02014O0060 — NL — 01.01.2021 — 010.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►M2 RICHTSNOER (EU) 2015/510 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (algemene documentatie richtsnoer) (ECB/2014/60) ◄ (PB L 091 van 2.4.2015, blz. 3) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
RICHTSNOER (EU) 2015/732 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 16 april 2015 |
L 116 |
22 |
7.5.2015 |
|
RICHTSNOER (EU) 2015/1938 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 27 augustus 2015 |
L 282 |
41 |
28.10.2015 |
|
RICHTSNOER (EU) 2016/64 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 18 november 2015 |
L 14 |
25 |
21.1.2016 |
|
RICHTSNOER (EU) 2016/2298 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 2 november 2016 |
L 344 |
102 |
17.12.2016 |
|
RICHTSNOER (EU) 2017/1362 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 18 mei 2017 |
L 190 |
26 |
21.7.2017 |
|
RICHTSNOER (EU) 2018/570 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 7 februari 2018 |
L 95 |
23 |
13.4.2018 |
|
RICHTSNOER (EU) 2019/1032 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 10 mei 2019 |
L 167 |
64 |
24.6.2019 |
|
BESLUIT (EU) 2020/506 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 7 april 2020 |
L 109I |
1 |
7.4.2020 |
|
RICHTSNOER (EU) 2020/1690 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 25 september 2020 |
L 379 |
77 |
13.11.2020 |
Gerectificeerd bij:
RICHTSNOER (EU) 2015/510 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 19 december 2014
betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (algemene documentatie richtsnoer) (ECB/2014/60)
(herschikking)
INHOUD |
|
DEEL EEN — |
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES |
DEEL TWEE — |
MONETAIRBELEIDSINSTRUMENTEN, -TRANSACTIES EN -PROCEDURES VAN HET EUROSYSTEEM |
TITEL I — |
Openmarkttransacties |
Hoofdstuk 1 — |
Overzicht van openmarkttransacties |
Hoofdstuk 2 — |
Categorieën van openmarkttransacties |
Hoofdstuk 3 — |
Instrumenten voor openmarkttransacties |
TITEL II — |
Permanente faciliteiten |
Hoofdstuk 1 — |
Marginale beleningsfaciliteit |
Hoofdstuk 2 — |
Depositofaciliteit |
TITEL III — |
Procedures voor monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem |
Hoofdstuk 1 — |
Tenders en bilaterale procedures voor openmarkttransacties van het Eurosysteem |
Afdeling 1 — |
Tenders |
Afdeling 2 — |
De operationele stappen bij een tender |
Onderafdeling 1 — |
Aankondiging van tenders |
Onderafdeling 2 — |
Inschrijving en de voorbereiding daarop door wederpartijen |
Onderafdeling 3 — |
Toewijzing bij tenders |
Onderafdeling 4 — |
Aankondiging van tenderresultaten |
Afdeling 3 — |
Bilaterale transacties voor openmarkttransacties van het Eurosysteem |
Hoofdstuk 2 — |
Procedures voor het afwikkelen van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem |
DEEL DRIE — |
IN AANMERKING KOMENDE WEDERPARTIJEN |
DEEL VIER — |
BELEENBARE ACTIVA |
TITEL I — |
Algemene beginselen |
TITEL II — |
Beleenbaarheidscriteria en kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa |
Hoofdstuk 1 — |
Beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa |
Afdeling 1 — |
Algemene beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa |
Afdeling 2 — |
Specifieke beleenbaarheidscriteria voor bepaalde typen van verhandelbare activa |
Onderafdeling 1 — |
Specifieke beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa |
Onderafdeling 2 — |
Specifieke beleenbaarheidscriteria voor gedekte obligaties, die gedekt worden door effecten op onderpand van activa |
Onderafdeling 3 — |
Specifieke beleenbaarheidscriteria voor door het Eurosysteem uitgegeven schuldbewijzen |
Onderafdeling 4 — |
Specifieke beleenbaarheidscriteria voor bepaalde ongedekte schuldbewijzen |
Hoofdstuk 2 — |
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor verhandelbare activa |
TITLE III — |
Beleenbaarheidscriteria en kredietkwaliteitsvereisten voor niet-verhandelbare activa |
Hoofdstuk 1 — |
Beleenbaarheidscriteria voor niet-verhandelbare activa |
Afdeling 1 — |
Beleenbaarheidscriteria voor kredietvorderingen |
Afdeling 2 — |
Beleenbaarheidscriteria voor termijndeposito's |
Afdeling 3 — |
Beleenbaarheidscriteria voor RMBD's |
Afdeling 4 — |
Beleenbaarheidscriteria voor DECC's |
Hoofdstuk 2 — |
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa |
Afdeling 1 — |
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor kredietvorderingen |
Afdeling 2 — |
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor RMBD's |
Afdeling 3 — |
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor DECC's |
TITEL IV — |
Waarborgen voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa |
TITEL V — |
Kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem voor beleenbare activa |
TITEL VI — |
Kader voor risicocontrole en waardering van verhandelbare en niet-verhandelbare activa |
Hoofdstuk 1 — |
Risicobeheersingsmaatregelen voor verhandelbare activa |
Hoofdstuk 2 — |
Risicobeheersingsmaatregelen voor niet-verhandelbare activa |
Hoofdstuk 3 — |
Waarderingsregels voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa |
TITEL VII — |
Acceptatie van niet in euro luidend onderpand in onvoorziene omstandigheden |
TITEL VIII — |
Voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa |
TITEL IX — |
Grensoverschrijdend gebruik van beleenbare activa |
DEEL VIJF — |
SANCTIES IN GEVAL NIET AAN WEDERPARTIJVERPLICHTINGEN VOLDAAN WORDT |
DEEL ZES — |
DISCRETIONAIRE MAATREGELEN |
DEEL ZEVEN — |
AANVULLENDE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISKENMERKEN IN VERBAND MET MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES VAN HET EUROSYSTEEM |
Hoofdstuk 1 — |
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op alle regelingen inzake monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem |
Hoofdstuk 2 — |
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op zowel repo's als op leningen tegen onderpand |
Hoofdstuk 3 — |
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van repo-overeenkomsten |
Hoofdstuk 4 — |
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van leningen tegen onderpand |
Hoofdstuk 5 — |
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden |
DEEL ACHT — |
SLOTBEPALINGEN |
BIJLAGE I — |
Minimumreserves |
BIJLAGE II — |
Tenderaankondiging |
BIJLAGE III — |
Tendertoewijzing en tenderprocedures |
BIJLAGE IV — |
Tenderresultatenaankondiging |
BIJLAGE V — |
Keuzecriteria aangaande wederpartijen bij deviezeninterventies van het Eurosysteem |
BIJLAGE VI — |
Grensoverschrijdend gebruik van beleenbare activa |
BIJLAGE VI bis — |
Beleenbaarheidscriteria voor het gebruik van effectenafwikkelingssystemen en koppelingen tussen effectenafwikkelingssystemen in Eurosysteemkrediettransacties |
BIJLAGE VII — |
Berekening van overeenkomstig deel vijf toe te passen sancties en overeenkomstig deel zeven toe te passen financiële sancties |
BIJLAGE VIII — |
Vereisten inzake leningsgewijze gegevensrapportage voor effecten op onderpand van activa en vereisten voor databanken voor leningsgewijze gegevens |
BIJLAGE IX — |
Prestatietoezichtproces van het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem |
BIJLAGE IX bis — |
Minimumdekkingsvereisten voor externe kredietbeoordelinginstellingen binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem |
BIJLAGE IX ter — |
Minimumvereisten in het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem voor rapporten inzake nieuwe emissies en toezicht betreffende programma's voor gedekte obligaties |
BIJLAGE IX quater — |
EKBI-aanvaardingscriteria en aanvraagprocedure |
BIJLAGE XI — |
Effectenvormen |
BIJLAGE XII — |
Voorbeelden van monetairbeleidstransacties en -procedures van het Eurosysteem |
BIJLAGE XII bis — |
|
BIJLAGE XIII — |
Concordantietabel |
BIJLAGE XIV — |
Ingetrokken richtsnoer met lijst van opeenvolgende wijzigingen |
DEEL EEN
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Artikel 2
Definities
In dit richtsnoer zijn de volgende definities van toepassing:
1. |
„werkelijk-aantal-dagen/360 conventie”:de in monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem toegepaste conventie die het werkelijke aantal kalenderdagen bepaalt dat is opgenomen in de renteberekening op basis van een jaar van 360 dagen; |
2. |
„agentschap”:een entiteit die is gevestigd in een lidstaat die de euro als munt heeft en die ofwel betrokken is bij het algemeen belang dienende activiteiten die op nationaal of regionaal niveau worden uitgevoerd, of in hun financieringsbehoeften voorziet en die door het Eurosysteem als agentschap is geclassificeerd. De lijst van agentschappen wordt gepubliceerd op de website van de ECB en specificeert of de kwantitatieve criteria voor surpluspercentages als opgenomen in bijlage XIIa voor elke entiteit worden gerespecteerd; |
3. |
„effecten op onderpand van activa”:schuldbewijzen die worden gedekt door een depot van beschermde („ringfenced”) financiële activa (vast of renouvellerend) die binnen een beperkte tijdsperiode contant worden. Bovendien kunnen rechten of andere activa bestaan die de financiële verwerking of tijdige distributie van opbrengsten aan de effecten waarborgen. In het algemeen worden ze uitgegeven door een speciaal daarvoor gecreëerd beleggingsinstrument dat het depot aan financiële activa heeft verworven van de initiator of de verkoper. Dienaangaande, betalingen op de effecten op onderpand van activa hangen hoofdzakelijk af van de kasstromen die worden gegenereerd door de activa in het onderliggende depot en door andere rechten die zijn bedoeld ter garandering van tijdige betaling, zoals liquiditeitsfaciliteiten, waarborgen of andere kenmerken in het algemeen kredietverbeteringen genoemd; |
4. |
„bilaterale procedure”:een procedure waarbij de NCB's of, in uitzonderlijke omstandigheden de ECB, finetuningtransacties of onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapieren uitvoeren, rechtstreeks of met een of meer wederpartijen, of via beurzen of marktagenten, zonder gebruik te maken van tenderprocedures; |
5. |
„giraal systeem”:een systeem dat de overdracht mogelijk maakt van effecten of andere financiële activa waarbij geen fysieke verplaatsing van papieren documenten of certificaten plaatsvindt, bv. de elektronische overdracht van effecten; |
6. |
„werkdag”:a) inzake een betalingsverplichting: iedere dag waarop Target2 operationeel is voor de effectuering van een dergelijke betaling; of b) inzake een leveringsverplichting van activa: iedere dag dat het effectenafwikkelingssysteem, via welke de levering moet plaatsvinden, open is voor werkzaamheden daar waar de levering van de desbetreffende effecten moet geschieden; |
7. |
„centrale effectenbewaarinstelling” (CSD):een centrale effectenbewaarinstelling zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ); |
8. |
„lening tegen onderpand”:een regeling tussen een NCB en een wederpartij waarbij liquiditeit wordt verschaft aan een wederpartij in de vorm van een lening waarvoor zekerheid is verschaft door middel van een door die wederpartij aan de NCB verstrekt afdwingbaar zekerheidsrecht, in de vorm van bijvoorbeeld pandrecht, cessie of bezwaring die is verleend op activa; |
9. |
„aantrekken van termijndeposito's”:een instrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waarbij het Eurosysteem wederpartijen in de gelegenheid stelt termijndeposito's te plaatsen op rekeningen bij hun eigen NCB's teneinde liquiditeiten aan de markt te onttrekken; |
10. |
„bevoegde autoriteit”:een bij nationale wetgeving officieel erkende overheidsinstantie of lichaam die/dat bij nationale wetgeving gemachtigd is toezicht op instellingen uit te oefenen als onderdeel van het toezichtstelsel in de betrokken lidstaat, met inbegrip van de ECB met betrekking tot de uitoefening van de haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad ( 2 ) opgedragen taken; |
11. |
„wederpartij”:een instelling die aan de in deel drie vermelde criteria voldoet om toegelaten te worden tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem; |
12. |
„gedekte obligatie”:schuldbewijs dat een dubbele claim heeft: a) direct of indirect op een kredietinstelling, en b) op een dynamische cover pool van onderliggende activa, waarvoor geen onderverdeling van het risico bestaat; |
13. |
„kredietvordering”:een vordering tot terugbetaling van geld die een schuldverplichting is van een schuldenaar ten opzichte van een wederpartij. Kredietvorderingen omvatten ook Schuldscheindarlehen en in Nederland geregistreerde particuliere vorderingen op de overheid of andere in aanmerking komende debiteuren die worden gedekt door een overheidsgarantie, bijvoorbeeld woningbouwverenigingen; |
14. |
„kredietinstelling”:een kredietinstelling in de zin van artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) en van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ), die onderworpen is aan toezicht door een bevoegde autoriteit of een overheidskredietinstelling is in de zin van artikel 123, lid 2, van het Verdrag die onderworpen is aan toezicht dat vergelijkbaar is met de standaarden voor toezicht door een bevoegde autoriteit; |
15. |
„rating”:zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ); |
16. |
„grensoverschrijdend gebruik”: de indiening, als onderpand, door een wederpartij aan de eigen NCB van:
a)
in een andere eurogebiedlidstaat aangehouden verhandelbare activa;
b)
in een andere eurogebiedlidstaat uitgegeven en in de lidstaat van de eigen NCB aangehouden verhandelbare activa;
c)
kredietvorderingen waarvan de kredietvorderingsovereenkomst wordt beheerst door de wetten van een andere eurogebiedlidstaat dan die van de eigen NCB;
d)
retail-schuldbewijzen met hypothecair onderpand (RMBD's) in overeenstemming met de toepasselijke CCBM-procedures.
e)
niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekt door beleenbare kredietvorderingen (DECC's), uitgegeven en aangehouden in een andere eurogebiedlidstaat, met uitzondering van de eurogebiedlistaat van de eigen NCB; |
17. |
„valutahedgetransactie”:een overeenkomst tussen een emittent van effecten en een hedge-wederpartij, op grond waarvan een deel van het valutarisico dat voortvloeit uit de ontvangst van kasstromen in valuta's anders dan euro wordt teruggedrongen door de kasstromen middels een swap te verruilen voor door de hedge-wederpartij te verrichten betalingen in euro, met inbegrip van een waarborg door de hedge-wederpartij ten aanzien van deze betalingen; |
18. |
„bewaarnemer”:een entiteit die zich bezighoudt met bewaring en beheer van financiële instrumenten namens anderen; |
19. |
„marktwaarde ten tijde van wanbetaling”: betekent ten aanzien van alle activa op ongeacht welke datum:
a)
de marktwaarde van dergelijke activa op het moment waarop vanwege wanbetaling waardering dient plaats te vinden, berekend op basis van de meest representatieve koers op de aan de waarderingsdag voorafgaande werkdag.
b)
als voor een bepaald activum op de aan de waarderingsdag voorafgaande werkdag geen representatieve koers beschikbaar is, wordt de meest recente verhandelingskoers gebruikt. Als er geen verhandelingskoers beschikbaar is, stelt de NCB die de transactie verricht een koers vast, rekening houdend met de meest recente op de referentiemarkt vastgestelde koers voor het desbetreffende activum;
c)
indien voor de activa geen marktwaarde bestaat, wordt een andere billijke waarderingsmethode gebruikt;
d)
indien de NCB vóór het moment waarop vanwege het in gebreke blijven waardering dient plaats te vinden de activa of equivalente activa tegen de marktkoers heeft verkocht, de netto-opbrengst van de verkoop, na aftrek van alle billijke kosten, vergoedingen en uitgaven in verband met de verkoop, waarbij de NCB de berekening uitvoert en de bedragen vaststelt; |
20. |
„levering-tegen-betaling”:een „exchange-for-value mechanisme” dat waarborgt dat de onherroepelijke overdracht, d.w.z. de levering van activa, slechts geschiedt na een corresponderende onherroepelijke overdracht van andere activa, d.w.z. de betaling; |
21. |
„depositofaciliteit”:een permanente door het Eurosysteem aangeboden faciliteit die door wederpartijen kan worden benut bij het Eurosysteem via een NCB onmiddellijk opvraagbare deposito's te plaatsen, tegen vergoeding volgens een vooraf vastgelegde depositorente; |
22. |
„depositorente”:de op de depositofaciliteit toegepaste rentevoet; |
22 bis. |
„directe koppeling”:een door CSD's beheerde regeling tussen twee SSS'en, krachtens welke regeling een CSD een directe deelnemer wordt in de door de andere CSD beheerde SSS door het openen van een effectenrekening, zulks om de girale overdracht van effecten mogelijk te maken; |
23. |
„binnenlands gebruik”: een in een eurogebiedlidstaat gevestigde wederpartij dient als onderpand in:
a)
verhandelbare activa die zijn uitgegeven en worden aangehouden in dezelfde lidstaat als die van haar eigen NCB;
b)
kredietvorderingen indien op de kredietvorderingsovereenkomst de wetgeving van de lidstaat van haar eigen NCB van toepassing is;
c)
RMBD's die in de lidstaat van haar eigen NCB gevestigde entiteiten hebben uitgegeven;
d)
niet-verhandelbare schuldinstrumenten gedekt door beleenbare kredietvorderingen die zijn uitgegeven en worden aangehouden in dezelfde lidstaat als die van haar eigen NCB; |
24. |
„oormerkingsysteem”:een systeem voor het onderpandbeheer van NCB's waarbij liquiditeiten worden verschaft tegen specifieke, identificeerbare activa die zijn geoormerkt als onderpand voor specifieke Eurosysteemkrediettransacties. De vervanging van deze activa door andere specifieke beleenbare activa kan worden toegestaan door de eigen NCB op voorwaarde dat deze zijn geoormerkt als onderpand en geschikt zijn voor de betreffende transactie; |
24 bis. |
„door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligatie”:gedekte obligatie die wordt uitgegeven in overeenstemming met de vereisten van artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ); |
25. |
„beleenbare activa”:activa die voldoen aan de criteria van deel Vier en dienovereenkomstig gebruikt kunnen worden als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties; |
25 bis. |
„in aanmerking komende koppeling”:een directe of indirecte koppeling die naar oordeel van het Eurosysteem voldoet aan de geschiktheidscriteria in bijlage VI bis voor gebruik in Eurosysteemkrediettransacties en op de ECB-website bekend wordt gemaakt op de Eurosysteemlijst van in aanmerking komende koppelingen. Een in aanmerking komende indirecte koppeling bestaat uit onderliggende in aanmerking komende directe koppelingen; |
25 ter. |
„in aanmerking komende SSS”:een door een CSD beheerde SSS, welke CSD naar het oordeel van het Eurosysteem voldoet aan de geschiktheidscriteria in bijlage VI bis voor gebruik in Eurosysteemkrediettransacties en op de ECB-website bekend wordt gemaakt op de Eurosysteemlijst van in aanmerking komende SSS'en; |
26. |
„einde van de dag”:het tijdstip gedurende de werkdag na sluiting van Target2 waarop de in Target2 verwerkte betalingen onherroepelijk worden verwerkt; |
26 bis. |
„ESMA-rapportage activeringsdatum”:de eerste dag waarop zowel a) een securitisatieregister is geregistreerd bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en zodoende een ESMA-securitisatieregister wordt en b) de relevante technische uitvoeringsnormen die door de Commissie in de vorm van gestandaardiseerde sjabloons onder artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) zijn aangenomen en van toepassing zijn geworden; |
26 ter. |
„ESMA-securitisatieregister”:een securitisatieregister in de zin van artikel 2, punt 23, van Verordening (EU) 2017/2402 dat geregistreerd is bij ESMA krachtens artikel 10 van die verordening; |
27. |
„inflatie-index van het eurogebied”:een inflatie-index van het eurogebied zoals verstrekt door Eurostat of een nationale statistische instelling van een lidstaat, e.g. het geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen (GICP); |
28. |
„Europese Economische Ruimte” (EER):alle lidstaten, ongeacht of zij al dan niet formeel tot de EER zijn toegetreden, alsmede IJsland, Liechtenstein en Noorwegen; |
29. |
„Eurosysteem”:de ECB en de NCB's; |
30. |
„Eurosysteemwerkdag”:een dag waarop de ECB en ten minste een NCB geopend zijn voor het uitvoeren van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem; |
31. |
„Eurosysteemkrediettransacties”:a) liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop, d.w.z. liquiditeitsverruimende monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem met uitzondering van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier; en b) intradaykrediet; |
31 bis. |
„Een door het Eurosysteem aangewezen databank”:een entiteit aangewezen door het Eurosysteem in overeenstemming met bijlage VIII en die aan de in die bijlage neergelegde aanwijzingsvoorschriften voldoet; |
32. |
„monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem”:openmarkttransacties en permanente faciliteiten; |
▼M6 —————
34. |
„onherroepelijke overdracht”:een onherroepelijke en onvoorwaardelijke betaling ter voldoening aan een betalingsverplichting; |
35. |
„financiële instelling”:een financiële instelling zoals bedoeld in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ); |
36. |
„finetuningtransacties”:een categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert, met als specifiek doel het omgaan met fluctuaties in de liquiditeitsverhoudingen op de markt; |
37. |
„vastrentende coupons”:schuldbewijzen met een vooraf bepaalde periodieke interestbetaling; |
38. |
„vaste rentetender”:een tender waarbij de rentevoet, koers, swappunt of marge tevoren door de ECB worden vastgesteld en deelnemende wederpartijen het bedrag opgeven waarvoor zij tegen die vaste rentevoet, koers, swappunt of marge de transactie wensen aan te gaan; |
39. |
„variabele coupon”:een coupon die is gekoppeld aan een referentierente en waarbij de periode tussen twee couponvaststellingen niet langer is dan één jaar; |
40. |
„deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden”:een instrument voor het uitvoeren van openmarkttransacties waarbij het Eurosysteem contante euro aankoopt (of verkoopt) tegen een vreemde valuta onder gelijktijdige verkoop (of aankoop) op termijn per een overeengekomen datum; |
41. |
„eigen NCB”:de NCB van de eurogebiedlidstaat waarin de wederpartij is gevestigd; |
42. |
„indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem”:een door het Eurosysteem opgestelde kalender, ondersteund door de Raad van bestuur van de ECB, die de timing aangeeft voor de reserveperiode, evenals de aankondiging, toedeling en looptijd van basisherfinancieringstransacties en regelmatige langerlopende herfinancieringstransacties; |
42 bis |
„herkapitalisatie in natura met overheidsschuldinstrumenten”:iedere verhoging van het geplaatste kapitaal van een kredietinstelling indien een betaling geheel of gedeeltelijk bestaat uit een directe plaatsing bij de kredietinstelling van staatsschuldinstrumenten of overheidsschuldinstrumenten, uitgegeven door de soevereine staat of een publiekrechtelijk lichaam dat nieuw kapitaal aan de kredietinstelling verschaft; |
43. |
„internationale centrale effectenbewaarinstelling” (ICSD):een CSD die actief is in de afwikkeling van internationaal verhandelde effecten uit verscheidene nationale markten, gewoonlijk de grenzen van valutagebieden overschrijdend; |
44. |
„internationale organisatie”:een entiteit zoals vermeld in artikel 118 van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij blootstellingen aan een dergelijke entiteit een risicogewicht van 0 % krijgen. |
45. |
„internationaal effectenidentificatienummer” (ISIN):de internationale identificatiecode die wordt toegekend aan effecten die op financiële markten worden uitgegeven; |
46. |
„intradaykrediet”:intradaykrediet zoals bedoeld in artikel 2, punt 26, van Richtsnoer ECB/2012/27 ( 9 ); |
46 bis. |
„beleggingsonderneming”:een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013; |
46 ter. |
„beleggingsinstelling”:geldmarktfondsen (GMF's) of niet-geldmarktfondsen (niet-GMF's) zoals bedoeld in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013; |
47. |
„uitgifte van ECB-schuldbewijzen”:een monetair beleidsinstrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waarbij de ECB schuldbewijzen uitgeeft die een schuldverplichting vertegenwoordigen van de ECB ten opzichte van de houder van het schuldbewijs; |
48. |
„gedekte obligatie van het Jumbo-type”:een gedekte obligatie met een emissievolume van ten minste 1 miljard EUR, waarvoor door ten minste drie grote marktpartijen regelmatig bied- en laatkoersen worden genoteerd; |
49. |
„uitstaande leasingvorderingen”:de geplande en contractueel door de leasenemer aan de leasegever krachtens de voorwaarden van een leaseovereenkomst opgelegde betalingen. Restwaardes zijn geen uitstaande leasingvorderingen. Persoonlijke contracten tot aankoop (Personal Contract Purchase (PCP)), d.w.z. contracten krachtens welke de debiteur zijn optie kan uitoefenen: a) om een finale betaling te doen ten einde volledige eigendom van de goederen te verkrijgen, of b) om de goederen te retourneren ter afwikkeling van het contract, worden gelijkgesteld met leaseovereenkomsten; |
49 bis. |
„door wetgeving gereguleerde gedekte obligatie”:een gedekte obligatie die hetzij een door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligatie is of een door de wetgeving van een niet-EER G10 land gereguleerde gedekte obligatie is; |
50. |
„liquiditeitssteun”:enig structureel, daadwerkelijk of potentieel element dat is ontworpen of passend geacht wordt ter dekking van een tijdelijk tekort aan kasmiddelen dat kan optreden tijdens de looptijd van een transactie met effecten op onderpand van activa; |
50 bis. |
„databank voor leningsgewijze gegevens”:een ESMA-securitisatieregister of een door het Eurosysteem aangewezen databank; |
51. |
„langerlopende herfinancieringstransacties” (LTRO's):een categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert in de vorm van transacties met wederinkoop die zijn gericht op het verschaffen van liquiditeiten met een langere looptijd dan die van de basisherfinancieringstransacties aan de financiële sector; |
52. |
„basisherfinancieringstransacties”:een categorie reguliere openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert in de vorm van transacties met wederinkoop; |
53. |
„reserveperiode”:heeft dezelfde betekenis als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9); |
54. |
„margestorting”:een procedure in verband met de toepassing van variatiemarges, waarbij het Eurosysteem bij een wederpartij aanvullende beleenbare activa of liquiditeiten opvraagt wanneer de periodiek gemeten waarde van de activa die als onderpand zijn geleverd door een wederpartij beneden een bepaald niveau daalt. Bij gebruikmaking van een onderpanddepot wordt alleen een margestorting uitgevoerd in geval van onderdekking, en voor oormerkingsystemen vinden symmetrische margestortingen plaats, waarbij elke methode verder uiteengezet is in de toepasselijke nationale documentatie van de eigen NCB; |
55. |
„marginale rentevoet”:de laagste rentevoet van liquiditeitsverruimende variabele rentetenders waartegen inschrijvingen worden toegewezen, of de hoogste rentevoet van liquiditeitsverkrappende variabele rentetenders waartegen inschrijvingen worden toegewezen; |
56. |
„marginale beleningsfaciliteit”:een permanente, door het Eurosysteem aangeboden faciliteit die door wederpartijen kan worden benut om via een NCB van het Eurosysteem overnightkrediet te verkrijgen tegen een tevoren vastgestelde rentevoet en op voorwaarde dat er voldoende beleenbare activa als onderpand dienen; |
57. |
„marginale beleningsrente”:de op de marginale beleningsfaciliteit toegepaste rentevoet; |
58. |
„marginaalswappunt”:het opgegeven swappunt waarbij het totale in een tender beschikbare bedrag wordt uitgeput; |
59. |
„verhandelbare activa”:schuldbewijzen die toegelaten zijn op een markt en voldoen aan de in deel vier vermelde beleenbaarheidscriteria; |
60. |
„vervaldatum”:de datum waarop een monetairbeleidstransactie van het Eurosysteem afloopt. Bij een repo of een swap is de vervaldatum gelijk aan de datum van wederinkoop; |
61. |
„lidstaat”:een lidstaat van de Unie; |
62. |
„multi cédulas”:schuldbewijzen die worden uitgegeven door specifieke Spaanse SPV's (Fondo de Titulizacion de Activos, FTA) die het mogelijk maken om een aantal kleine enkelvoudige cédulas (Spaanse gedekte obligaties) van verschillende initiators in een pool aan te houden; |
63. |
„multilaterale ontwikkelingsbank”:een entiteit zoals vermeld in artikel 117, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij blootstellingen aan een dergelijke entiteit een risicogewicht van 0 % krijgen; |
64. |
„toewijzing op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaanse veiling)”:een toewijzingssysteem waarbij de rentevoet (of de koers of het swappunt) waarop wordt toegewezen gelijk is aan de in elke afzonderlijke inschrijving opgegeven rentevoet (of de koers of het swappunt); |
65. |
„getrapte coupon”:een couponstructuur waarvan het margegedeelte (x) meer dan eens gedurende de looptijd van het activum wordt verhoogd volgens een vooraf vastgesteld schema op vooraf vastgestelde data, doorgaans de calldatum of de couponbetalingsdatum; |
66. |
„nationale centrale bank” (NCB):een nationale centrale bank van een eurogebiedlidstaat; |
68 bis. |
„door de wetgeving van een niet-EER G10 land gereguleerde gedekte obligatie”:gedekte obligatie uitgegeven in overeenstemming met de vereisten van het nationale wetgevingskader voor gedekte obligaties van een land dat deel uitmaakt van de G10, maar niet van de EER; |
67. |
„NCB-werkdag”:elke dag waarop een NCB is geopend voor het verrichten van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, inclusief dagen waarop bijkantoren van een dergelijke NCB gesloten zijn wegens lokale of regionale feestdagen; |
68. |
„niet-EER G10-landen”:de landen die deel uitmaken van de Groep van tien (G10) die geen EER-landen zijn, namelijk de Verenigde Staten, Canada, Japan en Zwitserland; |
69. |
„niet-financiële vennootschap”:heeft dezelfde betekenis als in Verordening (EU) nr. 549/2013; |
70. |
„niet-verhandelbaar activum”:is een van de volgende activa: termijndeposito's, kredietvorderingen, RMBD's en niet-verhandelbare schuldinstrumenten gedekt door beleenbare kredietvorderingen; |
70 bis |
„niet-verhandelbare schuldinstrumenten gedekt door beleenbare kredietvorderingen”(hierna „DECC's”) zijn schuldinstrumenten:
a)
die direct of indirect zijn gedekt door kredietvorderingen die voldoen aan alle beleenbaarheidscriteria voor kredietvorderingen van het Eurosysteem overeenkomstig afdeling 1, hoofdstuk 1 van titel III, deel vier, met inachtneming van de bepalingen van artikel 107 septies;
b)
die een dubbele regresmogelijkheid bieden: i) op een kredietinstelling als initiator van de onderliggende kredietvorderingen, en ii) op een dynamische cover pool van onderliggende kredietvorderingen zoals bedoeld onder a);
c)
waarvoor geen onderverdeling van het risico bestaat; |
▼M9 —————
72. |
„onvoorwaardelijke aan- of verkoop van waardepapier”:een instrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waarbij het Eurosysteem onvoorwaardelijk beleenbare verhandelbare activa op de markt aan- of verkoopt (contant en op termijn), met als gevolg volledige overgang van eigendom van de verkoper naar de koper zonder een daarmee verbonden heroverdracht van eigendom; |
73. |
„onderpanddepot”:een systeem voor onderpandbeheer van NCB's, waarbij een wederpartij bij een NCB een depot aan activa aanhoudt dat dient als onderpand voor de daarmee verband houdende Eurosysteemkrediettransacties van die wederpartij, waarbij de activa zodanig worden geregistreerd dat er geen verband is tussen een afzonderlijk beleenbaar activum en een specifieke krediettransactie van het Eurosysteem en de wederpartij de beleenbare activa doorlopend mag vervangen; |
74. |
„openbare kredietbeoordeling”:kredietbeoordeling die: a) is uitgegeven of goedgekeurd door in de Unie geregistreerde ratingbureaus en die het Eurosysteem heeft aanvaard als een externe kredietbeoordelingsinstelling, en b) openbaar is gemaakt of op inschrijving worden verspreid; |
75. |
„publiekrechtelijk lichaam”:een lichaam dat een nationale statistische instantie aanmerkt als een eenheid binnen de overheidssector, zulks binnen het kader van Verordening (EU) nr. 549/2013; |
76. |
„snelle tender”:een tender die normaliter wordt uitgevoerd in een tijdsbestek van 105 minuten vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat en gelimiteerd kan worden tot een beperkt aantal wederpartijen, zoals verder gespecificeerd in deel twee; |
76 bis. |
„indirecte koppeling”:een koppeling tussen SSS'en die worden beheerd door twee verschillende CSD's die effectentransacties of effectenoverboekingen uitwisselen via een derde SSS die wordt beheerd door een CSD die handelt als een intermediair of, ingeval van SSS'en die worden beheerd door aan TARGET2-Securities deelnemende CSD's, middels meerdere SSS'en die worden beheerd door als intermediairs handelende CSD's; |
77. |
„repo”:een overeenkomst waarbij een beleenbaar activum wordt verkocht aan een koper zonder enig eigendomsvoorbehoud door de verkoper, terwijl de verkoper tegelijkertijd het recht verwerft en de verplichting op zich neemt een gelijkwaardig activum tegen een vastgestelde prijs op een toekomstige datum of op aanvraag terug te kopen; |
78. |
„terugkoopdatum”:de datum waarop de koper verplicht is gelijkwaardige activa aan de verkoper terug te verkopen als onderdeel van een transactie krachtens een repo; |
79. |
„terugkoopprijs”:de prijs waartegen de koper verplicht is gelijkwaardige activa aan de verkoper terug te verkopen als onderdeel van een transactie krachtens een repo; De terugkoopprijs is gelijk aan de som van de aankoopprijs en het prijsverschil dat overeenkomt met de rente over de verstrekte liquiditeiten gedurende de looptijd van de transactie; |
80. |
„transactie met wederinkoop”:een instrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties en bij het toegang verschaffen tot de marginale beleningsfaciliteit waarbij een NCB beleenbare activa aan- of verkoopt krachtens een repo of krediettransacties verricht in de vorm van leningen op onderpand; |
81. |
„effectenrekening”:een door een ICSWD, CSD of NCB geadministreerde effectenrekening waarop kredietinstellingen effecten kunnen deponeren die in het kader van krediettransacties van het Eurosysteem beleenbaar zijn; |
82. |
„effectenafwikkelingssysteem” (SSS):een effectenafwikkelingssysteem zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 10, van Verordening (EU) nr. 909/2014, dat effectenoverdrachten toestaat, hetzij zonder betaling (FOP), hetzij levering tegen betaling (DVP)); |
83. |
„afwikkelingsdatum”:de datum waarop een transactie wordt verevend; |
84. |
„toewijzing op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlandse veiling)”:een toewijzingssysteem waarbij de rentevoet (of de koers of het swappunt) waarop wordt toegewezen voor alle toegewezen inschrijvingen gelijk is aan de marginale rentevoet (of de koers of het swappunt); |
85. |
„lege financiële instelling (SPV)”:een „special purpose entity voor securitisatiedoeleinden” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 66), van Verordening (EU) nr. 575/2013; |
86. |
„standaardtender”:een tenderprocedure die gewoonlijk wordt uitgevoerd in een tijdsbestek van 24 uur vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat; |
87. |
„structurele transacties”:een categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert met als doel de structurele liquiditeitspositie van het Eurosysteem ten opzichte van het financiële stelsel te beïnvloeden of andere monetairbeleidsdoeleinden na te streven zoals gespecificeerd in deel twee; |
▼M9 —————
88 bis. |
„duurzaamheidsprestatiedoelstelling”:een door de emittent in een openbaar emissiedocument gesteld streefcijfer waarin gekwantificeerde verbeteringen van het duurzaamheidsprofiel van de emittent gedurende een vooraf bepaalde periode worden gemeten met betrekking tot een of meer van de in Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) neergelegde milieudoelstellingen en/of een of meer van de door de Verenigde Naties vastgestelde Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen met betrekking tot klimaatverandering of aantasting van het milieu ( 11 ); |
89. |
„swappunt”:bij een deviezenswap het verschil tussen de wisselkoers ten tijde van de termijntransactie en de wisselkoers ten tijde van de contante transactie, genoteerd in overeenstemming met de algemene marktpraktijk; |
90. |
„doorlopende uitgifte”:een uitgifte die een enkele reeks vormt met een eerdere uitgifte; |
91. |
„Target2”:het realtime-brutovereveningssysteem voor de euro voor de afwikkeling van betalingen in euro in centralebankgeld, zoals gereglementeerd in Richtsnoer ECB/2012/27; |
92. |
„tenderprocedure”:een procedure waarbij het Eurosysteem liquiditeiten aan de markt verstrekt of onttrekt, waarbij de NCB transacties aangaat door het accepteren van inschrijvingen die door wederpartijen zijn ingediend na een openbare aankondiging; |
93. |
„transactiedag (T)”:de datum waarop een transactieovereenkomst, d.w.z. een overeenkomst inzake een financiële transactie tussen twee wederpartijen, wordt afgesloten. De transactiedag kan samenvallen met de afwikkelingsdatum voor de transactie (verevening op dezelfde dag) of een bepaald aantal werkdagen vóór de valutadatum liggen (de valutadatum wordt aangegeven als T + het aantal dagen tot de afwikkeling); |
▼M9 —————
95. |
„tripartietagent” (TPA):een CSD die een in aanmerking komende SSS beheert die een overeenkomst is aangegaan met een NCB waarbij deze CSD bepaalde onderpandbeheerdiensten zal verlenen als een agent van die NCB; |
96. |
„Unie”:de Europese Unie; |
97. |
„surpluspercentage”:een percentageverlaging die wordt toegepast op de marktwaarde van een activum dat als onderpand is geleverd in Eurosysteemkrediettransacties; |
98. |
„waarderingsverlaging”:een bepaalde percentageverlaging van de marktwaarde van activa die als onderpand zijn geleverd in Eurosysteemkrediettransacties, voorafgaande aan de toepassing van enig surpluspercentage; |
99. |
„variabele rentetender”:een tenderprocedure waarbij de deelnemende wederpartijen in hun inschrijving zowel het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie wensen aan te gaan als de rentevoet, swappunt of de koers waarvoor zij transacties wensen aan te gaan met het Eurosysteem in concurrentie met elkaar, en waarbij de meest concurrerende inschrijvingen het eerst worden toegewezen, totdat het totale aangeboden bedrag is bereikt; |
99 bis |
„liquidatie-entiteit”:een entiteit, ongeacht of die in publieke of private handen is, welke entiteit a) als hoofddoel heeft de geleidelijke afstoting van haar activa en de beëindiging van haar werkzaamheden, dan wel b) een entiteit is voor activabeheer of activa-afstoting die is opgericht om de herstructurering van de financiële sector, en/of afwikkeling, te ondersteunen, waaronder vehikels voor activabeheer die voortkomen uit een afwikkelingsmaatregel in de vorm van de toepassing van een instrument van afsplitsing van activa krachtens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) dan wel nationale wetgeving die artikel 42 van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad implementeert ( 13 ). |
100. |
„nulcoupon”:een schuldbewijs zonder periodieke couponbetalingen, |
DEEL TWEE
DE MONETAIRBELEIDSINSTRUMENTEN, -TRANSACTIES EN -PROCEDURES VAN HET EUROSYSTEEM
Artikel 3
Het kader voor implementatie van het monetaire beleid van het Eurosysteem
De door het Eurosysteem gebruikte instrumenten bij de implementatie van monetair beleid bestaan uit:
openmarkttransacties;
permanente faciliteiten;
reserveverplichtingen.
Artikel 4
Indicatieve kenmerken van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem
Een overzicht van de eigenschappen van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem worden uiteengezet in tabel 1.
Tabel 1
Overzicht van kenmerken van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem
Categorieën monetairbeleidstransacties |
Type instrument |
Looptijd |
Frequentie |
Procedure |
||
Liquiditeitsverruimend |
Liquiditeitsverkrappend |
|||||
Openmarkttransacties |
Basisherfinancieringstransacties |
Transacties met wederinkoop |
— |
Een week |
Wekelijks |
Standaardtenders |
Langerlopende herfinancieringstransacties |
Transacties met wederinkoop |
— |
Drie maanden (*1) |
Maandelijks (*1) |
Standaardtenders |
|
Finetuningtransacties |
Transacties met wederinkoop |
Transacties met wederinkoop |
Niet-gestandaardiseerd |
Niet-gestandaardiseerd |
Tenders Bilaterale procedures (*2) |
|
Deviezenswaps |
Deviezenswaps |
|||||
— |
Aantrekken van termijndeposito's |
|||||
Structurele transacties |
Transacties met wederinkoop |
Transacties met wederinkoop |
Niet-gestandaardiseerd |
Niet-gestandaardiseerd |
Standaardtenders (*3) |
|
— |
Uitgifte van ECB-schuldbewijzen |
Korter dan twaalf maanden |
||||
Onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier |
Onvoorwaardelijke verkopen van waardepapier |
— |
Tenders Bilaterale procedures (*4) |
|||
Permanente faciliteiten |
Marginale beleningsfaciliteit |
Transacties met wederinkoop |
— |
Overnight |
Toegang op initiatief van wederpartijen |
|
Depositofaciliteit |
— |
Deposito's |
Overnight |
Toegang op initiatief van wederpartijen |
||
(*1)
Krachtens artikel 7, lid 2, onder b), artikel 7, lid 2, onder c), artikel 7, lid 3, en artikel 7, lid 4.
(*2)
Krachtens artikel 8, lid 2, onder c), artikel 10, lid 4, onder c), artikel 11, lid 5, onder c), en artikel 12, lid 6, onder c).
(*3)
Krachtens artikel 9, lid 2, onder c), artikel 10, lid 4, onder c), en artikel 13, lid 5, onder d).
(*4)
Krachtens artikel 9, lid 2, onder c), en artikel 14, lid 3, onder c). |
TITEL I
OPENMARKTTRANSACTIES
HOOFDSTUK 1
Overzicht van openmarkttransacties
Artikel 5
Overzicht van categorieën en instrumenten inzake openmarkttransacties
Afhankelijk van hun specifieke doel, kunnen openmarkttransacties ingedeeld worden in de volgende categorieën:
basisherfinancieringstransacties;
langerlopende herfinancieringstransacties;
finetuningtransacties;
structurele transacties.
Openmarkttransacties worden uitgevoerd met behulp van de volgende instrumenten:
transacties met wederinkoop;
deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden;
het aantrekken van termijndeposito's;
de uitgifte van ECB-schuldbewijzen;
onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier.
Met betrekking tot de in lid 2 vermelde specifieke categorieën van openmarkttransacties zijn de volgende, in lid 3 vermelde instrumenten van toepassing:
basisherfinancieringstransacties en langerlopende herfinancieringstransacties worden exclusief uitgevoerd door middel van transacties met wederinkoop;
finetuningtransacties kunnen worden uitgevoerd door middel van:
transacties met wederinkoop;
deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden;
het aantrekken van termijndeposito's;
structurele transacties kunnen worden uitgevoerd door middel van:
transacties met wederinkoop;
de uitgifte van ECB-schuldbewijzen;
onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier.
HOOFDSTUK 2
Categorieën van openmarkttransacties
Artikel 6
Basisherfinancieringstransacties
Basisherfinancieringstransacties hebben de volgende operationele kenmerken:
ze zijn liquiditeitsverruimend;
ze worden iedere week uitgevoerd aan de hand van de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem;
zij hebben doorgaans een looptijd van een week, zoals aangegeven in de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem, met inachtneming van de uitzondering van lid 3;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's;
zij worden uitgevoerd als standaardtenders;
op hen zijn de geschiktheidscriteria van deel drie van toepassing waaraan alle wederpartijen moeten voldoen die inschrijven op die transacties;
ze zijn gebaseerd op beleenbare activa als onderpand.
Artikel 7
Langerlopende herfinancieringstransacties
Langerlopende herfinancieringstransacties hebben de volgende operationele kenmerken:
zij zijn liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop;
ze worden iedere maand uitgevoerd aan de hand van de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem, met inachtneming van de in lid 4 vermelde uitzondering;
zij hebben doorgaans een looptijd van drie maanden, zoals aangegeven in de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem, met inachtneming van de in lid 3 en 4 vermelde uitzonderingen;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's;
zij worden uitgevoerd als standaardtenders;
op hen zijn de geschiktheidscriteria van deel drie van toepassing waaraan alle wederpartijen moeten voldoen die inschrijven op die transacties;
ze zijn gebaseerd op beleenbare activa als onderpand.
Artikel 8
Finetuningtransacties
Finetuningtransacties hebben de volgende operationele kenmerken:
zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn;
zij kennen doorgaans geen standaardfrequentie en geen standaardlooptijd;
ze worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders, tenzij het Eurosysteem besluit de betreffende finetuningtransactie uit te voeren met behulp van andere middelen (standaardtenders of bilaterale transacties) in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3;
op hen zijn de geschiktheidscriteria van deel drie van toepassing, afhankelijk van:
het specifieke type instrument voor de uitvoering van finetuningtransacties; en
de voor dat specifieke type instrument toepasselijke procedure;
indien uitgevoerd door middel van transacties met wederinkoop, worden ze gebaseerd op beleenbare activa als onderpand.
Artikel 9
Structurele transacties
Structurele transacties hebben de volgende operationele kenmerken:
zij zijn liquiditeitsverruimende of liquiditeitsverkrappende transacties;
zij kennen geen standaardfrequentie en geen standaardlooptijd;
zij worden uitgevoerd door middel van tenders of bilaterale transacties, afhankelijk van het specifieke type instrument voor de uitvoering van de structurele transactie;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's;
op hen zijn de geschiktheidscriteria voor wederpartijen van deel drie van toepassing, afhankelijk van: i) het specifieke type instrument voor de uitvoering van structurele transacties; en ii) de voor dat specifieke type instrument toepasselijke procedure;
liquiditeitsverruimende structurele transacties zijn gebaseerd op beleenbare activa als onderpand, met uitzondering van onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier.
HOOFDSTUK 3
Instrumenten voor openmarkttransacties
Artikel 10
Transacties met wederinkoop
Transacties met wederinkoop voor monetairbeleidsdoeleinden hebben de volgende operationele kenmerken:
zij kunnen als liquiditeitsverruimende alsook als liquiditeitsverkrappende transacties uitgevoerd worden;
hebben een frequentie en looptijd die afhankelijk is van de categorie openmarkttransacties waarvoor ze worden gebruikt;
waarvan transacties die behoren tot de categorie openmarkttransacties worden uitgevoerd middels standaardtenders, met uitzondering van finetuningtransacties indien die worden uitgevoerd middels tenders of bilaterale transacties;
waarvan transacties die behoren tot de categorie marginale beleningsfaciliteit worden uitgevoerd zoals vastgelegd in artikel 18;
worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3.
Artikel 11
Deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden;
Deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden hebben de volgende operationele kenmerken:
zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn;
zij kennen geen standaardfrequentie en geen standaardlooptijd;
ze worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, tenzij het Eurosysteem besluit de betreffende transactie uit te voeren met behulp van andere middelen (standaardtenders) in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3.
Op wederpartijen die deelnemen aan deviezenswaps voor monetairbeleiddoeleinden zijn de in deel drie vastgestelde criteria van toepassing, afhankelijk van de voor de betreffende transactie geldende procedure.
Tabel 2
De bij een deviezenswap voor monetairbeleidsdoeleinden gehanteerde koersen
S |
= |
Contante koers (per de transactiedag van de deviezenswap) tussen de euro (EUR) en een vreemde valuta ABC
|
FM |
= |
Termijnkoers tussen de euro en een vreemde valuta ABC per de terugkoopdatum van de swap (M)
|
ΔΜ |
= |
Termijnpunten tussen de euro en ABC voor de terugkoopdatum van de swap (M)
|
N(.) |
= |
Contant bedrag aan valuta; N(.)M is het termijnbedrag aan valuta: of
of
|
Artikel 12
Aantrekken van termijndeposito's
Het aantrekken van termijndeposito's heeft de volgende operationele kenmerken:
ze worden uitgevoerd teneinde liquiditeiten te onttrekken;
ze kunnen worden uitgevoerd op basis van een vooraf aangekondigd schema van transacties met een vooraf vastgestelde frequentie en looptijd of kunnen ad hoc uitgevoerd worden om te reageren op ontwikkelingen ten aanzien van de toestand van liquiditeiten, bijvoorbeeld het aantrekken van termijndeposito's wordt uitgevoerd op de laatste dag van een reserveperiode om de, sinds de gunning van de laatste basisherfinancieringstransactie eventueel geaccumuleerde liquiditeitsonevenwichtigheden op te vangen;
ze worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders, tenzij de ECB besluit de betreffende transactie uit te voeren met behulp van andere middelen (bilaterale transacties of standaardtenders) in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3.
Artikel 13
Uitgifte van ECB-schuldbewijzen
De ECB kan ECB-schuldbewijzen uitgeven tegen;
een gedisconteerde uitgiftekoers die lager is dan de nominale waarde; of
een bedrag hoger dan de nominale waarde,
en die op de vervaldatum tegen nominale waarde worden afgelost.
Het verschil tussen de uitgiftekoers en het nominale bedrag van de aflossing is gelijk aan de opgebouwde rente over de uitgiftekoers tegen de overeengekomen rentevoet over de looptijd van het schuldbewijs. De toegepaste rentevoet bestaat uit een enkelvoudige rente die is berekend volgens de conventie „werkelijk aantal dagen/360”. De berekening van de uitgiftekoers wordt gemaakt overeenkomstig tabel 3.
Tabel 3
Uitgifte van ECB-schuldbewijzen
De uitgiftekoers is:
waarbij:
N |
= |
nominale waarde van het ECB-schuldbewijs |
rI |
= |
rente (in %) |
D |
= |
looptijd van het ECB-schuldbewijs (in dagen) |
PT |
= |
uitgiftekoers van het ECB-schuldbewijs |
ECB-schuldbewijzen hebben de volgende operationele kenmerken;
zij worden uitgegeven als een liquiditeitsverkrappende openmarkttransactie;
ze kunnen op regelmatige of niet-regelmatige basis worden uitgegeven;
zij hebben een looptijd van minder dan twaalf maanden;
zij worden uitgegeven door middel van standaardtenders;
de tenders en de afrekening worden decentraal verzorgd door de NCB's.
Artikel 14
Onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier
Onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier hebben de volgende operationele kenmerken:
zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend (onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier) als liquiditeitsverkrappend (onvoorwaardelijke verkopen van waardepapier) zijn;
zij kennen geen standaardfrequentie;
zij worden uitgevoerd door middel van bilaterale transacties, tenzij de ECB besluit de specifieke transactie uit te voeren door middel van snelle tenders of standaardtenders;
zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3;
zij zijn alleen gebaseerd op beleenbare verhandelbare activa zoals gespecificeerd in deel vier.
Artikel 15
Verplichtingen inzake zekerheidsstelling en afwikkeling voor transacties met wederinkoop en deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden
Met betrekking tot liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop en liquiditeitsverruimende deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, dienen wederpartijen:
een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen ingeval van transacties met wederinkoop of het corresponderende bedrag in vreemde valuta ingeval van deviezenswaps teneinde te verevenen op de afwikkelingsdatum;
een adequate zekerheidstelling van de transactie te verzekeren tot de vervaldag; de totale waarde van als onderpand gemobiliseerde activa dekt altijd het totale bedrag dat als onderpand is verstrekt in een liquiditeitsverruimende transactie, met inbegrip van de lopende rente voor de resterende tijd van de transactie. Indien de lopende rente positief is, dient het van toepassing zijnde tarief dagelijks te worden opgeteld bij het totaal van het uitstaande bedrag van de liquiditeitsverruimende transactie en indien de lopende rente negatief is, dient het toepasselijke bedrag dagelijks in mindering te worden gebracht op het totale uitstaande bedrag van de liquiditeitsverruimende transactie;
indien b) van toepassing is, een adequate zekerheidstelling te verschaffen door middel van corresponderende margestortingen, zulks middels voldoende beleenbare activa of liquiditeiten.
Met betrekking tot liquiditeitsverkrappende transacties met wederinkoop en liquiditeitsverkrappende deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, dienen wederpartijen:
een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren voor verevening van de bedragen die aan hen zijn toegewezen bij de betreffende liquiditeitsverkrappende transactie;
een adequate zekerheidstelling van de transactie te verzekeren tot de vervaldag;
indien b) van toepassing is, een adequate zekerheidstelling te verschaffen door middel van corresponderende margestortingen door middel van voldoende beleenbare activa of liquiditeiten.
Artikel 16
Verplichtingen inzake afwikkeling van onvoorwaardelijke aan- en verkopen van waardepapier, het aantrekken van termijndeposito's en de uitgifte van ECB- schuldbewijzen
TITEL II
PERMANENTE FACILITEITEN
Artikel 17
Permanente faciliteiten
Permanente faciliteiten bestaan uit onderstaande categorieën:
de marginale beleningsfaciliteit;
de depositofaciliteit.
HOOFDSTUK 1
Marginale beleningsfaciliteit
Artikel 18
Kenmerken van de marginale beleningsfaciliteit
Artikel 19
Toegangscondities voor de marginale beleningsfaciliteit
Artikel 20
Looptijd en rentevoeten van de marginale beleningsfaciliteit
HOOFDSTUK 2
Depositofaciliteit
Artikel 21
Kenmerken van de depositofaciliteit
Artikel 22
Toegangscondities voor de depositofaciliteit
Artikel 23
Looptijd en rentebepalingen van de depositofaciliteit
TITEL III
PROCEDURES VOOR MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES VAN HET EUROSYSTEEM
HOOFDSTUK 1
Tenders en bilaterale transacties voor openmarkttransacties van het Eurosysteem
Artikel 24
Soorten procedures voor openmarkttransacties
Openmarkttransacties worden uitgevoerd met behulp van tenders of bilaterale transacties.
Artikel 25
Overzicht van tenders
Tenders worden uitgevoerd in zes operationele stappen, zoals weergegeven in tabel 4.
Tabel 4
De operationele stappen bij een tenderprocedure
Stap 1 |
Tenderaankondiging a) Openbare bekendmaking door de ECB b) Openbare bekendmaking door de NCB's en rechtstreeks aan afzonderlijke wederpartijen (indien noodzakelijk geacht) |
Stap 2 |
Inschrijving en de voorbereiding daarop door wederpartijen |
Stap 3 |
Beoordeling van de inschrijvingen door het Eurosysteem |
Stap 4 |
Toewijzing en bekendmaking van tenderresultaten a) Besluit omtrent tendertoewijzing door de ECB b) Openbare bekendmaking toewijzingsresultaten door de ECB |
Stap 5 |
Certificering van de afzonderlijke toewijzingsresultaten |
Stap 6 |
Afrekening van de transactie |
Tenders worden uitgevoerd in de vorm van standaardtenders of snelle tenders. De operationele kenmerken voor standaardtenders of snelle tenders zijn gelijk, met uitzondering van het tijdschema (tabel 5 en 6) en het scala aan wederpartijen.
Tabel 5
Indicatief tijdschema voor de operationele stappen bij een standaardtenderprocedure (tijden zijn uitgedrukt in Midden-Europese tijd (1))
(1) Midden-Europese Tijd (CET) houdt rekening met de overschakeling naar Midden-Europese Zomertijd.
Tabel 6
Indicatief tijdschema voor de operationele stappen bij snelle tenders (tijden zijn uitgedrukt in CET (1))
(1) Midden-Europese Tijd (CET) houdt rekening met de overschakeling naar Midden-Europese Zomertijd.
Artikel 26
Standaardtenders
Artikel 27
Snelle tenders
Artikel 28
Uitvoering van standaardtenders voor basisherfinancieringstransacties en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties, gebaseerd op de kalender voor tenders
In tabel 7 zijn de indicatieve transactiedagen voor de basisherfinancieringstransacties en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties weergegeven.
Tabel 7
Normale transactiedagen voor basisherfinancieringstransacties en langerlopende herfinancieringstransacties
Categorieën openmarkttransacties |
Normale handelsdag (T) |
Basisherfinancieringstransacties |
Elke dinsdag (*1) |
Reguliere langerlopende herfinancieringstransacties |
De laatste woensdag van elke kalendermaand (*2) |
(*1)
Vanwege vakanties kan er een afwijkende indeling zijn.
(*2)
In verband met de vakantieperiode wordt de transactie van december normaliter één week vervroegd, dus tot de voorafgaande woensdag van die maand. |
Artikel 29
Uitvoering van standaardtenders voor finetuningtransacties en structurele transacties zonder kalender voor de uitvoering van tenders
Artikel 30
Aankondiging van standaardtenders en snelle tenders
Artikel 31
Vorm en plaats van indiening van inschrijvingen
Artikel 32
Indiening van inschrijvingen
Artikel 33
Minimale en maximale inschrijvingsbedragen
Artikel 34
Minimale en maximale inschrijvingsrente
Artikel 35
Uiterste tijdstip voor indiening van inschrijvingen
Artikel 36
Terzijdelegging van inschrijvingen
Een NCB legt terzijde:
alle inschrijvingen van een wederpartij als het totale ingeschreven bedrag een eventueel door de ECB vastgesteld maximaal inschrijvingsbedrag te boven gaat;
iedere inschrijving van een wederpartij, indien de inschrijving lager is dan het minimale inschrijvingsbedrag;
iedere inschrijving van een wederpartij, indien de inschrijving lager is dan de minimaal aanvaardbare rentevoet, koers of swappunt, of hoger is dan de maximale geaccepteerde rentevoet, koers of swappunt.
Artikel 37
Toewijzing bij liquiditeitsverruimende vaste rentetenders en liquiditeitsverkrappende vaste rentetenders
Bij een vaste rentetender worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:
De inschrijvingen worden opgeteld.
Als het totale ingeschreven bedrag het totale bedrag aan te verschaffen liquiditeiten overtreft, worden de ingediende inschrijvingen toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen bedrag en het totale ingeschreven bedrag, in overeenstemming met tabel 1 van bijlage III.
Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.
De ECB kan tot toewijzing besluiten van:
een minimaal toewijzingsbedrag, namelijk het laagste bedrag dat aan iedere bieder kan worden toegewezen; of
een minimaal toewijzingspercentage, namelijk de ondergrens, uitgedrukt als een percentage van de inschrijvingen, van de toewijzingen tegen de marginale rentevoet die aan iedere bieder kan worden toegewezen.
Artikel 38
Toewijzing bij liquiditeitsverruimende variabele rentetenders in euro
Bij een liquiditeitsverruimende vaste rentetender in euro, worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:
Inschrijvingen worden gerangschikt in aflopende volgorde van opgegeven rentevoeten of in oplopende volgorde van opgegeven koersen.
Inschrijvingen met de hoogste rentevoet (laagste koers) worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met de naastlagere rentevoet (naasthogere koers) totdat het totale bedrag aan de te verschaffen liquiditeiten is bereikt.
Indien bij de marginale rentevoet (hoogst geaccepteerde koers) de totale inschrijving de resterende toewijzing te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen resterende bedrag en het totale tegen de marginale rentevoet ingeschreven bedrag (hoogst geaccepteerde koers), in overeenstemming met tabel 2 van bijlage III.
Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.
Artikel 39
Toewijzing bij liquiditeitsverkrappende variabele rentetenders in euro
Bij een liquiditeitsverkrappende vaste rentetender in euro, die wordt gebruikt voor de uitgifte van ECB-schuldbewijzen en het aantrekken van termijndeposito's, worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:
Inschrijvingen worden gerangschikt in oplopende volgorde van opgegeven rentevoeten of in aflopende volgorde van opgegeven koersen.
Inschrijvingen met de laagste rentevoet (hoogste koers) worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met de naasthogere rentevoet (naastlagere koers) totdat het totale bedrag aan de te verschaffen liquiditeiten is bereikt.
Indien bij de marginale rentevoet (laagst geaccepteerde koers) de totale inschrijving de resterende toewijzing te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen resterende bedrag en het totale tegen de marginale rentevoet ingeschreven bedrag (laagst geaccepteerde koers), in overeenstemming met tabel 2 van bijlage III.
Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond. Ten aanzien van de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, wordt het toegewezen nominale bedrag afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 100 000 EUR.
Artikel 40
Toewijzing bij liquiditeitsverruimende variabele deviezenswaptenders
Bij een liquiditeitsverruimende variabele deviezenswaptender, worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:
Inschrijvingen worden gerangschikt in oplopende volgorde van opgegeven swappunten met inachtneming van het teken.
Het teken hangt af van het teken van het renteverschil tussen de vreemde valuta en de euro. Ten aanzien van de looptijd van de transactie:
wanneer de rentevoet op de vreemde valuta hoger is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt positief, d.w.z. dan doet de euro agio ten opzichte van de vreemde valuta; en
wanneer de rentevoet op de vreemde valuta lager is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt negatief, d.w.z. dan doet de euro disagio ten opzichte van de vreemde valuta.
Inschrijvingen met het laagste opgegeven swappunt worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met het naasthogere opgegeven swappunt totdat het totale bedrag aan te verschaffen vaste valuta is bereikt.
Indien bij het hoogste opgegeven swappunt waarop wordt toegewezen (d.w.z. het marginaalswappunt) de totale inschrijving het resterende toe te wijzen bedrag te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het resterende bedrag en het totale tegen het marginaalswappunt ingeschreven bedrag, in overeenstemming met tabel 3 van bijlage III.
Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.
Artikel 41
Toewijzing bij liquiditeitsverkrappende variabele deviezenswaptenders
Bij een liquiditeitsverkrappende variabele deviezenswaptender worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:
Inschrijvingen worden gerangschikt in aflopende volgorde van opgegeven swappunten met inachtneming van het teken.
Het koersteken hangt af van het teken van het renteverschil tussen de vreemde valuta en de euro. Ten aanzien van de looptijd van de transactie:
wanneer de rentevoet op de vreemde valuta hoger is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt positief, d.w.z. dan doet de euro agio ten opzichte van de vreemde valuta; en
wanneer de rentevoet op de vreemde valuta lager is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt negatief, d.w.z. dan doet de euro disagio ten opzichte van de vreemde valuta.
Inschrijvingen met het hoogste opgegeven swappunt worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met het naastlagere opgegeven swappunt totdat:
het totale bedrag aan te verschaffen vaste valuta is bereikt; en
bij het laagste opgegeven swappunt waarop wordt toegewezen (d.w.z. het marginaalswappunt) de totale inschrijving het resterende toe te wijzen bedrag te boven gaat.
Het resterende bedrag wordt toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het resterende toe te wijzen bedrag en het totale tegen het marginaalswappunt ingeschreven bedrag, in overeenstemming met tabel 3 van bijlage III. Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.
Artikel 42
Type veiling voor variabele rentetenders
Bij variabele rentetenders kan het Eurosysteem een toewijzingsprocedure toepassen die is gebaseerd op hetzij een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), hetzij op een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem).
Artikel 43
Aankondiging van tenderresultaten
Artikel 44
Overzicht van bilaterale transacties
Het Eurosysteem kan elk van de volgende openmarkttransacties uitvoeren door middel van bilaterale transacties:
finetuningtransacties (transacties met wederinkoop, deviezenswaps of het aantrekken van termijndeposito's); of
structurele transacties (onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier).
Artikel 45
Bilaterale transacties uitgevoerd door middel van rechtstreekse benadering van wederpartijen
Artikel 46
Bilaterale transacties uitgevoerd via effectenbeurzen of marktagenten
Artikel 47
Aankondiging van middels bilaterale transacties uitgevoerde transacties
Artikel 48
Transactiedagen voor bilaterale transacties
HOOFDSTUK 2
Procedures voor het afwikkelen van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem
Artikel 49
Overzicht van procedures voor het afwikkelen van transacties
Betalingsopdrachten die betrekking hebben op deelname aan liquiditeitsverruimende openmarkttransacties of gebruik van de marginale beleningsfaciliteit, worden slechts afgewikkeld op het tijdstip van of na de onherroepelijke overdracht van de beleenbare activa die als onderpand dienen voor de transactie. Voor dit doel zullen wederpartijen:
de beleenbare activa vooraf moeten deponeren bij een NCB; of
de beleenbare activa moeten verrekenen met een NCB op basis van levering-tegen-betaling.
Artikel 50
Afwikkeling van openmarkttransacties
De indicatieve afwikkelingsdata samengevat in tabel 8.
Tabel 8
Indicatieve afwikkelingsdata voor openmarkttransacties van het Eurosysteem (*1)
Monetairbeleidsinstrument |
Afwikkelingsdatum voor openmarkttransacties op basis van standaardtenders |
Afwikkelingsdatum voor openmarkttransacties op basis van snelle tenders of een bilaterale transacties |
Transacties met wederinkoop |
T + 1 |
T |
Onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier |
Conform de marktpraktijk voor de beleenbare activa |
|
Uitgifte van ECB-schuldbewijzen |
T + 2 |
- |
Deviezenswaps |
T, T + 1 of T + 2 |
|
Aantrekken van termijndeposito's |
T |
|
(*1)
De aanduiding van de afwikkelingsdatum is gebaseerd op werkdagen van het Eurosysteem. T verwijst naar de transactiedag. |
Artikel 51
Afwikkeling van openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders
Artikel 52
Afwikkeling van openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties
Artikel 53
Verdere bepalingen met betrekking tot afwikkeling en dagultimoprocedures
Artikel 54
Aangehouden reserves en extra reserves
Aangehouden reserves die groter zijn dan de in lid 2 bedoelde minimumreserves, worden vergoed overeenkomstig Besluit (EU) 2019/1743 van de Europese Centrale Bank (ECB/2019/31) ( 14 ).
DEEL DRIE
IN AANMERKING KOMENDE WEDERPARTIJEN
Artikel 55
Criteria voor deelname aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem
Met betrekking tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem staat het Eurosysteem met inachtneming van artikel 57 alleen deelname toe door instellingen die aan de volgende criteria voldoen:
conform artikel 19.1 van de ESCB-statuten is het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem op die transacties van toepassing en zijn instellingen niet vrijgesteld van hun verplichtingen ingevolge het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem krachtens Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9);
zij zijn een van het volgende:
op hen is ten minste één vorm van binnen de Unie/EER geharmoniseerd door bevoegde autoriteiten uitgeoefend toezicht van toepassing in overeenstemming met Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;
overheidskredietinstellingen in de zin van artikel 123, lid 2 van het Verdrag, waarop toezicht van toepassing is waarvan de standaard vergelijkbaar is met door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 uitgeoefend toezicht;
instellingen waarop niet-geharmoniseerd toezicht door bevoegde autoriteiten van toepassing is waarvan de standaard vergelijkbaar is met door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 uitgeoefend geharmoniseerd Unie/EER-toezicht, zoals in eurogebiedlidstaten gevestigde bijkantoren van instellingen die zijn opgericht buiten de EER. Om te beoordelen of een instelling in aanmerking komt voor deelname aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, wordt doorgaans niet-geharmoniseerd toezicht beschouwd als een standaard die vergelijkbaar is met door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 uitgeoefend geharmoniseerd Unie-/EER-toezicht, indien ervan uitgegaan wordt dat de betrokken door het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS) vastgestelde Bazel III-standaards zijn geïmplementeerd in de toezichtregeling van een bepaalde jurisdictie;
ze zijn financieel gezond in de zin van artikel 55 bis;
ze voldoen aan alle operationele criteria die zijn vastgelegd in de door de eigen NCB of de ECB toegepaste contracten of reglementen met betrekking tot het specifieke instrument of de specifieke transactie.
Artikel 55 bis
Beoordeling van de financiële soliditeit van instellingen
Bij de beoordeling van de financiële soliditeit van individuele instellingen binnen het kader van dit artikel kan het Eurosysteem rekening houden met de volgende prudentiële informatie:
kwartaalinformatie over kapitaal-, hefboom- en liquiditeitsratio's gerapporteerd krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 op een individuele en geconsolideerde basis in overeenstemming met de toezichtvereisten, of
indien van toepassing, prudentiële informatie van een standaard die vergelijkbaar is met de onder a) genoemde informatie.
Artikel 56
Toegang tot openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders en tot permanente faciliteiten
Instellingen die voldoen aan de criteria op grond van artikel 55 hebben toegang tot alle volgende monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem:
permanente faciliteiten;
openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders.
Artikel 57
Keuze van wederpartijen voor toegang tot openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders of bilaterale transacties
Voor finetuningtransacties die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, worden wederpartijen als volgt gekozen:
Voor finetuningtransacties die worden uitgevoerd door middel van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, is het scala van wederpartijen dezelfde als het scala van entiteiten die zijn geselecteerd voor deviezeninterventies van het Eurosysteem en die gevestigd zijn in eurogebiedlidstaten. Wederpartijen voor deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden door middel van snelle tenders of bilaterale transacties hoeven niet te voldoen aan de criteria die zijn neergelegd in artikel 55. De selectiecriteria voor wederpartijen die deelnemen aan deviezeninterventies van het Eurosysteem zijn gebaseerd op de principes van prudentieel handelen en doelmatigheid, zoals neergelegd in bijlage V. De NCB's kunnen limietsystemen hanteren teneinde kredietrisico's te beheersen ten opzichte van afzonderlijke wederpartijen die deelnemen aan deviezenswaps ten behoeve van het monetaire beleid.
Voor finetuningtransacties die worden uitgevoerd door middel van transacties met wederinkoop of door middel van het aantrekken van termijndeposito's en die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, kiest iedere NCB ten behoeve van een specifieke transactie wederpartijen uit de instellingen die aan de criteria voor wederpartijen van artikel 55 voldoen en die zijn gevestigd in haar eurogebiedlidstaat. De selectie wordt primair gebaseerd op de activiteiten van de betreffende instelling op de geldmarkt. Additionele selectiecriteria kunnen toegepast worden door de NCB, zoals het vermogen om transacties doelmatig te verrichten en het vermogen voor grote bedragen in te schrijven.
DEEL VIER
BELEENBARE ACTIVA
TITEL I
ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 58
Beleenbare activa en aanvaarde zekerheidstellingstechnieken die voor Eurosysteemkrediettransacties worden gebruikt
Wederpartijen verschaffen beleenbare activa door:
de overdracht van eigendom, in de juridische vorm van een repo; of
de vestiging van een zekerheidsbelang, d.w.z. pandingrecht, cessie of bezwaring die is verleend op de betreffende activa, in de juridische vorm van een lening tegen onderpand,
in beide gevallen op grond van nationale contracten of reglementen die door de eigen NCB zijn ingesteld en vastgelegd.
Artikel 59
Algemene aspecten van het Eurosysteemkredietbeoordelingskader voor beleenbare activa
Ten behoeve van het ECAF definieert het Eurosysteem kredietkwaliteitsvereisten in de vorm van kredietkwaliteitscategorieën door het instellen van drempelwaardes voor de kans op wanbetaling over een periode van een jaar, als volgt:
Het Eurosysteem beschouwt een maximale kans op wanbetaling van 0,10 % over een periode van een jaar als gelijkwaardig aan het kredietkwaliteitsvereiste van kredietkwaliteitscategorie 2 en een maximale kans op wanbetaling van 0,40 % over een periode van een jaar als gelijkwaardig aan het kredietkwaliteitsvereiste van kredietkwaliteitscategorie 3, welke beoordeling regelmatig wordt heroverwogen.
Alle beleenbare activa voor Eurosysteemkrediettransacties voldoen minimaal aan een kredietkwaliteitsvereiste dat correspondeert met kredietkwaliteitscategorie 3. Aanvullende kredietkwaliteitsvereisten voor specifieke activa worden toegepast door het Eurosysteem in overeenstemming met titel II en III van deel vier.
TITEL II
BELEENBAARHEIDSCRITERIA EN KREDIETKWALITEITSVEREISTEN VOOR VERHANDELBARE ACTIVA
HOOFDSTUK 1
Beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa
Artikel 60
Beleenbaarheidscriteria met betrekking tot alle soorten verhandelbare activa
Teneinde in aanmerking te komen als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties, zijn verhandelbare activa schuldbewijzen die voldoen aan de beleenbaarheidscriteria die zijn neergelegd in afdeling 1, met uitzondering van bepaalde specifieke typen verhandelbare activa, die worden behandeld in afdeling 2.
Artikel 61
Lijst van beleenbare verhandelbare activa en rapportageregels
Artikel 62
Hoofdsom van verhandelbare activa
Teneinde beleenbaar te zijn, dienen schuldbewijzen tot hun finale aflossing:
een vaste en onvoorwaardelijke hoofdsom te hebben; of
een onvoorwaardelijke hoofdsom die op een bepaald moment forfaitair gekoppeld is aan slechts één inflatie-index van het eurogebied, zulks zonder andere complexe structuren.
Artikel 63
Aanvaardbare couponstructuren voor verhandelbare activa
►M9 Teneinde beleenbaar te zijn, hebben schuldbewijzen tot de finale aflossing een van de volgende couponstructuren: ◄
vastrentende coupons, nulcoupons en getrapte coupons (multi-step coupons) met een vooraf vastgesteld couponverloop en vooraf vastgestelde couponwaarden,
variabele coupons met de volgende structuur: couponrente = (referentierente * l) ± x, met f ≤ couponrente ≤ c, waarbij:
de referentierente is slechts één van de volgende op een bepaald tijdstip:
f (bodem), c (plafond), l (hefboomfactor/afbouw hefboomfactor) en x (marge) zijn, indien van toepassing, cijfers die hetzij bij de uitgifte vastgesteld, hetzij vastgelegd zijn en in de loop van de tijd slechts kunnen veranderen volgens een vooraf bij uitgifte vastgelegd verloop waarbij l groter is dan 0 gedurende de gehele looptijd van het activum. Voor variabele coupons met inflatie-index als referentierente, is l gelijk aan één; of
getrapte of variabele coupons met stappen die verband houden met duurzaamheidsdoelstellingen, op voorwaarde dat de naleving van de duurzaamheidsdoelstellingen door de uitgevende instelling wordt gecontroleerd door een onafhankelijke derde partij overeenkomstig de voorwaarden van het schuldbewijs.
Artikel 64
Niet-achterstelling met betrekking tot verhandelbare activa
Beleenbare schuldbewijzen mogen geen rechten op de hoofdsom en/of de interest genereren die zijn achtergesteld zijn ten opzichte van de rechten van houders van andere schuldbewijzen van dezelfde emittent.
Artikel 64 bis
Verhandelbare activa m.u.v. effecten op onderpand van activa en gedekte obligaties
Artikel 65
Denominatievaluta van verhandelbare activa
Teneinde beleenbaar te zijn, luiden schuldbewijzen in euro of in een van de voormalige valuta van de eurogebiedlidstaten.
Artikel 66
Plaats van uitgifte van verhandelbare activa
Internationale schuldbewijzen die zijn uitgegeven via ICSD's voldoen, indien toepasselijk, aan de volgende criteria:
Internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder worden uitgegeven in de vorm van New Global Notes (NGN's) en moeten worden gedeponeerd bij een common safekeeper (CSK) die een ICSD of een CSD is die een in aanmerking komende SSS beheert. Dit vereiste is niet van toepassing op internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder die vóór 1 januari 2007 als „classical global notes” zijn uitgegeven, en fungibele doorlopende uitgiften van dergelijke notes met dezelfde ISIN-code, ongeacht de datum van de doorlopende uitgifte.
Internationale wereldwijde schuldbewijzen op naam worden uitgegeven onder de nieuwe bewaringsstructuur voor internationale schuldbewijzen. In afwijking hiervan is dit niet van toepassing op internationale wereldwijde schuldbewijzen op naam die zijn uitgegeven vóór 1 oktober 2010.
Internationale schuldbewijzen in de vorm van individuele notes zijn niet beleenbaar, tenzij ze zijn uitgegeven als individuele notes vóór 1 oktober 2010.
Artikel 67
Afwikkelingsprocedures voor verhandelbare activa
Artikel 68
Aanvaardbare markten voor verhandelbare activa
De beoordeling van niet-gereguleerde markten door het Eurosysteem is gebaseerd op de volgende beginselen van veiligheid, transparantie en toegankelijkheid:
Veiligheid heeft betrekking op zekerheid met betrekking tot transacties, met name zekerheid met betrekking tot de geldigheid en afdwingbaarheid van transacties.
Transparantie wordt geïnterpreteerd als onbelemmerde toegang tot informatie over de op de desbetreffende markt geldende regels betreffende procedures en bedrijfsvoering, de financiële kenmerken van de activa, het prijsvormingsmechanisme en de desbetreffende prijzen en hoeveelheden, bijvoorbeeld koersen, rentetarieven, handelsvolumen en uitstaande bedragen.
Toegankelijkheid heeft betrekking op de mogelijkheid voor het Eurosysteem deel te nemen aan en toegang te hebben tot de markt. Een markt wordt geacht toegankelijk te zijn wanneer de regels daarvan betreffende procedures en bedrijfsvoering het mogelijk maken voor het Eurosysteem om informatie te verkrijgen en transacties te verrichten wanneer dit voor deze doeleinden nodig is.
Artikel 69
Type emittent of garant voor verhandelbare activa
▼M7 —————
Artikel 70
Plaats van vestiging van de emittent of garant
Artikel 71
Kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa
Om beleenbaar te zijn moeten schuldbewijzen voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten zoals vermeld in hoofdstuk 2, tenzij anders bepaald.
Artikel 72
Beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa
Teneinde beleenbaar te zijn voor Eurosysteemkrediettransacties dienen effecten op onderpand van activa te voldoen aan de algemene beleenbaarheidscriteria die betrekking hebben op alle soorten verhandelbare activa en die zijn neergelegd in afdeling 1 met uitzondering van de in artikel 62 vermelde vereisten met betrekking tot de hoofdsom en daarnaast de specifieke beleenbaarheidscriteria van deze onderafdeling.
Artikel 73
Homogeniteit en samenstelling van de kasstroomgenererende activa
Opdat effecten op onderpand van activa beleenbaar zijn, dienen alle kasstroomgenererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa homogeen te zijn, dat wil zeggen dat het mogelijk is dat ze gerapporteerd worden op basis van één van de opgenomen leningsgewijze sjablonen („loan-level templates”) waarnaar in bijlage VIII wordt verwezen en die betrekking hebben op één van de volgende activa:
hypotheekleningen op niet-zakelijk onroerend goed;
leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (kmo's);
autoleningen;
consumptief krediet;
uitstaande leasingvorderingen;
kredietkaartontvangsten.
▼M6 —————
▼M4 —————
Artikel 74
Geografische beperkingen met betrekking tot effecten op onderpand van activa en kasstroomgenererende activa
Artikel 75
Verkrijging van kasstroomgenererende activa door de SPV
Artikel 76
Beoordeling van terugvorderingsregels voor effecten op onderpand van activa
Effecten op onderpand van activa worden slechts als beleenbaar beschouwd indien het Eurosysteem heeft geoordeeld dat zijn rechten naar behoren zouden worden beschermd door de wetgeving van het betreffende EER-land tegen door het Eurosysteem relevant geachte terugvorderingsbepalingen. In dit kader kan het Eurosysteem, voordat de effecten op onderpand van activa als beleenbaar kunnen gelden, het volgende verlangen:
een voor het Eurosysteem naar vorm en inhoud aanvaardbare onafhankelijke juridische beoordeling waarin de in het land van toepassing zijnde terugvorderingsregels worden uiteengezet; en/of
andere documenten, zoals een solvabiliteitscertificaat van de overdragende partij voor de verdachte periode, hetgeen een bepaalde periode is gedurende welke de geldigheid van de verkoop van kasstroom genererende activa, die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, kunnen worden vernietigd door een curator.
Terugvorderingsregels die het Eurosysteem als streng beschouwt en daarom niet aanvaardbaar zijn, omvatten:
regels krachtens welke de geldigheid van de verkoop van de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, kan worden vernietigd door de curator op de enkele grond dat de verkoop werd gesloten binnen de verdachte periode zoals vermeld in lid 1, onder b), voorafgaande aan de faillietverklaring van de verkoper; of
regels waarbij de verkrijger een dergelijke vernietiging van de geldigheid alleen kan voorkomen indien hij kan bewijzen op het tijdstip van de verkoop niet op de hoogte te zijn geweest van het faillissement van de verkoper.
Voor de toepassing van dit criterium kan de verkoper, naargelang het geval, de initiator of de tussenpersoon zijn.
Artikel 77
Niet-achterstelling van tranches voor effecten op onderpand van activa
Artikel 77 bis
Investeringsbeperkingen ten aanzien van effecten op onderpand van activa
Investeringen van geld dat een tegoed is van de bankrekening van de emittent, of van enige intermediaire SPV's bankrekening krachtens de transactiedocumentatie, bestaan noch geheel, noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, uit tranches van andere effecten op onderpand van activa, credit-linked notes, swaps of derivaten, synthetische effecten of soortgelijke vorderingen.
Artikel 78
Beschikbaarheid van leningsgewijze gegevens voor effecten op onderpand van activa
▼M9 —————
Artikel 79
Verzoek om gegevens voor effecten op onderpand van activa
Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor van enige derde die zij relevant acht, inclusief maar niet beperkt tot de emittent, de initiator en/of de organisator, verduidelijking en/of de juridische bevestiging te verlangen die het Eurosysteem noodzakelijk acht voor de beoordeling van de beleenbaarheid van de effecten op onderpand van activa en tevens inzake de verstrekking van leningsgewijze gegevens. Indien een derde niet voldoet aan een specifiek verzoek, kan het Eurosysteem besluiten de effecten op onderpand van activa niet te aanvaarden als onderpand of kan besluiten de beleenbaarheid van dergelijk onderpand op te schorten.
Artikel 80
Beleenbaarheidscriteria voor gedekte obligaties die gedekt worden door effecten op onderpand van activa
Onverminderd de beleenbaarheid van door wetgeving gereguleerde gedekte obligaties uit hoofde van artikel 64 bis, dient voor de beleenbaarheid van door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligaties die gedekt worden door effecten op onderpand van activa, de cover pool van dergelijke obligaties (voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 de „cover pool” genoemd) alleen effecten op onderpand van activa te omvatten die aan alle van de volgende voorwaarden voldoen:
de kasstroomgenererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, voldoen aan de criteria van artikel 129, lid 1, onder d) tot en met f), van Verordening (EU) nr. 575/2013;
de kasstroomgenererende activa werden geïnitieerd door een entiteit die nauw verbonden is met de emittent van de gedekte obligaties, zoals beschreven in artikel 138;
deze activa worden gebruikt als een technisch instrument voor de overdracht van hypothecaire of gegarandeerde onroerendgoedleningen van de initiërende entiteit naar de cover pool.
Behoudens lid 4 passen de NCB’s de volgende maatregelen toe om te verifiëren dat de cover pool geen effecten op onderpand van activa bevatten die niet aan lid 1 voldoen.
de NCB’s verzoeken eenmaal per kwartaal om een zelfcertificering en waarborg van de uitgevende instelling waarin wordt bevestigd dat de cover pool geen effecten op onderpand van activa bevat die niet voldoen aan lid 1. Het verzoek van de NCB specificeert dat de zelfcertificering moet worden ondertekend door de chief executive officer (CEO), chief financial officer (CFO) of een manager van vergelijkbare rang van de uitgevende instelling, of door een tekenbevoegde namens hen;
de NCB’s verzoeken jaarlijks om een bevestiging achteraf van externe accountants of coverpoolbewakers van de uitgevende instelling, waarin wordt bevestigd dat de cover pool gedurende de bewakingsperiode geen effecten op onderpand van activa bevat die niet voldoen aan lid 1.
Artikel 81
Beleenbaarheidscriteria voor schuldbewijzen die zijn uitgegeven door het Eurosysteem
Artikel 81 bis
Beleenbaarheidscriteria voor bepaalde door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, of hun nauw verbonden entiteiten, uitgegeven ongedekte schuldbewijzen
In afwijking van artikel 64 en mits zij voldoen aan alle overige beleenbaarheidscriteria zijn de volgende door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, of door hun in artikel 141, lid 3, bedoelde nauw verbonden entiteiten uitgegeven achtergestelde ongedekte schuldbewijzen beleenbaar tot aan de vervaldatum, mits zij werden uitgegeven vóór 31 december 2018 en hun achterstelling niet voortvloeit uit contractuele achterstelling krachtens lid 2 noch uit structurele achterstelling krachtens lid 3:
▼M7 —————
HOOFDSTUK 2
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor verhandelbare activa
Artikel 82
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor verhandelbare activa
In aansluiting op de algemene regels die zijn uiteengezet in artikel 59 en de specifieke regels die zijn uiteengezet in artikel 84, dienen verhandelbare activa te voldoen aan de volgende kredietkwaliteitsvereisten teneinde beleenbaar te zijn voor Eurosysteemkrediettransacties:
Met uitzondering van effecten op onderpand van activa, dienen alle verhandelbare activa een kredietbeoordeling te hebben die is afgegeven door ten minste een aanvaard EKBI-systeem, uitgedrukt in de vorm van een openbare kredietbeoordeling, ter naleving van ten minste kredietkwaliteitscategorie 3 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem.
Effecten op onderpand van activa hebben kredietbeoordelingen die zijn afgegeven door ten minste twee aanvaarde EKBI-systemen, uitgedrukt in de vorm van twee openbare kredietbeoordelingen, waarvan elk van deze EKBI-systemen er een heeft aangeleverd, ter naleving van ten minste kredietkwaliteitscategorie 2 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem.
Artikel 83
Typen EKBI-kredietbeoordelingen die worden gebruikt voor kredietkwaliteitsbeoordelingen van verhandelbare activa
De volgende typen EKBI-kredietbeoordelingen door aanvaarde EKBI-systemen worden gebruikt om naleving vast te stellen van de kredietkwaliteitsbeoordelingen van verhandelbare activa.
a) |
Een EKBI-emissierating : deze rating verwijst naar een EKBI-kredietbeoordeling voor hetzij een emissie dan wel, bij gebreke aan een emissierating van dezelfde EKBI, de programma-/of emissiereeksen onder welke het activum wordt geëmitteerd. Een EKBI- beoordeling voor een programma-/of emissiereeks is slechts relevant indien deze geldt voor het betreffende specifieke activum en de EKBI expliciet en ondubbelzinnig bevindt dat het activum overeenkomt met de ISIN-code van het activum en er geen afwijkende emissierating van dezelfde EKBI bestaat. Voor EKBI-emissieratings maakt het Eurosysteem geen onderscheid op basis van de oorspronkelijke looptijd van het activum. |
b) |
Een EKBI-beoordeling van emittenten : deze rating verwijst naar een EKBI-kredietbeoordeling voor een emittent. Voor EKBI-beoordelingen van emittenten maakt het Eurosysteem een onderscheid op basis van de oorspronkelijke looptijd van het activum met betrekking tot de aanvaardbare EKBI-kredietbeoordeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
i)
kortetermijnactiva, d.w.z. activa met een oorspronkelijke looptijd tot en met 390 dagen, en
ii)
langetermijnactiva, d.w.z. activa met een oorspronkelijke looptijd van meer dan 390 dagen. Voor kortetermijnactiva zijn EKBI-korte- en langetermijnbeoordelingen van emittenten aanvaardbaar. Voor langetermijnactiva zijn slechts EKBI-langetermijnbeoordelingen van emittenten aanvaardbaar. |
c) |
EKBI-beoordeling van garanten : deze rating verwijst naar een EKBI-kredietbeoordeling voor een garant, indien de garant voldoet aan de vereisten van titel IV. Voor EKBI-beoordelingen van garanten maakt het Eurosysteem geen onderscheid op basis van de oorspronkelijke looptijd van het activum. Slechts EKBI-langetermijnbeoordelingen van garanten zijn aanvaardbaar. |
Artikel 84
Prioriteit van EKBI-kredietbeoordelingen van verhandelbare activa
Voor verhandelbare activa neemt het Eurosysteem EKBI-kredietbeoordelingen in aanmerking die vaststellen of het activum voldoet aan de kredietkwaliteitsbeoordelingen in overeenstemming met de volgende regels:
Voor verhandelbare activa anders dan die welke zijn uitgegeven door centrale overheden, regionale overheden, lagere overheden, agentschappen, multilaterale ontwikkelingshulpbanken of internationale organisaties en effecten op onderpand van activa gelden de volgende regels:
het Eurosysteem neemt EKBI-emissieratings met voorrang in aanmerking ten opzichte van EKBI-beoordelingen van emittenten of EKBI-beoordelingen van garanten. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van deze prioriteitsregel, geldt dat met inachtneming van artikel 82, lid 1, onder a), ten minste een EKBI-kredietbeoordeling moet voldoen aan de toepasselijke kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem;
indien meerdere EKBI-emissieratings van toepassing zijn voor dezelfde emissie, wordt de „beste-geldt” van deze EKBI-emissieratings in aanmerking genomen door het Eurosysteem. Indien de „beste-geldt” van de EKBI-emissieratings niet voldoet aan de kredietkwaliteitsdrempel van het eurosysteem voor verhandelbare activa, is het activum niet beleenbaar, zelfs niet indien er een waarborg bestaat die aanvaardbaar is op basis van titel IV;
bij gebreke van enige EKBI-emissierating, of ingeval van gedekte obligaties, bij gebreke van een emissierating die voldoet aan de vereisten van bijlage IX ter, kan het Eurosysteem een EKBI-emittent of een EKBI-garant in overweging nemen. Indien meerdere EKBI-beoordelingen van emittenten of garanten beschikbaar zijn voor dezelfde emissie, neemt het Eurosysteem de „beste-geldt” van deze beoordelingen in aanmerking.
Voor verhandelbare activa die zijn uitgegeven door centrale overheden, regionale overheden, lagere overheden, agentschappen, multilaterale ontwikkelingshulpbanken of internationale organisaties, gelden de volgende regels:
met inachtneming van artikel 82, lid 1, onder a), moet ten minste een EKBI-kredietbeoordeling voldoen aan de toepasselijke kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem. Het Eurosysteem neemt alleen EKBI-beoordelingen van emittenten of EKBI-beoordelingen van garanten in aanmerking;
indien meerdere EKBI-beoordelingen van emittenten of garanten beschikbaar zijn voor dezelfde emissie, wordt de „beste-geldt” van deze beoordelingen in ogenschouw genomen door het Eurosysteem;
gedekte obligaties die zijn uitgegeven door agentschappen worden niet beoordeeld op basis van de regels in dit punt en worden in plaats daarvan beoordeeld in overeenstemming met punt a).
Voor effecten op onderpand van activa gelden de volgende vereisten:
met inachtneming van artikel 82, lid 1, onder b), moeten ten minste twee EKBI-kredietbeoordelingen voldoen aan de toepasselijke kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem. Het Eurosysteem neemt alleen EKBI-emissieratings in aanmerking;
indien meer dan twee EKBI-emissieratings beschikbaar zijn, worden de „beste-geldt” en de „één na beste” van deze EKBI-emissieratings in aanmerking genomen door het Eurosysteem;
Artikel 85
Effecten van meerdere emittenten
Voor verhandelbare activa met meer dan een emittent („multi-emittenten effecten”), wordt de toepasselijke EKBI-emissierating bepaald op basis van de mogelijke aansprakelijkheid van iedere emittent, als volgt:
indien iedere emittent hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van alle andere emittenten bij de emissie of, indien van toepassing, voor de programma-/of emissiereeksen, wordt de EKBI-emissierating in aanmerking genomen die de hoogste rating heeft van de „beste-geldt” EKBI-emissieratings van alle betreffende emittenten; of
Indien een emittent niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van alle andere emittenten bij de emissie of, indien van toepassing, voor de programma-/of emissiereeksen, wordt de EKBI-emissierating in aanmerking genomen die de laagste rating heeft onder de „beste-geldt” EKBI-emissieratings van alle betreffende emittenten.
Artikel 86
Beoordelingen in andere valuta dan de euro
Voor de toepassing van EKBI-beoordelingen van emittenten is een beoordeling in buitenlandse valuta aanvaardbaar. Indien het activum in de nationale valuta van de emittent luidt, is de beoordeling in de lokale valuta ook aanvaardbaar.
Artikel 87
Criteria voor kredietkwaliteitsbeoordelingen voor verhandelbare activa bij gebreke aan een door een aanvaarde EKBI verstrekte kredietbeoordeling
Indien de schuldbewijzen worden uitgegeven of gegarandeerd door een regionale of lagere overheid of een in een eurogebiedlidstaat gevestigd „publiekrechtelijk lichaam”, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 („CRR publiekrechtelijk lichaam”), voert het Eurosysteem de kredietbeoordeling overeenkomstig de volgende regels uit:
Indien emittenten of garanten regionale, lagere overheden of CRR publiekrechtelijke lichamen zijn, die krachtens artikel 115, lid 2, of artikel 116, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor kapitaalvereistendoeleinden worden behandeld als de centrale overheid in wier jurisdictie zij zijn gevestigd, wordt aan de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen de kredietkwaliteitscategorie toegewezen die correspondeert met de beste kredietbeoordeling die een aanvaarde EKBI aan de centrale overheid toegekend heeft in wier jurisdictie deze entiteiten zijn gevestigd.
Indien emittenten of garanten regionale, lagere overheden of CRR publiekrechtelijke lichamen zijn, die niet onder a) genoemd worden, dan wordt aan de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen de kredietkwaliteitscategorie toegewezen die correspondeert met een kredietkwaliteitscategorie die één kredietkwaliteitscategorie onder de beste kredietbeoordeling ligt die een aanvaarde EKBI aan de centrale overheid heeft toegekend in wier jurisdictie deze entiteiten zijn gevestigd.
Indien de emittenten of garanten „publiekrechtelijke lichamen” zijn zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 75, en niet worden genoemd onder a) en b), wordt geen impliciete kredietbeoordeling afgeleid en worden de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen behandeld als door entiteiten uit de particuliere sector uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen, d.w.z. alsof zij geen adequate kredietbeoordeling hebben.
Behoudens het bepaalde in artikel 61, lid 1, wordt, indien de schuldbewijzen worden uitgegeven of gegarandeerd door niet-financiële vennootschappen die zijn gevestigd in een lidstaat die de euro als munt heeft, de kredietkwaliteitsbeoordeling door het Eurosysteem uitgevoerd op basis van regels die van toepassing zijn op de kredietbeoordeling van kredietvorderingen zoals neergelegd in titel III, hoofdstuk 2.
Tabel 9
Impliciete kredietkwaliteitbeoordelingen voor emittenten of garanten zonder een EKBI-kredietkwaliteitbeoordeling
|
Toewijzing van emittenten of garanten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 (CRR (*1)) |
ECAF-afleiding van de impliciete kredietkwaliteitbeoordeling van de emittent of garant uit de overeenkomstige categorie |
Categorie 1 |
Regionale en lagere overheden en CRR publiekrechtelijke lichamen, die de bevoegde autoriteiten wat kapitaalvereisten betreft behandelen als de centrale overheid, zulks krachtens artikel 115, lid 2, en artikel 116, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 |
De EKBI-kredietkwaliteitbeoordeling van de centrale overheid wordt toegewezen in wier jurisdictie de entiteit is gevestigd |
Categorie 2 |
Overige regionale en lagere overheden en CRR publiekrechtelijke lichamen |
Een kredietkwaliteitbeoordeling wordt toegewezen die één kredietkwaliteitscategorie (*2) lager is dan de EKBI-kredietkwaliteitbeoordeling van de centrale overheid in wier jurisdictie de entiteit is gevestigd |
Categorie 3 |
Publiekrechtelijke lichamen zoals bedoeld in artikel 2, punt 75, die geen CRR publiekrechtelijke lichamen zijn |
►M9 Behandeld als emittenten of debiteuren uit de particuliere sector, d.w.z. dat hun verhandelbare activa niet beleenbaar zijn ◄ |
(*1)
Verordening (EU) nr. 575/2013, oftewel de CRR binnen het kader van deze tabel.
(*2)
Informatie over de kredietkwaliteitscategorieën is te vinden op de ECB-website. |
Artikel 88
Aanvullende kredietkwaliteitsvereisten voor effecten op onderpand van activa
TITEL III
BELEENBAARHEIDSCRITERIA EN KREDIETKWALITEITSVEREISTEN VOOR NIET-VERHANDELBARE ACTIVA
HOOFDSTUK 1
Beleenbaarheidscriteria voor niet-verhandelbare activa
Artikel 89
Beleenbaar soort activum
Artikel 90
Hoofdsom en coupons van kredietvorderingen
Teneinde beleenbaar te zijn, voldoen kredietvorderingen aan de volgende vereisten vanaf het moment waarop zij gemobiliseerd worden tot hun definitieve aflossing of demobilisatie:
zij hebben een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom, en
►M9 een rentarief dat één van de volgende tarieven is: ◄
een „nulcoupon”;
vast;
variabel, d.w.z. gekoppeld aan een referentierente en met de volgende structuur: couponrente = referentierente ± x, met f ≤ couponrente ≤ c, waarbij:
de meest recente kasstroom was niet negatief. Als een negatieve kasstroom zich voordoet, is de kredietvordering vanaf dat moment niet-beleenbaar. De kredietvordering kan weer beleenbaar worden na een niet-negatieve kasstroom indien deze aan alle andere relevante vereisten voldoet.
Artikel 91
Niet-achterstelling
Kredietvorderingen mogen geen rechten verlenen op de hoofdsom en/of de rente die zijn achtergesteld aan: a) rechten van houders van andere niet-gedekte schuldbewijzen van de debiteur, inclusief andere aandelen of subaandelen in dezelfde syndicaatslening; en b) de rechten van houders van schuldbewijzen van dezelfde emittent.
Artikel 92
Kredietkwaliteitsvereisten voor kredietvorderingen
De kredietkwaliteit van kredietvorderingen wordt beoordeeld op basis van de kredietkwaliteit van de debiteur of garant. De betreffende debiteur of garant voldoet aan de Eurosysteemkredietkwaliteitsvereisten zoals gespecificeerd door de ECAF-regelgeving voor kredietvorderingen die is vastgelegd in hoofdstuk 2 van titel III van deel vier.
Artikel 93
Minimumbedrag van kredietvorderingen
Voor binnenlands gebruik dienen kredietvorderingen ten tijde van hun aanbieding als onderpand door de wederpartij te voldoen aan een minimumbedrag van 0 EUR, of een hoger bedrag als bepaald door de eigen NCB. Voor grensoverschrijdend gebruik geldt een minimumbedrag van 500 000 EUR.
Artikel 94
Denominatievaluta van kredietvorderingen
Kredietvorderingen luiden in euro of in een van de voormalige valuta van de eurogebiedlidstaten.
Artikel 95
Soort debiteur of garant
Artikel 96
Locatie van debiteur of garant
Artikel 97
Toepasselijk recht
De kredietvorderingsovereenkomst en de overeenkomst tussen de wederpartij en de eigen NCB waarbij de kredietvordering als onderpand wordt aangeboden moeten beide worden beheerst door het recht van een eurogebiedlidstaat. Bovendien mogen er in totaal niet meer dan twee heersende rechtstelsels zijn ten aanzien van:
de wederpartij;
de crediteur;
de debiteur;
de garant (indien van toepassing);
de kredietvorderingsovereenkomst, en
de overeenkomst tussen de wederpartij en de eigen NCB waarbij de kredietvordering als onderpand wordt aangeboden.
Artikel 98
Transactieprocedures
Kredietvorderingen worden verwerkt overeenkomstig de procedures van het Eurosysteem als omschreven in de toepasselijke nationale documentatie van de NCB's.
Artikel 99
Aanvullende juridische vereisten voor kredietvorderingen
Om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en de kredietvordering vlot te gelde kan worden gemaakt bij verzuim van een wederpartij, moet aan additionele juridische vereisten worden voldaan. Deze juridische vereisten hebben betrekking op:
controle of de kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan;
geldigheid van de overeenkomst voor de mobilisatie van kredietvorderingen;
volledige werking van de mobilisatie ten overstaan van derden;
geen beperkingen met betrekking tot de mobilisatie en de tegeldemaking van kredietvorderingen;
geen beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid.
Artikel 100
Controle van de procedures en de systemen voor het indienen van kredietvorderingen
NCB’s, toezichthouders of externe accountants controleren voorafgaand aan de eerste mobilisatie van kredietvorderingen van de wederpartij de geschiktheid van de procedures en systemen die de wederpartij heeft gevolgd of gebruikt om de informatie over kredietvorderingen aan het Eurosysteem te verstrekken. De controle van de procedures en systemen worden ten minste elke vijf jaar uitgevoerd. Ingeval van aanzienlijke wijzigingen van zulke procedures of systemen, kan een nieuwe eenmalige controle worden uitgevoerd.
Artikel 101
Controle of kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan
De NCB's moeten ten minste alle volgende maatregelen nemen om te controleren of de als onderpand geleverde kredietvorderingen werkelijk bestaan:
Ten minste eenmaal per kwartaal ontvangen zij een schriftelijke bevestiging van wederpartijen, door middel waarvan wederpartijen bevestigen dat:
de als onderpand aangeboden kredietvorderingen bestaan (deze bevestiging kan eventueel vervangen worden door onderlinge toetsingen van de gegevens in centrale kredietregisters, indien aanwezig);
de kredietvorderingen voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem;
een dergelijke kredietvordering niet tegelijkertijd wordt gebruikt als onderpand ten gunste van een derde partij, en te garanderen dat de wederpartij een dergelijke kredietvordering niet als onderpand zal mobiliseren ten gunste van een derde partij;
de wederpartij toezegt elke gebeurtenis aan de betreffende NCB te zullen mededelen, niet later dan gedurende de eerstvolgende werkdag, welke gebeurtenis een substantiële invloed heeft op de contractuele betrekkingen tussen de wederpartij en de NCB, met name vroege, gedeeltelijke of volledige aflossingen, neerwaarts bijgestelde ratings en substantiële wijzigingen in de voorwaarden van de kredietvordering.
Zij verlangen van de wederpartijen dat zij met betrekking tot kredietvorderingen die vanaf mei 2021 gemobiliseerd worden, naargelang het geval, de relevante identificatiecodes van het analytische gegevensbestand voor kredietgegevens (AnaCredit) verstrekken (d.w.z. de identificatiecode „gecontroleerde wederpartij”, de „identificatiecode-contract”, of de „identificatiecode-instrument”), zoals ingediend uit hoofde van de statistische rapportagevereisten overeenkomstig Verordening (EU) 2016/867 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/13) ( 16 ).
Zij, dan wel de betrokken centrale kredietregisters, bevoegde bankentoezichtautoriteiten of externe accountants, voeren willekeurige controles uit met betrekking tot de kwaliteit en accuraatheid van de schriftelijke bevestiging van wederpartijen, door middel van bezorging van fysieke documentatie of bezoeken ter plekke. De ten aanzien van iedere kredietvordering gecontroleerde informatie bestrijkt minimaal de eigenschappen die bepalend zijn voor het bestaan en de beleenbaarheid van kredietvorderingen. Voor wederpartijen met, door het ECAF goedgekeurde, op interne ratings gebaseerde systemen (IRB-systemen), worden aanvullende controles uitgeoefend ten aanzien van de kredietkwaliteitsbeoordeling van kredietvorderingen, hetgeen controles van de kans op wanbetaling behelst met betrekking tot debiteuren van kredietvorderingen die worden gebruikt als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties.
Artikel 102
Geldigheid van de overeenkomst voor de mobilisatie van kredietvorderingen
De overeenkomst voor de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand dient onder het toepasselijke nationale recht geldig te zijn tussen de wederpartij en de betreffende NCB. ►M9 De wederpartij en/of de verkrijger, naargelang het geval, vervullen alle noodzakelijke juridische formaliteiten om de geldigheid van het contract te waarborgen en de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand te verzekeren. ◄
Artikel 103
Volledige werking van de mobilisatie ten overstaan van derden
Met betrekking tot de schuldenaar geldt, afhankelijk van het toepasselijke nationale recht, het volgende:
Indien een mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand vereist is ter garantie van volledige werking van de mobilisatie ten overstaan van derden, en met name voor de voorrang van het zekerheidsbelang van de eigen NCB ten overstaan van de overige schuldeisers, dient voldaan te zijn aan deze mededelings- of registratievereisten voorafgaande aan of ten tijde van de eigenlijke mobilisatie van de kredietvordering als onderpand.
Indien ex-ante mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand zoals beschreven onder a) niet vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, vindt ex-post mededeling aan de schuldenaar plaats. Ex-post mededeling aan de schuldenaar betekent dat de schuldenaar door de wederpartij of de eigen NCB, zoals uiteengezet in de nationale documentatie, onmiddellijk na een geval van wanbetaling of een soortgelijke kredietgebeurtenis in kennis wordt gesteld van de mobilisatie van de kredietvordering door de wederpartij als onderpand ten gunste van de NCB.
De NCB's kunnen besluiten dat ex-ante mededeling of openbare registratie voorafgaande aan of ten tijde van de mobilisatie vereist is, ook indien deze formaliteiten niet benodigd zijn voor de in punt a) uiteengezette doeleinden.
Voor kredietvorderingen die instrumenten aan toonder zijn, kan de eigen NCB verlangen dat die instrumenten aan toonder voorafgaand aan of ten tijde van de daadwerkelijke mobilisatie als onderpand fysiek aan haar of een derde worden overgedragen. De in punt a) en b) uiteengezette mededelingsvereisten zijn niet van toepassing op kredietvorderingen die instrumenten aan toonder zijn.
Artikel 104
Afwezigheid van beperkingen met betrekking tot de mobilisatie en de tegeldemaking van kredietvorderingen
Artikel 105
Afwezigheid van beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid
De wederpartij en de debiteur dienen contractueel te zijn overeengekomen dat de debiteur onvoorwaardelijk instemt met openbaarmaking door de wederpartij aan het Eurosysteem van gegevens met betrekking tot de kredietvordering en de debiteur die de eigen NCB vereist om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en dat de kredietvorderingen vlot te gelde kunnen worden gemaakt indien een wederpartij wanprestatie pleegt. Dit vereiste is niet noodzakelijk indien ongelimiteerde verschaffing van dergelijke gegevens is verzekerd op basis van het toepasselijke nationale recht, zoals uiteengezet in de nationale documentatie van de eigen NCB.
Artikel 106
Beleenbaarheidscriteria voor termijndeposito's
Termijndeposito's zoals bedoeld in artikel 12, die een wederpartij aanhoudt, zijn beleenbare activa die als onderpand dienen voor Eurosysteemkrediettransacties.
Artikel 107
Beleenbaarheidscriteria voor RMBD's
Artikel 107 bis
Beleenbaar type activum
DECC's hebben een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom en een couponstructuur die voldoet aan de in artikel 63 genoemde criteria. De cover pool bevat uitsluitend kredietvorderingen waarvoor:
een specifiek ECB DECC-sjabloon voor de rapportage van lenigsgewijze gegevens, of
een sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens van effecten op onderpand van activa (ABS) overeenkomstig artikel 73,
beschikbaar is.
Artikel 107 ter
Niet-achterstelling met betrekking tot DECC's
DECC's genereren geen rechten op de hoofdsom en/of de interest die zijn achtergesteld aan rechten van houders van andere schuldinstrumenten van dezelfde emittent.
Artikel 107 quater
Kredietkwaliteitsvereisten
DECC's voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem zoals vastgelegd in afdeling 3 van hoofdstuk 2 van titel III van dit deel vier.
Artikel 107 quinquies
Verwerving van de onderliggende kredietvorderingen door de emittent
De emittent verwerft de pool van onderliggende kredietvorderingen van de initiator op een wijze die het Eurosysteem als een „echte verkoop” of equivalent aan een „echte verkoop” beschouwt, die ten overstaan van iedere derde afdwingbaar is en door de initiator noch diens schuldeisers kan worden aangetast, hetgeen ook geldt in geval van een faillissement van de initiator.
Artikel 107 sexies
Transparantievereisten voor DECC's
De gegevenskwaliteitsvereisten voor ABS zijn van toepassing op DECC's, met inbegrip van het specifieke ECB DECC-sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens. De leningsgewijze gegevens worden middels het specifieke, op de ECB-webitse gepubliceerde ECB DECC-sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens indiend bij:
een ESMA-securitisatieregister, of
een door het Eurosysteem aangewezen databank.
De indiening van leningsgewijze gegevens betreffende DECC's bij de door het Eurosysteem aangewezen databanken overeenkomstig lid 5, onder b), is toegestaan tot het einde van de kalendermaand waarin drie jaar en drie maanden na de ESMA-rapportage activeringsdatum zijn verstreken.
De ESMA-rapportage activeringsdatum wordt door de ECB op haar website gepubliceerd.
Artikel 107 septies
Typen beleenbare onderliggende kredietvorderingen
Om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op onderliggende kredietvorderingen, waardoor de emittent en de houders van de DECC's deze vorderingen vlot te gelde kunnen maken in geval van verzuim van de initiator, wordt voldaan aan de volgende aanvullende juridische vereisten, zoals gespecificeerd in de leden 3 tot en met 9:
controle of de onderliggende kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan;
geldigheid van de overeenkomst voor de mobilisatie van onderliggende kredietvorderingen;
volledige werking van mobilisatie ten overstaan van derden;
geen beperkingen op de overdracht van de onderliggende kredietvordering;
geen beperkingen op de tegeldemaking van de onderliggende kredietvordering;
geen beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid.
Nadere details over de specifieke kenmerken van de nationale jurisdicties worden gegeven in de betreffende nationale documentatie van de NCB's.
De NCB van het land waar de initiator is gevestigd, neemt ten minste alle volgende maatregelen om te controleren of de onderliggende kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan:
ten minste op kwartaalbasis ontvangt zij schriftelijke bevestiging van de initiator, waarin de initiator bevestigt dat:
de onderliggende kredietvordering daadwerkelijk bestaat: deze bevestiging kan worden vervangen door vergelijkende controles van in centrale kredietregisters aangehouden gegevens, indien aanwezig;
de onderliggende kredietvorderingen voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem;
de onderliggende kredietvorderingen niet tegelijkertijd worden gebruikt als onderpand ten gunste van een derde partij en dat de initiator dergelijke onderliggende kredietvorderingen niet als onderpand mobiliseert ten gunste van het Eurosysteem of een derde partij;
de initiator toezegt niet later dan gedurende de eerstvolgende werkdag elke gebeurtenis aan de betreffende NCB te zullen mededelen, die een substantiële invloed heeft op de waarde van het onderpand van de onderliggende kredietvorderingen, met name vroege, gedeeltelijke of volledige aflossingen, neerwaarts bijgestelde ratings en substantiële wijzigingen in de voorwaarden van de onderliggende kredietvordering;
de NCB van het land waar de initiator is gevestigd, dan wel de betrokken centrale kredietregisters, bevoegde bankentoezichtautoriteiten of externe accountants voeren steekproefcontroles uit met betrekking tot de kwaliteit en accuraatheid van de schriftelijke bevestiging van de initiatoren, zulks door middel van verkregen fysieke documentatie of bezoeken ter plekke. De ten aanzien van iedere onderliggende kredietvordering gecontroleerde informatie bestrijkt minimaal de eigenschappen die bepalend zijn voor het bestaan en de beleenbaarheid van onderliggende kredietvorderingen. Voor initiatoren met door het ECAF goedgekeurde op interne ratings gebaseerde systemen (IRB-systemen) worden aanvullende controles uitgeoefend ten aanzien van de kredietkwaliteitsbeoordeling van onderliggende kredietvorderingen, hetgeen controles van de kans op verzuim behelst met betrekking tot debiteuren van kredietvorderingen die onderpand vormen voor DECC's die worden gebruikt als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties;
inzake controles die worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 107 septies, lid 3, of lid 4, onder a) of b), door de NCB van het land waar de initiator is gevestigd, toezichthouders, externe accountants of centrale kredietregisters, worden zij gemachtigd om deze controles te verrichten, zo nodig contractueel of in overeenstemming met de toepasselijke nationale vereisten.
De overeenkomst voor de overdracht of mobilisatie van de onderliggende kredietvordering aan de emittent in de vorm van een overdracht, cessie of pandrecht geldt uit hoofde van het toepasselijke nationale recht tussen de emittent en de initiator en/of de verkrijger/cessionaris/pandnemer, naargelang van het geval. Alle juridische formaliteiten die noodzakelijk zijn voor de geldigheid van de overeenkomst en de geldige directe of indirecte overdracht van de onderliggende kredietvorderingen als onderpand, worden vervuld door de initiator en/of de verkrijger, naargelang van het geval. Met betrekking tot de mededeling aan de schuldenaar geldt, afhankelijk van het toepasselijke nationale recht, het volgende:
een mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie kan in voorkomende gevallen noodzakelijk zijn: i) bij de overdracht (direct of indirect) van de onderliggende kredietvordering aan de emittent, of ii) indien wederpartijen DECC's naar de eigen NCB mobiliseren als onderpand ter garantie van volledige werking van een dergelijke overdracht of mobilisatie ten overstaan van derden, en met name iii) ter verzekering van de voorrang van het zekerheidsbelang van de emittent (met betrekking tot de onderliggende kredietvorderingen) en/of het zekerheidsbelang van de eigen NCB (met betrekking tot de DECC's als onderpand) ten overstaan van de overige schuldeisers. In dergelijke gevallen wordt aan deze mededelings- of registratievereisten voldaan: i) voorafgaande aan of ten tijde van de daadwerkelijke (directe of indirecte) overdracht van de onderliggende kredietvordering aan de emittent, of ii) wanneer de wederpartijen de DECC's als onderpand naar de eigen NCB mobiliseren;
indien ex-ante mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie overeenkomstig punt a) niet vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, vindt ex-post mededeling aan de schuldenaar plaats. Ex-post mededeling aan de schuldenaar betekent dat de schuldenaar, zoals uiteengezet in de nationale documentatie, onmiddellijk na een geval van verzuim, of een soortgelijke kredietgebeurtenis, zoals nader uiteengezet in de nationale documentatie, in kennis wordt gesteld van de overdracht of mobilisatie van de onderliggende kredietvorderingen.
punten a) en b) zijn minimumvereisten. Het Eurosysteem kan bepalen dat ex-ante mededeling of registratie ook in andere dan de bovenstaande gevallen vereist is, inclusief voor instrumenten aan toonder.
Onverminderd leden 6 en 7 wordt een facilitair agent voor de inning en distributie van betalingen en het beheer van de lening niet beschouwd als een beperking van de overdracht en tegeldemaking van een aandeel in een syndicaatslening, op voorwaarde dat:
de facilitair agent een kredietinstelling is die is gevestigd in een lidstaat, en
de dienstverleningsrelatie tussen het betreffende syndicaatslid en de facilitair agent overgedragen kan worden samen met of als onderdeel van het aandeel in de syndicaatslening.
HOOFDSTUK 2
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa
Artikel 108
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa
Om als onderpand te kunnen dienen, gelden voor niet-verhandelbare activa de volgende kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem.
Voor kredietvorderingen wordt de kredietkwaliteit van kredietvorderingen beoordeeld op basis van de kredietkwaliteit van de debiteur of garant die minimaal voldoet aan kredietkwaliteitscategorie 3, zoals vastgelegd in de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal.
Voor RMBD's voldoet een kredietkwaliteitsbeoordeling minimaal aan kredietkwaliteitscategorie 2 zoals vastgelegd in de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal.
Artikel 109
Algemene regels voor de kredietkwaliteitsbeoordeling van kredietvorderingen
Artikel 110
Selectie van het kredietbeoordelingssysteem of de kredietbeoordelingsbron
Artikel 111
Kredietbeoordeling van kredietvorderingen met publiekrechtelijke lichamen, of niet-financiële vennootschappen als debiteuren of garanten
Het Eurosysteem beoordeelt de kredietkwaliteit van kredietvorderingen van publiekrechtelijke lichamen die als debiteur of garant optreden overeenkomstig de volgende regels, toegepast in de volgende volgorde:
Indien een kredietbeoordeling van het door de wederpartij geselecteerde systeem of bron bestaat, gebruikt het Eurosysteem die beoordeling om vast te stellen of het publiekrechtelijke lichaam dat optreedt als debiteur of garant voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten voor niet-verhandelbare activa, zoals bedoeld in artikel 108.
Bij gebreke van een kredietbeoordeling onder a), gebruikt het Eurosysteem een EKBI-kredietbeoordeling van een aanvaard EKBI-systeem voor het publiekrechtelijke lichaam dat optreedt als debiteur of garant.
Indien een kredietbeoordeling niet onder a) of b) beschikbaar is, is de in artikel 87 bedoelde procedure voor verhandelbare activa van toepassing voor het publiekrechtelijke lichaam dat optreedt als debiteur of garant.
Artikel 112
Opstellen van kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor RMBD's
Om te voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten, zoals bedoeld in artikel 108, beoordeelt de eigen NCB de kredietkwaliteit van RMBD's op basis van een jurisdictiespecifiek kredietkwalitetsbeoordelingskader zoals vastgelegd in de toepasselijke nationale documentatie.
Artikel 112 bis
Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor DECC's
TITEL IV
WAARBORGEN VOOR VERHANDELBARE EN NIET-VERHANDELBARE ACTIVA
Artikel 113
Toepasselijke vereisten voor waarborgen
Artikel 114
Waarborgkenmerken
Artikel 115
Niet-achterstelling van de verplichtingen van de garant
De verplichtingen van de garant uit hoofde van de waarborg moeten ten minste een gelijke rang hebben (pari passu), en inzake rating, pro rata, als alle overige niet door zakelijke zekerheden gedekte verplichtingen van de garant.
Artikel 116
Kredietkwaliteitsvereisten voor garanten
De garant voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, zoals bedoeld in de ECAF-regels voor garanten van verhandelbare activa, zoals vastgelegd in artikel 82 tot en met 84 of de garant voldoet aan de regels voor garanten van kredietvorderingen zoals bedoeld in artikel 108.
Artikel 117
Type garant
De garant is:
voor verhandelbare activa overeenkomstig artikel 69: een centrale bank van een lidstaat, een publiekrechtelijk lichaam, een agentschap, een kredietinstelling, een financiële instelling die geen kredietinstelling is, een niet-financiële vennootschap, een multilaterale ontwikkelingsbank of een internationale organisatie; of
voor kredietvorderingen overeenkomstig artikel 95: een niet-financiële vennootschap, een publiekrechtelijk lichaam, een multilaterale ontwikkelingsbank of een internationale organisatie
Artikel 118
Vestigingsplaats van garant
De garant is gevestigd:
in geval van verhandelbare activa overeenkomstig artikel 70, in de EER, tenzij een waarborg niet vereist is om voor een specifiek schuldbewijs kredietkwaliteitsvereisten op te stellen. De mogelijkheid om een EKBI-garantrating te gebruiken om de betrokken kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa op te stellen, wordt in artikel 84 behandeld.
voor schuldbewijzen die niet-financiële vennootschappen garanderen en waarvoor ten behoeve van de emissie, de emittent of de garant overeenkomstig artikel 70 geen kredietbeoordeling is afgegeven door een aanvaarde EKBI, is de garant in een eurogebiedlidstaat gevestigd;
in geval van kredietvorderingen overeenkomstig artikel 96, in een eurogebiedlidstaat, tenzij een waarborg niet vereist is om voor een niet-verhandelbare activa kredietkwaliteitsvereisten op te stellen. De mogelijkheid om een kredietbeoordeling voor een garant te gebruiken om de betrokken kredietkwaliteitsvereisten voor kredietvorderingen op te stellen, wordt in artikel 108 behandeld.
TITEL V
KREDIETBEOORDELINGSKADER VAN HET EUROSYSTEEM VOOR BELEENBARE ACTIVA
Artikel 119
Aanvaarde kredietbeoordelingsbronnen en -systemen
De kredietbeoordelingsinformatie op grond waarvan het Eurosysteem beoordeelt of activa in aanmerking komen als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties wordt verstrekt door kredietkwaliteitssystemen die deel uitmaken van een van de volgende drie bronnen:
EKBI's;
in-house kredietbeoordelingssystemen van NCB's (IKAS-en);
op interne ratings gebaseerde systemen (IRB-systemen) van de wederpartijen.
Artikel 120
Algemene aanvaardingscriteria voor externe kredietbeoordelingsinstellen en kredietbeoordelingssystemen
In het ECAF-kader gelden voor EKBI's de volgende algemene aanvaardingscriteria:
de Europese Autoriteit voor effecten en markten registreert EKBI's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009;
EKBI's voldoen aan de operationele criteria en bieden relevante dekking om te waarborgen dat het ECAF efficiënt wordt toegepast. Met name hangt het gebruik van een EKBI-kredietbeoordeling ervan af of het Eurosysteem informatie over deze beoordelingen heeft, evenals informatie voor de vergelijking en de toewijzing, d.w.z. mapping, van de beoordeling aan de kredietkwaliteitscategorieën van het Eurosysteem, de kredietkwaliteitsdrempel en voor de prestatietoezichtprocedure krachtens artikel 126.
Artikel 121
Algemene aanvaarde criteria en operationele procedures voor de in-house kredietbeoordelingssystemen van de NCB
Artikel 122
Algemene aanvaardingscriteria voor op interne ratings gebaseerde systemen
Een overeenkomstig lid 1 door de wederpartij ingediend verzoek omvat de volgende informatie en documenten die, indien nodig, vertaald worden in een werktaal van de eigen NCB:
een kopie van het besluit van de bevoegde autoriteit houdende de toestemming voor de wederpartij om haar IRB-systeem voor doeleinden van kapitaalvereisten te gebruiken, geconsolideerd of niet-geconsolideerd, met eventuele voorwaarden voor dat gebruik;
een door de bevoegde autoriteit bijgewerkte beoordeling waarin de thans beschikbare informatie verwerkt is inzake alle aangelegenheden betreffende het gebruik van het IRB-systeem voor onderpanddoeleinden en alle aangelegenheden aangaande de voor de ECAF-prestatietoezichtproces gebruikte gegevens;
eventuele door de bevoegde autoriteit aanbevolen of vereiste wijzigingen in het IRB-systeem van de wederpartij en de uiterste datum voor de doorvoering van deze wijzigingen;
informatie over de manier waarop de wederpartij de kans op wanbetaling van debiteuren beoordeelt en gegevens over de ratings en daarmee verbonden kansen op wanbetaling binnen een jaar die worden gebruikt om de beleenbaarheidsratingklasse te bepalen;
een kopie van de meest recent pijler-3-informatie (marktdiscipline) die de wederpartij regelmatig moet publiceren in overeenstemming met de marktdisciplinevereisten uit hoofde van het Bazel-III-kader, de Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;
de naam en het adres van de bevoegde autoriteit en de externe accountant;
informatie over de historiek van de door het IRB-systeem van de wederpartij vastgestelde wanbetalingsgraden over vijf jaar voorafgaand aan het betrokken verzoek. Indien de bevoegde autoriteit in deze tijdspanne voor het IRB-systeem voor doeleinden van kapitaalvereisten een vergunning heeft afgegeven, bestrijkt de informatie de tijdspanne sinds de verlening van vergunning voor het IRB-systeem voor doeleinden van kapitaalvereisten. De historische jaargegevens inzake de vastgestelde graad van wanbetaling en mogelijke aanvullende informatie voldoen aan de bepalingen voor prestatietoezicht in artikel 126, ervan uitgaande dat deze bepalingen gedurende deze tijdspanne op het IRB-systeem van toepassing geweest zouden zijn;
informatie vereist voor prestatietoezicht zoals bedoeld in artikel 126 zoals verlangd van IRB-systemen met een ECAF-goedkeuring voor het lopende kalenderjaar ten tijde van de indiening van het verzoek.
Artikel 123
Rapportageverplichtingen van wederpartijen die een op interne ratings gebaseerd systeem gebruiken
Wederpartijen voldoen aan enige nadere operationele criteria die de eigen NCB in de betrokken door haar gehanteerde relevante contracten of reglementen heeft vastgelegd, waaronder bepalingen in verband met:
ad-hoccontroles aangaande de ingestelde procedures voor de communicatie van de kenmerken van een kredietvordering aan de eigen NCB;
jaarlijkse controles door de eigen NCB (dan wel, indien toepasselijk, de bevoegde autoriteit of externe accountant) om te verifiëren of de in bijlage IX bedoelde statische pools correct, juist en volledig zijn;
uiterlijk in de loop van de volgende werkdag, verstrekking van informatie aangaande beleenbaarheidswijzigingen en de onverwijlde intrekking van betrokken kredietvorderingen, indien noodzakelijk;
kennisgeving aan de eigen NCB van feiten of omstandigheden die het gebruik van het IRB-systeem voor ECAF-doeleinden, dan wel de wijze waarop het IRB-systeem beleenbaar onderpand vaststelt, wezenlijk zouden kunnen beïnvloeden, waaronder met name wezenlijke wijzigingen van het IRB-systeem van een wederpartij die kunnen beïnvloeden hoe de rating van het IRB-systeem of kansen op wanbetaling stroken met de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal.
▼M7 —————
Artikel 126
ECAF-prestatietoezichtprocedure
TITEL VI
KADER VOOR RISICOCONTROLE EN WAARDERING VAN VERHANDELBARE EN NIET-VERHANDELBARE ACTIVA
Artikel 127
Doel van het kader voor risicocontrole en waardering
Artikel 128
Risicobeheersingsmaatregelen
Het Eurosysteem past voor beleenbare activa de volgende risicobeheersingsmaatregelen toe:
surpluspercentages zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/35) ( 17 );
variatiemarges (marktwaardemethode) (marking-to-market):
het Eurosysteem vergt dat voor de bij liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop gebruikte beleenbare activa in de loop van de tijd de voor het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde wordt aangehouden. Indien de dagelijks gemeten waarde van de beleenbare activa onder een bepaald niveau komt, vereist de eigen NCB dat de wederpartij aanvullende activa ter beschikking stelt, of contant geld, zulks middels een margestorting. Evenzo, indien de waarde van de beleenbare activa na hun herwaardering tot boven een bepaald niveau stijgt, kan de NCB het teveel aan activa retourneren of contanten terugstorten;
beperkt gebruik van ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een kredietinstelling of door enige andere entiteit waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft zoals bedoeld in artikel 138;
waarderingsverlagingen zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35).
Het Eurosysteem kan de volgende aanvullende risicobeheersingsmaatregelen toepassen:
initiële marge: wederpartijen verstrekken beleenbare activa met een waarde die ten minste gelijk is aan het door het Eurosysteem verstrekte bedrag aan liquiditeiten plus het bedrag van de betrokken initiële marge;
limieten ten aanzien van emittenten, debiteuren of garanten: het Eurosysteem kan aanvullende limieten toepassen op de risicoposities ten opzichte van emittenten, debiteuren of garanten, m.u.v. de limieten die worden toegepast op de in lid 1, onder c), genoemde ongedekte schuldbewijzen;
aanvullende surpluspercentages;
om bepaalde activa te aanvaarden, aanvullende waarborgen van garanten, die voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem;
de uitsluiting van bepaalde activa voor het gebruik als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties.
HOOFDSTUK 1
Risrisicobeheersingsmaatregelen voor verhandelbare activa
▼M3 —————
HOOFDSTUK 2
Risicobeheersingsmaatregelen voor niet-verhandelbare activa
▼M3 —————
HOOFDSTUK 3
Waarderingsregels voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa
Artikel 134
Waarderingsregels voor verhandelbare activa
Voor de waardebepaling van activa die gebruikt worden als onderpand in openmarkttransacties middels transacties met wederinkoop passen de NCB's de volgende regels toe.
Voor elke beleenbaar verhandelbaar activum stelt het ESCB vast welke meest representatieve koers moet worden gebruikt voor het berekenen van de marktwaarde.
De waarde van een verhandelbaar activum wordt berekend op basis van de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan de waarderingsdag. Bij gebreke van een representatieve koers voor een bepaald activum stelt het Eurosysteem een theoretische koers vast.
De marktwaarde of theoretische waarde van een verhandelbaar activum wordt berekend met inbegrip van lopende rente.
Afhankelijk van verschillen in nationale rechtstelsels en operationele kenmerken kan de behandeling van inkomensstromen, bijvoorbeeld couponbetalingen die gekoppeld zijn aan een activum en die gedurende de looptijd van een Eurosysteemkrediettransactie worden ontvangen per NCB verschillen. Indien de inkomensstroom aan de wederpartij wordt overgedragen, zorgt de eigen NCB ervoor dat de desbetreffende transacties volledig gedekt blijven door een toereikende hoeveelheid beleenbare activa alvorens het inkomen over te dragen. De NCB's zorgen ervoor dat het economische effect van de behandeling van inkomensstromen gelijk is aan de situatie waarin het inkomen op de betaaldatum aan de wederpartij wordt overgedragen.
Artikel 135
Waarderingsregels voor niet-verhandelbare activa
Het Eurosysteem kent niet-verhandelbare activa een waarde toe die overeenkomt met het uitstaande bedrag van dergelijke niet-verhandelbare activa.
Artikel 136
Margestortingen
TITEL VII
ACCEPTATIE VAN NIET IN EURO LUIDEND ONDERPAND IN ONVOORZIENE GEVALLEN
Artikel 137
Acceptatie van niet in euro luidend onderpand in onvoorziene gevallen
De Raad van bestuur van de ECB kan bepaalde verhandelbare activa als onderpand aanvaarden die niet-eurogebied G10 centrale overheden in hun nationale valuta hebben uitgegeven. Nadat de Raad van bestuur van de ECB een dergelijke beslissing heeft genomen worden wederpartijen in kennis gesteld van de toepasselijke:
beleenbaarheidscriteria;
selectie- en mobilisatieprocedures;
waarderingsbronnen en -beginselen;
risicobeheersingsmaatregelen;
afwikkelingsprocedures.
De algemene beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa, zoals bedoeld in deel vier, titel II, zijn van toepassing, met dien verstande dat verhandelbare activa:
uitgegeven, aangehouden en afgewikkeld mogen worden buiten de EER;
in andere valuta dan de euro mogen luiden, en
geen couponwaarde hebben die resulteert in een negatieve kasstroom.
TITEL VIII
VOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK VAN BELEENBARE ACTIVA
Artikel 138
Nauwe banden tussen wederpartij en de emittent, debiteur of garant van beleenbare activa
„Nauwe banden” :
een van de volgende situaties waarin de wederpartij en de andere in lid 1 genoemde entiteit banden onderhouden:
de wederpartij heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van die andere entiteit;
die andere entiteit heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de wederpartij;
een derde partij heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de wederpartij en een belang van 20 % of meer in het kapitaal van die andere entiteit.
Om voor multi-cédulas nauwe banden vast te stellen, past het Eurosysteem een „doorkijkbenadering” toe, d.w.z. het gaat nauwe banden na tussen elk van de onderliggende multi-cédulasemittenten en de wederpartij.
Lid 1 is niet van toepassing met betrekking tot het volgende:
nauwe banden, zoals gedefinieerd in lid 2, die zijn ontstaan als gevolg van het bestaan een EER-publiekrechtelijk lichaam met een belastingheffingsbevoegdheid en dat ofwel: i) een entiteit is die rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang 20 % of meer in het kapitaal van de wederpartij heeft, of ii) een derde die, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks, via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer heeft in het kapitaal van de wederpartij en een belang van 20 % of meer heeft in het kapitaal van de andere entiteit, mits er geen andere nauwe banden bestaan tussen de wederpartij en de andere entiteit, met uitzondering van de nauwe banden die voortvloeien uit een of meer EER-publiekrechtelijke lichamen met belastingheffingsbevoegdheid;
door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligaties die:
voldoen aan de vereisten als uiteengezet in artikel 129, leden 1 tot en met 3 en 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
geen ongedekte schuldbewijzen in hun cover pool bevatten die zijn uitgegeven door de wederpartij of een andere met die wederpartij nauw verbonden entiteit, zoals gedefinieerd in lid 2, en die volledig gegarandeerd worden door één of meer EER-publiekrechtelijke lichamen met belastingheffingsbevoegdheid, en
een EKBI-kredietbeoordeling hebben als omschreven in artikel 83, onder a), die voldoet aan de vereisten van bijlage IX ter;
niet-verhandelbare RMBD’s en DECC’s;
multi-cédulas die zijn uitgegeven vóór 1 mei 2015, waarbij de onderliggende cédulas voldoen aan de criteria zoals bedoeld in artikel 129, leden 1 tot en met 3, en lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013.
Indien naleving van lid 3, onder b), ii), moet worden gecontroleerd, d.w.z. voor door EER-wetgeving gereguleerde obligaties, indien in de toepasselijke wetgeving of prospectus de in lid 3, onder b), ii), bedoelde schuldbewijzen niet wordt uitgesloten als coverpoolactiva en indien de emittent, of een met de emittent nauw verbonden entiteit, die schuldbewijzen heeft uitgegeven, kunnen NCB’s alle van de volgende maatregelen nemen, of een aantal ervan, om ad-hoc controles op de naleving van lid 3, onder b), ii), uit te voeren:
NCB’s kunnen regelmatig toezichtrapporten opvragen die een overzicht bieden van de activa in de coverpool van door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligaties;
indien de toezichtrapporten niet voldoende informatie voor controledoeleinden verschaffen, kunnen NCB’s een zelfcertificering en een toezegging van de wederpartij die door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligaties mobiliseert verkrijgen, waarbij de wederpartij bevestigt dat de cover pool van de door EER-wetgeving gereguleerde obligaties overeenkomstig lid 3, onder b), ii), geen ongedekte bankobligaties omvat die worden uitgegeven door die wederpartij of door een andere, nauw met die wederpartij verbonden entiteit, en die volledig worden gegarandeerd door een of meer EER-publiekrechtelijke lichamen met belastigheffingsbevoegdheid. De zelfcertificering van de wederpartij moet worden ondertekend door de CEO van de wederpartij, CFO of een manager van vergelijkbare rang, of door een tekenbevoegde namens een van hen;
de NCB’s kunnen jaarlijks van de wederpartij die een door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligatie mobiliseert een bevestiging achteraf van externe accounts of van een coverpoolbewaker verkrijgen dat de cover pool van door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligaties overeenkomstig lid 3, onder b), ii), geen ongedekte bankobligaties omvat die worden uitgegeven door die wederpartij of door een andere met die wederpartij nauw verbonden entiteit, en die volledig worden gegarandeerd door een of meer EER-publiekrechtelijke lichamen met belastingheffingsbevoegdheid;
indien de wederpartij verzuimt de onder b) en c), genoemde zelfcertificering of bevestiging op verzoek van de NCB te verstrekken, wordt de door EER-wetgeving gereguleerde gedekte obligatie niet als zekerheid gemobiliseerd door die wederpartij.
Artikel 138 bis
Gebruik van schuldinstrumenten in verband met herkapitalisatie in natura met overheidsschuldinstrumenten
Overheidsschuldinstrumenten gebruikt bij een herkapitalisatie in natura van een wederpartij mogen alleen als onderpand gebruikt worden door die wederpartij of een andere wederpartij die „nauwe banden” onderhoudt met die wederpartij, zoals bepaald in artikel 138, lid 2, indien het Eurosysteem het markttoegangsniveau van hun emittent als adequaat beschouwt, mede rekening houdend met de rol van dergelijke instrumenten bij de herkapitalisatie.
Artikel 139
Gebruik van gegarandeerde ongedekte door een wederpartij of een nauw met haar verbonden entiteit uitgegeven schuldbewijzen
▼M9 —————
▼M9 —————
Artikel 140
Nauwe banden aangaande effecten op onderpand van activa en valutahedges
Een wederpartij mag effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien de wederpartij of enige entiteit waarmee zij nauwe banden onderhoudt, zoals bedoeld in artikel 138, een valutahedge verschaft voor de effecten op onderpand van activa door een valutahedgetransactie aan te gaan met de emittent als hedgewederpartij.
Artikel 141
Beperkingen aangaande ongedekte schuldbewijzen die door kredietinstellingen en met hen nauw verbonden entiteiten zijn uitgegeven
Een wederpartij biedt niet aan noch gebruikt als onderpand ongedekte schuldbewijzen die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft, voor zover de waarde van dat onderpand dat die kredietinstelling heeft uitgegeven, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft, samen meer dan ►M8 10 % ◄ bedraagt van de totale waarde van de door die wederpartij na toepassing van het surpluspercentage als onderpand gebruikte activa. Deze drempel is in de volgende gevallen niet van toepassing:
indien de waarde van die activa na enige toepassing van het surpluspercentage niet meer dan 50 miljoen EUR bedraagt;
indien die activa gegarandeerd worden door een publiekrechtelijk lichaam met belastingheffingsrecht in de vorm van een garantie die voldoet aan de in artikel 114 bedoelde kenmerken, of
indien die activa uitgegeven worden door een agentschap, een multilaterale ontwikkelingsbank of een internationale organisatie.
Artikel 142
Liquiditeitssteun aangaande effecten op onderpand van activa
Voor liquiditeitssteun in de vorm van cashreserves mag een wederpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien tegelijkertijd aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de wederpartij heeft nauwe banden met de bank waar de emittent een rekening aanhoudt voor de transactie inzake effecten op onderpand van activa;
het bestaande bedrag van het reservefonds van de transactie inzake effecten op onderpand van activa is hoger dan 5 % van het initiële uitstaande bedrag van alle prioritaire en achtergestelde tranches van de transactie inzake effecten op onderpand van activa;
het bestaande bedrag van het reservefonds van de transactie inzake effecten op onderpand van activa is hoger dan 25 % van het bestaande uitstaande bedrag van alle achtergestelde tranches van de transactie inzake effecten op onderpand van activa.
Voor liquiditeitssteun in de vorm van liquiditeitsfaciliteiten mag een wederpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien tegelijkertijd aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:
de wederpartij heeft nauwe banden met een liquiditeitsfaciliteitverstrekker; en
het bestaande bedrag van de liquiditeitsfaciliteit van de transactie inzake effecten op onderpand van activa is hoger dan 20 % van het initiële uitstaande bedrag van alle prioritaire en achtergestelde tranches van de transactie inzake effecten op onderpand van activa.
▼M4 —————
Artikel 144
Niet-aanvaarding van beleenbare activa om operationele redenen
Ongeacht de al dan niet beleenbaarheid van een activum kan een NCB om operationele redenen de wederpartij verzoeken het activum te verwijderen vooraleer een cahsflowsituatie zich voordoet, waaronder betaling van de hoofdsom of coupons, zoals bedoeld in de betrokken nationale documentatie.
Artikel 144 bis
Beleenbare activa met negatieve kasstromen
Indien een wederpartij niet tijdig betaalt krachtens lid 1, kan het Eurosysteem die betrokken betaling uitvoeren, maar is daartoe niet gehouden. NCB's bepalen dat een wederpartij het Eurosysteem op verzoek van het Eurosysteem onmiddellijk enig bedrag aan negatieve kasstroom terugbetaalt dat het Eurosysteem heeft betaald omdat de wederpartij niet betaald heeft. Indien een wederpartij krachtens lid 1 niet tijdig betaalt, heeft het Eurosysteem het recht onmiddellijk en zonder voorafgaande kennisgeving een bedrag, dat gelijk is aan het bedrag dat het Eurosysteem namens die wederpartij moet betalen, te debiteren van hetzij:
de PM-rekening (payment module account) in Target2 van de betrokken wederpartij, zoals bepaald in artikel 36, lid 6, van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2012/27, of
met voorafgaande toestemming van een verevenende bank, de Target2 PM-rekening van een verevenende bank, die wordt gebruikt voor de Eurosysteemkrediettransacties van de betrokken wederpartij, of
enige andere rekening die kan worden gebruikt voor monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, welke rekening de betrokken wederpartij aanhoudt bij de NCB.
Artikel 145
Notificatie, waardering en verwijdering van activa die niet-beleenbaar zijn of niet voldoen aan de voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa
Artikel 146
Sancties wegens niet-naleving van de regels voor het gebruik van beleenbare activa
Wegens niet-naleving van de regels van deze titel worden overeenkomstig artikel 154 tot en met 157 sancties opgelegd. Sancties zijn toepasselijk, ongeacht de al dan niet deelname van een wederpartij aan monetairbeleidstransacties.
Artikel 147
Informatiedeling binnen het Eurosysteem
Ten behoeve van de tenuitvoerlegging van monetair beleid, met name voor het toezicht op de naleving van de regels voor het gebruik van beleenbare activa, deelt het Eurosysteem informatie betreffende kapitaalbezit die toezichthoudende autoriteiten voor dergelijke doeleinden hebben verschaft. Voor de informatie gelden dezelfde geheimhoudingsnormen die toezichthoudende autoriteiten toepassen.
TITEL IX
GRENSOVERSCHRIJDEND GEBRUIK VAN BELEENBARE ACTIVA
Artikel 148
Algemene beginselen
Wederpartijen mogen beleenbare activa, met uitzondering van termijndeposito’s, als volgt mobiliseren voor grensoverschrijdend gebruik:
verhandelbare activa worden gemobiliseerd door middel van: i) in aanmerking komende koppelingen; ii) toepasselijke CCBM-procedures; iii) in aanmerking komende koppelingen in combinatie met de CCBM-procedures;
DECC’s en RMBD’s worden overeenkomstig de toepasselijke CCBM-procedures gemobiliseerd, en
kredietvorderingen worden gemobiliseerd: i) ofwel door middel van toepasselijke CCBM-procedures, ii) ofwel overeenkomstig binnenlandse procedures, zoals vastgelegd in de relevante nationale documentatie van de eigen NCB.
Artikel 149
CCBM
Artikel 150
In aanmerking komende koppelingen tussen SSS'en
Artikel 151
CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen
Artikel 152
CCBM en tripartietonderpandbeheerdiensten
Teneinde zijn tripartietonderpandbeheerdiensten voor grensoverschrijdend gebruik door het Eurosysteem overeenkomstig de eerste alinea te verlenen, voldoet de betrokken TPA aan de reeks aanvullende functionele vereisten zoals bedoeld in het „Correspondent central banking model (CCBM) — Procedures for Eurosystem counterparties” (afdeling 2.1.3., tweede alinea).
DEEL VIJF
SANCTIES IN GEVAL NIET AAN WEDERPARTIJVERPLICHTINGEN VOLDAAN WORDT
Artikel 153
Sancties wegens niet-naleving aangaande minimumreserves
Artikel 154
Sancties wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften
Overeenkomstig de bepalingen van door het Eurosysteem gehanteerde contracten of reglementen legt het NCB een of meer sancties op indien een wederpartij niet voldoet aan enige van de volgende verplichtingen:
aangaande transacties met wederinkoop en deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, de in artikel 15 vastgelegde verplichtingen van toereikend onderpand en de verevening van het bedrag dat de wederpartij toegewezen werd gedurende de hele loopduur van een specifieke transactie, waaronder uitstaande bedragen van een specifieke transactie in geval de NCB ten aanzien van de restlooptijd van de transactie overgaat tot vroegtijdige beëindiging;
aangaande het aantrekken van termijndeposito's, onvoorwaardelijke transacties en de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, de verplichting de transactie af te wikkelen, zoals bedoeld in artikel 16;
aangaande het gebruik van beleenbare activa, de verplichting alleen beleenbare activa te mobiliseren of te gebruiken en te voldoen aan de voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa zoals bedoeld in titel VIII van deel vier;
aangaande dagultimoprocedures en toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit, de verplichting vooraf voldoende beleenbare activa aan te bieden in geval van een negatief restsaldo op de afwikkelingsrekening van een wederpartij in Target2 na finalisatie van de dagultimocontroleprocedures en een automatisch beroep op de marginalebeleningsfaciliteit derhalve verondersteld wordt plaats te vinden, zoals bedoeld in artikel 19, lid 6;
enige betalingsverplichting krachtens artikel 144 bis, lid 3.
Een krachtens dit artikel opgelegde sanctie betreft:
slechts een financiële sanctie; of
zowel een financiële sanctie alsook een niet-financiële sanctie.
Artikel 155
Financiële sancties wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften
Artikel 156
Niet-financiële sancties wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften
Indien een wederpartij niet voldoet aan een verplichting zoals bedoeld in artikel 154, lid 1, onder a) of b) en wel meer dan twee keer in een periode van twaalf maanden en ten aanzien van elk geval van niet-naleving:
een financiële sanctie werd opgelegd;
de wederpartij in kennis werd gesteld van elk besluit tot oplegging van een financiële sanctie;
elk geval van niet-naleving verband houdt met hetzelfde type van niet-naleving,
schorst het Eurosysteem de wederpartij bij het derde geval van niet-naleving en elk daaropvolgend geval van niet-naleving van een verplichting van hetzelfde type in de betrokken periode van twaalf maanden. De periode van twaalf maanden wordt berekend met ingang van de datum van het eerste geval van niet-naleving van een verplichting zoals bedoeld in artikel 154, lid 1, onder a) of b), zoals toepasselijk.
Indien een wederpartij niet voldoet aan een in artikel 154, lid 1, onder c), bedoelde verplichting en wel meer dan twee keer in een periode van twaalf maanden en ten aanzien van elk geval van niet-naleving:
een financiële sanctie werd opgelegd;
de wederpartij in kennis werd gesteld van elk besluit tot oplegging van een financiële sanctie;
elk geval van niet-naleving verband houdt met hetzelfde type van niet-naleving,
schorst het Eurosysteem bij het derde geval van niet-naleving de wederpartij voor de eerste liquiditeitsverruimende openmarkttransactie binnen de reserveperiode volgende op de kennisgeving van schorsing.
Indien de wederpartij daaropvolgend wederom niet voldoet aan de verplichtingen, wordt de wederpartij met ingang van de eerste liquiditeitsverruimende openmarkttransactie binnen de reserveperiode volgende op de kennisgeving van schorsing geschorst tot een periode van twaalf maanden is verstreken zonder dat de wederpartij haar verplichtingen niet nakomt.
Elke periode van twaalf maanden wordt berekend met ingang van de datum van kennisgeving van een sanctie die werd opgelegd wegens niet-naleving van een in artikel 154, lid 1, onder c), bedoelde verplichting. De binnen twaalf maanden na die kennisgeving zich voordoende gevallen van niet-naleving worden meegerekend.
Artikel 157
Toepassing van niet-financiële sancties op bijkantoren wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften
Indien het Eurosysteem een wederpartij overeenkomstig artikel 156, lid 5, schorst dan kan die schorsing ook worden toegepast op bijkantoren van die wederpartij die zijn gevestigd in andere eurogebiedlidstaten.
DEEL ZES
DISCRETIONAIRE MAATREGELEN
Artikel 158
Discretionaire maatregelen uit overwegingen van prudentieel handelen of in gevallen van verzuim
Uit overwegingen van prudentieel handelen kan het Eurosysteem enige van de volgende maatregelen treffen:
schorst of beperkt de toegang van de wederpartij tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem of sluit die toegang uit, zulks krachtens door de eigen NCB of de ECB gehanteerde contracten of reglementen;
verwerpt, beperkt het gebruik van activa die zijn gemobiliseerd als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties door een bepaalde wederpartij, of past aanvullende surpluspercentages daarop toe, zulks op basis van enige informatie die het Eurosysteem relevant acht, met name indien de kredietkwaliteit van de wederpartij een hoge correlatie vertoont met de kredietkwaliteit van de activa die zijn gemobiliseerd als onderpand.
In het kader van de beoordeling van de financiële soliditeit van een wederpartij uit hoofde van artikel 55, onder c), en onverminderd andere discretionaire maatregelen, kan het Eurosysteem vanuit overwegingen van prudentieel handelen de toegang van de volgende wederpartijen tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem beperken:
wederpartijen waarvoor de informatie betreffende kapitaalratio’s krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 onvolledig is en niet uiterlijk binnen 14 weken na het einde van het relevante kwartaal aan de relevante NCB en de ECB ter beschikking is gesteld;
wederpartijen die krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 geen kapitaalratio’s moeten rapporteren, maar voor wie informatie van een vergelijkbare standaard, als bedoeld in artikel 55, onder b), iii), onvolledig is en niet uiterlijk binnen 14 weken na het einde van het relevante kwartaal aan de relevante NCB en de ECB. ter beschikking is gesteld.
De toegang wordt hersteld zodra de relevante informatie van de betreffende NCB ter beschikking is gesteld en nadat is vastgesteld dat de wederpartij voldoet aan het criterium van financiële soliditeit overeenkomstig artikel 55, onder c). Indien de relevante informatie niet uiterlijk 20 weken na het einde van het desbetreffende kwartaal beschikbaar is gesteld, wordt de toegang van de wederpartij tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem automatisch opgeschort vanuit overwegingen van prudentieel handelen.
In aanvulling op de beperking van de toegang tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem krachtens lid 4, kan het Eurosysteem uit overwegingen van prudentieel handelen voor wederpartijen de toegang tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem schorsen, verder beperken of uitsluiten, wanneer zij worden geacht te „falen of waarschijnlijk zullen falen” zoals bepaald in lid 4, en voldoen aan enige van het volgende:
de afwikkelingsautoriteit past op hen geen afwikkelingsmaatregel toe, aangezien er een redelijke kans bestaat dat een alternatieve maatregel van de particuliere sector of een toezichtmaatregel, zoals bedoeld in artikel 18, lid 1 onder b), van Verordening (EU) nr. 806/2014 en nationale wetgeving die artikel 32, lid 1, onder b), van Richtlijn 2014/59/EU implementeert, binnen een redelijk tijdsbestek het falen van de instelling zou voorkomen, zulks gezien de ontwikkeling van de alternatieve maatregel van de particuliere sector of de toezichtmaatregel;
krachtens een beoordeling blijkt dat ze voldoen aan de voorwaarden voor afwikkeling krachtens artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 806/2014 of nationale wetgeving die artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU implementeert, gezien de ontwikkeling van de afwikkelingsmaatregel;
zij resulteren uit een afwikkelingsmaatregel zoals bepaald in artikel 3, lid 10, van Verordening (EU) nr. 806/2014 en nationale wetgeving die artikel 2, lid 40, van Richtlijn 2014/59/EU implementeert, of uit een alternatieve maatregel van de particuliere sector of toezichtmaatregel zoals bedoeld in artikel 18, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 806/2014 en nationale wetgeving die artikel 32, lid 1, onder b), van Richtlijn 2014/59/EU implementeert.
Artikel 159
Discretionaire maatregelen met betrekking tot de kredietkwaliteitsbeoordeling van het Eurosysteem
Het Eurosysteem kan de volgende activa van de lijst van beleenbare verhandelbare activa uitsluiten:
activa die wederpartijen hebben uitgegeven, gezamenlijk hebben uitgegeven, hebben beheerd of hebben gegarandeerd, of entiteiten die nauw zijn verbonden met wederpartijen waarop fondsenbevriezing en/of andere door de Unie opgelegde maatregelen van toepassing zijn krachtens artikel 75 van het Verdrag dan wel door een lidstaat opgelegde maatregelen ter beperking van het gebruik van middelen, en/of
activa die wederpartijen, of met die wederpartijen nauwe verbonden entiteiten, hebben uitgegeven, gezamenlijk hebben uitgegeven, hebben beheerd of hebben gegarandeerd, en waarvoor het Eurosysteem hen toegang monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem heeft opgeschort, beperkt, of uitgesloten.
DEEL ZEVEN
AANVULLENDE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISKENMERKEN IN VERBAND MET MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES VAN HET EUROSYSTEEM
Artikel 160
Juridische relatie tussen centrale banken van het Eurosysteem en wederpartijen
Het Eurosysteem draagt er zorg voor dat hun contracten of reglementen ten aanzien van hun wederpartijen zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, stroken met de bepalingen van deel zeven.
HOOFDSTUK 1
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op alle regelingen inzake monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem
Artikel 161
Wijzigingen in de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem
Artikel 162
Denominatie van betalingen
Iedere NCB hanteert contracten of reglementen die bepalen dat alle betalingen in verband met monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem in euro luiden, met uitzondering van in vreemde valuta luidende betalingen in deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden.
Artikel 163
Vorm van contractuele regelingen
Indien alle transacties uit hoofde van een overeenkomst één contractuele regeling moeten vormen en/of de overeenkomst een kaderovereenkomst moet vormen voor een effectieve voortijdige beëindiging (waaronder afwikkeling) van alle uitstaande transacties in geval van wanbetaling, moeten de door de NCB gebruikte contracten of reglementen dergelijke bepalingen omvatten.
Artikel 164
Formulieren, gegevensdragers en communicatiemiddelen
De door iedere NCB gehanteerde relevante contracten of reglementen waarborgen, dat, in de betrekkingen tussen de NCB en haar wederpartijen, passende en ondubbelzinnige regels voor het gebruik van formulieren, met inbegrip van de bevestiging van transactievoorwaarden, gegevensdragers en communicatiemiddelen en -modaliteiten van toepassing zijn.
Artikel 165
Gevallen van wanbetaling
De door de NCB gehanteerde relevante contracten of reglementen omvatten ten minste gevallen inzake wanbetaling die materieel niet verschillen van de hiernavolgende:
een uitspraak van een bevoegde gerechtelijke of andere instantie inzake de tenuitvoerlegging van een liquidatieprocedure ten aanzien van de wederpartij of de aanstelling van een curator of een soortgelijke functionaris voor de wederpartij, of een soortgelijke procedure;
een uitspraak van een bevoegde gerechtelijke of andere instantie inzake de tenuitvoerlegging van een sanerings- of een soortgelijke procedure ten aanzien van de wederpartij teneinde haar financiële positie te vrijwaren of te herstellen en een uitspraak als bedoeld onder a) te voorkomen;
een schriftelijke verklaring van de wederpartij dat zij niet in staat is haar schulden geheel of gedeeltelijk te betalen of aan haar verplichtingen in het kader van monetairbeleidstransacties te voldoen, dan wel een akkoord met de crediteuren, of een regeling, of indien de wederpartij insolvent is, dan wel geacht wordt insolvent te zijn of dan wel geacht wordt haar schulden niet te kunnen betalen;
aan een uitspraak als onder a) of b) voorafgaande procedurele stappen;
een toezegging of enige andere precontractuele verklaring van de wederpartij, dan wel die zij geacht wordt te hebben afgelegd uit hoofde van toepasselijke vigerende wetgeving, is onjuist dan wel niet waar;
de vergunning van de wederpartij om werkzaamheden te verrichten krachtens ofwel: a) Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013; of b) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 19 ), zoals geïmplementeerd in de betrokken eurogebiedlidstaat, is opgeschort of ingetrokken;
schorsing of beëindiging van het lidmaatschap van de wederpartij van een betalingssysteem of van een regeling via welke betalingen uit hoofde van monetairbeleidstransacties plaatsvinden, of (met uitzondering van deviezenswaps) schorsing of beëindiging van haar lidmaatschap van een effectenafwikkelingssysteem voor de afwikkeling van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem;
maatregelen waarnaar wordt verwezen in artikel 41, lid 1, artikel 43, lid 1, en artikel 44, van Richtlijn 2013/36/EU worden genomen tegen de wederpartij;
met betrekking tot transacties met wederinkoop: de wederpartij voldoet niet aan de bepalingen inzake risicobeheersingsmaatregelen;
met betrekking tot repotransacties, de wederpartij betaalt de aan- of terugkoopprijs niet of levert de aan- of teruggekochte activa niet; of in geval van leningen tegen onderpand: de wederpartij levert de activa niet of betaalt het krediet niet terug op de toepasselijke data voor de betalingen en leveringen;
aangaande deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en termijndeposito's, de wederpartij betaalt het bedrag in euro; of in geval van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, in deviezen niet op de toepasselijke betaaldata;
wanbetaling, die materieel niet verschilt van de in dit artikel genoemde gevallen, met betrekking tot een wederpartij uit hoofde van een overeenkomst voor het beheer van de deviezenreserves of van het eigen vermogen van de ECB of NCB's;
de wederpartij verstrekt relevante informatie niet, wat ernstige gevolgen voor de eigen NCB heeft;
de wederpartij komt andere verplichtingen uit hoofde van regelingen voor transacties met wederinkoop en deviezenswaps niet na en, indien herstel mogelijk is, verzuimt zulks te herstellen binnen ten hoogste 30 dagen in geval van transacties tegen verstrekking van zekerheid en ten hoogste tien dagen in geval van deviezenswaps na aanmaning tot herstel door de NCB;
wanbetaling doet zich voor in verband met de wederpartij in de nakoming van een overeenkomst inzake monetairbeleidstransacties met een ander Eurosysteemlid, waarbij het andere Eurosysteemlid iedere transactie onder een dergelijke overeenkomst voortijdig heeft beëindigd wegens wanbetaling;
op de wederpartij worden bevriezing van gelden en/of andere door de Unie opgelegde maatregelen van toepassing krachtens artikel 75 van het Verdrag waardoor de wederpartij beperkt wordt in het gebruik van haar gelden;
op de wederpartij worden bevriezing van gelden en/of andere door een eurogebiedlidstaat opgelegde maatregelen van toepassing waardoor de wederpartij beperkt wordt in het gebruik van haar gelden;
op alle activa van de deelnemer, of een aanzienlijk deel daarvan, is een bevriezingsbevel, beslag, inbeslagneming of een andere procedure van toepassing strekkende tot bescherming van het algemeen belang of de rechten van de schuldeisers van de wederpartij;
alle activa van de wederpartij, of een essentieel deel daarvan, worden aan een andere entiteit overgedragen;
een andere gebeurtenis dreigt of is ingetreden, die een bedreiging kan vormen voor de nakoming door de wederpartij van haar verplichtingen uit hoofde van de rechtsbetrekking, die zij is aangegaan teneinde monetairbeleidstransacties te kunnen uitvoeren, of andere regels van toepassing op de rechtsbetrekking tussen de wederpartij en een van de NCB's.
Artikel 166
Verhaalsmogelijkheden bij wanbetaling en op grond van overwegingen van prudentieel handelen
Door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat de NCB zich in een geval van wanbetaling, dan wel uit overwegingen van prudentieel handelen, één van de volgende verhaalsmogelijkheden mag inzetten:
de toegang van de wederpartij tot openmarkttransacties opschorten, beperken of uitsluiten;
de toegang van de wederpartij tot de permanente faciliteiten opschorten, beperken of uitsluiten;
alle overeenkomsten en transacties beëindigen;
vervroegde voldoening van nog niet opeisbare of voorwaardelijke vorderingen eisen;
het verrekenen van vorderingen op de wederpartij met de deposito's van die wederpartij bij de NCB;
de nakoming van verplichtingen jegens de wederpartij opschorten tot de vordering op de wederpartij werd voldaan;
Elke NCB kan contracten of reglementen hanteren die in een geval van wanbetaling, dan wel uit overwegingen van prudentieel handelen, de eigen NCB machtigen één van de volgende verhaalsmogelijkheden in te zetten:
het vorderen van vertragingsrente; en
schadeloosstelling vorderen voor eventuele ten gevolge van het wanbetaling van de wederpartij geleden verliezen.
Artikel 167
Informatieverstrekking door wederpartijen
Elke NCB hanteert contracten of reglementen die waarborgen dat een NCB van wederpartijen binnen het kader van monetairbleidstransacties van het Eurosysteem enige relevante informatie kan verkrijgen.
Artikel 168
Kennisgevingen en andere mededelingen
Artikel 169
Rechten van derden
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalen, dat slechts de contracterende of de eigen NCB en de geïdentificeerde wederpartij uit hoofde van de transactie rechten en plichten hebben. Op grond van die gehanteerde relevante contracten of reglementen zijn de volgende relaties tussen NCB's en/of de ECB mogelijk:
voortvloeiende uit het grensoverschrijdend- gebruik van beleenbare activa; en
indien noodzakelijk voor met wederpartijen via een centrale instelling uitgevoerde transacties.
Artikel 170
Toepasselijk recht en jurisdictie
Artikel 171
Afwikkelingsdag met betrekking tot termijndeposito's
Elke NCB past depositoregelingen toe die bepalen dat de verrekening inzake de acceptatie en de uitbetaling van termijndeposito's geschiedt op de in de ECB-aankondiging van de depositotransactie genoemde dagen.
HOOFDSTUK 2
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op zowel repo's als op leningen tegen onderpand
Artikel 172
De datum van het wederinkoopdeel van de transactie
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat de datum van het wederinkoopdeel van de transactie, waaronder de aflossing van de lening tegen onderpand, indien toepasselijk, wordt vastgelegd bij het aangaan van elke transactie.
Artikel 173
Werkdagen
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen definiëren „werkdag” zoals bedoeld in artikel 2.
Artikel 174
Rentevoeten
Artikel 175
Mechanismen voor de omrekening van niet in euro luidende bedragen
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat mechanismen voor het omrekenen in euro van niet in euro luidende bedragen bepalen dat de dagelijks vastgestelde ECB-referentiewisselkoers de toe te passen koers is, of bij gebreke daarvan, de contante wisselkoers die de ECB op de aan de omrekening voorafgaande werkdag voor verkoop van euro tegen de aankoop van een andere valuta heeft vermeld.
HOOFDSTUK 3
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van repo-overeenkomsten
Artikel 176
Onderwerp van repo-overeenkomsten
Indien de onder lid 2 vergeleken activa zijn geconverteerd of geredenomineerd of in geval van een call, is een zodanige wijziging van equivalentie vereist dat dit concept de volgende betekenis verkrijgt:
conversie betreft de geconverteerde activa;
in geval van een call op activa die equivalent zijn aan de volgestorte activa, op voorwaarde dat de verkoper aan de koper een aan de call equivalent bedrag heeft betaald;
in geval van geredenomineerde activa, activa die equivalent zijn aan de geredenomineerde activa, inclusief, indien toepasselijk, een bedrag dat gelijk is aan enig waardeverschil tussen de activa vóór en na de redenominatie.
Artikel 177
Overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging aangaande repo-overeenkomsten
De door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bevatten verrekeningsbepalingen, die economische effecten beogen te realiseren, die equivalent zijn aan de hiernavolgende:
In geval van wanbetaling wordt de terugkoopdatum voor iedere transactie geacht onmiddellijk in te gaan en waarvoor een van de volgende keuzemogelijkheden geldt:
equivalente activa onmiddellijk worden geleverd, d.w.z. levering van de activa en de betaling van de wederinkoopprijs voor wederingekochte activa geschieden slechts conform het onder b) tot en met d) vermelde); dan wel
de repotransactie zal vervroegd afgewikkeld worden.
De marktwaarde ten tijde van de wanbetaling van de wederingekochte activa en equivalente activa die moeten worden overgedragen en de wederinkoopprijs die door iedere partij moet worden betaald, worden voor alle transacties door de NCB per wederinkoopdatum vastgesteld, zulks op een commercieel billijke wijze.
Op basis van punt b) berekent de NCB wat de partijen elkaar per wederinkoopdatum verschuldigd zijn. Het door partijen aan elkaar verschuldigde wordt verrekend en alleen het nettosaldo is verschuldigd door de partij met de aldus berekende laagste vordering.
Het nettosaldo is verschuldigd en betaalbaar op de eerstvolgende dag waarop Target2 operationeel is voor het effectueren van een betaling. Voor deze berekening worden alle niet in euro luidende bedragen op de aangewezen dag geconverteerd in euro tegen de overeenkomstig artikel 175 berekende koers.
Artikel 178
Naleving van risicobeheersingsmaatregelen
Indien de door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalingen bevatten voor de vervanging van onderpand, waarborgen die regelingen naleving van de vereiste risicobeheersingsmaatregelen.
Artikel 179
Cashmarges
Indien de door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalingen bevatten voor margestortingen of terugstorting ervan, moet daarin worden bepaald, dat aan andere verplichtingen tot terugstorting of storting van marges in beginsel contant moet worden voldaan ten belope van hetzelfde bedrag, inclusief de toepasselijke rente.
Artikel 180
Nadere bepalingen aangaande repo-overeenkomsten
Ongeacht de bepalingen van dit richtsnoer mag elke NCB in de door haar gehanteerde contracten of reglementen nadere bepalingen aangaande repo-overeenkomsten opnemen.
HOOFDSTUK 4
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van leningen tegen onderpand
Artikel 181
Verstrekking en uitwinning van onderpand
Artikel 182
Verlenging gedurende de nacht van intradaytransacties
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen voorzien in de mogelijke verlenging gedurende de nacht van intradaytransacties.
HOOFDSTUK 5
Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden
Artikel 183
Gelijktijdige contante en termijnverkoop- en aankoopovereenkomst
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat iedere transactie een gelijktijdige contante en termijnverkoop- en aankoopovereenkomst is van euro tegen een vreemde valuta.
Artikel 184
Timing en betalingsmechanisme
De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen bevatten bepalingen over het tijdstip en betalingsmechanisme. De datum van de termijnverkoop, en -aankoop wordt bij het afsluiten van iedere transactie vastgelegd.
Artikel 185
Definitie van specifieke termen
In de door de NCB gehanteerde contracten of reglementen worden deviezen, contante koersen, termijnkoersen, overboekings- en terugboekingsdata als volgt gedefinieerd:
a) |
„deviezen” : ieder ander wettig betaalmiddel dan de euro; |
b) |
„contante koers” : met betrekking tot een specifieke transactie, de (overeenkomstig artikel 175 berekende koers), die ten behoeve van de desbetreffende transactie wordt toegepast voor de omrekening van het bedrag in euro in het overeenkomstige bedrag in de vreemde valuta, dat een partij op de overboekingsdatum in euro aan de andere partij moet overmaken, welke koers in de bevestiging wordt vermeld; |
c) |
„termijnkoers” : de overeenkomstig artikel 175 berekende wisselkoers, die wordt toegepast voor de convertering van het bedrag in euro in het overeenkomstige bedrag in de vreemde valuta dat een partij op de terugboekingsdatum in euro aan de andere partij moet overmaken; deze koers wordt in de bevestiging vermeld en in de door de betrokken NCB gehanteerde relevante contracten of reglementen gedefinieerd; |
d) |
„terugstorting van het bedrag in vreemde valuta” : het bedrag in vreemde valuta dat benodigd is om het bedrag in euro op de terugboekingsdatum aan te kopen; |
e) |
„overboekingsdatum” : met betrekking tot een transactie, de datum, en in voorkomend geval het tijdstip op die datum waarop overboeking van het bedrag in euro door de ene partij aan de andere daadwerkelijk plaats moet vinden, d.w.z. de datum, en in voorkomend geval het tijdstip op die dag, die de partijen zijn overeengekomen voor de afwikkeling van een overboeking in euro; |
f) |
„terugboekingsdatum” : met betrekking tot een transactie, de dag, en in voorkomend geval het tijdstip op die dag, waarop een partij het bedrag in euro aan de andere partij moet terugboeken. |
Artikel 186
Overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging aangaande deviezenswaps
De door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bevatten verrekeningsbepalingen, die economische effecten beogen te realiseren, die equivalent zijn aan de hiernavolgende:
In geval van wanbetaling wordt iedere transactie geacht voortijdig te zijn beëindigd en stelt de NCB het vervangende bedrag in euro en de terugboekingsbedragen in vreemde valuta vast, ervan uitgaande dat dergelijke vervangende bedragen noodzakelijk zijn om voor de NCB het equivalent ten belope van de oorspronkelijke betalingen te vrijwaren.
Op basis van de aldus vastgestelde bedragen berekent de NCB wat de partijen elkaar op de terugboekingsdatum verschuldigd zijn. De door de ene partij verschuldigde bedragen worden zo nodig overeenkomstig artikel 175 geconverteerd in euro en verrekend met de door de andere partij verschuldigde bedragen. Alleen het nettosaldo is betaalbaar door de partij met de aldus berekende laagste vordering. Dat nettosaldo is verschuldigd en betaalbaar op de eerstvolgende dag waarop Target2 operationeel is voor het effectueren van een dergelijke betaling.
Artikel 187
Nadere bepalingen aangaande deviezenswaps
Ongeacht de in dit richtsnoer vastgestelde bepalingen, mag elke NCB in de door haar gehanteerde contracten of reglementen nadere bepalingen aangaande het uitvoeren van deviezenswaps opnemen.
DEEL ACHT
SLOTBEPALINGEN
Artikel 188
Informatiedeling
De NCB's mogen, indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van monetair beleid, met elkaar specifieke informatie delen, zoals operationele gegevens met betrekking tot wederpartijen die deelnemen aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem. Op dergelijke informatie is het beroepsgeheim van toepassing zoals bedoeld in artikel 37 van de ESCB-statuten.
Artikel 189
Antiwitwaswetgeving en antiterrorismefinancieringswetgeving
Wederpartijen bij monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem zijn bekend met, en voldoen aan, al hun verplichtingen uit hoofde van antiwitwaswetgeving en antiterrorismefinancieringswetgeving.
Artikel 190
Intrekking
Artikel 191
Vankrachtwording, toepassing en implementatie
Artikel 192
Geadresseerden
Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.
BIJLAGE I
MINIMUMRESERVES
De inhoud van deze appendix is louter ter informatie. Indien deze bijlage en het juridische kader voor het Eurosysteemreservestelsel zoals bedoeld in lid 1 tegenstrijdig zijn, geldt het laatste.
Krachtens artikel 19 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (ESCB-statuten), eist de Europese Centrale Bank (ECB) dat kredietinstellingen op rekeningen bij de nationale centrale banken (NCB's) minimumreserves aanhouden in het kader van het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem. Het juridische kader voor dit stelsel is vastgelegd in artikel 19 van de ESCB-statuten, Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). De toepassing van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) waarborgt uniforme modaliteiten van het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem in alle eurogebiedlidstaten.
Het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem dient hoofdzakelijk om de geldmarktrente te stabiliseren en een structureel liquiditeitstekort te bewerkstelligen (of te vergroten).
Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) is het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem van toepassing op in eurogebiedlidstaten gevestigde kredietinstellingen. Bovendien, is het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem ook van toepassing op in het eurogebied gevestigde bijkantoren van niet in het eurogebied gevestigde kredietinstellingen. Het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem is evenwel niet van toepassing op buiten het eurogebied gevestigde bijkantoren van in het eurogebied gevestigde kredietinstellingen.
Krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) worden instellingen automatisch vrijgesteld van reserveverplichtingen vanaf het begin van de reserveperiode waarin hun vergunning wordt ingetrokken of waarin een rechtbank of andere bevoegde autoriteit van een lidstaat een besluit tot liquidatie van de instelling neemt.
Krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) kan de ECB op niet-discriminatoire basis, de in punt a) tot en met c) opgesomde instellingen vrijstellen van reserveverplichtingen. ►M9 Tot die instellingen behoren onder meer instellingen waarop saneringsmaatregelen, bevriezing van middelen en/of andere maatregelen van toepassing zijn die door de Unie krachtens artikel 75 van het Verdrag of door een lidstaat worden opgelegd, waarbij het gebruik van hun gelden wordt beperkt, of ten aanzien waarvan het Eurosysteem een besluit heeft genomen waarmee hun toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem wordt opgeschort of ontzegd. ◄
Krachtens artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) stelt de ECB een lijst met instellingen op waarop het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem van toepassing is, en houdt deze lijst bij.
De ECB maakt tevens een openbare lijst bekend van instellingen die van hun verplichtingen onder dit stelsel zijn vrijgesteld om andere redenen dan het feit dat saneringsmaatregelen, bevriezing van middelen en/of andere maatregelen van toepassing zijn die door de Unie zijn opgelegd krachtens artikel 75 van het Verdrag, of door een lidstaat, waarbij het gebruik van hun gelden wordt beperkt, of ten aanzien waarvan de Raad van bestuur van de ECB een besluit heeft uitgevaardigd die hun toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem opschort of ontzegt.
De reservebasis van elke instelling is een percentage van een aantal balansposten. De balansgegevensrapportage aan de NCB's geschiedt in het bredere ECB-kader van monetaire en financiële statistieken. Doorgaans berekenen instellingen de reservebasis ten aanzien van een specifieke reserveperiode op basis van de gegevens die verband houden met de maand die twee maanden voorafgaat aan de maand binnen welke de reserveperiode begint krachtens artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9), behoudens de uitzonderingen voor instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, van diezelfde verordening.
De reserveratio's worden door de ECB vastgesteld met inachtneming van het in de Verordening (EG) nr. 2531/98 vermelde maximum.
Het ten aanzien van een specifieke reserveperiode door elke instelling aan te houden bedrag aan reserves wordt berekend door de reserveratio toe te passen op elke relevante post van de reservebasis voor die periode. De door de betrokken deelnemende NCB en de instelling overeenkomstig de procedures van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) vastgestelde minimumreserves vormen de grondslag voor: a) de rentevergoeding over verplicht aangehouden reserves; en b) de beoordeling of een instelling voldoet aan de verplichting tot het aanhouden van het vereiste bedrag van minimumreserves.
Teneinde de rentevoeten te stabiliseren, kunnen instellingen uit hoofde van het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem de middelingsbepaling toepassen, hetgeen inhoudt dat naleving van de reserveverplichtingen wordt vastgesteld op basis van de gedurende een reserveperiode per dagultimo op de reserverekening van een wederpartij aangehouden bedragen. Naleving van de reserveverplichting wordt vastgesteld op basis van gedurende een reserveperiode door een instelling dagelijks aangehouden gemiddelde reserves. Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) definieert het begrip reserveperiode.
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) wordt over de door de instelling gedurende de reserveperiode verplicht aangehouden reserves rente vergoed tegen het gemiddelde rentetarief van de ECB (gewogen naar het aantal kalenderdagen) voor de basisherfinancieringstransacties volgens de volgende formule (de uitkomst wordt tot op één cent nauwkeurig afgerond):
waarbij:
Rt |
= |
vergoeding betaald over verplichte reserves tijdens reserveperiode t; |
Ht |
= |
gemiddelde dagelijkse reserveaanhouding tijdens reserveperiode t; |
nt |
= |
aantal kalenderdagen in reserveperiode t; |
rt |
= |
vergoeding betaald over verplichte reserves tijdens reserveperiode t. De rentevoet wordt standaard afgerond op twee decimalen; |
i |
= |
de i-de kalenderdag van reserveperiode t; |
MR i |
= |
marginale rentevoet voor de laatste basisherfinancieringstransactie uitgevoerd op of vóór kalenderdag i. |
Indien een instelling niet voldoet aan andere verplichtingen opgelegd ingevolge ECB-verordeningen en -besluiten met betrekking tot de reserveverplichtingen van het Eurosysteem (als bijvoorbeeld relevante gegevens niet tijdig of niet juist worden gerapporteerd), kan de ECB sancties opleggen conform Verordening (EG) nr. 2532/98 en Verordening (EG) nr. 2157/1999 (ECB/1999/4). De ECB-directie kan de criteria vaststellen, en deze bekendmaken, op grond waarvan zij de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2531/98 genoemde sancties zal toepassen.
BIJLAGE II
TENDERAANKONDIGING
De openbare tenderaankondiging bevat de volgende informatie:
het referentienummer van de tendertransactie;
de tendertransactiedatum;
het type transactie (liquiditeitsverruimend of -verkrappend, alsmede het soort monetairbeleidsinstrument);
de transactielooptijd;
de transactieduur (doorgaans uitgedrukt in een aantal dagen);
het tendertype, d.w.z. vast of variabel;
voor variabele rentetenders, de toewijzingsmethode, d.w.z. de toewijzingsprocedure op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem) dan wel de toewijzingsprocedure op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem);
het voorgenomen transactievolume, doorgaans alleen bij langerlopende herfinancieringstransacties (LTRO's);
voor vaste rentetenders, de vaste tenderrentevoet, koers, swappunt of swapspread (de referentie-index voor geïndexeerde tenders en het offertetype in geval van een rentevoet of spread);
minimaal of maximaal aanvaardbare rentevoet, koers of swappunt, indien van toepassing;
bij uitgifte van ECB-schuldbewijzen, de aanvangsdatum en de afloopdatum van de transactie, indien van toepassing of de valutadatum en de vervaldatum van het instrument;
de bij de transactie betrokken valuta's en bij deviezenswaps de valuta waarvan het bedrag vast blijft;
bij deviezenswaps, de contante wisselkoers die dient als referentie bij het berekenen van inschrijvingen;
het maximumbedrag waarvoor kan worden ingeschreven, indien van toepassing;
de minimale toewijzing per wederpartij, indien van toepassing;
minimaaltoewijzingspercentage, d.w.z. de ondergrens, uitgedrukt als een percentage van de inschrijvingen, van de toewijzingen tegen de marginale rentevoet bij een tendertransactie, indien toepasselijk;
het tijdschema voor het indienen van inschrijvingen;
bij de emissie van ECB-schuldbewijzen, de denominatie van de certificaten en de ISIN-code van de emissie;
het maximum aantal inschrijvingen per wederpartij (voor variabele rentetenders, indien de ECB voornemens is het aantal inschrijvingen te beperken, bedraagt dit doorgaans tien inschrijvingen per wederpartij);
het offertetype (rente of spread);
de referentie-entiteit bij geïndexeerde tenders
BIJLAGE III
TENDERTOEWIJZING EN TENDERPROCEDURES
Tabel 1
Toewijzing van vaste rentetenders
Het toewijzingspercentage is:
Het aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag is:
alli = all % × (ai )
waarbij:
A |
= |
totaal toegewezen bedrag |
n |
= |
totaal aantal wederpartijen |
ai |
= |
inschrijvingsbedrag van de i-de wederpartij |
all % |
= |
toewijzingspercentage |
alli |
= |
totale aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag |
Tabel 2
Toewijzing van variabele rentetenders in euro
(het voorbeeld gaat uit van inschrijvingen waarbij een rentevoet wordt opgegeven)
Het toewijzingspercentage tegen de marginale rentevoet is:
De toewijzing aan de i-de wederpartij tegen de marginale rentevoet is:
all (rm ) i = all % (rm ) × a(rm)i
Het totale aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag is:
waarbij:
A |
= |
totaal toegewezen bedrag |
r s |
= |
s-de rentevoet opgegeven door wederpartijen |
N |
= |
totaal aantal wederpartijen |
a(r s ) i |
= |
door de i-de wederpartij opgegeven bedrag bij s-de rentevoet (r s ) |
a(r s ) |
= |
totaal opgegeven bedrag bij de s-de rentevoet (rs)
|
r m |
= |
marginale rentevoet:
r
1 ≥ rs
≥ rm
bij een liquiditeitsverruimende tender
rm
≥ rs
≥ r
1 bij een liquiditeitsverkrappende tender
|
r m – 1 |
= |
rentevoet vóór de marginale rentevoet (laatste rentevoet waarbij inschrijvingen volledig worden toegewezen): r
m – 1
> rm
bij een liquiditeitsverruimende tender
rm
> r
m – 1
bij een liquiditeitsverkrappende tender
|
all %(r m ) |
= |
toewijzingspercentage bij de marginale rentevoet |
all(r s ) i |
= |
toewijzing aan de i-de wederpartij bij de s-de rentevoet |
all i |
= |
totaal aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag |
Tabel 3
Toewijzing van variabele rentevoet deviezenswaps
Het toewijzingspercentage tegen het marginaalswappunt is:
De toewijzing aan de i-de wederpartij tegen het marginaalswappunt is:
all (Δ m ) i = all % (Δ m ) × a(Δm)i
Het totale aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag is:
waarbij:
A = |
totaal toegewezen bedrag |
Δs = |
door wederpartijen opgegeven s-de swappunt |
N = |
totaal aantal wederpartijen |
a(Δs) i = |
door de i-de wederpartij opgegeven bedrag bij s-de swappunt (Δs) |
a(Δs) = |
totaal opgegeven bedrag bij s-de swappunt (Δs)
|
Δ m = |
marginaalswappunt: Δ
m
≥ Δ
s
≥ Δ1 bij een liquiditeitsverruimende deviezenswap
Δ1
≥ Δ
s ≥ Δ
m
bij een liquiditeitsverkrappende deviezenswap
|
Δ m – 1 |
swappunt vóór het marginaalswappunt (laatste opgegeven swappunt waarbij inschrijvingen volledig worden toegewezen), Δ
m
> Δ
m – 1
bij een liquiditeitsverruimende deviezenswap
Δ
m – 1
> Δ
m
bij een liquiditeitsverkrappende deviezenswap
|
all %(Δ m ) |
toewijzingspercentage bij het marginaalswappunt |
all(Δ s ) i |
toewijzing aan de i-de wederpartij bij het s-de swappunt |
all i |
totaal aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag |
BIJLAGE IV
TENDERRESULTATENAANKONDIGING
De openbare tenderresultatenbekendmaking bevat de volgende indicatieve informatie:
het referentienummer van de tendertransactie;
de tendertransactiedatum;
het transactietype;
de transactielooptijd;
de transactieduur (doorgaans uitgedrukt in een aantal dagen);
het totale door Eurosysteemwederpartijen ingeschreven bedrag;
het aantal inschrijvers;
bij deviezenswaps, de betrokken valuta
het totale toegewezen bedrag;
voor vaste rentetenders, het toegewezen bedrag;
bij deviezenswaps, de contante koers;
bij variabele rentetenders, de marginale rentevoet, koers, het swappunt of aanvaarde spread en toewijzingspercentage bij de marginale rentevoet, koers of het swappunt;
bij toewijzingsprocedures op basis van een meervoudige rentevoet, de minimale en de maximale opgegeven rentevoet, d.w.z. de ondergrens en de bovengrens van de rentevoet waartegen wederpartijen hebben ingeschreven op variabele rentetenders, en het gewogen gemiddelde toewijzingspercentage;
de aanvangsdatum en de afloopdatum van de transactie, indien van toepassing, of de valutadatum en de vervaldatum van het instrument, zulks bij de emissie van ECB-schuldbewijzen,
de minimale toewijzing per wederpartij, indien van toepassing;
het minimaaltoewijzingspercentage, indien van toepassing;
bij de emissie van ECB-schuldbewijzen, de denominatie van de certificaten en de ISIN-code van de emissie;
het maximum aantal inschrijvingen per wederpartij (voor variabele rentetenders, indien de ECB voornemens is het aantal inschrijvingen te beperken, bedraagt dit doorgaans tien inschrijvingen per wederpartij).
BIJLAGE V
KEUZECRITERIA AANGAANDE WEDERPARTIJEN BIJ DEVIEZENINTERVENTIES VAN HET EUROSYSTEEM
1. De keuze van wederpartijen bij deviezeninterventies van het Eurosysteem is gebaseerd op twee reeksen categorieën inzake prudentiële beginselen en efficiëntiebeginselen.
2. De efficiëntiecriteria worden slechts toegepast nadat de prudentiële criteria zijn toegepast.
3. De prudentiële criteria omvatten het volgende:
wederpartijkredietwaardigheid, die wordt beoordeeld aan de hand van een samenstel van verschillende methoden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van commercieel gepubliceerde ratings en een interne analyse van vermogensverhoudingen en andere kengetallen;
een wederpartij staat onder toezicht van een erkende toezichthouder;
een wederpartij heeft een goede reputatie en neemt hoge ethische normen in acht.
4. De efficiëntiecriteria omvatten onder meer het volgende:
het concurrerend prijsgedrag van de wederpartij en zijn vermogen om onder alle marktomstandigheden grootschalige deviezentransacties te verrichten; en
de kwaliteit en de reikwijdte van door wederpartijen verstrekte informatie.
5. Teneinde doelmatig in verschillende geografische locaties te kunnen interveniëren, kunnen nationale centrale banken wederpartijen selecteren in alle internationale financiële centra om hun deviezeninterventies af te sluiten.
BIJLAGE VI
GRENSOVERSCHRIJDEND GEBRUIK VAN BELEENBARE ACTIVA
I. HET CORRESPONDENTENMODEL VOOR CENTRALE BANKEN (CCBM)
Tabel 1
Het correspondentenmodel voor centrale banken (CCBM)
Gebruik van in land B gedeponeerde beleenbare activa door een in land A gevestigde wederpartij om van de nationale centrale bank (NCB) van land A krediet te verkrijgen.
1. Voor het grensoverschrijdende gebruik van beleenbare activa houden alle NCB's effectenrekeningen bij elkaar aan. De precieze werking van het CCBM hangt er vanaf of de beleenbare activa voor een specifieke transactie worden geoormerkt („earmarking”) dan wel in een onderpanddepot worden aangehouden („pooling”).
2. In het geval van „earmarking” geeft de wederpartij, zodra een kredietinschrijving van de wederpartij is aanvaard door de eigen NCB, opdracht eventueel via de eigen bewaarnemer aan het effectenafwikkelingssysteem (SSS) in het land waar de verhandelbare activa worden aangehouden om deze over te boeken naar de centrale bank van dat land (hierna de „correspondent-centrale bank”) op de rekening van de eigen NCB. Zodra de eigen NCB bericht krijgt van de correspondent-centrale bank dat het onderpand is ontvangen, maakt zij de gelden aan de wederpartij over. De NCB's verstrekken geen gelden voordat zeker is dat de verhandelbare activa van de wederpartij door de correspondent-centrale bank zijn ontvangen. Waar nodig met het oog op het uiterste tijdstip van afwikkeling kunnen wederpartijen vooraf bij correspondent-centrale banken op de rekening van de eigen NCB activa deponeren volgens de CCBM-procedures.
3. Bij gebruikmaking van een onderpanddepot kan de wederpartij te allen tijde verhandelbare activa aan de correspondent-centrale bank overmaken op de rekening van de eigen NCB. Zodra de eigen NCB bericht krijgt van de correspondent-centrale bank dat de verhandelbare activa zijn ontvangen, zal zij deze verhandelbare activa opnemen in het onderpanddepot van de wederpartij.
4. Voor bepaalde niet-verhandelbare activa, d.w.z. kredietvorderingen en retail-schuldbewijzen met hypothecair onderpand (RMBD's), zijn specifieke procedures voor grensoverschrijdend gebruik ontwikkeld. Wanneer kredietvorderingen in een grensoverschrijdende context als onderpand worden gebruikt, wordt een CCBM-variant op kredietvorderingen toegepast middels overdracht van eigendom of cessie aan of verpanding ten gunste van de eigen NCB, of een andere vorm van verpanding ten gunste van de correspondent-centrale bank die optreedt als vertegenwoordiger van de eigen NCB. Een andere ad-hocvariant gebaseerd op de verpanding ten gunste van de correspondent-centrale bank die optreedt als vertegenwoordiger van de eigen NCB wordt toegepast om grensoverschrijdend gebruik van RMBD's mogelijk te maken.
5. Het CCBM is op elke TARGET2-werkdag voor wederpartijen beschikbaar van 9.00 tot 16.00 uur Midden-Europese tijd, zulks zowel voor verhandelbare als niet-verhandelbare activa. Een wederpartij die gebruik wenst te maken van het CCBM, moet de NCB waarvan zij krediet wenst te ontvangen, d.w.z. de eigen NCB, daarvan vóór 16.00 uur Midden-Europese tijd in kennis stellen. De wederpartij moet ervoor zorgen dat het desbetreffende onderpand voor de krediettransactie uiterlijk om 16.45 uur Midden-Europese tijd op de rekening van de correspondent-centrale bank wordt bijgeschreven. De verwerking van instructies of levering die deze uiterste termijn niet respecteren, geschiedt zo goed mogelijk en kan in aanmerking genomen worden voor op de volgende Target2-werkdag verstrekt krediet. Indien wederpartijen verwachten dat zij op een laat tijdstip gebruik moeten maken van het CCBM, moeten zij de activa zoveel mogelijk vooraf deponeren. In uitzonderlijke omstandigheden, dan wel indien voor monetairbeleidsdoeleinden vereist, kan de ECB besluiten de CCBM-sluitingstijd te verlengen tot de Target2-sluitingstijd, zulks in samenwerking met centrale effectenbewaarinstellingen (CSD's) aangaande hun mogelijkheden om hun uiterste termijnen voor verhandelbare activa te verlengen.
II. IN AANMERKING KOMENDE KOPPELINGEN TUSSEN SSS-EN
Tabel 2
In aanmerking komende koppelingen tussen effectenafwikkelingssystemen
Gebruik van in de SSS van land B uitgegeven beleenbare activa die een in land A gevestigde wederpartij aanhoudt middels een in aanmerking komende koppeling tussen de SSS-en in de landen A en B om van de NCB van land A krediet te verkrijgen.
1. Een in aanmerking komende koppeling tussen twee SSS-en in de Europese Economische Ruimte (EER) bestaat uit een reeks procedures en regelingen voor de grensoverschrijdende overdracht van activa middels een giraal proces. Een koppeling is een bij een SSS (de „investerende SSS”) geopende omnibusrekening in een andere SSS (de „uitgevende SSS”).
2. Middels in aanmerking komende koppelingen kan een deelnemer in een SSS in de EER effecten aanhouden die zijn uitgegeven in een andere SSS in de EER zonder in die SSS deelnemer te zijn. Bij gebruikmaking van koppelingen tussen SSS-en houden de wederpartijen de activa aan op hun eigen rekening bij het SSS van het eigen land en is een bewaarnemer niet nodig.
III. CCBM IN COMBINATIE MET IN AANMERKING KOMENDE KOPPELINGEN
Tabel 3
CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen
Gebruik van beleenbare activa die zijn uitgegeven in de SSS van land C en die zijn aangehouden in de SSS van land B door een wederpartij gevestigd in land A middels een in aanmerking komende koppeling tussen de SSS-en in landen B en C teneinde een krediet te verkrijgen van de NCB van land A.
Indien beleenbare activa via het CCBM met koppelingen worden overgedragen, verzekeren wederpartijen dat de effecten geleverd worden aan een rekening bij de betrokken investerende SSS uiterlijk om 16.00 uur Midden-Europese tijd op de afwikkelingsdatum teneinde de afwikkeling van transacties van dezelfde valutadagen te verzekeren. Enig na 16.00 uur Midden-Europese tijd door de eigen NCB van wederpartijen ontvangen mobilisatieverzoek, dan wel enig na 16.00 uur Midden-Europese tijd gedaan verzoek om levering van beleenbare activa aan een rekening bij de betrokken investerende SSS wordt zo goed mogelijk behandeld, zulks overeenkomstig de uiterste termijnen van de betrokken SSS-en.
IV. CCBM EN TRIPARTIETONDERPANDBEHEERDIENSTEN
Tabel 4
Grensoverschrijdende tripartietdiensten
Gebruik van beleenbare activa die worden aangehouden in de tripartietagent van land B door een wederpartij die is gevestigd in land A om krediet te verkrijgen van de NCB van land A.
De pijl „informatie inzake onderpand” tussen wederpartij A en NCB A kan bij bepaalde tripartietagenten niet relevant zijn, zulks afhankelijk van het verkozen contractuele model en in een dergelijk geval stuurt de wederpartij geen instructie aan NCB A noch ontvangt hij een bevestiging van NCB A.
BIJLAGE VI bis
BELEENBAARHEIDSCRITERIA VOOR HET GEBRUIK VAN EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMEN EN KOPPELINGEN TUSSEN EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMEN IN EUROSYSTEEMKREDIETTRANSACTIES
I. BELEENBAARHEIDSCRITERIA VOOR EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMEN (SSS'EN) EN KOPPELINGEN TUSSEN SSS'EN
Het Eurosysteem stelt vast of een SSS in aanmerking komt, welke SSS wordt beheerd door een in een eurogebiedlidstaat gevestigde centrale effectenbewaarinstelling (CSD), of een nationale centrale bank (NCB), of een publiekrechtelijk lichaam zoals bedoeld in artikel 1, lid 4, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en van de Raad ( 20 ) van een eurogebiedlidstaat (hierna „SSS-beheerder” genoemd), welke vaststelling geschiedt op basis van de volgende criteria:
de eurogebied-SSS-beheerder voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde CSD-vergunningsvereisten, en
de NCB van de lidstaat waarin de respectieve SSS zijn werkzaamheden uitoefent, heeft met de eurogebied-SSS-beheerder passende contractuele of andere regelingen opgesteld, en beheert die, waaronder de in afdeling II vastgestelde Eurosysteemvereisten.
Indien de in titel III van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vergunningsprocedure ten aanzien van een eurogebied-CSD niet is afgerond, zijn de punten a) en b) niet van toepassing. Aldus moet de door deze CSD beheerde SSS in plaats daarvan positief beoordeeld worden krachtens het „Framework for the assessment of securities settlement systems and links to determine their eligibility for use in Eurosystem credit operations”, januari 2014 dat op de ECB-website bekend werd gemaakt.
Het Eurosysteem stelt op basis van de volgende criteria vast of een directe of een indirecte koppeling in aanmerking komt:
de directe koppeling, of ingeval van een indirecte koppeling elk van de onderliggende directe koppelingen, voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vereisten;
de NCB's van de lidstaten waarin de investerende-SSS, enige intermediaire-SSS en de uitgevende-SSS zijn gevestigd, heeft met de eurogebied-SSS-beheerders passende contractuele of andere regelingen opgesteld, en beheert die, waaronder de in afdeling II vastgestelde Eurosysteemvereisten;
de bij de koppeling betrokken investerende-SSS, enige intermediaire-SSS en de uitgevende-SSS beschouwt het Eurosysteem alle als in aanmerking komend.
Indien de in titel III van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vergunningsprocedure ten aanzien van een CSD die een bij een koppeling betrokken SSS beheert, niet is afgerond, zijn de punten a) tot en met c) niet van toepassing. Aldus moeten koppelingen waarbij een door een dergelijke CSD beheerde SSS betrokken is, in plaats daarvan positief beoordeeld worden krachtens het „Framework for the assessment of securities settlement systems and links to determine their eligibility for use in Eurosystem credit operations”, januari 2014.
Het Eurosysteem voert een gevalanalyse uit die onder meer rekening houdt met de waarde van de door de betrokken SSS'en uitgegeven of in die SSS'en aangehouden in aanmerking komende activa, zulks vooraleer vast te stellen of een directe of indirecte koppeling in aanmerking komt, welke koppeling één of meer SSS'en betreft die worden beheerd door CSD's die zijn gevestigd in een niet-eurogebiedlidstaat of NCB's of publiekrechtelijke lichamen van een niet-eurogebied EER-staat (een „niet-eurogebied-EER-SSS” die wordt beheerd door „niet-eurogebied-EER-SSS-beheerder”).
Behoudens de positieve uitkomst van de gevalanalyse, stelt het Eurosysteem op basis van de volgende criteria vast of een niet-eurogebied-EER-SSS betreffende koppeling in aanmerking komt.
De niet-eurogebied-EER-beheerders van de bij de koppeling betrokken SSS'en en de koppeling zelf voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014.
Voor directe koppelingen heeft de NCB, waarin de investerende-SSS zijn werkzaamheden uitoefent, passende contractuele of andere regelingen opgesteld, en beheert die, met de eurogebiedbeheerder van de investerende-SSS. Deze contractuele of andere regelingen moeten bepalen dat de eurogebied-SSS-beheerder in zijn juridische overeenkomsten met de niet-eurogebied-EER-beheerder van de uitgevende-SSS bepalingen van afdeling II moet opnemen.
Voor indirecte koppelingen, moeten elk van de onderliggende directe koppelingen waarin een niet-eurogebied-EER-SSS optreedt als uitgevende-SSS, voldoen aan het criterium in de eerste alinea onder b). In een indirecte koppeling waarin zowel de intermediaire-SSS en de uitgevende-SSS niet-eurogebied-EER-SSS'en zijn, moet de NCB van de lidstaat waarin de investerende SSS zijn werkzaamheden uitoefent, met de eurogebiedbeheerder van de investerende-SSS passende contractuele of andere regelingen opzetten en beheren. Deze contractuele of andere regelingen moeten niet alleen stipuleren dat de eurogebied-SSS-beheerder de bepalingen van afdeling II in zijn juridische overeenkomsten met de niet-eurogebied-EER-beheerder van de intermediaire-SSS moet opnemen, maar eveneens dat de niet-eurogebied-EER-beheerder van de intermediaire-SSS de juridische bepalingen van afdeling II moet opnemen in zijn contractuele of andere regelingen met de niet-eurogebied-EER-beheerder van de uitgevende-SSS.
Alle bij de koppeling betrokken eurogebied-SSS'en beschowt het Eurosysteem als in aanmerking komend.
De NCB van de niet-eurogebied-EER-lidstaat waarin de investerende-SSS zich ertoe verbonden heeft gegevens te rapporteren betreffende de beleenbare activa die worden verhandeld op nationale aanvaardbare markten zoals het Eurosysteem heeft bepaald.
Indien de in titel III van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vergunningsprocedure ten aanzien van een CSD die een bij een link betrokken investerende-SSS, de intermediaire-SSS of uitgevende SSS beheert, niet is afgerond, zijn de punten a) tot en met d) niet van toepassing. Aldus moeten koppelingen die een SSS betreffen die door een dergelijke CSD wordt beheerd, in plaats daarvan positief beoordeeld worden krachtens het „Framework for the assessment of securities settlement systems and links to determine their eligibility for use in Eurosystem credit operations”, januari 2014.
II. EUROSYSTEEMVEREISTEN
Om juridische deugdelijkheid te verzekeren, moet een SSS-beheerder ten overstaan van de NCB van de lidstaat, waarin de respectieve SSS zijn werkzaamheden uitoefent, onder verwijzing naar bindende juridische documentatie, of in de vorm van een naar behoren opgesteld contract, of onder verwijzing naar bindende voorwaarden van de betrokken SSS-beheerder, of anderszins, aantonen dat:
op het gerechtigd zijn ten aanzien van effecten die worden aangehouden in door een SSS-beheerder beheerde SSS, waaronder effecten die worden aangehouden middels de door de SSS-beheerder beheerde koppelingen (aangehouden in door de gekoppelde SSS-beheerders beheerde rekeningen), het recht van een EER-land van toepassing is;
het gerechtigd zijn van de deelnemers aan het SSS ten aanzien van de in die SSS aangehouden effecten is duidelijk, ondubbelzinnig en verzekert dat de deelnemers aan het SSS niet worden blootgesteld aan de insolventie van die SSS-beheerder;
indien de SSS handelt in de hoedanigheid van uitgevende-SSS, is het duidelijk en ondubbelzinnig dat de gekoppelde investerende-SSS gerechtigd is ten aanzien van de effecten, en aldus verzekerd is dat de investerende-SSS en zijn deelnemers niet worden blootgesteld aan de insolventie van de beheerder van de uitgevende-SSS;
indien de SSS handelt in de hoedanigheid van een investerende-SSS, is het duidelijk en ondubbelzinnig dat die SSS gerechtigd is ten aanzien van de in de gekoppelde uitgevende-SSS aangehouden effecten en aldus verzekerd is dat de investerende-SSS en zijn deelnemers niet worden blootgesteld aan de insolventie van de beheerder van de uitgevende-SSS;
geen pandrecht of gelijkaardige regeling, zoals voorzien in toepasselijk recht of contractuele overeenkomsten, zal het gerechtigd zijn van de NCB ten aanzien van de in de SSS aangehouden effecten negatief beïnvloeden;
de toerekeningsprocedure aangaande enig tekort inzake in de SSS aangehouden effecten, met name ingeval van insolventie van: i) de SSS-beheerder; ii) enige derde bij de veilige bewaring van de effecten betrokken partij; of iii) enige gekoppelde uitgevende-SSS, is duidelijk en ondubbelzinnig;
de te volgen procedure uit hoofde van het juridische kader van de SSS voor verzoeken tot uitlevering van effecten is duidelijk en ondubbelzinnig, onder meer, indien de SSS optreedt als een investerende-SSS, betreffende de ten overstaan van de gekoppelde uitgevende-SSS te vervullen formaliteiten.
Een SSS-beheerder moet verzekeren dat indien de door hem beheerde SSS optreedt als een investerende-SSS, effectenoverdrachten middels koppelingen finaal zullen zijn zoals bedoeld in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 21 ), d.w.z. intrekking, liquidatie, opzegging of anderszins ongedaan maken van die overdrachten is niet mogelijk.
Indien de door een SSS-beheerder beheerde SSS optreedt als een uitgevende-SSS, moet een SSS-beheerder verzekeren dat de SSS geen gebruik maakt van een derde-instelling, zoals een bank of een partij, niet zijnde de SSS die optreedt als een intermediair tussen de emittent en de uitgevende-SSS, of de SSS-beheerder moet verzekeren dat zijn SSS een directe of een indirecte koppeling onderhoudt met een SSS die deze (unieke en directe) relatie onderhoudt.
Teneinde gebruik te maken van de koppelingen tussen SSS'en die worden gebruikt om centralebanktransacties af te wikkelen, moeten faciliteiten in voege zijn om hetzij intraday-levering-tegen-betaling- of intraday-zonder-betaling (FOP)-afwikkeling mogelijk te maken, zulks in de vorm van realtime-brutoverevening of een reeks van batchprocedés met intradayfinaliteit. Vanwege de afwikkelingskenmerken van TARGET2-Securities wordt dit vereiste beschouwd als reeds nagekomen voor directe en indirecte koppelingen waarin alle bij de koppeling betrokken SSS'en in TARGET2-Securities zijn geïntegreerd.
Aangaande de openingstijden en openingsdagen:
een SSS en zijn koppelingen moeten op alle TARGET2-werkdagen afwikkelingsdiensten uitvoeren;
een SSS moet gedurende verwerking tijdens de dag fungeren als bedoeld in appendix V van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2012/27 ( 22 );
Bij directe of indirecte koppelingen betrokken SSS'en moeten hun deelnemers in staat stellen instructies in te voeren voor levering-op-dezelfde-dag-tegen-betalingafwikkeling middels de emittent en/of de intermediaire-SSS (al naargelang toepasselijk) naar de investerende-SSS tot minstens 15.30 uur Midden Europese Zomertijd (CET) ( 23 );
Bij directe of indirecte koppelingen betrokken SSS'en moeten hun deelnemers in staat stellen instructies in te voeren voor FOP-afwikkeling op dezelfde dag middels de emittent en/of de intermediaire-SSS (al naargelang toepasselijk) naar de investerende-SSS tot minstens 16.00 uur CET;
SSS'en moeten maatregelen in voege hebben om te verzekeren dat de hierboven onder b) tot en met d) bedoelde openingstijden in noodgevallen worden verlengd.
Vanwege de afwikkelingskenmerken van TARGET2-Securities worden deze vereisten beschouwd als reeds nagekomen voor in TARGET2-Securities geïntegreerde SSS'en en voor directe en indirecte koppelingen waarin alle betrokken SSS'en in TARGET2-Securities zijn geïntegreerd.
III. VERZOEKPROCEDURE
Eurogebied-SSS-beheerders die gebruik van hun diensten in Eurosysteemkrediettransacties beogen, moeten bij de NCB van de lidstaat van vestiging van de SSS een verzoek indienen voor een beoordeling van geschiktheid.
Voor koppelingen, waaronder de koppelingen waarbij een niet-eurogebied-EER-SSS betrokken is, moet de beheerder van de investerende-SSS bij de NCB van de lidstaat, waarin de investerende-SSS zijn werkzaamheden uitoefent, een verzoek indienen voor een beoordeling van geschiktheid.
Het Eurosysteem kan een verzoek afwijzen, of, indien de SSS of de koppeling reeds in aanmerking komt, het verzoek opschorten of de geschiktheid intrekken indien:
niet wordt voldaan aan één of meer van de in afdeling I vermelde geschiktheidscriteria;
het gebruik van de SSS of de koppeling de veiligheid en efficiëntie van Eurosysteemkrediettransacties kan schaden, en het Eurosysteem kan blootstellen aan het risico van financiële verliezen, of anderszins uit overwegingen van prudentieel handelen wordt geacht een risico te vormen.
De SSS-beheerder die het geschiktheidbeoordelingsverzoek heeft ingediend, wordt in kennis gesteld van het besluit van het Eurosysteem betreffende de geschiktheid van een SSS of koppeling. Het Eurosysteem zal een negatief besluit met redenen onderbouwen.
De SSS of koppeling kan voor Eurosysteemkrediettransacties gebruikt worden, nadat opname op de lijst van in aanmerking komende SSS'en en in aanmerking komende koppelingen op de ECB-website bekend werd gemaakt.
BIJLAGE VII
BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN SANCTIES EN OVEREENKOMSTIG DEEL ZEVEN TOE TE PASSEN FINANCIËLE SANCTIES
I. BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN FINANCIËLE SANCTIES
1. Indien een nationale centrale bank (NCB) overeenkomstig deel vijf een financiële sanctie oplegt aan een van haar wederpartijen, berekent zij de sanctie overeenkomstig een vooraf vastgestelde boeterente, en wel als volgt.
Indien een in artikel 154, lid 1, onder a), b) of c), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend middels de rentevoet van de marginale beleningsfaciliteit die wordt toegepast op de dag waarop de niet-naleving begon plus 2,5 procentpunten.
Indien een in artikel 154, lid 1, onder d) of e), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend middels de rentevoet van de marginale beleningsfaciliteit die wordt toegepast op de dag waarop de niet-naleving begon plus 5 procentpunten. Voor herhaalde schendingen van de in artikel 154, lid 1, onder d) of e), bedoelde verplichting binnen een periode van twaalf maanden vanaf de dag waarop de eerste schending plaatsvond, wordt de boeterente voor iedere schending met nog eens 2,5 procentpunten verhoogd.
2. Indien een in artikel 154, lid 1, onder a) of b), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend door toepassing van de boeterente overeenkomstig lid 1, onder a), op het onderpandbedrag of de liquiditeiten die de wederpartij niet kon leveren of afwikkelen, zulks vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdag dagen is, maximaal zeven, gedurende welke de wederpartij geen onderpand kon verstrekken noch kon afwikkelen: a) het toegewezen bedrag zoals bepaald in de certificering van de afzonderlijke toewijzingsresultaten gedurende de looptijd van een transactie; of b) het resterende bedrag van een specifieke transactie indien de NCB voor de resterende tijd van de transactie overgaat tot vroegtijdige beëindiging.
3. Indien een in artikel 154, lid 1, onder c), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt als volgt een financiële sanctie berekend door toepassing van de boeterente overeenkomstig lid 1, onder a), op de waarde van de niet-beleenbare activa na toepassing van de surpluspercentages of de activa die na toepassing van de surpluspercentages niet gemobiliseerd of gebruikt kunnen worden door de wederpartij:
indien een wederpartij een NCB niet-beleenbare activa verstrekt, wordt rekening gehouden met de waarde van de niet-beleenbare activa na toepassing van de surpluspercentages; of
indien aanvankelijk beleenbare activa niet-beleenbaar worden dan wel niet langer door de wederpartij gemobiliseerd of gebruikt kunnen worden, wordt rekening gehouden met de waarde van de activa na toepassing van de surpluspercentages, zulks met betrekking tot de activa die niet zijn verwijderd op of voor aanvang van de achtste kalenderdag volgende op een gebeurtenis waarna de beleenbare activa niet-beleenbaar worden of die de wederpartij niet langer kan mobiliseren of gebruiken.
4. De in lid 3, onder a) en b), bedoelde bedragen worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdag dagen is, maximaal zeven, gedurende welke de wederpartij niet voldeed aan haar verplichtingen aangaande het gebruik van de activa die zij heeft verstrekt als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. In geval van lid 3, onder b), begint de berekening van X na afloop van de respijtperiode van zeven kalenderdagen.
[EUR [waarde van niet-beleenbare activa na surpluspercentages op de eerste dag van de niet-naleving] * (de toepasselijke marginale beleningsrente op de dag waarop de niet-naleving begon + 2,5 %) *[X]/360 = […] EUR]
5. Voor limietovertredingen aangaande ongedekte schuldbewijzen, die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of met haar nauw verbonden entiteiten zoals bedoeld in artikel 141, wordt de toepassing van een respijtperiode als volgt bepaald:
een respijtperiode van zeven kalenderdagen is van toepassing indien de niet-naleving het gevolg is van een waardemutatie, zonder de aanvullende aanbieding van dergelijke ongedekte schuldbewijzen en zonder de verwijdering van de activa uit het totale onderpanddepot, en wel op de volgende grondslag:
de waarde van de reeds aangeboden ongedekte schuldbewijzen is gestegen, of
de totale waarde van het onderpanddepot is gedaald.
In die gevallen moet de wederpartij de waarde van haar totale onderpanddepot, of de waarde van die ongedekte schuldbewijzen, binnen de respijtperiode aanpassen om aan de toepasselijke limiet te voldoen.
door de indiening van aanvullende ongedekte schuldbewijzen die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of met haar nauw verbonden entiteiten, die niet aan de toepasselijke limiet voldoet, heeft de wederpartij geen recht op een respijtperiode.
6. Indien de wederpartij informatie heeft verstrekt die de waarde van haar onderpand vanuit het Eurosysteemperspectief aangaande artikel 145, lid 4, aantast, bijvoorbeeld onjuiste informatie inzake het uitstaande bedrag van een gebruikte kredietvordering die foutief is of was of achterhaald, of indien de wederpartij de uit hoofde van artikel 101, lid 1, onder a), iv), vereiste informatie niet tijdig verstrekt, wordt die gedaalde waarde van het onderpand aangerekend voor de berekening van de financiële sanctie krachtens lid 3 en is geen respijtperiode van toepassing. Geen sanctie wordt opgelegd indien de onjuiste informatie binnen de toepasselijke kennisgevingsperiode gecorrigeerd wordt, bijvoorbeeld voor kredietvorderingen in de loop van de volgende werkdag overeenkomstig artikel 109, lid 2.
7. Indien in artikel 154, lid 1, onder d) of e), vastgelegde verplichtingen niet worden nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend door toepassing van de boeterente overeenkomstig lid 1, onder b), op het bedrag van de onterechte toegang tot de marginale beleningsfaciliteit door de wederpartij of onbetaald door het Eurosysteem verstrekt krediet.
8. Een NCB legt een minimum financiële sanctie van 500 EUR op indien de berekening overeenkomstig deze bijlage resulteert in een bedrag onder de 500 EUR. Een financiële sanctie wordt niet opgelegd indien een niet-naleving binnen de toepasselijke respijtperiode wordt gecorrigeerd.
II. BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN NIET-FINANCIËLE SANCTIES
Schorsing wegens niet-nakoming van de in artikel 154, lid 1), onder a) of b), bedoelde verplichtingen
9. Indien overeenkomstig artikel 156, lid 1, een schorsingsperiode van toepassing is, legt een NCB overeenkomstig het hiernavolgende een schorsing op:
als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten minder is dan 40 % van de totale in te dienen hoeveelheid onderpand of liquiditeiten, volgt een schorsing van één maand;
als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten tussen de 40 % en 80 % van de totale in te dienen hoeveelheid onderpand of liquiditeiten bedraagt, volgt een schorsing van twee maanden;
als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten tussen de 80 % en 100 % van de totale in te dienen hoeveelheid onderpand of liquiditeiten bedraagt, volgt een schorsing van drie maanden.
10. Aangaande I en II hierboven, indien een sanctie betrekking heeft op een transactie tussen een wederpartij en de ECB in een bilaterale procedure, betekenen de bepalingen hierboven dat de ECB sancties mag opleggen.
III. BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL ZEVEN TOE TE PASSEN FINANCIËLE SANCTIES
NCB's berekenen de financiële sanctie krachtens artikel 166, lid 4 bis, overeenkomstig het hiernavolgende:
Indien een in artikel 166, lid 4 bis, vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt de financiële sanctie berekend middels de marginale beleningsrente die gold op de dag waarop de niet-naleving begon plus 2,5 procentpunten.
De financiële sanctie wordt berekend door toepassing van de overeenkomstig punt a) geldende boeterente op het bedrag in contanten dat de wederpartij niet kon terugbetalen of betalen, of op de waarde van de niet-geleverde activa, vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdagen is, hoogstens zeven, gedurende welke de wederpartij niet in staat was: i) een krediet terug te betalen, een terugkoopprijs of het anderszins verschuldigde bedrag in contanten te betalen; of ii) op de vervaldag of, wanneer anderszins verschuldigd volgens de contractuele of wettelijke regelingen, de verschuldigde activa te leveren.
De volgende formule wordt gebruikt voor de berekening van de financiële sanctie overeenkomstig paragraaf 1, onder a) en b), hierboven:
[EUR [bedrag in contanten dat de wederpartij niet kon terugbetalen of betalen, of waarde van activa die de wederpartij niet kon leveren] * (de toepasselijke marginale beleningsrente die gold op de dag waarop de niet-naleving begon plus 2,5 procentpunten) * [X]/360 (waarbij X het aantal kalenderdagen is gedurende welke de tegenpartij niet betaalde, niet terugbetaalde of niet leverde) = EUR […]].
BIJLAGE VIII
VEREISTEN INZAKE LENINGSGEWIJZE GEGEVENSRAPPORTAGE VOOR EFFECTEN OP ONDERPAND VAN ACTIVA EN VEREISTEN VOOR DATABANKEN VOOR LENINGSGEWIJZE GEGEVENS
Deze bijlage is van toepassing op de indiening van alomvattende en gestandaardiseerde leningsgewijze gegevens inzake de pool van cash-flow genererende activa die onderpand vormen voor effecten op onderpand van activa, zoals bedoeld in artikel 78, en zet de vereisten voor databanken voor leningsgewijze gegevens uiteen.
I. INDIENING VAN LENINGSGEWIJZE GEGEVENS
1. Leningsgewijze gegevens moeten door de betrokken partijen worden ingediend bij een databank voor leningsgewijze gegevens overeenkomstig deze bijlage. De databank voor leningsgewijze gegevens maakt die gegevens elektronisch bekend.
2. Leningsgewijze gegevens moeten voor iedere afzonderlijke transactie worden ingediend met gebruikmaking van:
voor transacties die gerapporteerd worden aan het ESMA- securitisatieregister, de sjabloons zoals gespecificeerd in de relevante technische uitvoeringsnormen die door de Commissie krachtens artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2402 zijn vastgesteld, of
voor transacties die gerapporteerd worden aan een door het Eurosysteem aangewezen databank, het actuele relevante ECB-sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens, zoals gepubliceerd op de website van de ECB.
In ieder geval hangt het in te dienen sjabloon af van het type activa dat het onderpand vormt voor effecten op onderpand van activa, zoals bedoeld in artikel 73, lid 1.
2 bis. De indiening van leningsgewijze gegevens overeenkomstig lid 2, onder a), begint aan het begin van de kalendermaand nadat drie maanden na de ESMA-rapportage activeringsdatum verstreken zijn.
De indiening van leningsgewijze gegevens overeenkomstig lid 2, onder b), is toegestaan tot het einde van de kalendermaand waarin drie jaar en drie maanden na de ESMA-rapportage activeringsdatum zijn verstreken.
2 ter. Niettegenstaande de tweede alinea van paragraaf 2 bis, moeten leningsgewijze gegevens voor een individuele transactie worden ingediend overeenkomstig lid 2, onder a), waarbij zowel:
de betrokken partijen bij een transactie verplicht zijn om overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7, lid 2, leningsgewijze gegevens over individuele transacties aan een ESMA-securitisatieregister te rapporteren, daarbij gebruikmakend van de relevante sjablonen zoals gespecificeerd in de technische uitvoeringsnormen aangenomen door de Commissie krachtens artikel 7, lid 4, van die verordening, en
met het indienen van leningsgewijze gegevens overeenkomstig artikel 2, onder a), is begonnen.
3. Leningsgewijze gegevens moeten ten minste kwartaalsgewijs gerapporteerd worden, zulks niet later dan één maand na de vervaldatum van de betaling van interest op het betrokken effect op onderpand van activa. Aangaande de ingediende gegevens, mag de poolsluitingsdatum niet ouder zijn dat twee maanden, d.w.z. „de indieningsdatum voor het rapport” min de „poolsluitingsdatum” moet minder dan twee maanden bedragen. De „poolsluitingsdatum” is de datum waarop een momentopname van de prestatie van de onderliggende activa werd gemaakt ten behoeve van het rapport.
4. Teneinde naleving van deze vereisten van lid 2 en 3 te verzekeren, zal de databank voor leningsgewijze gegevens inzake elke transactie geautomatiseerde consistentie- en nauwkeurigheidscontroles uitvoeren op gerapporteerde nieuwe en bijgewerkte leningsgewijze gegevens.
II. VEREISTE DETAILNIVEAU
1. Na de toepassingsdatum van leningsgewijze rapportagevereisten voor de specifieke categorie van cash-flow generende activa die onderpand vormen voor effecten op onderpand van activa zoals bedoeld op de ECB-website, moet leningsgewijze informatie verstrekt worden voor effecten op onderpand van activa om beleenbaar te worden of te blijven.
2. De effecten op onderpand van activa waarvoor het ECB-sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens wordt gebruikt, moeten een verplicht minimumniveau van naleving behalen dat gelijk is aan de A1-gegevensscore, zulks beoordeeld aan de hand van de beschikbaarheid van informatie, met name de gegevensvelden van het sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens, berekend volgens de in afdeling III van deze bijlage uiteengezette methode. Niettegenstaande de in afdeling III opgenomen vereiste scoringswaardes met betrekking tot leningsgewijze gegevens, kan het Eurosysteem effecten op onderpand van activa met een lagere score dan de vereiste scoringswaarde (A1) van geval tot geval als onderpand aanvaarden, mits het niet-behalen van de vereiste score genoegzaam wordt verklaard. Voor iedere genoegzame verklaring zal het Eurosysteem een maximaal tolerantieniveau en een tolerantiehorizon vaststellen, zoals verder gespecificeerd op de website van de ECB. De tolerantiehorizon zal de tijdspanne waarbinnen de gegevenskwaliteit voor de effecten op onderpand van activa verbeterd moet worden vermelden.
3. Bij gebreke van velden voor specifieke gegevens, is een reeks van zes „non-gegevens” (ND)-opties opgenomen in ►M9 de ECB-sjablonen voor de rapportage van leningsgewijze gegevens ◄ die moeten worden ingevuld wanneer specifieke gegevens niet overeenkomstig het sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens kunnen worden aangeleverd.
Tabel 1
Toelichting bij de ND-opties
„non-gegevens”-opties |
Toelichting |
ND1 |
Gegevens niet verzameld aangezien de acceptatiecriteria dat niet verlangen |
ND2 |
Gegevens verzameld op verzoek, maar niet in het rapportagesysteem ingevoerd bij de afronding |
ND3 |
Gegevens verzameld op verzoek, maar in een ander systeem ingevoerd dan het rapportagesysteem |
ND4 |
Gegevens verzameld, maar slechts met ingang van MM-JJJJ beschikbaar |
ND5 |
Niet van belang |
ND6 |
Niet van toepassing voor de jurisdictie |
III. ►M9 ECB-METHODOLOGIE VOOR HET SCOREN VAN GEGEVENS ◄
▼M7 —————
2. De databank voor leningsgewijze genereert een score en wijst deze toe aan elke transactie met effecten op onderpand van activa zodra de leningsgewijze gegevens zijn ingediend en verwerkt.
3. Deze score geeft het aantal verplichte velden met ND1 weer en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4, in elk geval gerelateerd aan het totale aantal verplichte velden. Dienaangaande mogen de opties ►M6 ND5 en ND6 ◄ alleen worden gebruikt, indien de relevante gegevensvelden in het betrokken rapportagesjabloon van leningsgewijze gegevens zulks toestaan. De combinatie van de twee drempelreferentiewaarden genereert de volgende reeks van scores inzake leningsgewijze gegevens:
Tabel 2
Scores inzake leningsgewijze gegevens
Scorewaarde matrix |
ND1-waarden |
||||
0 |
≤ 10 % |
≤ 30 % |
> 30 % |
||
ND2 of ND3 of ND4 |
0 |
A1 |
B1 |
C1 |
D1 |
≤ 20 % |
A2 |
B2 |
C2 |
D2 |
|
≤ 40 % |
A3 |
B3 |
C3 |
D3 |
|
> 40 % |
A4 |
B4 |
C4 |
D4 |
▼M7 —————
IV. ►M9 AANWIJZING DOOR HET EUROSYSTEEM VAN DATABANKEN VOOR LENINGSGEWIJZE GEGEVENS ◄
I. Aanwijzingsvereisten
Om door het Eurosysteem aangewezen te worden, moet een databank voor leningsgewijze gegevens voldoen aan de toepasselijke Eurosysteemvereisten, waaronder open toegang, non-discriminatie, dekking, passende bestuursstructuur en transparantie.
Aangaande de vereisten van open toegang en non-discriminatie geldt het volgende ten aanzien van een databank voor leningsgewijze gegevens:
zij mag niet onterecht onderscheiden tussen gegevensgebruikers bij verlenen van toegang tot leningsgewijze gegevens;
zij moet criteria toepassen voor de toegang tot leningsgewijze gegevens die objectief, non-discriminatoir en publiekelijk beschikbaar zijn;
zij mag toegang slechts zo min mogelijk beperken om te voldoen aan het evenredigheidsbeginsel;
zij moet redelijke procedures invoeren voor gevallen waarin zij gegevensgebruikers of gegevensverstrekkers toegang weigert;
zij moet technisch in staat zijn om gegevensgebruikers en gegevensverstrekkers toegang te verlenen in alle redelijke omstandigheden, waaronder gegevensbackupprocedures, gegevensbeschermingwaarborgen en calamiteitenherstelregelingen;
zij mag gegevensgebruikers voor de verstrekking of extractie van leningsgewijze gegevens geen kosten in rekening brengen die discriminatoir zijn of resulteren in onnodige beperkingen van toegang tot leningsgewijze gegevens.
Aangaande het dekkingsvereiste geldt het volgende ten aanzien van een databank voor leningsgewijze gegevens:
zij moet robuuste technologische systemen en operationele controles inrichten en onderhouden, opdat zij leningsgewijze gegevens dusdanig kan verwerken dat de Eurosysteemvereisten worden ondersteund voor indiening van en toegang tot leningsgewijze gegevens ten aanzien van beleenbare activa waarop openbaarmakingsvereisten inzake leningsgewijze gegevens van toepassing zijn die in artikel 78 en in deze bijlage uiteengezet worden.
Met name het technologiesysteem van de databank voor leningsgewijze gegevens moet gegevensgebruikers in staat stellen leningsgewijze gegevens, leningsgewijze scores en het tijdstempel van gegevensindiening te extraheren, middels manuele en automatische procedures die alle leningsgewijze gegevensindieningen bestrijken van alle ABS-transacties die zijn ingediend middels die databank voor leningsgewijze gegevens en een extractie mogelijk maken van verscheidene leningsgewijze gegevensbestanden indien in één downloadverzoek verlangd;
zij moet geloofwaardig aan het Eurosysteem aantonen dat haar technische en operationele vermogen aanzienlijke inhoudelijke dekking mogelijk zou maken, indien zij zou worden aangewezen als databank voor leningsgewijze gegevens.
Aangaande de vereisten van passende bestuursstructuur en transparantie geldt het volgende ten aanzien van een databank voor leningsgewijze gegevens:
zij moet bestuursregelingen invoeren die in het belang zijn van de partijen op de ABS-markt door transparantie te bevorderen;
zij moet duidelijk gedocumenteerde bestuursregelingen invoeren, de betrokken bestuursstandaards naleven en het onderhoud en de werking van een adequate organisatorische structuur waarborgen om continuïteit en goede werking te verzekeren, en
zij moet het Eurosysteem voldoende toegang tot documenten en ondersteunende informatie verlenen om doorlopend te controleren of de bestuursstructuur van de databank voor leningsgewijze gegevens nog steeds geschikt is.
II. Procedures voor aanwijzing en intrekking van aanwijzing
Een verzoek tot aanwijzing van een databank voor leningswijze gegevens door het Eurosysteem moet worden ingediend bij het Directoraat Risicobeheer van de ECB. Het verzoek dient vergezeld te gaan van een adequate motivering en volledige bewijsstukken die aantonen dat de verzoeker voldoet aan de in dit richtsnoer uiteengezette vereisten voor databanken voor leningsgewijze gegevens. Het verzoek, de motivering en de onderliggende bewijsstukken moeten schriftelijk en, indien mogelijk, in elektronische vorm worden verstrekt. Na 13 mei 2019 wordt geen enkel verzoek tot aanwijzing meer geaccepteerd. Elke aanvraag die voorafgaand aan die datum is ontvangen wordt behandeld overeenkomstig deze bijlage.
Binnen 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek beoordeelt de ECB of het verzoek volledig is. Indien het verzoek niet volledig is, stelt de ECB vast wanneer de databank voor leningswijze gegevens uiterlijk de aanvullende informatie moet verstrekken.
Nadat de ECB heeft vastgesteld dat het verzoek volledig is, stelt zij de databank voor leningswijze gegevens daarvan in kennis.
Het Eurosysteem zal binnen een redelijke tijdspanne (gestreefd wordt naar 60 werkdagen vanaf de in paragraaf 3 bedoelde kennisgeving), een door een databank voor leningsgewijze gegevens gedaan verzoek tot aanwijzing onderzoeken, op basis van de naleving door de databank voor leningswijze gegevens van de in dit richtsnoer uiteengezette vereisten. Als onderdeel van haar onderzoek kan het Eurosysteem van de databank voor leningsgewijze gegevens verlangen dat zij met Eurosysteempersoneelsleden één of meerdere interactieve livedemonstraties uitvoert om de technische capaciteiten van de databank voor leningswijze gegevens ten overstaan van de vereisten uiteengezet in afdeling IV.1, paragraaf 2 en 3, van deze bijlage aan te tonen. Indien een dergelijke demonstratie wordt verlangd, wordt deze geacht een verplicht vereiste van de verzoekprocedure te zijn. De demonstratie kan ook het gebruik van testbestanden omvatten.
Het Eurosysteem kan de onderzoekperiode met twintig werkdagen verlengen, indien het Eurosysteem aanvullende verduidelijking noodzakelijk acht of indien overeenkomstig lid 4 een demonstratie verlangd werd.
Binnen zestig werkdagen na de in lid 3 bedoelde kennisgeving, of binnen tachtig werkdagen daarna indien lid 5 van toepassing is, beoogt het Eurosysteem een met redenen omkleed besluit tot aanwijzing, of tot weigering van aanwijzing, te nemen.
Binnen vijf werkdagen na vaststelling van het besluit krachtens lid 6 zal het Eurosysteem de betrokken databank voor leningswijze gegevens van haar besluit in kennis stellen. Indien het Eurosysteem weigert de databank voor leningswijze gegevens aan te wijzen, of de aanwijzing van de databank voor leningswijze gegevens intrekt, zal zij haar besluit in de kennisgeving onderbouwen.
Het door het Eurosysteem uit hoofde van lid 6 genomen besluit wordt op de vijfde dag volgende op haar kennisgeving krachtens lid 7 van kracht.
Een aangewezen databank voor leningswijze gegevens moet onverwijld het Eurosysteem in kennis stellen van enige materiële wijziging in de naleving van de vereisten voor aanwijzing.
Het Eurosysteem zal de aanwijzing van een databank voor leningswijze gegevens intrekken indien de databank voor leningswijze gegevens:
de aanwijzing heeft verkregen door het afleggen van valse verklaringen of door andere onrechtmatige middelen, of
niet meer voldoet aan de vereisten krachtens welke zij werd aangewezen.
Een besluit tot intrekking van de aanwijzing van een databank voor leningswijze gegevens zal onmiddellijk van kracht worden. Effecten op onderpand van activa ten aanzien waarvan leningsgewijze gegevens via een databank voor leningswijze gegevens beschikbaar werden gesteld, waarvan de aanwijzing overeenkomstig lid 10 werd ingetrokken, kunnen voor Eurosysteemkrediettransacties beleenbaar blijven, mits aan alle overige vereisten is voldaan, gedurende een tijdspanne
tot de volgende vereiste in afdeling I, punt 3, bedoelde rapportagedatum, of
drie maanden volgende op het uit hoofde van lid 10 genomen besluit, indien de onder a) toegestane periode technisch niet haalbaar is voor de partij die de leningsgewijze gegevens indient en uiterlijk op de volgende vereiste rapportagedatum voor leningsgewijze gegevens zoals bedoeld in afdeling I, punt 3, een schriftelijke toelichting werd verstrekt aan de NCB die de geschiktheid beoordeelt.
Na deze periode moeten de leningsgewijze gegevens voor die effecten op onderpand van activa overeenkomstig de toepasselijke Eurosysteemvereisten beschikbaar worden gesteld via een databank voor leningswijze gegevens.
Het Eurosysteem zal op de ECB-website een lijst van overeenkomstig dit richtsnoer aangewezen databanken voor leningsgewijze gegevens publiceren. Die lijst zal worden bijgewerkt binnen vijf werkdagen volgende op de vaststelling van een besluit uit hoofde van lid 6 of lid 10.
II bis. Minimuminformatie vereist opdat een verzoek om aanwijzing volledig geacht wordt
Aangaande de Eurosysteemvereisten van open toegang, non-discriminatie en transparantie moet verzoekers gegevens verstrekken betreffende het volgende:
gedetailleerde toegangscriteria en toegangsbeperkingen tot leningsgewijze gegevens voor gegevensgebruikers, en details van en redenen voor variaties in die toegangscriteria en toegangsbeperkingen voor gegevensgebruikers;
beleidsverklaringen of een andere schriftelijke omschrijving van het proces en toegepaste criteria om gegevensgebruikers toegang te verlenen tot een specifiek leningsgewijs databestand, alsook nadere gegevens, hetzij in die beleidsverklaringen, of een andere schriftelijke omschrijving, van enige technische of procedurele waarborgen om non-discriminatie te verzekeren.
Aangaande het Eurosysteemvereiste van dekking moeten verzoekers gegevens verstrekken betreffende het volgende:
Het aantal door de verzoeker tewerkgestelde personeelsleden op het gebied van diensten betreffende de databank voor leningswijze gegevens, de technische achtergrond van de tewerkgestelde personeelsleden op dit gebied en/of andere middelen die voor dit gebied worden aangewend en hoe de verzoeker het beheer en de instandhouding uitvoert van de technische knowhow van die personeelsleden en/of andere middelen om technische en operationele continuïteit op dagelijkse basis te verzekeren, ongeacht personeels- of middelenmutaties.
Up-to-date dekkingstatistieken, waaronder hoeveel uitstaande voor Eurosysteemonderpandtransacties beleenbare ABS'en thans worden gehost door de verzoeker, waaronder een uitsplitsing van die ABS'en naar geografische locatie van de debiteuren van de kasstroomgenererende activa en het type van in artikel 73, lid 1, bedoelde kasstroomgenererende activacategorieën. Indien enige activacategorie thans niet door de verzoeker wordt gehost, moeten gegevens worden verstrekt inzake de voornemens van de verzoeker en de technische haalbaarheid om die activacategorie in de toekomst te dekken.
Het technische beheer van de gegevensbank voor leningsgewijze gegevens van de verzoeker, waaronder een schriftelijke omschrijving van:
de gebruikersgids van de gebruikersinterface, die toegang tot leningsgewijze gegevens, extractie en indiening van leningsgewijze gegevens, vanuit het perspectief van de gegevensgebruiker en de gegevensverstrekker, uiteenzet;
de huidige technische en operationele capaciteit van de gegevensbank van de verzoeker, bv. hoeveel ABS-transacties in het systeem kunnen worden opgeslagen (en of het systeem makkelijk kan worden uitgebreid), hoe leningsgewijze gegevens aangaande ABS-transacties uit het verleden zijn opgeslagen en geraadpleegd door gegevensgebruikers en gegevensverstrekkers en maximumlimieten voor het aantal leningen dat een gegevensverstrekker in een ABS-transactie kan uploaden;
het huidige technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande de gegevensindiening door gegevensverstrekkers, d.w.z. het technische proces waardoor de gegevensverstrekker leningsgewijze gegevens kan indienen en of dit een manueel of automatisch proces is, en
het huidige technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande de gegevensextractie door gegevensgebruikers, bv. het technische proces waardoor de gegevensgebruiker leningsgewijze gegevens kan extraheren, en of dit een manueel of automatisch proces is.
Een technische omschrijving van:
de door gegevensverstrekkers ingediende en door de verzoekers voor de indiening van leningsgewijze gegevens aanvaarde bestandformats (Excel-sjabloonbestand, XML-schema's etc.), waaronder een elektronische soft copy van elk bestandformat van dien aard, en een vermelding of de verzoeker instrumenten ter beschikking stelt aan de gegevensverstrekkers om leningsgewijze gegevens te converteren in door de verzoeker aanvaarde bestandformats;
het technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande de test- en valideringsdocumentatie voor het systeem van de verzoeker, waaronder de berekening van de nalevingsscore van de leningsgewijze gegevens;
de frequentie van bijwerkingen en nieuwe versies van zijn systeem en het onderhoud- en testbeleid;
het technische en operationele vermogen van de verzoeker om zich aan te passen aan toekomstige bijwerkingen van Eurosysteemsjablonen betreffende leningsgewijze gegevens, zoals wijzigingen in de huidige velden, en de toevoeging of schrapping van velden;
het technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande calamiteitenherstel en bedrijfscontinuïteit, met name aangaande de omvang van overtollige afzonderlijke opslag- en back-upoplossingen in het gegevenscentrum en serverarchitectuur;
een beschrijving van het huidige technische vermogen van de verzoeker aangaande de architectuur van de interne controle met betrekking tot leningsgewijze gegevens, waaronder informatiesysteemcontroles en gegevensintegriteit.
Aangaande het Eurosysteemvereiste van een geschikte bestuursstructuur moeten verzoekers het volgende verstrekken:
bedrijfsstatusdetails, d.w.z. zijn statuten en zijn aandeelhouderstructuur;
gegevens over de interne-auditprocedures van de verzoeker (indien toepasselijk), waaronder de identiteit van de voor de uitvoering van die audits verantwoordelijken, of audits extern worden gecontroleerd en, indien audits intern worden uitgevoerd, hoe worden conflictenbelangen voorkomen of beheerd;
gegevens betreffende de wijze waarop de bestuursregelingen van de verzoeker de belangen van de ABS-marktdeelnemers dienen, met name of zijn prijsbeleid binnen het kader van dit vereiste een rol speelt;
schriftelijke bevestiging dat het Eurosysteem ongoing toegang zal hebben tot de documentatie die voor het Eurosysteem noodzakelijk is om de voortdurende geschiktheid van de bestuursstructuur van de verzoeker en de naleving van de bestuursvereisten in afdeling IV.I, paragraaf 4, te monitoren.
De verzoeker moet van het volgende een omschrijving verstrekken:
hoe de verzoeker de gegevenskwaliteitsscore berekent, en hoe de score bekend wordt gemaakt in de gegevensbank van de verzoeker en aldus aan de gegevensgebruikers ter beschikking wordt gesteld;
de door de verzoeker uitgevoerde gegevenskwaliteitcontroles, waaronder het proces, het aantal controles en de lijst van gecontroleerde velden;
het huidige vermogen van de verzoeker aangaande de rapportage van consistentie- en accuratessecontroles, d.w.z. hoe produceert de verzoeker rapporten voor gegevensverstrekkers en gegevensgebruikers, het vermogen van het platform van de verzoeker om geautomatiseerde en op maat gemaakte rapporten op te stellen, zulks conform de verzoeken van de gegevensgebruikers, en het vermogen van het verzoekersplatform automatisch notificaties aan gegevensgebruikers en -verstrekkers te versturen (bv. notificaties van leningsgewijze gegevens die werden geüpload voor een specifieke transactie).
BIJLAGE IX
PRESTATIETOEZICHTPROCES VAN HET KREDIETBEOORDELINGSKADER VAN HET EUROSYSTEEM
1. Voor elk kredietbeoordelingssysteem bestaat het prestatietoezichtproces van het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (Eurosystem credit assessment framework — ECAF) uit een jaarlijkse ex-post vergelijking van:
de waargenomen wanbetalingsgraad voor alle door het kredietbeoordelingssysteem beoordeelde in aanmerking komende entiteiten en schuldinstrumenten die zijn ondergebracht in statische depots, zulks op grond van bepaalde kenmerken, bijvoorbeeld rating, activacategorie, bedrijfstak, kredietkwaliteitsbeoordelingsmodel; en
de met de respectieve kredietkwaliteitscategorie van geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal verbonden hoogste kans op wanbetaling.
2. Het eerste element van het proces is de jaarlijkse samenstelling door de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem van de lijst van entiteiten en schuldinstrumenten met een kredietkwaliteitsbeoordeling die aan het begin van de toezichtperiode voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem. De verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem verstrekt vervolgens deze lijst aan het Eurosysteem, zulks middels het door het Eurosysteem verstrekte sjabloon met velden inzake identificatie, indeling en kredietkwaliteitsbeoordeling.
3. Het tweede element van het proces voltrekt zich aan het einde van de twaalf maanden durende toezichtperiode. De verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem werkt de prestatiegegevens voor de entiteiten en schuldinstrumenten op de lijst bij. Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor om voor het uitvoeren van prestatietoezicht vereiste aanvullende informatie te verlangen.
4. Het gedurende een periode van een jaar vastgestelde wanbetalingsgraad van het statische depot van een kredietbeoordelingssysteem dient als input voor de ECAF-prestatietoezichtprocedure, die bestaat uit een jaarlijkse regel en een beoordeling over meerdere perioden.
5. Indien de waargenomen wanbetalingsgraad van het statische depot gedurende een periode van een jaar en/of meerdere jaren aanzienlijk afwijkt van de hoogste kans op wanbetaling van de betrokken kredietkwaliteitscategorie, analyseert het Eurosysteem met de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem de oorzaken van deze afwijking.
BIJLAGE IX bis
MINIMUMDEKKINGSVEREISTEN VOOR EXTERNE KREDIETBEOORDELINGINSTELLINGEN BINNEN HET KREDIETBEOORDELINGSKADER VAN HET EUROSYSTEEM
Deze bijlage is van toepassing op de aanvaarding van een ratingbureau (CRA) als een externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (ECAF), zoals bedoeld in artikel 120, lid 2.
1. DEKKINGSVEREISTEN
►M6 Aangaande de huidige dekking, in elke van minstens drie van de vier activacategorieën a) ongedekte bankobligaties, b) bedrijfsobligaties, c) gedekte obligaties en d) ABS, moet het CRA een minimumdekking aanbieden van: ◄
10 % in de beleenbare verzameling van eurogebiedactiva, berekend in termen van beoordeelde activa en beoordeelde emittenten, met uitzondering van de activacategorie effecten op onderpand van activa, waarvoor slechts dekking in termen van beoordeelde activa van toepassing zal zijn;
20 % in de beleenbare verzameling van eurogebiedactiva, berekend in termen van nominale uitstaande bedragen;
in minstens twee derde van de eurogebiedlidstaten met beleenbare activa in de respectieve activacategorieën, moet het CRA de vereiste dekking van beoordeelde activa, beoordeelde emittenten of beoordeelde nominale bedragen aanbieden zoals bedoeld in punten i) en ii).
Het CRA moet overheidsratings verstrekken voor minstens alle landen waarin eurogebiedemittenten ingezeten zijn waar activa in een van de vier in lid 1 bedoelde activacategorieën door deze CRA beoordeeld worden, met uitzondering van de activa waarvoor het Eurosysteem de respectieve landenrisicobeoordeling niet relevant acht voor de kredietbeoordeling door het CRA voor de emissie, de emittent of de initiator.
Aangaande de historische dekking moet het CRA in elk van de laatste drie jaar voorafgaande aan het verzoek om de toepassing van ECAF-aanvaarding minstens aan 80 % van de in leden 1 en 2 bedoelde minimumdekkingsvereisten voldoen en moet het aan 100 % van die vereisten voldoen ten tijde van het verzoek en gedurende de gehele periode van ECAF-aanvaarding.
2. DEKKINGSBEREKENING
Dekking wordt berekend op basis van kredietbeoordelingen die het CRA overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 heeft afgegeven of bekrachtigd, en die voldoen aan alle overige vereisten voor ECAF-doeleinden. Voor historische dekking worden alleen de beleenbaarheidscriteria voor onderpand van het Eurosysteem die van kracht waren op het desbetreffende tijdstip en alleen ratings die op het relevante tijdstip overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 werden afgegeven of bekrachtigd, in aanmerking genomen.
De dekking van een bepaalde CRA is gebaseerd op kredietbeoordelingen van beleenbare activa voor Eurosysteemmonetairbeleidstransacties en wordt overeenkomstig de voorrangsregels uit hoofde van artikel 84 berekend door slechts die CRA-beoordelingen in aanmerking te nemen.
In de berekening van de minimumdekking van een nog niet voor ECAF-doeleinden aanvaarde CRA neemt het Eurosysteem tevens relevante kredietbeoordelingen op die zijn verstrekt voor activa die niet beleenbaar zijn omdat een rating van ECAF-aanvaarde EKBI ontbreekt.
3. NALEVINGSTOETSING
De naleving van deze dekkingsvereisten door aanvaarde EKBI's zal jaarlijks worden getoetst.
Niet-naleving van de dekkingsvereisten kan overeenkomstig ECAF-regels en -procedures worden gesanctioneerd.
BIJLAGE IX ter
Minimumvereisten in het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem voor rapporten inzake nieuwe emissies en toezicht betreffende programma's voor gedekte obligaties
1. INLEIDING
Voor doeleinden van het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (ECAF) moeten externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI's) aangaande artikel 120, lid 2 bis, met ingang van 1 juli 2017 voldoen aan specifieke operationele criteria met betrekking tot gedekte obligaties. EKBI's moeten met name:
recentelijk beoordeelde programma's voor gedekte obligaties toelichten in een publiekelijk beschikbaar kredietbeoordelingsrapport, en
toezichtrapporten inzake programma's voor gedekte obligaties op kwartaalbasis beschikbaar stellen.
Deze bijlage zet deze minimumvereisten gedetailleerd uiteen.
De vereisten zijn van toepassing op emissieratings zoals bedoeld in artikel 83 en omvatten derhalve alle activa- en programmaratings voor in aanmerking komende gedekte obligaties. Naleving van deze vereisten door EKBI's zal regelmatig getoetst worden. Indien voor een specifiek programma voor gedekte obligaties niet aan de criteria voldaan wordt, mag het Eurosysteem ervan uitgaan dat de met het betrokken programma voor gedekte obligaties samenhangende publieke kredietbeoordeling(en) niet voldoen aan de hoge kredietstandaarden van het ECAF. Derhalve mag de betrokken publieke EKBI-kredietbeoordeling niet worden gebruikt om kredietkwaliteitsvereisten op te stellen voor uit hoofde van het specifieke programma voor gedekte obligaties uitgegeven verhandelbare activa.
2. MINIMUMVEREISTEN
De in punt 1, onder a), bedoelde publiekelijk beschikbare kredietbeoordelingsrapporten (rapporten inzake nieuwe emissies) moeten een alomvattende analyse omvatten van de structurele en juridische aspecten van het programma, een gedetailleerde beoordeling van het onderpanddepot, een analyse van het herfinancierings- en marktrisico, een analyse van de transactiedeelnemers, EKBI-eigenaarsperspectief en -maatstaven en een analyse van enige andere relevante transactiedetails.
De EKBI moet de in punt 1, onder b), bedoelde toezichtrapporten uiterlijk acht weken na ieder kwartaalultimo publiceren. De toezichtrapporten moeten de volgende informatie omvatten:
enige EKBI-eigenaarsmaatstaven, waaronder de meest recente beschikbare dynamische eigenaarsmaatstaven die werden gebruikt voor de bepaling van de rating. Indien de datum waarop de eigenaarsmaatstaven betrekking hebben, verschilt van de publicatiedatum van het rapport, moet de datum waarop de eigenaarsmaatstaven betrekking hebben, geëxpliciteerd worden;
een programmaoverzicht omvat minstens de uitstaande activa en passiva, de emittent en overige belangrijke transactiepartijen, het belangrijkste onderpandactivatype, het op het programma toepasselijke juridische kader en de rating van het programma en de emittent;
overpandniveaus, waaronder feitelijk en gecommitteerd overpand;
het activa-passivaprofiel, waaronder het looptijdtype van de gedekte obligaties, bv. gegarandeerde hoofdsomaflossing, niet-gegarandeerde hoofdsomaflossing, of pass through, de gewogen gemiddelde restlooptijd van de gedekte obligaties en het onderpanddepot en informatie over de rentevoet en valutamismatches;
ten tijde van de publicatie van het rapport bestaande rentevoet- en valutaswapovereenkomsten, waaronder de namen van de swapwederpartijen en, indien beschikbaar, hun identificatiecode voor rechtspersonen;
de valutaspreiding, waaronder een uitsplitsing in termen van waarde op het niveau van het onderpanddepot en de afzonderlijke obligaties en met inbegrip van het percentage van in euro luidende activa en het percentage van in euro luidende obligaties;
cover pool van activa, met inbegrip van de activabalans, activatypes, aantal en gemiddelde grootte van leningen, aanhouden van activa (seasoning), looptijd, lening-waarderingratio's, regionale spreiding en spreiding van betalingsachterstanden. Waar het regionale spreiding betreft en indien de cover pool activa bestaat uit leningen die afkomstig zijn uit verschillende landen, vermeldt het surveillancerapport tenminste de spreiding over de landen en de regionale spreiding voor het belangrijkste land van herkomst;
onderpanddepot vervangende activa, waaronder de activabalans;
de lijst van alle beoordeelde effecten in het programma, geïdentificeerd door hun internationaal effectenidentificatienummer (ISIN). Deze openbaarmaking kan ook plaatsvinden middels een op de EKBI-website gepubliceerd afzonderlijk downloadbaar bestand;
een lijst van gegevensdefinities en gegevensbronnen die werden gebruikt voor het opstellen van het toezichtrapport. Deze openbaarmaking kan ook plaatsvinden middels een op de EKBI-website gepubliceerd afzonderlijk bestand.
Toezichtsrapporten betreffende multi cédulas dienen alle onder punt (i) tot en met (x) gevraagde informatie te bevatten. Bovendien dienen deze rapporten de lijsten van de betrokken initiatoren en hun respectieve aandelen in de multi cédula te bevatten. Activa-gerelateerd informatie dient ofwel direct in het multi cédula rapport inzake toezicht te worden gerapporteerd, of door verwijzing naar de rapporten inzake toezicht voor elke individuele multi cédula als beoordeeld door het EKBI.
BIJLAGE IX quater
EKBI-aanvaardingscriteria en aanvraagprocedure
Deze bijlage beschrijft in detail de aanvaardingscriteria voor externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI’s) en de procedure waarbij een ratingbureau (CRA) een aanvraag indient voor aanvaarding als EKBI binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (ECAF), zoals bepaald in artikel 120 van dit richtsnoer.
I. Aanvraag tot aanvaarding als EKBI in het kader van het ECAF
1. Een aanvraag van een CRA voor aanvaarding als EKBI in het kader van het ECAF moet worden ingediend bij het directoraat Risicobeheer van de ECB (DRMSecretariat@ecb.europa.eu). De aanvraag moet vergezeld gaan van een passende motivering en ondersteunende documentatie zoals beschreven in afdeling II, waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de in dit richtsnoer uiteengezette vereisten voor EKBI’s. De aanvraag, de motivering en de ondersteunende documentatie moeten schriftelijk in het Engels worden verstrekt, met behulp van alle toepasselijke sjablonen en in elektronische vorm.
2. In de eerste fase van de aanvraagprocedure moet het CRA aantonen dat het voldoet aan de relevante dekkingsvereisten van artikel 120 van en bijlage IX bis bij dit richtsnoer, alsook van deze bijlage, en indien het door het CRA in te willigen verzoek in het kader van het ECAF eerder door het Eurosysteem werd afgewezen, hoe het eerdere gevallen van niet-naleving heeft aangepakt. De afzonderlijke stappen in deze eerste fase zijn de volgende:
Het CRA verstrekt de ECB de in de hiernavolgende afdeling II, punt 1, genoemde documentatie en informatie. Het CRA kan ook alle andere informatie verstrekken die het relevant acht om aan te tonen dat het CRA aan de relevante dekkingsvereisten voldoet en, naargelang het geval, hoe het CRA eerdere gevallen van niet-naleving heeft verholpen.
De ECB zal beoordelen of de uit hoofde van afdeling II, punt 1, verstrekte documentatie en informatie volledig is. Indien de informatie onvolledig is, verzoekt de ECB het CRA om aanvullende informatie te verstrekken.
Overeenkomstig afdeling II, punt 2, kan de ECB aanvullende informatie verlangen die nodig is om aan te vangen met haar beoordeling van de naleving door het CRA van de relevante dekkingsvereisten en, naargelang het geval, hoe het CRA eerdere gevallen van niet-naleving heeft verholpen.
Nadat de ECB een aanvraag als volledig heeft beoordeeld en nadat zij in voorkomend geval aanvullende informatie heeft gevraagd en ontvangen, brengt de ECB het CRA hiervan op de hoogte.
De ECB zal, op basis van de informatie die overeenkomstig afdeling II, punten 1 en 2, is verstrekt, beoordelen of het CRA aan de relevante dekkingsvereisten van artikel 120 van en bijlage IX bis bij dit richtsnoer en van deze bijlage voldoet, waarbij de ECB het begrip „dekking” zoals nader gespecificeerd in afdeling III.2, zowel vanuit kwantitatief als kwalitatief oogpunt beoordeelt.
In het kader van haar beoordeling van de naleving door het CRA van de relevante dekkingsvereisten, kan de ECB het CRA verzoeken om toegang te verlenen tot kredietbeoordelingsrapporten om aan te tonen dat ratings voldoen aan de ECAF-vereisten.
De ECB kan het CRA bij haar beoordeling van de relevante dekkingsvereisten te allen tijde verzoeken om aanvullende toelichting of informatie en, indien van toepassing, over de wijze waarop het CRA eerdere gevallen van niet-naleving heeft verholpen.
Het Eurosysteem stelt een met redenen omkleed besluit vast over de naleving door het CRA van de relevante dekkingsvereisten en, in voorkomend geval, de wijze waarop het CRA eerdere gevallen van niet-naleving heeft verholpen. Het Eurosysteem stelt het betrokken CRA van het besluit in kennis. Indien het Eurosysteem besluit dat het CRA niet aan de relevante dekkingsvereisten voldoet en/of, in voorkomend geval, eerdere gevallen van niet-naleving niet heeft verholpen, zal het Eurosysteem dit besluit in de kennisgeving met redenen omkleden.
Gelijktijdig met elk besluit waarvan het CRA uit hoofde van punt h) is kennis is gesteld, zal het Eurosysteem het CRA in kennis stellen of het al dan niet gebruikmaakt van het voorbehouden recht om te besluiten al dan niet een ECAF-aanvaardingsprocedure te initiëren krachtens artikel 120, lid 2, van dit richtsnoer, d.w.z. dat een CRA niet mag overgaan tot de tweede fase van de aanvraagprocedure. Het Eurosysteem zal dit besluit in de kennisgeving met redenen omkleden. Ter ondersteuning van een dergelijk besluit kan het Eurosysteem onder meer rekening houden met de vraag of door het CRA verstrekte of uit andere bronnen verkregen informatie aanleiding geeft tot wezenlijke bezorgdheid over de vraag of de aanvaarding van het CRA binnen het ECAF de efficiënte toepassing van het ECAF in de weg zou staan of niet in overeenstemming zou zijn met de beginselen van de risicocontrolefunctie van het ECAF voor het onderpandkader van het Eurosysteem.
3. Indien de ECB besluit dat het CRA voldoet aan de relevante dekkingsvereisten en, in voorkomend geval, eerdere gevallen van niet-naleving heeft verholpen, en de ECB besluit een ECAF-aanvaardingsprocedure te initiëren, kan het CRA overgaan tot de tweede fase van de aanvraagprocedure. In de tweede fase moet het CRA aantonen dat het voldoet aan alle andere relevante vereisten van dit richtsnoer. De afzonderlijke stappen in de tweede fase zijn de volgende:
het CRA verstrekt de ECB de in afdeling II, punt 3, genoemde documentatie en informatie. Het CRA kan ook alle andere informatie verstrekken die zij relevant acht om aan te tonen dat het CRA aan de vereisten van dit richtsnoer voldoet.
De ECB zal beoordelen of de uit hoofde van afdeling II, punt 3, verstrekte documentatie en informatie volledig is. Indien de informatie niet volledig is, verzoekt de ECB het CRA om aanvullende informatie te verstrekken.
Overeenkomstig afdeling II.4, kan de ECB aanvullende informatie verlangen die nodig is om aan te vangen met haar beoordeling van de naleving door het CRA van de vereisten van dit richtsnoer.
Nadat de ECB een aanvraag als volledig heeft beoordeeld en nadat zij in voorkomend geval om aanvullende informatie met betrekking tot de dekking heeft verzocht en deze heeft ontvangen, stelt de ECB het CRA daarvan in kennis.
Het Eurosysteem zal beoordelen of het CRA aan de vereisten van dit richtsnoer voldoet op basis van de overeenkomstig de afdeling II, punten 3 en 4, verstrekte documentatie en informatie en alle andere relevante informatie uit andere bronnen, waaronder de website van het CRA. Het CRA zal zijn beoordeling uitvoeren met het oog op de efficiënte uitvoering van het ECAF, het handhaven van de vereisten van het Eurosysteem voor hoge kwaliteitseisen voor beleenbare activa en het vrijwaren van de risicocontrolefunctie van het ECAF voor het onderpandkader van het Eurosysteem.
Als onderdeel van deze beoordeling van het vermogen van het CRA om te voldoen aan de criteria en regels van de ECAF-prestatietoezichtprocedure, past het Eurosysteem de in artikel 126 van dit richtsnoer beschreven ECAF-prestatietoezichtprocedure toe op de ratings van het CRA die betrekking hebben op ten minste drie jaar en bij voorkeur vijf jaar vóór de toepassing ervan, overeenkomstig afdeling II, punt 3, en afdeling III. Op basis van de ervaring en kennis die het Eurosysteem in het kader van het ECAF heeft verworven kan het Eurosysteem de feitelijke ratings van het CRA ook toetsen aan andere kredietbeoordelingssystemen.
Als onderdeel van deze beoordeling kan het Eurosysteem van het CRA verlangen dat het een of meer bezoeken ter plaatse van het personeel van het Eurosysteem in de gebouwen van het CRA en/of live-bijeenkomsten van de betrokken personeelsleden van het CRA met personeel van het Eurosysteem in de gebouwen van de ECB organiseert. Indien een dergelijk bezoek of een dergelijke bijeenkomst verlangd wordt, moet dit worden beschouwd als een verplicht vereiste van de aanvraagprocedure.
Als onderdeel van deze beoordeling kan het Eurosysteem van het CRA verlangen dat het toegang verleent tot kredietbeoordelingsrapporten teneinde de naleving van de ratings met de in bijlage IX ter uiteengezette openbaarmakingsvereisten en de beschikbaarheid van informatievereisten in artikel 120, zoals nader gespecificeerd in afdeling III, punt 3, te illustreren.
Het Eurosysteem kan tijdens deze beoordeling het CRA te allen tijde om aanvullende toelichting of informatie verzoeken.
Het Eurosysteem neemt een met redenen omkleed besluit over de naleving door het CRA van de vereisten van dit richtsnoer en de aanvaarding ervan als EKBI binnen het ECAF. Het Eurosysteem stelt het betrokken CRA van zijn besluit in kennis. Indien de ECB besluit dat het CRA niet aan de vereisten van dit richtsnoer voldoet en niet als een EKBI binnen het ECAF moet worden aanvaard, zal zij haar besluit in de kennisgeving met redenen omkleden.
Indien het Eurosysteem besluit het CRA als een EKBI binnen het ECAF te aanvaarden, brengt de ECB het CRA tevens op de hoogte van de vervolgstappen die nodig zijn om het CRA op operationeel niveau als een EKBI binnen het ECAF te integreren.
II. Vereiste informatie om een aanvraag voor ECAF-aanvaarding als volledig te kunnen beschouwen
1. In de eerste fase van de aanvraagprocedure moet een CRA de volgende informatie verstrekken:
de eigen ramingen van het CRA van de ratingdekking.
Een verklaring van het CRA waaruit blijkt dat het CRA voldoet aan alle ECAF-vereisten van dit richtsnoer waarvoor het CRA de eigen naleving kan beoordelen.
Uitgesplitste ratinggegevens op een gedetailleerd ratingniveau om de ECB in staat te stellen de naleving van de relevante dekkingsvereisten door het CRA te bevestigen. De ratinggegevens moeten in de toepasselijke door de ECB ter beschikking gestelde ECB-sjablonen worden ingediend, welke sjablonen instructies bevatten met betrekking tot de presentatie van de gegevens. De gegevens moeten betrekking hebben op alle activa, ratings van emittenten en garanten die in aanmerking komen voor ECAF-doeleinden in overeenstemming met dit richtsnoer, alsook statische gegevens met betrekking tot de betrokken activa, emittenten en garanten, zoals bepaald in de sjablonen.
Ratinggegevens die de vereiste ratingdekking op het moment van de aanvraag en in elk van de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag, d.w.z. 36 maanden vóór de aanvraagdatum, aantonen. De ratinggegevens moeten de vereiste dekking laten zien met momentopnamen van gegevens die in de desbetreffende 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag elke zes maanden zijn gemeten.
Ingeval het verzoek van het CRA om binnen het ECAF te worden aanvaard eerder door het Eurosysteem werd afgewezen, ondersteunende documentatie waaruit blijkt hoe het CRA heeft gereageerd op eerdere gevallen van niet-naleving.
2. De ECB kan aanvullende informatie opvragen, bijvoorbeeld om de stabiliteit van de dekking van een CRA in de loop der tijd, de praktijken van een CRA voor de uitgifte van ratings en de kwaliteit van de ratings van het CRA tijdens de betrokken dekkingsperiode aan te tonen.
3. Wat de tweede fase van de aanvraagprocedure betreft, moet een CRA de volgende documentatie en informatie verstrekken:
Een beschrijving van de organisatie van het CRA, met inbegrip van de bedrijfs- en eigendomsstructuur, de bedrijfsstrategie, met name wat betreft de strategie om de relevante reikwijdte voor ECAF-doeleinden en het ratingproces ervan in stand te houden, en het ratingproces van het CRA, in het bijzonder voor wat betreft de samenstelling van de ratingcomités en hun besluitvormingsprocessen.
Alle documenten die relevant zijn voor zijn ratingmethoden, de ratingschaal of ratingschalen en standaarddefinities.
Door de ECB geselecteerde rapporten inzake nieuwe emissies, ratings en toezicht.
De historische vastlegging van wanbetalingen van het CRA die betrekking hebben op ten minste drie jaar en bij voorkeur vijf jaar, evenals de door het CRA gehanteerde definitie van wanbetaling, zodat het Eurosysteem overeenkomstig het prestatietoezichtkader een controle achteraf van het prestatietoezicht van het CRA uitvoert. Dit zal ook de basis vormen voor het in kaart brengen van de ratings op de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem. De volgende informatie moet worden ingediend:
algemene uitgesplitste gegevens inzake alle ratings, met inbegrip van de ratings die niet in aanmerking komen voor ECAF-doeleinden, b.v. als gevolg van geografische of andere beperkingen;
overeenkomstige ratingovergangstabellen en wanbetalingsstatistieken.
De uitgesplitste ratinggegevens moeten worden ingediend met behulp van de op de ECB-website beschikbaar gestelde ECB-sjablonen, die instructies bevatten met betrekking tot de presentatie van de gegevens. De gegevens moeten betrekking hebben op alle activa, ratings van emittenten en garanten die in aanmerking komen voor ECAF-doeleinden in overeenstemming met dit richtsnoer, alsook statische informatie over de betrokken activa, emittenten en garanten, zoals bepaald in de sjablonen.
Informatie over de operationele aspecten van de toegang tot en het gebruik door het Eurosysteem van de ratings van het CRA, met inbegrip van de gegevens van de gegevenstoevoer van het CRA, de vergoedingen en de noodzakelijke contractuele regelingen voor de toegang tot ratings.
4. De ECB kan het ratingbureau verzoeken om relevante aanvullende informatie van het CRA, zoals met betrekking tot de ratings van activa, emittenten en garanten die niet in aanmerking komen onder het ECAF, bv. vanwege geografische beperkingen.
III. ECAF-aanvaardingscriteria
1. Om binnen het ECAF te worden aanvaard, moet een CRA aan de toepasselijke vereisten van dit richtsnoer voldoen, met inbegrip van de relevante dekking voor een efficiënte tenuitvoerlegging van het ECAF, operationele criteria, de beschikbaarheid van informatie over EKBI-kredietbeoordelingen ten behoeve van de prestatietoezichtprocedures en de capaciteit om te voldoen aan de criteria en regels van de ECAF-prestatietoezichtprocedure.
2. Met betrekking tot het vereiste van relevante dekking:
moet een CRA voldoen aan de dekkingsvereisten van bijlage IX bis bij dit richtsnoer.
Worden alleen ratings door het Eurosysteem in aanmerking genomen die op het desbetreffende tijdstip in de drie jaar voorafgaand aan aanvraagdatum daadwerkelijk door het CRA zijn afgegeven of bekrachtigd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009. Ratings met terugwerkende kracht worden niet aanvaard.
Zal het Eurosysteem de stabiliteit van de relevante dekking in de loop der tijd in aanmerking nemen, met inbegrip van het tempo van eventuele verhogingen of verlagingen van een dergelijke dekking.
3. Met betrekking tot de beschikbaarheid van informatie over EKBI-kredietbeoordelingen en voor de doeleinden van de prestatietoezichtprocedures:
moet een CRA zorgen voor een hoog niveau van transparantie in documenten die relevant zijn voor zijn ratingmethoden en feitelijke ratingacties. Het CRA moet ervoor zorgen dat alle informatie die nodig is om een EKBI-kredietbeoordeling, zoals rating- of toezichtrapporten of andere publicaties op haar website gemakkelijk toegankelijk en begrijpelijk zijn. Indien een specifieke activarating niet in overeenstemming is met de toepasselijke openbaarmakingsvereisten, wordt deze niet voor ECAF-doeleinden in aanmerking genomen, maar kan deze worden meegenomen in de beoordeling van de transparantie van de algemene ratingprocessen van het CRA door het Eurosysteem.
Moet een CRA zorgen voor transparantie in verband met de ratingsprocessen van het CRA en de wijze waarop het CRA goede praktijken voor de uitgifte van ratings handhaaft. Alle methodologische documenten moeten blijk geven van een grondige deskundigheid en de methoden moeten rekening houden met alle relevante informatie met het oog op de afgifte van kredietbeoordelingen. In dit verband kan het Eurosysteem onder meer een analyse maken van het aantal afgegeven ratings per analist, de omvang, samenstelling en deskundigheid van de leden van het ratingcomité, de mate van onafhankelijkheid van het ratingcomité van ratinganalisten, de frequentie van beoordelingen van ratings en de redenen voor grote uitgiften van ratings. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en kwaliteit van de ratingprocessen en -praktijken van een CRA kan het Eurosysteem rekening houden met alle door ESMA genomen huidige en vroegere toezichtmaatregelen ten opzichte van een CRA krachtens artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1060/2009.
Moet een CRA zijn methoden consistent toepassen op zijn ratings.
4. Met betrekking tot de capaciteit van een CRA om te voldoen aan de criteria en regels van de ECAF-prestatiemonitoringsprocedure, moeten de prestaties en wanbetalingen van het CRA in de loop der tijd consistent zijn om: a) te waarborgen dat de door het kredietbeoordelingssysteem verstrekte informatie betreffende de kredietbeoordeling op de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem op juiste wijze in kaart wordt gebracht, en b) de vergelijkbaarheid van de resultaten van de kredietbeoordelingen van het CRA in de systemen en bronnen van het ECAF te handhaven. De waargenomen ratingovergangstabellen en wanbetalingsstatistieken van het CRA moeten in overeenstemming zijn met de verwachte waarden op basis van de eigen ratingschalen van het CRA, omdat, zoals uiteengezet in bijlage IX bij dit richtsnoer, afwijkingen tussen de waargenomen wanbetalingsgraden en de toegewezen kans op wanbetaling de kwaliteit van de kredietbeoordelingen in het gedrang kunnen brengen, waardoor de efficiënte uitvoering van het ECAF wordt belemmerd.
5. Met betrekking tot de operationele criteria:
moet een CRA alle centrale banken van het Eurosysteem dagelijkse ratinginformatie verstrekken in overeenstemming met de door het Eurosysteem voorgeschreven formaat en distributiemethode.
Moet een CRA ervoor zorgen dat het Eurosysteem snel toegang heeft tot relevante ratinginformatie die noodzakelijk is om aan de vereisten inzake geschiktheid voor ECAF en doorlopend toezicht te voldoen, met inbegrip van persberichten, rapporten inzake nieuwe emissies, toezichtrapporten, informatie over de ratingdekking, zulks op een hulpbronnen- en kostenefficiënte manier.
Moet een CRA bereid zijn contractuele afspraken met het Eurosysteem aan te gaan in geval van aanvaarding van het CRA binnen het ECAF, zulks met voldoende toegang tot gegevens en redelijke toegangsvergoedingen.
6. Alle ECAF-aanvaardingscriteria moeten zijn vervuld om een ratingbureau binnen het ECAF te aanvaarden. Aangezien de aanvraag om te worden opgenomen binnen het ECAF een zeer technische kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling vereist, kan het Eurosysteem zo nodig nadere relevante factoren in verband met de ECAF-gerelateerde vereisten van dit richtsnoer beoordelen.
IV. ECAF-aanvaardingscriteria voor EKBI’s en naleving in de tijd
1. Vanaf het moment van hun aanvraag tot aanvaarding en te allen tijde na hun aanvaarding binnen het ECAF moeten de CRA’s voldoen aan de acceptatiecriteria voor EKBI’s.
2. Het Eurosysteem kan krachtens artikel 126 van dit richtsnoer maatregelen toepassen op een CRA die:
in het ECAF geaccepteerd werd na het afleggen van valse verklaringen of na andere onrechtmatige praktijken, of
niet langer voldoet aan de aanvaardingscriteria van het ECAF.
Wanneer het Eurosysteem het CRA in kennis stelt van zijn besluit om maatregelen toe te passen overeenkomstig artikel 126, zal het zijn besluit met redenen omkleden.
▼M3 —————
BIJLAGE XI
EFFECTENVORMEN
Op 13 juni 2006 kondigde de ECB voor de nieuwe global notes (NGN) criteria aan voor internationale globale effecten aan toonder die met ingang van 1 januari 2007 beleenbaar zouden zijn als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. Op 22 oktober 2008 kondigde de ECB aan dat na 30 september 2010 uitgegeven internationale globale schuldbewijzen op naam alleen beleenbaar onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties zouden zijn indien de nieuwe bewaarnemingsstructuur voor internationale schuldbewijzen (new safekeeping structure — NSS) wordt gebruikt.
De volgende tabel geeft een overzicht van de beleenbaarheidsregels voor de verschillende effectenvormen na de invoering van de NGN- en NSS-criteria.
Tabel 1
Beleenbaarheidsregels voor verschillende effectenvormen
Globaal/individueel |
Aan toonder/Op naam |
NGN/classic global note (CGN)/NSS |
Is de common safekeeper (CSK) een ICSD (*1)? |
Beleenbaar? |
Globaal |
Aan toonder |
NGN |
Ja |
Ja |
Neen |
Neen |
|||
Globaal |
Aan toonder |
CGN |
NVT |
Neen, maar op die voor 1 januari 2007 uitgegeven effecten zal tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast worden, plus eventuele doorlopende uitgiften vanaf 1 januari 2007 indien de ISIN's fungibel zijn. |
Globaal |
Op naam |
CGN |
NVT |
Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar. |
Globaal |
Op naam |
NSS |
Ja |
Ja |
Individueel |
Aan toonder |
NVT |
NVT |
Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar. Op uitgiften van individuele effecten aan toonder op of na 30 september 2010 wordt tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast. |
(*1)
Dan wel, indien zulks toepasselijk wordt, in een positief beoordeelde centrale effectenbewaarinstelling. |
BIJLAGE XII
VOORBEELDEN VAN MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES EN –PROCEDURES VAN HET EUROSYSTEEM
Voorbeeldenlijst |
|
Voorbeeld 1 |
Liquiditeitsverruimende transactie met wederinkoop door middel van een vaste rentetender |
Voorbeeld 2 |
Liquiditeitsverruimende transactie met wederinkoop door middel van een variabele rentetender |
Voorbeeld 3 |
Uitgifte van ECB-schuldbewijzen door middel van een variabele rentetender |
Voorbeeld 4 |
Liquiditeitsverkrappende deviezenswap door middel van een variabele rentetender |
Voorbeeld 5 |
Liquiditeitsverruimende deviezenswap door middel van een variabele rentetender |
Voorbeeld 6 |
Risicobeheersingsmaatregelen |
I. VOORBEELD 1: LIQUIDITEITSVERRUIMENDE TRANSACTIE MET WEDERINKOOP DOOR MIDDEL VAN EEN VASTE RENTETENDER
1. De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door middel van een transactie met wederinkoop in de vorm van een vaste rentetender.
2. Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:
Wederpartij |
Inschrijving (miljoen EUR) |
Bank 1 |
30 |
Bank 2 |
40 |
Bank 3 |
70 |
Totaal |
140 |
3. De ECB besluit een totaal van 105 miljoen EUR toe te wijzen.
4. Het toewijzingspercentage is:
5. De toewijzing aan de wederpartijen is:
Wederpartij |
Inschrijving (miljoen EUR) |
Toewijzing (miljoen EUR) |
Bank 1 |
30 |
22,5 |
Bank 2 |
40 |
30,0 |
Bank 3 |
70 |
52,5 |
Totaal |
140 |
105,0 |
II. VOORBEELD 2: LIQUIDITEITSVERRUIMENDE TRANSACTIE MET WEDERINKOOP DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER
1. De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door middel van een transactie met wederinkoop in de vorm van een variabele rentetender.
2. Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
||||
Rentevoet (%) |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totale inschrijvingen |
Cumulatieve inschrijvingen |
3,15 |
|
|
|
0 |
0 |
3,10 |
|
5 |
5 |
10 |
10 |
3,09 |
|
5 |
5 |
10 |
20 |
3,08 |
|
5 |
5 |
10 |
30 |
3,07 |
5 |
5 |
10 |
20 |
50 |
3,06 |
5 |
10 |
15 |
30 |
80 |
3,05 |
10 |
10 |
15 |
35 |
115 |
3,04 |
5 |
5 |
5 |
15 |
130 |
3,03 |
5 |
|
10 |
15 |
145 |
Totaal |
30 |
45 |
70 |
145 |
|
3. De ECB besluit 94 miljoen EUR toe te wijzen, wat een marginale rentevoet van 3,05 % inhoudt.
4. Alle inschrijvingen boven 3,05 % (bij een cumulatief bedrag van 80 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 3,05 % is het toewijzingspercentage:
5. De toewijzing aan bank 1 bij de marginale rentevoet is bijvoorbeeld:
0,4 × 10 = 4
6. De totale toewijzing aan bank 1 is:
5 + 5 + 4 = 14
7. Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
|||
Wederpartijen |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Totale inschrijvingen |
30,0 |
45,0 |
70,0 |
145 |
Totale toewijzing |
14,0 |
34,0 |
46,0 |
94 |
8. Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan bedraagt de rentevoet voor de aan wederpartijen toegewezen bedragen 3,05 %.
9. Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), wordt geen enkelvoudige rentevoet toegepast op de aan de wederpartijen toegewezen bedragen; bijvoorbeeld, Bank 1 ontvangt 5 miljoen EUR tegen 3,07 %, 5 miljoen EUR tegen 3,06 % en 4 miljoen EUR tegen 3,05 %.
III. VOORBEELD 3: UITGIFTE VAN ECB-SCHULDBEWIJZEN DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER
1. De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te onttrekken door de uitgifte van schuldbewijzen met behulp van een variabele rentetender.
2. Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
||||
Rentevoet (%) |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Cumulatieve inschrijvingen |
3,00 |
|
|
|
0 |
0 |
3,01 |
5 |
|
5 |
10 |
10 |
3,02 |
5 |
5 |
5 |
15 |
25 |
3,03 |
5 |
5 |
5 |
15 |
40 |
3,04 |
10 |
5 |
10 |
25 |
65 |
3,05 |
20 |
40 |
10 |
70 |
135 |
3,06 |
5 |
10 |
10 |
25 |
160 |
3,08 |
5 |
|
10 |
15 |
175 |
3,10 |
|
5 |
|
5 |
180 |
Totaal |
55 |
70 |
55 |
180 |
|
3. De ECB besluit een nominaal bedrag van 124,5 miljoen EUR toe te wijzen, wat een marginale rentevoet van 3,05 % inhoudt.
4. Alle inschrijvingen onder 3,05 % (bij een cumulatief bedrag van 65 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 3,05 % is het toewijzingspercentage:
5. De toewijzing aan bank 1 bij de marginale rentevoet is bijvoorbeeld:
0,85 × 20 = 17
6. De totale toewijzing aan bank 1 is:
5 + 5 + 5 + 10 + 17 = 42
7. Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
|||
Wederpartijen |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Totale inschrijvingen |
55,0 |
70,0 |
55,0 |
180,0 |
Totale toewijzing |
42,0 |
49,0 |
33,5 |
124,5 |
IV. VOORBEELD 4: LIQUIDITEITSVERKRAPPENDE DEVIEZENSWAP DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER
1. De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te onttrekken door een EUR/USD-deviezenswap uit te voeren met behulp van een variabele rentetender. (NB: in dit voorbeeld doet de euro agio.)
2. Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
||||
Swappunt (× 10 000 ) |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Cumulatieve inschrijvingen |
6,84 |
|
|
|
0 |
0 |
6,80 |
5 |
|
5 |
10 |
10 |
6,76 |
5 |
5 |
5 |
15 |
25 |
6,71 |
5 |
5 |
5 |
15 |
40 |
6,67 |
10 |
10 |
5 |
25 |
65 |
6,63 |
25 |
35 |
40 |
100 |
165 |
6,58 |
10 |
20 |
10 |
40 |
205 |
6,54 |
5 |
10 |
10 |
25 |
230 |
6,49 |
|
5 |
|
5 |
235 |
Totaal |
65 |
90 |
80 |
235 |
|
3. De ECB besluit 158 miljoen EUR toe te wijzen, wat 6,63 marginaalswappunten betekent. Alle inschrijvingen boven 6,63 (bij een cumulatief bedrag van 65 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 6,63 is het toewijzingspercentage:
4. De toewijzing aan bank 1 bij het marginaalswappunt is bijvoorbeeld:
0,93 × 25 = 23,25
5. De totale toewijzing aan bank 1 is:
5 + 5 + 5 + 10 + 23,25 = 48,25
6. Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
|||
Wederpartijen |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Totale inschrijvingen |
65,0 |
90,0 |
80,0 |
235,0 |
Totale toewijzing |
48,25 |
52,55 |
57,20 |
158,0 |
7. De ECB stelt de contante EUR/USD-koers voor de transactie vast op 1,1300.
8. Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan koopt het Eurosysteem bij de aanvang van de transactie 158 000 000 EUR en verkoopt het 178 540 000 USD. Bij afloop van de transactie verkoopt het Eurosysteem 158 000 000 EUR en koopt het 178 644 754 USD (de termijnkoers is 1,130663 = 1,1300 + 0,000663).
9. Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), zijn de door het Eurosysteem gekochte en verkochte bedragen aan euro en Amerikaanse dollars als volgt:
Contante transactie |
Termijntransactie |
||||
Wisselkoers |
Aankoop EUR |
Verkoop USD |
Wisselkoers |
Verkoop EUR |
Aankoop USD |
1,1300 |
|
|
1,130684 |
|
|
1,1300 |
10 000 000 |
11 300 000 |
1,130680 |
10 000 000 |
11 306 800 |
1,1300 |
15 000 000 |
16 950 000 |
1,130676 |
15 000 000 |
16 960 140 |
1,1300 |
15 000 000 |
16 950 000 |
1,130671 |
15 000 000 |
16 960 065 |
1,1300 |
25 000 000 |
28 250 000 |
1,130667 |
25 000 000 |
28 266 675 |
1,1300 |
93 000 000 |
105 090 000 |
1,130663 |
93 000 000 |
105 151 659 |
1,1300 |
|
|
1,130658 |
|
|
1,1300 |
|
|
1,130654 |
|
|
1,1300 |
|
|
1,130649 |
|
|
Totaal |
158 000 000 |
178 540 000 |
|
158 000 000 |
178 645 339 |
IV. VOORBEELD 5: LIQUIDITEITSVERRUIMENDE DEVIEZENSWAP DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER
1. De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door een EUR/USD-deviezenswap uit te voeren met behulp van een variabele rentetender. (NB: in dit voorbeeld doet de euro agio.)
2. Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
||||
Swappunt (× 10 000 ) |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Cumulatieve inschrijvingen |
6,23 |
|
|
|
|
|
6,27 |
5 |
|
5 |
10 |
10 |
6,32 |
5 |
|
5 |
10 |
20 |
6,36 |
10 |
5 |
5 |
20 |
40 |
6,41 |
10 |
10 |
20 |
40 |
80 |
6,45 |
20 |
40 |
20 |
80 |
160 |
6,49 |
5 |
20 |
10 |
35 |
195 |
6,54 |
5 |
5 |
10 |
20 |
215 |
6,58 |
|
5 |
|
5 |
220 |
Totaal |
60 |
85 |
75 |
220 |
|
3. De ECB besluit 197 miljoen EUR toe te wijzen, wat 6,54 marginaalswappunten betekent. Alle inschrijvingen beneden 6,54 (bij een cumulatief bedrag van 195 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 6,54 is het toewijzingspercentage:
4. De toewijzing aan bank 1 bij het marginaalswappunt is bijvoorbeeld:
0,10 × 5 = 0,5
5. De totale toewijzing aan bank 1 is:
5 + 5 + 10 + 10 + 20 + 5 + 0,5 = 55,5
6. Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:
|
Bedrag (miljoen EUR) |
|||
Wederpartijen |
Bank 1 |
Bank 2 |
Bank 3 |
Totaal |
Totale inschrijvingen |
60,0 |
85,0 |
75,0 |
220 |
Totale toewijzing |
55,5 |
75,5 |
66,0 |
197 |
6. De ECB stelt de contante EUR/USD-koers voor de transactie vast op 1,1300.
7. Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan koopt het Eurosysteem bij de aanvang van de transactie 197 000 000 EUR en verkoopt het 222 610 000 USD. Bij afloop van de transactie koopt het Eurosysteem 197 000 000 EUR en verkoopt het 222 738 838 USD (de termijnkoers is 1,130654 = 1,1300 + 0,000654).
8. Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), zijn de door het Eurosysteem gekochte en verkochte bedragen aan euro en Amerikaanse dollars als volgt:
Contante transactie |
Termijntransactie |
||||
Wisselkoers |
Verkoop EUR |
Aankoop USD |
Wisselkoers |
Aankoop EUR |
Verkoop USD |
1,1300 |
|
|
1,130623 |
|
|
1,1300 |
10 000 000 |
11 300 000 |
1,130627 |
10 000 000 |
11 306 270 |
1,1300 |
10 000 000 |
11 300 000 |
1,130632 |
10 000 000 |
11 306 320 |
1,1300 |
20 000 000 |
22 600 000 |
1,130636 |
20 000 000 |
22 612 720 |
1,1300 |
40 000 000 |
45 200 000 |
1,130641 |
40 000 000 |
45 225 640 |
1,1300 |
80 000 000 |
90 400 000 |
1,130645 |
80 000 000 |
90 451 600 |
1,1300 |
35 000 000 |
39 550 000 |
1,130649 |
35 000 000 |
39 572 715 |
1,1300 |
2 000 000 |
2 260 000 |
1,130654 |
2 000 000 |
2 261 308 |
1,1300 |
|
|
1,130658 |
|
|
Totaal |
197 000 000 |
222 610 000 |
|
197 000 000 |
222 736 573 |
VI. VOORBEELD 6: RISICOBEHEERSINGSMAATREGELEN
1. Dit voorbeeld illustreert het risicobeheersingskader dat wordt toegepast op de activa die zijn gemobiliseerd als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. Verondersteld wordt dat bij de berekening van de noodzaak van een margestorting, lopende rente op de verstrekte liquiditeiten in aanmerking wordt genomen en dat een margestortingspunt van 0,5 % van de verstrekte liquiditeiten wordt toegepast. In het voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat een wederpartij aan de volgende monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem deelneemt:
een basisherfinancieringstransactie die op 30 juli 2014 aanvangt en op 6 augustus 2014 eindigt, waarbij aan de wederpartij 50 miljoen EUR wordt toegewezen tegen 0,15 %;
een langerlopende herfinancieringstransactie die op 31 juli 2014 aanvangt en op 23 oktober 2014 eindigt, waarbij aan de wederpartij 45 miljoen EUR wordt toegewezen tegen 0,15 %;
een basisherfinancieringstransactie die op 6 augustus 2014 aanvangt en op 13 augustus 2014 eindigt, waarbij aan de wederpartij 35 miljoen EUR wordt toegewezen tegen 0,15 %;
2. De kenmerken van de door de wederpartij als onderpand voor deze transacties gemobiliseerde verhandelbare activa zijn in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1
In de transacties gemobiliseerde verhandelbare activa
Kenmerken
Naam |
Activumklasse |
Vervaldatum |
Couponkenmerken |
Couponfrequentie |
Restlooptijd |
Surpluspercentage |
Activum A |
►M9 Gedekte obligatie van het Jumbo-type ◄ |
30.8.2018 |
Vaste rentevoet |
zes maanden |
4 jaar |
2,50 % |
Activum B |
Obligatie centrale overheid |
19.11.2018 |
Variabele rentevoet |
twaalf maanden |
4 jaar |
0,50 % |
Activum C |
Obligatie |
12.5.2025 |
Rentevoet nulcoupon |
|
> 10 jaar |
13,00 % |
Koersen in % (inclusief lopende rente) (*1)
30.7.2014 |
31.7.2014 |
1.8.2014 |
4.8.2014 |
5.8.2014 |
6.8.2014 |
7.8.2014 |
101,61 |
101,21 |
99,50 |
99,97 |
99,73 |
100,01 |
100,12 |
|
98,12 |
97,95 |
98,15 |
98,56 |
98,59 |
98,57 |
|
|
|
|
|
53,71 |
53,62 |
(*1)
De koersen bij een specifieke waarderingsdatum komen overeen met de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan die waarderingsdatum. |
OORMERKINGSSYSTEEM
Ten eerste wordt aangenomen dat de transacties met een nationale centrale bank (NCB) worden uitgevoerd met gebruikmaking van een systeem waarbij aan elke krediettransactie afzonderlijke activa worden toegewezen. De waardering van als onderpand gemobiliseerde activa geschiedt dagelijks. Het risicobeheersingskader kan dan als volgt worden beschreven (zie ook tabel 2 hierna):
Op 30 juli 2014 sluit de wederpartij een repo af met de NCB, die voor 50,6 miljoen EUR aan activum A koopt. Activum A is een ►M9 gedekte obligatie van het Jumbo-type ◄ met een vaste coupon die op 30 augustus 2018 vervalt en in de kredietkwaliteitscategorie 1-2 ondergebracht werd. Activum A heeft derhalve een restlooptijd van vier jaar, waardoor een surpluspercentage van 2,5 % wordt toegepast. De marktkoers van activum A op de referentiemarkt op die dag is 101,61 %, waarbij de lopende couponrente is inbegrepen. De wederpartij moet een hoeveelheid activum A inbrengen die na aftrek van het surpluspercentage van 2,5 % meer bedraagt dan 50 miljoen EUR. De wederpartij levert derhalve activum A voor een nominaal bedrag van 50,6 miljoen EUR, de aangepaste marktwaarde daarvan is op die dag 50 129 294 EUR.
Op 31 juli 2014 sluit de wederpartij een repo met de NCB, die voor 21 miljoen EUR aan activum A koopt (marktkoers 101,21 %, surpluspercentage 2,5 %) en voor 25 miljoen EUR aan activum B (marktkoers 98,02 %). Activum B is een staatsobligatie met variabele couponbetalingen en wordt ingedeeld in kredietkwaliteitscategorie 1-2 waarop een surpluspercentage van 0,5 % wordt toegepast. De gecorrigeerde marktwaarde van de activum A en activum B op die dag is 45 130 098 EUR, zodat het vereiste bedrag van 45 000 000 EUR wordt overschreden.
Op donderdag 31 juli 2014 vindt herwaardering plaats van de beleenbare activa die als onderpand zijn gebruikt voor de basisherfinancieringstransactie uitgevoerd op 30 juli 2014. Bij een marktkoers van 101,21 % blijft de met het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde van activum A tussen het onderste en het bovenste margestortingspunt. Het aanvankelijk gemobiliseerde onderpand wordt dus als voldoende beschouwd ter dekking van zowel het bedrag aan initieel verstrekte liquiditeit als de lopende rente 208 EUR.
Op 1 augustus 2014 worden de onderliggende activa geherwaardeerd: de marktkoers van activum A is 99,50 % en die van activum B 97,95 %. De lopende rente op de basisherfinancieringstransactie van woensdag 30 juli 2014 bedraagt 417 EUR en die op de langer lopende herfinancieringstransactie van 30 juli 2014 188 EUR. Als gevolg daarvan daalt de gecorrigeerde marktwaarde van activum A in de eerste transactie tot 912 092 EUR onder het toetsingsbedrag, verstrekte liquiditeiten plus lopende rente, en tevens onder het onderste margestortingspunt 49 750 415 EUR. De wederpartij levert voor nominaal 950 000 EUR aan activum A, zodat na aftrek van een surpluspercentage van 2,5 van de marktwaarde bij een koers van 99,50 % weer voldoende onderpand aanwezig is. NCB's kunnen margestortingen in liquiditeiten in plaats van effecten verrichten.
Ook ten aanzien van de tweede transactie is een margestorting vereist aangezien de gecorrigeerde marktwaarde van de bij deze transactie gebruikte onderliggende activa, 44 737 688 EUR, onder het margestortingspunt van 44 775 187 EUR is gedaald. De wederpartij levert dus 270 000 EUR aan activum B, met een gecorrigeerde marktwaarde van 263 143 EUR.
Op 4 en dinsdag 5 augustus 2014 worden de beleenbare activa geherwaardeerd; dit leidt niet tot een margestorting voor de op 30 en 31 juli 2014 afgesloten transacties.
Op 6 augustus 2014 betaalt de wederpartij de liquiditeiten die waren verkregen bij de op 30 juli 2014 verrichte basisherfinancieringstransactie terug, inclusief de lopende rente ten belope van 1 458 EUR. De NCB retourneert nominaal 51 550 000 EUR aan activum A.
Diezelfde dag sluit de wederpartij een nieuwe repo af met de NCB, waarbij deze nominaal 75 miljoen EUR aan activum C koopt. Aangezien activum C een nulcouponobligatie is met een restlooptijd van meer dan tien jaar met een toegewezen kredietkwaliteitscategortie 1-2, waarop derhalve een surpluspercentage van 13 % moet worden toegepast, bedraagt de aldus gecorrigeerde marktwaarde op die dag 35 045 775 EUR. Bij herwaardering van de aan de langerlopende herfinancieringstransactie onderliggende activa uitgevoerd op 31 juli 2014 blijkt dat de gecorrigeerde marktwaarde van de verstrekte activa boven het bovenste margestortingspunt uitkomt, en de NCB retourneert daarom voor nominaal 262 000 EUR aan activum B aan de wederpartij. Indien de NCB in verband met de tweede transactie een margestorting aan de wederpartij had moeten verrichten, zou die margestorting in bepaalde gevallen gesaldeerd mogen worden met de margestorting door de wederpartij aan de NCB in verband met de eerste transactie. Er zou dan dus slechts één margeverrekening plaatsvinden.
ONDERPANDDEPOTSYSTEEM
Ten tweede wordt aangenomen dat de transacties worden afgesloten met een NCB met gebruikmaking van een onderpanddepot waarin de activa die in het onderpanddepot van de wederpartij worden aangehouden, worden niet aan specifieke transacties toegewezen:
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van dezelfde volgorde van transacties als bij het bovengenoemde voorbeeld ter illustratie van een oormerkingssysteem waarbij activa aan afzonderlijke transacties worden toegewezen. Het belangrijkste verschil is dat op de herwaarderingsdata de gecorrigeerde marktwaarde van alle in het depot opgenomen activa voldoende moet zijn ter dekking van het toetsingsbedrag van alle uitstaande transacties van de wederpartij met de NCB. De op 1 augustus 2014 vereiste margestorting 1 174 592 EUR is in dit voorbeeld gelijk aan die in het geval van het oormerkingssysteem waarbij aan afzonderlijke transacties afzonderlijke activa worden toegewezen. De wederpartij levert voor nominaal 1 300 000 EUR aan activum A, zodat na aftrek van een surpluspercentage van 2,5 % van de marktwaarde bij een koers van 99,50 % weer voldoende onderpand aanwezig is.
Bovendien kan de wederpartij op woensdag 6 augustus 2014, wanneer de op woensdag 30 juli 2014 verrichte basisherfinancieringstransactie afloopt, de activa op de onderpandrekening aanhouden. Ook kan het ene activum worden verruild voor het andere, zoals in het voorbeeld, waar een bedrag van nominaal 51,9 miljoen EUR aan activum A wordt vervangen door nominaal 75,5 miljoen EUR aan activum C ter dekking van de bij alle lopende herfinancieringstransacties verschafte liquiditeit en de lopende rente daarop.
Het risicobeheersingskader bij gebruikmaking van een onderpanddepot is weergegeven in tabel 3.
Tabel 2
Oormerkingssysteem
Datum |
Uitstaande transacties |
Begindatum |
Einddatum |
Rentevoet |
Bedrag |
Lopende rente |
Toetsingsbedrag |
Onderste margestortingspunt |
Bovenste margestortingspunt |
Gecorrigeerde marktwaarde |
Margestorting |
30.7.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
06.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
— |
50 000 000 |
49 750 000 |
50 250 000 |
50 129 294 |
— |
31.7.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
208 |
50 000 208 |
49 750 207 |
50 250 209 |
49 931 954 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
— |
45 000 000 |
44 775 000 |
45 225 000 |
45 130 098 |
— |
1.8.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
417 |
50 000 417 |
49 750 415 |
50 250 419 |
49 088 325 |
– 912 092 |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
188 |
45 000 188 |
44 775 187 |
45 225 188 |
44 737 688 |
– 262 500 |
4.8.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
1 042 |
50 001 042 |
49 751 036 |
50 251 047 |
50 246 172 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
750 |
45 000 750 |
44 775 746 |
45 225 754 |
45 147 350 |
— |
5.8.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
1 250 |
50 001 250 |
49 751 244 |
50 251 256 |
50 125 545 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.07.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
938 |
45 000 938 |
44 775 933 |
45 225 942 |
45 201 299 |
— |
6.08.2014 |
Basisherfinanciering |
06.08.2014 |
13.08.2014 |
0,15 |
35 000 000 |
— |
35 000 000 |
34 825 000 |
35 175 000 |
35 045 775 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.07.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
1 125 |
45 001 125 |
44 776 119 |
45 226 131 |
45 266 172 |
265 047 |
7.08.2014 |
Basisherfinanciering |
06.08.2014 |
13.08.2014 |
0,15 |
35 000 000 |
146 |
35 000 146 |
34 825 145 |
35 175 147 |
34 987 050 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.07.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
1 313 |
45 001 313 |
44 776 306 |
45 226 319 |
45 026 704 |
— |
Tabel 3
Onderpanddepotsysteem
Datum |
Uitstaande transacties |
Begindatum |
Einddatum |
Rentevoet |
Bedrag |
Lopende rente |
Toetsingsbedrag |
Onderste margestortingspunt (*1) |
Bovenste margestortingspunt (*2) |
Gecorrigeerde marktwaarde |
Margestorting |
30.7.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
— |
50 000 000 |
49 750 000 |
Niet van toepassing |
50 129 294 |
— |
31.7.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
208 |
95 000 208 |
94 525 207 |
Niet van toepassing |
95 062 051 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
— |
|
|
|
|
|
1.8.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
417 |
95 000 604 |
94 525 601 |
Niet van toepassing |
93 826 013 |
– 1 174 592 |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
188 |
|
|
|
|
|
4.8.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
1 042 |
95 001 792 |
94 526 783 |
Niet van toepassing |
95 470 989 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
750 |
|
|
|
|
|
5.8.2014 |
Basisherfinanciering |
30.7.2014 |
6.8.2014 |
0,15 |
50 000 000 |
1 250 |
95 002 188 |
94 527 177 |
Niet van toepassing |
95 402 391 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
938 |
|
|
|
|
|
6.8.2014 |
Basisherfinanciering |
6.8.2014 |
13.8.2014 |
0,15 |
35 000 000 |
— |
80 001 125 |
79 601 119 |
Niet van toepassing |
80 280 724 |
— |
|
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
1 125 |
|
|
|
|
|
7.8.2014 |
Basisherfinanciering |
6.8.2014 |
13.8.2014 |
0,15 |
35 000 000 |
146 |
80 001 458 |
79 601 451 |
Niet van toepassing |
80 239 155 |
— |
30.7.2014 |
Langerlopende herfinanciering |
31.7.2014 |
29.10.2014 |
0,15 |
45 000 000 |
1 313 |
|
|
|
|
|
(*1)
In een onderpanddepotsysteem is het onderste margestortingspunt de onderste drempel voor een margestorting. In de praktijk vragen de meeste NCB's aanvullend onderpand zodra de voor surpluspercentages gecorrigeerde marktwaarde van het onderpanddepot beneden het totale te dekken bedrag daalt.
(*2)
In een onderpanddepotsysteem is het begrip bovenste margestortingspunt niet relevant, aangezien de wederpartij voortdurend zal streven naar een overschot aan onderpand om het aantal operationele transacties zoveel mogelijk te beperken. |
BIJLAGE XII bis
Elke entiteit die als agentschap in de zin van artikel 2, lid 2, van dit richtsnoer wordt beschouwd moet aan de volgende kwantitatieve criteria voldoen om ervoor te zorgen dat op haar beleenbare activa surpluspercentagecategorie II als vastgelegd in tabel I van de bijlage bij Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35) wordt toegepast:
het gemiddelde van de som van de nominale waarde van het uitstaande bedrag van beleenbare verhandelbare activa bedraagt ten minste EUR 10 miljard over de referentieperiode, en
het gemiddelde van de som van de nominale waarde van het uitstaande bedrag van alle door het agentschap uitgegeven beleenbare verhandelbare activa met een nominale waarde van ten minste 500 miljoen EUR over de referentieperiode resulteert in een aandeel dat 50 % of meer bedraagt van het gemiddelde van de som van de nominale waarde van de uitgegeven verhandelbare activa die over die periode zijn uitgegeven.
Naleving van deze kwantitatieve criteria wordt jaarlijks beoordeeld door in elk gegeven jaar het relevante gemiddelde over de periode van een jaar te berekenen, lopende van 1 augustus van het voorafgaande jaar tot en met 31 juli van het lopende jaar.
BIJLAGE XIII
CONCORDANTIETABEL
Dit richtsnoer |
Richtsnoer ECB/2011/14 |
Besluit ECB/2013/6 |
Besluit ECB/2013/35 |
Besluit ECB/2014/23 |
Artikel 1, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 1 |
|
|
|
Artikel 1, lid 3 |
Inleiding |
|
|
|
Artikel 1, lid 4 |
Afdeling 1.6 |
|
|
|
Artikel 1, lid 5 |
|
|
Artikel 2 |
|
Artikel 2, lid 1 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 2 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 3 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 4 |
Afdeling 5.2.1, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 5 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 6 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 2, lid 7 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 8 |
Afdeling 3.1.1.2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 9 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 10 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 11 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 12 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 13 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 2, lid 14 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 15 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 16 |
Afdeling 6.6 |
|
|
|
Artikel 2, lid 17 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 18 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 19 |
Annex II, punt 20 |
|
|
|
Artikel 2, lid 20 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 21 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 22 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 23 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 24 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 25 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 26 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 27 |
|
|
Artikel 3, lid 2, onder b), ii), d) |
|
Artikel 2, lid 28 |
|
|
Artikel 10 |
|
Artikel 2, lid 29 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 30 |
Afdeling 4.1.3, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 31 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 32 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 33 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 34 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 35 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 36 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 37 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 38 |
Afdeling 5.1.1.3, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 39 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 40 |
Afdeling 3.4.1, 3.4.2, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 41 |
Afdeling 6.6.1 |
|
|
|
Artikel 2, lid 42 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 43 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 44 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 45 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 46 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 47 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 48 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 49 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 50 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 51 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 52 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 53 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 54 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 55 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 56 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 57 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 58 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 59 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 60 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 61 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 62 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 63 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 64 |
Afdeling 5.1.5.4, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 65 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 66 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 67 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 68 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 69 |
Afdeling 6.2.1.3 |
|
|
|
Artikel 2, lid 70 |
Afdeling 6.2.2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 71 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 72 |
Afdeling 3.2.1, 3.2.2, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 73 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 74 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 75 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 76 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 77 |
Afdeling 3.1.1.2, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 78 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 79 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 80 |
Afdeling 3.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 2, lid 81 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 82 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 83 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 84 |
Afdeling 5.1.5.4, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 85 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 86 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 87 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 88 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 89 |
Afdeling 3.4.3 |
|
|
|
Artikel 2, lid 90 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 91 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 92 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 93 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 94 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 95 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 96 |
|
|
|
|
Artikel 2, lid 97 |
Kader 7, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 98 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 99 |
Afdeling 5.1.1.3, appendix 2 |
|
|
|
Artikel 2, lid 100 |
|
|
|
|
Artikel 3, lid 1 |
Afdeling 1.3 |
|
|
|
Artikel 3, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 4 |
|
|
|
|
Artikel 5, lid 1 |
Preambule van hoofdstuk 3 |
|
|
|
Artikel 5, lid 2 |
Preambule van hoofdstuk 3 |
|
|
|
Artikel 5, lid 3 |
Preambule van hoofdstuk 3, afdeling 1.3.3 |
|
|
|
Artikel 5, lid 4 |
Preambule van hoofdstuk 3, afdeling 1.3.3, afdeling 3.1.5 |
|
|
|
Artikel 5, lid 5 |
Afdeling 1.3.1 |
|
|
|
Artikel 6, lid 1 |
Afdeling 3.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 6, lid 2 |
Afdeling 3.1.2 |
|
|
|
Artikel 6, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 6, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 6, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 6, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 7, lid 1 |
Afdeling 3.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 7, lid 2 |
Afdeling 3.1.3 |
|
|
|
Artikel 7, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 7, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 7, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 7, lid 6 |
Afdeling 3.1.3 |
|
|
|
Artikel 8, lid 1 |
Afdeling 3.1.4 |
|
|
|
Artikel 8, lid 2 |
Afdeling 3.1.4 |
|
|
|
Artikel 8, lid 3 |
Afdeling 5.1.2.3, 5.2.5 |
|
|
|
Artikel 8, lid 4 |
Afdeling 3.1.4 |
|
|
|
Artikel 9, lid 1 |
Afdeling 3.1.5 |
|
|
|
Artikel 9, lid 2 |
Afdeling 3.1.5 |
|
|
|
Artikel 9, lid 3 |
Afdeling 3.1.4 |
|
|
|
Artikel 10, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 10, lid 2 |
Bijlage II |
|
|
|
Artikel 10, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 10, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 10, lid 5 |
Afdeling 6.1 |
|
|
|
Artikel 11, lid 1 |
Afdeling 3.4.1 |
|
|
|
Artikel 11, lid 2 |
Bijlage II |
|
|
|
Artikel 11, lid 3 |
Afdeling 3.4.3 |
|
|
|
Artikel 11, lid 4 |
Afdeling 3.4.3 |
|
|
|
Artikel 11, lid 5 |
Afdeling 3.4.4 |
|
|
|
Artikel 11, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 12, lid 1 |
Afdeling 3.5.1 |
|
|
|
Artikel 12, lid 2 |
Afdeling 3.5.2 |
|
|
|
Artikel 12, lid 3 |
|
|
|
Artikel 1 |
Artikel 12, lid 4 |
Afdeling 3.5.3 |
|
|
|
Artikel 12, lid 5 |
Afdeling 3.1.3 |
|
|
|
Artikel 12, lid 6 |
Afdeling 3.5 |
|
|
|
Artikel 12, lid 7 |
|
|
|
|
Artikel 13, lid 1 |
Afdeling 3.3.2 |
|
|
|
Artikel 13, lid 2 |
Afdeling 3.3.2 |
|
|
|
Artikel 13, lid 3 |
Afdeling 3.3.2 |
|
|
|
Artikel 13, lid 4 |
Afdeling 3.3.3 |
|
|
|
Artikel 13, lid 5 |
Afdeling 3.3.4 |
|
|
|
Artikel 13, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 14, lid 1 |
Afdeling 3.2.2 |
|
|
|
Artikel 14, lid 2 |
Afdeling 3.2.3 |
|
|
|
Artikel 14, lid 3 |
Afdeling 3.2.4 |
|
|
|
Artikel 14, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 15, lid 1 |
Afdeling 3.2, afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 15, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 15, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 16, lid 1 |
Afdeling 2.3 |
|
|
|
Artikel 16, lid 2 |
Afdeling 2.3 |
|
|
|
Artikel 17, lid 1 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 17, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 17, lid 3 |
Afdeling 4.1.1, afdeling 4.2.1 |
|
|
|
Artikel 17, lid 4 |
Afdeling 4.1.5, afdeling 4.2.5 |
|
|
|
Artikel 17, lid 5 |
Afdeling 4.1.5 |
|
|
|
Artikel 17, lid 6 |
Afdeling 4.1.4 |
|
|
|
Artikel 17, lid 7 |
|
|
|
|
Artikel 18, lid 1 |
Afdeling 4.1.1, afdeling 4.1.2 |
|
|
|
Artikel 18, lid 2 |
Afdeling 4.1.2 |
|
|
|
Artikel 18, lid 3 |
Afdeling 4.1.3 |
|
|
|
Artikel 18, lid 4 |
Afdeling 4.1.3 |
|
|
|
Artikel 19, lid 1 |
Afdeling 4.1.3 |
|
|
|
Artikel 19, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 19, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 19, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 19, lid 5 |
Afdeling 4.1.3 |
|
|
|
Artikel 19, lid 6 |
Afdeling 4.1.3 |
|
|
|
Artikel 20, lid 1 |
Afdeling 4.1.4 |
|
|
|
Artikel 20, lid 2 |
Afdeling 4.1.4 |
|
|
|
Artikel 20, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 21, lid 1 |
Afdeling 4.2.1 |
|
|
|
Artikel 21, lid 2 |
|
|
|
Artikel 1 |
Artikel 21, lid 3 |
Afdeling 4.2.2 |
|
|
|
Artikel 21, lid 4 |
Afdeling 4.2.3 |
|
|
|
Artikel 22, lid 1 |
Afdeling 4.2.3 |
|
|
|
Artikel 22, lid 2 |
Afdeling 4.2.3 |
|
|
|
Artikel 22, lid 3 |
Afdeling 4.2.3 |
|
|
|
Artikel 23, lid 1 |
Afdeling 4.2.4 |
|
|
|
Artikel 23, lid 2 |
Afdeling 4.2.4 |
|
|
|
Artikel 23, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 24 |
|
|
|
|
Artikel 25, lid 1 |
Afdeling 5.1.1, afdeling 5.1.1.3 |
|
|
|
Artikel 25, lid 2 |
Afdeling 5.1.1, afdeling 5.1.2.3 |
|
|
|
Artikel 25, lid 3 |
Afdeling 5.1.1.3 |
|
|
|
Artikel 26, lid 1 |
Afdeling 5.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 26, lid 2 |
Afdeling 5.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 26, lid 3 |
Afdeling 5.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 26, lid 4 |
Afdeling 5.1.1.1 |
|
|
|
Artikel 27, lid 1 |
Afdeling 5.1.1.2 |
|
|
|
Artikel 27, lid 2 |
Afdeling 5.1.1.2 |
|
|
|
Artikel 27, lid 3 |
Afdeling 5.1.1.2 |
|
|
|
Artikel 27, lid 4 |
Afdeling 5.1.1.2 |
|
|
|
Artikel 28, lid 1 |
Afdeling 5.1.2 |
|
|
|
Artikel 28, lid 2 |
Afdeling 5.1.2 |
|
|
|
Artikel 28, lid 3 |
Afdeling 5.1.2, afdeling 5.1.2.3 |
|
|
|
Artikel 29, lid 1 |
Afdeling 5.1.2.2, afdeling 5.1.2.3 |
|
|
|
Artikel 29, lid 2 |
Afdeling 5.1.2.2, afdeling 5.1.2.3 |
|
|
|
Artikel 30, lid 1 |
Afdeling 5.1.3 |
|
|
|
Artikel 30, lid 2 |
Afdeling 5.1.3 |
|
|
|
Artikel 30, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 30, lid 4 |
Afdeling 5.1.3 |
|
|
|
Artikel 30, lid 5 |
Afdeling 5.1.3 |
|
|
|
Artikel 31, lid 1 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 31, lid 2 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 32, lid 1 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 32, lid 2 |
Afdeling 5.1.1.3 |
|
|
|
Artikel 32, lid 3 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 32, lid 4 |
Afdeling 5.1.1.3 |
|
|
|
Artikel 32, lid 5 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 32, lid 6 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 33, lid 1 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 33, lid 2 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 33, lid 3 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 33, lid 4 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 34, lid 1 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 34, lid 2 |
Appendix 2 |
|
|
|
Artikel 35, lid 1 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 35, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 35, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 36, lid 1 |
Afdeling 5.1.4 |
|
|
|
Artikel 36, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 36, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 37, lid 1 |
Afdeling 5.1.5.1 |
|
|
|
Artikel 37, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 38, lid 1 |
Afdeling 5.1.5.2 |
|
|
|
Artikel 38, lid 2 |
Afdeling 5.1.5.2 |
|
|
|
Artikel 39, lid 1 |
Afdeling 5.1.5.2 |
|
|
|
Artikel 39, lid 2 |
Afdeling 5.1.5.2 |
|
|
|
Artikel 40, lid 1 |
Afdeling 5.1.5.3 |
|
|
|
Artikel 40, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 41, lid 1 |
Afdeling 5.1.5.3 |
|
|
|
Artikel 41, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 42 |
Afdeling 5.1.5.4 |
|
|
|
Artikel 43, lid 1 |
Afdeling 5.1.6 |
|
|
|
Artikel 43, lid 2 |
Afdeling 5.1.6 |
|
|
|
Artikel 43, lid 3 |
Afdeling 5.1.6 |
|
|
|
Artikel 43, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 44, lid 1 |
Afdeling 5.2.1 |
|
|
|
Artikel 44, lid 2 |
Afdeling 5.2.1 |
|
|
|
Artikel 45, lid 1 |
Afdeling 5.2.2 |
|
|
|
Artikel 45, lid 2 |
Afdeling 5.2.2 |
|
|
|
Artikel 45, lid 3 |
Afdeling 5.2.2 |
|
|
|
Artikel 46, lid 1 |
Afdeling 5.2.3 |
|
|
|
Artikel 46, lid 2 |
Afdeling 5.2.3 |
|
|
|
Artikel 46, lid 3 |
Afdeling 5.2.3 |
|
|
|
Artikel 47, lid 1 |
Afdeling 5.2.4 |
|
|
|
Artikel 47, lid 2 |
Afdeling 5.2.4 |
|
|
|
Artikel 48, lid 1 |
Afdeling 5.2.5 |
|
|
|
Artikel 48, lid 2 |
Afdeling 5.2.5 |
|
|
|
Artikel 49, lid 1 |
Afdeling 5.3.1 |
|
|
|
Artikel 49, lid 2 |
Afdeling 5.3.1 |
|
|
|
Artikel 50, lid 1 |
Afdeling 5.3.2 |
|
|
|
Artikel 50, lid 2 |
Afdeling 5.3.1 |
|
|
|
Artikel 51, lid 1 |
Afdeling 5.3.2 |
|
|
|
Artikel 51, lid 2 |
Afdeling 5.3.1 |
|
|
|
Artikel 51, lid 3 |
Afdeling 5.3.2 |
|
|
|
Artikel 52, lid 1 |
Afdeling 5.3.2 |
|
|
|
Artikel 52, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 53, lid 1 |
Afdeling 5.3.1 |
|
|
|
Artikel 53, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 54, lid 1 |
Afdeling 7.4.2 |
|
|
|
Artikel 54, lid 2 |
|
|
|
Artikel 2 |
Artikel 55 |
Afdeling 2.1 |
|
|
|
Artikel 56, lid 1 |
Afdeling 2.1 |
|
|
|
Artikel 56, lid 2 |
Afdeling 2.1 |
|
|
|
Artikel 56, lid 3 |
Afdeling 2.1 |
|
|
|
Artikel 56, lid 4 |
Afdeling 2.1 |
|
|
|
Artikel 57, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 57, lid 2 |
Afdeling 2.2 |
|
|
|
Artikel 57, lid 3 |
Afdeling 2.2, appendix 3 |
|
|
|
Artikel 57, lid 4 |
Afdeling 2.2, afdeling 5.2.2 |
|
|
|
Artikel 57, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 58, lid 1 |
Afdeling 1.5 |
|
|
|
Artikel 58, lid 2 |
Afdeling 1.5, afdeling 6.1 |
|
|
|
Artikel 58, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 58, lid 4 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 58, lid 5 |
Afdeling 6.1 |
|
|
|
Artikel 58, lid 6 |
Afdeling 6.2 |
|
|
|
Artikel 59, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.2 |
|
|
|
Artikel 59, lid 2 |
Afdeling 6.1, afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 59, lid 3 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 59, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 59, lid 5 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 59, lid 6 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 59, lid 7 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 60 |
|
|
|
|
Artikel 61, lid 1 |
Afdeling 6.2 |
|
|
|
Artikel 61, lid 2 |
Afdeling 6.3.2, bijlage bij ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 62, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
Artikel 3, lid 2 |
|
Artikel 62, lid 2 |
|
|
Artikel 3, lid 2 |
|
Artikel 62, lid 3 |
|
|
Artikel 3, lid 2 |
|
Artikel 63, lid 1 |
|
|
Artikel 3, lid 2 |
|
Artikel 63, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 63, lid 3 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
Artikel 3, lid 3 |
|
Artikel 63, lid 4 |
|
|
Artikel 3, lid 4 |
|
Artikel 63, lid 5 |
|
|
Artikel 3, lid 5 |
|
Artikel 64 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 65 |
Afdeling 6.2.1.8 |
|
|
|
Artikel 66, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.3, ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 66, lid 2 |
Afdeling 6.2.1.3 |
|
|
|
Artikel 66, lid 3 |
Afdeling 6.2.1.3 |
|
|
|
Artikel 67, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.4, ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 67, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 68, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.5, bijlage bij ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 68, lid 2 |
Afdeling 6.2.1.5 |
|
|
|
Artikel 68, lid 3 |
Afdeling 6.2.1.5, ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 69, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.6 |
|
|
|
Artikel 69, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 70, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.7 |
|
|
|
Artikel 70, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 70, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 70, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 70, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 70, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 71 |
|
|
|
|
Artikel 72 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 73, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1, ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 73, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 73, lid 3 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 73, lid 4 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 73, lid 5 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 73, lid 6 |
|
|
Artikel 4 |
|
Artikel 73, lid 7 |
|
|
|
|
Artikel 74, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 74, lid 2 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 74, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 74, lid 4 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 75, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 75, lid 2 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 76, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 76, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 77, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 77, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 78, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 78, lid 2 |
|
|
Artikel 11 |
|
Artikel 79 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 80, lid 1 |
Afdeling 6.2.1.1 |
|
|
|
Artikel 80, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 80, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 80, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 80, lid 5 |
|
|
Artikel 5, lid 2 |
|
Artikel 81, lid 1 |
Afdeling 6.2.1 |
|
|
|
Artikel 81, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 82, lid 1 |
Afdeling 6.3.1 |
|
Artikel 6, lid 2 |
|
Artikel 82, lid 2 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 83 |
|
|
Artikel 1 |
|
Artikel 84 |
|
|
Artikel 1 |
|
Artikel 85 |
|
|
|
|
Artikel 86 |
|
|
|
|
Artikel 87, lid 1 |
Afdeling 6.3.2 |
|
|
|
Artikel 87, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 87, lid 3 |
Afdeling 6.3.2 |
|
|
|
Artikel 88, lid 1 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 88, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 89, lid 1 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 89, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 89, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 89, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 89, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 90 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 91 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 92 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 93 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 94 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 95, lid 1 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 95, lid 2 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 96, lid 1 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 96, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 96, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 97 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 98 |
Afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 99, lid 1 |
Afdeling 6.2.3.1 |
|
|
|
Artikel 99, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 100 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 101, lid 1 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 101, lid 2 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 102 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 103, lid 1 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 103, lid 2 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 103, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 104, lid 1 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 104, lid 2 |
Appendix 7 |
|
|
|
Artikel 104, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 104, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 105 |
|
|
|
|
Artikel 106 |
Afdeling 6.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 1 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 2 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 3 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 4 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 5 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 6 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 107, lid 7 |
Afdeling 6.2.2.2 |
|
|
|
Artikel 108 |
Afdeling 6.3.1, afdeling 6.2.2.1, afdeling.3.3.2 |
|
|
|
Artikel 109, lid 1 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 109, lid 2 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 109, lid 3 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 110, lid 1 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 110, lid 2 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 110, lid 3 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 110, lid 4 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 110, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 110, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 110, lid 7 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 111, lid 1 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 111, lid 2 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 112 |
Afdeling 6.3.3.2 |
|
|
|
Artikel 113, lid 1 |
Afdeling 6.3.2 |
|
|
|
Artikel 113, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 113, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 114, lid 1 |
Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 114, lid 2 |
Afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 114, lid 3 |
Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 114, lid 4 |
Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 114, lid 5 |
Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 115 |
Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1 |
|
|
|
Artikel 116 |
Afdeling 6.2.1.2, afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 117 |
Afdeling 6.2.1.6, afdeling 6.2.2.1 |
|
|
|
Artikel 118, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 119, lid 1 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 119, lid 2 |
Afdeling 6.3.4.1, afdeling 6.3.4 |
|
|
|
Artikel 119, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 119, lid 4 |
Afdeling 6.3.4 |
|
|
|
Artikel 119, lid 5 |
Afdeling 6.3.5 |
|
|
|
Artikel 120, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 120, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 120, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 121, lid 1 |
Afdeling 6.3.4.2 |
|
|
|
Artikel 121, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 121, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 121, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 122, lid 1 |
Afdeling 6.3.4.3 |
|
|
|
Artikel 122, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 122, lid 3 |
Afdeling 6.3.4.3 |
|
|
|
Artikel 122, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 122, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 123, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 123, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 123, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 123, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 124, lid 1 |
Afdeling 6.3.4.4 |
|
|
|
Artikel 124, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 124, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 124, lid 4 |
Afdeling 6.3.4.4 |
|
|
|
Artikel 124, lid 5 |
Afdeling 6.3.4.4 |
|
|
|
Artikel 125 |
|
|
|
|
Artikel 126, lid 1 |
Afdeling 6.3.5 |
|
|
|
Artikel 126, lid 2 |
Afdeling 6.3.5 |
|
|
|
Artikel 126, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 126, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 126, lid 5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikel 127, lid 1 |
Afdeling 6.4.1 |
|
|
|
Artikel 127, lid 2 |
Afdeling 6.4.1 |
|
|
|
Artikel 127, lid 3 |
Afdeling 6.4.1 |
|
|
|
Artikel 128, lid 1 |
Afdeling 6.4.1 |
|
|
|
Artikel 128, lid 2 |
Afdeling 6.4.1 |
|
|
|
Artikel 129, lid 1 |
Afdeling 6.4.2 |
|
Artikel 8, lid 1 |
|
Artikel 129, lid 2 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 130, lid 1 |
Afdeling 6.4.2 |
|
Artikel 8, lid 2 |
|
Artikel 130, lid 2 |
|
|
Artikel 8, lid 3 |
|
Artikel 130, lid 3 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 130, lid 4 |
|
|
Artikel 8, lid 4 |
|
Artikel 130, lid 5 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 130, lid 6 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 130, lid 7 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 130, lid 8 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 131, lid 1 |
Afdeling 6.4.3.1 |
|
Artikel 8, lid 5 |
|
Artikel 131, lid 2 |
Afdeling 6.4.3.1 |
|
|
|
Artikel 131, lid 3 |
Afdeling 6.4.3.1 |
|
|
|
Artikel 132 |
|
|
Artikel 8, lid 6 |
|
Artikel 133 |
Afdeling 6.4.3.3 |
|
|
|
Artikel 134 |
Afdeling 6.5, afdeling 6.5.1 |
|
|
|
Artikel 135 |
Afdeling 6.5.2 |
|
|
|
Artikel 136, lid 1 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 136, lid 2 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 136, lid 3 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 136, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 137, lid 1 |
Afdeling 6.7 |
|
|
|
Artikel 137, lid 2 |
Afdeling 6.7 |
|
|
|
Artikel 137, lid 3 |
Afdeling 6.7 |
|
|
|
Artikel 138, lid 1 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 138, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 138, lid 3 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 139, lid 1 |
|
Artikel 1, lid 1 |
|
|
Artikel 139, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 140 |
Afdeling 6.3.2.3 |
|
|
|
Artikel 141, lid 1 |
Afdeling 6.4.2 |
|
|
|
Artikel 141, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 141, lid 3 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 142, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 142, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 142, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 142, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 143, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 143, lid 2 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 143, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 144 |
Afdeling 6.2.3 |
|
|
|
Artikel 145, lid 1 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 145, lid 2 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 145, lid 3 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 145, lid 4 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 146 |
|
|
|
|
Artikel 147 |
Afdeling 6.2.3.2 |
|
|
|
Artikel 148, lid 1 |
Afdeling 6.6 |
|
|
|
Artikel 148, lid 2 |
Afdeling 6.6 |
|
|
|
Artikel 148, lid 3 |
Afdeling 6.6.1 |
|
|
|
Artikel 148, lid 4 |
|
|
|
|
Artikel 148, lid 5 |
|
|
|
|
Artikel 148, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 149, lid 1 |
Afdeling 6.6 |
|
|
|
Artikel 149, lid 2 |
Afdeling 6.6, afdeling 6.6.2 |
|
|
|
Artikel 150, lid 1 |
Afdeling 6.6.2 |
|
|
|
Artikel 150, lid 2 |
Afdeling 6.2.1.4, afdeling 6.6.2, ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 150, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 150, lid 4 |
Afdeling 6.6.2 |
|
|
|
Artikel 150, lid 5 |
Afdeling 6.6.2 |
|
|
|
Artikel 150, lid 6 |
|
|
|
|
Artikel 151, lid 1 |
ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 151, lid 2 |
ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 151, lid 3 |
ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 151, lid 4 |
ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 152, lid 1 |
Bijlage bij ECB/2014/10 |
|
|
|
Artikel 152, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 152, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 153, lid 1 |
Afdeling 2.3 |
|
|
|
Artikel 153, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 154, lid 1 |
Afdeling 2.3 |
|
|
|
Artikel 154, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 155 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 156, lid 1 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 156, lid 2 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 156, lid 3 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 156, lid 4 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 156, lid 5 |
Appendix 6, afdeling 2.3 |
|
|
|
Artikel 156, lid 6 |
Appendix 6 |
|
|
|
Artikel 157 |
Afdeling 2.3 |
|
|
|
Artikel 158, lid 1 |
Afdeling 2.4.1, afdeling 6.3.1 |
|
Artikel 9, lid 2 |
|
Artikel 158, lid 2 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 158, lid 3 |
Afdeling 2.4.2 |
|
|
|
Artikel 158, lid 4 |
Afdeling 2.4.3 |
|
|
|
Artikel 159, lid 1 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 159, lid 2 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 159, lid 3 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 159, lid 4 |
Afdeling 6.3.1 |
|
|
|
Artikel 160 |
|
|
|
|
Artikel 161, lid 1 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 161, lid 2 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 162 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 163 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 164 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 165, lid 1 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 165, lid 2 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 166, lid 1 |
|
|
Artikel 9, lid 2 |
|
Artikel 166, lid 2 |
|
|
Artikel 9, lid 3 |
|
Artikel 166, lid 3 |
|
|
Artikel 9, lid 4 |
|
Artikel 166, lid 4 |
|
|
Artikel 9, lid 5 |
|
Artikel 166, lid 5 |
|
|
Artikel 9, lid 6 |
|
Artikel 167 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 168, lid 1 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 168, lid 2 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 169, lid 1 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 169, lid 2 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 170 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 171 |
Bijlage II, afdeling I |
|
|
|
Artikel 172 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 173 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 174, lid 1 |
Afdeling 3.1.1.3 |
|
|
|
Artikel 174, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 174, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 175 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 176, lid 1 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 176, lid 2 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 176, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 177, lid 1 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 177, lid 2 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 177, lid 3 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 178 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 179 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 180 |
Afdeling 3.1.1.2 |
|
|
|
Artikel 181, lid 1 |
Afdeling 4.1.2 |
|
|
|
Artikel 181, lid 2 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 181, lid 3 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 182 |
Bijlage II, afdeling II |
|
|
|
Artikel 183 |
Bijlage II, afdeling III |
|
|
|
Artikel 184 |
Bijlage II, afdeling III |
|
|
|
Artikel 185 |
Bijlage II, afdeling III |
|
|
|
Artikel 186, lid 1 |
Bijlage II, afdeling III |
|
|
|
Artikel 186, lid 2 |
Bijlage II, afdeling III |
|
|
|
Artikel 187 |
Afdeling 3.4.2 |
|
|
|
Artikel 188 |
|
|
|
|
Artikel 189 |
Afdeling 1.4 |
|
|
|
Artikel 190, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 190, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 191, lid 1 |
|
|
|
|
Artikel 191, lid 2 |
|
|
|
|
Artikel 191, lid 3 |
|
|
|
|
Artikel 192 |
|
|
|
|
Bijlage I Inleiding |
Afdeling 7.1 |
|
|
|
Bijlage I 1 |
Afdeling 7.1 |
|
|
|
Bijlage I 2 |
Afdeling 7.1 |
|
|
|
Bijlage I 3 |
Afdeling 1.3.3, afdeling 7.2 |
|
|
|
Bijlage I 4 |
|
|
|
|
Bijlage I 5 |
|
|
|
|
Bijlage I 6 |
Afdeling 7.2 |
|
|
|
Bijlage I 7 |
|
|
|
|
Bijlage I 8 |
Afdeling 1.3.3, afdeling 7.3.1 |
|
|
|
Bijlage I 9 |
Afdeling 7.3.1 |
|
|
|
Bijlage I 10 |
|
|
|
|
Bijlage I 11 |
|
|
|
|
Bijlage I 12 |
Afdeling 1.3.3, afdeling 7.4.3 |
|
|
|
Bijlage I 13 |
Appendix 7.6 |
|
|
|
Bijlage II |
Afdeling 5.1.3 |
|
|
|
Bijlage III |
Afdeling 5.1.5.1 |
|
|
|
Bijlage IV |
Afdeling 5.1.6 |
|
|
|
Bijlage V |
Bijlage I, appendix 3 |
|
|
|
Bijlage VI I.1 |
Afdeling 6.6.1 |
|
|
|
Bijlage VI I.2 |
|
|
|
|
Bijlage VI I.3 |
|
|
|
|
Bijlage VI I.4 |
Afdeling 6.6.1 |
|
|
|
Bijlage VI I.5 |
Afdeling 6.6.1 |
|
|
|
Bijlage VI II.1 |
Afdeling 6.6.2 |
|
|
|
Bijlage VI II.2 |
Afdeling 6.6.2 |
|
|
|
Bijlage VI III |
ECB/2014/10 |
|
|
|
Bijlage VI IV |
ECB/2014/10 |
|
|
|
Bijlage VII I.1 |
Afdeling 2.3, appendix 6, afdeling 1 |
|
|
|
Bijlage VII I.2 |
Appendix 6, afdeling 1 |
|
|
|
Bijlage VII I.3 |
Appendix 6, afdeling 1 |
|
|
|
Bijlage VII I.4 |
|
|
|
|
Bijlage VII I.5 |
|
|
|
|
Bijlage VII I.6 |
|
|
|
|
Bijlage VII I.7 |
Appendix 6, afdeling 1 |
|
|
|
Bijlage VII I.8 |
Appendix 6, afdeling 1 |
|
|
|
Bijlage VII II |
Appendix 6, afdeling 2.1 |
|
|
|
Bijlage VIII I.1 |
Bijlage I, appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII I.2 |
Bijlage I, appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII I.3 |
Bijlage I, appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII I.4 |
|
|
|
|
Bijlage VIII II.1 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII II.2 |
|
|
|
|
Bijlage VIII II.3 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII II.4 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII III.1 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII III.2 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII III.3 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage VIII III.4 |
Appendix 8 |
|
|
|
Bijlage IX |
Afdeling 6.3.5 |
|
|
|
Bijlage X |
|
|
Bijlage I, bijlage II |
|
Bijlage XI |
|
|
|
|
Bijlage XII |
|
|
|
|
Bijlage XIII |
|
|
|
|
Bijlage XIV |
|
|
|
|
BIJLAGE XIV
INGETROKKEN RICHTSNOER MET LIJST VAN OPEENVOLGENDE WIJZIGINGEN
Richtsnoer ECB/2011/14 (PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1)
Richtsnoer ECB/2012/25 (PB L 359 van 29.12.2012, blz. 74)
Richtsnoer ECB/2014/10 (PB L 166 van 5.6.2014, blz. 33)
Besluit ECB/2013/6 (PB L 95 van 5.4.2013, blz. 22)
Besluit ECB/2013/35 (PB L 301 van 12.11.2013, blz. 6)
Besluit ECB/2014/23 (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 115)
( 1 ) Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
( 3 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
( 4 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
( 5 ) Verordening 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).
( 6 ) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
( 7 ) Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).
( 8 ) Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (ESR 2010) (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).
( 9 ) Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).
( 10 ) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13.
( 11 ) Vervat in de „Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling” die de Algemene Vergadering van de VN op 25 september 2015 heeft aangenomen.
( 12 ) Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).
( 13 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).
( 14 ) Besluit (EU) 2019/1743 van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2019 betreffende de rentevergoeding op aangehouden extra reserves en bepaalde deposito’s (ECB/2019/31) (PB L 267 van 21.10.2019, blz. 12)
( 15 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
( 16 ) Verordening (EU) 2016/867 van de Europese Centrale Bank van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13) (PB L 144 van 1.6.2016, blz. 44).
( 17 ) Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35) (PB L 14 van 21.1.2016, blz. 30).
( 18 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
( 19 ) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
( 20 ) Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
( 21 ) Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).
( 22 ) Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).
( 23 ) CET houdt ook rekening met de omschakeling naar Midden Europese Zomertijd.