2013D0747 — NL — 28.11.2014 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2013

waarbij aan het Verenigd Koninkrijk toestemming wordt gegeven om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te gebruiken

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8685)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2013/747/EU, Euratom)

(PB L 333, 12.12.2013, p.79)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE van 26 november 2014

  L 343

31

28.11.2014




▼B

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2013

waarbij aan het Verenigd Koninkrijk toestemming wordt gegeven om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te gebruiken

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8685)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2013/747/EU, Euratom)



DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gezien Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde ( 1 ), en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 371 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde ( 2 ) mogen de lidstaten die op 1 januari 1978 vrijstelling verleenden voor de in de lijst van bijlage X, deel B, genoemde handelingen, deze onder de in iedere betrokken lidstaat op die datum bestaande voorwaarden, blijven vrijstellen; die handelingen moeten in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de btw-middelengrondslag.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie verzocht om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te mogen gebruiken, aangezien het onmogelijk is de btw-grondslag van de eigen middelen voor handelingen zoals omschreven in punt 9 van bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2006/112/EG precies te berekenen. Een dergelijke berekening zou wellicht een inspanning van de administratie vergen die buiten verhouding staat tot de impact van de betrokken handelingen op de totale btw-middelengrondslag van het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk kan deze categorie handelingen becijferen aan de hand van ramingen. Het Verenigd Koninkrijk moet derhalve worden gemachtigd om de btw-grondslag van de eigen middelen te berekenen aan de hand van ramingen, overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede streepje, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89.

(3)

Uit overwegingen van doorzichtigheid en rechtszekerheid is het aangewezen de geldigheidsduur van de machtiging in de tijd te beperken.

(4)

De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité eigen middelen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:



▼M1

Artikel 1

Het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd de grondslag van de btw-middelen van 1 januari tot en met 31 december 2013 te berekenen aan de hand van ramingen voor de volgende categorieën handelingen zoals omschreven in deel B, van bijlage X, bij Richtlijn 2006/112/EG:

de levering van een bouwterrein (punt 9).

▼M1

Artikel 1 bis

Het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd voor de berekening van de grondslag van de btw-middelen van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 0,01 % van de intermediaire grondslag te gebruiken met betrekking tot de in punt 7 van deel B, van bijlage X (ziekenhuizen), bij Richtlijn 2006/112/EG vermelde handelingen.

Artikel 1 ter

Het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd voor de berekening van de grondslag van de btw-middelen van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 0,004 % van de intermediaire grondslag te gebruiken met betrekking tot de in punt 9 van deel B, van bijlage X (gebouwen en bouwterreinen), bij Richtlijn 2006/112/EG vermelde handelingen.

▼M1 —————

▼B

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.



( 1 ) PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9.

( 2 ) PB L 347, 11.12.2006, blz. 1.