02010R0904 — NL — 05.11.2018 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 904/2010 VAN DE RAAD

van 7 oktober 2010

betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

(herschikking)

(PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 517/2013 VAN DE RAAD van 13 mei 2013

  L 158

1

10.6.2013

►M2

VERORDENING (EU) 2018/1541 VAN DE RAAD van 2 oktober 2018

  L 259

1

16.10.2018


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 024, 27.1.2012, blz.  18 (904/2010)

►C2

Rectificatie, PB L 270, 11.9.2014, blz.  10 (nr. 904/2010)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 904/2010 VAN DE RAAD

van 7 oktober 2010

betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

(herschikking)



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1.  Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten met de uitvoering van de wetgeving inzake de btw belast zijn, onderling en met de Commissie samenwerken om de naleving van die wetgeving te verzekeren.

Daartoe worden bij deze verordening regels en procedures vastgesteld, die de bevoegde autoriteiten in de lidstaten in staat stellen samen te werken en onderling alle inlichtingen uit te wisselen met het oog op een juiste btw-heffing, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, met name bij intracommunautaire transacties, en de btw-fraude te bestrijden. Bij deze verordening worden met name de regels en procedures vastgesteld die de lidstaten in staat stellen deze inlichtingen te verzamelen en uit te wisselen langs elektronische weg.

2.  Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de in lid 1 bedoelde autoriteiten bijstand dienen te verlenen ter bescherming van de btw-opbrengsten van alle lidstaten.

3.  Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van de voorschriften inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet.

4.  Bij deze verordening worden tevens regels en procedures vastgesteld voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen inzake de btw over diensten die overeenkomstig de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg worden verricht, alsmede voor eventuele daarop aansluitende uitwisselingen van inlichtingen en, wat de onder die bijzondere regeling vallende diensten betreft, voor de overdracht van geldmiddelen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 2

1.  Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„centraal verbindingsbureau” : het bureau dat uit hoofde van artikel 4, lid 1, is aangewezen en de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;

b)

„verbindingsdienst” : elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat uit hoofde van artikel 4, lid 2, door de bevoegde autoriteit als zodanig is aangewezen om op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

c)

„bevoegde ambtenaar” : een ambtenaar die op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen kan uitwisselen waartoe hem uit hoofde van artikel 4, lid 3, machtiging is verleend;

d)

„verzoekende autoriteit” : het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;

e)

„aangezochte autoriteit” : het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;

f)

„intracommunautaire transacties” : de intracommunautaire levering van goederen of de intracommunautaire verrichting van diensten;

g)

„intracommunautaire goederenlevering” : een goederenlevering die moet worden vermeld op de lijst bedoeld in artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;

h)

„intracommunautaire verrichting van diensten” : een verrichting van diensten die moet worden vermeld op de lijst bedoeld in artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;

i)

„intracommunautaire verwerving van goederen” : het verwerven van het recht om als eigenaar te beschikken over roerende lichamelijke zaken, als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2006/112/EG;

j)

„btw-identificatienummer” : nummer waarin wordt voorzien bij de artikelen 214, 215 en 216 van Richtlijn 2006/112/EG;

k)

„administratief onderzoek” : alle door de lidstaten bij de uitoefening van hun taken verrichte controles, onderzoeken en andere acties gericht op het waarborgen van de juiste toepassing van de btw-wetgeving;

l)

„automatische uitwisseling” : het systematisch en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat;

m)

„spontane uitwisseling” : het niet-systematisch, op willekeurige tijdstippen en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;

n)

„persoon” :

i) een natuurlijk persoon;

ii) een rechtspersoon;

iii) indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit, of

iv) een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die handelingen verricht welke aan btw onderworpen zijn;

o)

„geautomatiseerde toegang” : mogelijkheid om zonder uitstel toegang te krijgen tot een elektronisch systeem, om daarin vervatte inlichtingen te raadplegen;

p)

„langs elektronische weg” : door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen;

q)

„CCN/CSI-netwerk” : het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (hierna „CCN” — common communication network) met gemeenschappelijke systeeminterface (hierna „CSI” — common system interface) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie ontwikkeld heeft voor het elektronische berichtenverkeer tussen de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen;

r)

„gelijktijdige controle” : de gecoördineerde controle van de fiscale aangelegenheden van een belastingplichtige of van onderling verbonden belastingplichtigen door ten minste twee deelnemende lidstaten die daarbij gemeenschappelijke of verwante belangen hebben.

2.   ►C2  Vanaf 1 januari 2015 zijn de in de artikelen 358, 358 bis en 369 bis van Richtlijn 2006/112/EG vervatte definities ook van toepassing in het kader van deze verordening. ◄

Artikel 3

De bevoegde autoriteiten zijn de autoriteiten namens welke deze verordening hetzij rechtstreeks, hetzij bij delegatie wordt toegepast:

Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 1 december 2010 mee welke de voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteit is, en stelt vervolgens de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging dienaangaande.

▼M1

Kroatië deelt de Commissie uiterlijk op 1 juli 2013 mee welke de voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteit is, en stelt vervolgens de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging dienaangaande, zoals vermeld in de tweede alinea.

▼B

De Commissie stelt een lijst van alle bevoegde autoriteiten ter beschikking van de lidstaten en maakt deze informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

1.  Elke lidstaat wijst één centraal verbindingsbureau aan dat bij delegatie de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis. Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als het bureau dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie.

2.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten aanwijzen. Het is de taak van het centrale verbindingsbureau om een lijst van deze diensten bij te houden en ervoor te zorgen dat deze lijst voor de centrale verbindingsbureaus van de andere betrokken lidstaten toegankelijk is.

3.  Daarnaast kan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat onder de door haar bepaalde voorwaarden bevoegde ambtenaren aanwijzen die op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen kunnen uitwisselen. Wanneer zij dat doet, kan zij het bereik van deze aanwijzing beperken. Het is de taak van het centrale verbindingsbureau om de lijst van deze ambtenaren bij te houden en deze lijst aan de centrale verbindingsbureaus van de andere betrokken lidstaten beschikbaar te stellen.

4.  Ambtenaren die uit hoofde van de artikelen 28, 29 en 30 inlichtingen uitwisselen, worden in elk geval daartoe als bevoegde ambtenaren beschouwd, overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten bepaalde voorwaarden.

Artikel 5

Wanneer een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek of een antwoord op een verzoek om bijstand verzendt of ontvangt, stelt deze het centrale verbindingsbureau van de eigen lidstaat hiervan overeenkomstig de bepalingen van deze lidstaat in kennis.

Artikel 6

Wanneer een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek om bijstand ontvangt dat een optreden buiten zijn territoriale bevoegdheid of ambtsgebied vereist, geeft hij het verzoek onverwijld door aan het centrale verbindingsbureau van de eigen lidstaat en stelt hij de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval vangt de in artikel 10 bedoelde termijn aan op de dag nadat het verzoek om bijstand aan het centrale verbindingsbureau is doorgezonden.



HOOFDSTUK II

UITWISSELING VAN INLICHTINGEN OP VERZOEK



AFDELING 1

Verzoek om inlichtingen en om administratieve onderzoeken

Artikel 7

1.  Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, ook wanneer het verzoek een welbepaald geval of verscheidene welbepaalde gevallen betreft.

2.  Met het oog op de in lid 1 bedoelde verstrekking van inlichtingen laat de aangezochte autoriteit de vereiste administratieve onderzoeken uitvoeren om deze inlichtingen te verkrijgen.

▼M2 —————

▼M2

4.  Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een specifiek administratief onderzoek omvatten. De aangezochte autoriteit verricht het administratieve onderzoek in overleg met de verzoekende autoriteit indien dit nodig is. Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat geen administratief onderzoek nodig is, stelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de redenen daartoe.

Niettegenstaande de eerste alinea kan een onderzoek naar de bedragen die zijn aangegeven of hadden moeten zijn aangegeven door een in de lidstaat van de aangezochte autoriteit gevestigde belastingplichtige in verband met door deze belastingplichtige verrichte leveringen van goederen of diensten, en die belastbaar zijn in de lidstaat van de verzoekende autoriteit, uitsluitend worden geweigerd op een van de volgende gronden:

a) op de in artikel 54, lid 1, bedoelde gronden, die door de aangezochte autoriteit zijn beoordeeld overeenkomstig een verklaring van beste praktijken met betrekking tot het verband tussen het onderhavige lid en artikel 54, lid 1, die overeenkomstig de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, dient te worden vastgesteld;

b) op de in artikel 54, leden 2, 3 en 4, bedoelde gronden;

c) op grond van het feit dat de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit over dezelfde belastingplichtige al inlichtingen heeft verstrekt die verkregen zijn in het kader van een administratief onderzoek dat minder dan twee jaar voordien heeft plaatsgevonden.

Indien de aangezochte autoriteit op de onder a) of b) bedoelde gronden weigert een administratief onderzoek als bedoeld in de tweede alinea in te stellen, verstrekt zij de verzoekende autoriteit niettemin de datums en bedragen van alle relevante leveringen van goederen en diensten die de belastingplichtige de twee voorgaande jaren in de lidstaat van de verzoekende autoriteit heeft verricht.

▼M2

4 bis.  Indien de bevoegde autoriteiten van ten minste twee lidstaten van oordeel zijn dat een administratief onderzoek moet worden gevoerd naar de in lid 4, tweede alinea, van dit artikel, bedoelde bedragen, en gezamenlijk een met redenen omkleed verzoek met indicaties of bewijs van risico's op btw-ontduiking of -fraude indienen, mag de aangezochte autoriteit niet weigeren om dat onderzoek te verrichten, tenzij zij de in artikel 54, lid 1, onder b), of artikel 54, lid 2, 3 of 4, bedoelde gronden inroept. Indien de aangezochte lidstaat reeds over de gevraagde inlichtingen beschikt, verstrekt die lidstaat deze inlichtingen aan de verzoekende lidstaten. Indien de verkregen inlichtingen de verzoekende lidstaten geen genoegdoening verschaffen, delen deze de aangezochte lidstaat mee dat het administratieve onderzoek moet worden voortgezet.

Indien de aangezochte lidstaat daarom verzoekt, nemen door de verzoekende lidstaten gemachtigde ambtenaren deel aan het administratieve onderzoek. Dat administratieve onderzoek wordt gezamenlijk verricht en wordt gevoerd onder leiding van en overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte lidstaat. De ambtenaren van de verzoekende autoriteiten hebben toegang tot dezelfde plaatsen en bescheiden als de ambtenaren van de aangezochte autoriteit, en zij kunnen, voor zover zulks krachtens de wetgeving van de aangezochte lidstaat voor zijn ambtenaren is toegestaan, belastingplichtigen ondervragen. De controlebevoegdheden van de ambtenaren van de verzoekende autoriteiten worden uitsluitend met het oog op het voeren van het administratief onderzoek uitgeoefend.

Indien de aangezochte lidstaat niet heeft verzocht om ambtenaren van de verzoekende lidstaten, moeten de ambtenaren van elke van de verzoekende lidstaten de mogelijkheid hebben om tijdens het administratieve onderzoek aanwezig te zijn met het oog op het uitoefenen van de in artikel 28, lid 2, bedoelde bevoegdheden, voor zover de voorwaarden krachtens de nationale wetgeving van de aangezochte lidstaat zijn vervuld. De ambtenaren van die verzoekende lidstaten kunnen in ieder geval aanwezig zijn voor overleg.

Indien ambtenaren van de verzoekende lidstaten moeten deelnemen aan of aanwezig zijn tijdens het administratieve onderzoek, wordt dat onderzoek uitsluitend verricht indien die deelname of aanwezigheid met het oog op het administratieve onderzoek is verzekerd.

▼B

5.  Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit waartoe zij zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen lidstaat.

Artikel 8

De krachtens artikel 7 ingediende verzoeken om inlichtingen of administratieve onderzoeken worden doorgegeven door middel van een standaardformulier dat volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, wordt vastgesteld, behalve in de in artikel 50 bedoelde gevallen of in uitzonderingsgevallen mits het verzoek een toelichting van de redenen waarom het standaardformulier niet geschikt is, bevat.

Artikel 9

1.  Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit haar alle pertinente inlichtingen die zij verkrijgt of waarover zij beschikt, alsmede de resultaten van administratieve onderzoeken, in de vorm van verslagen, verklaringen en andere bescheiden of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan.

2.  Originelen worden slechts verstrekt indien de geldende bepalingen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, dat niet beletten.



AFDELING 2

Termijn voor het verstrekken van inlichtingen

Artikel 10

De aangezochte autoriteit gaat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek, over tot het verstrekken van de in de artikelen 7 en 9 bedoelde inlichtingen.

Ingeval deze inlichtingen de aangezochte autoriteit echter reeds ter beschikking staan, wordt deze termijn ingekort tot ten hoogste één maand.

Artikel 11

Voor bijzondere categorieën gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere termijnen dan die van artikel 10 overeenkomen.

Artikel 12

Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld schriftelijk mee waarom zij de termijn niet kan nakomen, en wanneer zij denkt waarschijnlijk aan het verzoek te kunnen voldoen.



HOOFDSTUK III

UITWISSELING VAN INLICHTINGEN ZONDER VOORAFGAAND VERZOEK

Artikel 13

1.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zenden de in artikel 1 bedoelde inlichtingen zonder voorafgaand verzoek toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten in de volgende situaties:

a) wanneer de belastingheffing wordt geacht plaats te vinden in de lidstaat van bestemming en de door de lidstaat van oorsprong verstrekte inlichtingen noodzakelijk zijn voor de doeltreffendheid van het controlesysteem van de lidstaat van bestemming;

b) wanneer een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat in de andere lidstaat een inbreuk op de btw-wetgeving heeft of vermoedelijk heeft plaatsgevonden;

c) wanneer in de andere lidstaat gevaar voor belastingderving bestaat.

2.  De uitwisseling van informatie zonder voorafgaand verzoek geschiedt hetzij automatisch overeenkomstig artikel 14, hetzij spontaan overeenkomstig artikel 15.

▼M2

3.  De inlichtingen worden toegezonden door middel van standaardformulieren, uitgezonderd in de gevallen bedoeld in artikel 50 of in specifieke gevallen waarbij de respectieve bevoegde autoriteiten andere beveiligde middelen passender achten en overeenkomen deze te gebruiken.

De Commissie stelt de standaardformulieren bij uitvoeringshandeling vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 14

1.  Volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, wordt bepaald:

a) welke precieze categorieën inlichtingen automatisch moeten worden uitgewisseld;

b) hoe vaak ieder van die categorieën inlichtingen automatisch moet worden uitgewisseld;

c) hoe de automatische uitwisseling van inlichtingen in de praktijk moet plaatsvinden.

Een lidstaat kan ervan afzien aan de automatische uitwisseling van één of meer van die categorieën inlichtingen deel te nemen indien het vergaren van inlichtingen voor dergelijke uitwisseling zou vergen dat aan btw-plichtigen nieuwe verplichtingen worden opgelegd of de lidstaat een buitensporige administratieve last zou opleggen.

Eenmaal per jaar worden de resultaten van de automatische uitwisseling van iedere categorie inlichtingen door het in artikel 58, lid 1, bedoelde comité bezien, teneinde te garanderen dat dit type uitwisseling alleen plaatsvindt als dit de meest efficiënte wijze is om inlichtingen uit te wisselen.

2.  Met ingang van 1 januari 2015 wisselen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het bijzonder automatisch de inlichtingen uit die de lidstaten van verbruik in staat stellen te controleren of de niet op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen correct de btw aangeven en betalen die verschuldigd is op telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten ongeacht of de belastingplichtige al dan niet gebruikmaakt van de bijzondere regeling bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG. De lidstaat van vestiging brengt de lidstaat van verbruik op de hoogte van de eventuele onregelmatigheden die hem ter kennis komen.

Artikel 15

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten geven de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten door middel van spontane uitwisseling alle in artikel 13, lid 1, bedoelde inlichtingen door, die niet verstrekt zijn uit hoofde van de automatische uitwisseling als bedoeld in artikel 14, waarvan zij kennis hebben en waarvan zij menen dat zij voor die bevoegde autoriteiten van nut kunnen zijn.



HOOFDSTUK IV

TERUGMELDING

Artikel 16

Een bevoegde autoriteit die uit hoofde van artikel 7 of artikel 15 inlichtingen verstrekt, kan de ontvangende bevoegde autoriteit om een terugmelding hierover verzoeken. Indien een dergelijk verzoek is gedaan, doet de bevoegde autoriteit die de inlichtingen ontvangt, zonder afbreuk te doen aan de in haar lidstaat geldende voorschriften inzake belastinggeheim en gegevensbescherming, en mits dit geen onevenredige administratieve lasten veroorzaakt, zo spoedig mogelijk een terugmelding. De wijze waarop dit in de praktijk geschiedt, wordt volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, vastgesteld.



HOOFDSTUK V

OPSLAG EN UITWISSELING VAN SPECIFIEKE INLICHTINGEN

Artikel 17

1.  Elke lidstaat slaat in een elektronisch systeem de volgende inlichtingen op:

a) de inlichtingen die hij overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG vergaart;

b) de uit hoofde van artikel 213 van Richtlijn 2006/112/EG verzamelde gegevens met betrekking tot de identiteit, de activiteit, de rechtsvorm en het adres van de personen aan wie hij een btw-identificatienummer heeft toegekend, en de datum van toekenning van dat nummer;

c) gegevens betreffende de btw-identificatienummers die hij heeft toegekend en die niet meer geldig zijn, onder vermelding van de datum waarop zij ongeldig zijn geworden, en

▼C1

d) de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 360, 361, 364 en 365 van Richtlijn 2006/112/EG vergaart, alsook, met ingang van 1 januari 2015, de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 369 quater, 369 septies en 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG vergaart.

▼B

2.  De technische details betreffende de geautomatiseerde opvraging van de in lid 1, onder b), c) en ), van dit artikel bedoelde inlichtingen worden volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, vastgesteld.

Artikel 18

Met het oog op het gebruik van de in artikel 17 bedoelde inlichtingen in het kader van de bij deze verordening ingestelde procedures worden die inlichtingen beschikbaar gehouden voor een periode van ten minste vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van het eerste kalenderjaar waarin toegang tot de inlichtingen moet worden verleend.

Artikel 19

De lidstaten zorgen ervoor dat de in het in artikel 17 bedoelde elektronische systeem beschikbare inlichtingen actueel blijven en volledig en accuraat zijn.

Volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, worden criteria vastgesteld aan de hand waarvan wordt bepaald welke wijzigingen niet relevant, essentieel of nuttig zijn en derhalve niet behoeven te worden aangebracht.

Artikel 20

1.  De in artikel 17 bedoelde inlichtingen worden onmiddellijk in het elektronische systeem opgenomen.

2.  In afwijking van lid 1 worden de in artikel 17, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen in het elektronische systeem opgenomen uiterlijk binnen één maand te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarop die inlichtingen betrekking hebben.

3.  In afwijking van de leden 1 en 2 moeten, in het geval inlichtingen in het elektronische systeem dienen te worden verbeterd of toegevoegd, uit hoofde van artikel 19, die inlichtingen worden opgenomen uiterlijk in de maand volgende op het tijdvak waarin die inlichtingen zijn verzameld.

Artikel 21

1.  Iedere lidstaat verleent de bevoegde autoriteit van iedere andere lidstaat geautomatiseerde toegang tot de krachtens artikel 17 opgeslagen inlichtingen.

2.  Wat de in artikel 17, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen betreft, zijn ten minste de volgende gegevens toegankelijk:

a) de btw-identificatienummers die zijn toegekend door de lidstaat die de inlichtingen ontvangt;

b) de totale waarde van alle intracommunautaire goederenleveringen en de totale waarde van alle intracommunautaire diensten die verricht zijn ten behoeve van personen aan wie de onder a) bedoelde nummers zijn toegekend, door alle handelaren die in de lidstaat die de inlichtingen verschaft een btw-identificatienummer hebben gekregen;

c) de btw-identificatienummers van de personen die de onder b) bedoelde goederenleveringen of diensten hebben verricht;

d) de totale waarde van de onder b) bedoelde goederenleveringen en diensten die door elk van de onder c) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon aan wie een btw-identificatienummer als bedoeld onder a) is toegekend;

e) de totale waarde van de onder b) bedoelde goederenleveringen en diensten die door elk van de onder c) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon aan wie een btw-identificatienummer door een andere lidstaat is toegekend, onder de volgende voorwaarden:

▼M2

i) de toegang houdt verband met een onderzoek naar een vermoeden van fraude of heeft tot doel fraude op te sporen;

ii) de toegang verloopt via een Eurofisc-verbindingsambtenaar als bedoeld in artikel 36, lid 1, die beschikt over een persoonlijke gebruikersidentificatie voor de elektronische systemen die toegang tot deze inlichtingen bieden.

▼M2 —————

▼B

De onder b), d) en e) bedoelde waarden worden uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat die de inlichtingen verschaft, en hebben betrekking op de overeenkomstig artikel 263 van Richtlijn 2006/112/EG voor iedere belastingplichtige vastgestelde tijdvakken voor indiening van de lijsten.

▼M2

3.  De Commissie legt bij uitvoeringshandeling de praktische details nadere regels vast met betrekking tot de in lid 2, onder e), van dit artikel bedoelde voorwaarden, zodat de lidstaat die de inlichtingen verschaft, kan bepalen welke Eurofisc-verbindingsambtenaar toegang heeft tot de inlichtingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 22

1.  Teneinde de belastingadministraties een redelijke mate van garantie te bieden wat betreft de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de inlichtingen die via het in artikel 17 bedoelde elektronische systeem beschikbaar zijn, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die door belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen met het oog op hun identificatie voor btw-doeleinden overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG worden verstrekt, naar hun oordeel volledig en accuraat zijn.

De lidstaten passen de op grond van de uitkomst van hun risicobeoordeling geboden procedures voor het controleren van deze gegevens toe. De controles worden in beginsel uitgevoerd vóór de identificatie, of, indien voorafgaand aan de identificatie louter voorlopige controles worden verricht, binnen een periode van niet meer dan zes maanden na de identificatie.

2.  De lidstaten stellen het in artikel 58, lid 1, bedoelde comité in kennis van de maatregelen die zij op nationaal niveau hebben toegepast om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de inlichtingen overeenkomstig lid 1 te waarborgen.

Artikel 23

De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste in de volgende gevallen het in artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde btw-identificatienummer in het in artikel 17 van deze richtlijn bedoelde elektronische systeem als ongeldig wordt getoond:

a) de voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen verklaren dat zij niet langer een economische activiteit als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG verrichten, of de bevoegde belastingadministratie is van oordeel dat zij niet langer een economische activiteit verrichten. Een belastingadministratie kan meer bepaald oordelen dat een persoon zijn economische activiteit heeft beëindigd indien deze geen aangiften en lijsten heeft ingediend gedurende een jaar na het verstrijken van de indieningstermijn voor de eerste ontbrekende aangifte of lijst, ofschoon die persoon daartoe gehouden was. De persoon heeft het recht het bestaan van een economische activiteit met andere middelen aan te tonen;

b) personen hebben met het oog op het verkrijgen van een btw-identificatie valse gegevens verstrekt of hebben nagelaten wijzigingen in hun gegevens mede te delen, en, mocht de belastingadministratie daarvan op de hoogte geweest zijn, zou deze laatste de identificatie voor btw-doeleinden hebben geweigerd of het btw-identificatienummer hebben ingetrokken.

Artikel 24

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de toepassing van de artikelen 17 tot en met 21 inlichtingen langs elektronische weg uitwisselen, nemen zij de maatregelen die noodzakelijk zijn om naleving van artikel 55 te verzekeren.

De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor alle ontwikkelingen van hun systemen die nodig zijn om de uitwisseling van die inlichtingen via het CCN/CCI-netwerk toe te laten.



HOOFDSTUK VI

VERZOEK TOT ADMINISTRATIEVE NOTIFICATIE

Artikel 25

Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit, overeenkomstig de geldende voorschriften betreffende de kennisgeving van gelijksoortige akten van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle akten en beslissingen die uitgaan van de bevoegde autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de btw-wetgeving op het grondgebied van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

Artikel 26

Het verzoek tot kennisgeving, waarin het voorwerp van de akte of beslissing waarvan kennis moet worden gegeven, vermeldt tevens de naam, het adres en alle overige gegevens die nodig zijn ter bepaling van de geadresseerde.

Artikel 27

De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving wordt gegeven en, meer in het bijzonder, van de datum waarop de kennisgeving van de akte of beslissing aan de geadresseerde heeft plaatsgevonden.



HOOFDSTUK VII

▼M2

AANWEZIGHEID IN ADMINISTRATIEKANTOREN EN TIJDENS ADMINISTRATIEVE ONDERZOEKEN EN GEZAMENLIJK VERRICHTE ADMINISTRATIEVE ONDERZOEKEN

▼B

Artikel 28

1.  De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de uitwisseling van de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden, aanwezig mogen zijn in de kantoren van de administratieve autoriteiten van de aangezochte lidstaat, of op iedere andere plaats waar die autoriteiten hun taken vervullen. Indien de verlangde inlichtingen in bescheiden staan waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit afschriften daarvan.

2.  De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de uitwisseling van de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden, aanwezig mogen zijn bij de administratieve onderzoeken die op het grondgebied van de aangezochte lidstaat worden uitgevoerd. Uitsluitend de ambtenaren van de aangezochte autoriteit zijn met de uitvoering van dergelijke administratieve onderzoeken belast. De ambtenaren van de verzoekende autoriteit oefenen de aan de ambtenaren van de aangezochte autoriteit verleende controlebevoegdheden niet uit. Zij kunnen wel toegang krijgen tot dezelfde plaatsen en bescheiden als laatstgenoemden, door tussenkomst van de ambtenaren van de aangezochte autoriteit, en alleen met het oog op de uitvoering van het administratieve onderzoek.

▼M2

2 bis.  De verzoekende autoriteiten en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de verzameling en de uitwisseling van de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteiten gemachtigde ambtenaren, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden, mogen deelnemen aan de administratieve onderzoeken die op het grondgebied van de aangezochte lidstaat worden uitgevoerd. Zulke administratieve onderzoeken worden gezamenlijk verricht door de ambtenaren van de verzoekende en de aangezochte autoriteiten en worden gevoerd onder leiding van en overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte lidstaat. De ambtenaren van de verzoekende autoriteiten hebben toegang tot dezelfde plaatsen en bescheiden als de ambtenaren van de aangezochte autoriteit, en zij kunnen, voor zover zulks krachtens de wetgeving van de aangezochte lidstaat voor zijn ambtenaren is toegestaan, belastingplichtigen ondervragen.

Indien zulks krachtens de wetgeving van de aangezochte lidstaat is toegestaan, oefenen de ambtenaren van de verzoekende lidstaten dezelfde controlebevoegdheden uit als die welke aan de ambtenaren van de aangezochte lidstaat zijn verleend.

De controlebevoegdheden van de ambtenaren van de verzoekende autoriteiten worden uitsluitend met het oog op het voeren van het administratief onderzoek uitgeoefend.

De verzoekende autoriteiten en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat de deelnemende autoriteiten, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden, een gemeenschappelijk onderzoeksverslag opstellen.

▼M2

3.  De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die uit hoofde van de leden 1, 2 en 2 bis in een andere lidstaat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld.

▼B



HOOFDSTUK VIII

GELIJKTIJDIGE CONTROLES

Artikel 29

De lidstaten kunnen overeenkomen dat zij overgaan tot gelijktijdige controles wanneer dergelijke controles door hen efficiënter worden geacht dan door slechts één lidstaat uitgevoerde controles.

Artikel 30

1.  Elke lidstaat stelt zelfstandig vast voor welke belastingplichtigen hij voornemens is een gelijktijdige controle voor te stellen. Zijn bevoegde autoriteit deelt de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten mee welke dossiers voor een gelijktijdige controle worden voorgesteld. Zij motiveert de keuze in de mate van het mogelijke door de inlichtingen te verstrekken die tot deze keuze hebben geleid. Zij geeft de periode aan gedurende welke deze controles moeten plaatsvinden.

2.  De bevoegde autoriteit die het voorstel tot gelijktijdige controle ontvangt, bevestigt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan het voorstel uitging, in beginsel binnen twee weken na ontvangst van het voorstel, doch uiterlijk binnen een maand dat zij dit voorstel aanvaardt of geeft haar een met redenen omkleed afwijzend antwoord.

3.  De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten wijzen elk voor zich een vertegenwoordiger aan die belast wordt met het toezicht en de coördinatie van de controle.



HOOFDSTUK IX

INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE BELASTINGPLICHTIGEN

Artikel 31

1.   ►C2  De bevoegde autoriteiten van elke lidstaat zorgen ervoor dat de personen die bij intracommunautaire goederenleveringen of dienstverrichtingen betrokken zijn, alsmede de niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten verrichten, met name de in bijlage II bij Richtlijn 2006/112/EG bedoelde diensten, ten behoeve van dat soort handelingen langs elektronische weg bevestiging kunnen krijgen van de geldigheid van het aan een welbepaalde persoon toegekend btw-identificatienummer alsook van zijn naam en adres. ◄ Deze inlichtingen moeten overeenstemmen met de in artikel 17 bedoelde gegevens.

2.  Bij het langs elektronische weg bevestigen van de naam en het adres van de persoon aan wie het btw-identificatienummer is toegekend, handelen de lidstaten overeenkomstig hun nationale voorschriften inzake gegevensbescherming.

3.   ►C2  Voor de duur van de periode bepaald in artikel 357 van Richtlijn 2006/112/EG is lid 1 van dit artikel niet van toepassing op de niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten en radio- en televisieomroepdiensten verrichten. ◄

Artikel 32

1.  Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie maakt de Commissie op haar internetsite nadere inlichtingen bekend over de in elke lidstaat goedgekeurde bepalingen waarbij titel XI, hoofdstuk 3, van Richtlijn 2006/112/EG worden omgezet.

2.  De specifieke lijst en het formaat van de te verstrekken inlichtingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.



HOOFDSTUK X

EUROFISC

Artikel 33

▼M2

1.  Om de multilaterale samenwerking bij de bestrijding van btw-fraude te bevorderen en te vergemakkelijken, wordt bij dit hoofdstuk een netwerk ingesteld voor de snelle uitwisseling, verwerking en analyse van doelgerichte inlichtingen over grensoverschrijdende fraude tussen de lidstaten en voor de coördinatie van eventuele vervolgacties, hierna „Eurofisc” genoemd.

▼B

2.  In het kader van Eurofisc:

a) stellen de lidstaten een multilateraal vroegtijdig waarschuwingsmechanisme ter bestrijding van btw-fraude in;

▼M2

b) verrichten en coördineren de lidstaten de snelle multilaterale uitwisseling en de gezamenlijke verwerking en analyse van doelgerichte inlichtingen over grensoverschrijdende fraude op de beleidsgebieden waarop Eurofisc actief is (hierna „Eurofisc-werkterreinen” genoemd);

c) coördineren de lidstaten de werkzaamheden die de in artikel 36, lid 1, bedoelde Eurofisc-verbindingsambtenaren van de deelnemende lidstaten verrichten in reactie op ontvangen waarschuwingen en inlichtingen;

▼M2

d) coördineren de lidstaten de door de deelnemende lidstaten gevoerde administratieve onderzoeken naar fraude die is vastgesteld door de in artikel 36, lid 1, bedoelde Eurofisc-verbindingsambtenaren, zonder bevoegdheid om van de lidstaten te vereisen dat zij administratieve onderzoeken verrichten.

▼B

Artikel 34

1.  De lidstaten nemen deel aan de Eurofisc-werkterreinen van hun keuze en kunnen ook besluiten hun deelname daarin te beëindigen.

▼M2

2.  Lidstaten die gekozen hebben om deel te nemen aan een Eurofisc-werkterrein, nemen actief deel aan de multilaterale uitwisseling en de gezamenlijke verwerking en analyse van doelgerichte inlichtingen over grensoverschrijdende fraude tussen alle deelnemende lidstaten en aan de coördinatie van eventuele vervolgacties.

▼B

3.  De uitgewisselde inlichtingen vallen onder de geheimhoudingsbepalingen van artikel 55.

▼M2

Artikel 35

De Commissie geeft Eurofisc technische en logistieke ondersteuning. De Commissie heeft geen toegang tot de in artikel 1 bedoelde inlichtingen die via Eurofisc kunnen worden uitgewisseld, behalve in de in artikel 55, lid 2, vastgestelde omstandigheden.

▼B

Artikel 36

1.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wijzen ten minste één Eurofisc-verbindingsambtenaar aan. Eurofisc-verbindingsambtenaren zijn bevoegde ambtenaren in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), en verrichten de in artikel 33, lid 2, bedoelde activiteiten. Zij blijven uitsluitend verantwoording verschuldigd aan hun nationale administratie.

▼M2

1 bis.  De verbindingsambtenaren van de lidstaten wijzen onder de Eurofisc-verbindingsambtenaren voor een beperkte termijn een Eurofisc-voorzitter aan.

De verbindingsambtenaren van de lidstaten:

a) komen overeen welke Eurofisc-werkterreinen worden ingesteld en afgesloten;

b) onderzoeken alle aangelegenheden die verband houden met de praktische werking van Eurofisc;

c) beoordelen, ten minste op jaarbasis, hoe effectief en efficiënt de Eurofisc-activiteiten worden verricht;

d) geven hun goedkeuring aan het in artikel 37 bedoelde jaarlijkse verslag.

▼M2

2.  De verbindingsambtenaren van de lidstaten die aan een bepaald Eurofisc-werkterrein deelnemen (hierna „deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren” genoemd), wijzen onder de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren voor een beperkte termijn een Eurofisc-werkterreincoördinator aan.

De Eurofisc-werkterreincoördinatoren hebben tot taak:

a) de van de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren ontvangen inlichtingen op de door de deelnemers aan het werkterrein overeengekomen wijze bijeen te brengen en alle inlichtingen aan de overige deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren beschikbaar te stellen; deze inlichtingen worden langs elektronische weg uitgewisseld;

b) ervoor te zorgen dat de van de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren ontvangen inlichtingen op de door de deelnemers aan het werkterrein overeengekomen wijze worden verwerkt en geanalyseerd samen met de relevante doelgerichte inlichtingen over grensoverschrijdende fraude die overeenkomstig deze verordening zijn verstrekt of verzameld, en het resultaat aan alle deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren beschikbaar te stellen;

c) alle deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren terugmeldingen te doen toekomen;

d) jaarlijks verslag uit te brengen over de activiteiten op hun werkterrein aan de verbindingsambtenaren van de lidstaten.

▼M2

3.  De Eurofisc-werkterreincoördinatoren kunnen het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving („Europol”) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding („OLAF”) om relevante inlichtingen verzoeken. Daartoe kunnen zij, zoals overeengekomen door de deelnemers aan het werkterrein, hun zo veel informatie toezenden als nodig is om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen.

4.  De Eurofisc-werkterreincoördinatoren stellen de van Europol en OLAF ontvangen inlichtingen beschikbaar aan de andere deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren; deze inlichtingen worden langs elektronische weg uitgewisseld.

5.  De Eurofisc-werkterreincoördinatoren zorgen er ook voor dat de van Europol en OLAF ontvangen inlichtingen op de door de deelnemers aan het werkterrein overeengekomen wijze worden verwerkt en geanalyseerd samen met de relevante doelgerichte inlichtingen die overeenkomstig deze verordening zijn verstrekt of verzameld, en stellen de resultaten beschikbaar aan de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren.

▼M2

Artikel 37

De Eurofisc-voorzitter brengt jaarlijks verslag uit over de activiteiten op alle werkterreinen aan het in artikel 58, lid 1, bedoelde comité.

De Commissie stelt de procedures met betrekking tot Eurofisc bij uitvoeringshandeling vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B



HOOFDSTUK XI

BEPALINGEN INZAKE DE BIJZONDERE REGELINGEN VAN TITEL XII, HOOFDSTUK 6, VAN RICHTLIJN 2006/112/EG



AFDELING 1

Bepalingen geldig tot en met 31 december 2014

Artikel 38

De volgende bepalingen zijn van toepassing op de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG. De in artikel 358 van die richtlijn opgenomen definities gelden ook voor de toepassing van dit hoofdstuk.

Artikel 39

1.  De in artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige bij aanvang van zijn activiteiten aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan, geschiedt langs elektronische weg. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

2.   ►C2  De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de niet-gevestigde belastingplichtige is ontvangen. ◄ Op dezelfde wijze worden de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis gesteld van het toegekende identificatienummer. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin deze informatie wordt verzonden, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde procedure.

3.   ►C2  Indien een niet-gevestigde belastingplichtige uit het identificatieregister wordt verwijderd, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld langs elektronische weg in kennis. ◄

Artikel 40

1.  De aangifte met de in de artikel 365 van Richtlijn 2006/112/EG genoemde informatie wordt langs elektronische weg ingediend. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

2.  De lidstaat van identificatie zendt deze gegevens langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, uiterlijk tien dagen na het einde van de maand waarin de aangifte is ontvangen. De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de belastingaangifte dient te luiden in een andere valuta dan de euro, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De technische details over de wijze waarop deze informatie wordt verzonden, worden overeenkomstig de procedure van artikel 58, lid 2, vastgesteld.

3.  De lidstaat van identificatie zendt de lidstaat van verbruik langs elektronische weg de informatie toe die nodig is om te bepalen met welke driemaandelijkse aangifte een betaling overeenstemt.

Artikel 41

1.   ►C2  De lidstaat van identificatie zorgt ervoor dat het bedrag dat door de niet-gevestigde belastingplichtige is betaald, gestort wordt op de bankrekening in euro die is aangewezen door de lidstaat van verbruik waaraan de betaling verschuldigd is. ◄ De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de betaling in een andere valuta dan de euro dient te geschieden, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De storting vindt plaats uiterlijk tien dagen na het eind van de maand waarin de betaling is ontvangen.

2.   ►C2  Indien de niet-gevestigde belastingplichtige niet de totale verschuldigde belasting voldoet, zorgt de lidstaat van identificatie ervoor dat de betaling naar de lidstaten van verbruik wordt overgemaakt in evenredigheid met de in elke lidstaat verschuldigde belasting. ◄ De lidstaat van identificatie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verbruik daarvan langs elektronische weg in kennis.

Artikel 42

De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mededeling van de relevante bankrekeningnummers voor de ontvangst van betalingen overeenkomstig artikel 41.

De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten onverwijld langs elektronische weg mededeling van wijzigingen van het normale belastingtarief.



AFDELING 2

Bepalingen geldig vanaf 1 januari 2015

Artikel 43

De volgende bepalingen zijn van toepassing op de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 44

1.  De in artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige bij aanvang van zijn activiteiten aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan, geschiedt langs elektronische weg. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

2.  De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige is ontvangen. Overeenkomstige details voor de identificatie van de belastingplichtige die van de bijzondere regeling van artikel 369 ter van Richtlijn 2006/112/EG gebruikmaakt, worden toegezonden binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de belastingplichtige opgave heeft gedaan van het begin van zijn onder artikel 369 ter van deze richtlijn vallende belastbare activiteiten. Op dezelfde wijze worden de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis gesteld van het toegekende identificatienummer.

De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin deze inlichtingen wordt verzonden, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

3.  Indien een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige of een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige van de bijzondere regeling wordt uitgesloten, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld langs elektronische weg in kennis.

Artikel 45

1.  De aangifte met de in de artikelen 365 en 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG genoemde informatie wordt langs elektronische weg ingediend. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

2.  De lidstaat van identificatie zendt deze gegevens uiterlijk tien dagen na het einde van de maand waarin de aangifte is ontvangen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van verbruik. De gegevens bedoeld in de tweede alinea van artikel 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG worden ook toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van vestiging. De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de belastingaangifte dient te luiden in een andere valuta dan de euro, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de referentieperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De technische details over de wijze waarop deze inlichtingen worden verzonden, worden volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure vastgesteld.

3.  De lidstaat van identificatie zendt de lidstaat van verbruik langs elektronische weg de informatie toe die nodig is om te bepalen met welke driemaandelijkse aangifte een betaling overeenstemt.

Artikel 46

1.   ►C2  De lidstaat van identificatie zorgt ervoor dat het bedrag dat door de niet-gevestigde belastingplichtige is betaald, gestort wordt op de bankrekening in euro die is aangewezen door de lidstaat van verbruik waaraan de betaling verschuldigd is. ◄ De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de betaling in een andere valuta dan de euro dient te geschieden, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De storting vindt plaats uiterlijk tien dagen na het eind van de maand waarin de betaling is ontvangen.

2.   ►C2  Indien de niet-gevestigde belastingplichtige niet de totale verschuldigde belasting voldoet, zorgt de lidstaat van identificatie ervoor dat de betaling naar de lidstaten van verbruik wordt overgemaakt in evenredigheid met de in elke lidstaat verschuldigde belasting. ◄ De lidstaat van identificatie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verbruik daarvan langs elektronische weg in kennis.

3.  Wat betreft de betalingen die, overeenkomstig de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG naar de lidstaat van verbruik moeten worden overgemaakt, mag de lidstaat van identificatie van de in de leden 1 en 2 bedoelde bedragen de volgende percentages inhouden:

▼C2

a) van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016: 30 %,

b) van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018: 15 %,

▼B

c) met ingang van 1 januari 2019: 0 %.

Artikel 47

De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mededeling van de relevante bankrekeningnummers voor de ontvangst van betalingen overeenkomstig artikel 46.

De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten en de Commissie onverwijld langs elektronische weg mededeling van wijzigingen van het toepasselijke belastingtarief voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten.



HOOFDSTUK XII

UITWISSELING EN BEWARING VAN GEGEVENS IN HET KADER VAN DE PROCEDURE VOOR DE TERUGGAAF VAN DE BTW AAN BELASTINGPLICHTIGEN DIE NIET IN DE LIDSTAAT VAN TERUGGAAF MAAR IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGD ZIJN

Artikel 48

1.  De bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging die een verzoek om teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde krachtens artikel 5 van Richtlijn 2008/9/EG ontvangt, terwijl artikel 18 van die richtlijn niet van toepassing is, stuurt het verzoek binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek langs elektronische weg door aan de bevoegde autoriteiten van iedere betrokken lidstaat van teruggaaf, waardoor zij tevens bevestigt dat de aanvrager in de zin van artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2008/9/EG aan de btw onderworpen is en dat het door de aanvrager verstrekte btw-identificatienummer of fiscaal registratienummer geldig is voor het teruggaaftijdvak.

2.  De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat van teruggaaf stellen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg in kennis van alle gegevens die zij verlangen krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin deze gegevens worden verzonden, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

3.  De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat van teruggaaf delen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mee of zij wensen gebruik te maken van de in artikel 11 van Richtlijn 2008/9/EG bedoelde mogelijkheid te verlangen dat de aanvrager zijn beroepsactiviteit omschrijft aan de hand van de geharmoniseerde codes.

De in de eerste alinea bedoelde geharmoniseerde codes worden volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure vastgesteld op basis van de NACE-nomenclatuur van Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ( 1 ).



HOOFDSTUK XIII

▼M2

BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE EN ANDERE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE UNIE

▼B

Artikel 49

1.  De lidstaten en de Commissie onderzoeken en beoordelen de werking van de op grond van deze verordening ingestelde regelingen voor administratieve samenwerking. De Commissie verzamelt de ervaringen van de lidstaten met het oog op de verbetering van de werking van die regelingen.

2.  De lidstaten verstrekken de Commissie alle beschikbare inlichtingen in verband met de toepassing van deze verordening.

▼M2

2 bis.  De lidstaten kunnen OLAF relevante inlichtingen meedelen zodat het passende maatregelen in overeenstemming met zijn opdracht in overweging kan nemen. Indien deze inlichtingen afkomstig zijn van een andere lidstaat, kan deze vereisen dat hij vooraf toestemming moet verlenen voor de doorgifte van de inlichtingen.

▼B

3.  Een lijst met de statistische gegevens die nodig zijn voor de evaluatie van deze verordening wordt vastgesteld volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet. De lidstaten doen de Commissie mededeling van die gegevens, voor zover zij beschikbaar zijn en de mededeling ervan naar verwachting geen onredelijke administratieve lasten meebrengt.

4.  Teneinde de doeltreffendheid van deze regeling voor administratieve samenwerking met het oog op de bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking te beoordelen, kunnen de lidstaten de Commissie alle andere in artikel 1 bedoelde inlichtingen verstrekken.

5.  De Commissie doet de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde inlichtingen toekomen aan de andere betrokken lidstaten.

6.  Indien nodig en in aanvulling op wat in andere bepalingen van deze verordening wordt vereist, verstrekt de Commissie de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat de inlichtingen die hen in staat zouden kunnen stellen de fraude op het gebied van de btw te bestrijden, zodra zij deze in haar bezit heeft.

7.  Teneinde de doelstellingen van deze verordening te realiseren, kan de Commissie op verzoek van een lidstaat haar expertise, technische of logistieke bijstand, of enige andere vorm van steun verlenen.



HOOFDSTUK XIV

BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 50

1.  Wanneer door een derde land aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat inlichtingen zijn meegedeeld, kan laatstgenoemde deze doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die in deze inlichtingen geïnteresseerd zouden kunnen zijn en in elk geval aan de autoriteiten die erom verzoeken, voor zover de bijstandsregelingen met het derde land in kwestie dat toelaten.

2.  De bevoegde autoriteiten kunnen, met inachtneming van de nationale voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, de krachtens deze verordening ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd, en

b) het betrokken derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde karakter van verrichtingen die in strijd zijn met de btw-wetgeving.



HOOFDSTUK XV

VOORWAARDEN VOOR DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

Artikel 51

1.  De verstrekking van inlichtingen uit hoofde van deze verordening geschiedt voor zover mogelijk langs elektronische weg overeenkomstig de praktische regelingen die worden vastgesteld volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet.

2.  Indien het verzoek niet volledig via het in lid 1 bedoelde elektronische systeem is ingediend, bevestigt de aangezochte autoriteit onverwijld en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst langs elektronische weg de ontvangst van het verzoek.

Een autoriteit die een verzoek of inlichtingen ontvangt zonder de beoogde ontvanger te zijn, stuurt onverwijld en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst de verzender een bericht langs elektronische weg.

Artikel 52

De verzoeken om bijstand, waaronder de verzoeken tot kennisgeving, en de bijgevoegde stukken mogen gesteld zijn in een door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal. Deze verzoeken gaan slechts in bijzondere gevallen, op grond van een met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit, vergezeld van een vertaling in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar die autoriteit is gevestigd.

Artikel 53

De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat bestaande of nieuwe communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die nodig zijn voor de uitwisseling van inlichtingen als omschreven in deze verordening operationeel zijn. Volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, wordt besloten over een overeenkomst inzake het niveau van de dienstverlening tot borging van de kwaliteit en de omvang van de diensten die de Commissie en de lidstaten verlenen met het oog op de werking van deze communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen. De Commissie is verantwoordelijk voor elke ontwikkeling van het CCN/CSI-netwerk die nodig is om de uitwisseling van die inlichtingen tussen de lidstaten mogelijk te maken. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor elke ontwikkeling van hun systemen die nodig is om de uitwisseling van de inlichtingen via het CCN/CSI-netwerk mogelijk te maken.

De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, wat de aan deskundigen uitbetaalde vergoedingen betreft.

Artikel 54

1.  De aangezochte autoriteit van een lidstaat verstrekt de in artikel 1 bedoelde inlichtingen aan de verzoekende autoriteit van een andere lidstaat op voorwaarde dat:

a) het aantal en de aard van de binnen een bepaalde periode door deze verzoekende autoriteit ingediende verzoeken om inlichtingen de aangezochte autoriteit administratief niet onevenredig zwaar belasten;

b) de verzoekende autoriteit voor het verkrijgen van de inlichtingen eerst een beroep heeft gedaan op alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden had kunnen benutten zonder het verkrijgen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

2.  Deze verordening legt niet de verplichting op onderzoeken in te stellen naar of inlichtingen te verstrekken over een specifiek geval wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de lidstaat die de inlichtingen moet verstrekken, de lidstaat niet toestaat dergelijke onderzoeken in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen of te gebruiken voor de eigen doeleinden van die lidstaat.

3.  De bevoegde autoriteit van een aangezochte lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken indien de verzoekende lidstaat op wettelijke gronden niet in staat is gelijksoortige inlichtingen te verstrekken. De met redenen omklede afwijzing wordt door de aangezochte lidstaat aan de Commissie meegedeeld.

4.  Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim of van een handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

5.  In geen geval worden de leden 2, 3 en 4 zodanig uitgelegd dat zij een aangezochte autoriteit van een lidstaat toestaan te weigeren inlichtingen te verstrekken over een voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige in de lidstaat van de verzoekende autoriteit, uitsluitend omdat deze inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of uit hoofde van een fiduciaire verplichting optreedt, of omdat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een rechtspersoon.

6.  De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen voor de afwijzing van een verzoek om bijstand.

7.  Een minimumbedrag op grond waarvan een verzoek om bijstand kan worden voorgelegd, kan worden vastgesteld volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet.

Artikel 55

1.  De in enigerlei vorm uit hoofde van deze verordening verstrekte of verzamelde inlichtingen, daaronder begrepen alle inlichtingen waartoe een ambtenaar toegang heeft gehad in de in de hoofdstukken VII, VIII en X bedoelde situaties alsook in de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en bij de overeenkomstige bepalingen die voor uniale instanties gelden. De inlichtingen mogen alleen worden gebruikt in de omstandigheden waarin deze verordening voorziet.

Dergelijke inlichtingen mogen worden gebruikt voor de vaststelling van de grondslag, de inning of de administratieve controle van de belastingen.

Deze inlichtingen kunnen bovendien worden gebruikt om andere heffingen, rechten en belastingen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen ( 2 ).

Deze inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt in gerechtelijke procedures die tot boetes kunnen leiden en die worden ingesteld in verband met inbreuken op de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de wettelijke bepalingen betreffende de rechten van de gedaagden en getuigen in deze procedures.

▼M2

2.  De door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie naar behoren gemachtigde personen hebben slechts toegang tot deze inlichtingen voor zover dat noodzakelijk is voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van de elektronische systemen die worden gehost door de Commissie en door de lidstaten worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van deze verordening.

▼B

3.  In afwijking van lid 1 staat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt toe dat deze inlichtingen in de lidstaat van de verzoekende autoriteit ook voor andere doeleinden worden gebruikt, indien de wetgeving van de lidstaat van de aangezochte autoriteit het gebruik van de inlichtingen voor soortgelijke doeleinden toestaat.

4.  Wanneer de verzoekende autoriteit van mening is dat inlichtingen die zij van de aangezochte autoriteit heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, kan zij de inlichtingen aan deze autoriteit doorgeven. Zij stelt de aangezochte autoriteit daarvan vooraf in kennis. De aangezochte autoriteit kan het doorgeven van de inlichtingen aan een derde verbinden aan de voorwaarde dat zij daarin vooraf moet toestemmen.

▼M2

5.  Op alle in deze verordening bedoelde bewaring, verwerking of uitwisseling van inlichtingen zijn de Verordeningen (EU) 2016/679 ( 3 ) en (EG) nr. 45/2001 ( 4 ) van het Europees Parlement en de Raad van toepassing. Voor de juiste toepassing van deze verordening beperken de lidstaten evenwel de draagwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in de artikelen 12 tot en met 15, 17, 21 en 22 van Verordening (EU) 2016/679. Dergelijke beperkingen mogen niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de in artikel 23, lid 1, onder e), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren, in het bijzonder om:

a) de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen hun taken naar behoren te vervullen voor de doeleinden van deze verordening, of

b) te voorkomen dat officiële of gerechtelijke informatieverzoeken, analyses, onderzoeken of procedures in het kader van deze richtlijn worden belemmerd, en ervoor te zorgen dat het voorkomen, onderzoeken en opsporen van belastingontduiking en -fraude niet in het gedrang komt.

De verwerking en de bewaring van inlichtingen als bedoeld in deze verordening geschieden uitsluitend met het oog op de in artikel 1, lid 1, van deze verordening genoemde doeleinden en de inlichtingen worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze verordening voor andere doeleinden, zoals commerciële doeleinden, is verboden. De termijnen voor de bewaring van deze inlichtingen worden beperkt tot de mate waarin dat voor de verwezenlijking van deze doeleinden noodzakelijk is. De termijnen voor de bewaring van de in artikel 17 van deze verordening bedoelde inlichtingen worden bepaald in overeenstemming met de in de wetgeving van de betrokken lidstaat vastgestelde verjaringstermijnen, maar bedragen niet meer dan tien jaar.

▼B

Artikel 56

De verslagen, verklaringen en overige bescheiden of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de ambtenaren van de aangezochte autoriteit zijn verkregen en aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven in het kader van de bijstand waarin deze verordening voorziet, kunnen door de bevoegde instanties van de lidstaat van de verzoekende autoriteit als bewijs worden gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke bescheiden die door een andere instantie van het eigen land worden doorgegeven.

Artikel 57

1.  Voor de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten alle nodige maatregelen teneinde:

a) een effectieve interne coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten te verzekeren;

b) te zorgen voor rechtstreekse samenwerking tussen de instanties die tot die coördinatie zijn gemachtigd;

c) de goede werking van de bij deze verordening ingestelde regeling voor de uitwisseling van inlichtingen te verzekeren.

2.  De Commissie deelt alle inlichtingen die zij ontvangt en die zij kan verstrekken, zo spoedig mogelijk aan elke lidstaat mee.



HOOFDSTUK XVI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 58

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking.

▼M2

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) van toepassing.

▼B

Artikel 59

1.  Uiterlijk op 1 november 2013, en vervolgens om de vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze verordening vallende gebied vaststellen.

Artikel 60

1.  Deze verordening laat verdergaande verplichtingen inzake wederzijdse bijstand die voortvloeien uit andere rechtshandelingen, met inbegrip van eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten, onverlet.

2.  Wanneer de lidstaten, met name uit hoofde van artikel 11, bilaterale regelingen treffen voor onder deze verordening vallende aangelegenheden, behalve voor het afwikkelen van op zichzelf staande gevallen, stellen zij de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. De Commissie stelt op haar beurt de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 61

Verordening (EG) nr. 1798/2003 wordt met ingang van 1 januari 2012 ingetrokken. Evenwel blijft artikel 2, lid 1, van die verordening rechtsgeldig tot de datum waarop de Commissie de in artikel 3 van deze verordening bedoelde lijst van bevoegde autoriteiten bekendmaakt.

Hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 27, lid 4, van die verordening blijft van toepassing tot en met 31 december 2012.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 62

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Evenwel zijn de artikelen 33 tot en met 37 van toepassing met ingang van 1 november 2010;

is hoofdstuk V, met uitzondering van de artikelen 22 en 23, van toepassing met ingang van 1 januari 2013;

 zijn de artikelen 38 tot en met 42 van toepassing van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014, en

 zijn de artikelen 43 tot en met 47 van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M2 —————

▼B




BIJLAGE II



Ingetrokken verordening met haar opeenvolgende wijzigingen

Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad

PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad

PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad

PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 143/2008 van de Raad

PB L 44 van 20.2.2008, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 37/2009 van de Raad

PB L 14 van 20.1.2009, blz. 1.




BIJLAGE III



CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1798/2003

De onderhavige verordening

Artikel 1, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 1, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 1, lid 1, derde alinea

Artikel 1, lid 1, vierde alinea

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 2, lid 1, punt 1

Artikel 3

Artikel 2, lid 1, punt 2

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 1, punt 3

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 1, punt 4

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 2, lid 1, punt 5

Artikel 2, lid 1, onder d)

Artikel 2, lid 1, punt 6

Artikel 2, lid 1, onder e)

Artikel 2, lid 1, punt 7

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 2, lid 1, punt 8

Artikel 2, lid 1, onder g)

Artikel 2, lid 1, punt 9

Artikel 2, lid 1, onder h)

Artikel 2, lid 1, punt 10

Artikel 2, lid 1, onder i)

Artikel 2, lid 1, punt 11

Artikel 2, lid 1, onder j)

Artikel 2, lid 1, punt 12

Artikel 2, lid 1, onder k)

Artikel 2, lid 1, punt 13

Artikel 2, lid 1, onder l)

Artikel 2, lid 1, punt 14

Artikel 2, lid 1, punt 15

Artikel 2, lid 1, onder m)

Artikel 2, lid 1, punt 16

Artikel 2, lid 1, onder n)

Artikel 2, lid 1, punt 17

Artikel 2, lid 1, punt 18

Artikel 2, lid 1, onder p)

Artikel 2, lid 1, punt 19

Artikel 2, lid 1, onder q)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 3

Artikel 4, lid 2

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, lid 3

Artikel 3, lid 5

Artikel 4, lid 4

Artikel 3, lid 6

Artikel 5

Artikel 3, lid 7

Artikel 6

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 5, lid 3

T/m 31 december 2014: artikel 7, lid 3

Met ingang van 1 januari 2015: artikel 7, lid 4

Artikel 5, lid 4

Artikel 7, lid 5

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 11

Artikel 28

Artikel 12

Artikel 29

Artikel 13

Artikel 30

Artikel 14

Artikel 25

Artikel 15

Artikel 26

Artikel 16

Artikel 27

Artikel 17, eerste alinea

Artikel 13, lid 1

Artikel 17, tweede alinea

Artikel 14, lid 2

Artikel 18

Artikel 14, lid 1, eerste alinea

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 14, lid 1, tweede alinea

Artikel 22, lid 1, eerste alinea

Artikel 17, lid 1, onder a)

Artikel 22, lid 1, tweede alinea

Artikel 18

Artikel 22, lid 2

Artikel 19

Artikel 23, eerste alinea

Artikel 21, lid 2, onder a) en b)

Artikel 23, tweede alinea

Artikel 21, lid 2, tweede alinea

Artikel 24, eerste alinea, punt 1

Artikel 21, lid 2, onder c)

Artikel 24, eerste alinea, punt 2

Artikel 21, lid 2, onder d)

Artikel 24, tweede alinea

Artikel 21, lid 2, tweede alinea

Artikel 25, lid 1

Artikel 20, lid 1

Artikel 25, lid 2

Artikel 20, lid 2

Artikel 25, lid 3

Artikel 26

Artikel 24, eerste alinea

Artikel 27, lid 1

Artikel 17, lid 1, onder b)

Artikel 27, lid 2

Artikel 17, lid 1, onder b), en artikel 21, lid 1

Artikel 27, lid 3

Artikel 17, lid 1, onder b), en artikel 21, lid 1

Artikel 27, lid 4

Artikel 31

Artikel 27, lid 5

Artikel 24

Artikel 28

T/m 31 december 2014: artikel 38

Met ingang van 1 januari 2015: artikel 43

Artikel 29

T/m 31 december 2014: artikel 39

Met ingang van 1 januari 2015: artikel 44

Artikel 30

T/m 31 december 2014: artikel 40

Met ingang van 1 januari 2015: artikel 45

Artikel 31

Artikel 17, lid 1, onder d)

Artikel 32

T/m 31 december 2014: artikel 41

Met ingang van 1 januari 2015: artikel 46

Artikel 33

T/m 31 december 2014: artikel 42

Met ingang van 1 januari 2015: artikel 47

Artikel 34

Artikel 34 bis

Artikel 48

Artikel 35

Artikel 49

Artikel 36

Artikel 50

Artikel 37

Artikel 51, lid 1

Artikel 38

Artikel 52

Artikel 39

Artikel 53

Artikel 40

Artikel 54

Artikel 41

Artikel 55

Artikel 42

Artikel 56

Artikel 43

Artikel 57

Artikel 44

Artikel 58

Artikel 45

Artikel 59

Artikel 46

Artikel 60

Artikel 47

Artikel 61

Artikel 48

Artikel 62



( 1 ) PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.

( 2 ) PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28.

( 3 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).