02011L0016 — NL — 01.07.2020 — 004.005


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2011/16/EU VAN DE RAAD

van 15 februari 2011

betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG

(PB L 064 van 11.3.2011, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2014/107/EU VAN DE RAAD van 9 december 2014

  L 359

1

16.12.2014

►M2

RICHTLIJN (EU) 2015/2376 VAN DE RAAD van 8 december 2015

  L 332

1

18.12.2015

►M3

RICHTLIJN (EU) 2016/881 VAN DE RAAD van 25 mei 2016

  L 146

8

3.6.2016

►M4

RICHTLIJN (EU) 2016/2258 VAN DE RAAD van 6 december 2016

  L 342

1

16.12.2016

►M5

RICHTLIJN (EU) 2018/822 VAN DE RAAD van 25 mei 2018

  L 139

1

5.6.2018

►M6

RICHTLIJN (EU) 2020/876 VAN DE RAAD van 24 juni 2020

  L 204

46

26.6.2020


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 162, 14.6.2013, blz.  15 (2011/16/EU)

 C2

Rectificatie, PB L 243, 10.9.2016, blz.  17 (2015/2376)

►C3

Rectificatie, PB L 031, 1.2.2019, blz.  108 (2018/822)




▼B

RICHTLIJN 2011/16/EU VAN DE RAAD

van 15 februari 2011

betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.  Deze richtlijn legt de voorschriften en procedures vast voor de onderlinge samenwerking van de lidstaten met het oog op de uitwisseling van inlichtingen die naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.

2.  Deze richtlijn legt tevens de bepalingen vast voor de elektronische uitwisseling van de in lid 1 bedoelde inlichtingen, alsook de voorschriften en procedures voor de samenwerking van de lidstaten en de Commissie op het gebied van coördinatie en evaluatie.

3.  Deze richtlijn laat de toepassing in de lidstaten van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet. Zij laat eveneens onverlet de verplichtingen van de lidstaten inzake ruimere administratieve samenwerking, welke voortvloeien uit andere rechtsinstrumenten, waaronder bilaterale en multilaterale overeenkomsten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze richtlijn is van toepassing op elke vorm van belastingen die door of namens een lidstaat of de territoriale of bestuurlijke onderdelen van een lidstaat, met inbegrip van de lokale overheden, worden geheven.

2.  Onverminderd lid 1 is deze richtlijn niet van toepassing op de belasting over de toegevoegde waarde en op de douanerechten, noch op de accijnzen, die vallen onder andere uniale wetgeving inzake administratieve samenwerking tussen de lidstaten. Deze richtlijn is evenmin van toepassing op de verplichte socialezekerheidsbijdragen, te betalen aan een lidstaat of een onderdeel van een lidstaat dan wel aan een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling.

3.  In geen geval worden de in lid 1 bedoelde belastingen uitgelegd als omvattende:

a) 

leges, bijvoorbeeld voor certificaten en andere door autoriteiten uitgereikte stukken;

b) 

contractueel verschuldigde bedragen, zoals retributies voor openbare nutsvoorzieningen.

4.  Deze richtlijn is van toepassing op de in lid 1 bedoelde belastingen die worden geheven op het grondgebied waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.

Artikel 3

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. 

„bevoegde autoriteit” van een lidstaat, de door die lidstaat als zodanig aangewezen autoriteit. In het kader van deze richtlijn worden het centrale verbindingsbureau, de verbindingsdiensten en de bevoegde ambtenaren beschouwd als bevoegde autoriteiten bij delegatie overeenkomstig artikel 4;

2. 

„centraal verbindingsbureau”, het bureau dat als zodanig is aangewezen en is belast met de primaire zorg voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;

3. 

„verbindingsdienst”, elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat als zodanig is aangewezen om op grond van deze richtlijn rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

4. 

„bevoegde ambtenaar”, elke ambtenaar die op grond van deze richtlijn gemachtigd is rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

5. 

„verzoekende autoriteit”, het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst, of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;

6. 

„aangezochte autoriteit”, het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;

7. 

„administratief onderzoek”, alle door de lidstaten bij het vervullen van hun taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de juiste toepassing van de belastingwetgeving;

8. 

„uitwisseling van inlichtingen op verzoek”, de uitwisseling van inlichtingen in antwoord op een verzoek van de verzoekende lidstaat aan de aangezochte lidstaat met betrekking tot een specifiek geval;

▼M3

9. 

„automatische uitwisseling”

▼M5

a) 

voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 8 bis, 8 bis bis en 8 bis ter, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent „beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;

▼M3

b) 

voor de toepassing van artikel 8, lid 3 bis, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen over ingezetenen van andere lidstaten aan de betrokken lidstaat van verblijf, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen;

▼M5

c) 

voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, lid 1, artikel 8, lid 3 bis, en de artikelen 8 bis, 8 bis bis en 8 bis ter, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b) van dit punt.

▼M3

►M5  In het kader van artikel 8, lid 3 bis, artikel 8, lid 7 bis, artikel 21, lid 2, artikel 25, leden 2 en 3, en bijlage IV, hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I. ◄ In het kader van artikel 8 bis bis en bijlage III hebben termen met een hoofdletter de betekenis die ze hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage III;

▼B

10. 

„spontane uitwisseling”, het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;

11. 

„persoon”,

a) 

een natuurlijk persoon;

b) 

een rechtspersoon;

c) 

indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van rechtspersoon bezit, of

d) 

een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert welke aan belastingen in de zin van deze richtlijn zijn onderworpen;

12. 

„langs elektronische weg”, door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking — met inbegrip van digitale compressie — en gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;

13. 

„CCN-netwerk”, het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (common communication network — CCN) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie heeft ontwikkeld voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen;

▼M2

14. 

„voorafgaande grensoverschrijdende ruling”, een akkoord, een mededeling dan wel enig ander instrument of enige andere handeling met soortgelijk effect, ook indien afgegeven, gewijzigd of hernieuwd, in het kader van een belastingcontrole, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het of zij is afgegeven, gewijzigd of hernieuwd door of namens de regering of de belastingautoriteit van een lidstaat, of een territoriaal of staatkundig onderdeel van die lidstaat, met inbegrip van de lokale overheden, ongeacht of er effectief gebruik van wordt gemaakt;

b) 

het of zij is afgegeven, gewijzigd of hernieuwd, ten aanzien van een welbepaalde persoon of groep van personen, en deze persoon of groep personen kan zich erop beroepen;

c) 

het of zij de interpretatie of toepassing betreft van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling ter toepassing of handhaving van nationale belastingwetgeving van de lidstaat of de territoriale of staatkundige onderdelen daarvan, met inbegrip van de lokale overheden;

d) 

het of zij betrekking heeft op een grensoverschrijdende transactie of op de vraag of er op grond van de activiteiten van een persoon in een ander rechtsgebied al dan niet sprake is van een vaste inrichting, en;

e) 

het of zij eerder is tot stand gekomen dan de transacties of activiteiten in een ander rechtsgebied op grond waarvan mogelijkerwijs sprake is van een vaste inrichting, of dan de indiening van een belastingaangifte voor het tijdvak waarin de transactie of reeks transacties dan wel de activiteiten hebben plaatsgevonden.

De grensoverschrijdende transactie kan betrekking hebben op, maar is niet beperkt tot, het doen van investeringen, het leveren van goederen, het verrichten van diensten, het financieren of het gebruiken van materiële of immateriële activa, waarbij de persoon die de voorafgaande grensoverschrijdende ruling heeft gekregen, niet rechtstreeks betrokken hoeft te zijn;

15. 

„voorafgaande verrekenprijsafspraak”, een akkoord, een mededeling dan wel enig ander instrument of enige andere handeling met soortgelijk effect, ook indien gemaakt, gewijzigd of hernieuwd, in het kader van een belastingcontrole, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het of zij is gemaakt, gewijzigd of hernieuwd door of namens de regering of de belastingautoriteit van een of meer lidstaten, of een territoriaal of staatkundig onderdeel daarvan, met inbegrip van de lokale overheden, ongeacht of er effectief gebruik van wordt gemaakt;

b) 

het of zij is gemaakt, gewijzigd of hernieuwd, ten aanzien van een welbepaalde persoon of groep van personen, en deze persoon of groep personen kan zich erop beroepen; en

c) 

voordat grensoverschrijdende transacties tussen verbonden ondernemingen hebben plaatsgevonden, een passende reeks criteria om de verrekenprijzen voor die transacties te bepalen of de toerekening van winsten aan een vaste inrichting is vastgesteld.

Ondernemingen zijn verbonden ondernemingen wanneer één onderneming rechtstreeks of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan de zeggenschap in of in het kapitaal van een andere onderneming of wanneer dezelfde personen rechtstreeks of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan de zeggenschap in of in het kapitaal van de ondernemingen.

Verrekenprijzen zijn de prijzen die een onderneming aan verbonden ondernemingen in rekening brengt voor de overdracht van materiële en immateriële goederen of voor het verlenen van diensten, en het „bepalen van verrekenprijzen” moet in die zin worden uitgelegd;

16. 

voor de toepassing van punt 14 is een „grensoverschrijdende transactie” een transactie of reeks van transacties waarbij:

a) 

niet alle partijen bij de transactie of reeks van transacties hun fiscale woonplaats hebben in de lidstaat die de voorafgaande grensoverschrijdende ruling afgeeft, wijzigt of hernieuwt;

b) 

een of meer van de partijen bij de transactie of reeks van transacties haar fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan een rechtsgebied heeft;

c) 

een van de partijen bij de transactie of reeks van transacties haar bedrijf uitoefent in een ander rechtsgebied via een vaste inrichting en de transactie of reeks van transacties alle of een deel van de activiteiten van de vaste inrichting uitmaakt. Een grensoverschrijdende transactie of reeks van transacties omvat tevens de regelingen die worden getroffen door een persoon ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten die hij in een ander rechtsgebied via een vaste inrichting uitoefent; of

d) 

die transacties of reeks van transacties een grensoverschrijdend effect hebben.

Voor de toepassing van punt 15 is een „grensoverschrijdende transactie” een transactie of reeks van transacties tussen verbonden ondernemingen die niet allemaal hun fiscale woonplaats op het grondgebied van hetzelfde rechtsgebied hebben of een transactie of reeks transacties die een grensoverschrijdend effect heeft;

17. 

voor de toepassing van de punten 15 en 16 wordt onder „onderneming” verstaan iedere vorm van bedrijfsvoering;

▼M5

18. 

„grensoverschrijdende constructie”, een constructie die ofwel meer dan één lidstaat ofwel een lidstaat en een derde land betreft, waarbij ten minste één van de volgende voorwaarden is vervuld:

a) 

niet alle deelnemers aan de constructie hebben hun fiscale woonplaats in hetzelfde rechtsgebied;

b) 

een of meer van de deelnemers aan de constructie heeft zijn fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan één rechtsgebied;

c) 

een of meer van de deelnemers aan de constructie oefent een bedrijf uit in een ander rechtsgebied via een in dat rechtsgebied gelegen vaste inrichting en de constructie behelst een deel of het geheel van het bedrijf van die vaste inrichting;

d) 

een of meer van de deelnemers aan de constructie oefent een activiteit uit in een ander rechtsgebied zonder in dat rechtsgebied zijn fiscale woonplaats te hebben of zonder in dat rechtsgebied een vaste inrichting te creëren;

e) 

een dergelijke constructie heeft mogelijk gevolgen voor de automatische uitwisseling van inlichtingen of de vaststelling van het uiteindelijk belang.

Voor de toepassing van punten 18 tot en met 25 van dit artikel, artikel 8 bis ter en bijlage IV betekent een constructie tevens een reeks constructies. Een constructie kan uit verscheidene stappen of onderdelen bestaan;

19. 

„meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie”, iedere grensoverschrijdende constructie die ten minste één van de in bijlage IV vermelde wezenskenmerken bezit;

20. 

„wezenskenmerk”, een eigenschap of kenmerk van een grensoverschrijdende constructie die geldt als een indicatie van een mogelijk risico op belastingontwijking, als genoemd in bijlage IV;

21. 

„intermediair”, een persoon die een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie bedenkt, aanbiedt, opzet, beschikbaar maakt voor implementatie of de implementatie ervan beheert.

Intermediair is ook een persoon die, gelet op de betrokken feiten en omstandigheden en op basis van de beschikbare informatie en de deskundigheid die en het begrip dat nodig is om die diensten te verstrekken, weet of redelijkerwijs kon weten dat hij heeft toegezegd rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies te verstrekken met betrekking tot het bedenken, aanbieden, opzetten, beschikbaar maken voor implementatie of beheren van de implementatie van een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie. Elke persoon heeft het recht bewijs te leveren van het feit dat een dergelijk persoon niet wist en redelijkerwijs niet kon weten dat die persoon bij een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie betrokken was. Daartoe kan die persoon alle relevante feiten en omstandigheden, beschikbare informatie en zijn relevante deskundigheid en begrip ervan vermelden.

Om een intermediair te zijn, dient een persoon ten minste één van de volgende aanvullende voorwaarden te vervullen:

a) 

fiscaal inwoner van een lidstaat zijn;

b) 

beschikken over een vaste inrichting in een lidstaat via welke de diensten in verband met de constructie worden verleend;

c) 

opgericht zijn in of onder de toepassing van de wetten vallen van een lidstaat;

d) 

ingeschreven zijn bij een beroepsorganisatie in verband met de verstrekking van juridische, fiscale of adviesdiensten in een lidstaat;

22. 

„relevante belastingplichtige”, elke persoon voor wie een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie beschikbaar wordt gemaakt voor implementatie, of die gereed is om een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te implementeren of die de eerste stap van een dergelijke constructie heeft geïmplementeerd;

23. 

voor de toepassing van artikel 8 bis ter, betekent „verbonden onderneming” een persoon die gelieerd is met een andere persoon op ten minste één van de volgende wijzen:

a) 

een persoon neemt deel aan de leiding van een andere persoon waarbij hij invloed van betekenis kan uitoefenen op die andere persoon;

b) 

een persoon neemt deel aan de zeggenschap over een andere persoon door middel van een deelneming van meer dan 25 % van de stemrechten;

c) 

een persoon neemt deel in het kapitaal van een andere persoon door middel van een eigendomsrecht van, rechtstreeks of middellijk, meer dan 25 % van het kapitaal;

d) 

een persoon heeft recht op 25 % of meer van de winsten van een andere persoon.

Indien meer dan één persoon deelneemt, als bedoeld onder a) tot en met d), aan de leiding van, aan zeggenschap over of in het kapitaal of de winsten van dezelfde persoon, worden alle betrokken personen als verbonden ondernemingen beschouwd.

Indien dezelfde personen deelnemen, als bedoeld onder a) tot en met d), aan de leiding van, aan zeggenschap over of in het kapitaal of de winsten van meer dan één persoon, worden alle betrokken personen als verbonden ondernemingen beschouwd.

Voor de toepassing van dit punt wordt een persoon die met betrekking tot de stemrechten of het kapitaalbezit van een entiteit samen met een andere persoon optreedt, beschouwd als houder van een deelneming in alle stemrechten of het volledige kapitaalbezit dat die andere persoon in de genoemde entiteit heeft.

Bij middellijke deelneming wordt vastgesteld of aan de eisen onder c) is voldaan door vermenigvuldiging van de deelnemingspercentages door de opeenvolgende niveaus heen. Een persoon die meer dan 50 % van de stemrechten houdt, wordt geacht 100 % te houden.

Een natuurlijk persoon, zijn of haar echtgenoot en bloedverwanten in de rechte lijn worden behandeld als één persoon;

24. 

„marktklare constructie”, een grensoverschrijdende constructie die is bedacht of aangeboden, implementeerbaar is of beschikbaar is gemaakt voor implementatie zonder dat er wezenlijke aanpassingen nodig zijn;

25. 

„constructie op maat”, een grensoverschrijdende constructie die geen marktklare constructie is.

▼B

Artikel 4

Organisatie

1.  Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk één maand na 11 maart 2011 mee welke de bevoegde autoriteit is in de zin van deze richtlijn, en stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging.

De Commissie stelt de informatie beschikbaar voor de andere lidstaten en maakt de lijst van de autoriteiten van de lidstaten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

2.  De bevoegde autoriteit wijst één centraal verbindingsbureau aan. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie en de lidstaten van de aanwijzing in kennis te stellen.

Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als zijnde belast met de contacten met de Commissie. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie van de aanwijzing in kennis te stellen.

3.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten met de volgens de nationale wetgeving of het nationale beleid toegedeelde bevoegdheid aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van de verbindingsdiensten bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere lidstaten en de Commissie.

4.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan bevoegde ambtenaren aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van bevoegde ambtenaren bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere lidstaten en de Commissie.

5.  De ambtenaren die bij de administratieve samenwerking in de zin van deze richtlijn zijn betrokken, worden in elk geval geacht daartoe overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde regelingen bevoegd te zijn.

6.  De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek of een antwoord op een verzoek om samenwerking verzendt of ontvangt, stelt volgens de procedures van zijn lidstaat het centrale verbindingsbureau van deze lidstaat hiervan in kennis.

7.  De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek om samenwerking ontvangt dat een optreden vereist buiten de hem krachtens de nationale wetgeving of het nationale beleid verleende bevoegdheid, geeft het verzoek onverwijld door aan het centrale verbindingsbureau van zijn lidstaat en stelt de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval gaat de in artikel 7 gestelde termijn in op de dag nadat het verzoek om samenwerking aan het centrale verbindingsbureau is doorgezonden.



HOOFDSTUK II

UITWISSELING VAN INLICHTINGEN



AFDELING I

Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Artikel 5

Procedure voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Op verzoek van de verzoekende autoriteit, deelt de aangezochte autoriteit alle in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen die deze in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkrijgt, aan de verzoekende autoriteit mee.

Artikel 6

Administratief onderzoek

1.  De aangezochte autoriteit laat elk administratief onderzoek verrichten dat noodzakelijk is om de in artikel 5 bedoelde inlichtingen te kunnen verkrijgen.

2.  Het in artikel 5 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een bepaald administratief onderzoek omvatten. In voorkomend geval deelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij een administratief onderzoek niet noodzakelijk acht.

3.  Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit te werk volgens dezelfde procedures als handelde zij uit eigen beweging of op verzoek van een andere autoriteit van de eigen lidstaat.

4.  Op specifiek verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit originele stukken aan de verzoekende autoriteit mee, tenzij de geldende voorschriften van de lidstaat van de aangezochte autoriteit zich hiertegen verzetten.

Artikel 7

Termijnen

1.  De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek verstrekt.

Indien de aangezochte autoriteit evenwel de inlichtingen al in haar bezit heeft, verstrekt zij deze binnen twee maanden.

2.  In bijzondere gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere dan de in lid 1 vastgestelde termijnen overeenkomen.

3.  De ontvangst van het verzoek wordt door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg bevestigd.

4.  De aangezochte autoriteit laat in voorkomend geval, uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit weten welke tekortkomingen het verzoek vertoont en welke aanvullende achtergrondinformatie zij verlangt. De in lid 1 gestelde termijnen gaan in dit geval in op de datum waarop de aangezochte autoriteit de nodige aanvullende informatie ontvangt.

5.  Indien de aangezochte autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee, met vermelding van de datum waarop zij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen.

6.  Indien de aangezochte autoriteit niet over de gevraagde inlichtingen beschikt en niet aan het verzoek om inlichtingen kan voldoen of het verzoek om de in artikel 17 genoemde redenen afwijst, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee.



AFDELING II

Verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

Artikel 8

Reikwijdte en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

1.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2014 automatisch de inlichtingen waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt:

▼C1

a) 

inkomen uit een dienstbetrekking;

b) 

tantièmes en presentiegelden;

▼B

c) 

levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere uniale rechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;

d) 

pensioenen;

e) 

eigendom van en inkomsten uit onroerend goed.

2.  De lidstaten stellen de Commissie voor 1 januari 2014 in kennis van de in lid 1 vermelde categorieën ten aanzien waarvan zij over inlichtingen beschikken. Zij stellen de Commissie in kennis van latere wijzigingen dienaangaande.

▼M1

3.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat meedelen dat zij geen inlichtingen inzake een of meer van de in lid 1 vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën wenst te ontvangen. Zij stelt ook de Commissie hiervan in kennis.

Een lidstaat die de Commissie niet in kennis stelt van enige categorie ten aanzien waarvan hij over inlichtingen beschikt, kan worden geacht geen inlichtingen overeenkomstig lid 1 te willen ontvangen.

▼M1

3 bis.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rapporterende financiële instellingen ertoe te verplichten de in de bijlagen I en II vervatte regels inzake rapportage en due diligence toe te passen en deze, overeenkomstig deel IX van bijlage I, effectief te implementeren en na te leven.

Overeenkomstig de in de bijlagen I en II vervatte toepasselijke regels inzake rapportage en due diligence verstrekt de bevoegde autoriteit van elke lidstaat binnen de in lid 6, onder b), vastgestelde termijn aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat automatisch de volgende inlichtingen met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2016 betreffende een te rapporteren rekening:

a) 

de naam, het adres, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en, in het geval van een natuurlijke persoon, de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon die een rekeninghouder van de rekening is en, in het geval van een entiteit die een rekeninghouder is en waarvan met behulp van de regels inzake due diligence welke met de bijlagen sporen, wordt vastgesteld dat zij één of meer uiteindelijk belanghebbenden heeft die een te rapporteren persoon is, de naam, het adres en het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers van de entiteit en de naam, het adres, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon;

b) 

het rekeningnummer (of het functionele equivalent daarvan bij het ontbreken van een rekeningnummer);

c) 

de naam en (eventueel) het identificatienummer van de rapporterende financiële instelling;

d) 

het saldo van de rekening of de waarde (in het geval van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering met inbegrip van de geldswaarde of waarde bij afkoop) aan het eind van het desbetreffende kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, of indien de rekening tijdens dat jaar of die periode werd opgeheven, de opheffing;

e) 

ter zake van een bewaarrekening:

i) 

het op de rekening (of ter zake van de rekening) gestorte of bijgeschreven totale brutobedrag aan rente, totale brutobedrag aan dividenden en totale brutobedrag aan overige inkomsten gegenereerd met betrekking tot de activa op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

ii) 

de totale bruto-opbrengsten van de verkoop, terugbetaling of afkoop van financiële activa gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de rapporterende financiële instelling voor de rekeninghouder optrad als bewaarder, makelaar, vertegenwoordiger of anderszins als gevolmachtigde;

f) 

ter zake van een depositorekening, het totale brutobedrag aan rente gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

g) 

ter zake van een niet in lid 2, onder e) of onder f) omschreven rekening, het totale brutobedrag betaald of bijgeschreven op de rekening van de rekeninghouder met betrekking tot de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de rapporterende financiële instelling een betalingsverplichting heeft of debiteur is, met inbegrip van het totaalbedrag aan afbetalingen aan de rekeninghouder gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden.

Ten behoeve van de uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van dit lid worden, het bedrag en de aard van betalingen verricht ter zake van een te rapporteren rekening vastgesteld in overeenstemming met de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, tenzij in dit lid of in de bijlagen anderszins is bepaald.

De eerste en de tweede alinea van dit lid hebben voorrang op lid 1, onder c), en andere rechtsinstrumenten van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2003/48/EG ( 1 ) van de Raad, voor zover de betreffende uitwisseling van inlichtingen onder het toepassingsgebied van lid 1, onder c), of van enig ander rechtsinstrument van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2003/48/EG, zou vallen.

▼M2 —————

▼M1

6.  De inlichtingen worden als volgt verstrekt:

a) 

voor de in lid 1 vermelde categorieën ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na het verstrijken van het belastingjaar van de lidstaat in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn geworden;

b) 

voor de in lid 3 bis vermelde informatie jaarlijks, binnen negen maanden na het einde van het kalenderjaar of een andere geschikte periode waarover gerapporteerd dient te worden, waarop de inlichtingen betrekking hebben.

▼B

7.  De Commissie stelt, binnen de in artikel 29, lid 1, bepaalde termijnen, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure de nadere regels betreffende de automatische uitwisseling van inlichtingen vast.

▼M1

7 bis.  Voor de toepassing van bijlage I, deel VIII, onderdeel B, punt 1, onder c), en deel VIII, onderdeel C, punt 17, onder g), stelt iedere lidstaat de Commissie uiterlijk 31 juli 2015 de lijst van entiteiten en rekeningen ter beschikking die moeten worden behandeld als, respectievelijk, niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen. Elke lidstaat stelt de Commissie ook in kennis van eventuele wijzigingen dienaangaande. De Commissie publiceert de ontvangen informatie in lijstvorm in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt de lijst zo nodig bij.

De lidstaten zorgen ervoor dat deze categorieën van niet-rapporterende financiële instellingen en van uitgezonderde rekeningen aan alle voorschriften van bijlage I, deel VIII, onderdeel B, punt 1, onder c), en deel VIII, onderdeel C, punt 17, onder g), voldoen en in het bijzonder dat het toekennen van de status van niet-rapporterende financiële instelling aan een financiële instelling en van de status van uitgezonderde rekening aan een rekening het verwezenlijken van de doelstellingen van deze richtlijn niet in de weg staat.

▼B

8.  Lidstaten die langs bilaterale of multilaterale weg met andere lidstaten overeenkomen automatisch inlichtingen over bijkomende inkomsten- en vermogenscategorieën uit te wisselen, doen mededeling van deze overeenkomsten aan de Commissie, die ze aan de overige lidstaten ter beschikking stelt.

▼M2

Artikel 8 bis

Omvang en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken

1.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat die na 31 december 2016 een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak afgeeft of maakt, wijzigt of hernieuwt, verstrekt de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten en de Europese Commissie automatisch inlichtingen daaromtrent, met inachtneming van de in lid 8 van dit artikel genoemde beperkingen, zulks overeenkomstig de uit hoofde van artikel 21 vastgestelde toepasselijke praktische regelingen.

2.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat verstrekt, overeenkomstig de krachtens artikel 21 vastgestelde toepasselijke praktische regelingen, ook de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten, alsmede de Europese Commissie, de inlichtingen — beperkt tot de in lid 8 van dit artikel genoemde gevallen — over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken die zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd binnen een periode beginnend vijf jaar vóór 1 januari 2017.

Indien voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd tussen 1 januari 2012 en 31 december 2013, worden die inlichtingen verstrekt op voorwaarde dat die voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken nog geldig waren op 1 januari 2014.

Indien voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd tussen 1 januari 2014 en 31 december 2016, worden die inlichtingen verstrekt ongeacht of die voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken nog geldig zijn.

De lidstaten kunnen bepalen dat van de in dit lid bedoelde verstrekking van inlichtingen uitgesloten zijn, inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken die vóór 1 april 2016 zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd ten aanzien van een bepaalde persoon of groep personen, met uitzondering van die welke hoofdzakelijk financiële of investeringsactiviteiten verrichten, met een jaarlijkse nettogroepsomzet, als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), van minder dan 40 000 000 EUR (of het equivalent daarvan in een andere valuta) in het boekjaar voorafgaand aan de datum waarop die grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd.

3.  Bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken met derde landen worden van het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig dit artikel uitgesloten indien de internationale belastingovereenkomst uit hoofde waarvan over de voorafgaande verrekenprijsafspraken is onderhandeld, niet toestaat dat deze verrekenprijsafspraken aan derden worden vrijgegeven. Deze bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken zullen overeenkomstig artikel 9 worden uitgewisseld, mits de internationale belastingovereenkomst uit hoofde waarvan over de voorafgaande verrekenprijsafspraken is onderhandeld, toestaat dat deze worden vrijgegeven en de bevoegde autoriteit van het derde land de toestemming geeft voor vrijgave van deze inlichtingen.

Indien de bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken van de automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig de eerste zin van de eerste alinea van dit lid worden uitgesloten, worden in plaats daarvan de in lid 6 van dit artikel bedoelde inlichtingen waarvan sprake in het verzoek dat tot deze bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraak heeft geleid, uitgewisseld op grond van de leden 1 en 2 van dit artikel.

4.  De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer een voorafgaande grensoverschrijdende ruling uitsluitend betrekking heeft op de belastingzaken van een of meer natuurlijke personen.

5.  De inlichtingenuitwisseling geschiedt als volgt:

a) 

voor de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde inlichtingen: binnen drie maanden na het einde van het eerste halfjaar van het kalenderjaar waarin de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd;

b) 

voor de overeenkomstig lid 2 uitgewisselde inlichtingen: vóór 1 januari 2018.

6.  De door een lidstaat uit hoofde van de leden 1 en 2 van dit artikel te verstrekken inlichtingen omvatten onder meer de volgende gegevens:

a) 

de identificatiegegevens van de persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, en in voorkomend geval van de groep personen waartoe deze behoort;

b) 

een samenvatting van de inhoud van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, met onder meer een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of transacties of reeks van transacties, in algemene bewoordingen gesteld, die niet mag niet leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen die in strijd zouden zijn met de openbare orde;

c) 

de data waarop de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak is afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd;

d) 

de aanvangsdatum van de geldigheidsperiode van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, indien vermeld;

e) 

de einddatum van de geldigheidsperiode van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, indien vermeld;

f) 

het type voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak;

g) 

het bedrag van de transactie of reeks van transacties van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, indien vermeld in de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak;

h) 

de beschrijving van de reeks criteria die zijn gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf in het geval van een voorafgaande verrekenprijsafspraak;

i) 

de methode die wordt gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf in het geval van een voorafgaande verrekenprijsafspraak;

j) 

de andere lidstaten, indien er zijn, waarop de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn;

k) 

personen, niet zijnde natuurlijke personen, in de andere lidstaten, indien die er zijn, op wie de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn (waarbij vermeld dient te worden met welke lidstaten de getroffen personen verbonden zijn); en

l) 

de vermelding of de meegedeelde inlichtingen gebaseerd zijn op de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak zelf, dan wel op het in lid 3, tweede alinea, van dit artikel bedoelde verzoek.

7.  Om de in lid 6 van dit artikel bedoelde uitwisseling van inlichtingen te vergemakkelijken stelt de Commissie praktische regelingen vast voor de uitvoering van dit artikel, daaronder begrepen maatregelen om de verstrekking van de in lid 6 van dit artikel genoemde inlichtingen te standaardiseren, in het kader van de procedure voor de vaststelling van het standaardformulier als bedoeld in artikel 20, lid 5.

8.  Inlichtingen in de zin van de punten a), b), h) en k) van lid 6 van dit artikel worden niet medegedeeld aan de Europese Commissie.

9.  De ontvangst van de inlichtingen wordt door de bevoegde autoriteit van de in lid 6, onder j), genoemde betrokken lidstaten onmiddellijk en in elk geval niet later dan zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg, aan de verstrekkende bevoegde autoriteit bevestigd. Deze maatregel is van toepassing totdat het in artikel 21, lid 5, bedoelde gegevensbestand operationeel wordt.

10.  De lidstaten kunnen, in overeenstemming met artikel 5 en met inachtneming van artikel 21, lid 4, om aanvullende inlichtingen verzoeken, daaronder begrepen de volledige tekst van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak.

▼M3

Artikel 8 bis bis

Reikwijdte van en voorwaarden met betrekking tot de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de landenrapporten

1.  Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om de Uiteindelijkemoederentiteit van een MNO-Groep die fiscaal ingezetene van die lidstaat is, of elke andere Rapporterende Entiteit overeenkomstig deel II van bijlage III, te verplichten een landenrapport in te dienen met betrekking tot het Te Rapporteren Boekjaar binnen een termijn van twaalf maanden na de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van de MNO-Groep overeenkomstig deel II van bijlage III.

2.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar het landenrapport overeenkomstig lid 1 is ingediend, bezorgt het landenrapport binnen de in lid 4 bepaalde termijn via automatische uitwisseling aan alle andere lidstaten waarvan, blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-Groep van de Rapporterende Entiteit fiscaal ingezetene zijn of waarin deze aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot de activiteiten die via een vaste inrichting worden uitgeoefend.

3.  Het landenrapport bevat de volgende informatie met betrekking tot de MNO-Groep:

a) 

geaggregeerde informatie met betrekking tot het bedrag van de inkomsten, de winst (het verlies) vóór inkomstenbelasting, de betaalde inkomstenbelasting, de toerekenbare inkomstenbelasting, het gestorte kapitaal, de gecumuleerde winst, het aantal personeelsleden, materiële activa andere dan geldmiddelen of kasequivalenten met betrekking tot elk rechtsgebied waarin de MNO-Groep actief is;

b) 

een identificatie van elke Groepsentiteit van de MNO-Groep met vermelding van het rechtsgebied waarvan die Groepsentiteit fiscaal ingezetene is, en indien deze verschilt van het rechtsgebied waarvan die Groepsentiteit fiscaal ingezetene is, het rechtsgebied naar het recht waarvan een dergelijke Groepsentiteit is ingericht, en de aard van de belangrijkste bedrijfsactiviteit(en) die door die Groepsentiteit wordt (respectievelijk worden) uitgeoefend.

4.  De mededeling vindt plaats binnen een termijn van 15 maanden na de laatste dag van het boekjaar van de MNO-Groep waarop het landenrapport betrekking heeft. Het eerste landenrapport wordt meegedeeld voor het boekjaar van de MNO-Groep dat begint op of na 1 januari 2016, en wel binnen 18 maanden na de laatste dag van dat boekjaar.

▼M5

Artikel 8 bis ter

Reikwijdte van en voorwaarden met betrekking tot de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies

1.  Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om intermediairs te verplichten aan de bevoegde autoriteiten inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies waarvan zij kennis, bezit of controle hebben, te verstrekken binnen dertig dagen te rekenen vanaf:

a) 

de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor implementatie beschikbaar is gesteld, of

b) 

de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor gereed is implementatie, of

c) 

het ogenblik dat de eerste stap in de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is ondernomen,

naargelang wat het eerst plaatsvindt.

Onverminderd de eerste alinea worden de in artikel 3, punt 21, tweede alinea, bedoelde intermediairs tevens verplicht inlichtingen te verstrekken binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag nadat zij, rechtstreeks of via andere personen, hulp, bijstand of advies hebben verstrekt.

2.  In het geval van marktklare constructies nemen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om de intermediair te verplichten om de drie maanden een periodiek verslag op te stellen met een overzicht van nieuwe meldingsplichtige inlichtingen als bedoeld in punt 14, onder a), d), g), en h), die sinds het laatste ingediende verslag beschikbaar zijn geworden.

3.  Wanneer de intermediair verplicht is inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van meer dan één lidstaat, worden die inlichtingen alleen verstrekt aan de lidstaat die als eerste op de onderstaande lijst voorkomt:

a) 

de lidstaat waar de intermediair fiscaal inwoner is;

b) 

de lidstaat waar de intermediair een vaste inrichting heeft via welke de diensten met betrekking tot de constructie worden verstrekt;

c) 

de lidstaat waar de intermediair is opgericht of onder toepassing van de wetten valt;

d) 

de lidstaat waar de intermediair is ingeschreven bij een beroepsorganisatie in verband met de verstrekking van juridische, fiscale of adviesdiensten.

4.  Wanneer er overeenkomstig lid 3 een meervoudige meldingsplicht bestaat, wordt de intermediair ontheven van het verstrekken van de inlichtingen als hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen in een andere lidstaat zijn verstrekt.

5.  Iedere lidstaat kan de noodzakelijke maatregelen nemen om intermediairs het recht op ontheffing van de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen over een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te verlenen, wanneer de meldingsplicht een inbreuk zou vormen op het wettelijk verschoningsrecht conform het nationale recht van die lidstaat. In die omstandigheden neemt iedere lidstaat de noodzakelijke maatregelen om de intermediairs te verplichten iedere andere intermediair of, bij gebreke daarvan, de relevante belastingplichtige onverwijld in kennis te stellen van zijn meldingsverplichtingen uit hoofde van lid 6.

Aan intermediairs mag slechts ontheffing krachtens de eerste alinea worden verleend voor zover zij optreden binnen de grenzen van de desbetreffende nationale wetten die hun beroep definiëren.

6.  Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om te eisen dat, wanneer er geen intermediair is of de intermediair de relevante belastingplichtige of een andere intermediair in kennis stelt van de toepassing van een ontheffing krachtens lid 5, de verplichting tot verstrekking van inlichtingen over een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ligt bij de andere in kennis gestelde intermediair of, bij gebreke daarvan, bij de relevante belastingplichtige.

7.  De relevante belastingplichtige bij wie de meldingsplicht ligt, verstrekt de inlichtingen binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor implementatie ter beschikking van de relevante belastingplichtige is gesteld of gereed is voor implementatie door de relevante belastingplichtige of zodra de eerste stap voor de implementatie ervan met betrekking tot de relevante belastingplichtige is ondernomen, naargelang wat het eerst plaatsvindt.

Wanneer de relevante belastingplichtige verplicht is inlichtingen over de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van meer dan één lidstaat, worden die inlichtingen alleen verstrekt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die als eerste op de onderstaande lijst voorkomt:

a) 

de lidstaat waar de relevante belastingplichtige fiscaal inwoner is;

b) 

de lidstaat waar de relevante belastingplichtige een vaste inrichting heeft die begunstigde van de constructie is;

c) 

de lidstaat waar de relevante belastingplichtige inkomsten ontvangt of winsten genereert, hoewel de relevante belastingplichtige geen fiscaal inwoner van een lidstaat is noch een vaste inrichting in een lidstaat heeft;

d) 

de lidstaat waar de relevante belastingplichtige een activiteit uitoefent, hoewel de relevante belastingplichtige geen fiscaal inwoner van een lidstaat is noch een vaste inrichting in een lidstaat heeft.

8.  Wanneer er op grond van lid 7 een meervoudige meldingsplicht bestaat, wordt de relevante belastingplichtige ontheven van het verstrekken van de inlichtingen als hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen in een andere lidstaat zijn verstrekt.

9.  Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om te eisen dat, wanneer er meer dan één intermediair is, de verplichting tot verstrekking van inlichtingen over de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ligt bij alle intermediairs die bij dezelfde meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie betrokken zijn.

Een intermediair wordt alleen ontheven van het verstrekken van de inlichtingen voor zover hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen als bedoeld in lid 14 reeds door een andere intermediair zijn verstrekt.

10.  Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om te eisen dat, wanneer de meldingsplicht bij de relevante belastingplichtige ligt en er meer dan één relevante belastingplichtige is, de inlichtingen overeenkomstig lid 6 worden verstrekt door de belastingplichtige die als eerste op de onderstaande lijst voorkomt:

a) 

de relevante belastingplichtige die de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is overeengekomen met de intermediair;

b) 

de relevante belastingplichtige die de implementatie van de constructie beheert.

Een relevante belastingplichtige wordt alleen ontheven van het verstrekken van de inlichtingen voor zover hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen als bedoeld in lid 14 reeds door een andere relevante belastingplichtige zijn verstrekt.

11.  Iedere lidstaat kan de noodzakelijke maatregelen nemen om te eisen dat iedere relevante belastingplichtige aan de belastingdienst inlichtingen verstrekt over het gebruik dat hij van de constructie maakt voor ieder jaar waarin hij er gebruik van maakt.

▼C3

12.  Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om intermediairs en relevante belastingplichtigen te verplichten inlichtingen te verstrekken over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies waarvan de eerste stap is geïmplementeerd tussen 25 juni 2018 en 30 juni 2020. De intermediairs en, in voorkomend geval, de relevante belastingplichtigen verstrekken inlichtingen over die meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies uiterlijk 31 augustus 2020.

▼M5

13.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de inlichtingen overeenkomstig leden 1 tot en met 12 van dit artikel zijn verstrekt, deelt de in lid 14 van dit artikel bedoelde gegevens via automatische uitwisseling mee aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten in overeenstemming met de krachtens artikel 21, lid 1, vastgestelde nadere regels.

14.  De door de bevoegde autoriteit van een lidstaat uit hoofde van lid 13 mee te delen inlichtingen omvatten het volgende, voor zover van toepassing:

a) 

de identificatiegegevens van intermediairs en relevante belastingplichtigen, met inbegrip van hun naam, geboortedatum en -plaats (in het geval van een natuurlijk persoon), fiscale woonplaats, fiscaal identificatienummer, en, in voorkomend geval, van de personen die een verbonden onderneming vormen met de relevante belastingplichtige;

b) 

nadere bijzonderheden over de in bijlage IV vermelde wezenskenmerken op grond waarvan de grensoverschrijdende constructie gemeld moet worden;

c) 

een samenvatting van de inhoud van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, met onder meer de benaming waaronder zij algemeen bekend staat, indien voorhanden, en een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of constructies, in algemene bewoordingen gesteld, die niet mag leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde;

d) 

de datum waarop de eerste stap voor de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is of zal worden ondernomen;

e) 

nadere bijzonderheden van de nationale bepalingen die aan de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ten grondslag liggen;

f) 

de waarde van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie;

g) 

de lidstaat van de relevante belastingbetaler(s) en eventuele andere lidstaten waarop de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn;

h) 

de identificatiegegevens van andere personen in een lidstaat, op wie de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn, waarbij wordt vermeld met welke lidstaten deze personen verbonden zijn.

15.  Dat een belastingdienst niet reageert op een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie impliceert niet dat de geldigheid of fiscale behandeling van die constructie wordt aanvaard.

16.  Om de in lid 13 van dit artikel bedoelde uitwisseling van inlichtingen te vergemakkelijken, stelt de Commissie de nadere regels vast voor de uitvoering van dit artikel, waaronder maatregelen om de verstrekking van de in lid 14 van dit artikel bedoelde inlichtingen te standaardiseren, in het kader van de procedure voor de vaststelling van het standaardformulier als bedoeld in artikel 20, lid 5.

17.  De Commissie heeft geen toegang tot de in lid 14, onder a), c) en h), bedoelde inlichtingen.

18.  De automatische inlichtingenuitwisseling geschiedt binnen één maand te rekenen vanaf het einde van het kwartaal waarin de inlichtingen zijn verstrekt. De eerste inlichtingen worden uiterlijk op 31 oktober 2020 meegedeeld.

▼M2

Artikel 8 ter

Statistieken over de automatische uitwisseling

1.  Vóór 1 januari 2018 doen de lidstaten de Commissie jaarlijks statistieken over de omvang van de automatische uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van de artikelen 8 en 8 bis toekomen, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens betreffende administratieve en andere relevante kosten en baten voor belastingdiensten en derden die betrekking hebben op de verrichte uitwisselingen, en mogelijke veranderingen.

2.  Vóór 1 januari 2019 presenteert de Commissie een verslag met een overzicht en een beoordeling van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel ontvangen statistieken en gegevens betreffende, onder meer, administratieve en andere relevante kosten en baten met betrekking tot de automatische uitwisseling van inlichtingen, alsmede de daarmee samenhangende praktische aspecten. Indien passend, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in betreffende de categorieën van artikel 8, lid 1, en de in dat lid gestelde voorwaarden, met inbegrip van de voorwaarde dat inlichtingen betreffende ingezetenen van andere lidstaten beschikbaar moeten zijn, of de in artikel 8, lid 3 bis, vermelde bestanddelen, of beide.

Bij de behandeling van een door de Commissie ingediend voorstel beoordeelt de Raad of de doeltreffendheid en de werking van de automatische uitwisseling van inlichtingen verder moeten worden verbeterd en of deze aan een strengere standaard moeten gaan beantwoorden, teneinde erin te voorzien dat:

a) 

de bevoegde autoriteit van elke lidstaat de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2019 automatisch inlichtingen verstrekt over ingezetenen van die andere lidstaat, met betrekking tot alle in artikel 8, lid 1, vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt; en

b) 

de lijsten van de in artikel 8, lid 1, en artikel 8, lid 3 bis, vermelde categorieën en bestanddelen worden uitgebreid met andere categorieën en bestanddelen, waaronder royalty's.

▼B



AFDELING III

Spontante uitwisseling van inlichtingen

Artikel 9

Reikwijdte en voorwaarden van de spontane uitwisseling van inlichtingen

1.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt, in elk van de volgende gevallen, de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van elke andere betrokken lidstaat:

a) 

de bevoegde autoriteit van de ene lidstaat heeft redenen om aan te nemen dat in de andere lidstaat een derving van belasting bestaat;

b) 

een belastingplichtige verkrijgt in de ene lidstaat een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingplicht of een hogere belasting in de andere lidstaat zou moeten meebrengen;

c) 

transacties tussen een belastingplichtige in de ene lidstaat en een belastingplichtige in de andere lidstaat worden over een of meer andere landen geleid, op zodanige wijze dat daardoor in een van beide of in beide lidstaten een belastingbesparing kan ontstaan;

d) 

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft redenen om aan te nemen dat er belastingbesparing ontstaat door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;

e) 

de aan de ene lidstaat door de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat verstrekte inlichtingen hebben informatie opgeleverd die voor de vaststelling van de belastingschuld in de andere lidstaat van nut kan zijn.

2.  De bevoegde overheden van elke lidstaat kunnen met de bevoegde overheden van de andere lidstaten spontaan alle inlichtingen uitwisselen waarvan zij kennis hebben en die de bevoegde overheden van de andere lidstaten van nut kunnen zijn.

Artikel 10

Termijnen

1.  De in artikel 9, lid 1, bedoelde inlichtingen worden door de bevoegde autoriteit zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen een maand nadat zij deze beschikbaar krijgt, aan de autoriteit van elke andere betrokken lidstaat verstrekt.

2.  De ontvangst van de in artikel 9 bedoelde inlichtingen wordt door de bevoegde autoriteit onmiddellijk en in elk geval binnen zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg, aan de verstrekkende bevoegde autoriteit bevestigd.



HOOFDSTUK III

ANDERE VORMEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING



AFDELING I

Aanwezigheid in de administratiekantoren en deelname aan administratief onderzoek

Artikel 11

Reikwijdte en voorwaarden

1.  De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, ter uitwisseling van de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit gestelde voorwaarden:

a) 

aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de lidstaat van de aangezochte autoriteit hun taken vervullen;

b) 

aanwezig kunnen zijn bij administratief onderzoek op het grondgebied van de aangezochte lidstaat.

Indien de verlangde inlichtingen vermeld staan in bescheiden waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit een afschrift van die bescheiden.

2.  Voor zover het in de lidstaat van de aangezochte autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen, op grond van de in lid 1 bedoelde overeenkomst, de bij een administratief onderzoek aanwezige ambtenaren van de verzoekende autoriteit personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.

Weigering door de te controleren persoon zich aan de controlemaatregelen van de ambtenaren van de verzoekende autoriteit te onderwerpen, wordt door de aangezochte autoriteit als een weigering jegens haar eigen ambtenaren aangemerkt.

3.  De door de verzoekende lidstaat gemachtigde ambtenaren die overeenkomstig lid 1 in een andere lidstaat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen overleggen waaruit hun identiteit en hun officiële hoedanigheid blijken.



AFDELING II

Gelijktijdige controles

Artikel 12

Gelijktijdige controles

1.  In de gevallen waarin twee of meer lidstaten overeenkomen om gelijktijdig, elk op het eigen grondgebied, bij een of meer personen te wier aanzien zij een gezamenlijk of complementair belang hebben, controles te verrichten en de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen, zijn de leden 2, 3 en 4 van toepassing.

2.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat bepaalt autonoom welke personen zij voor een gelijktijdige controle wil voorstellen. Zij deelt de bevoegde autoriteit van de andere betrokken lidstaten met opgave van redenen mee welke dossiers zij voor een gelijktijdige controle voorstelt.

Zij bepaalt binnen welke termijn die controles moeten plaatsvinden.

3.  De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat beslist of zij aan de gelijktijdige controles wenst deel te nemen. Zij doet de autoriteit die de controle voorstelt een bevestiging van deelname of een gemotiveerde weigering toekomen.

4.  De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat wijst een vertegenwoordiger aan die wordt belast met de leiding en de coördinatie van de controle.



AFDELING III

Administratieve kennisgeving

Artikel 13

Verzoek tot kennisgeving

1.  Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat gaat de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende voorschriften voor de kennisgeving van soortgelijke akten, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle door de administratieve autoriteiten van de verzoekende lidstaat afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing op haar grondgebied van wetgeving betreffende belastingen in de zin van deze richtlijn.

2.  Het verzoek tot kennisgeving vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde, evenals alle overige informatie ter identificatie van de geadresseerde, en het onderwerp van de akte of het besluit waarvan kennis moet worden gegeven.

3.  De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het aan het verzoek gegeven gevolg en, in het bijzonder, van de datum waarop de akte of het besluit de geadresseerde ter kennis is gebracht.

4.  Het verzoek tot kennisgeving wordt door de verzoekende autoriteit slechts gedaan indien de kennisgeving van de akten niet volgens de regels van de verzoekende lidstaat kan geschieden, of buitensporige problemen zou veroorzaken. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, per aangetekende brief of langs elektronische weg, rechtstreeks van een document kennis geven aan een persoon op het grondgebied van een andere lidstaat.



AFDELING IV

Terugmelding

Artikel 14

Voorwaarden

1.  De bevoegde autoriteit die overeenkomstig artikel 5 of artikel 9 inlichtingen verstrekt, kan de ontvangende bevoegde autoriteit om terugmelding betreffende de ontvangen inlichtingen verzoeken. De bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft ontvangen doet in dat geval, zonder afbreuk te doen aan de in haar lidstaat geldende voorschriften inzake fiscale geheimhoudingsplicht en gegevensbescherming, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de verlangde inlichtingen bekend is, een terugmelding aan de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verzonden. De Commissie stelt volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure de nadere regels vast.

2.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten doen eenmaal per jaar, overeenkomstig bilateraal overeengekomen praktische afspraken, een terugmelding over de automatische inlichtingenuitwisseling naar de andere betrokken lidstaten.



AFDELING V

Delen van de beste praktijken en ervaringen

Artikel 15

Reikwijdte en voorwaarden

1.  De lidstaten onderzoeken en evalueren, samen met de Commissie, de administratieve samenwerking op grond van deze richtlijn en delen onderling hun ervaringen, teneinde de samenwerking te verbeteren en in voorkomend geval voorschriften op de betrokken gebieden vast te stellen.

2.  De lidstaten kunnen, samen met de Commissie, instructies opstellen betreffende al hetgeen noodzakelijk wordt geacht om de beste praktijken en ervaringen te kunnen delen.



HOOFDSTUK IV

VOORWAARDEN INZAKE DE ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 16

Openbaarmaking van inlichtingen en bescheiden

▼C1

1.  De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de toepassing en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.

De inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt voor de vestiging en executie van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen, rechten en andere maatregelen ( 3 ), en voor de vestiging en executie van verplichte socialezekerheidsbijdragen.

▼B

De inlichtingen kunnen voorts worden gebruikt in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures.

2.  Met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die overeenkomstig deze richtlijn inlichtingen verstrekt, en voor zover het in de lidstaat van de ontvangende bevoegde autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen en bescheiden voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt. De toestemming wordt verleend indien de inlichtingen, in de lidstaat van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.

3.  De bevoegde autoriteit die van oordeel is dat de van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verkregen inlichtingen de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat van nut kunnen zijn voor de in lid 1 beoogde doelen, mag de inlichtingen aan deze autoriteit doorgeven, op voorwaarde dat dat in overeenstemming is met de in deze richtlijn vastgelegde voorschriften en procedures. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende lidstaat in kennis van haar voornemen om die inlichtingen met een derde lidstaat te delen. De inlichtingen verstrekkende lidstaat kan zich hiertegen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat die de inlichtingen wenst te delen.

4.  Toestemming voor het gebruik overeenkomstig lid 2 van de overeenkomstig lid 3 doorgegeven inlichtingen kan slechts worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de inlichtingen afkomstig zijn.

5.  Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden, alsook voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en overeenkomstig deze richtlijn aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven, kunnen door de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat op dezelfde voet als bewijs worden aangevoerd als soortgelijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden die door een andere autoriteit van die lidstaat zijn verstrekt.

▼M3

6.  Niettegenstaande de leden 1 tot en met 4 van dit artikel worden de inlichtingen die de lidstaten elkaar op grond van artikel 8 bis bis verstrekken, gebruikt voor de beoordeling van grote risico's inzake verrekenprijzen en andere risico's inzake grondslaguitholling en winstverschuiving, met inbegrip van het risico van niet-naleving van de voor verrekenprijzen geldende regels door de leden van de MNO-Groep, en, in voorkomend geval, voor economische en statistische analyse. Verrekenprijscorrecties door de belastingautoriteiten van de ontvangende lidstaat worden niet gebaseerd op de overeenkomstig artikel 8 bis bis uitgewisselde inlichtingen. Niettegenstaande het voorgaande is het niet verboden de inlichtingen die de lidstaten elkaar op grond van artikel 8 bis bis verstrekken, te gebruiken als basis voor verdere onderzoeken naar de verrekenprijsregelingen van de MNO-Groep of naar andere belastingaangelegenheden in het kader van een belastingcontrole en kunnen als gevolg daarvan de nodige aanpassingen worden aangebracht in het belastbare inkomen van een Groepsentiteit.

▼B

Artikel 17

Beperkingen

1.  De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit van een andere lidstaat verstrekt, op voorwaarde dat de verzoekende autoriteit de inlichtingen eerst heeft trachten te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden kon aanspreken zonder dat het bereiken van de beoogde doelstellingen in het gedrang dreigde te komen.

2.  De aangezochte lidstaat is op grond van deze richtlijn niet verplicht onderzoek in te stellen of inlichtingen te verstrekken, indien zijn wetgeving hem niet toestaat voor eigen doeleinden het onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen te verzamelen.

3.  De bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken, indien de verzoekende lidstaat, op juridische gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken.

4.  Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of indien het inlichtingen betreft waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

5.  De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij het verzoek om inlichtingen afwijst.

Artikel 18

Verplichtingen

1.  De lidstaat die door een andere lidstaat overeenkomstig deze richtlijn om inlichtingen wordt verzocht, wendt de middelen aan waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verzamelen, zelfs indien hij de inlichtingen niet voor eigen belastingdoeleinden nodig heeft. Die verplichting geldt onverminderd de leden 2, 3 en 4 van artikel 17, die, wanneer er een beroep op wordt gedaan, in geen geval zo kunnen worden uitgelegd dat een lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat hij geen binnenlands belang bij deze inlichtingen heeft.

2.  In geen geval worden de leden 2 en 4 van artikel 17 zo uitgelegd dat een aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend op grond dat deze berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of dat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

3.  Onverminderd lid 2 kan een lidstaat weigeren de gevraagde inlichtingen toe te zenden indien deze betrekking hebben op belastingtijdvakken vóór 1 januari 2011 en de toezending van de inlichtingen geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 77/799/EEG indien daarom was verzocht vóór 11 maart 2011.

Artikel 19

Verder reikende samenwerking

De lidstaat die voorziet in een samenwerking met een derde land welke verder reikt dan de bij deze richtlijn geregelde samenwerking, kan de verder reikende samenwerking niet weigeren aan een andere lidstaat die met hem deze verder reikende, wederzijdse samenwerking wenst aan te gaan.

Artikel 20

Standaardformulieren en geautomatiseerde formaten

1.  Het verzoek om inlichtingen of om een administratief onderzoek op grond van artikel 5 en het desbetreffende antwoord, de ontvangstbevestiging, het verzoek om aanvullende achtergrondinformatie en de mededeling dat aan het verzoek niet kan of zal worden voldaan, zoals bepaald in artikel 7, worden voor zover mogelijk verzonden met gebruikmaking van het door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen standaardformulier.

Het standaardformulier kan vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere bescheiden, of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan.

2.  Het in lid 1 bedoelde standaardformulier bevat ten minste de volgende door de verzoekende autoriteit te verstrekken informatie:

a) 

de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld;

b) 

het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd.

De verzoekende autoriteit kan namen en adressen van personen die worden verondersteld in het bezit te zijn van de verlangde informatie, alsook andere elementen die het verzamelen van de informatie door de aangezochte autoriteit vereenvoudigen, doorgeven, voor zover deze bekend zijn en deze praktijk aansluit bij internationale ontwikkelingen.

3.  Voor de spontane uitwisseling van inlichtingen en de desbetreffende ontvangstbevestiging, op grond van respectievelijk de artikelen 9 en 10, het in artikel 13 bedoelde verzoek tot administratieve kennisgeving, en de in artikel 14 bedoelde terugmelding, wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen standaardformulier.

▼M1

4.  Bij de automatische inlichtingenuitwisseling in de zin van artikel 8 wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken, en gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG dat bij elke vorm van automatische inlichtingenuitwisseling moet worden gebruikt.

▼M5

5.  De Commissie stelt volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure standaardformulieren, inclusief de talenregeling, vast voor:

a) 

de automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken overeenkomstig artikel 8 bis vóór 1 januari 2017;

b) 

de automatische uitwisseling van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies overeenkomstig artikel 8 bis ter vóór 30 juni 2019.

Deze standaardformulieren bevatten niet meer rubrieken waarover gegevens worden uitgewisseld dan die welke in artikel 8 bis, lid 6, en artikel 8 bis ter, lid 14, worden opgesomd en andere daaraan gerelateerde velden die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van artikel 8 bis respectievelijk artikel 8 bis ter.

De in de eerste alinea vermelde talenregeling staat er niet aan in de weg dat de lidstaten de in de artikelen 8 bis en 8 bis ter bedoelde inlichtingen in een van de officiële talen van de Unie verstrekken. Niettemin kan in die talenregeling worden bepaald dat de belangrijkste elementen van deze inlichtingen ook in een andere officiële taal van de Unie worden verstrekt.

▼M3

6.  Bij de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot het landenrapport overeenkomstig artikel 8 bis bis wordt gebruikgemaakt van het standaardformulier zoals in de tabellen 1, 2 en 3 van deel III van bijlage III is vastgesteld. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen uiterlijk op 31 december 2016 de talenregeling voor deze uitwisseling vast. Die talenregeling verhindert niet dat de lidstaten de in artikel 8 bis bis bedoelde inlichtingen in een van de officiële talen of werktalen van de Unie verstrekken. Niettemin kan in die talenregeling worden bepaald dat de belangrijkste elementen van deze inlichtingen ook in een andere officiële taal van de Unie worden verstrekt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

▼B

Artikel 21

Nadere regels

1.  De krachtens deze richtlijn verstrekte inlichtingen worden zoveel mogelijk verzonden langs elektronische weg, via het CCN-netwerk.

De Commissie stelt in voorkomend geval, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure, de nadere regels voor de uitvoering van de eerste alinea vast.

▼M1

2.  De Commissie heeft tot taak het CCN-netwerk in die zin aan te passen dat die inlichtingen tussen de lidstaten kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van het CCN-netwerk te zorgen.

De lidstaten hebben tot taak hun systemen zodanig aan te passen dat die inlichtingen met behulp van het CCN-netwerk kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van hun systemen te zorgen.

De lidstaten zorgen ervoor dat elke individuele te rapporteren persoon in kennis wordt gesteld van een schending van de beveiliging van zijn gegevens wanneer die schending afbreuk kan doen aan de bescherming van zijn persoonsgegevens of persoonlijke levenssfeer.

De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, de kosten van aan deskundigen betaalde vergoedingen.

▼M2

3.  De door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie gemachtigde personen hebben slechts toegang tot de inlichtingen voor zover dat met het oog op het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van het in lid 5 bedoelde gegevensbestand en het CCN-netwerk noodzakelijk is.

▼B

4.  Het verzoek om samenwerking, waaronder het verzoek tot kennisgeving, en de bijgevoegde bescheiden kunnen in elke door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal zijn gesteld.

Het verzoek gaat slechts in bijzondere gevallen, op met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit, vergezeld van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit.

▼M5

5.  De Commissie ontwikkelt uiterlijk op 31 december 2017 een beveiligd centraal gegevensbestand van de lidstaten betreffende administratieve samenwerking op belastinggebied en zorgt voor de technische en logistieke ondersteuning daarvan; in dat centraal gegevensbestand kunnen in het kader van artikel 8 bis, leden 1 en 2, van deze richtlijn te verstrekken inlichtingen worden opgeslagen om te voldoen aan de automatische uitwisseling als bedoeld in die leden.

De Commissie ontwikkelt uiterlijk op 31 december 2019 een beveiligd centraal gegevensbestand van de lidstaten betreffende administratieve samenwerking op belastinggebied en zorgt voor de technische en logistieke ondersteuning daarvan; in dat centraal gegevensbestand kunnen in het kader van artikel 8 bis ter, leden 13, 14 en 16, te verstrekken inlichtingen worden opgeslagen om te voldoen aan de automatische uitwisseling als bedoeld in die leden.

De bevoegde autoriteiten van alle lidstaten hebben toegang tot de in dit gegevensbestand opgeslagen inlichtingen. De Commissie heeft ook toegang tot de in dit gegevensbestand opgeslagen inlichtingen, evenwel met inachtneming van de in artikel 8 bis, lid 8, en artikel 8 bis ter, lid 17, genoemde beperkingen. De noodzakelijke praktische regelingen worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure.

In afwachting dat dat beveiligd centraal gegevensbestand operationeel wordt, geschiedt de in artikel 8 bis, leden 1 en 2, en artikel 8 bis ter, leden 13, 14 en 16, bedoelde automatische uitwisseling volgens lid 1 van dit artikel en de toepasselijke praktische regelingen.

▼M3

6.  De verstrekking van inlichtingen overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 2, geschiedt langs elektronische weg met gebruikmaking van het CCN-netwerk. De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de noodzakelijke praktische regelingen vast voor de upgrade van het CCN-netwerk. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

▼B

Artikel 22

Specifieke verplichtingen

1.  De lidstaten nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om:

a) 

een effectieve interne coördinatie binnen de in artikel 4 bedoelde organisatie te garanderen;

b) 

rechtstreekse samenwerking met de in artikel 4 bedoelde autoriteiten van de andere lidstaten tot stand te brengen;

c) 

de goede werking van de bij deze richtlijn ingestelde regelingen voor administratieve samenwerking te garanderen.

▼M4

1 bis.  Met het oog op de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving van de lidstaten ter uitvoering van deze richtlijn en teneinde te waarborgen dat de administratieve samenwerking waarin zij voorziet, functioneert, stellen de lidstaten bij wet vast dat belastingautoriteiten toegang hebben tot de in de artikelen 13, 30, 31 en 40 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) bedoelde mechanismen, procedures, documenten en inlichtingen.

▼B

2.  De Commissie stelt elke lidstaat in kennis van alle algemene inlichtingen die zij in verband met de uitvoering en de toepassing van deze richtlijn ontvangt en kan verstrekken.



HOOFDSTUK V

BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE

Artikel 23

Evaluatie

1.  De lidstaten en de Commissie onderzoeken en evalueren de wijze waarop de bij deze richtlijn ingestelde administratieve samenwerking functioneert.

2.  De lidstaten delen de Commissie alle relevante gegevens mee die noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van de administratieve samenwerking overeenkomstig deze richtlijn ter bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking te kunnen evalueren.

▼M5

3.  De lidstaten doen de Commissie een jaarlijkse beoordeling toekomen van de doeltreffendheid van de in de artikelen 8, 8 bis, 8 bis bis en 8 bis ter bedoelde automatische inlichtingenuitwisseling en de daarmee bereikte resultaten. De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de vorm en wijze van mededeling van deze jaarlijkse beoordeling vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

▼B

4.  De Commissie stelt volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure een lijst van statistische gegevens vast die door de lidstaten moeten worden verstrekt voor de evaluatie van deze richtlijn.

▼M2 —————

▼M2

Artikel 23 bis

Vertrouwelijkheid van inlichtingen

1.  De krachtens deze richtlijn aan de Commissie verstrekte inlichtingen worden door haar vertrouwelijk gehouden overeenkomstig de op de autoriteiten van de Unie toepasselijke bepalingen en mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan om te beoordelen of en in hoeverre de lidstaten aan deze richtlijn voldoen.

2.  De krachtens artikel 23 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

De in de eerste alinea bedoelde door de Commissie opgestelde rapporten en bescheiden mogen door de lidstaten uitsluitend voor analytische doeleinden worden gebruikt, en mogen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de Commissie worden bekendgemaakt of aan andere personen of organen beschikbaar worden gesteld.

▼B



HOOFDSTUK VI

BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 24

Uitwisseling van inlichtingen met derde landen

1.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat die van een derde land inlichtingen ontvangt welke naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de binnenlandse wetgeving van die lidstaat betreffende de in artikel 2 bedoelde belastingen, kan deze inlichtingen verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor welke die inlichtingen van nut kunnen zijn, en aan elke verzoekende autoriteit, mits dat krachtens een overeenkomst met dat derde land is toegestaan.

2.  De bevoegde autoriteit kan, met inachtneming van de nationale voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;

b) 

het derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde of onwettige karakter van verrichtingen die blijken in strijd te zijn met of een misbruik te vormen van de belastingwetgeving.



HOOFDSTUK VII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Gegevensbescherming

▼M1

1.  Elke uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig deze richtlijn is onderworpen aan de bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG. Voor de juiste toepassing van deze verordening beperken de lidstaten evenwel de reikwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 10, artikel 11, lid 1, en de artikelen 12 en 21 van Richtlijn 95/46/EG, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 13, lid 1, onder e), van die richtlijn bedoelde belangen te vrijwaren.

▼M2

1 bis.  Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn door de instellingen en organen van de Unie. Voor de juiste toepassing van deze richtlijn wordt de omvang van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 11, artikel 12, lid 1, en de artikelen 13 tot en met 17 van Verordening (EG) nr. 45/2001 evenwel beperkt, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 20, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren.

▼M1

2.  Rapporterende financiële instellingen en de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat worden voor de toepassing van Richtlijn 95/46/EG als verantwoordelijke voor de verwerking beschouwd.

3.  Niettegenstaande lid 1 ziet elke lidstaat erop toe dat elke onder zijn jurisdictie vallende rapporterende financiële instelling elke betrokken individuele te rapporteren persoon in kennis stelt van het feit dat de hem betreffende inlichtingen als bedoeld in artikel 8, lid 3 bis, overeenkomstig deze richtlijn zullen worden verzameld en doorgegeven, en dat de rapporterende financiële instelling die persoon tijdig alle inlichtingen verstrekt waarop hij krachtens zijn nationale wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG recht heeft, zodat de persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen en, in elk geval, voordat de betrokken rapporterende financiële instelling de in artikel 8, lid 3 bis, bedoelde inlichtingen rapporteert aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van verblijf.

4.  Overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen worden niet langer bewaard dan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn noodzakelijk is, en in elk geval overeenkomstig de nationale voorschriften inzake verjaring van iedere verantwoordelijke voor de verwerking.

▼M5

Artikel 25 bis

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 8 bis bis en 8 bis ter, en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

▼M3

Artikel 26

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake administratieve samenwerking op belastinggebied. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M5

Artikel 27

Verslaglegging

1.  De Commissie dient om de vijf jaar na 1 januari 2013 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn.

2.  De lidstaten en de Commissie evalueren om de twee jaar na 1 juli 2020 de relevantie van bijlage IV, en de Commissie dient een verslag in bij de Raad. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

▼M6

Artikel 27 bis

Optioneel uitstel van termijnen vanwege de COVID-19-pandemie

1.  Niettegenstaande de in artikel 8 bis ter, lid 12, bedoelde termijnen voor het verstrekken van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies kunnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen om intermediairs en relevante belastingplichtigen in staat te stellen uiterlijk op 28 februari 2021 inlichtingen te verstrekken over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies waarvan de eerste stap is geïmplementeerd tussen 25 juni 2018 en 30 juni 2020.

2.  Indien de lidstaten de in lid 1 bedoelde maatregelen nemen, nemen zij tevens de nodige maatregelen opdat:

a) 

niettegenstaande artikel 8 bis ter, lid 18, de eerste inlichtingen uiterlijk op 30 april 2021 worden meegedeeld;

b) 

de in artikel 8 bis ter, leden 1 en 7, bedoelde termijn van 30 dagen voor het verstrekken van inlichtingen uiterlijk op 1 januari 2021 ingaat, indien:

i) 

een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie beschikbaar wordt gemaakt voor implementatie of klaar is voor implementatie, of indien de eerste stap van de implementatie ervan is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, of

ii) 

de intermediairs in de zin van artikel 3, punt 21, tweede alinea, rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies verstrekken tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020;

c) 

in het geval van marktklare constructies het eerste periodieke verslag overeenkomstig artikel 8 bis ter, lid 2, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair wordt opgesteld.

3.  Niettegenstaande de in artikel 8, lid 6, punt b), vastgestelde termijn, kunnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen opdat de in artikel 8, lid 3 bis, bedoelde mededeling van inlichtingen met betrekking tot het kalenderjaar 2019 of een andere passende meldingsperiode, plaatsvindt binnen twaalf maanden na het einde van het kalenderjaar 2019 of de andere passende meldingsperiode.

Artikel 27 ter

Verlenging van de periode van uitstel

1.  De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een uitvoeringsbesluit nemen om de in artikel 27 bis bedoeld periode van uitstel van de termijnen met drie maanden te verlengen, op voorwaarde dat de ernstige risico’s voor de volksgezondheid, de belemmeringen en de economische verstoringen als gevolg van de COVID-19-pandemie aanhouden en lidstaten lockdownmaatregelen treffen.

2.  Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad wordt ten minste één maand voor het verstrijken van de betrokken termijn ingediend bij de Raad.

▼B

Artikel 28

Intrekking van Richtlijn 77/799/EEG

Richtlijn 77/799/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 29

Omzetting

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om met ingang van 1 januari 2013 aan deze richtlijn te voldoen.

Wat evenwel artikel 8 van deze richtlijn betreft, doen zij de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om met ingang van 1 januari 2015 aan dat artikel te voldoen.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

▼M1




BIJLAGE I

RAPPORTAGE- EN DUE DILIGENCE-REGELS VOOR INLICHTINGEN OVER FINANCIËLE REKENINGEN

Deze bijlage bevat de regels inzake rapportage en due diligence die rapporterende financiële instellingen moeten toepassen teneinde de lidstaten in staat te stellen de in artikel 8, lid 3 bis, van deze richtlijn bedoelde inlichtingen automatisch te verstrekken. Voorts worden in deze bijlage de regels en administratieve procedures omschreven die de lidstaten met het oog op de doeltreffende implementatie en naleving van de onderstaande rapportage- en due diligence-procedures moeten invoeren.

DEEL I

ALGEMENE RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN

A. 

Onverminderd de onderdelen C tot en met E moet iedere rapporterende financiële instelling aan de bevoegde autoriteit van haar lidstaat de volgende inlichtingen verstrekken met betrekking tot elke van haar te rapporteren rekeningen:

1. 

de naam, het adres, de lidstaat/lidstaten waarvan de te rapporteren persoon een ingezetene is, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en, voor natuurlijke personen, de geboortedatum en de geboorteplaats van elke te rapporteren persoon die een rekeninghouder van de rekening is en, in het geval van een entiteit die een rekeninghouder is en waarvan met behulp van de due diligence-procedures welke met delen V, VI en VII sporen, wordt vastgesteld dat zij één of meer uiteindelijk belanghebbenden heeft die een te rapporteren persoon is, de naam, het adres, de lidstaat/lidstaten en eventuele andere rechtsgebieden waarvan de entiteit een ingezetene is en het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers van de entiteit en de naam, het adres, de lidstaat/lidstaten waarvan de te rapporteren persoon een ingezetene is, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon;

2. 

het rekeningnummer (of het functionele equivalent daarvan bij het ontbreken van een rekeningnummer);

3. 

de naam en het eventuele identificatienummer van de rapporterende financiële instelling;

4. 

het saldo van de rekening of de waarde (in het geval van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering met inbegrip van de geldswaarde of waarde bij afkoop) aan het eind van het desbetreffende kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, of indien de rekening tijdens dat jaar of die periode werd opgeheven, de opheffing;

5. 

ter zake van een bewaarrekening:

a) 

het op de rekening (of ter zake van de rekening) gestorte of bijgeschreven totale brutobedrag aan rente, totale brutobedrag aan dividenden en totale brutobedrag aan overige inkomsten gegenereerd met betrekking tot de activa op de rekening, gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

b) 

de totale bruto-opbrengsten van de verkoop, terugbetaling of afkoop van financiële activa gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de rapporterende financiële instelling voor de rekeninghouder optrad als bewaarder, makelaar, vertegenwoordiger of anderszins als gevolmachtigde;

6. 

ter zake van een depositorekening, het totale brutobedrag aan rente gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

7. 

ter zake van een rekening niet omschreven in onderdeel A, punt 5 of punt 6, het totale brutobedrag betaald of gecrediteerd op de rekening van de rekeninghouder gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de rapporterende financiële instelling een betalingsverplichting heeft of debiteur is, met inbegrip van het totaalbedrag aan afbetalingen aan de rekeninghouder gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden.

B. 

In de gerapporteerde inlichtingen wordt vermeld in welke valuta elk bedrag is uitgedrukt.

C. 

Niettegenstaande onderdeel A, punt 1, hoeven het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers of de geboortedatum ter zake van bestaande rekeningen die te rapporteren rekeningen zijn, niet te worden gemeld indien dit fiscaal identificatienummer/deze fiscale identificatienummers en deze geboortedatum niet in het dossier van de rapporterende financiële instelling voorhanden zijn, en de rapporterende financiële instelling niet anderszins uit hoofde van nationale wetgeving of enig rechtsinstrument van de Unie verplicht is deze gegevens te verzamelen. Rapporterende financiële instellingen zijn echter wel verplicht redelijke inspanningen te doen om ter zake van bestaande rekeningen aan het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin bestaande rekeningen als te rapporteren rekeningen worden aangemerkt, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en de geboortedatum te verkrijgen.

D. 

Niettegenstaande onderdeel A, punt 1, hoeft het fiscaal identificatienummer niet te worden gerapporteerd indien de betrokken lidstaat of ander(e) rechtsgebied(en) waarvan de te rapporteren persoon een ingezetene is geen fiscale identificatienummers afgeeft.

E. 

Niettegenstaande onderdeel A, punt 1, hoeft de geboorteplaats niet te worden gerapporteerd tenzij:

1. 

de rapporterende financiële instelling anderszins, krachtens de nationale wetgeving, verplicht is de geboorteplaats te verkrijgen en te rapporteren of de rapporterende financiële instelling anderszins verplicht is of was de geboorteplaats te verkrijgen en te rapporteren uit hoofde van een rechtsinstrument van de Unie dat van kracht is of op 5 januari 2015 van kracht was, en

2. 

deze beschikbaar is in de elektronisch doorzoekbare gegevens die door de rapporterende financiële instelling worden beheerd.

DEEL II

ALGEMENE DUE DILIGENCE-VOORSCHRIFTEN

A. 

Een rekening wordt behandeld als een te rapporteren rekening met ingang van de datum waarop zij als zodanig krachtens de due diligence-procedures van deel II tot en met VII wordt aangemerkt; behoudens andersluidende bepalingen, moeten inlichtingen met betrekking tot een te rapporteren rekening jaarlijks worden gerapporteerd in het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de inlichtingen betrekking hebben.

B. 

Het saldo of de waarde van een rekening wordt bepaald per de laatste dag van het kalenderjaar of van een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden.

C. 

Indien een saldo- of waardegrens dient te worden bepaald per de laatste dag van het kalenderjaar, moet het betreffende saldo of de betreffende waarde worden bepaald per de laatste dag van de periode waarover gerapporteerd dient te worden die eindigt met of in dat kalenderjaar.

D. 

Elke lidstaat kan rapporterende financiële instellingen toestaan gebruik te maken van dienstverleners teneinde te voldoen aan de aan deze instellingen volgens het nationale recht opgelegde verplichtingen inzake rapportage en due diligence, maar de verantwoordelijkheid voor deze verplichtingen rust onverminderd bij de rapporterende financiële instellingen.

E. 

Elke lidstaat kan rapporterende financiële instellingen toestaan de due diligence-procedures voor nieuwe rekeningen op bestaande rekeningen toe te passen, en de due diligence-procedures voor hogewaarderekeningen op lagewaarderekeningen toe te passen. Indien een lidstaat toestaat dat due diligence-procedures voor nieuwe rekeningen op bestaande rekeningen worden toegepast, blijven de anderszins voor bestaande rekeningen geldende regels van toepassing.

DEEL III

DUE DILIGENCE VOOR BESTAANDE REKENINGEN VAN NATUURLIJKE PERSONEN

A. 

Inleiding. De volgende procedures gelden om na te gaan welke bestaande rekeningen van natuurlijke personen als te rapporteren rekeningen moeten worden beschouwd.

B. 

Lagewaarderekeningen. De volgende procedures zijn van toepassing met betrekking tot lagewaarderekeningen.

1. 

Woonadres. Indien de rapporterende financiële instelling in haar dossier het uit bewijsstukken afgeleide actuele woonadres van de natuurlijke persoon rekeninghouder heeft, kan zij de natuurlijke persoon rekeninghouder behandelen als een natuurlijke persoon die een fiscale ingezetene is van de lidstaat of het andere rechtsgebied waar het adres gelegen is, om te bepalen of deze natuurlijke persoon rekeninghouder een te rapporteren persoon is.

2. 

Onderzoek van elektronische dossiers. Indien de rapporterende financiële instelling niet beschikt over het uit bewijsstukken afgeleide actuele woonadres van de natuurlijke persoon rekeninghouder, zoals vermeld in onderdeel B, punt 1, moet de rapporterende financiële instelling de elektronisch doorzoekbare gegevens die zij beheert, controleren op de onderstaande indicatoren en onderdeel B, punten 3 tot en met 6, toepassen:

a) 

aanmerking van de rekeninghouder als een ingezetene van een lidstaat;

b) 

de actuele post- of woonadressen (met inbegrip van postbussen) in een lidstaat;

c) 

een of meer telefoonnummers in een lidstaat en geen telefoonnummer in de lidstaat van de rapporterende financiële instelling;

d) 

vaste instructies (andere dan ten aanzien van een depositorekening) om gelden over te maken naar een rekening aangehouden in een lidstaat;

e) 

geldige volmacht of tekenbevoegdheid verleend aan een persoon met een adres in een lidstaat, of

f) 

een poste-restanteadres of een „per adres” in een lidstaat indien de rapporterende financiële instelling geen ander adres van de rekeninghouder geregistreerd heeft staan.

3. 

Indien bij het onderzoek van elektronische dossiers geen van de in onderdeel B, punt 2, genoemde indicatoren wordt aangetroffen, is geen verdere actie vereist totdat er sprake is van een verandering van omstandigheden die ertoe leidt dat een of meer indicatoren in verband worden gebracht met de rekening of totdat de rekening een hogewaarderekening wordt.

4. 

Indien bij het onderzoek van elektronische dossiers een van de in onderdeel B, punt 2, onder a) tot en met e), genoemde indicatoren wordt aangetroffen, of indien er een verandering van omstandigheden is opgetreden die ertoe leidt dat een of meer van de indicatoren in verband worden gebracht met de rekening, moet de rapporterende financiële instelling de rekeninghouder behandelen als een fiscaal inwoner van elke lidstaat waarvoor een indicator wordt aangetroffen, tenzij zij besluit onderdeel B, punt 6, toe te passen en een van de daar genoemde uitzonderingen op die rekening van toepassing is.

5. 

Indien bij het onderzoek van elektronische dossiers een poste-restanteadres of een „per adres” voor de rekeninghouder wordt gevonden en geen ander adres, noch een van de andere in onderdeel B, punt 2, onder a) tot en met e), genoemde indicatoren wordt aangetroffen, moet de rapporterende financiële instelling, in de naar omstandigheden meest geschikte volgorde, het in onderdeel C, punt 2, omschreven onderzoek van papieren dossiers uitvoeren, of tracht zij van de rekeninghouder een eigen verklaring of bewijsstukken te verkrijgen teneinde diens fiscale woonplaats(en) vast te stellen. Indien het onderzoek van de papieren dossiers geen indicatoren oplevert, en geen eigen verklaring of bewijsstukken van de rekeninghouder worden verkregen, moet de rapporterende financiële instelling de rekening aan de bevoegde autoriteit van haar lidstaat rapporteren als ongedocumenteerde rekening.

6. 

Indien indicatoren bedoeld in onderdeel B, punt 2, worden aangetroffen, is een rapporterende financiële instelling evenwel niet verplicht de rekeninghouder als een ingezetene van een lidstaat te behandelen indien de rapporterende financiële instelling:

a) 

ingeval de inlichtingen over de rekeninghouder een actueel post- of woonadres in die lidstaat bevat, een of meer telefoonnummers in die lidstaat (en geen telefoonnummer in de lidstaat van de rapporterende financiële instelling) of vaste instructies (met betrekking tot andere financiële rekeningen dan depositorekeningen) voor de overmaking van gelden naar een rekening die in een lidstaat wordt aangehouden, het volgende verkrijgt, of eerder een dossier heeft gecontroleerd en dit bijhoudt met daarin het volgende:

i) 

een eigen verklaring van de rekeninghouder van de lidstaat/lidstaten of ander rechtsgebied/andere rechtsgebieden waarvan die rekeninghouder een ingezetene is anders dan de genoemde lidstaat, en

ii) 

bewijsstukken waaruit de niet-te-rapporteren status van de rekeninghouder blijkt;

b) 

ingeval de inlichtingen over de rekeninghouder een geldige volmacht of tekenbevoegdheid bevat die is verleend aan een persoon met een adres in die lidstaat, het volgende verkrijgt, of eerder een dossier heeft gecontroleerd en dit bijhoudt met daarin het volgende:

i) 

een eigen verklaring van de rekeninghouder van de lidstaat/lidstaten of ander rechtsgebied/andere rechtsgebieden waarvan die rekeninghouder een ingezetene is anders dan de genoemde lidstaat, of

ii) 

bewijsstukken waaruit de niet-te- rapporteren status van de rekeninghouder blijkt;

C. 

Uitgebreide controleprocedures voor hogewaarderekeningen. De onderstaande uitgebreide controleprocedures zijn van toepassing op hogewaarderekeningen.

1. 

Onderzoek van elektronische dossiers. Met betrekking tot hogewaarderekeningen moet de rapporterende financiële instelling de door haar beheerde elektronisch doorzoekbare gegevens controleren op de in onderdeel B, punt 2, omschreven indicatoren.

2. 

Onderzoek van papieren dossiers. Indien de elektronisch doorzoekbare databases van de rapporterende financiële instelling velden bevatten waarin alle in onderdeel C, punt 3, omschreven inlichtingen zijn opgenomen, is geen onderzoek van de papieren dossiers vereist. Indien niet al deze inlichtingen in de elektronische databases zijn opgenomen, moet de rapporterende financiële instelling ter zake van hogewaarderekeningen ook de actuele gegevens in het stamdossier van de desbetreffende klanten controleren, en indien daarin niet alle gegevens zijn opgenomen, tevens de volgende documenten controleren die verband houden met de rekening en die de rapporterende financiële instelling tijdens de daaraan voorafgaande vijf jaar heeft verkregen, op de in onderdeel B, punt 2, omschreven indicatoren:

a) 

de meest recente bewijsstukken verzameld met betrekking tot de rekening;

b) 

de meest recente overeenkomst of documenten omtrent de opening van de rekening;

c) 

de meest recente documenten verkregen door de rapporterende financiële instelling in het kader van AML/KYC-procedures of andere regelgeving;

d) 

geldige formulieren voor volmachten of tekenbevoegdheid, en

e) 

geldende vaste instructies (andere dan ter zake van een depositorekening) omtrent het overmaken van gelden.

3. 

Uitzondering indien de databases voldoende inlichtingen bevatten. Een rapporterende financiële instelling is niet verplicht de in onderdeel C, punt 2, omschreven papieren dossiers te onderzoeken indien haar elektronisch doorzoekbare inlichtingen het volgende bevatten:

a) 

de woonplaats van de rekeninghouder;

b) 

het woonadres en het postadres van de rekeninghouder zoals vastgelegd in de huidige dossiers van de rapporterende financiële instelling;

c) 

het (de) eventuele telefoonnummer(s) van de rekeninghouder zoals vastgelegd in de huidige dossiers van de rapporterende financiële instelling;

d) 

in geval van andere financiële rekeningen dan depositorekeningen: of er vaste instructies zijn voor de overmaking van gelden op de rekening naar een andere rekening (met inbegrip van rekeningen bij filialen van de rapporterende financiële instelling of een andere financiële instelling);

e) 

of er een actueel poste-restanteadres of „per adres” is van de rekeninghouder, en

f) 

of er een volmacht of tekenbevoegdheid voor de rekening is.

4. 

Opvragen van feitelijke kennis bij de relatiemanager. Naast de in onderdeel C, onder punten 1 en 2, omschreven onderzoeken van de elektronische en papieren dossiers moet de rapporterende financiële instelling een hogewaarderekening (met inbegrip van de eventueel daarmee geaggregeerde financiële rekeningen) die is toegewezen aan een relatiemanager, behandelen als een te rapporteren rekening indien de relatiemanager beschikt over feitelijke kennis dat de houder van de rekening een te rapporteren persoon is.

5. 

Gevolgen van het aantreffen van indicatoren.

a) 

Indien bij de in onderdeel C omschreven uitgebreide controle van hogewaarderekeningen geen van de in onderdeel B, punt 2, genoemde indicatoren wordt aangetroffen en de houder van een rekening niet is geïdentificeerd als een te rapporteren persoon als bedoeld in onderdeel C, punt 4, zijn geen nadere maatregelen vereist, totdat een verandering van omstandigheden ertoe leidt dat een of meer indicatoren in verband worden gebracht met de rekening.

b) 

Indien bij de in onderdeel C omschreven uitgebreide controle van hogewaarderekeningen een van de in onderdeel B, punt 2, onder a) tot en met e), genoemde indicatoren wordt aangetroffen of indien er naderhand een verandering van omstandigheden is opgetreden die ertoe leidt dat een of meer van de indicatoren in verband worden gebracht met de rekening, moet de rapporterende financiële instelling de rekening behandelen als een te rapporteren rekening voor elke lidstaat waarvoor een indicator wordt aangetroffen, tenzij zij besluit onderdeel B, punt 6, toe te passen en een van de daar genoemde uitzonderingen van toepassing is op die rekening.

c) 

Indien bij de in onderdeel C omschreven uitgebreide controle van hogewaarderekeningen een poste-restanteadres of „per adres” voor de rekeninghouder wordt gevonden, en geen ander adres noch een van de andere in onderdeel B, punt 2, onder a) tot en met e), genoemde indicatoren wordt aangetroffen, moet de rapporterende financiële instelling van de rekeninghouder een eigen verklaring of bewijsstukken verkrijgen teneinde diens fiscale woonplaats(en) vast te stellen. Indien de rapporterende financiële instelling geen eigen verklaring of bewijsstuk van de rekeninghouder kan verkrijgen, moet zij de rekening aan de bevoegde autoriteit van haar lidstaat rapporteren als ongedocumenteerde rekening.

6. 

Indien een bestaande rekening van een natuurlijke persoon niet vanaf 31 december 2015 een hogewaarderekening is, maar er één wordt op de laatste dag van een volgend kalenderjaar, moet de rapporterende financiële instelling de uitgebreide controleprocedures omschreven in onderdeel C met betrekking tot die rekening voltooien binnen het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de rekening een hogewaarderekening wordt. Als, op basis van deze controle, de rekening wordt aangemerkt als een te rapporteren rekening, moet de rapporterende financiële instelling de verlangde informatie over de rekening verstrekken met betrekking tot het jaar waarin de rekening wordt aangemerkt als een te rapporteren rekening en de daaropvolgende jaren jaarlijks, tenzij de rekeninghouder ophoudt een te rapporteren persoon te zijn.

7. 

Wanneer een rapporterende financiële instelling de in onderdeel C omschreven uitgebreide controleprocedures toepast op een hogewaarderekening, hoeft de rapporterende financiële instelling deze procedures niet opnieuw toe te passen, met uitzondering van het onderzoek bij de relatiemanager omschreven in onderdeel C, punt 4, op dezelfde hogewaarderekening in elk daaropvolgend jaar, tenzij de rekening niet gedocumenteerd is, in welk geval de rapporterende financiële instelling ze jaarlijks opnieuw dient toe te passen totdat de rekening niet meer ongedocumenteerd is.

8. 

Indien zich een verandering voordoet in de omstandigheden met betrekking tot een hogewaarderekening die ertoe leidt dat een of meer indicatoren omschreven in onderdeel B, punt 2, in verband worden gebracht met de rekening, moet de rapporterende financiële instelling de rekening beschouwen als een te rapporteren rekening met betrekking tot elke lidstaat waarvoor een indicator is geïdentificeerd, tenzij de instelling ervoor kiest onderdeel B, punt 6, toe te passen en een van de daar genoemde uitzonderingen van toepassing is op die rekening.

9. 

Een rapporterende financiële instelling moet procedures toepassen om ervoor te zorgen dat een relatiemanager elke wijziging in de omstandigheden van een rekening vaststelt. Als bijvoorbeeld aan een relatiemanager is meegedeeld dat de rekeninghouder een nieuw postadres in een lidstaat heeft, moet de rapporterende financiële instelling het nieuwe adres behandelen als een wijziging in de omstandigheden en, indien zij kiest voor toepassing van onderdeel B, punt 6, moet zij van de rekeninghouder de passende documentatie verkrijgen.

D. 

De controle van bestaande hogewaarderekeningen van natuurlijke personen moet uiterlijk op 31 december 2016 worden voltooid. De controle van bestaande lagewaarderekeningen van natuurlijke personen moet uiterlijk op 31 december 2017 worden voltooid.

E. 

Elke bestaande rekening van een natuurlijk persoon die is aangemerkt als een te rapporteren rekening overeenkomstig dit deel, moet alle daaropvolgende jaren worden behandeld als een te rapporteren rekening, tenzij de rekeninghouder ophoudt een te rapporteren persoon te zijn.

DEEL IV

DUE DILIGENCE VOOR NIEUWE REKENINGEN VAN NATUURLIJKE PERSONEN

De volgende procedures gelden om na te gaan welke nieuwe rekeningen van natuurlijke personen moeten worden beschouwd als te rapporteren rekeningen.

A. 

Met betrekking tot nieuwe rekeningen van natuurlijke personen moet de rapporterende financiële instelling, bij het openen van een rekening, een eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgen die deel kan uitmaken van de documentatie betreffende de opening van de rekening, waarmee de rapporterende financiële instelling de fiscale verblijfplaats(en) van de rekeninghouder kan nagaan en de redelijkheid kan bevestigen van de verklaring op basis van de informatie die de rapporterende financiële instelling heeft verkregen in verband met de opening van de rekening, met inbegrip van alle stukken die zijn verzameld op grond van de AML/KYC-procedures.

B. 

Indien uit de eigen verklaring van de rekeninghouder blijkt dat deze fiscaal een ingezetene is van een lidstaat, moet de rapporterende financiële instelling de rekening behandelen als een te rapporteren rekening en moet de verklaring tevens het fiscaal identificatienummer van de rekeninghouder met betrekking tot deze lidstaat bevatten (onder voorbehoud van onderdeel D van deel I en zijn geboortedatum.

C. 

Indien zich een verandering van omstandigheden met betrekking tot een nieuwe rekening van een natuurlijke persoon voordoet op basis waarvan de rapporterende financiële instelling weet, of redenen heeft om te weten, dat de oorspronkelijke eigen verklaring van de rekeninghouder onjuist of onbetrouwbaar is, kan de rapporterende financiële instelling zich niet beroepen op de oorspronkelijke verklaring en moet zij een geldige verklaring verkrijgen waarin de fiscale verblijfplaats(en) van de rekeninghouder staat/staan.

DEEL V

DUE DILIGENCE VOOR BESTAANDE ENTITEITSREKENINGEN

De volgende procedures gelden om na te gaan welke bestaande entiteitsrekeningen moeten worden beschouwd als te rapporteren rekeningen.

A. 

Entiteitsrekeningen die niet hoeven te worden gecontroleerd, geïdentificeerd of gerapporteerd. Tenzij de rapporterende financiële instelling anders besluit, hetzij voor alle bestaande entiteitsrekeningen tezamen hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dat soort rekeningen afzonderlijk, hoeft een bestaande entiteitsrekening met een geaggregeerd saldo of een geaggregeerde waarde van, per 31 december 2015, niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 250 000 USD, niet te worden onderzocht, geïdentificeerd of gerapporteerd als een te rapporteren rekening totdat het geaggregeerde saldo of de geaggregeerde waarde hoger is dan dat bedrag op de laatste dag van een volgend kalenderjaar.

B. 

Entiteitsrekeningen die moeten worden gecontroleerd. Een bestaande entiteitsrekening met een geaggregeerd saldo of een geaggregeerde waarde van, per 31 december 2015, meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 250 000 USD, en een bestaande entiteitsrekening die dat bedrag per 31 december 2015 niet overschrijdt maar waarvan het totale saldo of de totale waarde op de laatste dag van een volgend kalenderjaar hoger is dan dat bedrag, moet worden gecontroleerd overeenkomstig de procedures omschreven in onderdeel D.

C. 

Entiteitsrekeningen die gerapporteerd moeten worden. Met betrekking tot bestaande entiteitsrekeningen omschreven in onderdeel B worden alleen rekeningen die worden aangehouden door een of meer entiteiten die te rapporteren personen zijn, of door passieve NFE's met één of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn, behandeld als te rapporteren rekeningen.

D. 

Controleprocedures voor het identificeren van entiteitsrekeningen die gerapporteerd dienen te worden. Voor bestaande entiteitsrekeningen omschreven in onderdeel B moet een rapporterende financiële instelling de volgende controleprocedures toepassen teneinde vast te stellen of de rekening wordt aangehouden door een of meer te rapporteren personen of door passieve NFE's met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn:

1. 

Vaststellen of de entiteit een te rapporteren persoon is.

a) 

Informatie controleren die wordt bijgehouden ten behoeve van het toezicht of de klantrelatie (met inbegrip van informatie verzameld uit hoofde van de AML/KYC-procedures) teneinde vast te stellen of dit erop wijst dat de rekeninghouder een ingezetene is van een lidstaat. Voor dit doel omvat informatie waaruit blijkt dat de rekeninghouder een ingezetene is van een lidstaat ook een plaats van oprichting of organisatie, of een adres in een lidstaat.

b) 

Indien de informatie erop wijst dat de rekeninghouder ingezetene is van een lidstaat, moet de rapporterende financiële instelling de rekening behandelen als een te rapporteren rekening, tenzij zij van de rekeninghouder een eigen verklaring ontvangt, of redelijkerwijs kan vaststellen op grond van informatie waarover zij beschikt of die publiekelijk beschikbaar is, dat de rekeninghouder geen te rapporteren persoon is.

2. 

Vaststellen of de entiteit een passieve NFE is met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Ten aanzien van een houder van een bestaande entiteitsrekening (met inbegrip van een entiteit die een te rapporteren persoon is), moet de rapporterende financiële instelling vaststellen of de rekeninghouder een passieve NFE is met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Indien een van de uiteindelijk belanghebbenden van een passieve NFE een te rapporteren persoon is, moet de rekening worden behandeld als een te rapporteren rekening. Bij deze vaststellingen moet de rapporterende financiële instelling de leidraden volgen in onderdeel D, punt 2, onder a) tot en met c), in de onder de gegeven omstandigheden meest geschikte volgorde.

a) 

Vaststellen of de rekeninghouder een passieve NFE is. Om te bepalen of de rekeninghouder een passieve NFE is moet de rapporterende financiële instelling van de rekeninghouder een eigen verklaring verkrijgen om diens status vast te stellen, tenzij de instelling informatie in haar bezit heeft of er publiekelijk beschikbare informatie is op basis waarvan zij redelijkerwijs kan vaststellen dat de rekeninghouder een actieve NFE is of een financiële instelling anders dan een beleggingsentiteit omschreven in onderdeel A, punt 6, onder b), van deel VIII die geen financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied is.

b) 

Vaststellen van de uiteindelijk belanghebbenden bij een rekeninghouder. Bij de vaststelling van de uiteindelijk belanghebbenden bij een rekeninghouder kan een rapporterende financiële instelling zich baseren op de informatie die is verzameld en bijgehouden op grond van de AML/KYC-procedures.

c) 

Vaststellen of een uiteindelijk belanghebbende bij een passieve NFE een te rapporteren persoon is. Om vast te stellen of een uiteindelijk belanghebbende bij een passieve NFE een te rapporteren persoon is, kan een rapporterende financiële instelling zich baseren op:

i) 

informatie verzameld en bijgehouden overeenkomstig AML/KYC-procedures in het geval van een bestaande entiteitsrekening aangehouden door een of meer NFE's met een totaal saldo of een totale waarde van niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD, of

ii) 

een eigen verklaring van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende van de lidstaat/de lidstaten of het andere rechtsgebied/de andere rechtsgebieden waarvan de uiteindelijk belanghebbende een ingezetene is.

E. 

Tijdstippen voor controles en aanvullende procedures die van toepassing zijn op bestaande entiteitsrekeningen

1. 

De controle van bestaande entiteitsrekeningen met een totaal saldo of een totale waarde van, per 31 december 2015, meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 250 000 USD, moet uiterlijk op 31 december 2017 worden voltooid.

2. 

De controle van reeds bestaande entiteitsrekeningen met een totaal saldo of een totale waarde van, per 31 december 2015, niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 250 000 USD, maar, per 31 december van een daaropvolgend jaar, dat bedrag overschrijdt, moet worden voltooid binnen het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het geaggregeerde saldo of de geaggregeerde waarde dat bedrag overschreed.

3. 

Indien een verandering optreedt in de omstandigheden van een bestaande entiteitsrekening die ertoe leidt dat de rapporterende financiële instelling weet, of redenen heeft om te weten, dat de eigen verklaring van de rekeninghouder of andere documentatie die verband houdt met een rekening onjuist of onbetrouwbaar is, moet de rapporterende financiële instelling de status van de rekening opnieuw vaststellen in overeenstemming met de procedures omschreven in onderdeel D.

DEEL VI

DUE DILIGENCE VOOR NIEUWE ENTITEITSREKENINGEN

De volgende procedures gelden om na te gaan welke nieuwe entiteitsrekeningen moeten worden beschouwd als te rapporteren rekeningen.

Controleprocedures voor het identificeren van entiteitsrekeningen die gerapporteerd dienen te worden. Voor nieuwe entiteitsrekeningen dient een rapporterende financiële instelling de volgende controleprocedures toe te passen teneinde vast te stellen of de rekening wordt aangehouden door een of meer te rapporteren personen of door passieve NFE's met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn:

1. 

Vaststellen of de entiteit een te rapporteren persoon is.

a) 

Een eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgen die deel kan uitmaken van de documentatie betreffende de opening van de rekening, waarmee de rapporterende financiële instelling de fiscale vestigingsplaats(en) van de rekeninghouder kan nagaan en de redelijkheid kan bevestigen van de verklaring op basis van de informatie die de rapporterende financiële instelling heeft verkregen in verband met de opening van de rekening, met inbegrip van alle documenten die zijn verzameld op grond van de AML/KYC-procedures. Indien de entiteit verklaart dat zij geen fiscale verblijfplaats heeft, kan de rapporterende financiële instelling zich voor het bepalen van de verblijfplaats van de rekeninghouder baseren op het adres van het hoofdkantoor van de entiteit.

b) 

Indien de eigen verklaring van de rekeninghouder aangeeft dat deze in een lidstaat verblijft, dient de rapporterende financiële instelling de rekening te behandelen als een te rapporteren rekening, tenzij zij op grond van informatie waarover zij beschikt of die publiekelijk beschikbaar is redelijkerwijs kan vaststellen dat de rekeninghouder geen te rapporteren persoon is met betrekking tot die lidstaat.

2. 

Vaststellen of de entiteit een passieve NFE is met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Ten aanzien van een houder van een nieuwe entiteitsrekening (met inbegrip van een entiteit die een te rapporteren persoon is), moet de rapporterende financiële instelling vaststellen of de rekeninghouder een passieve NFE is met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Indien een van de uiteindelijk belanghebbenden van een passieve NFE een te rapporteren persoon is, moet de rekening worden behandeld als een te rapporteren rekening. Bij deze vaststellingen moet de rapporterende financiële instelling de leidraden volgen in onderdeel A, punt 2, onder a) tot en met c), in de onder de gegeven omstandigheden meest geschikte volgorde.

a) 

Vaststellen of de rekeninghouder een passieve NFE is. Om te bepalen of de rekeninghouder een passieve NFE is moet de rapporterende financiële instelling zich baseren op een eigen verklaring van de rekeninghouder om diens status vast te stellen, tenzij de instelling informatie in haar bezit heeft of er publiekelijk beschikbare informatie is op basis waarvan zij redelijkerwijs kan vaststellen dat de rekeninghouder een actieve NFE is of een financiële instelling anders dan een beleggingsentiteit omschreven in onderdeel A, punt 6, onder b), van deel VIII die geen financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied is.

b) 

Vaststellen van de uiteindelijk belanghebbenden van een rekeninghouder. Bij de bepaling van de uiteindelijk belanghebbenden van een rekeninghouder kan een rapporterende financiële instelling zich baseren op de informatie die is verzameld en bijgehouden op grond van de AML/KYC-procedures.

c) 

Vaststellen of een uiteindelijk belanghebbende van een passieve NFE een te rapporteren persoon is. Om vast te stellen of een uiteindelijk belanghebbende van een passieve NFE een te rapporteren persoon is, kan een rapporterende financiële instelling zich baseren op de eigen verklaring van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende.

DEEL VII

BIJZONDERE REGELS INZAKE DUE DILIGENCE

De volgende aanvullende regels zijn van toepassing bij de uitvoering van de eerder omschreven due diligence-procedures:

A. 

Vertrouwen op eigen verklaringen van rekeninghouders en bewijsstukken. Een rapporterende financiële instelling mag niet vertrouwen op een eigen verklaring van een rekeninghouder of bewijsstukken indien zij weet of redenen heeft om te weten dat de verklaring of bewijsstukken onjuist of onbetrouwbaar zijn.

B. 

Alternatieve procedures voor financiële rekeningen van individuele begunstigden van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering en voor groepskapitaalverzekeringen of groepslijfrenteverzekeringen. Een rapporterende financiële instelling mag veronderstellen dat een individuele begunstigde (niet zijnde de eigenaar) van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering die een uitkering bij overlijden ontvangt geen te rapporteren persoon is en mag een dergelijke financiële rekening behandelen als een andere dan een te rapporteren rekening tenzij de financiële instelling daadwerkelijk weet of redenen heeft om te weten dat de begunstigde een te rapporteren persoon is. Een rapporterende financiële instelling heeft redenen om te weten dat een begunstigde van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering een te rapporteren persoon is als de door de rapporterende financiële instelling verzamelde informatie over de begunstigde indicatoren bevat zoals omschreven in onderdeel B van deel III. Indien een rapporterende financiële instelling daadwerkelijk weet of redenen heeft om te weten dat de begunstigde een te rapporteren persoon is, moet de rapporterende financiële instelling de procedures van onderdeel B van deel III volgen.

Een rapporterende financiële instelling kan een financiële rekening die een belang is van een lid in een groepskapitaalverzekering of een groepslijfrenteverzekering behandelen als een financiële rekening die geen te rapporteren rekening is, tot de datum waarop een bedrag betaalbaar wordt aan de werknemer/certificaathouder of begunstigde, als de financiële rekening die een belang is van een lid in een groepskapitaalverzekering of een groepslijfrenteverzekering, voldoet aan de volgende eisen:

i) 

de groepskapitaalverzekering of de groepslijfrenteverzekering wordt afgegeven aan een werkgever en heeft betrekking op 25 of meer werknemers/certificaathouders;

ii) 

de werknemer/certificaathouders hebben recht op een contractwaarde gerelateerd aan hun belangen en mogen begunstigden noemen voor de uitkering die betaalbaar is bij overlijden van de werknemer, en

iii) 

het totale bedrag te betalen aan elke werknemer/certificaathouder of begunstigde bedraagt niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD.

Een „groepskapitaalverzekering” is een kapitaalverzekering die: i) dekking biedt aan natuurlijke personen die zijn aangesloten via een werkgever, beroepsvereniging, vakbond of andere vereniging of groep, en ii) voor ieder lid van de groep (of lid van een categorie in de groep) een premie in rekening brengt die wordt bepaald onafhankelijk van andere individuele gezondheidskenmerken dan leeftijd, geslacht en rookgedrag van het lid (of categorie leden) van de groep.

Een „groepslijfrenteverzekering” is een lijfrenteverzekering waarvan de rechthebbenden personen zijn die zijn aangesloten via een werkgever, beroepsvereniging, vakbond of een andere vereniging of groep.

C. 

Voorschriften voor de aggregatie van saldi en valuta

1. 

Aggregatie van rekeningen van natuurlijke personen. Voor het vaststellen van het totale saldo of de totale waarde van financiële rekeningen aangehouden door natuurlijke personen is de rapporterende financiële instelling verplicht alle door haar of door een gelieerde entiteit aangehouden financiële rekeningen te aggregeren, maar uitsluitend voor zover de computersystemen van de rapporterende financiële instelling de financiële rekeningen koppelen op grond van een data-element, zoals een cliëntnummer of fiscaal identificatienummer, en in staat zijn de saldi of waarden te aggregeren. Aan elke houder van een gezamenlijke financiële rekening wordt het volledige saldo of de volledige waarde van de gezamenlijke financiële rekening toegeschreven ten behoeve van de vereiste aggregatie omschreven in deze alinea.

2. 

Aggregatie van entiteitsrekeningen. Voor het vaststellen van het totale saldo of de totale waarde van financiële rekeningen aangehouden door een entiteit is de rapporterende financiële instelling verplicht rekening te houden met alle door haar of door een gelieerde entiteit aangehouden financiële rekeningen, maar uitsluitend voor zover de computersystemen van de rapporterende financiële instelling de financiële rekeningen koppelen op grond van een data-element, zoals een cliëntnummer of fiscaal identificatienummer, en in staat zijn de saldi of waarden te aggregeren. Aan elke houder van een gezamenlijke financiële rekening wordt het volledige saldo of de volledige waarde van de gezamenlijke financiële rekening toegeschreven ten behoeve van de vereiste aggregatie omschreven in deze alinea.

3. 

Bijzondere aggregatieregel voor relatiemanagers. Voor het vaststellen van het totale saldo of de totale waarde van financiële rekeningen aangehouden door een persoon teneinde te bepalen of een financiële rekening een hogewaarderekening is, is een rapporterende financiële instelling voorts verplicht de saldi van financiële rekeningen te aggregeren indien de relatiemanager weet of redenen heeft om te weten dat die rekeningen direct of indirect in het bezit zijn van, onder zeggenschap staan of zijn geopend door dezelfde persoon (anders dan als gevolmachtigde).

4. 

Bij bedragen wordt het equivalent in andere valuta vermeld. Alle in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukte bedragen worden geacht het equivalent van bedragen in andere valuta's te bevatten, zoals bepaald door het nationale recht.

DEEL VIII

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

De volgende definities zijn van toepassing:

A.   Rapporterende financiële instelling

1. 

Onder „rapporterende financiële instelling” wordt verstaan elke financiële instelling van een lidstaat die geen niet-rapporterende financiële instelling is. Onder „financiële instelling van een lidstaat” wordt verstaan: i) elke financiële instelling die een ingezetene is van een lidstaat, maar uitgezonderd een filiaal van een dergelijke financiële instelling dat zich buiten die lidstaat bevindt, en ii) elk filiaal van een financiële instelling die geen ingezetene is van een lidstaat, indien dat filiaal zich in die lidstaat bevindt.

2. 

Onder „financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied” wordt verstaan: i) elke financiële instelling die een ingezetene is van een deelnemend rechtsgebied, maar uitgezonderd een filiaal van die financiële instelling dat zich buiten dat deelnemend rechtsgebied bevindt, en ii) elk filiaal van een financiële instelling die geen ingezetene is van een deelnemend rechtsgebied, indien dat filiaal zich in dat deelnemend rechtsgebied bevindt.

3. 

Onder „financiële instelling” wordt verstaan een bewaarinstelling, een instelling die deposito's neemt, een beleggingsentiteit of een omschreven verzekeringsmaatschappij.

4. 

Onder „bewaarinstelling” wordt verstaan een entiteit die voor rekening van derden financiële activa in bewaring houdt als een wezenlijk deel van haar bedrijfsactiviteiten. Een instelling houdt financiële activa voor rekening van derden als wezenlijk deel van haar bedrijfsactiviteiten, wanneer haar bruto-inkomsten die verband houden met het houden van financiële activa en het verlenen van de bijbehorende financiële diensten gelijk is aan of groter is dan 20 % van de bruto-inkomsten van de entiteit gedurende: i) de periode van drie jaar die eindigt op 31 december (of de laatste dag van het boekjaar indien dat niet gelijk loopt met het kalenderjaar) voorafgaand aan het jaar waarin de vaststelling geschiedt, of ii) de bestaansperiode van de entiteit, indien deze korter is.

5. 

Onder „een instelling die deposito's neemt” wordt verstaan een entiteit die opvorderbare gelden verkrijgt in het kader van de normale uitoefening van het bankbedrijf of een daarmee vergelijkbaar bedrijf.

6. 

Onder „beleggingsentiteit” wordt verstaan een entiteit

a) 

met als voornaamste bedrijfsactiviteit het voor of namens een klant uitvoeren van een of meer van de volgende activiteiten of transacties:

i) 

handel in geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositobewijzen, derivaten, etc.), vreemde valuta's, wisselkoersen, rentepercentage- en indexinstrumenten, overdraagbare effecten, of goederentermijnhandel;

ii) 

beheren van een individueel vermogen en collectief portefeuillebeheer, of

iii) 

andere vormen van het beleggen, administreren of beheren van financiële activa of geld ten behoeve van derden,

of

b) 

met een bruto-inkomen dat hoofdzakelijk is toe te rekenen aan beleggen, herbeleggen of handel in financiële activa, indien de entiteit wordt beheerd door een andere entiteit die een instelling is die deposito's neemt, een bewaarinstelling, een omschreven verzekeringsmaatschappij of een beleggingsentiteit omschreven in onderdeel A, punt 6, onder a).

Een entiteit wordt gezien als een entiteit met als bedrijfsactiviteit voornamelijk het uitvoeren van een of meer van de in onderdeel A, onder punt 6, onder a), omschreven activiteiten, of haar bruto-inkomen is hoofdzakelijk toe te rekenen aan beleggen, herbeleggen of handel in financiële activa voor de in onderdeel A, punt 6, onder b), bedoelde doelen, als de bruto-inkomsten van de entiteit die verband houden met deze activiteiten gelijk zijn aan of groter zijn dan 50 % van de bruto-inkomsten van de entiteit gedurende: i) de periode van drie jaar die eindigt op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vaststelling geschiedt, of ii) de bestaansperiode van de entiteit, indien deze korter is. De term „beleggingsentiteit” heeft niet betrekking op een entiteit die een actieve NFE is omdat die entiteit voldoet aan een van de criteria vermeld in onderdeel D, punt 8, onder d) tot en met g).

Deze paragraaf wordt uitgelegd op een wijze die verenigbaar is met de gelijkwaardige bewoordingen vervat in de definitie van „financiële instelling” in de aanbevelingen van de Financial Action Task Force.

7. 

De term „financiële activa” omvat effecten (bijvoorbeeld een aandeel in een vennootschap; partnerschap of uiteindelijk belang in een breed opgezet of een beursgenoteerd samenwerkingsverband of een trust; waardepapier, obligatie, schuldbewijs of andere bewijzen van schuldenlast), partnerschapsbelang, commodity, swap (bijvoorbeeld renteswaps, valutaswaps, basisswaps, interest rate caps, interest rate floors, commodity swaps, equity swaps, equity index swaps en soortgelijke overeenkomsten), verzekeringscontract of lijfrenteverzekering of enig belang (inclusief een termijncontract of optie) in een zekerheid, partnerschapsbelang, commodity, swap, verzekeringscontract of lijfrenteverzekering. De term „financiële activa” omvat niet een direct belang, buiten de vreemd vermogenssfeer, in een onroerend goed.

8. 

Onder „omschreven verzekeringsmaatschappij” wordt verstaan een entiteit die een verzekeringsmaatschappij is (of de houdstermaatschappij van een verzekeringsmaatschappij) die een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering aanbiedt of verplicht is tot het betalen van uitkeringen uit hoofde van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering.

B.   Niet-rapporterende financiële instelling

1. 

Onder „niet-rapporterende financiële instelling” wordt verstaan een financiële instelling die:

a) 

een overheidsinstantie is, een internationale organisatie of een centrale bank, anders dan met betrekking tot een betaling die is afgeleid van een verplichting in het kader van een commerciële financiële activiteit van een soort die wordt uitgeoefend door een omschreven verzekeringsmaatschappij, een bewaarinstelling of een instelling die deposito's neemt;

b) 

een pensioenfonds met brede deelname, een pensioenfonds met beperkte deelname, een pensioenfonds van een overheidsinstantie, een internationale organisatie of een centrale bank of een gekwalificeerde uitgever van een creditcard;

c) 

een andere entiteit met een laag risico om te worden gebruikt voor belastingontduiking, die in wezen gelijkaardige kenmerken heeft als een van de entiteiten omschreven in onderdeel B, punt 1, onder a) en b), en die is opgenomen in de lijst van niet-rapporterende financiële instellingen als bedoeld in artikel 8, lid 7 bis) van deze richtlijn, op voorwaarde dat de status van deze entiteit als niet-rapporterende financiële instelling geen afbreuk doet aan het doel van deze richtlijn;

d) 

een vrijgesteld collectief beleggingsvehikel, of

e) 

een trust voor zover de trustee van de trust een rapporterende financiële instelling is en alle informatie rapporteert overeenkomstig het vereiste in deel I met betrekking tot alle te rapporteren rekeningen van de trust.

2. 

Onder „overheidsinstantie” wordt verstaan de regering van een lidstaat of ander rechtsgebied, een staatkundig onderdeel van een lidstaat of ander rechtsgebied (voor alle duidelijkheid, met inbegrip van een staat, provincie, district of gemeente), of een agentschap of instantie van een lidstaat of ander rechtsgebied of van een of meer van de voorgaande overheidsinstanties dat/die volledig daartoe behoort/behoren. Deze categorie bestaat uit de integrale delen, entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, en de staatkundige onderdelen van een lidstaat of ander rechtsgebied.

a) 

Een „integraal deel” van een lidstaat of een ander rechtsgebied is elke persoon, organisatie, agentschap, bureau, fonds, instantie of een ander lichaam, ongeacht de benaming, die/dat een bestuursautoriteit van een lidstaat of ander rechtsgebied vormt. De netto inkomsten van de bestuursautoriteit moeten worden gecrediteerd naar de eigen rekening of naar andere rekeningen van de lidstaat of het andere rechtsgebied, zonder dat er een deel ten goede komt van een particulier. Een integraal deel omvat niet een persoon die een staatshoofd, ambtenaar of bestuurder is handelend als privé-persoon of op persoonlijke titel.

b) 

Een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend is een entiteit die formeel apart staat van de lidstaat of het andere rechtsgebied, of die anderszins een afzonderlijke juridische entiteit vormt, op voorwaarde dat:

i) 

de entiteit volledig behoort tot en volledig onder de zeggenschap staat van een of meer overheidsinstanties, rechtstreeks of via één of meer entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend;

ii) 

de netto inkomsten van de entiteit worden gecrediteerd naar de eigen rekening of de rekeningen van een of meer overheidsinstanties, zonder dat een deel ervan ten goede komt aan een particulier, en

iii) 

de activa van de entiteit bij ontbinding toekomen aan een of meer overheidsinstanties.

c) 

Inkomsten komen niet ten goede van particulieren als deze personen de beoogde begunstigden zijn van een overheidsprogramma, en de programma-activiteiten voor het grote publiek worden uitgevoerd met betrekking tot het gemeenschappelijke welzijn of betrekking hebben op de administratie van een fase van de overheid. Niettegenstaande het voorgaande, worden inkomsten evenwel geacht ten goede te komen van particulieren als de inkomsten voortkomen uit het gebruik van een Overheidsinstantie voor het voeren van een commercieel bedrijf, zoals commerciële bankactiviteiten, dat financiële diensten verleent aan particulieren.

3. 

Onder „internationale organisatie” wordt verstaan iedere internationale organisatie of een agentschap of instantie daarvan dat/die daar volledig toe behoort. Tot deze categorie behoort iedere intergouvernementele organisatie (en ook een supranationale organisatie): i) die voornamelijk bestaat uit regeringen, ii) die daadwerkelijk een hoofdzetelovereenkomst of soortgelijke overeenkomst heeft met de lidstaat, en iii) waarvan de inkomsten niet ten goede komen van particulieren.

4. 

Onder „centrale bank” wordt verstaan een instelling die bij wet of bij goedkeuring van de overheid de belangrijkste autoriteit is, naast de regering van de lidstaat zelf, die middelen uitgeeft die bedoeld zijn om te circuleren als geld. Een dergelijke instelling kan ook een instantie omvatten die los staat van de regering van de lidstaat en al dan niet geheel of gedeeltelijk tot de lidstaat behoort.

5. 

Onder „uittredingsfonds met brede deelname” wordt verstaan een fonds opgericht ten behoeve van pensioen-, invaliditeits- of overlijdensuitkeringen, of een combinatie daarvan, aan begunstigden die huidige of voormalige werknemers zijn (of personen die door de werknemers zijn aangewezen) van een of meer werkgevers, als tegenprestatie voor de geleverde diensten, op voorwaarde dat het fonds:

a) 

geen enkele begunstigde heeft met een recht van meer dan 5 % van de activa van het fonds;

b) 

onderworpen is aan overheidsregelgeving en informatie verstrekt aan de belastingautoriteiten, en

c) 

voldoet aan ten minste één van onderstaande eisen:

i) 

het fonds is algemeen vrijgesteld van belasting op inkomsten uit beleggingen, ofwel voor die inkomsten wordt uitstel van belastingheffing verleend of zij worden tegen een verlaagd tarief belast, vanwege de status die het fonds heeft als uittredings- of pensioenregeling;

ii) 

het fonds ontvangt ten minste 50 % van zijn totale bijdragen van de aangesloten werkgevers (met uitzondering van overdrachten van activa van andere regelingen omschreven in onderdeel B, onder punten 5 tot en met 7, of van uittredings- en pensioenrekeningen omschreven in onderdeel C, punt 17, onder a);

iii) 

uitkeringen of onttrekkingen van het fonds zijn uitsluitend toegestaan wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen die verband houden met pensioen, invaliditeit, of overlijden (met uitzondering van overgedragen uitkeringen aan andere uittredingsfondsen omschreven in onderdeel B, onder de punten 5 tot en met 7 of uittredings- en pensioenrekeningen vermeld in onderdeel C, punt 17, onder a), of er zijn sancties van toepassing op dergelijke uitkeringen of onttrekkingen voordat zich dergelijke gebeurtenissen voordoen, of

iv) 

bijdragen (met uitzondering van bepaalde toegestane aanvullende bijdragen) aan het fonds door werknemers worden beperkt op grond van de verworven inkomsten van de werknemer of mogen jaarlijks niet hoger zijn dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 50 000 USD, onder toepassing van de regels die zijn omschreven in onderdeel C van deel VII voor rekening-aggregatie en valuta-omrekening.

6. 

Onder „pensioenfonds met beperkte deelname” wordt verstaan een fonds opgericht ten behoeve van pensioen-, invaliditeits- of overlijdensuitkeringen aan begunstigden die huidige of voormalige werknemers zijn (of personen die door de werknemers zijn aangewezen) van een of meer werkgevers, als tegenprestatie voor geleverde diensten, op voorwaarde dat:

a) 

het fonds minder dan 50 deelnemers heeft;

b) 

het fonds wordt gefinancierd door een of meer werkgevers die geen beleggingsentiteiten of passieve NFE's zijn;

c) 

de bijdragen van de werknemer respectievelijk de werkgever aan het fonds (anders dan overdrachten van activa van uittredings- en pensioenrekeningen omschreven in onderdeel C, punt 17, onder a) beperkt zijn op grond van de verworven inkomsten respectievelijk de beloning van de werknemer;

d) 

de deelnemers die geen ingezetenen zijn van de lidstaat waar het fonds is gevestigd geen recht hebben op meer dan 20 % van de activa van het fonds, en

e) 

het fonds onderworpen is aan overheidsreglementering en informatie verstrekt aan de belastingautoriteiten.

7. 

Onder „pensioenfonds van een overheidsinstantie, een internationale organisatie of een centrale bank” wordt verstaan een fonds dat is opgericht door een overheidsinstantie, een internationale organisatie of een centrale bank en pensioen-, invaliditeits- of overlijdensuitkeringen uitkeert aan begunstigden of deelnemers die huidige of voormalige werknemers zijn (of personen die door de werknemers zijn aangewezen), of die geen huidige of voormalige werknemers zijn, indien de uitkeringen aan die begunstigden of deelnemers gebaseerd zijn op persoonlijke diensten verricht ten behoeve van de overheidsinstantie, internationale organisatie of centrale bank.

8. 

Onder „gekwalificeerde uitgever van een creditcard” wordt verstaan een financiële instelling die voldoet aan de volgende eisen:

a) 

de financiële instelling is alleen een financiële instelling omdat zij uitgever is van creditcards die alleen deposito's aanvaardt wanneer een klant een betaling verricht hoger dan een verschuldigd bedrag ten opzichte van de kaart en het te veel betaalde bedrag niet onverwijld aan de klant wordt geretourneerd, en

b) 

met ingang van of nog vóór 1 januari 2016 voert de financiële instelling beleidsmaatregelen en procedures in om te voorkomen dat een klant meer betaalt dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 50 000 USD, of om ervoor te zorgen dat de klant dat te veel betaald bedrag binnen 60 dagen terugbetaald krijgt, en in elk van die gevallen worden de regels van onderdeel C van deel VII voor rekeningaggregatie en valuta-omrekening toegepast. In dit verband heeft een door een klant te veel betaald bedrag geen betrekking op creditsaldi in verband met betwiste afboekingen van de rekening, maar wel op creditsaldi die ontstaan door teruggestorte goederen.

9. 

Onder „vrijgesteld collectief beleggingsvehikel” wordt verstaan een beleggingsentiteit die wordt gereguleerd als een vehikel voor collectieve beleggingen, op voorwaarde dat alle belangen in het collectief beleggingsvehikel worden gehouden door of via personen of entiteiten die geen te rapporteren personen zijn, behalve een passieve NFE met uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn.

Een beleggingsentiteit die wordt gereguleerd als een vehikel voor collectieve beleggingen, schiet niet krachtens onderdeel B, punt 9, tekort als vrijgesteld collectief beleggingsvehikel alleen omdat het vehikel fysieke aandelen aan toonder heeft uitgegeven, op voorwaarde dat:

a) 

het collectieve beleggingsvehikel na 31 december 2015 geen fysieke aandelen aan toonder heeft uitgegeven of uitgeeft;

b) 

het collectieve beleggingsvehikel al deze aandelen intrekt bij afkoop;

c) 

het collectieve beleggingsvehikel de due diligence-procedures in de delen II tot en met VII uitvoert en alle informatie meldt die over dergelijke aandelen moet worden verstrekt wanneer ze worden aangeboden voor terugkoop of andere betaling, en

d) 

het collectieve beleggingsvehikel over beleid en procedures beschikt om te garanderen dat dergelijke aandelen zo spoedig mogelijk worden teruggekocht of ingetrokken, in elk geval vóór 1 januari 2018.

C.   Financiële rekening

1. 

Onder „financiële rekening” wordt verstaan een rekening aangehouden door een financiële instelling en omvat de depositorekening, de bewaarrekening, en:

a) 

in het geval van een beleggingsentiteit, alle aandelenbelangen of schuldvorderingen in de financiële instelling. Niettegenstaande het voorgaande, omvat de term „financiële rekening” geen aandelenbelangen of schuldvorderingen in een entiteit die een beleggingsentiteit is louter omdat zij: i) beleggingsadvies geeft aan, en handelt namens, of ii) portefeuilles beheert van, en optreedt namens, een klant met het oog op het beleggen in of beheren of administreren van financiële activa die op naam van de klant bij een andere financiële instelling dan een dergelijke entiteit zijn gedeponeerd;

b) 

in het geval van een financiële instelling die niet wordt omschreven in onderdeel C, punt 1, onder a), aandelenbelangen of schuldvorderingen in de financiële instelling, indien de categorie belangen is gecreëerd met het doel om de rapportage overeenkomstig deel I te vermijden, en

c) 

een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering, aangeboden of aangehouden door een financiële instelling, anders dan niet aan beleggingen gekoppelde, niet-overdraagbare, direct ingaande lijfrenten, verstrekt aan natuurlijke personen en die dienen voor het te gelde maken van een pensioen- of arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van een rekening die een uitgezonderde rekening is.

De term „Financiële rekening” omvat geen uitgezonderde rekeningen.

2. 

De term „depositorekening” omvat elke bedrijfsrekening, betaalrekening, spaarrekening, termijnrekening of spaarrekening bij een spaar- of nutsbank of een rekening waarvoor een depositobewijs, een stortingsbewijs, een beleggingscertificaat of een schuldbewijs is overgelegd of een ander daarmee vergelijkbaar instrument aangehouden door een financiële instelling in het kader van de uitoefening van het bankbedrijf of een daarmee vergelijkbaar bedrijf. Onder een depositorekening wordt voorts verstaan een bedrag aangehouden door een verzekeringsmaatschappij uit hoofde van een contract dat terugbetaling van de hoofdsom garandeert of een vergelijkbare overeenkomst voor het betalen of ontvangen van interest over dat bedrag.

3. 

Onder „bewaarrekening” wordt verstaan een rekening (anders dan een verzekeringsovereenkomst of lijfrenteverzekering) die één of meer financiële activa houdt ten gunste van een derde.

4. 

Onder „aandelenbelang” wordt verstaan, in het geval van een samenwerkingsverband dat een financiële instelling is, een kapitaalbelang of een winstaandeel in het samenwerkingsverband. In het geval van een trust die een financiële instelling is, wordt een aandelenbelang geacht te worden aangehouden door degene die optreedt als insteller of begunstigde van de volledige trust of een deel ervan of door een derde natuurlijke persoon die uiteindelijk de feitelijke zeggenschap uitoefent over de trust. Een te rapporteren persoon wordt behandeld als begunstigde van een trust indien de te rapporteren persoon gerechtigd is rechtstreeks of middellijk (bijvoorbeeld via een vertegenwoordiger) een verplichte uitkering te ontvangen of rechtstreeks of middellijk een discretionaire uitkering kan ontvangen uit de trust.

5. 

Onder „verzekeringsovereenkomst” wordt verstaan een overeenkomst (anders dan een lijfrenteverzekering) uit hoofde waarvan de uitgevende instantie zich verplicht een bedrag uit te keren indien zich een omschreven gebeurtenis voordoet aangaande overlijden, ziekte, ongeval, aansprakelijkheid of vermogensrisico's.

6. 

Onder „lijfrenteverzekering” wordt verstaan een overeenkomst uit hoofde waarvan de uitgevende instantie zich verplicht uitkeringen te verstrekken gedurende een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk wordt vastgesteld op basis van de levensverwachting van een of meer natuurlijke personen. De term omvat voorts een overeenkomst die in overeenstemming met de wet- of regelgeving of in de praktijk in de lidstaat of ander rechtsgebied waar de overeenkomst werd gesloten wordt aangemerkt als lijfrenteverzekering en uit hoofde waarvan de uitgevende instantie zich verplicht gedurende een aantal jaren uitkeringen te verstrekken.

7. 

Onder „kapitaalverzekering” wordt verstaan een verzekeringsovereenkomst (anders dan een herverzekeringsovereenkomst gericht op schadeloosstelling tussen twee verzekeringsmaatschappijen) met een geldswaarde.

8. 

Onder „geldswaarde” wordt verstaan: i) het bedrag waarop de houder van de polis aanspraak kan maken bij afkoop of beëindiging van de overeenkomst (vastgesteld zonder aftrek van een annuleringsvergoeding of polisbelening), of ii) het bedrag dat de polishouder kan lenen uit hoofde van of ter zake van de overeenkomst, indien dat groter is dan het eerste bedrag. Niettegenstaande het voorgaande is „geldswaarde” niet een bedrag dat verschuldigd is uit hoofde van een verzekeringspolis:

a) 

uitsluitend wegens het overlijden van een persoon, verzekerd in het kader van een levensverzekeringsovereenkomst;

b) 

als een invaliditeits-, ongevals- of ziekte-uitkering of een andere uitkering wegens economische verliezen door het optreden van de verzekerde gebeurtenis;

c) 

als een teruggave aan de polishouder van een eerder betaalde premie (minus de kosten van verzekeringsheffingen al dan niet daadwerkelijk opgelegd) uit hoofde van een verzekeringspolis (anders dan een aan beleggingen gekoppelde levensverzekering of lijfrenteverzekering) vanwege opzegging of beëindiging van de polis, afname van het risico gedurende de looptijd van de polis, of voortvloeiend uit de correctie na de publicatie van onjuiste premies of soortgelijke fouten;

d) 

als resultaatdeling voor polishouders (niet bij beëindiging) mits de resultaatdeling verband houdt met een verzekeringsovereenkomst volgens welke de enige betaalbare uitkeringen worden omschreven in onderdeel C, punt 8, onder b), of

e) 

als een teruggave van een voorschotpremie of een vooruitbetaalde premie voor een verzekeringsovereenkomst waarvoor de premie op zijn minst jaarlijks betaalbaar is als het bedrag van het voorschot of de vooruitbetaling niet hoger is dan de volgende jaarlijkse premie die volgens de overeenkomst betaalbaar wordt.

9. 

Onder „bestaande rekening” wordt verstaan:

a) 

een financiële rekening per 31 december 2015 aangehouden door een rapporterende financiële instelling;

b) 

een financiële rekening van een rekeninghouder, ongeacht de datum waarop de financiële rekening is geopend, indien:

i) 

de rekeninghouder tevens bij de rapporterende financiële instelling (of met een gelieerde entiteit in dezelfde lidstaat als de rapporterende financiële instelling) houder is van een financiële rekening die een bestaande rekening is krachtens onderdeel C, punt 9, onder a);

ii) 

de rapporterende financiële instelling (en, voor zover van toepassing, de gelieerde entiteit in dezelfde lidstaat als de rapporterende financiële instelling) beide eerder genoemde financiële rekeningen, en andere financiële rekeningen van de rekeninghouder die worden behandeld als bestaande rekeningen uit hoofde van punt b), behandelt als één enkele financiële rekening om te voldoen aan de normen van kennisvereisten in onderdeel A van deel VII, en met het oog op de bepaling van het saldo of de waarde van elk van de financiële rekeningen bij de toepassing van een van de rekeningdrempels;

iii) 

met betrekking tot een financiële rekening die onderworpen is aan de AML/KYC procedures, de rapporterende financiële instelling aan dergelijke AML/KYC-procedures voor de financiële rekening kan voldoen door te vertrouwen op de AML/KYC-procedures die zijn gevolgd voor de bestaande rekening, omschreven in onderdeel C, punt 9, onder a), en

iv) 

de rekeninghouder voor het openen van de financiële rekening geen nieuwe, aanvullende of gewijzigde klantinformatie hoeft te verstrekken, naast de voor de toepassing van deze richtlijn vereiste informatie.

10. 

Onder „nieuwe rekening” wordt verstaan een financiële rekening, aangehouden door een rapporterende financiële instelling, geopend op of na 1 januari 2016 tenzij de rekening wordt behandeld als een bestaande rekening krachtens onderdeel C, punt 9, onder b).

11. 

Onder „bestaande rekening van een natuurlijke persoon” wordt verstaan een bestaande rekening die door één of meer natuurlijke personen wordt aangehouden.

12. 

Onder „nieuwe rekening van een natuurlijke persoon” wordt verstaan een nieuwe rekening die door één of meer natuurlijke personen wordt aangehouden.

13. 

Onder „bestaande entiteitsrekening” wordt verstaan een bestaande rekening die door één of meer entiteiten wordt aangehouden.

14. 

Onder „lagewaarderekening” wordt verstaan een bestaande rekening van een natuurlijke persoon met een totaal saldo of een totale waarde per 31 december 2015 van niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD.

15. 

Onder „hogewaarderekening” wordt verstaans een bestaande rekening van een natuurlijke persoon met een totaal saldo of een totale waarde, per 31 december 2015 of 31 december van daaropvolgende jaren, van meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD.

16. 

Onder „nieuwe entiteitsrekening” wordt verstaan een nieuwe rekening die door één of meer entiteiten wordt aangehouden.

17. 

Onder „uitgezonderde rekening” wordt verstaan een van onderstaande rekeningen:

a) 

een uittredings- of pensioenrekening die voldoet aan onderstaande voorwaarden:

i) 

de rekening is aan regels gebonden als een persoonlijke uittredingsrekening of maakt deel uit van een geregistreerde of gereguleerde uittredings- of pensioenregeling voor de verstrekking van uittredings- of pensioenuitkeringen (met inbegrip van invaliditeits- of overlijdensuitkeringen);

ii) 

de rekening is fiscaal gefaciliteerd (d.w.z. bijdragen aan de rekening die anders zouden worden onderworpen aan belasting kunnen worden afgetrokken of uitgesloten van de bruto-inkomsten van de Rekeninghouder of belast tegen een verlaagd tarief, of de belastingheffing op beleggingsinkomsten van de rekening wordt uitgesteld of gebeurt tegen een verlaagd tarief);

iii) 

er wordt aan de belastingautoriteiten met betrekking tot de rekening informatie verstrekt;

iv) 

opnames zijn afhankelijk gesteld van het bereiken van een bepaalde uittredingsleeftijd, invaliditeit of overlijden, of er gelden sancties op opnames die worden gedaan voordat een van deze gebeurtenissen zich voordoet, en

v) 

i) de jaarlijkse bijdragen blijven beperkt tot een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 50 000 USD of minder, of ii) er is een maximale levenslange beperking van de bijdrage aan de rekening van een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD of minder, en in beide gevallen gelden de regels van onderdeel C van deel VII inzake rekeningaggregatie en valuta-omrekening.

Een financiële rekening die activa of middelen kan ontvangen die zijn overgedragen uit één of meer financiële rekeningen die voldoen aan de eisen van onderdeel C, punt 17, onder a) of b) of van een of meer uittredings- of pensioenfondsen die voldoen aan de vereisten van onderdeel B, onder punten 5 tot en met 7, maar voor het overige voldoet aan het vereiste in onderdeel C, punt 17, onder a), v), wordt niettemin geacht te voldoen aan dit laatste vereiste.

b) 

een rekening die voldoet aan onderstaande voorwaarden:

i) 

de rekening is onderworpen aan regelgeving als beleggingsvehikel voor andere doeleinden dan uittreding en wordt regelmatig verhandeld op erkende effectenbeurzen of de rekening is onderworpen aan regelgeving als spaarvehikel voor andere doeleinden dan uittreding;

ii) 

de rekening is fiscaal gefaciliteerd (d.w.z. bijdragen aan de rekening die anders zouden worden onderworpen aan belasting kunnen worden afgetrokken of uitgesloten van de bruto-inkomsten van de Rekeninghouder of belast tegen een verlaagd tarief, of de belastingheffing op beleggingsinkomsten van de rekening wordt uitgesteld of gebeurt tegen een verlaagd tarief);

iii) 

opnames zijn alleen mogelijk als wordt voldaan aan specifieke criteria die te maken hebben met het doel van de beleggings- of spaarrekening (bijvoorbeeld het opleveren van voordelen op onderwijs- of medisch gebied), of er gelden sancties op opnames die worden gedaan voordat aan deze criteria wordt voldaan, en

iv) 

jaarlijkse bijdragen zijn beperkt tot een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 50 000 USD of minder, met toepassing van de regels die zijn vastgesteld in onderdeel C van deel VII voor rekeningaggregatie en valutaomrekening.

Een financiële rekening die activa of middelen kan ontvangen die zijn overgedragen uit één of meer financiële rekeningen die voldoen aan de eisen van onderdeel C, punt 17, onder a) of b), of van een of meer uittredings- of pensioenfondsen die voldoen aan de eisen van onderdeel B, punt 5, 6 of 7, maar voor het overige voldoet aan het vereiste in onderdeel C, punt 17, onder b), iv), wordt niettemin geacht te voldoen aan dit laatste vereiste.

c) 

een levensverzekeringsovereenkomst met een dekkingstermijn die verstrijkt voordat de verzekerde de leeftijd van 90 jaar heeft bereikt, mits de overeenkomst voldoet aan de volgende eisen:

i) 

periodieke premies, die niet in de loop van de tijd afnemen, zijn ten minste jaarlijks verschuldigd tijdens de periode dat de overeenkomst bestaat of tot de verzekerde de leeftijd van 90 jaar bereikt, indien dat eerder gebeurt;

ii) 

het contract heeft geen contractwaarde waartoe eenieder toegang kan krijgen (door opname, lening of anderszins) zonder beëindiging van de overeenkomst;

iii) 

het bedrag (niet zijnde een uitkering bij overlijden) te betalen bij annulering of beëindiging van het contract mag niet hoger zijn dan de geaggregeerde voor het contract betaalde premies, minus de som van mortaliteits-, morbiditeits- en kostentoeslagen (al dan niet daadwerkelijk opgelegd) voor de periode of perioden van het bestaan van het contract en de bedragen die zijn betaald vóór de annulering of beëindiging van het contract, en

iv) 

het contract is niet in het bezit van iemand die het onder bezwarende titel verkregen heeft;

d) 

een rekening die alleen wordt aangehouden door een nalatenschap indien de documentatie voor deze rekening een kopie bevat van het testament van de overledene of van de overlijdensakte;

e) 

een rekening die is geopend in verband met onderstaande:

i) 

een rechterlijke beslissing of een vonnis;

ii) 

verkoop, ruil of leasen van roerend of onroerend goed, op voorwaarde dat de rekening aan de volgende eisen voldoet:

— 
de rekening wordt louter gefinancierd met een aanbetaling, waarborgsom, deposito van een bedrag nodig om een verplichting zeker te stellen die rechtstreeks verband houdt met de transactie, of een soortgelijke betaling, of wordt gefinancierd met financiële activa, gestort op de rekening in verband met de verkoop, ruil, of leasing van het goed,
— 
de rekening wordt geopend en uitsluitend gebruikt om ervoor te zorgen dat de koper zijn verplichting om de koopprijs van het goed te betalen, nakomt, dat de verkoper een eventuele voorwaardelijke verplichting betaalt, of dat de verhuurder of de huurder schade vergoedt met betrekking tot het geleasede goed, zoals overeengekomen in het huurcontract,
— 
de activa van de rekening, inclusief de opbrengst daarvan, zullen worden betaald of anderszins worden uitgekeerd ten behoeve van de koper, de verkoper, de verhuurder of huurder (onder meer om te voldoen aan diens verplichting), wanneer het goed wordt verkocht, geruild, of overgedragen of bij beëindiging van de huur,
— 
de rekening is geen marge- of soortgelijke rekening in verband met een verkoop of ruil van financiële activa, en
— 
de rekening is niet verbonden aan een rekening als omschreven in onderdeel C, punt 17, onder f);
iii) 

een verplichting van een financiële instelling die een lening verstrekt, gedekt door onroerend goed, om een deel van een betaling uit te stellen, uitsluitend ter vergemakkelijking van de betaling van belastingen of verzekeringen in verband met het onroerend goed op een later tijdstip;

iv) 

een verplichting van een financiële instelling uitsluitend ter vergemakkelijking van de betaling van belastingen op een later tijdstip;

f) 

een depositorekening die voldoet aan de volgende eisen:

i) 

de rekening bestaat alleen omdat een klant een betaling verricht, hoger dan een saldo ten opzichte van een creditcard of andere kredietfaciliteit en het te veel betaalde bedrag wordt niet onverwijld aan de klant geretourneerd, en

ii) 

met ingang van of nog vóór 1 januari 2016 voert de financiële instelling beleidsmaatregelen en procedures in om te voorkomen dat een klant meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 50 000 USD te veel betaalt, of om ervoor te zorgen dat de klant dat te veel betaald bedrag binnen 60 dagen terugbetaald krijgt, en in beide gevallen worden de regels toegepast van onderdeel C van deel VII voor rekeningaggregatie en valuta-omrekening. In dit verband heeft een door een klant te veel betaald bedrag geen betrekking op creditsaldi in verband met betwiste afboekingen van de rekening, maar wel op creditsaldi die ontstaan door teruggestuurde goederen;

g) 

een andere rekening met een laag risico om te worden gebruikt voor belastingontduiking, die in wezen soortgelijke kenmerken heeft als een van de rekeningen omschreven in onderdeel C, punt 17, onder a) tot en met f), en die is opgenomen in de lijst van uitgezonderde rekeningen als bedoeld in artikel 8, lid 7 bis, van deze richtlijn op voorwaarde dat de status van deze rekening als uitgezonderde rekening geen afbreuk doet aan het doel van deze richtlijn.

D.   Te rapporteren rekening

1. 

Onder „te rapporteren rekening” wordt verstaan een financiële rekening die wordt aangehouden door een rapporterende financiële instelling van een lidstaat en wordt aangehouden door één of meer te rapporteren personen of een passieve NFE met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die een te rapporteren persoon is, mits de rekening als zodanig is aangemerkt op grond van de due diligence-procedures omschreven in de delen II tot en met VII.

2. 

Onder „te rapporteren persoon” wordt verstaan een persoon van een lidstaat, niet zijnde: i) een onderneming waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op één of meer erkende effectenbeurzen, ii) een onderneming die een gelieerde entiteit is van een onderneming omschreven onder i), iii) een overheidsinstantie, iv) een internationale organisatie, v) een centrale bank, of vi) een financiële instelling.

3. 

Onder „persoon van een lidstaat” wordt verstaan met betrekking tot elke lidstaat een natuurlijke persoon of een entiteit die een ingezetene is van een andere lidstaat onder de fiscale wetgeving van die andere lidstaat, of een nalatenschap van een erflater die een ingezetene was van een andere lidstaat. Voor dit doel wordt een entiteit zoals een samenwerkingsverband, een samenwerkingsverband met beperkte aansprakelijkheid of een soortgelijke juridische constructie zonder fiscale woonplaats, behandeld als een ingezetene van het rechtsgebied waar de plaats van de werkelijke leiding ervan is gelegen.

4. 

Onder „deelnemend rechtsgebied” wordt verstaan met betrekking tot elke lidstaat:

a) 

een andere lidstaat;

b) 

een ander rechtsgebied: i) waarmee de betrokken lidstaat een overeenkomst heeft op grond waarvan dat rechtsgebied de informatie, bedoeld in deel I, zal verstrekken, en ii) dat voorkomt op een door die lidstaat gepubliceerde en aan de Europese Commissie toegezonden lijst;

c) 

enig ander rechtsgebied: i) waarmee de Unie een overeenkomst heeft op grond waarvan dat rechtsgebied de informatie, bedoeld in deel I, zal verstrekken, en ii) dat voorkomt op een door de Europese Commissie gepubliceerde lijst.

5. 

Onder „uiteindelijk belanghebbenden” worden verstaan de natuurlijke personen die zeggenschap uitoefenen over een entiteit. In het geval van trusts worden hieronder verstaan de insteller(s) van een trust, de trustees, de eventuele protector(en), de begunstigde(n) of categorie(ën) begunstigden en eventuele andere natuurlijke personen die de uiteindelijke feitelijke zeggenschap uitoefenen over de trust en in het geval van andere juridische overeenkomsten dan een trust worden hieronder verstaan personen in dezelfde of een vergelijkbare positie. De uitdrukking „uiteindelijk belanghebbenden” wordt uitgelegd op een wijze die verenigbaar is met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force.

6. 

Onder „NFE” wordt verstaan een entiteit die geen financiële instelling is.

7. 

Onder „passieve NFE” wordt verstaan: i) een NFE die geen actieve NFE is, of ii) een beleggingsentiteit omschreven in onderdeel A, punt 6, onder b), die geen financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied is.

8. 

Onder „actieve NFE” wordt verstaan een NFE die voldoet aan een van de volgende criteria:

a) 

minder dan 50 % van de bruto-inkomsten van de NFE in het voorgaande kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, bestaat uit passieve inkomsten en minder dan 50 % van de activa van de NFE gedurende het voorgaande kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, bestaat uit activa die passieve inkomsten genereren of die worden aangehouden voor het genereren van passieve inkomsten;

b) 

de aandelen van de NFE worden regelmatig verhandeld op een erkende effectenbeurs of de NFE is een gelieerde entiteit van een entiteit waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op een erkende effectenbeurs;

c) 

de NFE is een overheidsinstantie, een internationale organisatie, een centrale bank of een entiteit die volledig in het bezit is van een of meer van de voorgaande instanties;

d) 

Een substantieel deel van de activiteiten van de NFE bestaat uit het (geheel of gedeeltelijk) aanhouden van de geplaatste aandelen van, of het verschaffen van financiering en diensten aan, een of meer dochterondernemingen die betrokken zijn bij handels- of bedrijfsactiviteiten anders dan die van een financiële instelling, met dien verstande dat een entiteit niet in aanmerking komt voor de status van NFE, indien de entiteit fungeert als een beleggingsfonds (of zich als zodanig presenteert), zoals een private equity fonds, durfkapitaalfonds, een overnamefonds dat met schulden wordt gefinancierd of een beleggingsvehikel met het doel ondernemingen te verwerven of te financieren en bij wijze van belegging daarin vervolgens belangen aan te houden als vermogensbestanddelen;

e) 

de NFE oefent nog geen bedrijfsactiviteiten uit en heeft dat ook in het verleden niet gedaan, maar investeert vermogen in activa teneinde bedrijfsactiviteiten uit te oefenen anders dan die van een financiële instelling, op voorwaarde dat de NFE 24 maanden na de datum van haar oprichting niet in aanmerking komt voor deze uitzondering;

f) 

de NFE was gedurende de voorgaande vijf jaar geen financiële instelling en is bezig met de liquidatie van haar activa of met een reorganisatie teneinde de activiteiten voort te zetten of te hervatten, niet zijnde die van een financiële instelling;

g) 

de NFE is voornamelijk betrokken bij financierings- en hedgingtransacties met of voor gelieerde entiteiten die geen financiële instellingen zijn en verschaft geen financiering of hedgingdiensten aan een entiteit die geen gelieerde entiteit is, mits de groep van dergelijke gelieerde entiteiten voornamelijk betrokken is bij bedrijfsactiveiten anders dan die van een financiële instelling, of

h) 

de NFE voldoet aan alle volgende vereisten:

i) 

zij is opgericht in de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan zij een ingezetene is, en wordt aldaar uitsluitend geëxploiteerd voor religieuze, charitatieve, wetenschappelijke, artistieke, culturele, sportieve of educatieve doeleinden, of zij is opgericht in de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan zij een ingezetene is en wordt aldaar geëxploiteerd als een professionele organisatie, bedrijfsvereniging, kamer van koophandel, arbeidsorganisatie, land- of tuinbouworganisatie, burgerorganisatie of als een organisatie uitsluitend ter bevordering van het sociale welzijn;

ii) 

zij is in de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan zij een ingezetene is vrijgesteld van inkomstenbelasting;

iii) 

zij heeft geen aandeelhouders of leden die als eigenaar of rechthebbende aanspraak kunnen maken op haar inkomsten of activa;

iv) 

de van toepassing zijnde wetgeving van de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan de NFE een ingezetene is of haar oprichtingsakten staan niet toe dat inkomsten of activa van de NFE worden uitgedeeld aan of aangewend ten behoeve van een particulier of een niet-charitatieve entiteit anders dan in het kader van de charitatieve activiteiten van de NFE of ter betaling van een redelijke vergoeding voor verleende diensten of als betaling die een waarde in het economische verkeer vertegenwoordigt voor activa die de NFE heeft verworven, en

v) 

de van toepassing zijnde wetgeving van de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan de NFE een ingezetene is of haar oprichtingsakten vereisen dat bij liquidatie of opheffing van de NFE al haar activa worden overgedragen aan een overheidsinstantie of een andere non-profit organisatie of vervallen aan de overheid van de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan de NFE een ingezetene is of een staatkundig onderdeel daarvan.

E.   Diversen

1. 

Onder „rekeninghouder” wordt verstaan de persoon die door de financiële instelling die de rekening beheert is geregistreerd of wordt geïdentificeerd als de houder van een financiële rekening. Een persoon, niet zijnde een financiële instelling die als gevolmachtigde, bewaarder, vertegenwoordiger, ondertekenaar, beleggingsadviseur of tussenpersoon een financiële rekening houdt namens of voor rekening van een derde, wordt voor de toepassing van deze richtlijn niet aangemerkt als de houder van de rekening, maar die derde wordt aangemerkt als de houder van de rekening. In het geval van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering wordt als rekeninghouder aangemerkt de persoon die gerechtigd is tot de geldswaarde of tot wijziging van de begunstigde van de polis. Indien niemand gerechtigd is tot de geldswaarde of de begunstigde kan wijzigen, is de houder van de polis een ieder die in de polis genoemd wordt als eigenaar alsmede eenieder met een verworven recht op uitkering krachtens de polisvoorwaarden. Aan het eind van de looptijd van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering wordt elke persoon die recht heeft op een uitkering volgens de polis aangemerkt als rekeninghouder.

2. 

Onder „AML/KYC-procedures” worden verstaan de due diligence-procedures voor klanten van een rapporterende financiële instelling uit hoofde van vereisten ter bestrijding van het witwassen van geld of daarmee vergelijkbare vereisten die van toepassing zijn op de rapporterende financiële instelling.

3. 

Onder „entiteit” wordt verstaan een rechtspersoon of een juridische overeenkomst, zoals een vennootschap, samenwerkingsverband, trust of stichting.

4. 

Een entiteit is een „gelieerde entiteit” van een andere entiteit indien: i) een van de entiteiten de andere beheerst, of ii) indien beide entiteiten onder een gemeenschappelijk zeggenschap vallen, of iii) de twee entiteiten beleggingsentiteiten zijn, omschreven in onderdeel A, punt 6, onder b), onder een gemeenschappelijk beheer staan, en een dergelijk beheer voldoet aan de due diligence-verplichtingen van de beleggingsentiteiten. Daartoe wordt onder zeggenschap mede verstaan de directe of indirecte eigendom van meer dan 50 % van het aantal stemmen en het vermogen in een entiteit.

5. 

Onder „TIN” wordt verstaan het fiscaal identificatienummer (of een functioneel equivalent bij gebreke van een fiscaal identificatienummer).

6. 

Onder „Bewijsstukken” worden verstaan:

a) 

een verklaring omtrent de woonplaats afgegeven door een bevoegd overheidsorgaan (bijvoorbeeld een regering, of agentschap daarvan, of een gemeente) van de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan de rechthebbende verklaart een ingezetene te zijn;

b) 

in het geval van natuurlijke personen, een geldig identiteitsbewijs afgegeven door een bevoegd overheidsorgaan (bijvoorbeeld een regering, of een agentschap daarvan, of een gemeente) met daarop de naam van de natuurlijke persoon, en dat gewoonlijk wordt gebruikt als legitimatiebewijs;

c) 

in het geval van een entiteit, een officieel document afgegeven door een bevoegd overheidsorgaan (bijvoorbeeld een regering, of een agentschap daarvan, of een gemeente) met daarin de naam van de entiteit en het adres van haar hoofdkantoor in hetzij de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan de entiteit verklaart een ingezetene te zijn, hetzij de lidstaat of ander rechtsgebied waar de entiteit is opgericht of gevestigd;

d) 

een gecontroleerd financieel overzicht, een verklaring van derden omtrent kredietwaardigheid, een faillissementsaanvraag of een rapport van de effectentoezichthouder.

Met betrekking tot een bestaande entiteitsrekening, mogen rapporterende financiële instellingen als bewijsstuk gebruiken iedere indeling in de dossiers van de rapporterende financiële instelling met betrekking tot de rekeninghouder, vastgesteld op basis van een gestandaardiseerd bedrijfscoderingssysteem, dat werd vastgesteld door de rapporterende financiële instelling in overeenstemming met haar normale handelspraktijken voor de toepassing van AML/KYC-procedures of andere regelgevende doeleinden (andere dan voor fiscale doeleinden) en dat werd uitgevoerd door de rapporterende financiële instelling vóór de datum van indeling van de financiële rekening als een bestaande rekening, op voorwaarde dat de rapporterende financiële instelling niet weet of geen redenen heeft om te weten dat deze indeling onjuist of onbetrouwbaar is. Een „gestandaardiseerd bedrijfscoderingssysteem” is een codering voor het indelen van bedrijven per bedrijfssoort voor andere doeleinden dan fiscale doeleinden.

DEEL IX

DOELTREFFENDE UITVOERING

Overeenkomstig artikel 8, lid 3 bis, van deze richtlijn, moeten de lidstaten regels en de administratieve procedures hebben om te zorgen voor doeltreffende uitvoering en naleving van de rapportage- en due diligence-procedures zoals hierboven omschreven, met inbegrip van:

1. 

voorschriften om te voorkomen dat financiële instellingen, personen of tussenpersonen praktijken instellen gericht op het omzeilen van de rapportage- en due diligence-procedures;

2. 

regels voor de rapporterende financiële instellingen om registers bij te houden van de stappen die zijn gezet en eventuele bewijzen die zijn aangevoerd voor de uitvoering van voornoemde procedures en adequate maatregelen om die registers te verkrijgen;

3. 

administratieve procedures om na te gaan of de rapporterende financiële instellingen zich houden aan de rapportage- en due diligence-procedures, en administratieve procedures die met een rapporterende financiële instelling worden gevolgd als er ongedocumenteerde rekeningen worden gerapporteerd;

4. 

administratieve procedures om voor de entiteiten en rekeningen die in de nationale wetgeving worden gedefinieerd als niet rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen, te garanderen dat een laag risico blijft bestaan dat zij worden gebruikt voor belastingontduiking, en

5. 

doeltreffende handhavingsbepalingen om niet-naleving aan te pakken.

DEEL X

UITVOERINGSDATA MET BETREKKING TOT RAPPORTERENDE FINANCIËLE INSTELLINGEN DIE ZICH IN OOSTENRIJK BEVINDEN

Voor rapporterende financiële instellingen die zich in Oostenrijk bevinden moeten alle verwijzingen naar 2016 en 2017 in deze bijlage worden gelezen als verwijzingen naar respectievelijk 2017 en 2018.

Voor bestaande rekeningen gehouden door rapporterende financiële instellingen die zich in Oostenrijk bevinden moeten alle verwijzingen naar 31 december 2015 in deze bijlage worden gelezen als verwijzingen naar 31 december 2016.




BIJLAGE II

AANVULLENDE RAPPORTAGE- EN DUE DILIGENCE-REGELS VOOR INFORMATIE OVER FINANCIËLE REKENINGEN

1.   Wijziging in de omstandigheden

Een „wijziging in de omstandigheden” is onder meer een wijziging die leidt tot de toevoeging van relevante informatie over de status van een persoon of die op enige andere wijze in strijd is met de status van die persoon. Bovendien omvat een wijziging in de omstandigheden elke wijziging van, of toevoeging van informatie aan, de rekening van de Rekeninghouder (met inbegrip van de toevoeging, vervanging of andere wijziging van een Rekeninghouder) of elke wijziging van, of toevoeging van informatie aan, een rekening die gelieerd is met de rekening (met toepassing van de aggregatieregels omschreven in onderdeel C, onder punten 1 tot en met 3, van deel VII van bijlage I als de verandering of toevoeging van informatie van invloed is op de status van de Rekeninghouder.

Indien een rapporterende financiële instelling zich heeft gebaseerd op de toets inzake het woonadres omschreven in onderdeel B, punt 1 van deel III van bijlage I en er is sprake van een verandering in de omstandigheden waardoor de rapporterende financiële instelling weet of redenen heeft om te weten dat de oorspronkelijke bewijsstukken (of andere gelijkwaardige documentatie) onjuist of onbetrouwbaar zijn, moet de rapporterende financiële instelling uiterlijk op de laatste dag van het desbetreffende kalenderjaar of een andere geschikte rapportageperiode, of 90 dagen na de bekendmaking of de ontdekking van een dergelijke wijziging in de omstandigheden, indien dit later is, een verklaring en nieuwe bewijsstukken verkrijgen voor het bepalen van de fiscale woonplaats(en) van de rekeninghouder. Indien de rapporterende financiële instelling de verklaring en de nieuwe bewijsstukken niet uiterlijk op die datum kan verkrijgen, moet de rapporterende financiële instelling de elektronische zoekprocedure gebruiken zoals omschreven in onderdeel B, onder punten 2 tot en met 6 van deel III van bijlage I.

2.   Verklaring voor nieuwe entiteitsrekeningen

Met betrekking tot nieuwe entiteitsrekeningen kan een rapporterende financiële instelling, om vast te stellen of een uiteindelijk belanghebbende bij een passieve NFE een te rapporteren persoon is, zich uitsluitend baseren op een verklaring van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende.

3.   Vestigingsplaats van een financiële instelling

Een financiële instelling is een „ingezetene” van een lidstaat, indien zij is onderworpen aan de jurisdictie van die lidstaat (d.w.z. dat de lidstaat rapportage door de financiële instelling kan afdwingen). In het algemeen geldt dat, wanneer een financiële instelling voor fiscale doeleinden een ingezetene is van een lidstaat, zij onderworpen is aan de jurisdictie van die lidstaat, en dus een financiële instelling van de lidstaat is. In het geval van een trust die een financiële instelling is (ongeacht of zij voor fiscale doeleinden een ingezetene is van een lidstaat) wordt de trust geacht onder de jurisdictie van een lidstaat te vallen indien een of meer van de trustees ingezetenen zijn van deze lidstaat, tenzij de trust alle informatie die krachtens deze richtlijn met betrekking tot te rapporteren rekeningen van de trust moet worden vermeld, aan een andere lidstaat verstrekt omdat zij voor fiscale doeleinden een ingezetene is van die andere lidstaat. Wanneer een financiële instelling (anders dan een trust) echter geen fiscale vestigingsplaats heeft (bv. omdat zij wordt behandeld als fiscaal transparant, of gevestigd is in een rechtsgebied dat geen inkomstenbelasting kent), wordt zij geacht onder de jurisdictie van een lidstaat te vallen en is zij dus een financiële instelling van een lidstaat indien:

a) 

zij is opgericht in overeenstemming met de wetten van de lidstaat;

b) 

haar leiding (inclusief de werkelijke leiding) zich in de lidstaat bevindt, of

c) 

zij valt onder het financieel toezicht in de lidstaat.

Wanneer een financiële instelling (anders dan een trust) een ingezetene is van twee of meer lidstaten, is die financiële instelling onderworpen aan de rapportage- en due diligence-verplichtingen van de lidstaat waar zij de financiële rekening/rekeningen aanhoudt.

4.   Aangehouden rekening

In het algemeen wordt een rekening geacht te worden aangehouden door de volgende financiële instelling:

a) 

in het geval van een bewaarrekening, door de financiële instelling die het beheer heeft over de activa op de rekening (met inbegrip van een financiële instelling die activa aanhoudt namens een rekeninghouder in die instelling);

b) 

in het geval van een depositorekening, door de financiële instelling die verplicht is tot het doen van betalingen met betrekking tot de rekening (met uitzondering van een gevolmachtigde van een financiële instelling, ongeacht of die gevolmachtigde een financiële instelling is);

c) 

in het geval van aandelen in of schuldvorderingen op een financiële instelling die een financiële rekening vormen, door die financiële instelling;

d) 

in het geval van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering, door de financiële instelling die verplicht is tot het doen van betalingen met betrekking tot de verzekering.

5.   Trusts die passieve NFE's zijn

Een entiteit zoals een samenwerkingsverband, een samenwerkingsverband met beperkte aansprakelijkheid of een soortgelijke juridische constructie zonder fiscale vestigingsplaats, overeenkomstig onderdeel D, punt 3, van deel VIII van bijlage I, wordt behandeld als een ingezetene van het rechtsgebied waar de plaats van de werkelijke leiding ervan is gelegen. In dit verband wordt een rechtspersoon of juridische constructie gezien als „soortgelijk” aan een samenwerkingsverband en een samenwerkingsverband met beperkte aansprakelijkheid, wanneer deze in een lidstaat niet worden behandeld als een fiscale eenheid volgens de belastingwetgeving van die lidstaat. Om dubbele rapportage te vermijden (gelet op de ruime reikwijdte van de term „uiteindelijk belanghebbende” in het geval van trusts), kan een trust die een passieve NFE is, echter niet worden gezien als een soortgelijke juridische constructie.

6.   Adres van het hoofdkantoor van de Entiteit

Een van de vereisten bedoeld in onderdeel E, punt 6, onder c), van deel VIII van bijlage I is dat, met betrekking tot een entiteit, de officiële documentatie het adres bevat van het hoofdkantoor van de entiteit in de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan zij stelt een ingezetene te zijn of in de lidstaat of andere rechtsgebied waar de entiteit is opgericht of georganiseerd. Het adres van het hoofdkantoor van de entiteit is in het algemeen de plaats waar zich de werkelijke leiding ervan bevindt. Het adres van een financiële instelling waar de entiteit een rekening heeft, een postbusadres, of een adres dat uitsluitend wordt gebruikt als postadres is niet het adres van het hoofdkantoor van de entiteit, tenzij dit adres het enige adres is dat door de entiteit wordt gebruikt en dat in de statutaire documenten van de entiteit staat vermeld als haar geregistreerde adres. Verder is een adres dat wordt opgegeven als poste-restanteadres niet het adres van het hoofdkantoor van de entiteit.

▼M3




BIJLAGE III

DOCUMENTATIEREGELS VOOR GROEPEN VAN MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN

DEEL I

DEFINITIES

1. 

„Groep”: een groepering van Ondernemingen die door eigendom of zeggenschap zodanig zijn verbonden dat die groepering ofwel op grond van de toepasselijke boekhoudbeginselen een Geconsolideerde Jaarrekening moet opmaken voor de financiële verslaggeving, ofwel dit zou moeten doen indien aandelenbelangen in een van de Ondernemingen op een openbare effectenbeurs werden verhandeld.

2. 

„Onderneming”: elke vorm van bedrijfsvoering door alle in artikel 3, punt 11, onder b), c) en d), bedoelde personen.

3. 

„MNO-Groep”: een Groep die twee of meer Ondernemingen omvat die fiscaal ingezetene zijn van een verschillend rechtsgebied, of een Onderneming omvat die fiscaal ingezetene is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is met betrekking tot de activiteiten die met behulp van een vaste inrichting in dat andere rechtsgebied worden uitgeoefend, en die geen Vrijgestelde MNO-Groep is.

4. 

„Vrijgestelde MNO-Groep”: een Groep die met ingang van januari 2015, met betrekking tot een bepaald Boekjaar van de Groep, totaal aan geconsolideerde groepsopbrengsten van minder dan 750 000 000 EUR, of een bedrag in de lokale valuta dat ongeveer gelijk is aan 750 000 000 EUR, heeft behaald in het Boekjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan het Te Rapporteren Boekjaar, zoals weergegeven in de Geconsolideerde Jaarrekening van dat voorafgaande Boekjaar.

5. 

„Groepsentiteit”: een van de volgende entiteiten:

a) 

een aparte bedrijfseenheid van een MNO-Groep die is opgenomen in de Geconsolideerde Jaarrekening van de MNO-Groep voor de financiële verslaggeving, of die daarin zou worden opgenomen indien aandelenbelangen in die bedrijfseenheid van de MNO-Groep op een openbare effectenbeurs werden verhandeld;

b) 

een dergelijke bedrijfseenheid die enkel op grond van omvang of materieel belang niet in de Geconsolideerde Jaarrekening van de MNO-Groep is opgenomen;

c) 

een vaste inrichting van een aparte bedrijfseenheid van de MNO-Groep als bedoeld onder a) of b), indien die bedrijfseenheid voor de vaste inrichting een afzonderlijke jaarrekening opmaakt met het oog op financiële verslaggeving, naleving van de regelgeving, belastingaangifte of de interne beheerscontrole.

6. 

„Rapporterende Entiteit”: de Groepsentiteit die, in het rechtsgebied waar zij fiscaal ingezetene is, namens de MNO-Groep een landenrapport moet indienen dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 bis bis, lid 3. De Rapporterende Entiteit kan de Uiteindelijkemoederentiteit, de Surrogaatmoederentiteit of een andere in deel II, punt 1, beschreven entiteit zijn.

7. 

„Uiteindelijkemoederentiteit”: een Groepsentiteit van een MNO-Groep die aan de volgende criteria voldoet:

a) 

ze bezit middellijk of onmiddellijk een belang in een of meer andere Groepsentiteiten van die MNO-Groep dat voldoende groot is om, overeenkomstig de algemeen geldende boekhoudbeginselen van het rechtsgebied waar zij fiscaal ingezetene is, verplicht te zijn een Geconsolideerde Jaarrekening op te stellen, of om daartoe verplicht te zijn indien haar aandelenbelangen in het rechtsgebied waarvan zij fiscaal ingezetene is, op een openbare effectenbeurs werden verhandeld;

b) 

geen andere Groepsentiteit van die MNO-Groep bezit middellijk of onmiddellijk een onder a) beschreven belang in de eerstgenoemde Groepsentiteit.

8. 

„Surrogaatmoederentiteit”: een Groepsentiteit van een MNO-Groep die door die MNO-Groep is aangewezen als enige plaatsvervanger voor de Uiteindelijkemoederentiteit om namens die MNO-Groep het landenrapport in te dienen in het rechtsgebied waarvan die Groepsentiteit fiscaal ingezetene is, indien aan één of meer van de in deel II, punt 1, eerste alinea, onder b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

9. 

„Boekjaar”: een jaarlijkse verslagleggingsperiode waarover de Uiteindelijkemoederentiteit van de MNO-Groep haar jaarrekening opmaakt.

10. 

„Te Rapporteren Boekjaar”: het Boekjaar waarvan de financiële en operationele resultaten worden weergegeven in het in artikel 8 bis bis, lid 3, bedoelde landenrapport.

11. 

„Adequate Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten”: een overeenkomst tussen gemachtigde vertegenwoordigers van een EU-lidstaat en een rechtsgebied buiten de Unie die partijen zijn bij een Internationale Overeenkomst, en waarin wordt voorgeschreven dat tussen de betrokken rechtsgebieden automatisch landenrapporten worden uitgewisseld.

12. 

„Internationale Overeenkomst”: het multilaterale Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, een bilateraal of multilateraal belastingverdrag, of een overeenkomst inzake de uitwisseling van fiscale inlichtingen waarbij de lidstaat partij is en uit hoofde waarvan de wettelijke bevoegdheid wordt verleend om fiscale inlichtingen tussen rechtsgebieden uit te wisselen, met inbegrip van de automatische uitwisseling van dergelijke inlichtingen.

13. 

„Geconsolideerde Jaarrekening”: de jaarrekening van een MNO-Groep waarin de activa, de passiva, de inkomsten, de uitgaven en de kasstromen van de Uiteindelijkemoederentiteit en van de Groepsentiteiten zijn weergegeven als die van één enkele economische entiteit.

14. 

„Systematische Nalatigheid”: houdt met betrekking tot een rechtsgebied in, hetzij dat een rechtsgebied een in werking zijnde Adequate Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten met een lidstaat heeft, maar (om andere redenen dan die welke in overeenstemming zijn met de bepalingen van die Overeenkomst) de automatische uitwisseling heeft opgeschort, hetzij dat een rechtsgebied anderszins stelselmatig nalaat om aan een lidstaat automatisch de landenrapporten te verstrekken die het in zijn bezit heeft en die MNO-Groepen betreffen met Groepsentiteiten in die lidstaat.

DEEL II

ALGEMENE RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN

1. Een Groepsentiteit die fiscaal ingezetene is van een lidstaat en die niet de Uiteindelijkemoederentiteit van een MNO-Groep is, dient een landenrapport in met betrekking tot het Te Rapporteren Boekjaar van de MNO-Groep waarvan zij een Groepsentiteit is, als aan de volgende criteria is voldaan:

a) 

de entiteit is fiscaal ingezetene van een lidstaat;

b) 

één van de volgende punten is van toepassing:

i) 

de Uiteindelijkemoederentiteit van de MNO-Groep is niet verplicht om in het rechtsgebied waarvan zij fiscaal ingezetene is, een landenrapport in te dienen;

ii) 

in het rechtsgebied waarvan de Uiteindelijkemoederentiteit fiscaal ingezetene is, geldt een lopende Internationale Overeenkomst waarbij de lidstaat partij is, maar er is geen in werking zijnde Adequate Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten waarbij de lidstaat partij is op het in artikel 8 bis bis, lid 1, bedoelde tijdstip waarop het landenrapport voor het Te Rapporteren Boekjaar moet worden ingediend;

iii) 

de lidstaat heeft de Groepsentiteit die fiscaal ingezetene is van die lidstaat, in kennis gesteld van een Systematische Nalatigheid van het rechtsgebied waarvan de Uiteindelijkemoederentiteit fiscaal ingezetene is.

Onverminderd de in artikel 8 bis bis, lid 1, bedoelde verplichting van de Uiteindelijkemoederentiteit of van haar Surrogaatmoederentiteit om het eerste landenrapport voor het boekjaar van de MNO-Groep dat begint op of na 1 januari 2016 in te dienen, kunnen de lidstaten besluiten dat de verplichting voor de in punt 1 van dit deel vermelde Groepsentiteiten van toepassing is voor de Te Rapporteren Boekjaren die op of na 1 januari 2017 beginnen.

Een Groepsentiteit die fiscaal ingezetene is van een lidstaat als omschreven in de eerste alinea van dit punt, verzoekt haar Uiteindelijkemoederentiteit om haar alle nodige informatie te verstrekken teneinde te kunnen voldoen aan de verplichting een landenrapport in te dienen overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 3. Indien deze Groepsentiteit ondanks dat verzoek niet alle nodige informatie heeft ontvangen of verkregen om voor de MNO-Groep te rapporteren, dient deze Groepsentiteit een landenrapport in met alle ontvangen of verkregen informatie in haar bezit, en stelt zij de lidstaat waarvan zij fiscaal ingezetene is, ervan in kennis dat de Uiteindelijkemoederentiteit heeft geweigerd de nodige informatie ter beschikking te stellen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de betrokken lidstaat om de sancties waarin zijn nationale wetgeving voorziet, toe te passen; deze lidstaat stelt alle lidstaten in kennis van deze weigering.

Wanneer meer dan één Groepsentiteit van dezelfde MNO-Groep fiscaal ingezetene is van de Unie en één of meer van de voorwaarden in punt b) van de eerste alinea zijn vervuld, kan de MNO-Groep één van die Groepsentiteiten aanwijzen om in overeenstemming met artikel 8 bis bis, lid 3, binnen de in artikel 8 bis bis, lid 1, vermelde termijn het landenrapport met betrekking tot een Te Rapporteren Boekjaar in te dienen, en om de lidstaat ervan in kennis te stellen dat zij daarmee beoogt te voldoen aan de documentatieverplichting van alle Groepsentiteiten van die MNO-Groep die fiscaal ingezetene van de Unie zijn. Overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 2, bezorgt die lidstaat het ontvangen landenrapport aan alle andere lidstaten waar, blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-Groep van de Rapporterende Entiteit fiscaal ingezetene zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot de bedrijfsactiviteiten die via een vaste inrichting worden uitgeoefend.

Wanneer een Groepsentiteit niet alle nodige informatie kan ontvangen of verkrijgen om overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 3, een landenrapport in te dienen, komt zij niet in aanmerking om te worden aangewezen als Rapporterende Entiteit voor de MNO-Groep, overeenkomstig de vierde alinea van dit punt. Deze regel doet geen afbreuk aan de verplichting van de Groepsentiteit om de lidstaat waarvan zij fiscaal ingezetene is, ervan in kennis te stellen dat de Uiteindelijkemoederentiteit heeft geweigerd de nodige informatie ter beschikking te stellen.

2. In afwijking van punt 1, indien is voldaan aan één of meer van de in punt 1, eerste alinea, onder b), beschreven voorwaarden, hoeft een in punt 1 bedoelde entiteit geen landenrapport met betrekking tot een Te Rapporteren Boekjaar in te dienen indien de MNO-Groep waarvan zij een Groepsentiteit is, een landenrapport met betrekking tot dat Boekjaar overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 3, ter beschikking heeft gesteld via een Surrogaatmoederentiteit die dat landenrapport uiterlijk op de in artikel 8 bis bis, lid 1, vermelde datum heeft ingediend bij de belastingautoriteit van het rechtsgebied waarvan zij fiscaal ingezetene is; indien de Surrogaatmoederentiteit fiscaal ingezetene is van een rechtsgebied buiten de Unie, moet bovendien aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a) 

in het rechtsgebied waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal ingezetene is, moeten landenrapporten worden ingediend conform artikel 8 bis bis, lid 3;

b) 

in het rechtsgebied waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal ingezetene is, is een Adequate Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten in werking waarbij de lidstaat partij is op het in artikel 8 bis bis, lid 1, bedoelde tijdstip waarop het landenrapport voor het Te Rapporteren Boekjaar moet worden ingediend;

c) 

het rechtsgebied waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal ingezetene is, heeft de lidstaat niet in kennis gesteld van een Systematische Nalatigheid;

d) 

het rechtsgebied waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal ingezetene is, is uiterlijk op de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van die MNO-Groep door de Groepsentiteit die fiscaal ingezetene van dat rechtsgebied is, in kennis gesteld van het feit dat zij de Surrogaatmoederentiteit is;

e) 

overeenkomstig punt 4 is een kennisgeving aan de lidstaat verstrekt.

3. Een lidstaat verzoekt alle Groepsentiteiten van een MNO-Groep die fiscaal ingezetene van die lidstaat zijn, om hem ervan in kennis te stellen of zij de Uiteindelijkemoederentiteit, de Surrogaatmoederentiteit of de in punt 1 aangewezen Groepsentiteit zijn, en dit uiterlijk op de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van die MNO-Groep. Een lidstaat mag die termijn verlengen tot en met de laatste dag van de termijn voor de indiening van een belastingaangifte van die Groepsentiteit voor het voorafgaande boekjaar.

4. Indien een Groepsentiteit van een MNO-Groep die fiscaal ingezetene van een lidstaat is, niet de Uiteindelijkemoederentiteit of de Surrogaatmoederentiteit, noch de in punt 1 aangewezen Groepsentiteit is, verzoekt de lidstaat die Groepsentiteit om hem in kennis te stellen van de identiteit en de fiscale vestigingsplaats van de Rapporterende Entiteit, en dit uiterlijk op de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van die MNO-Groep. Een lidstaat mag die termijn verlengen tot en met de laatste dag van de termijn voor de indiening van een belastingaangifte door die Groepsentiteit voor het voorafgaande boekjaar.

5. In het landenrapport is de valuta van de in het rapport opgegeven bedragen vermeld.

DEEL III

LANDENRAPPORT

Α.   Model landenrapport



Tabel 1:  Overzicht van verdeling van inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten naar fiscaal rechtsgebied

Naam van de MNO-Groep:

Betreffende Boekjaar:

Gebruikte valuta:

Fiscaal rechtsgebied

Inkomsten

Winst (verlies) vóór inkomstenbelasting

Betaalde inkomstenbelasting (op kasbasis)

Toerekenbare inkomstenbelasting — lopend boekjaar

Gestort kapitaal

Gecumuleerde winst

Aantal personeelsleden

Materiële activa andere dan geldmiddelen en kasequivalenten

Niet-gelieerde partij

Gelieerde partij

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Tabel 2:  Lijst van alle Groepsentiteiten van de MNO-Groep die vallen onder iedere totalisatie per fiscaal rechtsgebied

Naam van de MNO-Groep:

Betreffende Boekjaar:

Fiscaal rechtsgebied

Groepsentiteiten die fiscaal ingezetenen zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied

Indien afwijkend van het fiscale rechtsgebied waarvan de Groepsentiteit een fiscaal ingezetene is, het fiscale rechtsgebied naar het recht waarvan de Groepsentiteit is ingericht of opgericht

Belangrijkste bedrijfsactiviteit(en)

Onderzoek en ontwikkeling

Houden of beheren van intellectuele eigendom

Inkoop of afname

Fabricage of productie

Verkoop, marketing of distributie

Diensten op het gebied van administratie, beheer of ondersteuning

Dienstverlening aan niet-gelieerde partijen

Interne groepsfinanciering

Gereguleerde financiële diensten

Verzekering

Houden van aandelen of andere eigenvermogensinstrumenten

Slapend

Anderszins (1)

 

1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(1)   Gelieve de aard van de activiteit van de Groepsentiteit te vermelden onder „Aanvullende informatie”

Tabel 3:   Aanvullende informatie

Naam van de MNO-Groep:

Betreffende Boekjaar:

Gelieve hier beknopt iedere nadere informatie of toelichting te verstrekken die u noodzakelijk acht of die helpt om de verplichte informatie in het landenrapport te begrijpen.

B.   Algemene instructies voor het invullen van het landenrapport

1.   Doel

Het model wordt gebruikt voor de rapportage van de verdeling van de inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten van een groep van multinationale ondernemingen (MNO's) per fiscaal rechtsgebied.

2.   Behandeling van bijkantoren en vaste inrichtingen

De gegevens van de vaste inrichting worden gerapporteerd onder verwijzing naar het fiscale rechtsgebied waar de vaste inrichting is gelegen, en niet onder verwijzing naar het fiscale rechtsgebied waarvan de bedrijfseenheid waarvan de vaste inrichting deel uitmaakt, fiscaal ingezetene is. In de rapportage betreffende het fiscale rechtsgebied van de vestigingsplaats die betrekking heeft op de bedrijfseenheid waarvan de vaste inrichting deel uitmaakt, worden financiële gegevens die gerelateerd zijn aan de vaste inrichting, uitgesloten.

3.   Periode waarop het jaarlijks model voor het landenrapport betrekking heeft

Het model heeft betrekking op het Boekjaar van de rapporterende MNO. Voor Groepsentiteiten wordt in het model, naar goeddunken van de rapporterende MNO, op consistente basis de volgende informatie weergegeven:

a) 

informatie over het Boekjaar van de relevante Groepsentiteiten dat eindigt op dezelfde datum als het Boekjaar van de rapporterende MNO, of dat eindigt binnen het tijdvak van twaalf maanden dat aan die datum voorafgaat; of

b) 

informatie over alle relevante Groepsentiteiten waarover gerapporteerd wordt voor het Boekjaar van de rapporterende MNO.

4.   Gegevensbronnen

De rapporterende MNO maakt bij het invullen van het model ieder jaar op consistente wijze gebruik van dezelfde gegevensbronnen. De rapporterende MNO kan ervoor kiezen om gegevens te gebruiken uit haar geconsideerde staten, uit wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen van afzonderlijke entiteiten, gereguleerde jaarrekeningen of interne beheersrekeningen. Het is niet noodzakelijk de rapportage op het gebied van inkomsten, winst en belasting in het model in overeenstemming te brengen met de Geconsolideerde Jaarrekening. Indien wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen als de basis voor de rapportage worden gebruikt, worden alle bedragen omgezet in de aangegeven functionele valuta van de rapporterende MNO tegen de gemiddelde wisselkoers over het jaar dat aangegeven wordt in het onderdeel „Aanvullende informatie” van het model. Er hoeven echter geen aanpassingen te worden gemaakt voor verschillen in boekhoudbeginselen tussen de fiscale rechtsgebieden.

De rapporterende MNO geeft in het onderdeel „Aanvullende informatie” van het model een korte beschrijving van de gegevensbronnen die bij het invullen van het model worden gebruikt. Indien er een verandering wordt aangebracht in de gegevensbron die jaarlijks wordt gebruikt, zet de rapporterende MNO in het onderdeel „Aanvullende informatie” van het model de redenen voor de verandering en de gevolgen daarvan uiteen.

C.   Specifieke instructies voor het invullen van het landenrapport

1.   Overzicht van verdeling van inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten naar fiscaal rechtsgebied (tabel 1)

1.1.   Fiscaal rechtsgebied

In de eerste kolom van het model somt de rapporterende MNO alle fiscale rechtsgebieden op waarvan Groepsentiteiten van de MNO-Groep fiscaal ingezetene zijn. Een fiscaal rechtsgebied wordt gedefinieerd als een staat of als een rechtsgebied dat geen staat is maar wel fiscale autonomie heeft. Er wordt een afzonderlijke regel toegevoegd voor alle Groepsentiteiten van de MNO-Groep die volgens de rapporterende MNO van geen enkel fiscaal rechtsgebied fiscaal ingezetene zijn voor belastingdoeleinden. Ingeval een Groepsentiteit fiscaal ingezetene is van meer dan één fiscaal rechtsgebied, worden de beslissingsregels (tiebreaker) van het van toepassing zijnde belastingverdrag toegepast om het fiscale rechtsgebied waarvan de Groepsentiteit fiscaal ingezetene is te bepalen. Waar geen sprake is van een toepasselijk belastingverdrag, wordt over de Groepsentiteit gerapporteerd in het fiscale rechtsgebied waar de Groepsentiteit haar plaats van werkelijke leiding heeft. De plaats van de werkelijke leiding wordt vastgesteld conform internationaal overeengekomen standaarden.

1.2.   Inkomsten

In de drie kolommen van het model onder het kopje „Inkomsten” wordt door de rapporterende MNO de volgende informatie opgenomen:

a) 

de som van de uit transacties met gelieerde ondernemingen gegenereerde inkomsten van alle Groepsentiteiten van de MNO-Groep in het betreffende fiscale rechtsgebied;

b) 

de som van de uit transacties met onafhankelijke partijen gegenereerde inkomsten van alle Groepsentiteiten van de MNO-Groep in het betreffende fiscale rechtsgebied;

c) 

het totaal van a) en b).

Inkomsten omvatten inkomsten uit de verkoop van voorraad en onroerend goed, diensten, royaltyrechten, rente, premies en andere bedragen. Van inkomsten zijn uitgesloten de van andere Groepsentiteiten ontvangen betalingen die behandeld worden als dividenden in het fiscale rechtsgebied van de betaler.

1.3.   Winst (verlies) vóór inkomstenbelasting

In de vijfde kolom van het model geeft de rapporterende MNO de som op van de winst (het verlies) vóór inkomstenbelasting voor alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. De winst (het verlies) vóór inkomstenbelasting omvat alle buitengewone inkomsten- en uitgavenposten.

1.4.   Betaalde inkomstenbelasting (op kasbasis)

In de zesde kolom van het model geeft de rapporterende MNO het totale bedrag op van de feitelijk door alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied betaalde inkomstenbelasting gedurende het betreffende Boekjaar. Betaalde belastingen omvatten contante belastingen die door de Groepsentiteit aan het fiscale rechtsgebied van de fiscale woonplaats en aan alle andere fiscale rechtsgebieden werden betaald. Betaalde belastingen omvatten bronbelastingen die door andere entiteiten (gelieerde ondernemingen en onafhankelijke ondernemingen) met betrekking tot betalingen aan de Groepsentiteit betaald zijn. Indien vennootschap A, die fiscaal ingezetene is van fiscaal rechtsgebied A, rente ontvangt in fiscaal rechtsgebied B, moet de in fiscaal rechtsgebied B ingehouden belasting dus door vennootschap A worden gerapporteerd.

1.5.   Toerekenbare inkomstenbelasting (lopend Boekjaar)

In de zevende kolom van het model wordt door de rapporterende MNO de som opgegeven van de toerekenbare belastinglasten van het lopende jaar die geboekt zijn op belastbare winsten of verliezen van het te rapporteren jaar, van alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. De belastinglasten van het lopende jaar hebben enkel betrekking op bedrijfsactiviteiten van het lopende jaar en omvatten geen uitgestelde belastingen of voorzieningen voor onzekere belastingschulden.

1.6.   Gestort kapitaal

In de achtste kolom van het model wordt door de rapporterende MNO de som opgegeven van het gestorte kapitaal van alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. Met betrekking tot vaste inrichtingen wordt het gestorte kapitaal opgegeven door de juridische entiteit waartoe de vaste inrichting behoort, tenzij er voor regelgevende doeleinden sprake is van een vastgesteld vermogensvereiste in het fiscale rechtsgebied van de vaste inrichting.

1.7.   Gecumuleerde winst

In de negende kolom van het model wordt door de rapporterende MNO de som opgegeven van de totale gecumuleerde winst per einde van het jaar van alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. Met betrekking tot vaste inrichtingen wordt de gecumuleerde winst gerapporteerd door de juridische entiteit waartoe de vaste inrichting behoort.

1.8.   Aantal personeelsleden

In de tiende kolom van het model wordt door de rapporterende MNO het totale aantal personeelsleden in voltijdequivalenten (full-time equivalent — „FTE”) opgegeven van alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. Het aantal personeelsleden kan worden gerapporteerd naar de situatie aan het einde van het jaar, op basis van de gemiddelde tewerkstelling over het jaar, of op een andere basis die van jaar tot jaar en in de verschillende fiscale rechtsgebieden consistent wordt toegepast. Hiertoe kunnen onafhankelijke contractanten die deelnemen aan de gewone bedrijfsactiviteiten van de Groepsentiteit, worden gerapporteerd als personeelsleden. Een redelijke afronding of benadering van het aantal personeelsleden is toelaatbaar, op voorwaarde dat een dergelijke afronding of benadering de relatieve verdeling van de personeelsleden over de verschillende fiscale rechtsgebieden niet wezenlijk vertekent. De benadering moet van jaar tot jaar en met betrekking tot alle entiteiten consistent zijn.

1.9.   Materiële activa andere dan geldmiddelen en kasequivalenten

In de elfde kolom van het model wordt door de rapporterende MNO de som opgegeven van de nettoboekwaarden van de materiële activa van alle Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. Met betrekking tot vaste inrichtingen worden activa opgegeven onder verwijzing naar het fiscale rechtsgebied waar de vaste inrichting is gelegen. Materiële activa omvatten dan ook geen geldmiddelen of kasequivalenten, immateriële of financiële activa.

2.   Lijst van alle Groepsentiteiten van de MNO-Groep die vallen onder iedere totalisatie per fiscaal rechtsgebied (tabel 2)

2.1.   Groepsentiteiten die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied

De rapporterende MNO noteert per fiscaal rechtsgebied en via de naam van de rechtspersoon alle Groepsentiteiten van de MNO-Groep die fiscaal ingezetene zijn van het betreffende fiscale rechtsgebied. Zoals vermeld in punt 2 van de algemene instructies met betrekking tot vaste inrichtingen, wordt een vaste inrichting echter genoteerd onder verwijzing naar het fiscale rechtsgebied waar deze gelegen is. De juridische entiteit waartoe de vaste inrichting behoort, wordt eveneens vermeld.

2.2.   Het fiscale rechtsgebied naar het recht waarvan de Groepsentiteit is ingericht of opgericht indien dit niet hetzelfde is als het fiscale rechtsgebied waarvan de Groepsentiteit een fiscaal ingezetene is

De rapporterende MNO vermeldt de naam van het fiscale rechtsgebied naar het recht waarvan de Groepsentiteit van de MNO-Groep is ingericht of opgericht, indien deze verschilt van het fiscale rechtsgebied waarvan de Groepsentiteit een fiscaal ingezetene is.

2.3.   Belangrijkste bedrijfsactiviteit(en)

De rapporterende MNO bepaalt de aard van de belangrijkste bedrijfsactiviteit(en) die wordt (worden) uitgevoerd door de Groepsentiteit in het betreffende fiscale rechtsgebied, door één of meer van de toepasselijke vakjes aan te kruisen.

▼M5




BIJLAGE IV

WEZENSKENMERKEN

Deel I.   „Main benefit test”

De algemene wezenskenmerken in categorie A en de specifieke wezenskenmerken in categorie B en categorie C, punt 1, onder b), i), onder c) en onder d), mogen uitsluitend in aanmerking worden genomen indien ze aan de „main benefit test” voldoen.

Aan die toets is voldaan indien kan worden aangetoond dat het belangrijkste voordeel dat of een van de belangrijkste voordelen die, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs te verwachten valt van een constructie het verkrijgen van een belastingvoordeel is.

In het kader van het wezenskenmerk in categorie C, punt 1, kan de aanwezigheid van de in categorie C, punt 1, onder b), i), onder c) of onder d) bepaalde voorwaarden op zich geen reden zijn om te concluderen dat een constructie voldoet aan de „main benefit test”.

Deel II.   Categorieën wezenskenmerken

A.   Algemene wezenskenmerken die aan de „main benefit test” zijn gekoppeld

1. Een constructie waarbij de relevante belastingplichtige of een deelnemer aan de constructie zich tot geheimhouding verbindt en op grond hiervan niet aan andere intermediairs of de belastingautoriteiten mag onthullen hoe de constructie een belastingvoordeel kan opleveren.

2. Een constructie waarbij de intermediair aanspraak maakt op een vergoeding (of rente, betaling van financieringskosten en andere uitgaven) voor de constructie en die vergoeding wordt vastgelegd op basis van:

a) 

het bedrag van het belastingvoordeel dat de constructie oplevert, of

b) 

de vraag of de constructie daadwerkelijk een belastingvoordeel heeft opgeleverd. De intermediair moet daarbij de vergoeding gedeeltelijk of volledig terugbetalen wanneer het met de constructie beoogde belastingvoordeel niet gedeeltelijk of volledig werd verwezenlijkt.

3. Een constructie waarbij gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde documenten en/of een gestandaardiseerde structuur en die beschikbaar is voor meer dan één relevante belastingplichtige zonder dat er voor implementatie wezenlijke aanpassingen nodig zijn.

B.   Specifieke wezenskenmerken die aan de „main benefit test” zijn gekoppeld

1. Een constructie waarbij een deelnemer aan de constructie een reeks geplande stappen onderneemt die erin bestaan een verlieslijdende onderneming te verwerven, de hoofdactiviteit van die onderneming stop te zetten en de verliezen ervan te gebruiken om de door hem verschuldigde belastingen te verminderen, onder meer door overdracht van die verliezen naar een ander rechtsgebied of door een versneld gebruik van die verliezen.

2. Een constructie die tot gevolg heeft dat inkomsten worden omgezet in vermogen, schenkingen of andere inkomstencategorieën die lager worden belast of van belasting worden vrijgesteld.

3. Een constructie die circulaire transacties omvat met als resultaat dat middelen worden rondgepompt („round-tripping”), meer bepaald met behulp van tussengeschoven entiteiten zonder ander primair handelsdoel of van transacties die elkaar compenseren of tenietdoen of andere soortgelijke kenmerken hebben.

C.   Specifieke wezenskenmerken in verband met grensoverschrijdende transacties

1. Een constructie met aftrekbare grensoverschrijdende betalingen tussen twee of meer verbonden ondernemingen waarbij ten minste één van de volgende voorwaarden is vervuld:

a) 

de ontvanger is in geen van de fiscale rechtsgebieden fiscaal inwoner;

b) 

de ontvanger is fiscaal inwoner in een rechtsgebied, maar dat rechtsgebied:

i) 

heft geen vennootschapsbelasting, of heft vennootschapsbelasting tegen een nultarief of bijna-nultarief, of

ii) 

is opgenomen in een lijst van rechtsgebieden van derde landen die door de lidstaten gezamenlijk of in het kader van de OESO als niet-coöperatief zijn beoordeeld;

c) 

de betaling geniet een volledige belastingvrijstelling in het rechtsgebied waar de ontvanger fiscaal inwoner is;

d) 

de betaling geniet een fiscaal gunstregime in het rechtsgebied waar de ontvanger fiscaal inwoner is.

2. In meer dan één rechtsgebied wordt aanspraak gemaakt op aftrekken voor dezelfde afschrijving.

3. In meer dan één rechtsgebied wordt aanspraak gemaakt op voorkoming van dubbele belasting voor hetzelfde inkomens- of vermogensbestanddeel.

4. Een constructie met overdrachten van activa waarbij er een wezenlijk verschil bestaat tussen het bedrag dat in de betrokken rechtsgebieden wordt aangemerkt als de voor die activa te betalen vergoeding.

D.   Specifieke wezenskenmerken in verband met automatische uitwisseling van inlichtingen en uiteindelijk belang

1. Een constructie die kan leiden tot het ondermijnen van de rapportageverplichting uit hoofde van de wetgeving ter omzetting van Uniewetgeving of evenwaardige overeenkomsten inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen, waaronder overeenkomsten met derde landen, of die profiteert van het gebrek aan die wetgeving of overeenkomsten. Dergelijke constructies omvatten ten minste het volgende:

a) 

het gebruik van een rekening, product of belegging die geen financiële rekening is of niet als zodanig te boek staat, maar die over eigenschappen beschikt die in wezen vergelijkbaar zijn met die van een financiële rekening;

b) 

de overdracht van financiële rekeningen of activa aan, of het gebruik van rechtsgebieden die niet gebonden zijn aan de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen met de staat van verblijf van de relevante belastingplichtige;

c) 

de herkwalificatie van inkomsten en vermogen in producten of betalingen die niet onder de automatische uitwisseling van inlichtingen vallen;

d) 

de overdracht of omzetting van een financiële instelling of een financiële rekening of de activa daarvan in een financiële instelling of een financiële rekening of activa die niet onder de rapportage in het kader van de automatische uitwisseling van inlichtingen vallen;

e) 

het gebruik van rechtspersonen, juridische constructies of structuren die de rapportage over één of meer rekeninghouders of uiteindelijk begunstigden in het kader van de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen stopzetten of daartoe strekken;

f) 

constructies die due-diligenceprocedures die door financiële instellingen worden gebruikt om te voldoen aan hun verplichtingen tot het rapporteren van inlichtingen over financiële rekeningen, ondermijnen of zwakke punten ervan benutten, onder meer via het gebruik van rechtsgebieden met ontoereikende of zwakke regelingen voor de handhaving van antiwitwaswetgeving of met zwakke transparantievereisten voor rechtspersonen of juridische constructies.

2. Een constructie waarbij de juridische of feitelijke eigendom niet-transparant is door het gebruik van personen, juridische constructies of structuren:

a) 

die geen wezenlijke economische, door voldoende personeel, uitrusting, activa en gebouwen ondersteunde activiteit uitoefenen, en

b) 

die zijn opgericht in, worden beheerd in, inwoner zijn van, onder zeggenschap staan in, of gevestigd zijn in een ander rechtsgebied dan het rechtsgebied van verblijf van een of meer van de uiteindelijk begunstigden van de activa die door die personen, juridische constructies of structuren worden aangehouden, en

c) 

indien de uiteindelijk begunstigden van die personen, juridische constructies of structuren, als gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2015/849, niet-identificeerbaar zijn gemaakt.

E.   Specifieke wezenskenmerken in verband met verrekenprijzen

1. Een constructie met gebruik van unilaterale veiligehavenregels.

2. Een constructie met overdracht van moeilijk te waarderen immateriële activa. De term „moeilijk te waarderen immateriële activa” omvat immateriële activa of rechten op immateriële activa waarvoor, op het tijdstip van de overdracht ervan tussen verbonden ondernemingen:

a) 

geen betrouwbare vergelijkbare activa bestaan, en

b) 

de prognoses van de toekomstige kasstromen of inkomsten die naar verwachting uit de overgedragen activa voortvloeien, of de aannames die worden gebruikt voor het waarderen van de immateriële activa, bijzonder onzeker zijn, waardoor het moeilijk is te voorspellen hoe succesvol de immateriële activa op het moment van de overdracht uiteindelijk zullen zijn.

3. Een constructie met een grensoverschrijdende overdracht binnen de groep van functies, en/of risico's en/of activa, indien de geraamde jaarlijkse winst vóór interest en belastingen (ebit) van de overdrager of overdragers, tijdens de periode van drie jaar na de overdracht, minder dan 50 % bedraagt van de geraamde jaarlijkse ebit van die overdrager of overdragers indien de overdracht niet had plaatsgevonden.



( 1 ) Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38).

( 2 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

( 3 ) PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1.

( 4 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).