijlage II vastgestelde veiligheidsrichtsnoeren;

b) 

bij de uitvoering van de onder a) bedoelde maatregelen, zorgen de exploitant van het luchtvaartterrein en de verlener van luchtverkeersdiensten voor de nodige coördinatie.

ADR.OR.F.045 Beheersysteem

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie, de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van luchtverkeersdiensten, als die laatste gedeeltelijk of uitsluitend platformbeheersdiensten verleent, zorgt voor de invoering en handhaving van een beheersysteem, met inbegrip van een veiligheidsbeheersysteem dat ook die activiteiten bestrijkt.

b) 

Het beheersysteem omvat:

1) 

duidelijk omschreven verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden voor de volledige organisatie, inclusief een de rechtstreekse aansprakelijkheid van het senior management voor de veiligheid;

2) 

een beschrijving van de algemene veiligheidsfilosofie en ‐beginselen van de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie, zoals vermeld in het veiligheidsbeleid, ondertekend door de verantwoordelijke manager;

3) 

een formeel proces dat garandeert dat de gevaren van activiteiten worden geïdentificeerd;

4) 

een formeel proces voor de analyse, beoordeling en beperking van de veiligheidsrisico’s bij het verlenen van platformbeheersdiensten;

5) 

de middelen om de veiligheidsprestaties van de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie te toetsen aan de veiligheidsprestatie-indicatoren en veiligheidsprestatiedoelstellingen van het veiligheidsbeheersysteem, en om te garanderen dat de controles van de veiligheidsrisico’s effectief zijn;

6) 

een formeel proces om:

i) 

veranderingen in de organisatie, haar beheersysteem of de verlening van platformbeheersdienst die gevolgen kunnen hebben voor vastgestelde processen, procedures en diensten in kaart te brengen;

ii) 

de regelingen te beschrijven om de veiligheidsprestaties te garanderen vóór wijzigingen ten uitvoer worden gelegd;

iii) 

controles van veiligheidsrisico’s die niet meer nodig zijn of niet meer effectief zijn wegens wijzigingen in de exploitatieomgeving, te schrappen of te wijzigen;

7) 

een formeel proces om het onder a) vermelde beheersysteem opnieuw te bekijken, de oorzaken van ondermaatse prestaties van het veiligheidsbeheersysteem te identificeren, de gevolgen van dergelijke ondermaatse prestaties voor de exploitatie vast te stellen en die oorzaken weg te nemen of te beperken;

8) 

een veiligheidsopleidingsprogramma dat garandeert dat personeelsleden die bij de verlening van platformbeheersdiensten zijn betrokken opgeleid en bevoegd zijn om hun taken binnen het veiligheidsbeheersysteem uit te voeren;

9) 

een formeel middel voor veiligheidscommunicatie dat garandeert dat het personeel volledig op de hoogte is van het veiligheidsbeheersysteem, dat zorgt voor de verspreiding van veiligheidskritieke informatie en dat uitlegt waarom bepaalde veiligheidsacties worden genomen en waarom veiligheidsprocedures worden ingevoerd of gewijzigd;

10) 

een formeel proces om na te gaan of de organisatie beantwoordt aan de relevante eisen.

c) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie documenteert in een handboek alle sleutelprocessen van het beheersysteem.

ADR.OR.F.050 Rapportage van alle storingen van voor de verlening van platformbeheersdiensten gebruikte systemen

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 stelt de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie de bevoegde autoriteit van het land waar het luchtvaartterrein zich bevindt, de exploitant van het luchtvaartterrein en de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van apparatuur van het luchtvaartterrein die voor de verlening van AMS wordt gebruikt in kennis van alle storingen, technische defecten, overschrijdingen van de technische toleranties, voorvallen of andere onregelmatigheden die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen maar die niet tot een ongeval of ernstig incident hebben geleid.

ADR.OR.F.055 Veiligheidsrapporteringssysteem

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie zorgt voor de vaststelling en toepassing van een veiligheidsrapporteringssysteem voor haar personeel.

b) 

In het kader van het in ADR.OR.F.045, onder b), punt 3, bedoelde proces zorgt de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie ervoor dat:

1) 

haar personeel gebruik maakt van het veiligheidsrapporteringssysteem voor de verplichte melding van ongevallen, ernstige incidenten en voorvallen;

2) 

dat het veiligheidsrapporteringssysteem kan worden gebruikt voor de vrijwillige rapportering van defecten, fouten en veiligheidsrisico’s die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid.

c) 

Het veiligheidsrapporteringssysteem beschermt de identiteit van de melder, moedigt vrijwillige melding aan en biedt de mogelijkheid om anoniem meldingen te doen.

d) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie:

1) 

registreert alle meldingen;

2) 

zendt de rapporten naar de exploitant van het luchtvaartterrein en, indien relevant, naar de verlener van luchtverkeersdiensten;

3) 

analyseert en beoordeelt in samenwerking met de exploitant van het luchtvaartterrein en/of de verlener van luchtverkeersdiensten de verslagen om de veiligheidstekortkomingen weg te werken en trends in kaart te brengen;

4) 

neemt in voorkomend geval deel aan het onderzoek van de verslagen van de exploitant van het luchtvaartterrein;

5) 

onthoudt zich van de toewijzing van schuld, overeenkomstig het beginsel van een „cultuur van billijkheid”.

ADR.OR.F.060 Veiligheidsprogramma’s

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie neemt deel aan de door de exploitant van het luchtvaartterrein opgezette veiligheidsprogramma’s.

ADR.OR.F.065 Personeelsvoorschriften

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie:

1) 

stelt een verantwoordelijke beheerder aan die de bevoegdheid heeft om te waarborgen dat alle activiteiten overeenkomstig de toepasselijke eisen kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd. Die beheerder is verantwoordelijk voor het vaststellen en onderhouden van een effectief managementsysteem;

2) 

wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor het beheer van en het toezicht op de operationele diensten in verband met het platformbeheer;

3) 

wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling, het onderhoud en het dagelijkse beheer van het veiligheidsbeheersysteem. Die persoon handelt onafhankelijk van andere beheerders binnen de organisatie, heeft rechtstreekse toegang tot de verantwoordelijke beheerder en tot het passende veiligheidsbeheersysteem, en legt verantwoording af aan de verantwoordelijke beheerder;

4) 

beschikt over voldoende en gekwalificeerd personeel voor de geplande taken en activiteiten die moeten worden verricht in overeenstemming met de toepasselijke eisen;

5) 

stelt voldoende personeelssupervisors aan om welbepaalde taken uit te voeren en verantwoordelijkheden op te nemen, rekening houdend met de organisatiestructuur van de exploitant en met het aantal personeelsleden dat de organisatie in dienst heeft;

6) 

zorgt ervoor dat het bij de verlening van de platformbeheersdienst betrokken personeel naar behoren wordt opgeleid in overeenstemming met het opleidingsprogramma.

b) 

Indien de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van luchtverkeersdiensten gedeeltelijk of uitsluitend de platformbeheersdienst verricht, zorgt hij ervoor dat de eisen onder a) worden opgenomen in de toewijzing van verantwoordelijkheden binnen hun beheersystemen.

ADR.OR.F.075 Gebruik van alcohol, psychoactieve stoffen en geneesmiddelen

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie past de procedures toe die zijn vastgesteld door de exploitant van het luchtvaartterrein overeenkomstig ADR.OR.C.045 met betrekking tot het gebruik van alcohol, psychoactieve stoffen en geneesmiddelen door het personeel dat betrokken is bij de verlening van platformbeheersdiensten.

ADR.OR.F.080 Bijhouden van gegevens

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie stelt een passend systeem op voor het bijhouden van gegevens, dat betrekking heeft op alle activiteiten die zij onderneemt uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

b) 

Het formaat van de gegevens wordt gespecificeerd in het handboek voor het beheersysteem.

c) 

De registers worden opgeslagen op een manier die bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal waarborgt.

d) 

De gegevens worden ten minste vijf jaar bewaard, met dien verstande dat:

1) 

de huidige verklaring wordt bewaard gedurende de looptijd van die verklaring;

2) 

schriftelijke overeenkomsten met andere organisaties worden bewaard zolang ze van kracht zijn;

3) 

veiligheidsbeoordelingsverslagen worden bijgehouden gedurende de volledige levensduur van het systeem/de procedure/de activiteit;

4) 

gegevens over de opleiding en kwalificaties van het personeel, alsmede vaardigheidstests worden bijgehouden tot minstens vier jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst of tot de bevoegde autoriteit een audit heeft uitgevoerd van het terrein waarop het personeel werkzaam was.

e) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie stelt een gevarenregister in en houdt dit bij.

ADR.OR.F.085 Formele overeenkomst tussen de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie en de exploitant van het luchtvaartterrein

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie sluit een formele overeenkomst met de exploitant van het luchtvaartterrein waar zij voornemens is de platformbeheersdienst aan te bieden.

b) 

De overeenkomst wordt gesloten voor het begin van de dienstverlening.

c) 

De formele overeenkomst bevat ten minste de volgende elementen:

1) 

de looptijd van de overeenkomst;

2) 

de afbakening van het gebied waar de platformbeheersdienst zal worden verleend;

3) 

een lijst van de diensten die zullen worden uitgevoerd door de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie;

4) 

methoden voor de uitwisseling van operationele informatie tussen de exploitant van het luchtvaartterrein en de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie.

ADR.OR.F.090 Formele overeenkomst tussen de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie en de verlener van luchtverkeersdiensten

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie sluit een formele overeenkomst met de verleners van luchtverkeersdiensten van het luchtvaartterrein waar zij voornemens is de platformbeheersdienst aan te bieden.

b) 

De overeenkomst wordt gesloten voor het begin van de dienstverlening.

c) 

De formele overeenkomst bevat ten minste de volgende elementen:

1) 

de looptijd van de overeenkomst;

2) 

de reikwijdte van de te verlenen diensten, met inbegrip van de coördinatie van tart-, taxi- of de push-backklaringen voor luchtvaartuigen;

3) 

overdrachtspunten tussen de platformbeheersdienst en de verlener van luchtverkeersdiensten;

4) 

methoden voor de uitwisseling van operationele informatie tussen de verlener van luchtverkeersdiensten en de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie;

5) 

coördinatie van start-, taxi- of de push-backklaringen voor luchtvaartuigen.

ADR.OR.F.095 Handboek voor het beheersysteem

a) 

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie:

1) 

stelt een handboek voor het beheersysteem op en houdt dat bij;

2) 

zorgt ervoor dat haar personeel gemakkelijk toegang heeft tot dat handboek en op de hoogte is van eventuele wijzigingen;

3) 

stelt, na overleg en in overleg met de exploitant van het luchtvaartterrein, de bevoegde autoriteit in kennis van geplande wijzigingen en herzieningen van dat handboek vóór die in werking treden;

4) 

controleert de inhoud van dat handboek en zorgt ervoor dat dit waar nodig wordt bijgewerkt en aangepast;

5) 

neemt alle door de bevoegde autoriteit verlangde wijzigingen en herzieningen op in het handboek;

6) 

brengt de andere betrokken organisaties op de hoogte van de wijzigingen die relevant zijn voor hun taken;

7) 

waarborgt dat alle informatie uit andere goedgekeurde documenten en wijzigingen daarvan correct wordt weergegeven in het handboek van het luchtvaartterrein;

8) 

zorgt ervoor dat het handboek is geschreven in een taal die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteit;

9) 

zorgt ervoor dat alle personeelsleden de taal waarin de delen van het handboek en andere documenten die betrekking hebben op hun taken en verantwoordelijkheden zijn geschreven, kunnen lezen en begrijpen;

10) 

zorgt ervoor zorgt dat het handboek wordt ondertekend door de verantwoordelijke manager van de organisatie;

11) 

zorgt ervoor dat het handboek wordt gedrukt of beschikbaar is in elektronisch formaat en gemakkelijk kan worden herzien;

12) 

zorgt dat het handboek over een systeem voor het beheer van versies beschikt dat wordt toegepast en in het handboek, zichtbaar wordt gemaakt;

13) 

ziet erop toe dat in het handboek rekening wordt gehouden met de beginselen inzake menselijke factoren en dat het is georganiseerd op een manier die de opstelling, het gebruik en de toetsing ervan vergemakkelijkt;

14) 

houdt minstens een volledig en actueel exemplaar van het handboek bij op het luchtvaartterrein waar zij diensten verleent en stelt dat voor inspectie ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

b) 

De inhoud van het handboek wordt als volgt gestructureerd:

1) 

algemeen deel;

2) 

het beheersysteem en de kwalificatievereisten van de organisatie.

c) 

Indien de exploitant van het luchtvaartterrein of de verlener van luchtverkeersdiensten gedeeltelijk of uitsluitend platformbeheersdienst verricht, zorgt hij ervoor dat de eisen onder b) worden opgenomen in respectievelijk het handboek van het luchtvaartterrein of het handboek van de luchtverkeersdiensten.

ADR.OR.F.100 Eisen inzake documentatie

De voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie:

a) 

stelt de delen van het luchtvaartterreinhandboek met betrekking tot de verlening van platformbeheersdiensten ter beschikking van haar operationeel personeel;

b) 

stelt alle andere door de bevoegde autoriteit verlangde documenten en bijbehorende wijzigingen ter beschikking;

c) 

verspreidt onverwijld operationele instructies en andere informatie.

▼B




BIJLAGE IV

Deel Exploitatievereisten — Luchtvaartterreinen (Deel-ADR.OPS)

SUBDEEL A — ALGEMENE VEREISTEN (ADR.OPS.A)

ADR.OPS.A.005 Gegevens over het luchtvaartterrein

De exploitant van het luchtvaartterrein dient, voor zover van toepassing:

a) 

gegevens die relevant zijn voor het luchtvaartterrein en de beschikbare diensten vast te stellen, te documenteren en bij te houden;

b) 

gegevens die relevant zijn voor het luchtvaartterrein en de beschikbare diensten te verstrekken aan de gebruikers en de relevante verleners van luchtverkeersdiensten en luchtvaartinlichtingendiensten.

▼M5

ADR.OPS.A.010 Eisen inzake gegevenskwaliteit

De exploitant van het luchtvaartterrein treft formele regelingen met de organisaties waarmee hij luchtvaartgegevens en/of luchtvaartinformatie uitwisselt en zorgt ervoor dat:

a) 

alle gegevens met betrekking tot het luchtvaartterrein en de beschikbare diensten worden verstrekt in de vereiste kwaliteit; de eisen inzake gegevenskwaliteit worden nageleefd bij het aanmaken van de gegevens en gedurende de verzending ervan;

b) 

de nauwkeurigheid van de luchtvaartgegevens beantwoordt aan de voorschriften van de catalogus van luchtvaartgegevens;

c) 

de integriteit van de luchtvaartgegevens wordt gehandhaafd gedurende het volledige gegevensproces, van ontstaan tot verzending, op basis van de integriteitsclassificatie die gespecificeerd is in de catalogus van luchtvaartgegevens. Bovendien moeten procedures worden vastgesteld om te garanderen dat:

1) 

voor routinegegevens, datacorruptie wordt vermeden gedurende het volledige verwerkingsproces van de gegevens;

2) 

voor essentiële gegevens, datacorruptie zich in geen enkel stadium van het volledige proces voordoet en er wordt voorzien in aanvullende processen om, indien nodig, potentiële risico’s in de algemene systeemarchitectuur aan te pakken, teneinde de gegevensintegriteit op dat niveau te waarborgen;

3) 

voor kritieke gegevens, er zich in geen enkel stadium van het proces datacorruptie voordoet en er wordt voorzien in aanvullende processen voor het waarborgen van de integriteit, teneinde de gevolgen te beperken van fouten die worden vastgesteld aan de hand van een grondige analyse van de algemene systeemarchitectuur en die risico’s voor de gegevensintegriteit kunnen inhouden;

d) 

de resolutie van de luchtvaartgegevens in verhouding staat tot de werkelijke nauwkeurigheid van de gegevens;

e) 

de luchtvaartgegevens traceerbaar zijn;

f) 

de luchtvaartgegevens actueel zijn, met vermelding van eventuele beperkingen op de periode waarin ze effectief zijn;

g) 

de luchtvaartgegevens volledig zijn;

h) 

het formaat van de aangeleverde gegevens beantwoordt aan de gespecificeerde eisen.

▼B

ADR.OPS.A.015 Coördinatie tussen exploitanten van luchtvaartterreinen en verleners van luchtvaartinlichtingendiensten

a) Om te garanderen dat verleners van luchtvaartinlichtingendiensten informatie krijgen die hen in staat stelt actuele aan de vlucht voorafgaande informatie te verstrekken en tegemoet te komen aan de behoefte aan informatie die nodig is tijdens de vlucht, treft de exploitant van het luchtvaartterrein regelingen om, met zo weinig mogelijk vertraging, het volgende aan de verleners van luchtvaartinlichtingendiensten mee te delen:

1) 

informatie over de omstandigheden op het luchtvaartterrein, het weghalen van gestrande luchtvaartuigen, reddings- en brandbestrijdingsactiviteiten en dalingshoeklichten;

2) 

de operationele status van bijbehorende faciliteiten, diensten en navigatiehulpmiddelen op het luchtvaartterrein;

3) 

alle andere informatie die geacht wordt van operationele betekenis te zijn.

b) Alvorens wijzigingen aan te brengen aan het luchtvaartnavigatiesysteem houdt de exploitant van het luchtvaartterrein rekening met de tijd die de relevante luchtvaartinlichtingendiensten nodig hebben om het relevante materiaal voor te bereiden, te produceren en te verspreiden.

▼M5

ADR.OPS.A.020 Gemeenschappelijke referentiesystemen

Voor luchtvaartnavigatietoepassingen gebruikt de exploitant van het luchtvaartterrein:

a) 

het wereldgeodesiesysteem — 1984 (WGS-84) als horizontaal referentiesysteem;

b) 

het gemiddelde zeeniveau (MSL) als verticaal referentiesysteem;

c) 

de Gregoriaanse kalender en gecoördineerde universele tijd (UTC) als tijdsreferentiesystemen.

ADR.OPS.A.025 Opsporing van gegevensfouten en authenticatie

Wanneer de exploitant van het luchtvaartterrein gegevens genereert, verwerkt of verzendt naar de verlener van luchtvaartinlichtingendiensten (AIS), zorgt hij ervoor dat:

a) 

digitale foutendetectietechnieken worden gebruikt tijdens de verzending en opslag van luchtvaartgegevens teneinde de toepasselijke niveaus van gegevensintegriteit te ondersteunen;

b) 

een geschikt authenticatieproces wordt toegepast op de overdracht van luchtvaartgegevens, zodat de ontvangers kunnen bevestigen dat de gegevens of informatie door een gemachtigde bron werd(en) verzonden.

ADR.OPS.A.030 Catalogus van luchtvaartgegevens

Bij het opstellen, verwerken of verzenden van gegevens naar de AIS-aanbieder zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat de in aanhangsel 1 van bijlage III (Deel-ATM/ANS.OR) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie ( 7 ) vermelde gegevens beantwoorden aan de specificaties van de gegevenscatalogus.

ADR.OPS.A.035 Validering en verificatie van gegevens

Bij het genereren, verwerken of verzenden van gegevens naar de AIS-aanbieder zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat validerings- en verificatietechnieken worden toegepast, zodat de luchtvaartgegevens beantwoorden aan de bijbehorende eisen inzake gegevenskwaliteit. Daarnaast:

a) 

moet de verificatie garanderen dat de luchtvaartgegevens zonder datacorruptie worden ontvangen en dat het luchtvaartgegevensproces niet tot datacorruptie leidt;

b) 

worden handmatig ingevoerde luchtvaartgegevens en -informatie afzonderlijk geverifieerd om eventuele fouten bij het invoeren op te sporen;

c) 

worden de oorspronkelijke gegevens bij het gebruik van luchtvaartgegevens om nieuwe luchtvaartgegevens te verkrijgen of te berekenen, geverifieerd en gevalideerd, behalve als ze afkomstig zijn van een gezaghebbende bron.

ADR.OPS.A.040 Eisen inzake de behandeling van fouten

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

a) 

tijdens het opstellen en na de overdracht van de gegevens vastgestelde fouten worden aangepakt, gecorrigeerd of rechtgezet;

b) 

prioriteit wordt gegeven aan het beheren van fouten in kritieke en essentiële luchtvaartgegevens.

ADR.OPS.A.045 Metagegevens

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat de metagegevens ten minste het volgende omvatten:

a) 

de identificatie van de organisaties of entiteiten die luchtvaartgegevens genereren, verzenden en bewerken;

b) 

de uitgevoerde handeling;

c) 

de datum en het tijdstip waarop de handeling is uitgevoerd.

ADR.OPS.A.050 Verzending van gegevens

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat luchtvaartgegevens langs elektronische weg worden verzonden.

ADR.OPS.A.055 Instrumenten en software

Bij het genereren, verwerken of verzenden van luchtvaartgegevens naar de AIS-aanbieder zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat de instrumenten en software die worden gebruikt om luchtvaartgegevensprocessen te ondersteunen of te automatiseren, hun functie vervullen zonder de kwaliteit van de luchtvaartgegevens aan te tasten.

ADR.OPS.A.057 Uitgifte van NOTAM

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

1) 

procedures vast te stellen en uit te voeren voor de uitgifte van NOTAM door de desbetreffende verlener van luchtvaartinlichtingendiensten:

i) 

die informatie bevatten over de vaststelling, toestand of wijziging van een luchtvaartfaciliteit, -dienst, -procedure of -risico, waarvan tijdige kennisneming van essentieel belang is voor personeel dat bij de vluchtuitvoeringen is betrokken;

ii) 

die informatie van tijdelijke en kortstondige aard bevatten, of die betrekking hebben op significante permanente operationele veranderingen of tijdelijke veranderingen van lange duur die op korte termijn worden ingevoerd, behalve uitvoerige tekst en/of grafieken;

2) 

het personeel van het luchtvaartterrein aan te wijzen, dat met goed gevolg een relevante opleiding heeft gevolgd en zijn bekwaamheid heeft aangetoond om NOTAM uit te geven en relevante informatie te verstrekken aan de verleners van luchtvaartinformatiediensten waarmee de exploitant regelingen heeft getroffen;

3) 

ervoor te zorgen dat alle andere personeelsleden van luchtvaartterreinen die in het kader van hun takenpakket NOTAM gebruiken met goed gevolg een relevante opleiding hebben gevolgd en hebben aangetoond dat zij daarvoor over de nodige bekwaamheden beschikken.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein geeft een NOTAM uit als de volgende informatie moet worden verstrekt:

1) 

de vaststelling van, sluiting van of significante wijzigingen in de werking van luchtvaartterreinen, helihavens of banen;

2) 

de vaststelling van, opheffing van of significante wijzigingen in de werking van diensten op het luchtvaartterrein;

3) 

de vaststelling van, intrekking van of significante wijzigingen in de operationele capaciteit van radionavigatie- en lucht-grondcommunicatiediensten die onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van het luchtvaartterrein vallen;

4) 

de onbeschikbaarheid van backup- en secundaire systemen, met directe operationele gevolgen;

5) 

de invoering van, verwijdering van of significante wijzigingen van visuele hulpmiddelen;

6) 

de onderbreking of hervatting van de werking van belangrijke componenten van het verlichtingssysteem van het luchtvaartterrein;

7) 

de vaststelling, intrekking of significante wijziging van de procedures voor luchtvaartnavigatiediensten die onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van het luchtvaartterrein vallen;

8) 

de aanwezigheid of de correctie van belangrijke defecten of hindernissen in het manoeuvreergebied;

9) 

wijzigingen of beperkingen van de beschikbaarheid van brandstof, olie en zuurstof;

10) 

de vaststelling, intrekking of hervatting van de werking van waarschuwingsbakens die obstakels voor de luchtvaart aangeven;

11) 

geplande laseremissies, lasershows en zoeklichten in de omgeving van het luchtvaartterrein, als deze het nachtzicht van piloten waarschijnlijk zullen schaden;

12) 

de oprichting, verwijdering of wijziging van obstakels voor de luchtvaartnavigatie in de naderings-/wegklimzone, zone voor gemiste nadering en naderingszone en op de baan;

13) 

wijzigingen in de categorie redding en brandbestrijding op luchtvaartterreinen of helihavens;

14) 

de aanwezigheid, opheffing of significante wijzigingen van gevaarlijke omstandigheden wegens sneeuw, smeltende sneeuw, ijs, radioactief materiaal, giftige chemicaliën, afzetting van vulkanische as of water in het bewegingsgebied;

15) 

gladheid van een natte baan of een deel daarvan;

16) 

de onbeschikbaarheid van een baan door werkzaamheden aan de baanmarkering; of informatie over de tijd die nodig is om de start- en landingsbaan beschikbaar te stellen, indien de voor die werkzaamheden gebruikte apparatuur kan worden verwijderd;

17) 

de aanwezigheid van gevaren die een impact hebben op de luchtvaartnavigatie, waaronder de aanwezigheid van wilde dieren, obstakels, tentoonstellingen en belangrijke gebeurtenissen.

c) 

Met het oog op punt b) zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat:

1) 

NOTAM voldoende lang vooraf worden uitgegeven, zodat de betrokken partijen tijd hebben om de nodige maatregelen te nemen, behalve in het geval van defecten, het vrijkomen van radioactieve stoffen, giftige chemische stoffen en andere onvoorzienbare gebeurtenissen;

2) 

in NOTAM waarin de onbeschikbaarheid van bepaalde faciliteiten, diensten en hulpmiddelen voor luchtvaartnavigatie van het luchtvaartterrein wordt gemeld, een raming wordt gegeven van de duur van die onbeschikbaarheid of van het tijdstip waarop de dienst naar verwachting zal worden hersteld;

3) 

de informatie in de NOTAM binnen drie maanden na de uitgifte van een permanente NOTAM in de betrokken luchtvaartinformatieproducten wordt opgenomen;

4) 

de informatie in de NOTAM binnen drie maanden na de uitgifte van een tijdelijke NOTAM van lange duur in een AIP-supplement wordt opgenomen;

5) 

wanneer een NOTAM met een vermoedelijke einddatum onverwacht langer dan drie maanden geldig blijft, een vervangende NOTAM wordt uitgegeven, tenzij verwacht wordt dat de gemelde situatie nogmaals langer dan drie maanden zal duren; in dat geval zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat de informatie in een AIP-supplement wordt gepubliceerd.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt er bovendien voor dat:

1) 

met uitzondering van de onder d), punt 4, bedoelde gevallen, elke NOTAM die hij uitgeeft de toepasselijke informatie bevat als weergegeven in het NOTAM-model in aanhangsel 1 van deze bijlage;

2) 

de tekst van een NOTAM is samengesteld uit de betekenissen of uniforme afgekorte zinnen van de NOTAM-code van de ICAO, aangevuld met ICAO-afkortingen, indicatoren, identificatoren, aanduidingen, roepnamen, frequenties, cijfers en gewone taal;

3) 

een NOTAM wordt uitgegeven in het Engels of in de nationale taal, zoals overeengekomen met de relevante verlener van luchtvaartinformatiediensten;

4) 

informatie over sneeuw, smeltende sneeuw, ijs, vorst, stilstaand water of water ten gevolge van sneeuw, smeltende sneeuw, ijs of vorst in het bewegingsgebied, wordt verspreid aan de hand van Snowtams waarin de informatie wordt weergegeven in de volgorde van het Snowtam-model in aanhangsel 2 van deze bijlage;

5) 

wanneer een NOTAM fouten bevat, een NOTAM met een nieuw nummer wordt uitgegeven ter vervanging van de onjuiste NOTAM, of de onjuiste NOTAM geannuleerd wordt en een nieuwe NOTAM wordt uitgegeven;

6) 

wanneer een NOTAM wordt aangemaakt die een vorige NOTAM annuleert of vervangt:

a) 

de serie en het nummer/jaar van de vorige NOTAM worden vermeld;

b) 

de locatie-indicatoren en het onderwerp van beide NOTAMs identiek zijn;

7) 

slechts één NOTAM wordt geannuleerd of vervangen door een nieuwe NOTAM;

8) 

elke NOTAM slechts betrekking heeft op één onderwerp en één toestand van dat onderwerp;

9) 

elke NOTAM zo kort mogelijk is en zo is opgesteld dat de betekenis ervan duidelijk is zonder een ander document te moeten raadplegen;

10) 

een NOTAM die permanente of tijdelijke informatie van lange duur bevat, passende verwijzingen naar de AIP of het AIP-supplement bevat;

11) 

de in de tekst van een uitgegeven NOTAM opgenomen ICAO-locatie-indicator voor het luchtvaartterrein overeenstemt met die in de locatie-indicatoren. Er mag geen verkorte vorm van die indicatoren worden gebruikt.

e) 

De exploitant van het luchtvaartterrein beoordeelt na de publicatie van een door hem aangemaakte NOTAM de inhoud van dat bericht om de nauwkeurigheid ervan te waarborgen en zorgt voor de verspreiding van de informatie onder alle relevante personeelsleden en organisaties op het luchtvaartterrein.

f) 

De exploitant van het luchtvaartterrein houdt gegevens bij over:

1) 

de NOTAMs die hij heeft aangemaakt en de NOTAMs die zijn gepubliceerd;

2) 

de toepassing van het bepaalde onder a), punten 2 en 3).

ADR.OPS.A.060 Rapportage van verontreiniging van het baanoppervlak

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt de luchtvaartinlichtingendiensten en de luchtverkeersdiensten in kennis van operationele aspecten die een significante impact hebben op de exploitatie van luchtvaartuigen en het luchtvaartterrein in het bewegingsgebied en met name van de aanwezigheid van:

a) 

water,

b) 

sneeuw,

c) 

smeltende sneeuw,

d) 

ijs,

e) 

vorst,

f) 

vloeibare chemicaliën voor het verwijderen of bestrijden van ijs of andere verontreinigingen,

g) 

sneeuwbanken of driftsneeuw.

ADR.OPS.A.065 Rapportage van de toestand van het baanoppervlak

a) 

De exploitant rapporteert voor elk baanderde de toestand van het baanoppervlak aan de hand van een baantoestandrapport (RCR). Het rapport bevat een code baantoestand (RWYCC), uitgedrukt in cijfers van 0 tot en met 6, de dekking en diepte van de contaminatie, en een beschrijving aan de hand van de volgende termen:

(1) 

SAMENGEDRUKTE SNEEUW;

(2) 

DROOG;

(3) 

DROGE SNEEUW;

(4) 

DROGE SNEEUW BOVEN OP SAMENGEDRUKTE SNEEUW;

(5) 

DROGE SNEEUW BOVEN OP IJS;

(6) 

VORST;

(7) 

IJS;

(8) 

GLAD NAT;

(9) 

SMELTENDE SNEEUW;

(10) 

SPECIAAL GEPREPAREERDE WINTERBAAN;

(11) 

STILSTAAND WATER;

(12) 

WATER BOVEN OP SAMENGEDRUKTE SNEEUW;

(13) 

NAT;

(14) 

NAT IJS;

(15) 

NATTE SNEEUW;

(16) 

NATTE SNEEUW BOVEN OP SAMENGEDRUKTE SNEEUW;

(17) 

NATTE SNEEUW BOVEN OP IJS;

(18) 

CHEMISCH BEHANDELD;

(19) 

LOS ZAND.

b) 

De rapportage begint wanneer er een belangrijke verandering in de toestand van het baanoppervlak plaatsvindt als gevolg van water, sneeuw, smeltende sneeuw, ijs of vorst.

c) 

De rapportage van de toestand van het baanoppervlak moet belangrijke veranderingen blijven weergeven tot de baan niet langer verontreinigd is. Wanneer die situatie zich voordoet, geeft de exploitant van het luchtvaartterrein een RCR uit waarin vermeld wordt of de baan nat dan wel droog is.

d) 

Rolweerstandsmetingen worden niet gerapporteerd.

e) 

Wanneer een verharde baan of een deel daarvan glad is door natheid, stelt de exploitant van het luchtvaartterrein die informatie ter beschikking van de relevante gebruikers van het luchtvaartterrein. Dit gebeurt door de uitgifte van een NOTAM, met vermelding van de locatie van het betrokken deel.

▼M6

ADR.OPS.A.070 Informatie over het verlichtingssysteem van luchtvaartterreinen

De exploitant van het luchtvaartterrein deelt aan de luchtvaartinlichtingendiensten mee welke delen van het verlichtingssysteem van het luchtvaartterrein met ledverlichting zijn uitgerust.

ADR.OPS.A.075 Schema’s

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt er, zelf of middels regelingen met derde partijen, voor dat de voor het luchtvaartterrein relevante kaarten door de luchtvaartinlichtingendiensten in de luchtvaartgids worden gepubliceerd.

ADR.OPS.A.080 Informatie over radionavigatie- en landingshulpmiddelen

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein verstrekt aan de luchtvaartinlichtingendiensten informatie over de radionavigatie- en landingshulpmiddelen in verband met de instrumentnaderings- en de terminalprocedures op het luchtvaartterrein of treft daartoe regelingen met derde partijen.

b) 

De in punt a) bedoelde informatie omvat het volgende:

1) 

type hulpmiddelen;

2) 

magnetische variatie tot op de dichtstbijzijnde graad, naargelang het geval;

3) 

type ondersteunde vluchtuitvoering voor ILS/MLS/GLS, basis-GNSS en SBAS;

4) 

classificatie voor ILS;

5) 

classificatie van faciliteiten en aanwijzing van naderingsfaciliteiten voor GBAS;

6) 

voor VOR/ILS/MLS, ook de stationsafwijking tot op de dichtstbijzijnde graad, gebruikt voor de technische uitlijning van het hulpmiddel;

7) 

identificatie, indien vereist;

8) 

frequentie(s), kanaalnummer(s), dienstverlener en identificator(s) van het referentiepad (RPI), al naargelang van toepassing;

9) 

bedrijfsuren, al naargelang van toepassing;

10) 

geografische coördinaten in graden, minuten, seconden en tienden van seconden van de positie van de zendantenne, al naargelang van toepassing;

11) 

hoogteligging van de DME-zendantenne tot op 30 m (100 ft) nauwkeurig en van de precisieapparatuur voor afstandsmeting (DME/P) tot op 3 m (10 ft) nauwkeurig, hoogteligging van het GBAS-referentiepunt tot op de dichtstbijzijnde meter of voet, en de ellipsoïdische hoogte van het punt tot op de dichtstbijzijnde meter of voet; voor SBAS, de ellipsoïdische hoogte van het landingsdrempelpunt (LTP) of het fictieve drempelpunt (FTP) tot op de dichtstbijzijnde meter of voet;

12) 

straal van het dienstvolume vanaf het GBAS-referentiepunt, tot op de dichtstbijzijnde kilometer of zeemijl, alsmede

13) 

opmerkingen.

ADR.OPS.A.085 Informatie over de binnendringing van het oppervlak van het visuele segment (VSS)

De exploitant van het luchtvaartterrein verstrekt aan de luchtvaartinlichtingendiensten informatie over de binnendringing van het oppervlak van het visuele segment, met inbegrip van de procedure en procedureminima waarop dat een impact heeft, of treft daartoe regelingen met derde partijen.

▼B

SUBDEEL B — OPERATIONELE DIENSTEN, APPARATUUR EN INSTALLATIES OP HET LUCHTVAARTTERREIN (ADR.OPS.B)

ADR.OPS.B.001 Dienstverlening

De diensten onder subdeel B van deze bijlage worden rechtstreeks of onrechtstreeks door de exploitant van het luchtvaartterrein op het luchtvaartterrein verleend.

▼M5

ADR.OPS.B.003 Overdracht van activiteiten — verstrekken van operationele informatie

a) 

Door de exploitant van het luchtvaartterrein worden procedures vastgesteld en toegepast voor de overdracht van operationele activiteiten tussen personeel dat betrokken is bij de exploitatie en het onderhoud van het luchtvaartterrein om ervoor te zorgen dat alle binnenkomende personeelsleden operationele informatie krijgen over hun taken.

b) 

Door de exploitant van het luchtvaartterrein worden procedures vastgesteld en toegepast om organisaties die op het luchtvaartterrein activiteiten uitvoeren of diensten verrichten, in kennis te stellen van operationele informatie in verband met het luchtvaartterrein die een impact kan hebben op de uitvoering van de taken door personeel van die organisaties.

▼B

ADR.OPS.B.005 Noodplanning van het luchtvaartterrein

De exploitant van het luchtvaartterrein moet beschikken over een noodplan voor het luchtvaartterrein en zorgen voor de toepassing ervan. Dit plan:

a) 

is aangepast aan de vluchtuitvoeringen en andere activiteiten op het luchtvaartterrein;

b) 

zorgt voor coördinatie tussen de passende organisaties bij een noodgeval op het luchtvaartterrein of in de omgeving van het luchtvaartterrein, en

c) 

bevat procedures voor periodieke controles van de geschiktheid van het plan en voor de herziening van de resultaten, teneinde de effectiviteit ervan te vergroten.

ADR.OPS.B.010 Reddings- en brandbestrijdingsdiensten

a) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

1) 

faciliteiten, apparatuur en diensten voor redding en brandbestrijding beschikbaar zijn op het luchtvaartterrein;

2) 

tijdig passende apparatuur, brandblusmiddelen en voldoende personeel beschikbaar zijn;

3) 

het reddings- en brandbestrijdingspersoneel voldoende zijn opgeleid, uitgerust en gekwalificeerd om op het luchtvaartterrein te functioneren, en

4) 

het reddings- en brandbestrijdingspersoneel dat in actie moet komen in noodsituaties moet aantonen dat het medisch geschikt is om zijn taken uit te voeren, rekening houdend met het type activiteit.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de opstelling en uitvoering van een opleidingsprogramma voor het personeel dat betrokken is bij reddings- en brandbestrijdingsdiensten op het luchtvaartterrein.

▼M5

c) Het opleidingsprogramma wordt uitgevoerd overeenkomstig ADR.OR.D.017, met de volgende uitzonderingen:

1) 

periodieke opleiding omvat theoretische en doorlopende praktijkopleiding;

2) 

vaardigheidstesten worden uitgevoerd met tussenpozen van maximaal twaalf maanden na de voltooiing van de basisopleiding.

d) Bij de ontwikkeling van de opleiding van reddings- en brandbestrijdingspersoneel wordt ervoor gezorgd dat die personeelsleden de voor de uitvoering van hun taken vereiste basiskennis en praktische vaardigheden verwerven.

e) Voor een tijdelijke beperking wegens onvoorziene omstandigheden van het door de reddings- en brandbestrijdingsdiensten op het luchtvaartterrein geboden niveau van bescherming is geen voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit nodig.

▼M5 —————

▼B

ADR.OPS.B.015 Monitoring en inspectie van het bewegingsgebied en de bijbehorende faciliteiten

a) De exploitant van het luchtvaartterrein houdt toezicht op de staat van het bewegingsgebied en de operationele status van de bijbehorende faciliteiten, en brengt verslag uit over operationeel significante kwesties, ongeacht of deze tijdelijk of permanent zijn, aan de relevante verleners van luchtverkeersdiensten en luchtvaartinlichtingendiensten.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein voert regelmatig inspecties uit van het bewegingsgebied en de bijbehorende faciliteiten.

▼M5

ADR.OPS.B.016 Programma voor de afhandeling van vreemde voorwerpen

a) 

Door de exploitant van het luchtvaartterrein wordt een programma voor het beheer van vreemde voorwerpen (FOD) opgesteld en uitgerold; organisaties die op het luchtvaartterrein actief zijn of diensten verlenen, dienen daaraan deel te nemen.

b) 

Als onderdeel van het programma voor het beheer van vreemde voorwerpen, dient de exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

te zorgen voor bewustmaking en participatie van het personeel en ervoor te zorgen dat het personeel met goed gevolg relevante opleiding heeft gevolgd en zijn bekwaamheid heeft aangetoond;

2) 

maatregelen vast te stellen en uit te voeren om de aanwezigheid van FOD te voorkomen;

3) 

procedures vast te stellen en toe te passen om:

i) 

de aanwezigheid van FOD te detecteren, met inbegrip van een monitoring en inspectie van het bewegingsgebied of aangrenzende zones overeenkomstig een inspectieschema en telkens wanneer een dergelijke inspectie vereist is ten gevolge van activiteiten, weersomstandigheden of voorvallen waardoor FOD aanwezig zouden kunnen zijn;

ii) 

FOD onmiddellijk weg te halen, op te bergen en te verwijderen en daartoe alle nodige middelen te verstrekken;

iii) 

luchtvaartuigexploitanten zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van eventuele geïdentificeerde luchtvaartuigonderdelen;

▼C1

4) 

gegevens en informatie te verzamelen en te analyseren over FOD-bronnen en -trends en corrigerende en/of preventieve maatregelen te treffen om de doeltreffendheid van het programma te verbeteren.

▼B

ADR.OPS.B.020 Beperking van het risico op botsingen met wilde dieren

De exploitant van het luchtvaartterrein dient:

a) 

het risico op botsingen met wilde dieren op en in de omgeving van het luchtvaartterrein te beoordelen;

b) 

te voorzien in middelen en procedures om het risico op botsingen tussen wilde dieren en luchtvaartuigen op het luchtvaartterrein tot een minimum te beperken, en

c) 

de bevoegde autoriteit op de hoogte te brengen als uit een beoordeling van het risico op botsingen met wilde dieren blijkt dat omstandigheden in de omgeving van het luchtvaartterrein dit risico doen toenemen.

▼M5

ADR.OPS.B.024 Vergunning van bestuurders van voertuigen

a) 

Behalve zoals bepaald onder d), moeten bestuurders voor het besturen van een voertuig in het bewegingsgebied of in andere operationele zones van een luchtvaartterrein over een door de exploitant van het luchtvaartterrein afgegeven vergunning beschikken. De rijvergunning wordt afgegeven aan personen die:

1) 

belast zijn met taken waarvoor zij in die zones moeten rijden;

2) 

houder zijn van een geldig rijbewijs en elke andere voor de exploitatie van gespecialiseerde voertuigen vereiste vergunning;

3) 

met goed gevolg een relevant rijopleidingsprogramma hebben voltooid en hun bekwaamheid hebben aangetoond overeenkomstig punt b);

4) 

hun talenkennis hebben aangetoond overeenkomstig punt ADR.OPS.B.029 indien zij voornemens zijn een voertuig in het manoeuvreergebied te besturen;

5) 

van hun werkgever een opleiding hebben gekregen over het gebruik van het voertuig dat bestemd om op het luchtvaartterrein te worden ingezet.

b) 

Door de exploitant van het luchtvaartterrein wordt een rijopleidingsprogramma opgesteld en uitgerold voor bestuurders die actief zijn op het platform of in andere operationele zones, met uitzondering van het manoeuvreergebied, en voor bestuurders die in het manoeuvreergebied actief zijn. Dat opleidingsprogramma:

1) 

is afgestemd op de kenmerken en werking van het luchtvaartterrein, de functies en taken van de bestuurder en de zones van het luchtvaartterrein waarvoor bestuurders toestemming kunnen krijgen om er te werken;

2) 

omvat:

i) 

een voldoende lange theoretische en praktische opleiding die betrekking heeft op ten minste de volgende gebieden:

A) 

het regelgevingskader en de persoonlijke verantwoordelijkheden;

B) 

voertuignormen, operationele eisen en procedures voor het luchtvaartterrein;

C) 

communicatie;

D) 

radiotelefonie, voor bestuurders die in het manoeuvreergebied actief zijn;

E) 

menselijke prestaties;

F) 

kennis van de operationele omgeving;

ii) 

een beoordeling van de vaardigheden van bestuurders.

c) 

In een overeenkomstig het bepaalde onder a) afgegeven rijvergunning is gespecificeerd in welke delen van het bewegingsgebied of andere operationele zones de bestuurder mag rijden; deze vergunning blijft geldig voor zover:

1) 

voldaan is aan het bepaalde onder a), punten 1 en 2;

2) 

de houder van de rijvergunning:

i) 

met goed gevolg een opleiding afrondt en vaardigheidstesten aflegt overeenkomstig ADR.OR.D.017, onder f) en g);

ii) 

indien van toepassing, blijk blijft geven van de vereiste talenkennis overeenkomstig punt ADR.OPS.B.029.

d) 

Niettegenstaande punt a) kan de exploitant van het luchtvaartterrein een persoon toestaan tijdelijk een voertuig te besturen in het bewegingsgebied of in andere operationele zones indien:

1) 

die persoon houder is van een geldig rijbewijs en elke andere voor de exploitatie van gespecialiseerde voertuigen vereiste vergunning;

2) 

het voertuig wordt begeleid door een voertuig dat wordt bestuurd door een bestuurder die over een overeenkomstig punt a) afgegeven vergunning beschikt.

e) 

De exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

stelt een systeem vast en voert procedures in:

i) 

voor het afgeven van rijvergunningen en tijdelijke toestemmingen voor het besturen van voertuigen;

ii) 

om ervoor te zorgen dat bestuurders aan wie een rijvergunning is afgegeven, voldoen aan het bepaalde onder c), punten 1 en 2;

iii) 

om toe te zien op de naleving door bestuurders van alle op het luchtvaartterrein toepasselijke rijvoorschriften en om passende maatregelen te nemen, met inbegrip van de schorsing en intrekking van rijvergunningen of van toestemmingen om tijdelijk een voertuig te besturen;

2) 

houdt relevante registers bij.

▼M5 —————

▼M5

ADR.OPS.B.026 Vergunning voor de exploitatie van voertuigen

a) 

Voor de exploitatie van een voertuig in het bewegingsgebied of andere operationele zones is een door de exploitant van het luchtvaartterrein afgegeven vergunning vereist. De vergunning kan worden afgegeven als het voertuig wordt gebruikt voor activiteiten die verband houden met de exploitatie van het luchtvaartterrein en:

1) 

operationeel is en geschikt is voor het beoogde gebruik;

2) 

voldoet aan de voorschriften inzake markering en verlichting van punt ADR.OPS.B.080;

3) 

is uitgerust met een radio die tweewegcommunicatie mogelijk maakt op de passende frequentie van de luchtverkeersdiensten en alle andere vereiste frequenties, als het voertuig bedoeld is voor gebruik in:

i) 

het manoeuvreergebied;

ii) 

andere operationele zones waar communicatie met de luchtverkeersdiensten of andere operationele eenheden van het luchtvaartterrein noodzakelijk is;

4) 

is uitgerust met een transponder of andere apparatuur ter ondersteuning van het toezicht, als het voertuig bedoeld is voor gebruik in het manoeuvreergebied en als het luchtvaartterrein is uitgerust met een begeleidings- en controlesysteem voor grondbewegingen waarvan de werking het gebruik vereist van een transponder of andere apparatuur die de bewaking van de voertuigen ondersteunt.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein beperkt het aantal voertuigen dat in het bewegingsgebied en andere operationele zones mag rijden tot het minimumaantal dat noodzakelijk is voor de veilige en efficiënte exploitatie van het luchtvaartterrein.

c) 

Een overeenkomstig punt a) afgegeven vergunning:

1) 

specificeert in welke delen van het bewegingsgebied of andere operationele zones een voertuig mag worden gebruikt;

2) 

blijft geldig zolang aan de vereisten van punt a) wordt voldaan.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein kent een oproepnummer toe aan een voertuig waarvoor overeenkomstig punt a) een vergunning is afgegeven voor gebruik op het luchtvaartterrein, als dat voertuig over een radio moet beschikken. Het oproepnummer van het voertuig moet:

1) 

eenduidigheid verschaffen over de identiteit van het voertuig;

2) 

geschikt zijn voor de functie van het voertuig;

3) 

voor voertuigen die in het manoeuvreergebied actief zijn, worden gecoördineerd met de eenheid voor luchtverkeersdiensten en worden meegedeeld aan de relevante organisaties op het luchtvaartterrein.

e) 

In afwijking van punt a) kan de exploitant van het luchtvaartterrein toestaan dat:

1) 

een voertuig dat niet met een onder a), punt 3, voorgeschreven radio en een transponder of andere toezichtsapparatuur als bedoeld onder a), punt 4, is uitgerust en waarvoor overeenkomstig het bepaalde onder a), punten 1 en 2, een goedkeuring is verleend, occasioneel wordt gebruikt in de onder a), punten 3 en 4, bedoelde gebieden, op voorwaarde dat:

i) 

het voertuig te allen tijde wordt begeleid door een vergund voertuig dat voldoet aan de eisen onder a), punt 3, en desgevallend onder a), punt 4;

ii) 

het begeleidende voertuig voldoet aan de voorschriften inzake markering en verlichting van punt ADR.OPS.B.080;

iii) 

slechtzichtprocedures niet van kracht zijn als het begeleide voertuig in het manoeuvreergebied moet worden gebruikt;

2) 

een voertuig tijdelijk tot het luchtvaartterrein wordt toegelaten en in het bewegingsgebied of in andere operationele zones wordt gebruikt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a) 

uit een visuele inspectie van dat voertuig blijkt dat de toestand van het voertuig de veiligheid niet in gevaar brengt;

b) 

dat voertuig wordt te allen tijde begeleid door een vergund voertuig dat:

i) 

voldoet aan de eisen onder a), punt 3 en, zo nodig, onder a), punt 4, wanneer het in de onder a), punten 3 en 4, bedoelde gebieden wordt ingezet;

ii) 

voldoet aan de voorschriften inzake markering en verlichting van punt ADR.OPS.B.080;

c) 

er zijn geen slechtzichtprocedures van kracht als het voertuig in het manoeuvreergebied wordt gebruikt.

f) 

De exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

stelt procedures vast en past deze toe voor:

i) 

de afgifte van voertuigvergunningen, tijdelijke toelatingen tot het luchtvaartterrein en de exploitatie van voertuigen;

ii) 

de toekenning van oproepnummers aan voertuigen;

iii) 

het toezicht op de conformiteit van de voertuigen met punt ADR.OPS.B.026 en het nemen van passende maatregelen, met inbegrip van de schorsing en intrekking van rijvergunningen of toestemmingen om tijdelijk een voertuig te gebruiken;

2) 

houdt relevante gegevens bij.

ADR.OPS.B.027 Het gebruik van voertuigen

a) 

De bestuurder van een voertuig in het manoeuvreergebied bestuurt het voertuig:

1) 

alleen zoals toegestaan door de eenheid voor luchtverkeersdiensten en de door haar gegeven instructies;

2) 

overeenkomstig alle door markeringen en tekens aangeduide verplichte instructies, tenzij anders is toegestaan door de eenheid voor luchtverkeersdiensten;

3) 

overeenkomstig alle door lichten aangeduide verplichte instructies.

b) 

De bestuurder van een voertuig in het manoeuvreergebied bestuurt het voertuig overeenkomstig de volgende regels:

1) 

hulpverleningsvoertuigen die op weg zijn om assistentie te verlenen aan luchtvaartuigen in nood krijgen voorrang op alle andere grondbewegingen;

2) 

behoudens punt 1:

i) 

verlenen voertuigen en voertuigen die een luchtvaartuig slepen voorrang aan landende, opstijgende of taxiënde luchtvaartuigen;

ii) 

verlenen voertuigen die geen luchtvaartuig slepen voorrang aan voertuigen die een luchtvaartuig slepen;

iii) 

verlenen voertuigen die geen luchtvaartuig slepen voorrang aan andere voertuigen die geen luchtvaartuig slepen overeenkomstig de instructies van de eenheid voor luchtverkeersdiensten;

iv) 

onverminderd de punten i), ii) en iii) volgen voertuigen en voertuigen die een luchtvaartuig slepen de instructies van de eenheid voor luchtverkeersdiensten.

c) 

De bestuurder van een met een radio uitgerust voertuig die in het manoeuvreergebied rijdt of voornemens is dat te doen:

1) 

brengt vóór het binnenrijden van het manoeuvreergebied een tweezijdige radiocommunicatieverbinding met de eenheid voor luchtverkeersdiensten tot stand op de passende frequentie van de luchtverkeersdiensten, en blijft permanent naar de toegewezen frequentie luisteren;

2) 

wacht op toestemming van de eenheid voor luchtverkeersdiensten alvorens het manoeuvreergebied binnen te rijden en verricht alleen handelingen waarvoor die eenheid toestemming heeft verleend. Niettegenstaande een dergelijke toestemming, vereist de toegang tot een start- of landingsbaan of strip of een wijziging van de toegestane handelingen een aanvullende toestemming van de eenheid voor luchtverkeersdiensten;

3) 

herhaalt tegenover het personeel van de luchtverkeersdiensten de veiligheidsgerelateerde delen van de via spraakcommunicatie meegedeelde instructies. Instructies om een taxibaan of start- of landingsbaan op te rijden of te kruisen, voor een dergelijke baan te stoppen of op een baan handelingen uit te voeren, worden steeds herhaald;

4) 

herhaalt of bevestigt andere dan de in punt 3 bedoelde instructies tegenover het personeel van de luchtverkeersdiensten teneinde duidelijk te maken dat hun instructies zijn begrepen en zullen worden nageleefd.

d) 

Bij twijfel over de positie van het voertuig ten opzichte van het manoeuvreergebied, dient een bestuurder van een voertuig dat in het manoeuvreergebied wordt gebruikt:

1) 

de eenheid voor luchtverkeersdiensten in kennis te stellen van de situatie, met inbegrip van de laatste bekende positie;

2) 

zich, tenzij de eenheid voor luchtverkeersdiensten andere instructies geeft, gelijktijdig en zo snel mogelijk terug te trekken tot op een veilige afstand van de taxibaan of start- of landingsbaan of een andere zone van het manoeuvreergebied;

3) 

na de in de punten 1 en 2 bedoelde handelingen het voertuig tot stilstand te brengen.

e) 

De bestuurder van een voertuig in het manoeuvreergebied:

1) 

komt bij gebruik van zijn voertuig op een strip van een landingsbaan die op dat moment wordt gebruikt om te landen of op te stijgen, niet dichter bij de baan dan de voor die baan bepaalde baanwachtpositie of wachtpositie voor het wegverkeer;

2) 

rijdt, wanneer een start- of landingsbaan wordt gebruikt om te landen of op te stijgen, met zijn voertuig niet op:

i) 

het gedeelte van de baanstrip voorbij het baaneinde van die start- of landingsbaan;

ii) 

de veiligheidszones aan het baaneinde van die baan;

iii) 

een eventuele vrijstrook op een afstand die een luchtvaartuig in de lucht in gevaar zou brengen.

f) 

De bestuurder van een met een radio uitgerust voertuig:

1) 

brengt, indien dit op het luchtvaartterrein vereist is, een tweezijdige radioverbinding tot stand met de door de exploitant van het luchtvaartterrein aangewezen verantwoordelijke eenheid alvorens het platform op te rijden;

2) 

zorgt ervoor dat hij de toegewezen frequentie te allen tijde hoort.

g) 

De bestuurder van een voertuig op het platform bestuurt het voertuig overeenkomstig de volgende regels:

1) 

alleen zoals toegestaan door de eenheid die door de exploitant van het luchtvaartterrein is aangewezen en overeenkomstig de door die eenheid gegeven instructies;

2) 

overeenkomstig alle bindende markeringen en tekens, tenzij anders is toegestaan door de eenheid die door de exploitant van het luchtvaartterrein is aangewezen;

3) 

overeenkomstig alle door lichten aangeduide verplichte instructies;

4) 

hij verleent voorrang aan een hulpverleningsvoertuig, een luchtvaartuig dat aan het taxiën is, daar aanstalten toe maakt of dat wordt geduwd of gesleept;

5) 

hij verleent voorrang aan andere voertuigen overeenkomstig de plaatselijke regelgeving;

6) 

hij verleent altijd voorrang aan hulpverleningsvoertuigen die reageren op een noodsituatie.

h) 

De bestuurder van een voertuig in het bewegingsgebied en in andere operationele zones:

1) 

neemt met zijn voertuig de vastgestelde snelheidsbeperkingen en de rijroutes in acht;

2) 

verricht tijdens het rijden geen storende of afleidende handelingen;

3) 

leeft de communicatievoorschriften en de operationele procedures na die in het handboek van het luchtvaartterrein zijn opgenomen.

i) 

De bestuurder van een voertuig dat een ander voertuig begeleidt, ziet erop toe dat de bestuurder van het begeleide voertuig zijn voertuig volgens de verstrekte instructies gebruikt.

j) 

De bestuurder van een voertuig parkeert zijn voertuig alleen op de door de exploitant van het luchtvaartterrein aangewezen plaatsen.

k) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en toepassing van procedures om te waarborgen dat bestuurders die in het bewegingsgebied en in andere operationele zones actief zijn, de punten a) tot en met j) naleven.

ADR.OPS.B.028 Slepen van luchtvaartuigen

De exploitant van het luchtvaartterrein:

a) 

stelt procedures voor het manoeuvreren van luchtvaartuigen vast en wijst de routes aan die tijdens het slepen van luchtvaartuigen in het bewegingsgebied moeten worden gebruikt om de veiligheid te waarborgen;

b) 

zorgt voor adequate en passende begeleiding bij het slepen;

c) 

zorgt ervoor dat gesleepte luchtvaartuigen tijdens het slepen verlicht worden overeenkomstig punt SERA.3215 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie ( 8 );

d) 

stelt procedures vast en past deze toe om een adequate communicatie en coördinatie te waarborgen tussen de organisatie die de sleepwerkzaamheden uitvoert, de platformbeheerdienst en de eenheid voor luchtverkeersdiensten, naargelang het geval;

e) 

stelt procedures vast en past deze toe om de veiligheid van sleepwerkzaamheden bij slechte weers- of meteorologische omstandigheden te waarborgen, onder meer door dergelijke werkzaamheden te beperken of niet toe te staan.

ADR.OPS.B.029 Talenkennis

a) 

Een persoon die op grond van punt ADR.OPS.B.024 verplicht is zijn talenkennis aan te tonen, moet ten minste een operationeel niveau van aantonen voor zowel het gebruik van fraseologie als gewone taal overeenkomstig punt b), in:

1) 

de Engelse taal, en

2) 

alle andere talen die op het luchtvaartterrein worden gebruikt voor radiocommunicatie met de eenheid voor luchtverkeersdiensten van het luchtvaartterrein.

b) 

De kandidaat dient blijk te geven van de vaardigheid om:

1) 

effectief te communiceren met alleen maar de stem en in situaties van persoon tot persoon;

2) 

over algemene en werkgerelateerde onderwerpen nauwgezet en duidelijk te kunnen communiceren;

3) 

geschikte communicatiestrategieën te gebruiken voor het uitwisselen van berichten en voor het herkennen en oplossen van misverstanden in een algemene of werkgerelateerde context;

4) 

om te gaan met de taalkundige uitdagingen die ontstaan door een complicatie of onverwachte wending van gebeurtenissen die voorkomen binnen de context van een routinematige werksituatie of communicatietaak, waarmee hij voor het overige vertrouwd is;

5) 

een dialect of accent te gebruiken dat voor de luchtvaartgemeenschap begrijpelijk is.

c) 

De talenkennis wordt aangetoond aan de hand van een certificaat van de organisatie die de beoordeling heeft uitgevoerd, waarin de talen, de vaardigheidsniveaus en de datum van de beoordeling worden vermeld.

d) 

Behalve voor personen die blijk hebben gegeven van vaardigheden op het niveau van deskundige, wordt de talenkennis opnieuw beoordeeld om de:

1) 

vier jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau „operationeel”;

2) 

zes jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau „zeer goed”.

e) 

De talenkennis wordt aangetoond aan de hand van een beoordelingsmethode, die het volgende omvat:

1) 

het proces van beoordeling;

2) 

de kwalificaties van de beoordelaars die de talenkennis beoordelen;

3) 

de beroepsprocedure.

f) 

De exploitant van het luchtvaartterrein biedt een taalopleiding aan om het vereiste niveau van talenkennis van zijn personeel in stand te houden.

g) 

In afwijking van punt a) kan de lidstaat besluiten dat de kennis van het Engels niet vereist is voor personeel als bedoeld in ADR.OPS.B.024 voor radiocommunicatie met de eenheid voor luchtverkeersdiensten van het luchtvaartterrein. In dat geval voert hij een veiligheidsbeoordeling uit die één of meer luchtvaartterreinen bestrijkt.

h) 

De exploitant van het luchtvaartterrein mag een vergunning verlenen aan een persoon die niet heeft aangetoond dat hij aan de punten a) en b) voldoet, tot:

1) 

7 januari 2026 voor het Engels;

2) 

7 januari 2023 voor alle andere talen dan het Engels.

▼M5

ADR.OPS.B.030 Begeleidings- en controlesysteem voor grondbewegingen

▼M6

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ziet erop toe dat het luchtvaartterrein beschikt over een geleidings- en controlesysteem voor grondbewegingen (SMGCS). Het SMGCS:

1) 

houdt rekening met de ontwerpkenmerken en de operationele en meteorologische omstandigheden van het luchtvaartterrein, alsook met de beginselen inzake menselijke factoren;

2) 

is ontworpen om bij te dragen tot de preventie van:

i) 

onbedoelde overschrijdingen van een actieve baan door vliegtuigen en voertuigen, alsmede

ii) 

botsingen tussen luchtvaartuigen onderling en tussen luchtvaartuigen en voertuigen of voorwerpen op een deel van het bewegingsgebied, en

3) 

wordt ondersteund met passende middelen en procedures.

▼M5

b) 

Als onderdeel van het begeleidings- en controlesysteem voor grondbewegingen beoordeelt de exploitant van het luchtvaartterrein, in overleg met de verlener van luchtverkeersdiensten, of standaardroutes voor het taxiën van luchtvaartuigen op het luchtvaartterrein moeten worden vastgesteld. Wanneer standaardroutes worden vastgesteld, dient de exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

ervoor te zorgen dat zij passend zijn en zijn afgestemd op het verkeer op het luchtvaartterrein, op de inrichting en de geplande activiteiten daarvan, en dat ze naar behoren worden geïdentificeerd;

2) 

relevante informatie te verstrekken aan de verlener van luchtvaartinformatiediensten voor publicatie in de luchtvaartgids (AIP).

c) 

Wanneer het begeleidings- en controlesysteem voor grondbewegingen vereist dat luchtvaartuigen in het bewegingsgebied een transponder gebruiken, zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein voor de coördinatie met de verlener van luchtvaartnavigatiediensten met betrekking tot:

1) 

de relevante procedures voor het gebruik van transponders die exploitanten van luchtvaartuigen moeten naleven;

2) 

het verstrekken van relevante informatie aan de verlener van luchtvaartinformatiediensten voor publicatie in de luchtvaartgids (AIP).

▼M6

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ontwikkelt de SMGCS-procedures op het luchtvaartterrein in overleg met de verlener van luchtverkeersdiensten.

▼M5

ADR.OPS.B.031 Communicatie

a) 

Voertuigen en de luchtverkeersdiensten communiceren overeenkomstig de toepasselijke voorschriften van deel 14 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt in overleg met de verlener van luchtverkeersdiensten communicatieprocedures op, met inbegrip van:

1) 

de frequenties en de taal of talen die moeten worden gebruikt voor de communicatie tussen de eenheid voor luchtverkeersdiensten en voertuigen die in het manoeuvreergebied actief zijn of zich in dat gebied willen begeven;

2) 

communicatie tussen de eenheid voor luchtverkeersdiensten en voetgangers die in het manoeuvreergebied actief zijn of dat gebied willen betreden;

3) 

de verspreiding via radioverbindingen van belangrijke informatie over het luchtvaartterrein die een impact kan hebben op de veiligheid van de activiteiten in het manoeuvreergebied;

4) 

de signalen en andere communicatiemiddelen die in alle zichtomstandigheden moeten worden gebruikt in het geval van een storing in de radiocommunicatie tussen de eenheid voor luchtverkeersdiensten en voertuigen of voetgangers in het manoeuvreergebied.

ADR.OPS.B.033 Controle van voetgangers

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en toepassing van procedures om:

1) 

uitsluitend toegang tot het bewegingsgebied en andere operationele zones te verlenen aan personen die voor de uitvoering van hun taken toegang tot die zones moeten hebben;

2) 

ervoor te zorgen dat die personen alleen zonder begeleiding toegang krijgen tot die zones als zij een relevante opleiding hebben gekregen en hun bekwaamheid hebben aangetoond;

3) 

het verkeer van personen op het platform te controleren en ervoor te zorgen dat de passagiers die aan of van boord van een luchtvaartuig gaan of die van, naar of over het platform dienen te lopen:

i) 

worden begeleid door opgeleid en bekwaam personeel;

ii) 

geen belemmering vormen voor stationaire luchtvaartuigen en grondafhandelingsdiensten;

iii) 

worden beschermd tegen werkende luchtvaartuigen, met inbegrip van de effecten van hun motoren, en tegen voertuigen of andere activiteiten.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein waarborgt door de vaststelling en toepassing van procedures:

1) 

de ordelijke en veilige toegang tot en uitvoering van werkzaamheden in het manoeuvreergebied door personeelsleden die voor de uitvoering van hun taken zonder voertuig toegang moeten krijgen tot die zone;

2) 

dat dit personeel:

i) 

goed is uitgerust, onder meer met reflecterende kleding, oriëntatiemiddelen en middelen voor tweerichtingscommunicatie met de eenheid voor luchtverkeersdiensten en de respectieve eenheid van de exploitant van het luchtvaartterrein tijdens die werkzaamheden;

ii) 

het manoeuvreergebied pas betreedt nadat het daar van de eenheid voor luchtverkeersdiensten toestemming voor heeft gekregen. Ongeacht die toestemming is voor de toegang tot een start- of landingsbaan of strip of een wijziging van de toegestane handelingen een aanvullende toestemming van de eenheid voor luchtverkeersdiensten vereist;

iii) 

het manoeuvreergebied niet betreedt als de slechtzichtprocedures van kracht zijn.

▼M5

ADR.OPS.B.035 Activiteiten in winterse omstandigheden

a) 

Wanneer het luchtvaartterrein wordt geacht te functioneren wanneer er zich sneeuw, smeltende sneeuw of ijs in het bewegingsgebied heeft verzameld, wordt door de exploitant van het luchtvaartterrein een sneeuwplan opgesteld en uitgevoerd. Als onderdeel van het sneeuwplan, dient de exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

regelingen te treffen voor het gebruik van materialen om ijs en vorst te verwijderen, de vorming daarvan te voorkomen of de rolweerstand van het baanoppervlak te verbeteren;

2) 

voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar, ervoor te zorgen dat sneeuw, smeltende sneeuw of ijs wordt verwijderd van gebruikte start- en landingsbanen en van andere delen van het bewegingsgebied die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de exploitatie van luchtvaartuigen.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein publiceert in de AIP informatie met betrekking tot:

1) 

de beschikbaarheid van apparatuur om sneeuw en ijs te verwijderen en te beheersen;

2) 

de goedkeuringsstatus, indien van toepassing, met betrekking tot het gebruik van speciaal geprepareerde winterbanen;

3) 

het type materialen dat wordt gebruikt voor de oppervlaktebehandeling van het bewegingsgebied.

▼M5

ADR.OPS.B.036 Gebruik van speciaal geprepareerde winterbanen

a) 

Een exploitant van een luchtvaartterrein kan, onder voorbehoud van de voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit, procedures vaststellen en toepassen voor de exploitatie van vliegtuigen op speciaal geprepareerde winterbanen waarop zich samengedrukte sneeuw of ijs bevindt. Speciaal geprepareerde winterbanen kunnen worden geassocieerd met primaire code RWYCC 4; indien de behandeling echter geen RWYCC 4 rechtvaardigt, is de normale procedure overeenkomstig punt ADR.OPS.B.037 van toepassing.

b) 

Om de voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit te verkrijgen, moet de exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

procedures vaststellen die het volgende omvatten:

i) 

het type uitrusting of het type, de kwaliteit en de hoeveelheid materiaal, of beide, die worden gebruikt om de toestand van het baanoppervlak te verbeteren en de te gebruiken methode;

ii) 

het monitoren van de meteorologische parameters;

iii) 

het beheer van losse verontreinigende stoffen;

iv) 

de beoordeling van de bereikte resultaten;

2) 

gegevens van ten minste één vliegtuigexploitant betreffende de remprestaties op de speciaal behandelde baan verkrijgen;

3) 

de in het kader van punt 2 verkregen gegevens verwerken en analyseren om aan te tonen dat baanomstandigheden kunnen worden gecreëerd die voldoen aan RWYCC;

4) 

een onderhoudsprogramma opstellen dat voorziet in zowel preventief als correctief onderhoud van de gebruikte apparatuur om consistente prestaties te waarborgen.

c) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ontwikkelt en implementeert een programma om erop toe te zien dat de procedure te allen tijde effectief is. Het programma maakt gebruik van remwerkingsrapporten van vliegtuiggegevens die worden vergeleken met de gerapporteerde baantoestand.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein evalueert de prestaties van de winterexploitatie na het einde van de winterperiode om na te gaan of er behoefte is aan:

1) 

aanvullende opleiding;

2) 

een actualisering van de procedures;

3) 

extra of andere apparatuur en materialen.

ADR.OPS.B.037 Beoordeling van de toestand van baanoppervlak en toekenning van de baantoestandscode

Telkens er contaminanten als genoemd in de ADR.OPS.A.060, onder a) t.e.m. e), op het baanoppervlak aanwezig zijn, moet de exploitant van het luchtvaartterrein:

a) 

een RWYCC toekennen op basis van het type en de diepte van de verontreiniging en de temperatuur;

b) 

de baan inspecteren wanneer de kans bestaat dat de toestand van het baanoppervlak veranderd is als gevolg van weersomstandigheden, de oppervlaktetoestand van de baan beoordelen en een nieuwe RWYCC toekennen;

c) 

middels speciale vluchtrapporten een herbeoordeling van de RWYCC laten verrichten.

▼B

ADR.OPS.B.040 Activiteiten bij nacht

De exploitant van het luchtvaartterrein ziet erop toe dat er middelen en procedures voorhanden zijn en worden toegepast om ervoor te zorgen dat de activiteiten op het luchtvaartterrein veilig kunnen plaatsvinden in winterse omstandigheden.

▼M6

ADR.OPS.B.045 Slechtzichtprocedures

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat het luchtvaartterrein over passende apparatuur en faciliteiten beschikt en dat passende slechtzichtprocedures worden vastgesteld en toegepast als dat terrein bedoeld is om te worden gebruikt voor een van de volgende activiteiten:

1) 

starts met slecht zicht;

2) 

naderings- en landingsactiviteiten bij een zicht van minder dan 550 m RVR of een DH van minder dan 200 voet (60 m);

3) 

vluchtuitvoeringen met operationele credits bij een werkelijke RVR van minder dan 550 m.

Als onderdeel van de slechtzichtprocedures worden de bewegingen van luchtvaartuigen en voertuigen gecoördineerd en worden de activiteiten binnen het bewegingsgebied beperkt of verboden.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt de slechtzichtprocedures vast in overleg met de verlener van luchtverkeersdiensten en past deze toe. De slechtzichtprocedures omvatten criteria voor de voorbereiding, invoering en beëindiging daarvan. De criteria zijn gebaseerd op RVR-waarden en wolkenbasiswaarden.

c) 

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt de verlener van luchtvaartinlichtingendiensten en de verlener van luchtverkeersdiensten, naargelang het geval, in kennis van elke wijziging van de status van de apparatuur en faciliteiten van het luchtvaartterrein die van invloed is op slechtzichtvluchten.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein verstrekt de verlener van luchtvaartinlichtingendiensten informatie over slechtzichtprocedures met het oog op publicatie in de luchtvaartgids.

e) 

De slechtzichtprocedures en alle wijzigingen daarvan moeten vooraf worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

▼B

ADR.OPS.B.050 Activiteiten bij ongunstige weersomstandigheden

De exploitant van het luchtvaartterrein ziet erop toe dat er middelen en procedures voorhanden zijn en worden toegepast om ervoor te zorgen dat de activiteiten op het luchtvaartterrein veilig kunnen plaatsvinden bij ongunstige weersomstandigheden.

ADR.OPS.B.055 Brandstofkwaliteit

De exploitant van het luchtvaartterrein gaat na of organisaties die betrokken zijn bij de opslag en verdeling van brandstof aan luchtvaartuigen over procedures beschikken om te garanderen dat niet-vervuilde brandstof van de juiste specificatie aan luchtvaartuigen wordt geleverd.

ADR.OPS.B.065 Visuele hulpmiddelen en elektrische systemen op het luchtvaartterrein

De exploitant van het luchtvaartterrein beschikt over procedures om te garanderen dat de visuele hulpmiddelen en elektrische systemen op het luchtvaartterrein functioneren zoals gepland.

ADR.OPS.B.070 De veiligheid van werkzaamheden op het luchtvaartterrein

a) De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en toepassing van procedures om te garanderen dat:

1) 

de veiligheid van luchtvaartuigen niet in het gedrang komt door werkzaamheden op het luchtvaartterrein, en

2) 

de veiligheid van de werkzaamheden op het luchtvaartterrein niet in het gedrang komt door de operationele activiteiten op het luchtvaartterrein.

ADR.OPS.B.075 Het vrijhouden van luchtvaartterreinen en hun omgeving

a) De exploitant van het luchtvaartterrein houdt op het luchtvaartterrein en in de omgeving van het luchtvaartterrein toezicht op:

3) 

hinderisbeperkende vlakken en hindernisbeschermende vlakken, zoals vastgesteld overeenkomstig de certificeringsbasis, en andere vlakken en zones die verband houden met het luchtvaartterrein, teneinde binnen zijn bevoegdheid passende maatregelen te kunnen nemen om de risico’s die verbonden zijn met het doorboren van deze vlakken of het binnendringen van deze zones te beperken;

4) 

de markering en verlichting van obstakels, teneinde binnen zijn bevoegdheid maatregelen te kunnen nemen, voor zover van toepassing, en

5) 

gevaren die verband houden met menselijke activiteiten en landgebruik, teneinde binnen zijn bevoegdheid maatregelen te kunnen nemen, voor zover van toepassing.

b) De exploitant van het luchtvaartterrein beschikt over procedures ter beperking van de risico’s die verband houden met obstakels, ontwikkelingen en andere activiteiten in de bewaakte gebieden die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van de activiteiten van luchtvaartuigen op, van of naar het luchtvaartterrein.

▼M5

ADR.OPS.B.080 Markering en verlichting van voertuigen en andere mobiele objecten

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ziet erop toe dat voertuigen en andere mobiele objecten, met uitzondering van luchtvaartuigen, in het bewegingsgebied van het luchtvaartterrein:

1) 

voorzien zijn van opvallende kleuren of, op geschikte plaatsen, van voldoende grote vlaggen, een ruitvormig patroon en contrasterende kleuren;

2) 

verlicht zijn met hindernislichten met een lage intensiteit, waarvan het type en de kenmerken zijn afgestemd op hun functie, als de voertuigen en het luchtvaartterrein ‘s nachts of bij slecht zicht worden gebruikt. Die lichten moeten de volgende kleur hebben:

i) 

blauwe zwaailichten voor voertuigen die met een noodsituatie of beveiliging worden geassocieerd;

ii) 

gele zwaailichten voor andere voertuigen, met inbegrip van begeleidingsvoertuigen;

iii) 

vaste rode lichten voor objecten die slechts in beperkte mate verplaatsbaar zijn.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein kan vrijstelling van punt a) verlenen voor uitrusting voor het onderhoud van luchtvaartuigen en voertuigen die alleen op platforms wordt gebruikt.

▼B

ADR.OPS.B.090 Het gebruik van het luchtvaartterrein door luchtvaartuigen met een hogere codeletter

a) Behalve in geval van noodsituaties mag een exploitant van het luchtvaartterrein, mits hij voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit heeft gekregen, toestaan dat het luchtvaartterrein of delen ervan worden gebruikt door luchtvaartuigen met een hogere codeletter dan die welke vermeld is in de in het certificaat opgenomen ontwerpkenmerken van het luchtvaartterrein.

b) Voor het aantonen van de naleving van punt a) zijn de bepalingen van ADR.OR.B.040 van toepassing.

SUBDEEL C — ONDERHOUD VAN HET LUCHTVAARTTERREIN (ADR.OPS.C)

▼M5

ADR.OPS.C.005 Onderhoud — Algemeen

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de opstelling en uitvoering van een programma, met inbegrip van het nodige preventieve onderhoud, om de faciliteiten van het luchtvaartterrein en de systemen en apparatuur voor de exploitatie van het luchtvaartterrein in een toestand te houden die geen afbreuk doet aan de veiligheid, de regelmaat of de efficiëntie van de luchtvaartnavigatie. Bij het ontwerp en de uitvoering van het onderhoudsprogramma wordt rekening gehouden met menselijke factoren.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat passende en toereikende middelen beschikbaar zijn voor de effectieve uitvoering van het onderhoudsprogramma.

▼M5

ADR.OPS.C.007 Onderhoud van voertuigen

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

zorgt voor de opstelling en uitvoering van een onderhoudsprogramma, dat ook in preventief onderhoud voorziet en rekening houdt met menselijke factoren, om de doeltreffendheid van reddings- en brandbestrijdingsvoertuigen en hun uitrusting en de naleving van de specifieke responsietijd gedurende de gehele levensduur van het voertuig te waarborgen;

2) 

zorgt voor de uitvoering van een onderhoudsprogramma voor zijn andere voertuigen die in het bewegingsgebied of in andere operationele zones actief zijn.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

stelt procedures vast om de uitvoering van het onder a) bedoelde onderhoudsprogramma te ondersteunen;

2) 

zorgt ervoor dat passende en toereikende middelen en faciliteiten beschikbaar zijn voor de effectieve uitvoering van dat programma;

3) 

houdt voor elk voertuig onderhoudsgegevens bij.

c) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat organisaties die op het luchtvaartterrein werkzaamheden uitvoeren of diensten verrichten:

1) 

hun voertuigen in het bewegingsgebied of in een ander operationele zone onderhouden overeenkomstig een vastgesteld onderhoudsprogramma, met inbegrip van preventief onderhoud;

2) 

relevante onderhoudsgegevens bijhouden.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat defecte voertuigen niet worden geëxploiteerd.

▼M5

ADR.OPS.C.010 Onderhoud van verharde oppervlakken, andere grondoppervlakken en drainage

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein inspecteert de oppervlakken van alle bewegingsgebieden, inclusief de verharde oppervlakken (startbanen, taxibanen en platformen), de aangrenzende zones en de drainage teneinde regelmatig te kunnen beoordelen in welke staat zij zich bevinden, als onderdeel van een preventief en correctief onderhoudsprogramma van het luchtvaartterrein.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein:

1) 

onderhoudt het oppervlak van alle bewegingsgebieden met het oog op het voorkomen en verwijderen van vreemde voorwerpen die schade kunnen veroorzaken aan luchtvaartuigen of de activiteiten van luchtvaartuigsystemen kunnen hinderen;

2) 

onderhoudt het oppervlak van startbanen, taxibanen en luchtvaartterreinen teneinde te voorkomen dat schadelijke onregelmatigheden ontstaan;

3) 

houdt de baan in een zodanige toestand dat de rolweerstand van de baan minstens aan de minimumnormen beantwoordt;

4) 

voert periodieke inspecties uit van de rolweerstand van de baan en documenteert de rolweerstand voor onderhoudsdoeleinden. De frequentie van die inspecties moet volstaan om de evolutie van de rolweerstand van de baan vast te stellen;

5) 

neemt corrigerende maatregelen om te voorkomen dat de rolweerstand van de volledige baan of een deel daarvan, in niet-verontreinigde toestand, onder de minimumnormen zakt.

ADR.OPS.C.015 Onderhoud van visuele hulpmiddelen en elektrische systemen

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de opstelling en uitvoering van een preventief en correctief onderhoudsprogramma om de goede werking van de elektrische systemen en de beschikbaarheid van de stroomvoorziening voor alle noodzakelijke installaties van het luchtvaartterrein te waarborgen op een manier die de veiligheid, regelmaat en efficiëntie van de luchtvaartnavigatie verzekert.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de opstelling en uitvoering van een preventief en correctief onderhoudsprogramma om de goede werking van de afzonderlijke lichten en de betrouwbaarheid van de verlichtingssystemen van het luchtvaartterrein te waarborgen, op dusdanige wijze dat de continuïteit van de geleiding en controle van luchtvaartuigen en voertuigen als volgt wordt gewaarborgd:

1) 

voor een precisienaderingsbaan van categorie II of III heeft het systeem van preventief onderhoud tot doel ervoor te zorgen dat alle naderings- en baanlichten operationeel zijn gedurende elke periode van categorie II- of categorie III-vluchten en ervoor te zorgen dat steeds ten minste:

i) 

95 % van de lichten van elk van de volgende onderdelen operationeel zijn:

A) 

het verlichtingssysteem voor precisienadering van categorieën II en III, de binnenste 450 m;

B) 

de middellijnlichten van de baan;

C) 

de baandrempellichten;

D) 

de baanrandlichten.

ii) 

90 % van de lichten in de landingszone operationeel zijn;

iii) 

85 % van de naderingsverlichting in de zone vanaf meer dan 450 m operationeel zijn;

iv) 

75 % van de baaneindelichten operationeel zijn;

2) 

de lichten die onbruikbaar zijn overeenkomstig punt 1, mogen het basispatroon van het verlichtingssysteem niet wijzigen;

3) 

er mogen geen twee lichten naast elkaar defect zijn, behalve als onderdeel van een lichtstreep of dwarslichtenrij, waar twee aangrenzende onbruikbare lichten wel zijn toegestaan;

4) 

voor een stopstreep op een wachtpositie op een baan, die wordt gebruikt in combinatie met een baan die bestemd is voor exploitatie in omstandigheden met een zichtbare baanlengte van minder dan 550 m, heeft het systeem van preventief onderhoud de volgende doelstellingen:

i) 

er mogen niet meer dan twee lichten defect zijn;

ii) 

twee aan elkaar grenzende lichten mogen niet defect blijven, tenzij de afstand tussen beide aanzienlijk kleiner is dan vereist;

5) 

voor een taxibaan die bestemd is voor gebruik wanneer de waarde van de zichtbare baanlengte minder dan 550 m bedraagt, heeft het systeem van preventief onderhoud tot doel ervoor te zorgen dat er geen twee aan elkaar grenzende taxibaanhartlijnlichten defect zijn;

6) 

voor een precisienaderingsbaan van categorie I heeft het systeem van preventief onderhoud tot doel ervoor te zorgen dat alle naderings- en baanlichten operationeel zijn gedurende elke periode van categorie I-activiteiten en ervoor te zorgen dat steeds ten minste:

i) 

85 % van de lichten in elk van de volgende onderdelen operationeel zijn:

A) 

het verlichtingssysteem voor precisienaderingen van categorie I;

B) 

de baandrempellichten;

C) 

de baanrandlichten;

D) 

de baaneindelichten;

ii) 

twee aangrenzende defecte lichten zijn niet toegestaan tenzij de afstand tussen beide aanzienlijk kleiner is dan vereist;

7) 

voor een startbaan die bestemd is voor opstijgen wanneer de zichtbare baanlengte minder dan 550 m bedraagt, heeft het systeem van preventief onderhoud tot doel ervoor te zorgen dat alle baanlichten tijdens de exploitatie te allen tijde operationeel zijn en dat in elk geval:

i) 

ten minste:

A) 

95 % van de baanhartlijnlichten (indien aanwezig) en baanrandlichten operationeel zijn;

B) 

75 % van de baaneindelichten operationeel zijn;

ii) 

er zich geen twee defecte lichten naast elkaar bevinden;

8) 

voor een startbaan die bestemd is voor opstijgen bij een zichtbare baanlengte van minstens 550 m, heeft het systeem van preventief onderhoud tot doel ervoor te zorgen dat alle baanlichten tijdens de exploitatie te allen tijde operationeel zijn en dat in elk geval:

i) 

ten minste 85 % van de baanrandlichten en baaneindelichten operationeel zijn;

ii) 

er zich geen twee defecte lichten naast elkaar bevinden;

9) 

voor een baan die met een visueel glijpadindicatorsysteem is uitgerust, moet het systeem van preventief onderhoud tot doel hebben ervoor te zorgen dat alle eenheden tijdens de exploitatie te allen tijde operationeel zijn. Een eenheid wordt geacht buiten werking te zijn als er zoveel lichten defect zijn dat de eenheid het luchtvaartuig niet meer de beoogde geleiding biedt.

c) 

Voor de toepassing van punt b) wordt een licht buiten werking geacht als:

1) 

de gemiddelde lichtintensiteit van de hoofdbundel minder dan 50 % van de waarde in de door het Agentschap vastgestelde certificeringsspecificaties bedraagt. Voor lichteenheden waarvan de gemiddelde lichtintensiteit van de hoofdbundel hoger is dan de waarde in de door het Agentschap vastgestelde certificeringsspecificaties, heeft het percentage van 50 % betrekking op die ontwerpwaarde;

2) 

de bij het licht horende filter ontbreekt of is beschadigd, of het licht geen correcte kleurenlichtstraal produceert.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de opstelling en uitvoering van een preventief en correctief onderhoudsprogramma om de goede werking en de betrouwbaarheid van het systeem van markeringen en tekens op het luchtvaartterrein op dusdanige wijze te waarborgen dat de continuïteit van de geleiding en controle van luchtvaartuigen en voertuigen wordt verzekerd.

e) 

Er worden geen bouw- of onderhoudsactiviteiten uitgevoerd in de nabijheid van elektrische systemen van het luchtvaartterrein als de slechtzichtprocedures op dat terrein van kracht zijn.

f) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

1) 

de onder a), b) en d) bedoelde programma’s voor preventief onderhoud passende inspecties en controles van de afzonderlijke onderdelen van elk systeem en van het systeem zelf omvatten, die worden uitgevoerd volgens vastgestelde procedures en op gezette tijden en die zijn afgestemd op de beoogde activiteiten en systemen;

2) 

er passende corrigerende maatregelen worden genomen om geconstateerde gebreken weg te werken.

g) 

De exploitant van het luchtvaartterrein houdt gegevens bij over de relevante onderhoudswerkzaamheden.

▼M4

SUBDEEL D — PLATFORMBEHEERSACTIVITEITEN

ADR.OPS.D.001 Veiligheidsgerelateerde activiteiten in verband met platformbeheer

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein ziet erop toe dat er op het platform middelen en procedures beschikbaar zijn om:

1) 

de beweging te reguleren met als doel botsingen tussen luchtvaartuigen onderling en tussen luchtvaartuigen en obstakels te voorkomen;

2) 

de toegang van luchtvaartuigen tot het platform te reguleren en het verlaten van dat platform door luchtvaartuigen met de verkeerstoren van de luchthaven te coördineren;

3) 

veilige en vlotte bewegingen van voertuigen te waarborgen;

4) 

de volgende activiteiten adequaat te reguleren:

i) 

toewijzen van standplaatsen voor luchtvaartuigen;

ii) 

het aanbieden van marshallingdiensten;

iii) 

de parkeerprocedure voor luchtvaartuigen en het vertrekken vanaf de standplaats;

iv) 

bijtanken van luchtvaartuigen;

v) 

bescherming tegen jet blast en het testen van motoren;

vi) 

startklaringen en instructies voor het taxiën.

b) 

Voor de uitvoering van punt a) kan de exploitant van het luchtvaartterrein verantwoordelijkheden delegeren aan andere organisaties. Indien de exploitant van het luchtvaartterrein dergelijke verantwoordelijkheden delegeert, neemt hij de delegatie daarvan op in het handboek voor het luchtvaartterrein.

ADR.OPS.D.005 Platformgrenzen

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein bakent, in overleg met de verlener van luchtverkeersdiensten, de grenzen van het platform af en deelt deze mee aan de verlener van luchtvaartinformatiediensten met het oog op publicatie in de luchtvaartgids (AIP).

b) 

Bij de afbakening van de grenzen van het platform wordt ten minste rekening gehouden met het volgende:

1) 

de inrichting van het luchtvaartterrein;

2) 

de configuratie van de start- en landingsbaan en de wijze waarop die worden geëxploiteerd;

3) 

de verkeersdichtheid;

4) 

de weersomstandigheden;

5) 

de vluchtuitvoeringsprocedures.

ADR.OPS.D.010 Coördinatie van de toegang van luchtvaartuigen tot en het vertrek van luchtvaartuigen vanaf het platform

a) 

Als de vliegtuigbewegingen op het platform niet door de verlener van luchtverkeersdiensten worden beheerd, zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat de toegang van luchtvaartuigen tot het platform en het vertrek vanaf dat platform worden gecoördineerd met de verlener van luchtverkeersdiensten. Die coördinatie omvat:

1) 

aangewezen overdrachtspunten tussen platformbeheersdiensten en luchtverkeersdiensten voor aankomende en vertrekkende luchtvaartuigen;

2) 

aangewezen lucht-grondcommunicatiefaciliteiten die op het platform moeten worden gebruikt;

3) 

wachtzones voor aankomende vliegtuigen wanneer er geen standplaats voor luchtvaartuigen beschikbaar is.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein verstrekt de luchtvaartinlichtingendiensten de volgende informatie met het oog op publicatie in de luchtvaartgids (AIP):

1) 

de aangewezen overdrachtspunten als bedoeld onder a), punt 1;

2) 

de aangewezen lucht-grondcommunicatiefaciliteiten als bedoeld onder a), punt 2.

ADR.OPS.D.015 Beheer van bewegingen van luchtvaartuigen op het platform

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

a) 

luchtvaartuigen instructies krijgen over de route die zij op het platform moeten volgen;

b) 

passende visuele hulpmiddelen worden verstrekt om ervoor te zorgen dat het cockpitpersoneel de toegewezen route kan identificeren;

c) 

de geplande route vrij is van alle obstakels die een botsing met het bewegende luchtvaartuig kunnen veroorzaken.

ADR.OPS.D.025 Toewijzing van standplaatsen aan luchtvaartuigen

a) 

Door de exploitant van het luchtvaartterrein worden procedures vastgesteld en toegepast om ervoor te zorgen dat de toegewezen standplaats van luchtvaartuigen:

1) 

geschikt is voor het type luchtvaartuig dat geacht wordt ze te gebruiken;

2) 

wordt meegedeeld aan de voor de verlening van AMS verantwoordelijke organisatie, indien die bepaald is, of aan de relevante verlener van luchtverkeersdiensten;

3) 

wordt meegedeeld aan de personen die verantwoordelijk zijn voor het manoeuvreren van het luchtvaartuig.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat bij de toewijzing van luchtvaartuigen aan standplaatsen ten minste rekening wordt gehouden met de volgende parameters:

1) 

de kenmerken van het luchtvaartuig;

2) 

parkeerhulpvoorzieningen;

3) 

de voorzieningen van de standplaats;

4) 

de nabijheid van infrastructuur;

5) 

andere geparkeerde luchtvaartuigen op naburige standplaatsen;

6) 

andere aan de standplaatsen gekoppelde randvoorwaarden.

ADR.OPS.D.030 Marshalling van luchtvaartuigen

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat de bij de marshalling van luchtvaartuigen gebruik wordt gemaakt van seinen overeenkomstig aanhangsel 1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie ( 9 ).

ADR.OPS.D.035 Parkeren van luchtvaartuigen

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en toepassing van procedures om te garanderen dat:

a) 

een voor het parkeren van een luchtvaartuig aangewezen zone op een platform wordt gemonitord om ervoor te zorgen dat de veiligheidsafstand tijdens het parkeermanoeuvre wordt aangehouden;

b) 

er richtsnoeren worden gegeven om het luchtvaartuig in staat te stellen veilig te parkeren;

c) 

de automatische parkeergeleiding, indien geïnstalleerd, naar behoren functioneert;

d) 

de personen die verantwoordelijk zijn voor het taxiën van het luchtvaartuig, worden gewaarschuwd om het luchtvaartuig te doen stoppen als de veiligheidsafstand niet wordt nageleefd;

e) 

alleen personen die bij de parkeerprocedure moeten assisteren in de buurt van het luchtvaartuig worden toegelaten wanneer de antibotsingslichten branden;

f) 

er zich geen vreemde voorwerpen (FOD) op de standplaats van het luchtvaartuig bevinden.

ADR.OPS.D.040 Vertrek van het luchtvaartuig vanaf de standplaats

Door de exploitant van het luchtvaartterrein worden procedures vastgesteld en toegepast om ervoor te zorgen dat tijdens het vertrek van het luchtvaartuig vanaf de standplaats:

a) 

alle afhandelingsmaterieel en voertuigen, met uitzondering van eventuele voor de verplaatsingen van het luchtvaartuig vereiste push-backtrucks, van de standplaats van het luchtvaartuig zijn verwijderd of op de aangewezen plaats zijn geparkeerd;

b) 

indien de standplaats over passagiersbruggen beschikt, die bruggen zijn ingetrokken;

c) 

er zich geen vreemde voorwerpen (FOD) op de aangewezen vertrekroute vanuit de standplaats voor vliegtuigen bevinden;

d) 

er geen voertuigbewegingen op de standplaats plaatsvinden en er geen verkeer op de aangrenzende weg(en) is, met uitzondering van de voor de beweging van het luchtvaartuig vereiste push-backtrucks;

e) 

alleen personen die bij het vertrek van het luchtvaartuig moeten assisteren worden toegelaten in de buurt van het luchtvaartuig als de antibotsingslichten branden en de motoren in werking zijn.

ADR.OPS.D.045 Verstrekken van informatie aan organisaties die actief zijn op het platform

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt organisaties die op het platform actief zijn, tijdig in kennis van informatie inzake operationele beperkingen op het platform.

b) 

De te verstrekken informatie omvat, naargelang het geval:

1) 

de aard van de beperking;

2) 

de duur van de beperking, indien bekend;

3) 

de toe te passen mitigatiemaatregelen;

4) 

de operationele impact van de beperking;

5) 

de beschikbaarheid van standplaatsen voor luchtvaartuigen;

6) 

beperkingen op de standplaatsen voor luchtvaartuigen;

7) 

de beschikbaarheid van vaste installaties bij de standplaatsen voor luchtvaartuigen;

8) 

speciale parkeerprocedures;

9) 

tijdelijke wijzigingen van de rijroutes;

10) 

lopende werkzaamheden;

11) 

alle andere informatie die van belang is voor de activiteiten van platformgebruikers.

ADR.OPS.D.050 Alarmeren van noodhulpdiensten

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

1) 

in het noodplan voor het luchtvaartterrein een procedure wordt vastgesteld en uitgevoerd om hulpdiensten te alarmeren bij ongevallen en incidenten op het platform;

2) 

de passende middelen en faciliteiten ter beschikking worden gesteld om de betrokken hulpdiensten te alarmeren.

b) 

De door de exploitant van het luchtvaartterrein vastgestelde procedure omvat ten minste het volgende:

1) 

de contactgegevens en de middelen die worden gebruikt om de noodhulpdiensten te alarmeren;

2) 

de informatie die moet worden verstrekt aan noodhulpdiensten met het oog op een efficiënte afhandeling van het incident, zoals:

i) 

de locatie van het ongeval of incident;

ii) 

de aard van het ongeval of incident;

iii) 

de schade;

iv) 

letsels van personen;

v) 

gevaarlijke goederen.

ADR.OPS.D.055 Voorzorgsmaatregelen tegen jetblast

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein maakt de platformgebruikers bewust van de gevaren van jetblast en de slipstream van propellers.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein verlangt van de platformgebruikers dat zij voertuigen en apparatuur goed beveiligen en wijzen parkeerzones aan waar het effect van jetblast of propellerslipstream minimaal is.

c) 

Bij het ontwerpen of wijzigen van de inrichting van platforms houdt de exploitant van het luchtvaartterrein rekening met het effect van jetblast of de slipstream van propellers.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein identificeert plaatsen die gevoelig zijn voor jetblast en publiceert een verzoek aan piloten om de stuwkracht zo veel mogelijk te beperken of neemt passende risicobeperkende maatregelen om het effect van jetblast maximaal te reduceren.

ADR.OPS.D.060 Tanken van luchtvaartuigen

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein stelt procedures vast voor het tanken van luchtvaartuigen.

b) 

De procedure vereist het volgende:

1) 

een verbod op open vuur en het gebruik van elektrisch of soortgelijk gereedschap dat binnen de zone voor brandstofbevoorrading vonken of vlambogen kan veroorzaken;

2) 

een verbod op het inschakelen van elektriciteitskasten tijdens het bijtanken;

3) 

de aanwezigheid van een obstakelvrije evacuatieroute van bij het luchtvaartuig zodat tankwagens en personen in geval van nood snel kunnen worden geëvacueerd;

4) 

de correcte aansluiting tussen vliegtuigen en de brandstoftoevoerbronnen en de correcte toepassing van de aardingsprocedures;

5) 

de onmiddellijke melding door de personen die toezicht houden op het tanken als er bij het tanken brandstof is gelekt en gedetailleerde instructies over de afhandeling van gelekte brandstof;

6) 

de zodanige opstelling van gronduitrusting dat nooduitgangen obstakelvrij blijven om een snelle evacuatie van de passagiers mogelijk te maken, indien de passagiers instappen of uitstappen of tijdens het bijtanken aan boord van het luchtvaartuig blijven;

7) 

de onmiddellijke beschikbaarheid van brandblustoestellen van een geschikt type voor ten minste een eerste interventie in geval van een brandstofbrand;

8) 

de stopzetting van de tankverrichtingen bij onweer op of in nabijheid van het luchtvaartterrein.

ADR.OPS.D.065 Testen van motoren

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en toepassing van een procedure voor het testen van de motoren.

b) 

De procedure omvat het volgende:

1) 

de persoon die bevoegd is om testen van motoren goed te keuren;

2) 

de zones waar motoren worden getest;

3) 

de veiligheidsmaatregelen die moeten worden genomen.

ADR.OPS.D.070 Reflecterende kleding

De exploitant van het luchtvaartterrein eist dat alle personeelsleden die buiten, te voet, op het bewegingsgebied werken reflecterende kleding dragen.

ADR.OPS.D.075 Startklaringen en instructies voor het taxiën

a) 

Als de vliegtuigbewegingen op het platform niet door de verlener van luchtverkeersdiensten worden beheerd, zorgt de exploitant van het luchtvaartterrein ervoor dat de startklaringen, push-backklaringen, indien nodig, en taxi-instructies worden gecoördineerd met de verlener van luchtverkeersdiensten.

b) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt in samenwerking met de verlener van luchtverkeersdiensten voor de vaststelling en toepassing van een procedure die het volgende omvat:

1) 

definitie van de bevoegdheid om een startklaring te verlenen;

2) 

de middelen om elkaar op de hoogte te stellen van verleende startklaringen;

3) 

middelen om elkaar op de hoogte te stellen van gegeven push-backklaringen en taxi-instructies.

ADR.OPS.D.080 Opleiding en bekwaamheidsprogramma’s voor marshallers en „FOLLOW-ME”-chauffeurs

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt voor de vaststelling en toepassing van een opleidingsprogramma voor personen die een van de volgende verlenen:

1) 

marshallingdiensten;

2) 

„FOLLOW-ME”-begeleiding.

b) 

Het opleidingsprogramma wordt uitgevoerd overeenkomstig ADR.OR.D.017 van bijlage III.

c) 

Bij de ontwikkeling van de opleiding wordt gezorgd voor de verwerving van de basiskennis en praktische vaardigheden voor de uitvoering van de taken.

d) 

De exploitant van het luchtvaartterrein past een programma voor het testen van vaardigheden van het onder a) bedoelde personeel toe om te zorgen voor:

1) 

de blijvende competentie van het personeel;

2) 

kennis van het personeel van de voor zijn functies en taken relevante regels en procedures. De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat de onder a) bedoelde personen na het voltooien van hun basisopleiding met intervallen van maximaal twaalf maanden aan een vaardigheidstest worden onderworpen.

ADR.OPS.D.085 Opleiding en programma voor het testen van de vaardigheden van personeel dat via radiotelefonie taxi-instructies aan luchtvaartuigen geeft

a) 

De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat:

1) 

personen die op het platform via radiotelefonie, via de toegewezen frequenties, taxi-instructies aan luchtvaartuigen geven, naar behoren zijn opgeleid en gekwalificeerd;

2) 

het opleidingsprogramma wordt uitgevoerd overeenkomstig ADR.OR.D.017 van bijlage III, met de volgende uitzonderingen:

i) 

de basisopleiding wordt gevolgd door een opleiding per eenheid die de volgende fasen omvat:

A) 

de overgangsfase, die overwegend is bedoeld voor het bijbrengen van kennis en begrip van locatiespecifieke operationele procedures en taakspecifieke aspecten;

B) 

de werkplekfase, die de laatste fase van de opleiding voor de eenheid vormt en die dient om reeds verworven routinewerkzaamheden en vaardigheden die verband houden met het werk, onder toezicht van een gekwalificeerde instructeur voor opleidingen in de praktijk te integreren in een situatie met echt verkeer;

ii) 

periodieke training vindt plaats met tussenpozen van niet meer dan twaalf kalendermaanden en omvat een herhaling van de inhoud van de basisopleiding;

iii) 

een herhalingsopleiding wordt gegeven aan personen die gedurende meer dan twaalf maanden afwezig waren en omvat de volledige inhoud van de basisopleiding.

b) 

De onder a), punt 1, bedoelde personen moeten de taalvaardigheid aantonen, ten minste op operationeel niveau, zowel bij het gebruik van standaardzinnen als gewone taal, overeenkomstig punt c), in de talen die op het luchtvaartterrein voor lucht-grondcommunicatie worden gebruikt.

c) 

De kandidaat dient blijk te geven van de vaardigheid om:

1) 

effectief te communiceren met alleen maar de stem en in situaties van persoon tot persoon;

2) 

over algemene en werkgerelateerde onderwerpen nauwgezet en duidelijk te kunnen communiceren;

3) 

geschikte communicatiestrategieën te gebruiken voor het uitwisselen van berichten en voor het herkennen en oplossen van misverstanden in een algemene of werkgerelateerde context;

4) 

om te gaan met de taalkundige uitdagingen die ontstaan door een complicatie of onverwachte wending van gebeurtenissen die voorkomen binnen de context van een routinematige werksituatie of communicatietaak, waarmee hij voor het overige vertrouwd is;

5) 

een dialect of accent te gebruiken dat voor de luchtvaartgemeenschap begrijpelijk is.

d) 

De taalvaardigheid wordt aangetoond aan de hand van een certificaat van de organisatie die de beoordeling heeft uitgevoerd, waarin de talen, de taalvaardigheidsniveaus en de datum van de beoordeling worden vermeld.

e) 

Behalve voor personen die blijk hebben gegeven van taalvaardigheid op het niveau van deskundige, wordt de talenkennis opnieuw beoordeeld om de:

1) 

vier jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau „operationeel”;

2) 

zes jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau „zeer goed”.

f) 

De taalvaardigheid wordt aangetoond aan de hand van een beoordelingsmethode, die het volgende omvat:

1) 

het proces van beoordeling;

2) 

de kwalificaties van de beoordelaars die de talenkennis beoordelen;

3) 

de beroepsprocedure.

g) 

De exploitant van het luchtvaartterrein biedt een taalopleiding aan om het vereiste niveau van taalvaardigheid van zijn personeel in stand te houden.

h) 

De exploitant van het luchtvaartterrein past een programma voor het testen van vaardigheden van het onder a), punt 1, bedoelde personeel toe om te zorgen voor:

1) 

de blijvende competentie van het personeel;

2) 

kennis van het personeel van de voor zijn functies en taken relevante regels en procedures. De exploitant van het luchtvaartterrein zorgt ervoor dat de onder a) bedoelde personen na het voltooien van hun basisopleiding met intervallen van maximaal twaalf maanden aan een vaardigheidstest worden onderworpen.

▼M5




Aanhangsel 1

NOTAM-FORMULIER

image




Aanhangsel 2

SNOWTAM-FORMULIER

image



( 1 ) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

( 3 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).

( 5 ) PB L 294 van 13.11.2007, blz. 3.

( 6 ) PB L 295 van 14.11.2007, blz. 7.

( 7 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1).

( 8 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).

( 9 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en ‐procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).