2009R1060 — NL — 21.06.2015 — 005.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 1060/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

inzake ratingbureaus

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 513/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 mei 2011

  L 145

30

31.5.2011

 M2

RICHTLIJN 2011/61/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 8 juni 2011

  L 174

1

1.7.2011

►M3

VERORDENING (EU) Nr. 462/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 21 mei 2013

  L 146

1

31.5.2013

►M4

RICHTLIJN 2014/51/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 april 2014

  L 153

1

22.5.2014


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 350, 29.12.2009, blz.  59 (1060/2009)




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 1060/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

inzake ratingbureaus

(Voor de EER relevante tekst)



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 1 ),

Na raadpleging van de Centrale Bank ( 2 ),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 3 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ratingbureaus spelen een belangrijke rol op de mondiale bancaire en effectenmarkten omdat hun ratings door beleggers, leningnemers, uitgevende instellingen en overheden worden gebruikt als een van de middelen om met kennis van zaken beleggings- en financieringsbeslissingen te kunnen nemen. Kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen kunnen deze ratings gebruiken als referentiepunt voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor solvabiliteitsdoeleinden of voor de berekening van de risico’s op hun beleggingsactiviteiten. Bijgevolg hebben ratings aanmerkelijke gevolgen voor de werking van de markten en het vertrouwen van beleggers en consumenten. Daarom is het van essentieel belang dat bij ratingactiviteiten de beginselen van integriteit, transparantie, verantwoordelijkheid en goed bestuur in acht worden genomen, zodat de ratings die in de Gemeenschap worden gebruikt onafhankelijk, objectief en van toereikende kwaliteit zijn.

(2)

Momenteel hebben de meeste ratingbureaus hun hoofdkantoor buiten de Gemeenschap. De meeste lidstaten reglementeren de activiteiten van ratingbureaus of de voorwaarden voor de afgifte van ratings niet. Ook al zijn ratingbureaus voor de werking van de financiële markten van wezenlijk belang, toch zijn ze slechts op bepaalde terreinen onderworpen aan Gemeenschapswetgeving, en dan met name aan Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie ( 4 ). Voorts wordt in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen ( 5 ) en in Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen ( 6 ) verwezen naar ratingbureaus. Daarom is het van belang om regels vast te stellen die ervoor zorgen dat alle ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven van toereikende kwaliteit zijn en afgegeven zijn door ratingbureaus die aan strenge vereisten zijn onderworpen. De Commissie zal blijven samenwerken met haar internationale partners om te zorgen voor convergentie van de regels voor ratingbureaus. Het moet mogelijk zijn dat bepaalde centrale banken die ratings afgeven, worden vrijgesteld van naleving van deze verordening, mits zij voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden die de onafhankelijkheid en integriteit van hun ratingactiviteiten waarborgen en die even streng zijn als de vereisten van deze verordening.

(3)

Deze verordening mag geen algemene verplichting in het leven roepen om financiële instrumenten of financiële verplichtingen krachtens deze verordening te beoordelen. In het bijzonder mag de verordening instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) als omschreven in Richtlijn 85/611/EG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) ( 7 ) of instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening ( 8 ) niet verplichten om uitsluitend te investeren in krachtens deze verordening beoordeelde financiële instrumenten.

(4)

Deze verordening mag niet leiden tot een algemene verplichting voor financiële instellingen of beleggers om alleen te beleggen in effecten waarvoor een prospectus is gepubliceerd overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten ( 9 ) en Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft ( 10 ) en die overeenkomstig deze verordening zijn beoordeeld. Bovendien mag deze verordening de uitgevende instellingen of de aanbieders of personen die verzoeken om tot de handel op een gereglementeerde markt te worden toegelaten, evenmin verplichten ratings te verkrijgen voor effecten die krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 zijn onderworpen aan de verplichte publicatie van een prospectus.

(5)

Een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerde prospectus moet duidelijke en opvallende informatie bevatten over de vraag of de rating voor de betroffen effecten al dan niet is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd en overeenkomstig deze verordening geregistreerd ratingbureau. Niets in deze verordening mag echter de personen die verantwoordelijk zijn voor het publiceren van een prospectus krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 ervan weerhouden om in het prospectus enige relevante informatie op te nemen, met inbegrip van informatie over in derde landen afgegeven ratings en daarop betrekking hebbende gegevens.

(6)

Naast het afgeven van ratings en uitoefenen van ratingactiviteiten moeten ratingbureaus ook nevenactiviteiten kunnen verrichten op professionele basis. Het verrichten van nevenactiviteiten mag de onafhankelijkheid of integriteit van ratingactiviteiten van ratingbureaus niet in gevaar brengen.

(7)

Deze verordening moet van toepassing zijn op ratings die worden afgegeven door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus. Het hoofddoel van de verordening is de stabiliteit van de financiële markten en de investeerders te beschermen. Kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen vallen niet onder de toepassingssfeer van deze verordening.

(8)

Ratingbureaus mogen op vrijwillige basis de door de International Organisation of Securities Commissions uitgebrachte gedragscode, de Code of Conduct Fundamentals for credit rating agencies ( 11 ) (IOSCO-code), toepassen. In 2006 werd het bij Besluit 2009/77/EG opgerichte Comité van Europese effectenregelgevers ( 12 ) („CESR”) in de mededeling van de Commissie over kredietbeoordelaars verzocht te controleren of de IOSCO-code in acht wordt genomen, en jaarlijks daarover verslag uit te brengen aan de Commissie.

(9)

De Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 is het eens geworden over een reeks conclusies over de voornaamste zwakke punten in het financiële stelsel. Een van de doelstellingen was verbetering van de marktwerking en stimulerende maatregelen, onder meer ten aanzien van de rol van ratingbureaus.

(10)

Over ratingbureaus wordt geoordeeld dat zij ten eerste de verslechtering van de marktomstandigheden niet vroeg genoeg tot uiting hebben laten komen in hun ratings, en ten tweede hun ratings niet op tijd hebben aangepast toen de marktcrisis erger werd. Dit falen kan het best worden gecorrigeerd met maatregelen op het gebied van belangenconflicten, de kwaliteit van ratings, de transparantie en interne governance van de ratingbureaus en het toezicht op de activiteiten van de ratingbureaus. De gebruikers van ratings mogen niet blindelings op ratings vertrouwen maar moeten bij het gebruik van dergelijke ratings hun eigen analyse verrichten en te allen tijde voldoende „due-diligence”-onderzoek uitvoeren.

(11)

Er moet een gemeenschappelijk regelgevingkader worden vastgesteld voor de verbetering van de kwaliteit van ratings, dat met name moet zien op de kwaliteit van ratings die moeten worden gebruikt door financiële instellingen en personen waarvoor in de Gemeenschap geharmoniseerde voorschriften gelden. Bij afwezigheid van een dergelijk gemeenschappelijk kader bestaat het gevaar dat de lidstaten op nationaal niveau uiteenlopende maatregelen treffen, wat een rechtstreekse negatieve weerslag zou hebben op en belemmeringen zou opwerpen voor een goede werking van de interne markt. Dit aangezien de ratingbureaus die ratings afgeven waarvan financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikmaken, dan zouden worden onderworpen aan regels die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Voorts kunnen met betrekking tot ratings uiteenlopende kwaliteitseisen worden gesteld en uiteenlopende niveaus van beleggers- en consumentenbescherming ontstaan. Bovendien moeten gebruikers de in de Gemeenschap afgegeven ratings kunnen vergelijken met internationaal afgegeven ratings.

(12)

Deze verordening mag geen gevolgen hebben voor het gebruik van ratings door andere personen dan die op welke deze verordening betrekking heeft.

(13)

Het is wenselijk te bepalen dat in derde landen afgegeven ratings kunnen worden gebruikt voor regelgevingsdoeleinden in de Gemeenschap, mits deze voldoen aan even strenge vereisten als die van deze verordening. Bij deze verordening wordt een bekrachtigingsregeling ingevoerd waarmee in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig haar bepalingen zijn geregistreerd, in derde landen afgegeven ratings kunnen bekrachtigen. Wanneer een ratingbureau een in een derde land afgegeven rating bekrachtigt, moet het doorlopend vaststellen en controleren of ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van die rating in een derde land, voldoen aan de vereisten inzake de afgifte van ratings die even streng zijn als die van deze verordening en in de praktijk hetzelfde regelgevende doel en dezelfde regelgevende effecten verwezenlijken.

(14)

Om te voorkomen dat het feit dat een ratingbureau niet in de Gemeenschap gevestigd is een serieuze belemmering zal vormen voor effectief toezicht in het belang van de financiële markten in de Gemeenschap, moet zo’n bekrachtigingsregeling worden ingevoerd voor ratingbureaus die geaffilieerd zijn of nauw samenwerken met in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus. Niettemin kan het noodzakelijk zijn het vereiste van fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap in bepaalde gevallen bij te stellen, met name wanneer het gaat om kleine ratingbureaus uit derde landen die geen aanwezigheid of affiliatie in de Gemeenschap hebben. Daarom moet voor dergelijke ratingbureaus een specifiek certificatiestelsel worden opgezet, voor zover zij niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten.

(15)

Certificatie moet mogelijk zijn nadat de Commissie heeft vastgesteld dat het juridische en toezichtkader van een derde land gelijkwaardig is aan de vereisten van deze verordening. Het beoogde equivalentiemechanisme moet niet automatisch toegang verlenen tot de Gemeenschap, maar moet de mogelijkheid bieden om ratingbureaus uit derde landen van geval tot geval te beoordelen en een ontheffing te verlenen van bepaalde organisatorische vereisten welke gelden voor ratingbureaus die in de Gemeenschap werkzaam zijn, waaronder de vereiste fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap.

(16)

Deze verordening moet tevens voorschrijven dat ratingbureaus van derde landen voldoen aan criteria die algemene vereisten vormen voor de integriteit van hun ratingactiviteiten, teneinde te voorkomen dat de bevoegde autoriteiten of andere overheden van dat derde land zich bemoeien met de inhoud van de kredietratings, alsook dat zij een goed beleid voeren ten aanzien van belangenconflicten, het rouleren van analisten en periodieke en doorlopende informatievoorziening.

(17)

Een belangrijk vereiste voor een goed bekrachtigingsmechanisme en een equivalentiestelsel is ook het bestaan van goede samenwerkingsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en de betrokken bevoegde autoriteiten van de ratingbureaus van derde landen.

(18)

Ratingbureaus die in een derde land afgegeven ratings bekrachtigen, moeten volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk zijn voor de bekrachtigde ratings en voor de naleving van de desbetreffende voorwaarden van deze verordening.

(19)

Deze verordening moet niet van toepassing zijn op ratings die een ratingbureau opstelt naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen afgeeft aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement.

(20)

Onderzoek op beleggingsgebied, investeringsaanbevelingen en andere opinies over een waarde of een prijs voor een financieel instrument of een financiële verplichting dienen niet als ratings te worden beschouwd.

(21)

Een ongevraagde rating, dat wil zeggen een rating die niet op verzoek van de uitgevende instelling of de beoordeelde entiteit is geïnitieerd, moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en op passende wijze worden onderscheiden van gevraagde ratings.

(22)

Om mogelijke belangenconflicten te vermijden, moeten ratingbureaus zich in hun beroepsactiviteit concentreren op de afgifte van ratings. Het mag een ratingbureau niet worden toegestaan zich bezig te houden met consultancy of adviesverlening. Met name mag een ratingbureau geen voorstellen of aanbevelingen doen voor de constructie van een gestructureerd financieringsinstrument. Wel zou een ratingbureau in de gelegenheid moeten zijn nevendiensten te verrichten mits daardoor geen mogelijke belangenconflicten met de afgifte van ratings ontstaan.

(23)

Ratingbureaus moeten ratingmethodologieën hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van passende historische ervaring en door back-testing worden gevalideerd. Deze eis mag echter voor de bevoegde autoriteiten en de lidstaten geen reden zijn om zich te bemoeien met de inhoud van ratings en de methodologieën. Evenmin mag de eis dat ratings minstens eenmaal per jaar door ratingbureaus worden getoetst, afdoen aan de verplichting voor ratingbureaus om ratings doorlopend te bewaken en zo nodig bij te stellen. Deze eisen moeten niet zodanig worden gehanteerd dat nieuwe ratingbureaus ervan worden weerhouden de markt te betreden.

(24)

De ratings moeten goed onderbouwd en gemotiveerd zijn, ten einde gecompromitteerde ratings te vermijden.

(25)

De ratingbureaus moeten informatie openbaar maken over de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die zij bij hun ratingactiviteiten gebruiken. De openbaar gemaakte informatie over modellen moet voldoende gedetailleerd zijn om de gebruikers van ratings in staat te stellen hun eigen „due-diligence”-onderzoek te verrichten bij de beoordeling of zij al dan niet op deze ratings zullen vertrouwen. Bij de openbaarmaking van informatie over modellen mag echter geen gevoelige bedrijfsinformatie worden vrijgegeven of innovatie ernstig worden belemmerd.

(26)

Ratingbureaus moeten deugdelijke interne gedragslijnen en procedures vaststellen voor werknemers en andere personen die bij het rating- en toetsingsproces zijn betrokken, teneinde belangenconflicten te voorkomen, te identificeren, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken en de kwaliteit, integriteit en degelijkheid van het rating- en toetsingsproces te allen tijde te waarborgen. Die gedragslijnen en procedures moeten in het bijzonder de interne controlemechanismen en de compliancefunctie omvatten.

(27)

Om hun onafhankelijkheid te waarborgen, moeten ratingbureaus belangenconflictsituaties vermijden en deze conflicten adequaat beheren als ze niet te vermijden zijn. Zij moeten belangenconflicten tijdig openbaar maken. Ook moeten zij gegevens bewaren over alle wezenlijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid van het ratingbureau en zijn werknemers en andere personen die bij het ratingproces zijn betrokken, en over de veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen te ondervangen.

(28)

Ratingbureaus of groepen ratingbureaus dienen regelingen voor een goede corporate governance te hebben. Bij het vaststellen van zijn regelingen voor een goed ondernemingsbestuur houdt het ratingbureau of de groep ratingbureaus zich aan de noodzaak voor ratings te zorgen die onafhankelijk, objectief en van voldoende kwaliteit zijn.

(29)

Om te waarborgen dat het ratingproces onafhankelijk blijft van het bedrijfsbelang van het ratingbureau als onderneming, moeten ratingbureaus ervoor zorgen dat ten minste een derde van de leden en in geen geval minder dan twee leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan onafhankelijk is/zijn in overeenstemming met afdeling III, punt 13, van Aanbeveling 2005/162/EG van 15 februari 2005 van de Commissie betreffende de taak van niet bij het dagelijkse bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen ( 13 ). Voorts moet de hoogste leiding, met inbegrip van alle onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan, over voldoende deskundigheid op ter zake doende terreinen van financiële diensten beschikken. De compliance officer moet op gezette tijden verslag uitbrengen over de uitoefening van zijn of haar taken aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan.

(30)

Om belangenconflicten te vermijden, mag de vergoeding van onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan niet afhangen van de bedrijfsresultaten van het ratingbureau.

(31)

Een ratingbureau moet voldoende werknemers met een passende kennis en ervaring inzetten voor zijn ratingactiviteiten. Met name moet het bureau ervoor zorgen dat er voldoende personele en financiële middelen worden uitgetrokken voor de afgifte, monitoring en herziening van ratings.

(32)

Om rekening te kunnen houden met de specifieke omstandigheden van ratingbureaus met minder dan 50 werknemers moeten de bevoegde autoriteiten zulke ratingbureaus kunnen ontheffen van een aantal van de verplichtingen in deze verordening met betrekking tot de rol van de onafhankelijke leden van het bestuur, de compliance functie en het rouleringssysteem, voor zover deze ratingbureaus kunnen aantonen dat ze voldoen aan specifieke voorwaarden. De bevoegde autoriteiten moeten met name onderzoeken of de omvang van een ratingbureau niet opzettelijk zodanig is berekend dat het ratingbureau of een groep ratingbureaus niet aan de eisen van deze verordening hoeft te voldoen. De ontheffing moet door de bevoegde autoriteiten van lidstaten zodanig worden toegepast dat het gevaar van fragmentatie van de interne markt wordt voorkomen en dat de eenduidige toepassing van het Gemeenschapsrecht wordt gewaarborgd.

(33)

Langdurige relaties met dezelfde beoordeelde entiteiten of met aan deze entiteiten gelieerde derden kunnen de onafhankelijkheid van analisten en personen die ratings goedkeuren, in gevaar brengen. Daarom moeten deze analisten en personen aan een passend rouleringssysteem worden onderworpen dat ervoor moet zorgen dat analyseteams en ratingcomités geleidelijk van samenstelling veranderen.

(34)

Ratingbureaus moeten ervoor zorgen dat de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, die gebruikt worden om ratings vast te stellen, goed worden bijgehouden, actueel zijn en periodiek uitgebreid worden getoetst en dat beschrijvingen ervan op zodanige wijze worden gepubliceerd dat uitgebreide toetsing mogelijk is. Wanneer door een gebrek aan betrouwbare gegevens of door de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument, met name een gestructureerd financieringsinstrument, ernstige twijfel ontstaat of het ratingbureau wel een geloofwaardige rating kan opstellen, moet het ratingbureau geen rating afgeven of een bestaande rating intrekken. Veranderingen in de kwaliteit van de informatie die beschikbaar is om een bestaande rating te toetsen, moeten samen met die toetsing openbaar worden gemaakt en de rating moet zo nodig worden herzien.

(35)

Om de kwaliteit van ratings te waarborgen, moet het ratingbureau maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het bij de toekenning van een rating gebruikmaakt van betrouwbare informatie. Daartoe moet een bureau er onder meer voor zorgen dat men zich kan baseren op van onafhankelijke zijde gecontroleerde jaarrekeningen en openbaargemaakte informatie, op verificaties door een gerenommeerde derde en op aselecte steekproeven van de ontvangen informatie, dan wel gebruikmaken van contractuele bepalingen die ondubbelzinnig bepalen dat de beoordeelde entiteit of de aan haar verbonden derden aansprakelijk zijn indien in het kader van het contract welbewust wezenlijk onjuiste of misleidende informatie wordt verstrekt of indien de beoordeelde entiteit of aan haar verbonden derden niet de nodige zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de nauwkeurigheid van de in de contractuele voorwaarden gespecificeerde informatie.

(36)

Deze verordening doet niet af aan de verplichting van de ratingbureaus om het recht op privacy van natuurlijke personen te beschermen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 14 ).

(37)

Ratingbureaus moeten goede procedures vaststellen voor de periodieke toetsing van de gebruikte methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen opdat veranderingen in de omstandigheden op de onderliggende markten voor activa daarin tot uiting kunnen komen. Omwille van de transparantie moeten wezenlijke wijzigingen in de methodologieën en werkwijzen, procedures en processen van ratingbureaus openbaar worden gemaakt voordat deze van kracht worden, tenzij extreme marktomstandigheden een onmiddellijke wijziging van de rating noodzakelijk maken.

(38)

Ratingbureaus moeten een passende risicowaarschuwing geven die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aannamen omvat. In deze analyse moet worden uitgelegd op welke wijze diverse marktontwikkelingen die de in het model ingebouwde parameters (bv. de volatiliteit) in beweging brengen, wijzigingen in de ratings kunnen beïnvloeden. Het ratingbureau moet ervoor zorgen dat de informatie over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën verifieerbaar en kwantificeerbaar is en voor belanghebbende partijen een toereikende basis vormt om inzicht te krijgen in de historische resultaten van elke ratingcategorie en in de vraag of en hoe deze ratingcategorieën zijn gewijzigd. Indien een historische wanbetalingsgraad vanwege de aard van de rating of vanwege andere omstandigheden niet adequaat is, statistisch niet-valide is of anderszins misleidend kan zijn voor de gebruikers van de rating, moet het ratingbureau een passende toelichting geven. Deze informatie moet zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met bestaande, in de sector gangbare patronen zodat beleggers de prestaties van de verschillende ratingbureaus met elkaar kunnen vergelijken.

(39)

Met het oog op meer transparantie van ratings en om bij te dragen tot de bescherming van beleggers moet het CESR een centrale databank bijhouden waarin informatie over de historische prestatiegegevens van ratingbureaus en informatie over in het verleden afgegeven ratings wordt bewaard. De ratingbureaus moeten informatie in gestandaardiseerde vorm aan dit depot verstrekken. Het CESR moet deze informatie beschikbaar maken voor het publiek en jaarlijks beknopte informatie publiceren over de belangrijkste waargenomen ontwikkelingen.

(40)

Onder bepaalde omstandigheden kunnen gestructureerde financieringsinstrumenten andere gevolgen teweegbrengen dan het geval is bij het traditionele schuldpapier van bedrijven. Beleggers kunnen een verkeerd beeld krijgen indien voor beide soorten instrumenten zonder verdere uitleg dezelfde ratingcategorieën worden gehanteerd. Ratingbureaus moeten er in belangrijke mate toe bijdragen dat de gebruikers van ratings zich bewust worden van de bijzondere kenmerken van de gestructureerde financieringsproducten. Daarom moeten de ratingbureaus duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds ratingcategorieën die zij gebruiken voor de beoordeling van gestructureerde financieringsinstrumenten en anderzijds ratingcategorieën die zij gebruiken voor andere financiële instrumenten of financiële verplichtingen, door de ratingcategorie van een passend symbool te voorzien.

(41)

Ratingbureaus moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat uitgevende instellingen bij verschillende ratingbureaus een aanvraag indienen voor een voorlopige beoordeling van het betrokken gestructureerde financieringsinstrument om na te gaan welk bureau de beste rating voor de voorgestelde structuur biedt. Uitgevende instellingen moeten zelf ook dergelijke handelswijzen vermijden.

(42)

Een ratingbureau moet gegevens bewaren over de ratingmethodologieën en deze bij wijzigingen regelmatig bijwerken, alsook gegevens bewaren over de wezenlijke onderdelen van de dialoog tussen de analist en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden.

(43)

Om een hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen, is registratie wenselijk van ratingbureaus die ratings afgeven die door financiële instellingen in de Gemeenschap worden gebruikt. Een dergelijke registratie is de voornaamste voorwaarde waaraan ratingbureaus moeten voldoen om ratings te mogen afgeven die bedoeld zijn om in de Gemeenschap voor regelgevingsdoeleinden te worden gebruikt. Daarom moeten geharmoniseerde voorwaarden en een procedure voor het verlenen, opschorten en intrekken van een dergelijke registratie worden vastgesteld.

(44)

Deze verordening komt niet in de plaats van de vastgestelde procedure voor de erkenning van externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI’s) overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG. De reeds in de Gemeenschap erkende EKBI’s moeten een registratie overeenkomstig deze verordening aanvragen.

(45)

Het moet een ratingbureau dat door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat is geregistreerd, worden toegestaan in de gehele Gemeenschap ratings af te geven. Daarom moet worden voorzien in één registratieprocedure voor elk ratingbureau die voor de gehele Gemeenschap geldt. De registratie van een ratingbureau moet effectief worden zodra het registratiebesluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst krachtens het nationale recht van kracht is geworden.

(46)

Er moet één centraal punt voor de indiening van registratieaanvragen worden vastgesteld. Het CESR moet registratieaanvragen in ontvangst nemen en de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten in kennis stellen van de aanvragen. Het CESR moet ook advies uitbrengen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over de volledigheid van een aanvraag. De registratieaanvragen moeten op nationaal niveau worden beoordeeld door de desbetreffende bevoegde autoriteit. Voor een efficiënte behandeling van ratingbureaus is het nodig dat de bevoegde autoriteiten operationeel netwerken („colleges”) met een efficiënte informatietechnologie opzetten. Het CESR moet een subcomité oprichten dat gespecialiseerd is in ratings van alle door ratingbureaus beoordeelde activaklassen.

(47)

Sommige ratingbureaus bestaan uit diverse rechtspersonen die samen een groep ratingbureaus vormen. Bij de registratie van elk van de ratingbureaus die van een dergelijke groep deel uitmaken, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de beoordeling van de aanvragen van tot dezelfde groep behorende ratingbureaus, en de besluitvorming over het verlenen van de registratie, coördineren. Het moet evenwel mogelijk zijn om de registratie van één van de ratingbureaus in een groep ratingbureaus te weigeren indien dat ratingbureau niet voldoet aan de voorwaarden voor registratie terwijl andere leden van de groep wel voldoen aan alle voorwaarden voor registratie overeenkomstig deze verordening. Aangezien het college niet de bevoegdheid moet worden verleend om juridisch bindende besluiten te nemen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de leden van de groep ratingbureaus elk een afzonderlijk besluit nemen over het ratingbureau dat gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat in kwestie.

(48)

Het college moet het daadwerkelijke platform vormen waar bevoegde autoriteiten informatie over toezicht uitwisselen, hun activiteiten op elkaar afstemmen en toezichtmaatregelen nemen die nodig zijn voor daadwerkelijk toezicht op ratingbureaus. Meer specifiek moet het college de gelegenheid bieden te controleren of de voorwaarden voor bekrachtiging van in derde landen afgegeven ratings en de certificatie, de uitbestedingsovereenkomst en de ontheffing van een ratingbureau als voorzien in deze verordening, zijn vervuld. De activiteiten van de colleges van bevoegde autoriteiten moeten bijdragen aan een geharmoniseerde toepassing van de regels volgens deze verordening en aan de convergentie van de toezichtpraktijken.

(49)

Om de praktische coördinatie van de activiteiten van het college te verbeteren moeten de leden van het college uit hun midden een facilitator kiezen. De facilitator moet de vergadering van het college voorzitten, zijn schriftelijke coördinatieregelingen opstellen en zijn optreden van het college coördineren. Tijdens het registratieproces moet de facilitator beoordelen of de periode voor de behandeling van aanvragen moet worden verlengd, het onderzoek van aanvragen coördineren en contact houden met het CESR.

(50)

De Commissie heeft in november 2008 een high level groep opgericht met als taak de toekomstige Europese toezichtarchitectuur te onderzoeken op het gebied van financiële diensten, met inbegrip van de rol van het CESR.

(51)

De huidige toezichtarchitectuur moet niet worden gezien als de langetermijnoplossing voor het toezicht op ratingbureaus. Colleges van bevoegde autoriteiten, die geacht worden de samenwerking op het gebied van het toezicht op dit terrein in de Gemeenschap in goede banen te leiden, zijn een belangrijke stap vooruit, maar bieden wellicht niet alle voordelen die een meer geconsolideerd toezicht op de ratingindustrie oplevert. De crisis in de internationale financiële markten heeft duidelijk aangetoond dat de behoefte aan grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector nader moet worden onderzocht. Om het noodzakelijke niveau van communautaire convergentie van en samenwerking bij het toezicht te verwezenlijken en de stabiliteit van het financiële stelsel te ondersteunen, zijn verdere grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector hoogst noodzakelijk, en moet de Commissie daar met spoed voor zorgen, daarbij naar behoren rekening houdend met de conclusies van 25 februari 2009 van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen. De Commissie moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 juli 2010 aan het Europees Parlement, de Raad en andere betrokken instellingen verslag uitbrengen van alle bevindingen ter zake en de nodige wetgevingsvoorstellen indienen om de geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot de coördinatie van het toezicht en de samenwerkingsregelingen te verhelpen.

(52)

Als belangrijke wijzigingen in de voorwaarden voor de initiële registratie van een ratingbureau moeten onder meer worden beschouwd significante wijzigingen in de bekrachtigingsregeling, de uitbestedingsovereenkomsten en het openen of sluiten van bijkantoren.

(53)

Het toezicht op een ratingbureau moet worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten waarbij het betrokken college wordt ingeschakeld en het CESR steeds volledig wordt betrokken.

(54)

Het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en andere leden van het betrokken college om te beoordelen en te controleren of een ratingbureau voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen moet niet worden beperkt door uitbestedingsovereenkomsten waarbij het ratingbureau partij is. Wanneer een ratingbureau gebruikmaakt van uitbestedingsovereenkomsten, moet het verantwoordelijk blijven voor alle verplichtingen die krachtens deze verordening op hem rusten.

(55)

Om het beleggers- en consumentenvertrouwen op een hoog niveau te houden en een doorlopend toezicht op in de Gemeenschap afgegeven ratings mogelijk te maken, moeten ratingbureaus met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap verplicht worden om een dochteronderneming in de Gemeenschap op te richten, zodat een efficiënt toezicht op hun activiteiten in de Gemeenschap en een daadwerkelijk gebruik van het bekrachtigingsstelsel mogelijk worden. Ook moet het verschijnen van nieuwe actoren op de markt van de ratingbureaus gestimuleerd worden.

(56)

De bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben in deze verordening omschreven bevoegdheden ten aanzien van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed en andere personen die op een andere wijze te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten, aan te wenden. Dergelijke personen zijn aandeelhouders of leden van de toezichthoudende of bestuursorganen van de ratingbureaus en de beoordeelde entiteiten.

(57)

De bepalingen van deze verordening over heffingen voor toezicht mogen niet afdoen aan de toepasselijke bepalingen van het nationale recht betreffende heffingen voor toezicht of andere vergoedingen.

(58)

Er moet een mechanisme worden opgezet om deze verordening effectief te kunnen handhaven. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over de nodige middelen beschikken om ervoor te zorgen dat de ratings in de Gemeenschap worden afgegeven overeenkomstig deze verordening. Het gebruik van deze toezichtmaatregelen moet altijd binnen het betrokken college worden gecoördineerd. Maatregelen als intrekking van een registratie of opschorting van het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden moeten worden opgelegd wanneer zij evenredig worden geacht aan de ernst van de inbreuk op de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. Bij de uitoefening van toezichtbevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten naar behoren rekening houden met de belangen van beleggers en met de marktstabiliteit. Aangezien een ratingbureau bij de opstelling van zijn ratings onafhankelijk moet blijven, mogen de bevoegde autoriteiten noch de lidstaten zich bemoeien met de inhoud van ratings en met de methodologieën waarmee een bureau ratings vaststelt, ten einde te voorkomen dat ratings gecompromitteerd zijn. Ingeval er druk wordt uitgeoefend op een ratingbureau, moet dit bureau de Commissie en het CESR daarvan in kennis stellen. De Commissie moet van geval tot geval beoordelen of er verdere maatregelen moeten worden genomen tegen de betrokken lidstaat wegens niet-naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

(59)

Het is wenselijk ervoor te zorgen dat de in deze verordening bedoelde besluitvorming stoelt op nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en daarom zouden de registratiebesluiten op basis van onderlinge overeenstemming worden genomen. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed verloop van de registratie en van het toezicht. De besluitvorming moet doeltreffend zijn, vlot verlopen en op consensus berusten.

(60)

Omwille van de efficiëntie van het toezicht en om dubbel werk te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samenwerken.

(61)

Ook moet worden gezorgd voor uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening belast zijn met het toezicht op ratingbureaus en de bevoegde autoriteiten die toezien op financiële instellingen, in het bijzonder die welke verantwoordelijk zijn voor het bedrijfseconomische toezicht of voor de financiële stabiliteit in de lidstaten.

(62)

Bevoegde autoriteiten van de lidstaten die niet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst zijn, moeten kunnen ingrijpen en passende toezichtmaatregelen kunnen treffen nadat ze de CESR en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op de hoogte hebben gebracht en het betrokken college hebben geraadpleegd in geval ze hebben vastgesteld dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op hun grondgebied worden gebruikt, niet voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen.

(63)

Tenzij deze verordening voorziet in een specifieke procedure inzake registratie of certificatie of intrekking daarvan, het nemen van toezichtmaatregelen en de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden, moet het nationale recht gelden dat de procedures in kwestie beheerst, met inbegrip van taalregelingen, beroepsgeheim en wettelijk privilege, en mogen de rechten van de onder dat recht ressorterende ratingbureaus en personen niet worden geschonden.

(64)

De convergentie van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten moet in de hand worden gewerkt om ervoor te zorgen dat overal op de interne markt even intensief toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften.

(65)

Het CESR moet zorgen voor samenhang in de toepassing van deze verordening. Het moet de samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten bij het toezicht versterken en vergemakkelijken en waar nodig sturend optreden. Om de samenhang in de aanpak van de bevoegde autoriteiten te bevorderen, moet het CESR daarom een mediation mechanisme en peer review instellen.

(66)

De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en moeten ten minste betrekking hebben op gevallen waarin ernstige fouten zijn begaan bij de beroepsuitoefening en waarin niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. De lidstaten moeten de mogelijkheid bieden bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties op te leggen. Het CESR moet richtsnoeren opstellen voor de convergentie van praktijken in verband met die sancties.

(67)

Het uitwisselen of doorgeven van informatie tussen bevoegde autoriteiten, andere autoriteiten, instanties of personen moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG.

(68)

De verordening moet ook regels geven met betrekking tot de uitwisseling van informatie met bevoegde autoriteiten in derde landen, in het bijzonder met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de ratingbureaus die betrokken zijn bij de bekrachtiging en de certificatie.

(69)

Onverminderd de toepassing van Gemeenschapsrecht moeten vorderingen tegen ratingbureaus in verband met inbreuken op de bepalingen van deze verordening worden gesteld overeenkomstig het toepasselijke nationale recht inzake wettelijke aansprakelijkheid.

(70)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 15 ).

(71)

Met name moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, rekening houdend met internationale ontwikkelingen, de bijlagen I en II, waarin de concrete criteria zijn opgenomen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of een ratingbureau zijn verplichtingen op het gebied van interne organisatie, operationele regelingen, werknemersvoorschriften, de presentatie van ratings en de openbaarmaking nakomt, te wijzigen en de criteria voor het vaststellen van gelijkwaardigheid van het regelgevings- en toezichtkader van derde landen met de bepalingen van deze verordening, te specificeren of te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(72)

Om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten, moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de toepassing van deze verordening beoordeelt, en met name in welke mate voor regelgevingsdoeleinden op ratings is vertrouwd en of de beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit passend is. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen.

(73)

De Commissie moet ook een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij een oordeel geeft over maatregelen om uitgevende instellingen aan te sporen om voor een deel van hun ratings gebruik te maken van in de Gemeenschap opgerichte ratingbureaus, over mogelijke alternatieven voor het „de uitgevende instelling betaalt”-model, met inbegrip van het opzetten van een openbaar communautair ratingbureau, en over de convergentie van nationale voorschriften met betrekking tot inbreuken op de bepalingen van deze verordening. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen.

(74)

Ook moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de ontwikkelingen in het regelgevings- en toezichtkader voor ratingbureaus in derde landen evalueert, alsook de gevolgen van deze ontwikkelingen en van overgangsbepalingen van deze verordening voor de stabiliteit van de financiële markten in de Gemeenschap.

(75)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk waarborging van een goede bescherming van consument en belegger door vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de kwaliteit van ratings die op de interne markt worden afgegeven, verder gaat dan hetgeen de lidstaten kunnen verwezenlijken, omdat er thans op dit gebied een gebrek aan nationale regelgeving is en een meerderheid van de bestaande ratingbureaus buiten de Gemeenschap is gevestigd, en derhalve beter op Gemeenschapsniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

▼M3

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de onafhankelijkheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Unie afgegeven ratings en tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus, inclusief hun aandeelhouders en vennoten, om de onafhankelijkheid van de ratingbureaus te bevorderen, belangenconflicten te vermijden en de consumenten- en beleggersbescherming te verhogen.

Deze verordening stelt ook verplichtingen voor in de Unie gevestigde uitgevende instellingen, initiators en sponsors vast betreffende gestructureerde financieringsinstrumenten.

▼B

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is van toepassing op ratings die door in de ►M3  Unie ◄ geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven en die openbaar worden gemaakt of op basis van abonnement worden verspreid.

2.  Deze verordening is niet van toepassing op:

a) niet-openbare ratings die worden opgesteld naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen worden afgegeven aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement;

b) kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen;

c) kredietratings die worden opgesteld door exportkredietagentschappen overeenkomstig punt 1.3 van deel 1 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, of

d) ratings die door de centrale banken worden opgesteld en die:

i) niet door de beoordeelde entiteit worden betaald;

ii) niet openbaar worden gemaakt;

iii) worden afgegeven overeenkomstig de beginselen, normen en procedures die zorgen voor voldoende integriteit en onafhankelijkheid van ratingactiviteiten overeenkomstig deze verordening, en

iv) geen betrekking hebben op door de respectieve centrale banken van de lidstaten uitgegeven financiële instrumenten.

▼M4 —————

▼B

4.  Om te eenduidige toepassing van lid 2, onder d), te waarborgen, kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de in artikel 38, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure en overeenkomstig lid 2, onder d), van dit artikel, een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat een centrale bank binnen de werkingssfeer daarvan valt en derhalve is ontheven van de toepassing van deze verordening.

De Commissie publiceert op haar website de lijst van centrale banken die binnen de werkingssfeer van lid 2, onder d), van dit artikel vallen.

Artikel 3

Definities

1.  Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) „rating”: een oordeel over de kredietwaardigheid van een entiteit, een schuldinstrument of financiële verplichting, obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, dan wel van een uitgevende instelling van een schuldinstrument of financiële verplichting, van obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, voor het afgeven waarvan wordt gebruikgemaakt van een vast en welomschreven rangordesysteem van ratingcategorieën;

b) „ratingbureau”: een rechtspersoon tot wiens activiteit de afgifte van ratings op professionele basis behoort;

c) „lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar het ratingbureau zijn statutaire zetel heeft;

d) „ratinganalist”: een persoon die analyserende taken verricht die noodzakelijk zijn voor de afgifte van een rating;

e) „hoofdratinganalist”: een persoon die hoofdverantwoordelijk is voor het opstellen van een rating of voor de communicatie met de uitgevende instelling in verband met een bepaalde rating of in het algemeen in verband met de kredietwaardigheidsbeoordeling van instrumenten die afkomstig zijn van die uitgevende instelling, alsook, indien toepasselijk, voor het opstellen van aanbevelingen voor het ratingcomité in verband daarmee;

f) „beoordeelde entiteit”: een rechtspersoon wiens kredietwaardigheid expliciet of impliciet wordt beoordeeld in de rating, ongeacht of hij om die rating heeft gevraagd of informatie heeft verstrekt voor de opstelling ervan;

▼M3

g) „regelgevingsdoeleinden”: het gebruik van ratings specifiek met het oog op het naleven van Unierecht of van Unierecht zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;

▼B

h) „ratingcategorie”: ratingsymbool, zoals een letter of een nummersymbool dat vergezeld kan gaan van identificerende lettertekens, dat in een rating wordt gebruikt als relatieve risicomaatstaf ter onderscheiding van de verschillende risicokenmerken van de soorten beoordeelde entiteiten, uitgevende instellingen of andere activa;

i) „gelieerde derde”: de originator, bemiddelaar, sponsor, beheerder of enigerlei andere partij die namens een beoordeelde entiteit contacten heeft met een ratingbureau, met inbegrip van een persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband;

j) „zeggenschap”: de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, als bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 16 ), of een nauwe band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

k) „financiële instrumenten”: de instrumenten bedoeld in afdeling C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten ( 17 );

l) „gestructureerd financieringsinstrument”: een financieel instrument of andere activa, resulterend uit een securitisatietransactie of -regeling als bedoeld in artikel 4, punt 36), van Richtlijn 2006/48/EG;

m) „groep ratingbureaus”: een in de ►M3  Unie ◄ gevestigde groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG en tot wier activiteit de afgifte van ratings behoort. Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, onder a), behelst een groep ratingbureaus ook in derde landen gevestigde ratingbureaus;

n) „senior management”: de persoon of de personen die de daadwerkelijke leiding hebben over het ratingbureau en het lid of de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan ervan;

o) „ratingactiviteiten”: analyse van gegevens en informatie, evaluatie, goedkeuring, afgifte en toetsing van ratings;

▼M1

p) „bevoegde autoriteiten”: de overeenkomstig artikel 22 door elke lidstaat aangewezen autoriteiten;

▼M3

p bis) „kredietinstelling”: een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Richtlijn 2006/48/EG;

p ter) „beleggingsonderneming”: een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG;

p quater) „verzekeringsonderneming”: een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 1), van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) ( 18 );

p quinquies) „herverzekeringsonderneming”: herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 4), van Richtlijn 2009/138/EG;

p sexies) „instelling voor bedrijfspensioenvoorziening”: een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in artikel 6, punt a), van Richtlijn 2003/41/EG;

p septies) „beheermaatschappij”: een beheermaatschappij als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) ( 19 );

p octies) „beleggingsmaatschappij”: een beleggingsmaatschappij waaraan toelating is verleend in overeenstemming met Richtlijn 2009/65/EG;

p nonies) „beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen”: een abi-beheerder als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ( 20 );

p decies) „centrale tegenpartij”: een centrale tegenpartij (CTP) als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters ( 21 ), aan welk een vergunning is verleend in overeenstemming met artikel 14 of die verordening;

p undecies) „prospectus”: een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerd prospectus;

▼M3

q) „sectorale wetgeving”: de uniale wetgevingshandelingen als bedoeld in punten p bis) tot en met p undecies);

r) „sectoraal bevoegde autoriteiten”: de nationale bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de betreffende sectorale wetgeving zijn aangewezen voor het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, centrale tegenpartijen en prospectussen;

▼M3

s) „uitgevende instelling”: een uitgevende instelling als gedefinieerd in punt h) van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG;

t) „initiator”: een initiator als gedefinieerd in punt 41) van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG;

u) „sponsor”: een sponsor als gedefinieerd in punt 42) van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG;

v) „overheidsrating”:

i) een rating waarbij de beoordeelde entiteit een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is;

ii) een rating waarbij de uitgevende instelling van het schuldinstrument of de financiële verplichting, de obligaties of de andere financiële instrumenten een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is, of een special purpose vehicle van een staat of van een regionale of lokale overheid;

iii) een rating waarbij de uitgevende instelling een door twee of meer staten opgerichte internationale financiële instelling is die tot doel heeft het vrijmaken van middelen en het verstrekken van financiële bijstand ten gunste van haar leden die te maken hebben met of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen;

w) „ratingoutlook”: een opinie betreffende de waarschijnlijke richting van een rating op korte of middellange termijn of beide;

x) „ongevraagde rating” en „ongevraagde overheidsrating”: een rating respectievelijk overheidsrating die anders dan op verzoek door een ratingbureau is afgegeven;

y) „kredietscore”: een maatstaf van kredietwaardigheid die wordt verkregen door het samenvatten en het tot uitdrukking brengen van enkel op een voorafgaand vastgesteld statistisch systeem of model gebaseerde data, zonder enige aanvullende inhoudelijke ratingspecifieke analytische input van een ratinganalist;

z) „gereglementeerde markt”: een gereglementeerde markt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG die in de Unie is gevestigd;

aa) „hersecuritisatie”: een hersecuritisatie als gedefinieerd in artikel 4, punt 40 bis), van Richtlijn 2006/48/EG.

▼B

2.  Voor de toepassing van sub a) van lid 1, worden niet als ratings beschouwd:

a) aanbevelingen in de zin van artikel 1, punt 3, van Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie ( 22 );

b) onderzoek op beleggingsgebied zoals omschreven in artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2006/73/EG ( 23 ) en andere vormen van algemene aanbevelingen zoals „kopen”, „verkopen” of „aanhouden” in verband met transacties in financiële instrumenten of financiële verplichtingen, of

c) opinies over de waarde van een financieel instrument of financiële verplichting.

▼M3

3.  Voor de toepassing van deze verordening omvat de term „aandeelhouder” ook uiteindelijke begunstigden volgens de definitie in artikel 3, punt 6), Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ( 24 ).

▼B

Artikel 4

Gebruikmaking van ratings

▼M3

1.  Kredietinstellingen, beleggingsonderneming, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, beheermaatschappijen en investeermaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en centrale tegenpartijen mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings indien deze zijn afgegeven door in de Unie gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

Wanneer in een prospectus wordt verwezen naar een of meer ratings, draagt de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verzoekt, er zorg voor dat het prospectus ook duidelijke en opvallende informatie bevat over de vraag of die ratings zijn afgegeven door een in de Unie gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.

▼B

2.  Een in de ►M3  Unie ◄ gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd, wordt geacht een rating te hebben afgegeven wanneer de rating op de website van het ratingbureau of anderszins is bekendgemaakt of per abonnement is verspreid en overeenkomstig artikel 10 is gepresenteerd en openbaar gemaakt, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat de rating overeenkomstig lid 3 van dit artikel is bekrachtigd.

3.  In de ►M3  Unie ◄ gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd, kunnen een in een derde land afgegeven rating alleen bekrachtigen wanneer ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van een dergelijke rating, voldoen aan onderstaande voorwaarden:

a) de ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de te bekrachtigen rating worden geheel of gedeeltelijk uitgevoerd door het bekrachtigend ratingbureau of door ratingbureaus die tot dezelfde groep behoren;

▼M3

b) het ratingbureau heeft geverifieerd en kan te allen tijde tegenover de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — ESMA) opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 25 ) aantonen dat de door het ratingbureau van het derde land uitgevoerde ratingactiviteiten die tot de afgifte van de te bekrachtigen rating hebben geleid, voldoen aan vereisten die minstens even streng zijn als de vereisten van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I, met uitzondering van de artikelen 6 bis, 6 ter, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 11 bis, en bijlage I, afdeling B, punt 3, onder b bis), en punten 3 bis en 3 ter;

▼M1

c) het vermogen van de ESMA om te controleren of het in het derde land gevestigde ratingbureau voldoet aan de vereisten van punt b) is niet beperkt;

d) het ratingbureau stelt de ESMA op verzoek alle informatie die de ESMA nodig heeft om doorlopend te kunnen toezien op de naleving van de vereisten van deze verordening beschikbaar;

▼B

e) er is een objectieve reden waarom de rating in een derde land is opgesteld;

f) het in het derde land gevestigde ratingbureau is toegelaten of geregistreerd en staat onder toezicht in dat derde land;

g) de regelgeving in dat derde land sluit bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat derde land met de inhoud van ratings en de methodologieën uit, en

▼M1

h) er bestaat een passende samenwerkingsafspraak tussen de ESMA en de betrokken toezichthoudende autoriteit van het in een derde land gevestigde ratingbureau. De ESMA zorgt ervoor dat in een dergelijke samenwerkingsovereenkomst ten minste het volgende wordt gespecificeerd:

i) het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de ESMA en de betrokken toezichthoudende autoriteit van het in een derde land gevestigde ratingbureau, en

ii) de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, zodat de ESMA doorlopend controle kan uitoefenen op ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de bekrachtigde rating.

▼B

4.  Een krachtens lid 3 bekrachtigde rating wordt geacht een rating te zijn die is afgegeven door een in de ►M3  Unie ◄ gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.

Een in de ►M3  Unie ◄ gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd gebruikt deze bekrachtiging niet met de bedoeling de voorschriften van deze verordening te ontlopen.

5.  Het ratingbureau dat een in een derde land afgegeven rating heeft bekrachtigd overeenkomstig lid 3 blijft volledig verantwoordelijk voor die rating en voor de naleving van de voorwaarden van dat lid.

6.  Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 6, het juridisch en toezichtkader van een derde land heeft erkend als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening en indien de in artikel 5, lid 7, bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn, wordt van een ratingbureau dat in dat derde land afgegeven ratings bekrachtigt niet langer geëist dat het verifieert of aantoont dat aan de voorwaarde van lid 3, onder g), is voldaan.

Artikel 5

Gelijkwaardigheid en certificatie op basis van gelijkwaardigheid

1.  Ratings van entiteiten die gevestigd zijn of financiële instrumenten die uitgegeven zijn in derde landen door een in een derde land gevestigd ratingbureau, kunnen in de ►M3  Unie ◄ worden gebruikt overeenkomstig artikel 4, lid 1, zonder overeenkomstig artikel 4, lid 3, te zijn bekrachtigd, op voorwaarde dat:

a) het ratingbureau in dat derde land toegelaten of geregistreerd is en daar onder toezicht staat;

b) de Commissie een gelijkwaardigheidbesluit heeft genomen overeenkomstig lid 6 van dit artikel, waarin zij het juridische en toezichtkader van dat derde land erkent als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening;

c) de in lid 7 van dit artikel bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn;

d) de door het ratingbureau afgegeven ratings en zijn ratingactiviteiten niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten, en

e) het ratingbureau overeenkomstig lid 2 van dit artikel is gecertificeerd.

▼M1

2.  Het in lid 1 bedoelde ratingbureau kan een certificatieaanvraag indienen. De aanvraag wordt bij de ESMA ingediend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 15.

3.  De ESMA behandelt en besluit over de aanvraag voor certificatie overeenkomstig de procedure van artikel 16. Het besluit inzake de certificatie is gebaseerd op de criteria van lid 1, onder a) tot en met d), van dit artikel.

▼B

Voor de kennisgeving en publicatie van het besluit inzake de certificatie geldt het bepaalde in artikel 18.

▼M1

4.  Het in lid 1 bedoelde ratingbureau kan eveneens een aanvraag indienen tot ontheffing:

a) van de naleving van sommige of alle vereisten van bijlage I, afdeling A, en artikel 7, lid 4, op basis van een beoordeling per geval, indien het kan aantonen dat de vereisten gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings niet evenredig zijn;

b) van de verplichting tot fysieke aanwezigheid in de Unie, indien een dergelijk vereiste een te zware last zou betekenen en onevenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings.

Een aanvraag voor dergelijke ontheffingen overeenkomstig de eerste alinea, punt a) of b), wordt door het ratingbureau samen met de aanvraag voor certificatie ingediend. Bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag houdt de ESMA rekening met de omvang van het in lid 1 bedoelde ratingbureau, in het licht van de aard, de schaal en de complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings alsook van de impact van de door het ratingbureau afgegeven ratings op de financiële stabiliteit en de integriteit van de financiële markten van één of meer lidstaten. Op grond van die overwegingen kan de ESMA aan het in lid 1 bedoelde ratingbureau een dergelijke ontheffing geven.

▼M1 —————

▼B

6.  De Commissie kan overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 38, lid 3, een gelijkwaardigheidbesluit nemen waarin zij verklaart dat het juridische en toezichtkader van een derde land waarborgt dat in dat derde land toegelaten of geregistreerde ratingbureaus voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de uit deze verordening voortvloeiende vereisten en dat zij onderworpen zijn aan feitelijk toezicht en effectieve handhaving in dat derde land.

Het juridische en toezichtkader van een derde land kan als gelijkwaardig aan deze verordening worden beschouwd indien dat kader ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan toelating of registratie en zijn doorlopend onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving;

▼M3

b) ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I, met uitzondering van de artikelen 6 bis, 6 ter, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 11 bis en bijlage I, punt 3, onder b bis), punten 3 bis en 3 ter, en

▼B

c) de regelgeving sluit bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat derde land met de inhoud van ratings en de methodologieën uit.

▼M1

Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten, stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 38 bis en onder de voorwaarden van de artikelen 38 ter en 38 quater maatregelen vast tot nadere specificering of tot wijziging van de in de tweede alinea van dit lid, onder a), b) en c), vermelde criteria.

7.  De ESMA sluit samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken toezichthoudende autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening. In deze overeenkomsten wordt ten minste het volgende gespecificeerd:

a) het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de ESMA en de betrokken toezichthoudende autoriteiten van de betrokken derde landen, en

b) de procedures in verband met de coördinatie van toezichtactiviteiten.

▼M3

8.  De artikelen 20, 23 ter en 24 zijn van toepassing op ratingbureaus die overeenkomstig artikel 5, lid 3, zijn gecertificeerd en op de door hen afgegeven ratings.

▼M3

Artikel 5 bis

Overmatig vertrouwen op ratings door financiële instellingen

1.  De entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, maken hun eigen kredietrisicobeoordeling en vertrouwen niet uitsluitend of mechanisch op ratings voor het beoordelen van de kredietwaardigheid van een entiteit of een financieel instrument.

2.  De sectoraal bevoegde autoriteiten die met het toezicht op de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten zijn belast, houden in overeenstemming met specifieke sectorale wetgeving, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van hun activiteiten, toezicht op de toereikendheid van hun kredietbeoordelingsprocessen, beoordelen het gebruik van contractuele verwijzingen naar ratings en moedigen, waar passend, aan dat het effect van dergelijke verwijzingen wordt beperkt, opdat het uitsluitende en mechanische vertrouwen op ratings wordt beperkt.

Artikel 5 ter

Het vertrouwen op ratings door de Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico’s

1.  De Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 26 ), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Insurance and Occupational Pensions Authority — EIOPA), opgericht de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 27 ), en de ESMA verwijzen in hun richtsnoeren, aanbevelingen en ontwerpen van technische normen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan een mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, genoemde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers. Dienovereenkomstig, en uiterlijk op 31 december 2013 toetsen en verwijderen de EBA, de EIOPA en de ESMA in voorkomend geval al dergelijke verwijzingen naar ratings in bestaande richtsnoeren en aanbevelingen.

2.  Het Europees Comité voor systeemrisico (European Systemic Risk Board — ESRB), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico ( 28 ), verwijst in zijn waarschuwingen en aanbevelingen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan uitsluitend en mechanisch vertrouwen op ratings.

Artikel 5 quater

Overmatig vertrouwen op ratings in het Unierecht

Onverminderd haar recht van initiatief zet de Commissie haar herziening voort van verwijzingen naar ratings in het Unierecht die aanleiding geven of potentieel aanleiding kunnen geven tot een uitsluitend of mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers, opdat uiterlijk 1 januari 2020 alle verwijzingen naar ratings in het Unierecht voor regelgevingsdoeleinden zijn verwijderd, op voorwaarde dat passende alternatieven voor kredietrisicobeoordeling zijn aangewezen en ten uitvoer zijn gelegd.

▼B



TITEL II

AFGIFTE VAN RATINGS

Artikel 6

Onafhankelijkheid en vermijden van belangenconflicten

▼M3

1.  Een ratingbureau neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afgifte van een rating of een ratingoutlook niet wordt beïnvloed door een bestaand of mogelijk belangenconflict of zakelijke relatie waarbij het ratingbureau dat de rating of de ratingoutlook afgeeft, zijn aandeelhouders, bestuurders, ratinganalisten, werknemers of elke andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder toezicht van het ratingbureau worden gesteld of enig persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband, betrokken is.

▼B

2.  Om zich te voegen naar lid 1 nemen ratingbureaus de vereisten van bijlage I, afdelingen A en B, in acht.

▼M3

3.  Op verzoek van een ratingbureau kan de ESMA een ratingbureau een ontheffing verlenen voor naleving van de eisen van bijlage I, afdeling A, punten 2, 5, 6 en 9, en van artikel 7, lid 4, indien het ratingbureau kan aantonen dat deze vereisten, gezien de aard, omvang en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings, niet evenredig zijn en dat:

▼B

a) het minder dan 50 werknemers heeft;

b) het maatregelen en procedures heeft ingevoerd, in het bijzonder een interne-controlemechanisme, rapportageregelingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat de analisten en personen die de ratings goedkeuren onafhankelijk zijn en te waarborgen dat de doeleinden van deze verordening effectief worden nageleefd, en

c) de omvang van het ratingbureau niet op zodanige wijze is vastgesteld dat de naleving van de voorwaarden van deze verordening door een ratingbureau of een groep van ratingbureaus, wordt vermeden.

▼M1

In het geval van een groep ratingbureaus zorgt de ESMA ervoor dat ten minste één van de ratingbureaus in de groep geen ontheffing krijgt van de naleving van de vereisten van bijlage I, afdeling A, punten 2, 5 en 6 en artikel 7, lid 4.

▼M3

4.  Ratingbureaus stellen een doeltreffende internecontrolestructuur in, houden deze in stand, handhaven deze en documenten deze. Deze interne controlestructuur bepaalt de tenuitvoerlegging van beleid en procedures voor de preventie van en het beperken van mogelijke belangenconflicten en stelt de onafhankelijkheid van ratings, ratinganalisten en ratingteams zeker ten opzichte van aandeelhouders, administratieve en bestuursorganen en van de verkoop- en marketingactiviteiten. Ratingbureaus stellen standaardwerkvoorschriften in met betrekking tot corporate governance, organisatie en het beheer van belangenconflicten. Zij controleren en herzien op periodieke basis deze standaardwerkvoorschriften om hun doeltreffendheid te beoordelen en om na te gaan of zij bijgewerkt moeten worden.

Artikel 6 bis

Belangenconflicten betreffende beleggingen bij ratingbureaus

1.  Het is een aandeelhouder of een vennoot van een ratingbureau die ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten in dat ratingbureau houdt, of in een onderneming die de bevoegdheid heeft om zeggenschap of een beslissende invloed op dat ratingbureau uit te oefenen, verboden om:

a) 5 % of meer van het kapitaal in enig ander ratingbureau te houden;

b) het recht of de bevoegdheid te hebben om 5 % of meer van de stemrechten in enig ander ratingbureau uit te oefenen;

c) het recht of de bevoegdheid te hebben om leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ander ratingbureau te benoemen of te ontslaan;

d) lid te zijn van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ander ratingbureau;

e) de bevoegdheid uit te oefenen of te hebben om zeggenschap over of een beslissende invloed op enig ander ratingbureau uit te oefenen.

Het verbod als bedoeld in eerste alinea, onder a), is niet van toepassing op deelnemingen in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, inclusief beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, mits de deelnemingen in deze instellingen de aandeelhouder of de vennoot in een ratingbureau niet in een positie brengen om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van die instellingen.

2.  Dit artikel is niet van toepassing op beleggingen in andere ratingbureaus die tot dezelfde groep van ratingbureaus behoren.

Artikel 6 ter

Maximumduur van de contractuele relatie met een ratingbureau

1.  Indien een ratingbureau een contract aangaat voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties, mag zij niet langer dan vier jaar ratings over nieuwe hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator afgeven.

2.  Indien een ratingbureau een contract aangaat voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties, verzoekt het de uitgevende instelling:

a) vast te stellen hoeveel ratingbureaus een contractuele relatie hebben voor het afgeven van ratings over hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator;

b) het percentage te berekenen van het totaal aantal uitstaande hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator waarvoor elk ratingbureau ratings afgeeft.

Indien ten minste vier ratingbureaus elk voor meer dan 10 % van het totaal aantal uitstaande beoordeelde hersecuritisaties ratings afgeven, gelden de in lid 1 bedoelde beperkingen niet.

De in de tweede alinea neergelegde vrijstelling blijft van toepassing ten minste tot het moment dat het ratingbureau een nieuwe overeenkomst sluit voor het afgeven van ratings voor hersecuritisaties met onderliggen activa van dezelfde initiator. Indien niet wordt voldaan aan de in de tweede alinea neergelegde criteria op het moment, waarop een dergelijke overeenkomst wordt gesloten, wordt de in lid 1 bedoelde periode berekend vanaf de datum waarop de nieuwe overeenkomst is gesloten.

3.  Vanaf het moment dat een contract zoals bedoeld in lid 1 verstrijkt, gaat een ratingbureau gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van het verstreken contract, met een maximum van vier jaar, geen nieuwe contractuele relatie voor het afgeven van ratings voor hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator aan.

De eerste alinea is ook van toepassing op:

a) een ratingbureau dat tot dezelfde groep van ratingbureaus behoort als het ratingbureau waarvan sprake in lid 1;

b) een ratingbureau dat een aandeelhouder of een vennoot is van het ratingbureau waarvan sprake is in lid 1;

c) een ratingbureau waarin het ratingbureau waarvan sprake in lid 1 een aandeelhouder of een vennoot is.

4.  Niettegenstaande lid 1, mag een ratingbureau, indien ratings over hersecuritisaties zijn uitgegeven vóór het einde van de maximumtermijn van de in lid 1 bedoelde contractuele relatie zijn afgegeven, op verzoek deze ratings blijven bewaken en bijstellen voor de volledige looptijd van de hersecuritisaties.

5.  Dit artikel geldt niet voor ratingbureaus met minder dan 50 werknemers die op het niveau van de groep betrokken zijn bij ratingactiviteiten, of met een met ratingactiviteiten gegenereerde jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR op het niveau van de groep.

6.  Indien een ratingbureau vóór 20 juni 2013 een overeenkomst voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties heeft gesloten, wordt de periode als bedoeld in lid 1 berekend vanaf die datum.

▼B

Artikel 7

Ratinganalisten, werknemers en andere personen die bij de afgifte van ratings betrokken zijn

1.  Een ratingbureau draagt er zorg voor dat ratinganalisten, zijn werknemers, alsmede andere natuurlijke personen wier diensten tot zijn beschikking of onder zijn controle staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten zijn betrokken, over passende kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.

2.  Een ratingbureau zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde personen niet overgaan tot de opening van noch deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een aan haar gelieerde derde of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.

3.  Een ratingbureau zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde personen voldoen aan de vereisten vervat in bijlage I, afdeling C.

4.  Een ratingbureau zet een passend systeem van geleidelijke roulatie op voor de ratinganalisten en de personen die ratings goedkeuren, zoals omschreven in bijlage I. Dit roulatiemechanisme wordt in fasen uitgevoerd op basis van individuele personen en niet van een compleet team.

▼M3

5.  De beloning en prestatiebeoordeling van personen die bij ratings of ratingoutlooks betrokken zijn, alsook van ratinganalisten en personen die ratings of ratingoutlooks goedkeuren, worden niet afhankelijk gesteld van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau ontvangt van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden.

▼B

Artikel 8

Methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen

1.  De methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waarvan het ratingbureau bij zijn ratingactiviteiten zoals omschreven in bijlage I, afdeling E, punt 5, gebruikmaakt, worden door het ratingbureau openbaar gemaakt.

▼M3

2.  Een ratingbureau treft, implementeert en handhaaft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ratings en ratingoutlooks die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de toepasselijke ratingactiviteiten. Het treft alle nodige maatregelen opdat de informatie waarvan het voor de toekenning van een rating en ratingoutlook gebruikmaakt, van voldoende kwaliteit en uit betrouwbare bron afkomstig is. Bij het afgeven van ratings en ratingoutlooks vermeldt het ratingbureau dat de rating zijn standpunt vertegenwoordigt en dat er slechts in beperkte mate op vertrouwd mag worden.

2 bis.  Veranderingen in ratings worden afgegeven in overeenstemming met de gepubliceerde ratingmethodologie van het ratingbureau.

▼B

3.  Ratingbureaus hanteren methodologieën die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd, onder meer door back-testing.

4.  Indien een ratingbureau gebruikmaakt van een bestaande rating die door een ander ratingbureau is opgesteld met betrekking tot onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten, weigert het niet een rating voor een entiteit of een financieel instrument af te geven omdat een ander ratingbureau reeds eerder een rating aan een deel van de entiteit of het financiële instrument heeft toegekend.

Een ratingbureau bewaart gegevens over alle gevallen waarin het in het kader van zijn ratingproces afwijkt van bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten zijn opgesteld, en motiveert deze afwijkende beoordeling.

5.  Een ratingbureau bewaakt de ratings en stelt zijn ratings en ratingmethodologieën, in het bijzonder wanneer er zich materiële veranderingen voordoen die een impact zouden kunnen hebben op een rating doorlopend, doch ten minste eenmaal per jaar bij. Een ratingbureau treft interne regelingen om de gevolgen voor ratings van veranderingen in het macro-economische klimaat of de omstandigheden op de financiële markten te monitoren.

▼M3

Overheidsratings worden ten minste om de zes maanden bijgesteld.

5a.  Een ratingbureau dat voornemens is om wezenlijke wijzigingen aan te brengen aan zijn ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, of nieuwe te gebruiken, met een mogelijk effect op een rating, maakt de voorgestelde wezenlijke wijzigingen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën op zijn website bekend, waarbij belanghebbenden worden uitgenodigd opmerkingen in te dienen gedurende een periode van één maand en licht het de redenen voor en de gevolgen van de voorgestelde aanzienlijke wijzigingen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën nader toe.

▼M3

6.  Bij een wijziging van ratingmethodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt in overeenstemming met artikel 14, lid 3, gaat een ratingbureau over tot:

▼B

a) onmiddellijke openbaarmaking van het gamma aan ratings waarop die wijzigingen van invloed kunnen zijn, met gebruikmaking van dezelfde communicatiemiddelen als bij de verspreiding van de betrokken ratings werden gebruikt;

▼M3

a bis) onmiddellijke kennisgeving aan de ESMA en publicatie op zijn website van de resultaten van de raadpleging en van de nieuwe ratingmethodologieën samen met een nadere toelichting daarbij, en de toepassingsdatum daarvan;

a ter) onmiddellijke publicatie op zijn website van de reacties op de in lid 5 bis) bedoelde raadpleging, behalve in gevallen waarin de respondent om vertrouwelijkheid heeft gevraagd;

▼B

b) toetsing van de betrokken ratings, en dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de wijziging, waarbij het deze ratings in de tussentijd observeert, en

c) een aanpassing van alle ratings die op deze methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waren gebaseerd indien, in aansluiting op de toetsing, het totale, gecombineerde effect van de wijzigingen van invloed op deze ratings blijkt te zijn.

▼M3

7.  Wanneer een ratingbureau kennis krijgt van fouten in zijn ratingmethodologieën of in de toepassing ervan gaat het onmiddellijk over tot:

a) kennisgeving van die fouten aan de ESMA en alle beoordeelde entiteiten die daarvan de invloed hebben ondergaan, met uitleg betreffende de impact op zijn ratings, met inbegrip van de noodzaak om afgegeven ratings opnieuw te bekijken;

b) publicatie van die fouten op zijn website in de gevallen waarin fouten impact op zijn rating hebben;

c) correctie van die fouten in de ratingmethodologieën, en

d) toepassing van de maatregelen waarvan sprake in de punten a), b) en c) van lid 6.

Artikel 8 bis

Overheidsratings

1.  Overheidsratings worden uitgebracht op een wijze die garandeert dat de individuele specifieke kenmerken van een bepaalde lidstaat zijn geanalyseerd. Een verklaring waarin de herziening van de rating van een bepaalde groep landen wordt aangekondigd, is verboden als deze niet vergezeld gaat van individuele rapporten over de landen. Die rapporten worden voor het publiek toegankelijk gemaakt.

2.  Publieke mededelingen anders dan ratings, ratingoutlooks of begeleidende perscommuniqués en persberichten als bedoeld in bijlage I, afdeling D, deel I, punt 5, die betrekking hebben op mogelijke wijzigingen van ratings van overheidsschulden worden niet gebaseerd op informatie die zich in de sfeer van de beoordeelde entiteit bevindt en die zonder toestemming van deze entiteit openbaar is gemaakt, tenzij de informatie middels algemeen toegankelijke bronnen beschikbaar is of tenzij er geen geldige redenen voor de beoordeelde entiteit zijn om zijn toestemming voor de openbaarmaking van de informatie te onthouden.

3.  Een ratingbureau maakt eind december, met inachtneming van artikel 8, lid 5, tweede alinea, op zijn website een kalender voor de komende twaalf maanden bekend, waarin ten hoogste drie datums voor de bekendmaking van ongevraagde ratings van overheidsschulden en daaraan gerelateerde ratingoutlooks, en de datums voor de bekendmaking van gevraagde ratings van overheidsschulden en daaraan gerelateerde outlooks zijn opgenomen, en legt deze op jaarbasis aan ESMA voor, in overeenstemming met bijlage I, afdeling D, onderafdeling III, punt 3. Dergelijke datums moeten vrijdagen zijn.

4.  Afwijkingen van de kalender voor de bekendmaking van ratings van overheidsschulden of daaraan gerelateerde ratingoutlooks is alleen mogelijk indien dit voor het ratingbureau nodig is om te voldoen aan de in de artikel 8, lid 2, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, bedoelde eisen, en vergezeld gaat met een gedetailleerde uitleg van de redenen voor de afwijking van de aangekondigde kalender.

Artikel 8 ter

Informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten

1.  De in de Unie gevestigde uitgevende instelling, de initiator en de sponsor van een gestructureerd financieringsinstrument maken op de door ESMA opgerichte website krachtens lid 4, gezamenlijk informatie bekend over de kredietkwaliteit en prestaties van de onderliggende activa van het gestructureerd financieringsinstrument, de structuur van de securitisatietransactie, de kasstromen en alle zekerheden ter dekking van een securitisatie-uitzetting alsook de informatie die nodig is om omvangrijke en op goede informatie gebaseerde stresstests op de kasstromen en de waarde van de zekerheden voor de onderliggende uitzettingen te kunnen uitvoeren.

2.  De verplichting onder lid 1 tot het bekendmaken van informatie strekt zich niet uit tot de bekendmaking van informatie die een inbreuk zou vormen op nationaal of uniaal recht betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens.

3.  De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

a) de informatie die de in lid 1 bedoelde personen bekend moeten maken om te voldoen aan de verplichting als gevolg van lid 1, overeenkomstig de verplichting in lid 2;

b) de frequentie waarmee informatie als bedoeld onder a) wordt geactualiseerd;

c) de presentatie van de informatie als bedoeld onder a) middels een gestandaardiseerde openbaarmakingstemplate.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure vast te stellen.

4.  De ESMA zet een website op voor de publicatie van de informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten als bedoeld in lid 1.

Artikel 8 quater

Dubbele ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten

1.  Wanneer een uitgevende instelling of een gelieerde derde voornemens is een rating van een gestructureerd financieringsinstrument aan te vragen, stelt zij onafhankelijk van elkaar ten minste twee ratingbureaus aan.

2.  De uitgevende instelling of haar gelieerde derde waarvan sprake in lid 1 zien erop toe dat de gemandateerde ratingbureaus voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) zij behoren niet tot dezelfde groep van ratingbureaus;

b) zij zijn geen aandeelhouder of vennoot van een van de andere ratingbureaus;

c) zij hebben niet het recht of de bevoegdheid om stemrechten in een van de andere ratingbureaus uit te oefenen;

d) zij hebben niet het recht of de bevoegdheid om leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een van de andere ratingbureaus te benoemen of te ontslaan;

e) geen van de leden van hun bestuurs- of toezichthoudende organen is lid van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een van de andere ratingbureaus;

f) zij oefenen geen zeggenschap uit over een van de andere ratingbureaus, noch oefenen zij dominante invloed uit op een van de andere ratingbureaus, noch hebben zij daartoe de mogelijkheid.

Artikel 8 quinquies

Gebruik van meerdere ratingbureaus

1.  Indien een uitgevende instelling of een gelieerde derde voornemens is ten minste twee ratingbureaus aan te stellen voor het uitgeven van een rating voor dezelfde emissie of entiteit, neemt de uitgevende instelling of een gelieerde derde in overweging om ten minste één ratingbureau aan te stellen, dat een marktaandeel van maximaal 10 % van de totale markt heeft en die door de uitgevende instelling of een gelieerde derde in staat wordt geacht voor de desbetreffende emissie of entiteit een rating te af te geven, op voorwaarde dat er, op basis van de in lid 2 bedoelde lijst van de ESMA, een ratingbureau beschikbaar is voor het afgeven van een rating voor de desbetreffende emissie of entiteit. Indien de uitgevende instelling of een gelieerde derde niet ten minste één ratingbureau aanstelt dat een marktaandeel van maximaal 10 % van de totale markt heeft, wordt dit gedocumenteerd.

2.  Om de uitgevende instelling of een gelieerde derde te helpen bij de beoordeling onder het eerste lid, maakt de ESMA jaarlijks op haar website een lijst bekend van geregistreerde ratingbureaus, hun totale marktaandeel en het soort ratings dat deze bureaus hebben afgegeven, als uitgangspunt voor de beoordeling door de uitgevende instelling.

3.  Voor de doeleinden van dit artikel wordt onder totaal marktaandeel verstaan de jaarlijkse, met ratingactiviteiten en daaraan gelieerde diensten gegenereerde omzet op het niveau van de groep.

▼M1

Artikel 9

Uitbesteding

Uitbesteding van belangrijke operationele taken mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van het ratingbureau en aan het vermogen van de ESMA om te controleren of het ratingbureau de verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt.

▼B

Artikel 10

Openbaarmaking en presentatie van ratings

▼M3

1.  Een ratingbureau maakt alle ratings of ratingoutlooks, alsook alle besluiten om een rating niet langer op te stellen op niet-selectieve basis en tijdig openbaar. Indien een ratingbureau besluit een rating niet langer op te stellen, omvat de openbaargemaakte informatie de volledige redenen voor dit besluit.

De eerste alinea is eveneens van toepassing op ratings die op basis van abonnement worden verspreid.

2.  Ratingbureaus zorgen ervoor dat ratings en ratingoutlooks worden gepresenteerd en behandeld overeenkomstig de vereisten van bijlage I, afdeling D, en geen andere factoren openbaar maken dan die welke verband houden met de ratings.

2 bis.  Tot het moment dat ratings, ratingoutlooks en daaraan gelieerde informatie openbaar worden gemaakt, worden zij als voorwetenschap beschouwd zoals gedefinieerd in, en in overeenstemming met, Richtlijn 2003/6/EG.

Artikel 6, lid 3, van die richtlijn is van overeenkomstige toepassing op ratingbureaus wat betreft hun plichten aangaande vertrouwelijkheid en de verplichting om een lijst van personen bij te houden die vóór de publicatie ervan toegang tot de ratings, ratingoutlooks en daaraan gelieerde informatie hebben.

De lijst van personen die van de rating op de hoogte worden gebracht voorafgaande aan de openbaarmaking ervan, wordt beperkt tot personen die door iedere beoordeelde entiteit voor dat doel geïdentificeerd zijn.

▼B

3.  Wanneer een ratingbureau ratings voor gestructureerde financieringsinstrumenten afgeeft, draagt het er zorg voor dat ratingcategorieën die aan gestructureerde financieringsinstrumenten worden toegekend, duidelijk worden gedifferentieerd door een extra symbool te gebruiken dat deze categorieën onderscheidt van de ratingcategorieën die voor andere entiteiten, financiële instrumenten of financiële verplichtingen worden gebruikt.

4.  Een ratingbureau maakt zijn gedragslijnen en procedures ten aanzien van ongevraagde ratings openbaar.

▼M3

5.  Indien een ratingbureau een ongevraagde rating uitgeeft, vermeldt hij in de rating duidelijk of de beoordeelde instelling of een gelieerde derde partij al dan niet deelgenomen heeft aan het ratingproces en of het ratingbureau toegang heeft gekregen tot de rekeningen, het beheer en andere relevante interne documenten voor de beoordeelde instelling of een gelieerde derde partij, en gebruikt hij een duidelijk te onderscheiden, andere kleurcode voor de ratingcategorie.

▼B

Ongevraagde ratings zijn als zodanig herkenbaar.

▼M1

6.  Een ratingbureau gebruikt de naam van de ESMA of een bevoegde autoriteit niet op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat ESMA of een bevoegde autoriteit de ratings of ratingactiviteiten van het ratingbureau bekrachtigt of goedkeurt.

▼B

Artikel 11

Algemene en periodieke openbaarmaking van informatie

1.  Ratingbureaus maken de gegevens met betrekking tot de in bijlage I, afdeling E, deel I, genoemde onderwerpen volledig openbaar en actualiseren deze onmiddellijk.

▼M3

2.  Een geregistreerd of gecertificeerd ratingbureau stelt informatie over zijn historische prestatiegegevens, met inbegrip van de frequentie van ratingwijzigingen, en over in het verleden afgegeven ratings en de wijzigingen daarvan, ter beschikking in een centrale databank die door de ESMA is opgezet. Een dergelijk ratingbureau verstrekt informatie aan deze databank op een door de ESMA voorgeschreven gestandaardiseerd formulier. De ESMA shall make that information accessible to the public and shall publish summary information on the main developments observed on an annual basis.

▼M1

3.  Een ratingbureau verstrekt jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, aan de ESMA gegevens met betrekking tot in bijlage I, afdeling E, deel II, punt 2, vermelde onderwerpen.

▼M3

Artikel 11 bis

Europees ratingplatform

1.  Een geregistreerd of gecertificeerd ratingbureau dient bij de afgifte van een rating of een ratingoutlook bij de ESMA ratinginformatie in, inclusief de rating van en de outlook voor het beoordeelde instrument, informatie over het soort rating, het soort ratingactie en datum en uur van publicatie.

2.  De ESMA publiceert de afzonderlijke bij hem krachtens lid 1 ingediende ratings op een website („Europees ratingplatform”).

De in artikel 11, lid 2, bedoelde centrale databank wordt in het Europees ratingplatform geïntegreerd.

3.  Dit artikel is niet van toepassing op ratings en ratingoutlooks die uitsluitend, tegen een vergoeding, voor beleggers worden vervaardigd en openbaar worden gemaakt.

▼B

Artikel 12

Transparantieverslag

Een ratingbureau publiceert jaarlijks een transparantieverslag dat de gegevens met betrekking tot de in bijlage I, afdeling E, deel III, vermelde onderwerpen bevat. Het ratingbureau publiceert zijn transparantieverslag uiterlijk drie maanden na het einde van elk boekjaar en draagt er zorg voor dat dit verslag gedurende ten minste vijf jaar op zijn website beschikbaar blijft.

Artikel 13

Openbaarmakingsvergoedingen

Een ratingbureau rekent geen vergoeding voor de informatie die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 12 wordt verstrekt.



TITEL III

TOEZICHT OP DE RATINGACTIVITEITEN



HOOFDSTUK I

registratieprocedure

Artikel 14

Registratievereiste

1.  Een ratingbureau dient een registratieaanvraag in voor de toepassing van artikel 2, lid 1, mits het een in de ►M3  Unie ◄ gevestigde rechtspersoon betreft.

▼M1

2.  De registratie geldt voor het gehele grondgebied van de Unie zodra het door de ESMA vastgestelde besluit om een ratingbureau te registreren als bedoeld in artikel 16, lid 3, of artikel 17, lid 3, van kracht is.

▼B

3.  Een geregistreerd ratingbureau voldoet doorlopend aan de voorwaarden voor de initiële registratie.

▼M1

Ratingbureaus stellen de ESMA onverwijld in kennis van alle wijzigingen van betekenis in de voorwaarden voor de initiële registratie, met inbegrip van enige opening of sluiting van een bijkantoor in de Unie.

▼M3

Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea, stelt het ratingbureau de ESMA in kennis van de voorgenomen wezenlijke veranderingen aan ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, wanneer het overeenkomstig artikel 8, lid 5 bis, de voorgestelde wijzigingen of voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën op zijn website publiceert. Na het verstrijken van de raadplegingsperiode stelt het ratingbureau de ESMA in kennis van elke wijziging naar aanleiding van de raadpleging.

▼M1

4.  Onverminderd de artikelen 16 of 17 registreert de ESMA het ratingbureau indien zij na de behandeling van de aanvraag tot het oordeel komt dat het ratingbureau voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor de afgifte van ratings, met inachtneming van de artikelen 4 en 6.

5.  De ESMA mag voor registratie geen vereisten opleggen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 15

Registratieaanvraag

1.  Het ratingbureau dient een registratieaanvraag in bij de ESMA. De aanvraag bevat informatie omtrent de in bijlage II vermelde onderwerpen.

2.  Indien een groep ratingbureaus een registratieaanvraag indient, machtigen de leden van de groep een van hen om alle aanvragen namens de groep bij de ESMA in te dienen. Het aldus gemachtigde ratingbureau verstrekt voor elk groepslid de informatie omtrent de in bijlage II vermelde onderwerpen.

3.  Een ratingbureau dient zijn aanvraag in in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie. Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap ( 29 ) is van overeenkomstige toepassing op al het overige berichtenverkeer tussen de ESMA en de ratingbureaus en hun personeel.

4.  Binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag verifieert de ESMA of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA een termijn vast waarbinnen het ratingbureau aanvullende informatie moet verstrekken.

Wanneer de ESMA een aanvraag volledig acht, stelt zij het ratingbureau daarvan in kennis.

Artikel 16

Behandeling van de registratieaanvraag van een ratingbureau door de ESMA

1.  De ESMA behandelt de registratieaanvraag van een ratingbureau binnen 45 werkdagen na de in artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving en gaat daarbij na of het ratingbureau de in deze verordening gestelde voorwaarden naleeft.

2.  De ESMA kan de duur van de behandeling met 15 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien het ratingbureau:

a) voornemens is ratings als bedoeld in artikel 4, lid 3, te bekrachtigen;

b) voornemens is tot uitbesteding over te gaan, of

c) ontheffing van naleving vraagt overeenkomstig artikel 6, lid 3.

3.  Binnen 45 werkdagen na de in de artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving, of binnen 60 werkdagen na die kennisgeving indien lid 2 van het onderhavige artikel van toepassing is, stelt de ESMA een volledig met redenen omkleed besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie vast.

4.  Het overeenkomstig lid 3 door de ESMA vastgestelde besluit wordt van kracht op de vijfde werkdag nadat het is vastgesteld.

Artikel 17

Behandeling van de registratieaanvraag van een groep ratingbureaus door de ESMA

1.  De ESMA behandelt de registratieaanvragen van een groep ratingbureaus binnen 55 werkdagen na de in artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving op basis van de vraag of die ratingbureaus de in deze verordening gestelde voorwaarden naleven.

2.  De ESMA kan de duur van de behandeling met 15 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien een van de ratingbureaus in de groep:

a) voornemens is ratings als bedoeld in artikel 4, lid 3, te bekrachtigen;

b) voornemens is tot uitbesteding over te gaan, of

c) ontheffing van naleving vraagt overeenkomstig artikel 6, lid 3.

3.  Binnen 55 werkdagen na de in artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving, of binnen 70 werkdagen na die kennisgeving indien lid 2 van het onderhavige artikel van toepassing is, stelt de ESMA een volledig met redenen omkleed individueel besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie voor elk ratingbureau van de groep vast.

4.  Het overeenkomstig lid 3 door de ESMA vastgestelde besluit wordt van kracht op de vijfde werkdag nadat het is vastgesteld.

Artikel 18

Kennisgeving van een besluit tot registratie, weigering of intrekking van een registratie, en bekendmaking van de lijst van geregistreerde ratingbureaus

1.  Uiterlijk vijf werkdagen na het vaststellen van haar besluit krachtens artikel 16, 17 of 20 stelt de ESMA het betrokken ratingbureau hiervan in kennis. Indien de ESMA de registratie van het ratingbureau weigert of de registratie van het ratingbureau intrekt, wordt haar besluit volledig met redenen omkleed.

▼M3

2.  De ESMA deelt aan de Commissie, de EBA, de EIOPA, de bevoegde autoriteiten en de sectoriële bevoegde autoriteiten elk besluit uit hoofde van artikel 16, 17 of 20 mee.

▼M1

3.  De ESMA publiceert op haar website een lijst van overeenkomstig deze verordening geregistreerde ratingbureaus. Die lijst wordt binnen vijf werkdagen na het vaststellen van een besluit ingevolge de artikelen 16, 17 of 20 geactualiseerd. De Commissie maakt deze geactualiseerde lijst uiterlijk 30 dagen na de actualisering bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19

Registratierecht en vergoeding voor toezicht

▼M3

1.  De ESMA brengt de ratingbureaus vergoedingen in rekening overeenkomstig deze verordening en de in lid 2 bedoelde verordening van de Commissie inzake vergoedingen. De uitgaven van de ESMA welke nodig zijn voor de registratie en certificatie van en het toezicht op ratingbureaus en voor de terugbetaling van alle eventuele kosten die de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde taken, worden door deze vergoedingen volledig gedekt.

▼M1

2.  De Commissie stelt een reglement inzake vergoedingen vast. Dat reglement bepaalt met name het type vergoedingen en de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen, de wijze waarop zij moeten worden voldaan, en de wijze waarop de ESMA alle eventuele kosten terugbetaalt die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde taken.

Het bedrag van een aan een ratingbureau aangerekende vergoeding dekt alle administratieve kosten en is evenredig met de omzet van het betrokken ratingbureau.

De Commissie stelt het in de eerste alinea bedoelde reglement inzake vergoedingen vast door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 38 bis en onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden.

Artikel 20

Intrekking van een registratie

1.  Onverminderd artikel 24 trekt de ESMA de registratie van een ratingbureau in wanneer het ratingbureau:

a) uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de registratie te zullen maken of de voorgaande zes maanden geen ratings heeft afgegeven;

b) de registratie heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onrechtmatige wijze, of

c) niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder het is geregistreerd.

2.  Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat in dewelke door het betrokken ratingbureau afgegeven ratings worden gebruikt, van oordeel is dat een van de in lid 1 bedoelde voorwaarden vervuld is, kan zij de ESMA verzoeken na te gaan of de voorwaarden voor intrekking van de registratie van het betrokken ratingbureau vervuld zijn. Indien de ESMA besluit de registratie van het betrokken ratingbureau niet in te trekken, geeft zij de volledige redenen daarvan.

3.  Een besluit tot intrekking van registratie wordt onmiddellijk in de gehele Unie van kracht, onverminderd de in artikel 24, lid 4, bedoelde overgangsperiode voor het gebruik van ratings.



HOOFDSTUK II

Toezicht door de ESMA

Artikel 21

De ESMA

1.  Onverminderd artikel 25 bis ziet de ESMA erop toe dat deze verordening wordt toegepast.

2.  Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 geeft en actualiseert de ESMA richtsnoeren over de samenwerking tussen de ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze verordening en van de toepasselijke sectorale wetgeving, daaronder begrepen de procedures en nadere voorwaarden betreffende de delegatie van taken.

3.  Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 stelt de ESMA uiterlijk op 7 juni 2011, in samenwerking met de EBA en de EIOPA, richtsnoeren op voor de toepassing van de in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde bekrachtigingsregeling en actualiseert deze.

▼M3

4.  De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

▼M1

a) de gegevens die een ratingbureau moet verstrekken met het oog op de registratieaanvraag ervan als bepaald in bijlage II;

b) de gegevens die een ratingbureau moet verstrekken voor een certificatieaanvraag en voor de beoordeling van de vraag of het bureau van systemisch belang is voor de financiële stabiliteit of de integriteit van financiële markten als bedoeld in artikel 5;

c) de presentatie van de gegevens, waaronder de structuur, het formaat, de methodologie en de rapportageperiode, die ratingbureaus openbaar maken overeenkomstig artikel 11, lid 2, en bijlage I, afdeling E, deel II, punt 1;

d) de beoordeling of de ratingmethoden stroken met de vereisten van artikel 8, lid 3;

▼M3

e) de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de ratinggegevens die met het oog op het doorlopend toezicht van de ESMA van de geregistreerde en gecertificeerde ratingbureaus worden verlangd.

▼M3

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

4 bis.  De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

a) de inhoud en de presentatie van de informatie, inclusief structuur, formaat, methode en tijdschema voor de rapportage, die ratingbureaus aan de ESMA openbaar maken overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, en tevens

b) de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de door de ratingbureaus in rekening gebrachte vergoedingen met het oog op het doorlopend toezicht van de ESMA.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

4 ter.  De ESMA brengt uiterlijk op 21 juni 2015 bij de Commissie verslag uit over de mogelijkheid een of meer mappings van overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, ingediende ratings op te stellen. In dit verslag wordt met name het volgende beoordeeld:

a) of een of meer mappings tot stand kunnen worden gebracht en wat de kosten en voordelen daarvan zijn;

b) hoe een of meer mappings tot stand kunnen worden gebracht zonder ratings verkeerd weer te geven als gevolg van uiteenlopende ratingmethodes;

c) welke effecten mappings kunnen hebben op de tot dusver ontwikkelde technische reguleringsnormen met betrekking tot artikel 21, lid 4 bis, onder a) en b).

ESMA raadpleegt de ESMA de EBA en de EIOPA met betrekking tot eerste alinea, onder a) en onder b).

▼M3

5.  ESMA publiceert jaarlijks een verslag over de toepassing van deze verordening. Dat verslag bevat in het bijzonder een beoordeling van de uitvoering van bijlage I door de uit hoofde van deze verordening geregistreerde ratingbureaus, alsook een beoordeling van de toepassing van het in artikel 4, lid 3, bedoelde bekrachtigingsmechanisme.

▼M1

6.  De ESMA dient jaarlijks een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, over de door de ESMA krachtens deze verordening genomen toezichtmaatregelen en opgelegde sancties, met inbegrip van geldboeten en dwangsommen.

7.  De ESMA werkt bij het verrichten van haar taken samen met de EBA en de EIOPA en raadpleegt de EBA en de EIOPA alvorens richtsnoeren te geven en te actualiseren en voordat zij de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen voorlegt.

▼B

Artikel 22

Bevoegde autoriteiten

1.  Uiterlijk op 7 juni 2010 wijst elke lidstaat een bevoegde autoriteit aan voor de toepassing van deze verordening.

2.  Bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende personeel wat betreft capaciteit en deskundigheid om deze verordening te kunnen toepassen.

▼M1

Artikel 22 bis

▼M3

Onderzoek van de naleving van methodologische vereisten

▼M1

1.  In het kader van haar doorlopend toezicht op krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus onderzoekt de ESMA regelmatig of artikel 8, lid 3, wordt nageleefd.

2.  Onverminderd artikel 23 doet de ESMA in het kader van het in lid 1 genoemde onderzoek ook het volgende:

a) zij controleert of de ratingbureaus de back-testing uitvoeren;

b) zij analyseert de resultaten van deze back-testing, en

c) zij controleert of de ratingbureaus over processen beschikken om in hun ratingmethoden rekening te houden met de resultaten van de back-testing.

▼M1

Artikel 23

Niet-bemoeienis met de inhoud van ratings of methodologieën

Bij de vervulling van hun taken krachtens deze verordening bemoeien de ESMA, noch de Commissie, noch enige overheid van de lidstaten zich met de inhoud van ratings of methodologieën.

Artikel 23 bis

Uitoefening van de in de artikelen 23 ter tot en met 23 quinquies bedoelde bevoegdheden

De bevoegdheden op grond van de artikelen 23 ter tot en met 23 quinquies verleend aan de ESMA of aan een functionaris van de ESMA of aan een andere door de ESMA gemachtigde persoon mogen niet worden aangewend om de openbaarmaking te eisen van aan het wettelijke privilege onderworpen gegevens of documenten.

Artikel 23 ter

Verzoeken om informatie

1.  De ESMA kan met een eenvoudig verzoek of bij besluit bij ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten, alle informatie opvragen die zij voor het vervullen van de haar ingevolge deze verordening opgelegde taken nodig heeft.

2.  Bij het toezenden van een eenvoudig verzoek om informatie krachtens lid 1 neemt de ESMA het volgende in acht:

a) zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor het verzoek;

b) zij geeft het doel van het verzoek aan;

c) zij specificeert welke informatie verlangd wordt;

d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

e) zij deelt de aangezochte persoon mee dat deze niet verplicht is de informatie te verstrekken maar dat een antwoord op zulk verzoek om informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;

f) zij vermeldt welke boete wordt opgelegd overeenkomstig artikel 36 bis, in samenhang met bijlage III, afdeling II, punt 7, indien antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn.

3.  Wanneer de ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:

a) zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor het verzoek;

b) zij geeft het doel van het verzoek aan;

c) zij specificeert welke informatie verlangd wordt;

d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

e) zij vermeldt welke dwangsom wordt opgelegd overeenkomstig artikel 36 ter indien de gevraagde informatie niet volledig wordt overgelegd;

f) zij vermeldt welke geldboete wordt opgelegd overeenkomstig artikel 36 bis, in samenhang met bijlage III, afdeling II, punt 7, indien antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn, en

g) zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden aangetekend bij de bezwaarcommissie en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit in beroep kan worden gegaan overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de gevraagde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de gevraagde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte inlichtingen onvolledig, onjuist of misleidend zijn.

5.  De ESMA zendt onverwijld een kopie van het eenvoudige verzoek of het besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 bedoelde door het verzoek om informatie betroffen personen woonachtig of gevestigd zijn.

Artikel 23 quater

Algemene onderzoeken

1.  Om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige onderzoeken naar de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen verrichten. Hiertoe zijn de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd om:

a) alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van haar taken, ongeacht de aard van de drager;

b) voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;

c) alle in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;

d) alle andere natuurlijke en rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;

e) overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.

2.  De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het onderwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden tevens de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander materiaal of de antwoorden op vragen, van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de boete die overeenkomstig artikel 36 bis, in samenhang met bijlage III, afdeling II, punt 8, wordt opgelegd indien antwoorden op vragen, van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen, onjuist of misleidend zijn.

3.  De in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit in beroep te gaan.

4.  Tijdig vóór het onderzoek stelt de ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van de ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betreffende bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.

5.  Indien het nationale recht voorschrijft dat voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, moet die toestemming worden gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.

6.  Als om toestemming als bedoeld in lid 5 wordt verzocht, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op haar authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere uitleg vragen, die in het bijzonder betrekking kan hebben op de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat een inbreuk is gemaakt op deze verordening, alsook over de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat ze in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA mag slechts door het Hof van Justitie van de Europese Unie op haar rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure vervat in Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 23 quinquies

Inspecties ter plaatse

1.  Om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige inspecties ter plaatse in de bedrijfsruimten van in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde rechtspersonen verrichten. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de ESMA de inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten.

2.  De functionarissen van de ESMA en andere personen die door de ESMA gemachtigd zijn een inspectie ter plaatse uit te voeren, kunnen de bedrijfsruimten en terreinen van rechtspersonen onderworpen aan een door ESMA genomen onderzoeksbesluit, betreden en hebben alle in artikel 23 quater, lid 1, bepaalde bevoegdheden. Zij zijn eveneens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken en bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voor zover nodig voor de inspectie.

3.  De functionarissen van de ESMA en andere personen die door de ESMA gemachtigd zijn een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd als de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, zijn gespecificeerd. De ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis.

4.  De in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan bij besluit van de ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit in beroep te gaan. De ESMA neemt een dergelijk besluit na de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie moet worden verricht, te hebben geraadpleegd.

5.  De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden verricht alsook door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen personen verlenen op verzoek van de ESMA de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat mogen op verzoek eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.

6.  De ESMA mag bevoegde autoriteiten tevens vragen namens haar specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bedoeld in dit artikel en in artikel 23 quater, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als de ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 23 quater, lid 1.

7.  Als functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde begeleidende personen vaststellen dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hen de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige wetshandhavingsautoriteit.

8.  Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, moet die toestemming worden gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.

9.  Als wordt verzocht om toestemming als bedoeld in lid 8 toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op haar authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere uitleg vragen, die in het bijzonder betrekking kan hebben op de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op deze verordening, en op de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek toetsen, noch de informatie in het dossier van de ESMA opvragen. Het besluit van de ESMA mag slechts door het Hof van Justitie van de Europese Unie op haar wettigheid worden getoetst volgens de procedure vervat in Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 23 sexies

Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten

1.  Indien de ESMA bij het verrichten van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van feiten die één of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken zouden kunnen opleveren, wijst de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De onderzoeksfunctionaris is niet betrokken (geweest) bij het direct of indirect toezicht op of het registratieproces van het betrokken ratingbureau en verricht zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van de ESMA.

2.  De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermeende inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen personen in aanmerking, waarna hij het volledige dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voorlegt.

Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid om informatie te eisen overeenkomstig artikel 23 ter en om onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten overeenkomstig artikel 23 quater, respectievelijk artikel 23 quinquies. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan artikel 23 bis.

Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtactiviteiten vergaard heeft.

3.  Na de afronding van zijn onderzoek en alvorens het dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen personen in de gelegenheid over de onderzochte punten van bezwaar te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de aan het onderzoek onderworpen personen opmerkingen hebben kunnen maken.

Het recht van verweer van de betrokken personen wordt in de loop van het onderzoek uit hoofde van dit artikel ten volle geëerbiedigd.

4.  Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voorlegt, stelt hij de aan het onderzoek onderworpen personen van dat feit in kennis. De aan het onderzoek onderworpen personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.

5.  De raad van toezichthouders van de ESMA besluit op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de aan het onderzoek onderworpen personen op hun verzoek overeenkomstig artikel 25 en artikel 36 quater te hebben gehoord, of door de aan het onderzoek onderworpen personen al dan niet één of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken hebben gepleegd, en in voorkomend geval neemt hij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 24 en legt hij overeenkomstig artikel 36 bis een boete op.

6.  De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van de ESMA en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van de ESMA.

7.  De Commissie stelt nadere procedureregels vast voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen, zoals bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsmede gedetailleerde voorschriften betreffende verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.

De in de eerste alinea bedoelde regels worden vastgesteld bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 38 bis en onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden.

8.  Indien de ESMA bij het verrichten van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voorstrafrechtelijke vervolging door naar de desbetreffende nationale instanties. Bovendien ziet de ESMA af van het opleggen van boeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 24

Toezichtmaatregelen van de ESMA

1.  Indien de raad van toezichthouders van de ESMA overeenkomstig artikel 23 sexies, lid 5, tot de bevinding komt dat een ratingbureau een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt deze één of meer van de volgende besluiten:

a) de registratie van het ratingbureau intrekken;

b) het ratingbureau in de gehele Unie tijdelijk verbieden om ratings af te geven totdat de inbreuk is beëindigd;

c) in de gehele Unie het gebruik van de door het ratingbureau afgegeven ratings voor reguleringsdoeleinden opschorten totdat de inbreuk is beëindigd;

d) het ratingbureau gelasten de inbreuk te beëindigen;

e) de besluiten bekendmaken.

2.  Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt de raad van toezichthouders van de ESMA rekening met de aard en ernst van de inbreuk, onder inaanmerkingneming van de volgende criteria:

a) de duur en de frequentie van de inbreuk;

b) of door de inbreuk ernstige of systemische zwakke plekken in de procedures van de onderneming of in haar beheersystemen of internecontrolemaatregelen aan het licht zijn gekomen;

c) of financiële delicten door de inbreuk zijn vergemakkelijkt, veroorzaakt of op andere wijze aan de inbreuk zijn toe te schrijven;

d) of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gepleegd.

3.  De raad van toezichthouders van de ESMA stelt de EBA en de EOIPA vooraf in kennis wanneer hij een van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde besluiten neemt.

4.  Ratings mogen voor reguleringsdoeleinden gebruikt blijven worden nadat de in lid 1, onder a) en c), bedoelde besluiten zijn genomen, gedurende een periode van ten hoogste:

a) tien werkdagen vanaf de datum van bekendmaking van het besluit van de ESMA krachtens lid 5, indien er ratings van hetzelfde instrument of dezelfde entiteit zijn afgegeven door andere krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus, of

b) drie maanden vanaf de datum van bekendmaking van het besluit van de ESMA krachtens lid 5, indien er geen ratings van hetzelfde instrument of dezelfde entiteit zijn afgegeven door andere krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus.

De raad van toezichthouders van de ESMA kan ook, op verzoek van de EBA of de EIOPA, in uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met potentiële marktverstoring of financiële instabiliteit, de in de eerste alinea, onder b), bedoelde termijn met drie maanden verlengen.

5.  De raad van toezichthouders van de ESMA stelt het betrokken ratingbureau onverwijld in kennis van elk krachtens lid 1 genomen besluit en deelt het besluit mee aan de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten, de Commissie, de EBA en de EIOPA. Hij maakt alle besluiten op zijn website openbaar binnen tien werkdagen nadat het besluit is genomen.

Bij de openbaarmaking van het besluit als bedoeld in de eerste alinea vermeldt de raad van toezichthouders van de ESMA tevens dat het betrokken ratingbureau bezwaar kan aantekenen tegen het besluit evenals, in voorkomend geval, dat een dergelijk bezwaar is aangetekend, maar dat bezwaar geen opschortende werking heeft, alsook dat de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.

Artikel 25

Horen van de betrokken personen

1.  Alvorens een besluit uit hoofde van artikel 24, lid 1, te nemen, stelt de raad van toezichthouders van de ESMA de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot de bevindingen van de ESMA. De raad van toezichthouders van de ESMA baseert zijn besluiten slechts op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.

De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen nodig zijn om significante en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan de raad van toezichthouders van de ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

2.  Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie.

▼M3

Artikel 25 bis

Sectoraal bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1, en artikelen 5 bis, 8 ter, 8 quater en 8 quinquies

De sectoraal bevoegde autoriteiten zijn overeenkomstig de toepasselijke sectorale wetgeving verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1, en artikelen 5 bis, 8 ter, 8 quater en 8 quinquies.

▼M1



HOOFDSTUK III

Samenwerking tussen de ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten

Artikel 26

Verplichting tot samenwerking

De ESMA, de EBA, de EIOPA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten werken samen wanneer zulks voor de toepassing van deze verordening en van de toepasselijke sectorale wetgeving noodzakelijk is.

Artikel 27

Informatie-uitwisseling

1.  De ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten voorzien elkaar onverwijld van de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken krachtens deze verordening en de toepasselijke sectorale wetgeving.

2.  De ESMA kan de centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, het Europees Comité voor systeemrisico's alsook, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn, de vertrouwelijke gegevens meedelen die bestemd zijn voor de uitoefening van hun taken. Evenzo wordt het die autoriteiten of organen niet belet om aan de ESMA informatie te doen toekomen die de ESMA voor het vervullen van haar bij deze verordening opgelegde taken nodig kan hebben.

▼M1 —————

▼M1

Artikel 30

Delegatie van taken van de ESMA aan bevoegde autoriteiten

1.  De ESMA kan, indien dit nodig is voor de deugdelijke uitoefening van een toezichttaak, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 21, lid 2, door de ESMA gegeven richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Die gedelegeerde toezichttaken kunnen met name betrekking hebben op de bevoegdheid tot informatieverzoeken overeenkomstig artikel 23 ter en om overeenkomstig artikel 23 quinquies, lid 6, onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten.

2.  Alvorens taken worden gedelegeerd, dient de ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg te plegen. Dat overleg heeft betrekking op:

a) de reikwijdte van de te delegeren taak;

b) het tijdschema voor het vervullen van de te delegeren taak, en

c) het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan de ESMA.

3.  De ESMA vergoedt de kosten die een bevoegde autoriteit bij het verrichten van gedelegeerde taken heeft gemaakt overeenkomstig het door de Commissie uit hoofde van artikel 19, lid 2, vast te stellen reglement inzake vergoedingen.

4.  De ESMA toetst de in lid 1 bedoelde delegatie met passende tussenpozen. Een delegatie van taken kan op ieder moment worden ingetrokken.

Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van de ESMA onverlet en beperkt de ESMA niet in haar bevoegdheid ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding en toezicht uit te oefenen. Toezichthoudende verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening, waaronder registratiebesluiten en besluiten omtrent de definitieve beoordeling van en vervolgcontrole bij inbreuken, worden niet gedelegeerd.

Artikel 31

Kennisgevingen en opschortingsverzoeken van bevoegde autoriteiten

1.  Als een bevoegde autoriteit van een lidstaat vaststelt dat op het grondgebied van de eigen of een andere lidstaat handelingen die in strijd zijn met deze verordening worden of zijn uitgevoerd, stelt zij op een zo specifiek mogelijke manier de ESMA hiervan in kennis. Indien de bevoegde autoriteit dit uit onderzoeksoverwegingen passend acht, kan zij de ESMA tevens voorstellen dat deze nagaat of zij ten aanzien van het ratingbureau dat bij die handelingen betrokken is de bevoegdheden van de artikelen 23 ter en 23 quater moet aanwenden.

De ESMA neemt passende maatregelen. Zij stelt de kennisgevende bevoegde autoriteit in kennis van het resultaat en, voor zover mogelijk, van eventuele belangrijke tussentijdse ontwikkelingen.

2.  Onverminderd de verplichting tot kennisgeving in lid 1 kan de kennisgevende bevoegde autoriteit van een lidstaat, als zij meent dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op het grondgebied van die lidstaat worden gebruikt, de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien, niet naleeft en de inbreuken voldoende ernstig en gedurig zijn om een significante impact op de bescherming van de beleggers of de stabiliteit van het financiële stelsel in die lidstaat te hebben, de ESMA verzoeken de gebruikmaking van de ratings van het betrokken ratingbureau door de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële instellingen en andere entiteiten voor reguleringsdoeleinden op te schorten. De kennisgevende bevoegde autoriteit verstrekt aan de ESMA een omstandige motivering van haar verzoek.

Als de ESMA meent dat het verzoek niet gerechtvaardigd is, informeert zij de kennisgevende bevoegde autoriteit schriftelijk, met opgave van redenen. Als de ESMA meent dat het verzoek gerechtvaardigd is, neemt zij passende maatregelen om de kwestie op te lossen.

Artikel 32

Beroepsgeheim

1.  Het beroepsgeheim geldt voor de ESMA, de bevoegde autoriteiten en alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de ESMA, de bevoegde autoriteiten of enig andere persoon aan wie de ESMA taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door de ESMA aangetrokken accountants en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijk procedures noodzakelijk is.

2.  Alle informatie die krachtens deze verordening wordt verkregen door of uitgewisseld tussen de ESMA, de bevoegde autoriteiten, de sectorale bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten en organen als bedoeld in artikel 27, lid 2, wordt als vertrouwelijk beschouwd, tenzij de ESMA, de bevoegde autoriteit of een andere autoriteit of orgaan op het tijdstip van mededeling verklaart dat die informatie openbaar mag worden gemaakt, dan wel wanneer openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.

▼M1 —————

▼B



HOOFDSTUK IV

samenwerking met derde landen

▼M1

Artikel 34

Overeenkomst over uitwisseling van informatie

De ESMA mag met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten als met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 32 bedoelde.

Een dergelijke uitwisseling van informatie moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van ESMA of die toezichthoudende autoriteiten.

Met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens aan een derde land past de ESMA Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 30 ) toe.

Artikel 35

Openbaarmaking van informatie van derde landen

De ESMA mag de van toezichthoudende autoriteiten van een derde land ontvangen informatie alleen openbaar maken indien de ESMA of een bevoegde autoriteit daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de toezichthoudende autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en mits, indien van toepassing, de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee die toezichthoudende autoriteit heeft ingestemd, of wanneer deze openbaarmaking noodzakelijk is in het kader van gerechtelijke procedures.

▼M3



TITEL III BIS

WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE RATINGBUREAUS

Artikel 35 bis

Wettelijke aansprakelijkheid

1.  Wanneer een ratingbureau opzettelijk of met grove nalatigheid een in de lijst van bijlage III opgenomen inbreuk heeft begaan die een impact heeft op een rating mag een belegger of uitgevende instelling een vordering wegens alle aan hem c.q. haar ten gevolg van die inbreuk toegebrachte schade tegen dat ratingbureau instellen.

Een belegger kan uit hoofde van dit artikel een vordering tot een schadevergoeding instellen indien deze vaststelt dat hij of zij zich redelijkerwijs of anderszins met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid, overeenkomstig artikel 5 bis, heeft vertrouwd op een rating om te beslissen in een onder die rating vallend financieel instrument te beleggen, bij dit instrument te blijven of uit dit instrument te stappen.

Een uitgevende instelling kan een vordering tot schadevergoeding onder dit artikel instellen indien zij vaststelt dat zij of haar financiële instrumenten onder die rating vallen en dat de inbreuk niet is veroorzaakt doordat de uitgevende instelling het ratingbureau, direct of middels algemeen toegankelijke data, misleidende of onjuiste informatie heeft verstrekt.

2.  Het is de verantwoordelijkheid van de belegger of de uitgevende instelling om juiste en gedetailleerde informatie aan te dragen waaruit blijkt dat een ratingbureau een inbreuk op deze verordening heeft begaan en dat die inbreuk een impact heeft gehad op de afgegeven rating.

De bevoegde nationale rechter beoordeelt wat onder accurate en gedetailleerde informatie valt, met inachtneming van het feit dat de belegger of uitgevende instelling mogelijkerwijs geen toegang heeft tot informatie die zich louter in de sfeer van het ratingbureau bevindt.

3.  De wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus als bedoeld in lid 1 wordt vooraf enkel beperkt indien die beperking:

a) redelijk en evenredig is;

b) toegestaan is uit hoofde van het toepasselijke nationale recht in overeenstemming met lid 4.

Beperkingen die niet aan het in de eerste alinea bepaalde voldoen, of uitsluitingen van burgerlijke aansprakelijkheid, hebben geen enkel rechtsgevolg.

4.  De begrippen, zoals „schade”, „opzet”, „grove nalatigheid”, „redelijk vertrouwen”, „nodige zorgvuldigheid”, „gevolgen”, „redelijkheid” en „evenredigheid”, die in dit artikel worden gebruikt maar niet worden gedefinieerd, worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht als aangewezen door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. Kwesties betreffende de wettelijke aansprakelijkheid van een ratingbureau die niet onder deze verordening vallen, worden beheerst door het toepasselijke nationale recht als bepaald door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. De bevoegde rechter voor een door een belegger of uitgevende instelling vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid wordt middels de toepasselijke regels inzake internationale rechtsmacht vastgesteld.

5.  Dit artikel laat nadere wettelijke aansprakelijkheidsvorderingen overeenkomstig het nationale recht onverlet.

6.  Het in dit artikel vastgelegde verhaalsrecht belet de ESMA niet haar bevoegdheden als vastgelegd in artikel 36 bis volledig uit te oefenen.

▼B



TITEL IV

SANCTIES, COMITÉPROCEDURE, VERSLAG EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN



HOOFDSTUK I

▼M1

Sancties, geldboeten, dwangsommen, comitéprocedure, gedelegeerde bevoegdheden en verslag

▼B

Artikel 36

Sancties

▼M1

De lidstaten stellen voorschriften vast betreffende de sancties die gelden voor inbreuken op artikel 4, lid 1, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De lidstaten zorgen ervoor dat de sectorale bevoegde autoriteit elke sanctie die is opgelegd voor inbreuken op artikel 4, lid 1, openbaar maakt, tenzij deze openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

▼B

Uiterlijk op 7 december 2010 stellen de lidstaten de Commissie van de in de eerste alinea bedoelde bepalingen in kennis. Zij delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee.

▼M1

Artikel 36 bis

Geldboeten

1.  Indien de raad van toezichthouders van de ESMA overeenkomstig artikel 23 sexies, lid 5, tot de bevinding komt dat een ratingbureau opzettelijk of uit onachtzaamheid een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt hij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig lid 2.

Een inbreuk door een ratingbureau wordt verondersteld opzettelijk te zijn gepleegd als de ESMA objectieve factoren vaststelt die aantonen dat het ratingbureau of de bedrijfsleiding ervan opzettelijk hebben gehandeld om de inbreuk te plegen.

2.  De basisbedragen voor de in lid 1 bedoelde geldboeten worden als volgt begrensd:

▼M3

a) voor de inbreuken bedoeld in de punten 1 tot en met 5, 11 tot en met 15, 19, 20, 23, 26 bis tot 26 quinquies, 28, 30, 32, 33, 35, 41, 43, 50, 51 en 55 tot en met 62 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 500 000 EUR en niet meer dan 750 000 EUR;

b) voor de inbreuken bedoeld in de punten 6, 7, 8, 16, 17, 18, 21, 22, 22 bis, 24, 25, 27, 29, 31, 34, 37 tot en met 40, 42, 42 bis, 42 ter, 45 tot en met 49 bis, 52, 53, 54 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 300 000 EUR en niet meer dan 450 000 EUR;

▼M1

c) voor de inbreuken bedoeld in de punten 9, 10, 26, 36, 44 en 53 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 100 000 EUR en niet meer dan 200 000 EUR;

▼M3

d) voor de inbreuken bedoeld in de punten 1, 6, 7, 8 en 9 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 50 000 EUR en niet meer dan 150 000 EUR;

e) voor de inbreuken bedoeld in de punten 2, 3 bis tot en met 5 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 25 000 EUR en niet meer dan 75 000 EUR;

▼M1

f) voor de inbreuken bedoeld in punt 3 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 10 000 EUR en niet meer dan 50 000 EUR;

g) voor de inbreuken bedoeld in de punten 1 tot en met 3 en 11 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 150 000 EUR en niet meer dan 300 000 EUR;

▼M3

h) voor de inbreuken bedoeld in punt 20 bis van afdeling I van bijlage III, punten 4 tot 4 quater, 6, 8 en 10 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 90 000 EUR en niet meer dan 200 000 EUR;

▼M1

i) voor de inbreuken bedoeld in de punten 5, 7 en 9 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 40 000 EUR en niet meer dan 100 000 EUR.

De ESMA houdt bij haar besluit om het basisbedrag van de geldboeten dichter bij de benedengrens, het midden, dan wel de bovengrens van de hierboven vermelde bedragen vast te stellen, rekening met de jaarlijkse omzet van het ratingbureau van het voorafgaande boekjaar. Het basisbedrag ligt dichter bij de benedengrens als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau minder dan 10 miljoen EUR bedraagt, dichter bij het midden als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau tussen 10 en 50 miljoen EUR bedraagt, en dichter bij de bovengrens als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau meer dan 50 miljoen EUR bedraagt.

3.  De overeenkomstig lid 2 begrensde basisbedragen worden zo nodig onder inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in bijlage IV bepaalde coëfficiënten aangepast.

De desbetreffende verzwarende coëfficiënt wordt één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzwarende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulteert, aan het basisbedrag toegevoegd.

De desbetreffende verzachtende coëfficiënt wordt één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzachtende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulteert, van het basisbedrag afgetrokken.

4.  Onverminderd de leden 2 en 3 mag de geldboete niet meer bedragen dan 20 % van de jaaromzet van het ratingbureau over het voorafgaande boekjaar en moet, als het ratingbureau direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk zijn aan dat financiële voordeel.

Indien een handeling of verzuim van een ratingbureau meer dan één van de in bijlage III vermelde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig de leden 2 en 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.

Artikel 36 ter

Dwangsommen

1.  De raad van toezichthouders van de ESMA legt bij besluit dwangsommen op teneinde:

a) een ratingbureau ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 24, lid 1, onder d), genomen besluit;

b) een van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen ertoe te dwingen alle gegevens te verstrekken die bij een besluit uit hoofde van artikel 23 ter zijn geëist;

c) een van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen ertoe te dwingen zich aan een onderzoek te onderwerpen en in het bijzonder alle bescheiden, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen, alsmede andere informatie die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 23 quater ingesteld onderzoek is verstrekt, aan te vullen en te corrigeren;

d) een van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen ertoe te dwingen zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 23 quinquies gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.

2.  De dwangsommen moeten doeltreffend en evenredig zijn. De opgelegde dwangsom geldt per dag totdat het ratingbureau of de betrokken persoon het betreffende besluit bedoeld in lid 1 naleeft.

3.  Niettegenstaande lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorafgaande boekjaar of, voor natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorafgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum.

4.  Een dwangsom kan worden opgelegd gedurende een periode van niet meer dan zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de ESMA.

Artikel 36 quater

Horen van de aan de procedure onderworpen personen

1.  Alvorens een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 36 bis en/of een dwangsom overeenkomstig artikel 36 ter, lid 1, onder a) tot en met d), te nemen, stelt de raad van toezichthouders van de ESMA aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot de bevindingen van de ESMA. De raad van toezichthouders van de ESMA baseert zijn besluiten slechts op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken.

2.  Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de ESMA.

Artikel 36 quinquies

Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de geldboeten en dwangsommen

1.  De ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 36 bis en 36 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

2.  Overeenkomstig de artikelen 36 bis en 36 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een administratief karakter.

3.  De overeenkomstig de artikelen 36 bis en 36 ter genomen besluiten tot oplegging van geldboeten en dwangsommen vormen executoriale titel.

De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die door de regering van elke lidstaat daartoe wordt aangewezen; van de aanwijzing geeft zij kennis aan de ESMA en aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.

De tenuitvoerlegging kan niet worden geschorst dan krachtens een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Evenwel behoort het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat.

4.  De bedragen van de geldboeten en de dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 36 sexies

Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsbevoegdheid ter zake van beroep tegen besluiten van de ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het mag de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

▼M1

Artikel 37

Wijzigingen in de bijlagen

Om rekening te houden met ontwikkelingen, ook internationaal gezien, op de financiële markten, met name in verband met nieuwe financiële instrumenten, kan de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 38 bis en onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden maatregelen nemen tot wijziging van de bijlagen, met uitzondering van bijlage III.

▼B

Artikel 38

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie ( 31 ) ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.

▼M1 —————

▼B

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

▼M1

Artikel 38 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 5, lid 6, derde alinea, artikel 19, lid 2, artikel 23 sexies, lid 7, en artikel 37 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van vier jaar te rekenen vanaf 1 juni 2011. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de termijn van vier jaar een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad de delegatie intrekt in overeenstemming met artikel 38 ter.

2.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.  De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden.

Artikel 38 ter

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De in artikel 5, lid 6, derde alinea, artikel 19, lid 2, artikel 23 sexies, lid 7, en artikel 37 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.  De instelling die een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken.

3.  Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit wordt onmiddellijk van kracht of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 38 quater

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1.  Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling.

Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

2.  Indien bij het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

3.  Indien het Europees Parlement of de Raad binnen de in lid 1 genoemde termijn bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermeldt de instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, de redenen daarvoor.

▼B

Artikel 39

Verslagen

▼M3 —————

▼M1 —————

▼M3 —————

▼M3

4.  Na een technisch advies van de ESMA herziet de Commissie de situatie op de ratingmarkt voor gestructureerde financiële instrumenten, met name de markt voor ratings voor hersecuritisaties. In vervolg op die herziening, legt de Commissie uiterlijk 1 juli 2016 aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor waarin met name wordt nagegaan:

a) of er voldoende keuze beschikbaar is om te voldoen aan de eisen van artikelen 6 ter en 8 quater;

b) of het passend is de maximale duur van de contractuele relatie als bedoeld in artikel 6 ter, lid 1, en de minimumperiode die het ratingbureau in acht moet nemen voordat het opnieuw een contract mag aangaan met een uitgevende instelling of een gelieerde derde voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties als bedoeld in artikel 6 ter, lid 3, te verkorten of te verlengen;

c) of het passend is de ontheffing als bedoeld in artikel 6 ter, lid 2, tweede alinea, te wijzigen.

5.  De Commissie herziet, na een technisch advies van de ESMA, de toestand op de ratingmarkt. In aansluiting op die herziening, legt de Commissie uiterlijk 1 januari 2016 aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor, indien passend vergezeld door een wetgevend voorstel, waarin met name wordt beoordeeld:

a) of de werkingssfeer van de verplichtingen als bedoeld in artikel 8 ter tot andere financiële producten moet worden uitgebreid;

b) of de vereisten als bedoeld in artikelen 6, 6 bis en 7 belangenconflicten in voldoende mate hebben beperkt;

c) of de werkingssfeer van het in artikel 6 ter bedoelde roulatiemechanisme moet worden uitgebreid tot andere activaklassen en of het dienstig is onderscheiden termijnen voor verschillende activaklassen te gebruiken;

d) of de bestaande en alternatieve modellen voor beloning geëigend zijn;

e) of andere maatregelen nodig zijn om de concurrentie op de ratingmarkt te bevorderen;

f) of aanvullende initiatieven nodig zijn voor het bevorderen van concurrentie op de ratingmarkt, tegen de achtergrond van de zich ontwikkelende structuur van de sector;

g) of maatregelen moeten worden voorgesteld om het in te grote mate op ratings vertrouwen binnen contractuele relatie aan te pakken;

h) hoe het is gesteld met de marktconcentratieniveaus, de uit sterke concentratie voortvloeiende risico’s en de impact op de algehele stabiliteit van de financiële sector.

6.  De Commissie brengt op zijn minst jaarlijks het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van elke nieuwe gelijkwaardigheidbesluiten als bedoeld in artikel 5, lid 6, die in de rapporteringsperiode zijn vastgesteld.

▼M3

Artikel 39 bis

Personeel en middelen van de ESMA

Uiterlijk op 21 juni 2014 stelt de ESMA een raming op van haar personele en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

▼M3

Artikel 39 ter

Rapportageverplichtingen

1.  Uiterlijk 31 december 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor over:

a) de genomen stappen wat betreft het schrappen van verwijzingen naar ratings die uitsluitend of mechanistisch vertrouwen op ratings teweegbrengen of teweeg kunnen brengen, en

b) alternatieve instrumenten die beleggers in staat stellen een eigen risicobeoordeling op te stellen van uitgevende instellingen en financiële instrumenten,

om alle, in het uniale recht opgenomen verwijzingen naar ratings voor regelgevingsdoeleinden uiterlijk 1 januari 2020 te verwijderen, op voorwaarde dat er passende alternatieven zijn aangewezen en ten uitvoer gelegd. De ESMA verstrekt de Commissie technisch advies in het kader van dit lid.

2.  Uiterlijk 31 december 2014 legt de Commissie, met inachtneming van de marktsituatie op dat moment, een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad over de vraag of het passend is een Europese kredietwaardigheidsbeoordeling voor overheidsschulden te ontwikkelen.

Uiterlijk 31 december 2016 legt de Commissie, met inachtneming van de bevindingen in het in lid 1 bedoelde verslag en de marktsituatie, een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad over de vraag of het passend en mogelijk is steun te geven aan een Europees ratingbureau dat belast is met het beoordelen van de kredietwaardigheid van de overheidschuld van de lidstaten, en/of aan een Europese stichting voor ratings met betrekking tot alle andere ratings.

3.  Uiterlijk december 2013 zal de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voorleggen over de haalbaarheid van een netwerk van kleinere ratingbureaus om de concurrentie op de markt te vergroten. In dat verslag wordt ingegaan op de financiële en niet-financiële steun voor de oprichting van een dergelijk netwerk, rekening houdend met de belangenconflicten die bij het toekennen van overheidssteun zouden kunnen ontstaan. In het licht van de bevindingen in dat rapport en rekening houdend met het technisch advies van de ESMA, kan de Commissie artikel 8 quinquies herzien en wijzigingen op dit artikel voorstellen.

▼B



HOOFDSTUK II

overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40

Overgangsbepaling

Ratingbureaus die vóór 7 juni 2010 in de Gemeenschap werkzaam zijn (bestaande ratingbureaus) en die voornemens zijn in het kader van deze verordening een registratieaanvraag in te dienen, nemen alle nodige maatregelen om uiterlijk op 7 september 2010 aan de bepalingen ervan te voldoen.

Ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag niet vóór 7 juni 2010 in. Bestaande ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag vóór 7 september 2010 in.

▼M1

Bestaande ratingbureaus kunnen ratings blijven afgeven die voor reguleringsdoeleinden kunnen worden gebruikt door de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële instellingen en andere entiteiten, tenzij de registratie wordt geweigerd. Indien registratie wordt geweigerd, is artikel 24, leden 4 en 5, van toepassing.

▼M1

Artikel 40 bis

Overgangsmaatregelen in verband met de ESMA

1.  Alle bevoegdheden en verplichtingen in verband met de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van ratingbureaus die zijn verleend aan de bevoegde autoriteiten — welke al dan niet als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst handelen — en aan colleges — voor zover deze zijn opgericht — lopen af op 1 juli 2011.

Een registratieaanvraag die uiterlijk op 7 september 2010 door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst of door het desbetreffende college is ontvangen, wordt evenwel niet aan de ESMA overgedragen; in dat geval wordt het besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie door die autoriteiten en het desbetreffende college genomen.

2.  Onverminderd de tweede alinea van lid 1 worden alle dossiers en werkdocumenten in verband met de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van ratingbureaus, daaronder begrepen alle lopende onderzoeken en dwangmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, door de ESMA overgenomen op de in lid 1 bedoelde datum.

3.  De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten en colleges zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 juli 2011 aan de ESMA zijn overgedragen. Die bevoegde autoriteiten en colleges verlenen tevens alle noodzakelijke bijstand en advies aan de ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van ratingbureaus te vergemakkelijken.

4.  De ESMA fungeert als rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten en colleges in alle administratieve of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten en colleges werden verricht.

5.  Registraties van ratingbureaus overeenkomstig titel III, hoofdstuk I, door een bevoegde autoriteit als bedoeld in lid 1 van dit artikel blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan de ESMA geldig.

6.  Uiterlijk op 1 juli 2014 en in het kader van haar doorlopend toezicht, verricht de ESMA ten minste één controle van alle ratingbureaus die onder haar toezichthoudende bevoegdheid vallen.

▼B

Artikel 41

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding. Echter:

 artikel 4, lid 1, van toepassing is vanaf 7 december 2010, en

 artikel 4, lid 3, onder f), g) en h), van toepassing is vanaf 7 juni 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

ONAFHANKELIJKHEID EN VERMIJDING VAN BELANGENCONFLICTEN

Afdeling A

Organisatorische vereisten

1.

Het ratingbureau heeft een bestuurs- of toezichthoudend orgaan. De hoogste leiding ervan zorgt ervoor: dat

a) de ratingactiviteiten onafhankelijk worden uitgeoefend en onder meer gevrijwaard zijn van alle politieke beïnvloeding of dwang en van economische druk;

b) belangenconflicten naar behoren worden geïdentificeerd, beheerd en openbaar gemaakt;

c) het ratingbureau de overige vereisten van deze verordening naleeft.

2.

Een ratingbureau is zodanig georganiseerd dat zijn bedrijfsbelang geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid of nauwkeurigheid van de ratingactiviteiten.

Het senior management van een ratingbureau staat als betrouwbaar bekend en beschikt over voldoende beroepskwalificaties en -ervaring; zij draagt zorg voor een gezonde en zorgvuldige bedrijfsvoering van het ratingbureau.

Ten minste een derde, doch in geen geval minder dan twee van de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan van een ratingbureau zijn onafhankelijke leden, die niet betrokken zijn bij de ratingactiviteiten.

De vergoeding van de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van hun oordeel is gewaarborgd. Het mandaat van de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan heeft een tevoren overeengekomen vaste duur van ten hoogste vijf jaar en is niet hernieuwbaar. Onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan worden alleen in geval van ernstige fouten of ondermaats functioneren bij hun beroepsuitoefening uit hun functie ontheven.

De meerderheid van de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan, met inbegrip van zijn onafhankelijke leden, beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van financiële diensten. Indien het ratingbureau ratings afgeeft met betrekking tot gestructureerde financieringsinstrumenten, heeft ten minste één onafhankelijk lid en één ander lid van het toezichthoudende of het bestuursorgaan een grondige kennis van en ervaring op het hoogste niveau met markten voor gestructureerde financieringsinstrumenten.

Naast hun algemene verantwoordelijkheid als lid van het orgaan, hebben de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan als specifieke taak het bewaken van:

a) de ontwikkeling van het ratingbeleid en van de methodologieën die ratingbureaus bij hun ratingactiviteiten gebruiken;

b) de doeltreffendheid van het interne systeem van het ratingbureau voor de beheersing van de kwaliteit met betrekking tot ratingactiviteiten;

c) de doeltreffendheid van de maatregelen en procedures die zijn ingevoerd om elk belangenconflict te onderkennen, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken, en

d) de compliance- en governanceprocessen, met inbegrip van de efficiëntie van de in punt 9 van deze afdeling bedoelde toetsingsfunctie.

▼M1

De adviezen die de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan over de onder a) tot en met d) bedoelde aangelegenheden hebben uitgebracht, worden periodiek gepresenteerd aan het orgaan en op verzoek aan de ESMA ter beschikking gesteld.

▼B

3.

Een ratingbureau stelt adequate gedragsregels en procedures vast om te garanderen dat zijn uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen.

4.

Een ratingbureau beschikt over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, adequate interne controleprocedures, effectieve risicobeoordelingsprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.

Deze interne controleprocedures worden zo opgezet dat zij garanderen dat besluiten en procedures op alle niveaus van het ratingbureau in acht worden genomen.

Een ratingbureau volgt en handhaaft besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur die op duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapportagelijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden toewijzen.

5.

Een ratingbureau zorgt voor de instelling en het behoud van een permanente en effectieve complianceafdeling (compliancefunctie) die onafhankelijk werkt. De compliancefunctie bewaakt de naleving door het ratingbureau en zijn medewerkers van de verplichtingen die krachtens deze verordening op het ratingbureau rusten, en brengt daarover verslag uit. De compliancefunctie:

a) bewaakt en beoordeelt periodiek de deugdelijkheid en effectiviteit van de overeenkomstig punt 3 ingevoerde maatregelen en procedures, alsook de actie die is ondernomen om eventuele onvolkomenheden bij het nakomen door het ratingbureau van zijn verplichtingen te verhelpen;

b) adviseert managers, ratinganalisten, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan alsook rechtstreeks of onrechtstreeks door een zeggenschapsband met het ratingbureau verbonden personen die belast zijn met het uitvoeren van ratingactiviteiten, en staat deze bij, teneinde de verplichtingen van het ratingbureau uit hoofde van deze verordening na te komen.

6.

Om de compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgt een ratingbureau ervoor dat de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie;

b) er wordt een compliance officer aangesteld die belast is met de compliancefunctie alsmede met de verslaglegging inzake de in punt 3 voorgeschreven compliance;

c) de managers, ratinganalisten, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan alsook de rechtstreeks of onrechtstreeks door een zeggenschapsband met het ratingbureau verbonden personen die belast zijn met het uitvoeren van ratingactiviteiten, worden niet betrokken bij de uitoefening van door hen bewaakte ratingactiviteiten;

d) de vergoeding van de compliance officer is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van zijn of haar oordeel is gewaarborgd.

De compliance officer zorgt ervoor dat belangenconflicten van de personen die ter beschikking van de compliancefunctie zijn gesteld, naar behoren worden geïdentificeerd en weggenomen.

De compliance officer brengt op gezette tijden over de uitoefening van zijn taken verslag uit aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan.

7.

Een ratingbureau treft passende en doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen om de in Afdeling B, punt 1, bedoelde belangenconflicten te voorkomen, te identificeren, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken. Ook zorgt het ratingbureau ervoor dat gegevens worden bijgehouden over alle wezenlijke bedreigingen van de onafhankelijkheid van de ratingactiviteiten, ook met betrekking tot de in Afdeling C bedoelde voorschriften voor ratinganalisten, alsmede over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen om deze bedreigingen te ondervangen.

8.

Een ratingbureau maakt gebruik van passende systemen, middelen en procedures om de continuïteit en regelmatigheid bij het uitoefenen van zijn ratingactiviteiten te waarborgen.

9.

Een ratingbureau zorgt voor instelling van een toetsingsfunctie die belast is met de periodieke toetsing van methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen of van aanzienlijke wijzigingen daarin, alsook met de toetsing van de geschiktheid van deze methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen wanneer deze gebruikt worden of zullen worden voor het beoordelen van nieuwe financiële instrumenten.

Deze toetsingsfunctie moet onafhankelijk zijn van de met de ratingactiviteiten belaste bedrijfslijnen en verslag uitbrengen aan de leden van het in punt 2 van deze afdeling bedoelde toezichthoudende of bestuursorgaan.

10.

Een ratingbureau bewaakt en beoordeelt de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de systemen, interne controleprocedures en regelingen die overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld en neemt passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

Afdeling B

Operationele vereisten

▼M3

1.

Een ratingbureau zorgt voor het identificeren, wegnemen of beheren en op duidelijke en opvallende wijze openbaar maken van feitelijke of potentiële belangenconflicten die van invloed kunnen zijn op de analyses en oordelen van zijn ratinganalisten, zijn werknemers of natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten betrokken zijn en personen die ratings en ratingoutlooks goedkeuren.

▼B

2.

Een ratingbureau maakt de namen openbaar van de beoordeelde entiteiten of aan die entiteiten gelieerde derden waaraan het meer dan 5 % van zijn jaarlijkse inkomsten ontleent.

3.

▼M3

Een ratingbureau geeft geen rating of ratingoutlook af in één van de volgende omstandigheden of laat, in het geval van een bestaande rating of ratingoutlook, in de volgende gevallen onmiddellijk weten of de rating of ratingoutlook mogelijkerwijs is beïnvloed doordat:

▼B

a) het ratingbureau of de in punt 1 bedoelde personen direct of indirect eigenaar is/zijn van financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde of in deze entiteit of gelieerde derde een ander direct of indirect eigendomsbelang heeft/hebben, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, waaronder beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen;

▼M3

a bis) een aandeelhouder of vennoot van een ratingbureau die 10 % of meer bezit van het kapitaal of de stemrechten van dat ratingbureau of op een andere manier in een positie is om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau, 10 % of meer bezit van het kapitaal of de stemrechten van de beoordeelde entiteit of van een gelieerde derde of een ander eigendomsbelang in die beoordeelde entiteit of derde heeft, met uitsluiting van deelnemingen in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, inclusief beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, die hem niet in een positie plaatsen om significante invloed op de bedrijfsactiviteiten van de instelling uit te oefenen;

▼B

b) de rating wordt afgegeven met betrekking tot een beoordeelde entiteit of een gelieerde derde die direct of indirect met het ratingbureau verbonden is door een zeggenschapsband;

▼M3

b bis) de rating wordt afgegeven met betrekking tot een beoordeelde entiteit of een gelieerde derde die 10 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van dat ratingbureau bezit;

▼B

c) een in punt 1 genoemde persoon is lid van het bestuurs- of toezichthoudende orgaan van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde, of

▼M3

c bis) een aandeelhouder of vennoot van een ratingbureau die 10 % of meer bezit van het kapitaal of de stemrechten van dat ratingbureau of op een andere manier in een positie is om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau, is lid van het bestuurs- of toezichthoudende orgaan van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde;

▼B

d) een ratinganalist die aan de bepaling van de rating heeft meegewerkt of een persoon die de rating heeft goedgekeurd, een relatie heeft gehad met de beoordeelde entiteit of een daaraan gelieerde derde, die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen.

▼M3

Een ratingbureau beoordeelt ook onmiddellijk of er redenen zijn tot herziening of intrekking van de bestaande rating of ratingoutlook.

▼M3

3 bis.

Een ratingbureau maakt bekend indien een bestaande rating of ratingoutlook mogelijkerwijs is beïnvloed door:

a) een aandeelhouder of vennoot van een ratingbureau die 5 % of meer bezit van het kapitaal of de stemrechten van dat ratingbureau of op een andere manier in een positie is om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau, 5 % of meer bezit van het kapitaal of de stemrechten van de beoordeelde entiteit of van een gelieerde derde of een ander eigendomsbelang in die beoordeelde entiteit of derde heeft. Deelnemingen in instellingen voor gediversifieerde collectieve beleggingen en beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, die hem niet in een positie plaatsen om significante invloed op de bedrijfsactiviteiten van de instelling uit te oefenen, vallen hier niet onder;

b) een aandeelhouder of vennoot van een ratingbureau die 5 % of meer bezit van het kapitaal of de stemrechten van dat ratingbureau of op een andere manier in een positie is om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau, is lid van het bestuurs- of toezichthoudende orgaan van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde.

3 ter.

Op voorwaarde dat de informatie bij het ratingbureau bekend is of bekend moet zijn, gelden de verplichtingen in de punt 3, onder a bis), b bis), c bis), en punt 3 bis) ook voor:

a) indirecte aandeelhouders die worden bestreken door artikel 10 van Richtlijn 2004/109/EG, en

b) ondernemingen die direct of indirect een meerderheidsbelang hebben in of dominante invloed uitoefenen op het ratingbureau, en die worden bestreken door artikel 10 van Richtlijn 2004/109/EG.

3 quater.

Een ratingbureau zorgt ervoor dat aan zijn klanten voor de verrichting van rating- en nevendiensten in rekening gebrachte vergoedingen niet discriminerend zijn en op werkelijke kosten zijn gebaseerd. De voor ratingdiensten in rekening gebrachte vergoedingen hangen niet af van het niveau van de door het ratingbureau afgegeven rating of van een ander resultaat of een ander effect van de verrichte werkzaamheden.

4.

▼M3

Ratingbureaus of personen die direct of indirect ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten van het ratingbureau bezitten of die op een andere manier in een positie zijn om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van het ratingbureau mogen geen consultancy- of adviesdiensten voor de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde verrichten met betrekking tot de bedrijfs- of rechtsstructuur, de activa, passiva of de activiteiten van die beoordeelde entiteit of gelieerde derde.

▼B

Een ratingbureau mag andere diensten dan de afgifte van ratings verlenen („nevendiensten”). Nevendiensten houdt andere werkzaamheden dan ratingactiviteiten in en omvat het opstellen van marktvooruitzichten, inschattingen van economische trends, prijsanalyses en andere algemene gegevensanalyses alsook gerelateerde verspreidingsdiensten.

Een ratingbureau draagt er zorg voor dat er geen belangenconflicten ontstaan tussen de verlening van nevendiensten en zijn ratingactiviteiten en maakt in het eindrapport van een rating bekend welke nevendiensten aan de beoordeelde entiteit of een daarmee gelieerde derde zijn verleend.

5.

Een ratingbureau ziet erop toe dat ratinganalisten of personen die ratings goedkeuren geen formele noch informele voorstellen of aanbevelingen doen met betrekking tot de opzet van gestructureerde financieringsinstrumenten waarvoor het ratingbureau geacht wordt een rating af te geven.

6.

Een ratingbureau richt zijn rapportage- en communicatiekanalen zodanig in dat is gewaarborgd dat de in punt 1 bedoelde personen onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere activiteiten van het ratingbureau die op commerciële basis worden uitgeoefend.

7.

Een ratingbureau draagt zorg voor adequate bewaring van gegevens en, in voorkomend geval, van audittrajecten van al zijn ratingactiviteiten. De bewaarde gegevens omvatten:

▼M3

a) voor elk rating- en ratingoutlookbesluit, de namen van de ratinganalisten die aan de bepaling van de rating of ratingoutlook hebben meegewerkt, de namen van de personen die de rating of ratingoutlook hebben goedgekeurd, vermelding of de rating al dan niet was aangevraagd en de datum waarop de rating heeft plaatsgevonden;

▼B

b) de boekhoudkundige bescheiden in verband met vergoedingen die zijn ontvangen van beoordeelde entiteiten of gelieerde derden of andere gebruikers van ratings;

c) de boekhoudkundige bescheiden voor iedere abonnee van ratings of gerelateerde diensten;

▼M3

d) de documentatie van de gevestigde procedures en ratingmethodologieën die door het ratingbureau voor de bepaling van de ratings en ratingoutlooks worden gebruikt;

e) de interne documenten en dossiers, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten, die gebruikt zijn als grondslag voor elk genomen rating- en ratingoutlookbesluit;

▼B

f) kredietanalyseverslagen, kredietbeoordelingsverslagen en interne documenten, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten die gebruikt zijn als grondslag voor de opinies die in die verslagen zijn verwoord;

g) gegevens over de procedures en maatregelen die het ratingbureau heeft uitgevoerd om aan deze verordening te voldoen, en

h) afschriften van interne en externe communicaties, met inbegrip van elektronische communicaties, die het ratingbureau en zijn medewerkers hebben verstuurd of ontvangen en die betrekking hebben op ratingactiviteiten.

▼M1

8.

De in punt 7 bedoelde gegevens en audittrajecten worden gedurende ten minste vijf jaar in het kantoor van het geregistreerde ratingbureau bewaard en op verzoek aan de ESMA ter beschikking gesteld.

▼B

Wanneer de registratie van een ratingbureau wordt ingetrokken, worden de gegevens ten minste nog eens drie jaar bewaard.

9.

Gegevens over de respectieve rechten en plichten van het ratingbureau en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden in het kader van een ratingdienstverleningscontract worden voor ten minste de duur van de relatie met de betrokken beoordeelde entiteit of met de aan haar gelieerde derden bewaard.

Afdeling C

Voorschriften voor ratinganalisten en andere rechtstreeks bij ratingactiviteiten betrokken personen

1.

Ratinganalisten en werknemers van het ratingbureau en alle andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks betrokken zijn bij ratingactiviteiten, en de in artikel 1, punt 2, van Richtlijn 2004/72/EG ( 32 ) bedoelde personen die nauw met hen gelieerd zijn, verrichten geen aan- of verkopen van en sluiten geen transacties in financiële instrumenten welke worden uitgegeven, gegarandeerd of anderszins ondersteund door een beoordeelde entiteit die actief is op het analyseterrein dat tot de primaire verantwoordelijkheid van de personen in kwestie behoort, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging waaronder beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen.

2.

▼M3

Een in punt 1 genoemde persoon mag niet meewerken aan noch anderszins invloed uitoefenen op de bepaling van een rating of ratingoutlook van een specifieke beoordeelde entiteit indien die persoon:

▼B

a) eigenaar is van andere financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit, dan rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

b) eigenaar is van financiële instrumenten van een aan een beoordeelde entiteit gelieerde entiteit, waarvan de eigendom de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

c) een recente arbeidsverhouding of andere zakelijke relatie, dan wel enigerlei andere relatie met de beoordeelde entiteit heeft gehad die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd.

3.

Ratingbureaus dragen er zorg voor dat in punt 1 bedoelde personen:

a) alle redelijke maatregelen nemen om eigendommen en gegevens in het bezit van het ratingbureau tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de ratingactiviteiten;

▼M3

b) geen informatie over ratings, mogelijke toekomstige ratings of ratingoutlooks van het ratingbureau openbaar maken, behalve aan de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde;

▼B

c) geen vertrouwelijke informatie die aan het ratingbureau is toevertrouwd, meedelen aan ratinganalisten en werknemers van personen die er direct of indirect mee verbonden zijn door een zeggenschapsband, noch aan andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle staan van een persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband ►C1  en die niet rechtstreeks betrokken is bij de ratingactiviteiten, en ◄

d) geen vertrouwelijke informatie gebruiken of bekendmaken met het oog op het verhandelen van financiële instrumenten of voor enigerlei andere doeleinden, behalve in het kader van ratingactiviteiten.

4.

In punt 1 genoemde personen mogen van niemand met wie het ratingbureau zaken doet geld, geschenken of gunsten vragen of aannemen.

5.

Indien een in lid 1 bedoelde persoon van oordeel is dat iemand anders zich gedraagt op een wijze die hij of zij illegaal acht, meldt hij of zij dat onmiddellijk aan de compliance officer, zonder dat die melding voor hem of haar nadelige gevolgen heeft.

6.

Wanneer een ratinganalist zijn arbeidsverhouding beëindigt en gaat werken voor een beoordeelde entiteit waarvoor hij de rating heeft helpen opstellen, of voor een financiële instelling waarmee hij in het kader van de uitoefening van zijn taken bij het ratingbureau contacten heeft gehad, toetst het ratingbureau de desbetreffende werkzaamheden die de ratinganalist gedurende twee jaar voor zijn of haar vertrek heeft verricht.

▼M3

7.

Een in lid 1 bedoelde persoon mag pas een essentiële leidinggevende functie bij de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde aanvaarden nadat zes maanden zijn verstreken sinds de rating of ratingoutlook is afgegeven.

8.

Met het oog op het bepaalde in artikel 7, lid 4:

a) zorgen de ratingbureaus ervoor dat de hoofdratinganalisten meer dan vier jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of een gelieerde derde;

b) zorgen de ratingbureaus met uitzondering van die welke zijn aangesteld door een uitgevende instelling of een gelieerde derde en alle ratingbureaus die overheidsratings afgeven ervoor dat:

i) de ratinganalisten meer dan vijf jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of een gelieerde derde;

ii) de personen die ratings goedkeuren meer dan zeven jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of een gelieerde derde.

De onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde personen mogen niet worden betrokken bij ratingactiviteiten met betrekking tot de onder a) en b) bedoelde beoordeelde entiteit of aan een gelieerde derde, gedurende twee jaar na het einde van de in deze punten genoemde periode.

▼B

Afdeling D

▼M3

Regels voor de presentatie van ratings en ratingoutlooks

▼B

I.   Algemene verplichtingen

▼M3

1.

Een ratingbureau draagt er zorg voor dat in iedere rating en ratingoutlook duidelijk en opvallend melding wordt gemaakt van de naam en functie van de hoofdratinganalist in een bepaalde ratingactiviteit, evenals de naam en positie van de persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het goedkeuren van de rating en ratingoutlook draagt.

▼B

2.

Een ratingbureau zorgt ten minste voor het volgende:

▼M3

a) alle wezenlijke inhoudelijke bronnen die voor de opstelling van de rating of ratingoutlook zijn gebruikt, worden vermeld, met inbegrip van de beoordeelde entiteit of, in voorkomend geval, een gelieerde derde; ook wordt vermeld of de rating of ratingoutlook alvorens te worden verspreid, aan de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde is bekendgemaakt en naar aanleiding daarvan is gewijzigd;

▼B

b) de voornaamste methodologie of versie van de methodologie waarvan bij de bepaling van de rating is gebruikgemaakt, duidelijk wordt vermeld, met een verwijzing naar de volledige beschrijving ervan; wanneer de rating op meer dan één methodologie is gebaseerd, of wanneer een verwijzing naar de voornaamste methodologie alleen ertoe zou kunnen leiden dat beleggers andere belangrijke aspecten van de rating, zoals onder meer belangrijke aanpassingen en afwijkingen, over het hoofd zien, licht het ratingbureau dit in de rating toe en geeft het tevens aan hoe met de verschillende methodologieën of deze andere aspecten in de rating rekening is gehouden;

c) de betekenis van elke ratingcategorie en de definitie van de begrippen wanbetaling en herstel en elke passende risicowaarschuwing, die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, omvat en vergezeld gaat van zowel ratings volgens het ongunstigste scenario als ratings volgens het gunstigste scenario, worden uitgelegd;

▼M3

d) de datum waarop de rating voor het eerst voor verspreiding werd vrijgegeven en de datum waarop deze voor het laatst is bijgesteld, inclusief alle ratingoutlooks, worden duidelijk en opvallend vermeld;

e) er wordt informatie gegeven over de vraag of de rating betrekking heeft op een recentelijk uitgegeven financieel instrument en of het ratingbureau het financiële instrument voor het eerst beoordeelt, en

f) in geval van een ratingoutlook wordt meegedeeld binnen welke tijdshorizon een wijziging in de rating wordt verwacht.

Wanneer zij ratings of ratingoutlooks publiceren, nemen ratingbureaus een verwijzing op naar de door de ESMA overeenkomstig artikel 11, lid 2, in een centrale databank gepubliceerde historische prestatiegegevens, met een toelichting bij die historische prestatiegegevens.

▼M3

2a.

Een ratingbureau voegt bij de gepubliceerde informatie over de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen richtsnoeren waarin de aannamen, parameters, beperkingen en onzekerheden van de in die ratings gebruikte modellen en methodologieën worden toegelicht, met inbegrip van simulaties van stressscenario’s die het ratingbureau bij het opstellen van de ratings heeft verricht, ratinginformatie over kasstroomanalyse die het heeft uitgevoerd of waarop het afgaat en, in voorkomend geval, een indicatie van alle verwachte wijzigingen van de rating. Die richtsnoeren moeten duidelijk zijn en eenvoudig te begrijpen.

▼M3

3.

Het ratingbureau informeert de beoordeelde entiteit tijdens de werkuren van de beoordeelde entiteit en ten minste een volledige werkdag voor publicatie over de rating of de ratingoutlook. Deze informatie omvat de voornaamste gronden waarop de rating of de outlook is gebaseerd om de beoordeelde entiteit de kans te geven het ratingbureau op feitelijke fouten te attenderen.

4.

Een ratingbureau vermeldt bij de openbaarmaking van ratings of ratingoutlooks duidelijk en opvallend alle kenmerken en beperkingen van de rating. Meer in het bijzonder vermeldt een ratingbureau bij de openbaarmaking van een rating of ratingoutlook op opvallende wijze of het de over de beoordeelde entiteit beschikbare informatie van bevredigende kwaliteit acht en tot op welke hoogte het de informatie die het van de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde heeft ontvangen, heeft geverifieerd. Indien een rating of een outlook betrekking heeft op een type entiteit of financieel instrument waarover weinig historische gegevens bestaan, maakt het ratingbureau op een opvallende plaats duidelijk melding van de beperkingen van de rating.

▼B

Indien het gebrek aan betrouwbare gegevens, de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument of de onbevredigende kwaliteit van de beschikbare informatie ernstige vragen doen rijzen omtrent het vermogen van het ratingbureau om een geloofwaardige rating op te stellen, ziet het ratingbureau af van de afgifte van een rating of trekt het een bestaande rating in.

5.

▼M3

Wanneer een ratingbureau een rating of een ratingoutlook bekendmaakt, zet het in zijn perscommuniqués of persberichten de hoofdelementen uiteen die aan de rating of de ratingoutlook ten grondslag liggen.

▼B

Indien de in de punten 1, 2 en 4 neergelegde informatievereisten onevenredig zijn in verhouding tot de lengte van het verspreide rapport, kan ermee worden volstaan in het rapport zelf een duidelijke en opvallende verwijzing op te nemen naar de plaats waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk toegankelijk is, zoals een directe weblink naar deze informatie op een passende website van het ratingbureau.

▼M3

6.

Een ratingbureau maakt op zijn website doorlopend informatie openbaar en stelt de ESMA op de hoogte van alle entiteiten of schuldinstrumenten die het met het oog op een initiële beoordeling of een voorlopige rating worden voorgelegd. Deze informatie wordt openbaar gemaakt ongeacht of de uitgevende instellingen al dan niet met het ratingbureau een overeenkomst voor een definitieve rating sluiten.

▼B

II.   Aanvullende verplichtingen met betrekking tot ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten

1.

Wanneer een ratingbureau een rating aan een gestructureerd financieringsinstrument toekent, verstrekt het in de rating alle informatie over de verlies- en kasstroomanalyse die het heeft verricht of waarop het zich baseert, alsook elke verwachte verandering van de rating.

2.

Een ratingbureau vermeldt in hoeverre het de „due diligence”-processen heeft doorgelicht die op het niveau van de onderliggende financiële instrumenten of andere activa van gestructureerde financieringsinstrumenten hebben plaatsgevonden. Het ratingbureau deelt mee of het deze „due diligence”-processen zelf heeft doorgelicht, dan wel op de doorlichting van een derde partij is afgegaan, en vermeldt hoe de uitkomst van deze doorlichting de rating heeft beïnvloed.

▼M3 —————

▼M3

III.   Additionele verplichtingen in verband met overheidsratings

1. Indien een ratingbureau een overheidsrating of een daarmee verband houdende ratingoutlook afgeeft, doet het tegelijkertijd vergezeld gaan van een gedetailleerd onderzoeksrapport waarin alle aannamen, parameters, limieten en onzekerheden en alle andere bij het bepalen van die overheidsrating of outlook in aanmerking genomen informatie worden uitgelegd. Dat rapport moet openbaar, duidelijk en gemakkelijk te begrijpen zijn.

2. Een openbaar onderzoeksrapport dat een wijziging vergeleken met de vorige overheidsrating of daarmee verband houdende outlook vergezelt, omvat ten minste het volgende:

a) een gedetailleerde evaluatie van de wijzigingen van de kwantitatieve aanname waarin de redenen voor de ratingwijziging en het relatieve gewicht ervan worden vermeld. De gedetailleerde evaluatie moet een beschrijving omvatten van het volgende: inkomen per hoofd, bbp-groei, inflatie, begrotingssaldo, saldo op de betalingsbalans, buitenlandse schuld, een indicator voor economische ontwikkeling, een indicator voor wanbetaling en alle andere in aanmerking genomen relevante factoren. Een en ander moet vergezeld gaan van het relatieve gewicht van elke factor;

b) een gedetailleerde evaluatie van de wijzigingen van de kwalitatieve aanname waarin de redenen voor de ratingwijziging en het relatieve gewicht ervan worden vermeld;

c) een gedetailleerde beschrijving van de risico’s, limieten en onzekerheden in verband met de ratingwijziging, en

d) een beknopt verslag van de vergaderingen van het ratingcomité dat met betrekking tot de ratingwijziging een besluit genomen heeft.

3. Onverminderd punt 3 van bijlage I, afdeling D, deel I, publiceert een ratingbureau, wanneer het overheidsratings of daarmee verband houdende ratingoutlooks afgeeft, deze ratings of outlooks overeenkomstig artikel 8 bis pas na kantoorsluitingstijd van gereguleerde markten en ten minste één uur voor de opening ervan.

4. Onverminderd bijlage I, afdeling D, deel I, punt 5, waarin wordt bepaald dat een ratingbureau, wanneer het een rating publiceert, in de persmededeling of het verslag een toelichting geeft op de belangrijkste elementen die aan de rating ten grondslag liggen, en hoewel nationaal beleid een element kan zijn dat aan een overheidsrating ten grondslag ligt, vormen beleidsaanbevelingen, instructies of tot beoordeelde entiteiten, waaronder staten of regionale of plaatselijke autoriteiten, gerichte richtsnoeren geen onderdeel van overheidsratings of ratingoutlooks.

▼B

Afdeling E

Openbaarmaking van informatie

I.   Algemene openbaarmaking van informatie

Een ratingbureau maakt het feit dat het overeenkomstig deze verordening is geregistreerd en de volgende informatie algemeen openbaar:

1.

alle in afdeling B, punt 1, bedoelde feitelijke en mogelijke belangenconflicten;

2.

een lijst van zijn nevendiensten;

▼M3

3.

het beleid van het ratingbureau ten aanzien van de bekendmaking van ratings en andere daarmee verband houdende communicatie inclusief ratingoutlooks;

▼B

4.

het algemene karakter van zijn beloningsregelingen;

5.

de methodologieën en de beschrijving van modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige en correlatieve aannamen die voor zijn ratingactiviteiten worden gebruikt, alsook alle wijzigingen van betekenis daarin;

6.

alle wijzigingen van betekenis in zijn systemen, middelen of procedures, en

7.

indien van toepassing, zijn gedragscode.

II.   Periodieke openbaarmaking van informatie

Een ratingbureau maakt periodiek de volgende informatie openbaar:

1.

om de zes maanden, gegevens over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de belangrijkste geografische gebieden van de uitgevende instellingen, en of de wanbetalingsgraden van deze categorieën veranderingen in de tijd hebben ondergaan;

▼M1

2.

jaarlijks, de volgende informatie:

▼M3

a) een lijst van de vergoedingen die aan elke klant in rekening zijn gebracht voor individuele rating en alle nevendiensten;

aa) zijn prijsstellingsbeleid, inclusief de vergoedingenstructuur en prijsstellingscriteria met betrekking tot de ratings voor de verschillende activaklassen;

▼M1

b) een lijst van de cliënten van het ratingbureau wier bijdrage tot het stijgingstempo van de generering van inkomsten van het ratingbureau in het voorgaande boekjaar meer dan anderhalve keer groter was dan het stijgingstempo van de totale inkomsten van het ratingbureau in dat jaar. Een dergelijke cliënt wordt pas in deze lijst opgenomen indien in het desbetreffende jaar meer dan 0,25 % van de wereldwijde totale inkomsten van het ratingbureau op mondiaal niveau voor zijn rekening kwam, en

c) een lijst van ratings die in de loop van het jaar zijn afgegeven, waarbij tevens het aantal ongevraagde ratings wordt aangegeven.

▼B

Voor de toepassing van dit punt wordt onder „cliënt” verstaan een entiteit, haar dochterondernemingen en de met haar verbonden entiteiten waarin de entiteit een deelneming van meer dan 20 % heeft, alsook alle andere entiteiten ten aanzien waarvan het ratingbureau namens een cliënt als onderhandelaar is opgetreden bij de structurering van een schuldemissie en waarbij, direct of indirect, een vergoeding aan het ratingbureau is betaald voor het afgeven van een rating voor deze schuldemissie.

III.   Transparantieverslag

Een ratingbureau stelt jaarlijks de volgende informatie beschikbaar:

1.

gedetailleerde informatie over de juridische en de eigendomsstructuur van het ratingbureau, met inbegrip van informatie over deelnemingen in de zin van de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten ( 33 );

2.

een beschrijving van de interne controlemechanismen die de kwaliteit van zijn ratingactiviteiten waarborgt;

▼M3

3.

statistieken over de toewijzing van zijn personeel voor de opstelling van nieuwe ratings, de herziening van ratings, de evaluatie van methodologieën en modellen, en de hoogste leiding, en betreffende de toewijzing van personeel aan ratingactiviteiten met betrekking tot de verschillende activaklassen (bedrijven — structured finance — overheden);

▼B

4.

een beschrijving van zijn beleid op het gebied van de bewaring van gegevens;

5.

de uitkomst van de jaarlijkse interne toetsing van zijn onafhankelijke compliancefunctie;

6.

een beschrijving van zijn roulatiebeleid voor het management en de ratinganalisten;

▼M3

7.

financiële informatie over de inkomsten van het ratingbureau, inclusief de totale omzet, verdeeld in ratingvergoedingen en nevendiensten, met een volledige beschrijving ervan, inclusief de inkomsten uit nevendiensten die voor de klanten van ratingdiensten zijn verricht en de toerekening van de vergoedingen aan de ratings van de verschillende activaklassen. De informatie over de totale omzet omvat ook een geografische toerekening van die omzet aan de in de Unie en de wereldwijd gegenereerde inkomsten;

▼B

8.

een verklaring inzake corporate governance in de zin van artikel 46 bis, lid 1, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen ( 34 ). In het kader van deze verklaring wordt de in artikel 46 bis, lid 1, onder d), van genoemde richtlijn bedoelde informatie door het ratingbureau verstrekt, ongeacht of het bureau al dan niet onder Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod ( 35 ) valt.




BIJLAGE II

IN DE REGISTRATIEAANVRAAG TE VERSTREKKEN INFORMATIE

1.

volledige naam van het ratingbureau en het adres van zijn statutaire zetel in de ►M3  Unie ◄ ;

2.

naam en contactgegevens van een contactpersoon en van de compliance officer;

3.

rechtspositie;

4.

ratingklassen waarvoor het ratingbureau een registratieaanvraag heeft ingediend;

5.

eigendomsstructuur;

6.

organisatiestructuur en corporate governance;

7.

financiële middelen voor het uitoefenen van ratingactiviteiten;

8.

personeel van het ratingbureau en de deskundigheid van dat personeel;

9.

informatie over de dochterondernemingen van het ratingbureau;

10.

beschrijving van de procedures en methodologieën om ratings af te geven en te toetsen;

11.

gedragslijnen en procedures om belangenconflicten te identificeren, te beheren en openbaar te maken;

12.

informatie over ratinganalisten;

13.

regelingen voor vergoedingen en prestatiebeoordelingen;

14.

andere diensten dan ratingactiviteiten die het ratingbureau voornemens is te verrichten;

15.

programma van werkzaamheden, waarin onder meer wordt aangegeven waar de belangrijkste bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen worden verricht, welke bijkantoren zullen worden opgericht en van welke aard de voorgenomen bedrijfsactiviteiten zijn;

16.

documenten en uitvoerige informatie over het verwachte gebruik van bekrachtigingen;

17.

documenten en uitvoerige informatie in verband met de verwachte uitbestedingsovereenkomsten, met informatie over de entiteiten die uitbestedingstaken vervullen.

▼M1




BIJLAGE III

Lijst van de in artikel 24, lid 1, en artikel 36 bis, lid 1, bedoelde inbreuken

I.    Inbreuken in verband met belangenconflicten, organisatorische of operationele vereisten

1. Het ratingbureau schendt artikel 4, lid 3, door een in een derde land afgegeven rating te bekrachtigen zonder dat voldaan wordt aan de voorwaarden van dat lid, tenzij de reden voor de inbreuk bij het ratingbureau niet bekend is of zich onttrekt aan diens controle.

2. Het ratingbureau schendt artikel 4, lid 4, tweede alinea, door de bekrachtiging van een in een derde land afgegeven rating te gebruiken met de bedoeling de voorschriften van deze verordening te ontwijken.

3. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 1 van afdeling A van bijlage I, door geen toezichthoudend of bestuursorgaan in te stellen.

4. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat zijn bedrijfsbelang geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid of nauwkeurigheid van de ratingactiviteiten.

5. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door hoogste leidinggevenden aan te stellen die niet als betrouwbaar bekendstaan, niet beschikken over voldoende beroepskwalificaties of -ervaring, dan wel niet zorg kunnen dragen voor een gezonde en zorgvuldige bedrijfsvoering van het ratingbureau.

6. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de derde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door niet het vereiste aantal onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan aan te stellen.

7. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de vierde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door een vergoedingsregeling voor onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan in te stellen die gekoppeld is aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau of niet zodanig is geregeld dat de onafhankelijkheid van het oordeel van het ratingbureau is gewaarborgd, of door voor een mandaat van de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan een duur van langer dan vijf jaar vast te stellen of dit mandaat hernieuwbaar te maken, of door een onafhankelijk lid van het toezichthoudend of bestuursorgaan uit zijn functie te ontheffen anders dan in geval van ernstige fouten of van ondermaats functioneren bij de beroepsuitoefening.

8. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de vijfde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door leden in het toezichthoudend of bestuursorgaan aan te stellen die niet over voldoende deskundigheid inzake financiële diensten beschikken, of, indien het ratingbureau ratings afgeeft met betrekking tot gestructureerde financieringsinstrumenten, door niet ten minste één onafhankelijk lid en één ander lid van dit orgaan te benoemen die een grondige kennis van en ervaring op het hoogste niveau hebben met markten voor gestructureerde financieringsinstrumenten.

9. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de zesde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan de controlerende taken in verband met de in de zesde alinea van dat punt vermelde aangelegenheden uitvoeren.

10. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de zevende alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan periodiek hun opvattingen over de in de zesde alinea van dat punt vermelde aangelegenheden aan het orgaan kenbaar maken of die opvattingen op verzoek aan de ESMA ter beschikking stellen.

11. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 3 van afdeling A van bijlage I, door geen adequate gedragsregels of procedures vast te stellen om de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te garanderen.

12. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 4 van afdeling A van bijlage I, door niet te beschikken over een goede administratieve of boekhoudkundige organisatie, adequate internecontroleprocedures, effectieve risicobeoordelingsprocedures of effectieve controle- of beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen, of door niet de in dat punt vereiste besluitvormingsprocedures of organisatiestructuren te volgen en te handhaven.

13. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 5 van afdeling A van bijlage I, door geen permanente, effectieve en zelfstandig werkende compliance-afdeling (compliance-functie) in te stellen of in stand te houden.

14. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 6 van afdeling A van bijlage I, door niet te verzekeren dat de in de eerste alinea van dat punt bepaalde voorwaarden om de compliance-functie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren of onafhankelijk uit te oefenen, zijn vervuld.

15. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 7 van afdeling A van bijlage I, door geen passende en doeltreffende organisatorische of administratieve regelingen te treffen om de in punt 1 van afdeling B van bijlage I bedoelde belangenconflicten te voorkomen, op te sporen, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken, dan wel door er niet voor te zorgen dat gegevens worden bijgehouden over alle wezenlijke bedreigingen van de onafhankelijkheid van de ratingactiviteiten, ook met betrekking tot de in afdeling C van bijlage I bedoelde voorschriften voor ratinganalisten, alsmede over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen om deze bedreigingen te ondervangen.

16. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 8 van afdeling A van bijlage I, door geen passende systemen, middelen of procedures te hanteren om de continuïteit en regelmatigheid bij het uitoefenen van zijn ratingactiviteiten te waarborgen.

17. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 9 van afdeling A van bijlage I, door geen toetsingsfunctie in te stellen die:

a) belast is met de periodieke toetsing van zijn methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen of van aanzienlijke wijzigingen daaraan, of van de geschiktheid van deze methodologieën, modellen of aan ratings ten grondslag liggende aannamen wanneer deze gebruikt worden of zullen worden voor de beoordeling van nieuwe financiële instrumenten;

b) die onafhankelijk is van de met de ratingactiviteiten belaste bedrijfslijnen, of

c) verslag uitbrengt aan de leden van de administratieve of toezichthoudende autoriteit.

18. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 10 van afdeling A van bijlage I, door niet de deugdelijkheid en doeltreffendheid te bewaken of te beoordelen van zijn systemen, internecontroleprocedures en regelingen die overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld of door geen passende maatregelen te treffen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

▼M3

19. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 1 van afdeling B van bijlage I, door feitelijke of potentiële belangenconflicten die van invloed kunnen zijn op de analysen of oordelen van zijn ratinganalisten, zijn werknemers of natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten betrokken zijn of personen die ratings en ratingoutlooks goedkeuren, niet op te sporen, weg te nemen of te beheren en op duidelijke of opvallende wijze openbaar te maken.

20. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 3 van afdeling B van bijlage I, door in de in het eerste lid van dat punt beschreven situaties een rating of ratingoutlook af te geven of in het geval van een bestaande rating of ratingoutlook niet onmiddellijk openbaar te maken dat de rating of ratingoutlook mogelijkerwijs door deze situaties is beïnvloed.

20 bis. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 3 bis van afdeling B van bijlage I, door niet bekend te maken dat een bestaande rating of ratingoutlook mogelijkerwijs beïnvloed is door de in dat punt, onder a) en b) vermelde omstandigheden.

21. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 3 van afdeling B van bijlage I, door niet onmiddellijk te beoordelen of er redenen tot herbeoordeling of intrekking van een bestaande rating of ratingoutlook zijn.

22. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 4 van afdeling B van bijlage I, door het raten van entiteiten indien het ratingbureau zelf of elke persoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten van het ratingbureau houdt of die anderszins in een positie is waarin hij significante invloed kan uitoefenen op de bedrijfsactiviteit van het ratingbureau, aan die beoordeelde entiteit of een gelieerde derde consultancy- of adviesdiensten verstrekt betreffende de ondernemingsstructuur of de rechtsstructuur, de activa, passiva of activiteiten van die beoordeelde entiteit of gelieerde derde.

▼M3

22 bis. Het ratingbureau schendt artikel 6 bis, lid 1, indien een van zijn aandeelhouders of vennoten die ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten bezit van dat ratingbureau of van een onderneming die de bevoegdheid heeft om zeggenschap of een beslissende invloed op dat ratingbureau uit te oefenen, inbreuk maakt op één van de verbodsbepalingen onder a) tot en met e) van dat lid, met uitzondering van de verbodsbepaling onder a) voor deelnemingen in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, inclusief beheerde fondsen zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, mits de deelnemingen in deze instellingen de aandeelhouder of de vennoot in een ratingbureau niet in een positie brengen om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van die instellingen.

▼M1

23. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met het eerste deel van de derde alinea van punt 4 van afdeling B van bijlage I, door niet te verzekeren dat het verrichten van een nevendienst geen belangenconflict met zijn ratingactiviteit uitmaakt.

24. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 5 van afdeling B van bijlage I door, er niet op toe te zien dat ratinganalisten of personen die ratings goedkeuren geen voorstellen of aanbevelingen doen met betrekking tot de opzet van gestructureerde financieringsinstrumenten waarvoor het ratingbureau geacht wordt een rating af te geven.

25. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 6 van afdeling B van bijlage I door zijn rapportage- of communicatiekanalen niet zodanig in te richten dat is gewaarborgd dat de in punt 1 van afdeling B bedoelde personen onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere activiteiten van het ratingbureau die op commerciële basis worden uitgeoefend.

26. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 8 van afdeling B van bijlage I, door de gegevens na intrekking van zijn registratie niet ten minste drie jaar te bewaren.

▼M3

26 bis. Het ratingbureau dat met een uitgevende instelling of haar gelieerde derde een contract is aangegaan voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties schendt artikel 6 ter, lid 1, door gedurende een periode van meer dan vier jaar ratings over die nieuwe hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator af te geven.

26 ter. Het ratingbureau dat een contract is aangegaan voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties schendt artikel 6 ter, lid 3, door gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van het verstreken contract waarvan sprake in de leden 1 en 2 van artikel 6 ter een nieuwe contractuele relatie aan te gaan voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator.

▼M1

27. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 1, door er niet voor te zorgen dat ratinganalisten, zijn werknemers of andere natuurlijke personen wier diensten tot zijn beschikking of onder zijn controle staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten zijn betrokken, over passende kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.

28. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 2, door er niet voor te zorgen dat de in artikel 7, lid 1, genoemde personen niet overgaan tot het openen van of deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een gelieerde derde of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.

29. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 3, onder a), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een onder punt 1 van die afdeling vermelde persoon alle redelijke maatregelen neemt om eigendommen of gegevens in het bezit van het ratingbureau tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van zijn ratingactiviteiten.

30. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 5 van afdeling C van bijlage I, door, wanneer een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon aan de compliance officer meldt dat hij van oordeel is dat een andere persoon als bedoeld in punt 1 van die afdeling zich gedraagt op een wijze die hij illegaal acht, daaraan voor eerstgenoemde persoon nadelige gevolgen te verbinden.

31. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 6 van afdeling C van bijlage I, door geen toetsing te verrichten van de relevante werkzaamheden van een ratinganalist gedurende twee jaar voor zijn vertrek, wanneer de ratinganalist zijn arbeidsverhouding beëindigt en gaat werken voor een beoordeelde entiteit waarvoor hij de rating heeft helpen opstellen of voor een financiële instelling waarmee hij in het kader van de uitoefening van zijn taken bij het ratingbureau contacten heeft gehad.

32. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 1 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in dat punt bedoelde persoon geen aan- of verkopen verricht van of geen transacties doet met betrekking tot een in dat punt bedoeld financieel instrument.

▼M3

33. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 2 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon niet deelneemt aan of anderszins invloed uitoefent op de bepaling van een rating of ratingoutlook als bedoeld in punt 2 van die afdeling.

▼M1

34. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 3, onder b), c) en d), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon informatie als bedoeld in die punten niet openbaar maakt, gebruikt of deelt.

35. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 4 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon van niemand met wie het ratingbureau zakendoet geld, geschenken of gunsten vraagt of aanneemt.

▼M3

36. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 7 van afdeling C van bijlage I, door niet ervoor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon geen essentiële leidinggevende functie bij de beoordeelde entiteit of de gelieerde derde aanvaardt voordat zes maanden zijn verstreken sinds de rating of ratingoutlook is afgegeven.

▼M1

37. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met de eerste alinea van punt 8, onder a), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat de hoofdratinganalist niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden voor een periode van meer dan vier jaar.

▼M3

38. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met punt i) van punt b) van de eerste alinea van punt 8 van afdeling C van bijlage I, door niet ervoor te zorgen dat, wanneer het niet aangevraagde ratings of overheidsratings verstrekt, een ratinganalist niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of een gelieerde derde voor een periode van meer dan vijf jaar.

39. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met punt ii) van punt b) van de eerste alinea van punt 8 van afdeling C van bijlage I, door niet ervoor te zorgen dat, wanneer het niet aangevraagde ratings of overheidsratings verstrekt, een persoon die ratings goedkeurt niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of een gelieerde derde voor een periode van meer dan zeven jaar.

40. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met de tweede alinea van punt 8 van afdeling C van bijlage I door niet erop toe te zien dat een persoon als bedoeld in de eerste alinea, onder a) en b), van dat punt niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten die verband houden met de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde als bedoeld in deze punten gedurende twee jaar na het einde van de in die punten vermelde perioden.

▼M1

41. Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 5, door beloning of prestatiebeoordeling in te voeren op basis van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden ontvangt.

▼M3

42. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 2, door geen passende maatregelen vast te stellen, uit te voeren of te handhaven om ervoor te zorgen dat de ratings en ratingoutlooks die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de bij de ratingactiviteiten toepasselijke ratingmethodologieën.

▼M3

42 bis. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 2, door informatie te gebruiken die buiten het toepassingsgebied van artikel 8, lid 2, valt.

42 ter. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 2 bis, door ratingwijzigingen af te geven die niet stroken met zijn gepubliceerde ratingmethodologieën.

▼M1

43. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 3, door geen methodologieën te hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd, onder meer door back-testing.

44. Het ratingbureau schendt de eerste alinea van artikel 8, lid 4, door te weigeren een rating voor een entiteit of een financieel instrument af te geven omdat een ander ratingbureau reeds eerder een rating aan een deel van de entiteit of het financiële instrument heeft toegekend.

45. Het ratingbureau schendt de tweede alinea van artikel 8, lid 4, door geen gegevens te bewaren over alle gevallen waarin het in het kader van zijn ratingproces afwijkt van bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financiële instrumenten zijn opgesteld, of door deze afwijkende beoordeling niet te motiveren.

▼M3

46. Het ratingbureau schendt de eerste zin van de eerste alinea van artikel 8, lid 5, door zijn ratings met uitzondering van overheidsratings niet te bewaken of door zijn ratings met uitzondering van overheidsratings of ratingmethodologieën niet doorlopend of ten minste eenmaal per jaar bij te stellen.

▼M3

46 bis. Het ratingbureau schendt de tweede alinea van artikel 8, lid 5, in samenhang met de eerste zin van de eerste alinea van artikel 8, lid 5, door zijn overheidsratings niet te bewaken of door zijn overheidsratings niet doorlopend of ten minste om de zes maanden bij te stellen.

▼M1

47. Het ratingbureau schendt de tweede zin van artikel 8, lid 5, door geen interne regelingen te treffen om de gevolgen voor ratings van veranderingen in het macro-economische klimaat of de omstandigheden op de financiële markten te monitoren.

48. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder b), door, bij een wijziging van de methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt, de betrokken ratings niet overeenkomstig dat punt te toetsen of door die ratings in de tussentijd niet te observeren.

49. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder c), door een rating die op deze methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen was gebaseerd niet aan te passen indien het totale, gecombineerde effect van de wijzigingen van invloed op deze ratings blijkt te zijn.

▼M3

49 bis. Het ratingbureau schendt punt c) van artikel 8, lid 6, in samenhang met punt c) van artikel 8, lid 7, door een rating niet te herzien wanneer fouten betreffende de ratingmethodologieën of in de toepassing ervan die rating hebben beïnvloed.

▼M1

50. Het ratingbureau schendt artikel 9 door belangrijke operationele taken op dusdanige wijze uit te besteden dat wezenlijk afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de interne controle van het ratingbureau of aan het vermogen van de ESMA om te controleren of het ratingbureau de verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt.

51. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 4 van deel I van afdeling D van bijlage I, door een rating af te geven of een bestaande rating niet in te trekken indien het gebrek aan betrouwbare gegevens, de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument of de onbevredigende kwaliteit van de beschikbare informatie ernstige vragen doen rijzen omtrent het vermogen van het ratingbureau om een geloofwaardige rating op te stellen.

52. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 6, door de naam van de ESMA of een bevoegde autoriteit te gebruiken op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat de ESMA of een bevoegde autoriteit de ratings of ratingactiviteiten van het ratingbureau bekrachtigt of goedkeurt.

53. Het ratingbureau schendt artikel 13 door een vergoeding aan te rekenen voor de informatie die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 12 wordt verstrekt.

54. Het ratingbureau, wanneer het een in de Unie gevestigde rechtspersoon is, schendt artikel 14, lid 1, door geen registratie aan te vragen voor de toepassing van artikel 2, lid 1.

▼M3

55. Het ratingbureau schendt artikel 8 bis, lid 3, door niet in overeenstemming met bijlage I, afdeling D, deel III, punt 3, aan het einde van december, een kalender voor de volgende twaalf maanden op zijn website bekend te maken, of door deze niet op jaarbasis bij de ESMA in te dienen, met daarin maximaal drie, op een vrijdag vallende datums voor de publicatie van ongevraagde overheidsratings en ratingoutlooks, en met op een vrijdag vallende datums voor de publicatie van gevraagde overheidsratings en daaraan gerelateerde ratingoutlooks.

56. Het ratingbureau schendt artikel 8 bis, lid 4, door af te wijken van de aangekondigde kalender in gevallen waarin dit niet noodzakelijk is om te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 8, lid 2, artikel 10, lid 1, of artikel 11, lid 1, of door niet een gedetailleerde uitleg te geven over de redenen voor het afwijken van de aangekondigde kalender.

57. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met bijlage I, afdeling D, deel III, punt 3, wanneer het tijdens de kantooruren van gereguleerde markten of minder dan een uur van de opening van die markten een overheidsrating of een daaraan gerelateerde ratingoutlook publiceert.

58. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met bijlage I, afdeling D, deel III, punt 4, wanneer het ratings of ratingoutlooks afgeeft en publiceert voor overheidsschulden die beleidsaanbevelingen, instructies of richtsnoeren bevatten voor beoordeelde entiteiten, inclusief staten of regionale of plaatselijke autoriteiten van staten, als onderdeel van een overheidsrating of een daaraan gerelateerde ratingoutlook.

59. Het ratingbureau schendt artikel 8 bis, lid 2, wanneer het zijn mededelingen over wijzigingen van overheidsratingen, andere dan ratings, ratingoutlooks en begeleidende persmededelingen, zoals bedoeld in bijlage I, afdeling D, deel I, punt 5, baseert op informatie die zich bevindt in de sfeer van de beoordeelde entiteit, wanneer die informatie zonder toestemming van de beoordeelde entiteit openbaar is gemaakt, tenzij deze beschikbaar is in algemeen toegankelijke bronnen of tenzij er geen gerechtvaardigde redenen voor de beoordeelde entiteit zijn om niet in te stemmen met de openbaarmaking van de informatie.

60. Het ratingbureau schendt artikel 8 bis, lid 1, door niet individueel openbare landenrapporten uit te geven wanneer het de herziening van een groep van landen bekendmaakt.

61. Het ratingbureau schendt bijlage I, afdeling D, deel III, punt 1, door een overheidsrating of een daaraan gerelateerde ratingoutlook af te geven zonder tegelijk te voorzien in een gedetailleerd onderzoeksrapport met een toelichting op alle veronderstellingen, parameters, beperkingen en onzekerheden, en alle andere informatie waarmee bij die overheidsrating of ratingoutlook rekening is gehouden, of wanneer dat rapport niet openbaar, duidelijk en gemakkelijk te begrijpen is.

62. Het ratingbureau schendt bijlage I, afdeling D, deel III, punt 2, wanneer het een wijziging ten opzichte van een voorgaande overheidsrating of daaraan gerelateerde ratingoutlook niet vergezeld doet gaan van een openbaar toegankelijk onderzoeksrapport, of wanneer dat rapport niet ten minste de informatie bevat zoals bedoeld in bijlage I, afdeling D, deel III, punt 2, onder a) tot en met d).

▼M1

II.    Inbreuken in verband met hinderpalen voor toezichtactiviteiten

1. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 7 van afdeling B van bijlage I, door geen zorg te dragen voor gegevens of audittrajecten van zijn ratingactiviteiten zoals door die bepalingen vereist.

2. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 8 van afdeling B van bijlage I, door de in punt 7 van die afdeling bedoelde gegevens of audittrajecten niet gedurende ten minste vijf jaar in zijn kantoren te bewaren of door deze gegevens of audittrajecten niet op verzoek aan de ESMA ter beschikking te stellen.

3. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 9 van afdeling B van bijlage I, door geen gegevens over de respectieve rechten en plichten van het ratingbureau of de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden in het kader van een ratingdienstverleningscontract te bewaren voor ten minste de duur van de relatie met de betrokken beoordeelde entiteit of met de aan haar gelieerde derden.

▼M3

3 bis. Het ratingbureau schendt artikel 14, lid 3, derde alinea, door de ESMA niet van de voorgenomen materiële wijzigingen van de bestaande ratingmethodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen of van de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen in kennis te stellen wanneer het de ratingmethodologieën bekendmaakt in overeenstemming met artikel 8, lid 5 bis.

3 ter. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 5 bis, eerste alinea, wanneer het niet op zijn website de nieuwe ratingmethodologieën of de voorgestelde wezenlijke wijzgingen van de ratingmethodologieën publiceert die impact op een rating zouden kunnen hebben samen met een toelichting van de redenen voor en de implicaties van de wijzigingen.

3 quater. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 7, onder a), door de ESMA niet in kennis te stellen van fouten die in zijn ratingmethodologieën of in de toepassing ervan zijn ontdekt, of door niet aan te geven wat de invloed daarvan op zijn ratings is, met inbegrip van de noodzaak de reeds afgegeven ratings te herzien.

▼M1

4. Het ratingbureau schendt artikel 11, lid 2, door de vereiste informatie niet of niet in het vereiste formaat ter beschikking te stellen als bedoeld in dat lid.

▼M3

4 bis. Het ratingbureau schendt artikel 11 bis, lid 1, door de vereiste informatie niet of niet in het vereiste formaat ter beschikking te stellen als bedoeld in dat lid.

▼M1

5. Het ratingbureau schendt artikel 11, lid 3, in samenhang met punt 2 van deel I van afdeling E van bijlage I, door aan de ESMA geen lijst van zijn nevendiensten te verstrekken.

6. Het ratingbureau schendt de tweede alinea van artikel 14, lid 3, door de ESMA, overeenkomstig die alinea, niet van alle wijzigingen van betekenis in de voorwaarden voor de initiële registratie in kennis te stellen.

▼M3

7. Het ratingbureau schendt artikel 23 ter, lid 1, door te verzuimen informatie te verstrekken als antwoord op een besluit waarin om informatie wordt verzocht uit hoofde van artikel 23 ter, lid 3, of door onjuiste of misleidende informatie te verstrekken als antwoord op een eenvoudig verzoek om informatie of een besluit.

8. Het ratingbureau schendt artikel 23 quater, lid 1, onder c), door geen of een onjuiste of misleidende toelichting te verstrekken aangaande feiten of documenten die verband houden met het onderwerp en het doel van een inspectie.

▼M1

III.    Inbreuken in verband met openbaarmakingsbepalingen

1. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 2 van afdeling B van bijlage I, door de namen van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden waaraan het meer dan 5 % van zijn jaarlijkse inkomsten ontleent, niet openbaar te maken.

2. Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met het tweede deel van de derde alinea van punt 4 van afdeling B van bijlage I, door een aan de beoordeelde entiteit of gelieerde derde verleende nevendienst niet in het eindrapport openbaar te maken.

3. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 1, door de methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waarvan het ratingbureau bij zijn ratingactiviteiten zoals omschreven in punt 5 van deel I van afdeling E van bijlage I, gebruikmaakt, niet openbaar te maken.

4. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder a), door bij een wijziging van de in ratingactiviteiten gebruikte methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt, het gamma aan ratings waarop die wijzigingen van invloed kunnen zijn niet onmiddellijk openbaar te maken of door dit gamma openbaar te maken maar geen gebruik te maken van dezelfde communicatiemiddelen als die welke bij de verspreiding van de betrokken ratings werden gebruikt.

▼M3

4 bis. Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder a bis), door de ESMA niet te informeren of door niet onmiddellijk de resultaten van de raadpleging en deze nieuwe ratingmethodologieën alsook een nadere toelichting daarbij, en de toepassingsdatum daarvan op zijn website te publiceren, wanneer het voornemens is de nieuwe ratingmethodologieën te gebruiken.

4 ter. Het ratingbureau schendt punt a) van artikel 8, lid 7, door getroffen beoordeelde entiteiten niet in kennis te stellen van fouten die in zijn ratingmethodologieën of in de toepassing ervan zijn ontdekt, of door niet aan te geven wat de invloed op zijn ratings is, met inbegrip van de noodzaak de reeds afgegeven ratings te herzien.

4 quater. Het ratingbureau schendt punt b) van artikel 8, lid 7, door fouten die in zijn ratingmethodologieën of in de toepassing ervan zijn ontdekt niet op zijn website te publiceren indien dergelijke fouten invloed hebben op de ratings van het ratingbureau.

▼M1

5. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 1, door een besluit een rating niet langer op te stellen, niet op niet-selectieve basis of niet tijdig openbaar te maken onder volledige opgave van de redenen voor dit besluit.

▼M3

6. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met de punten 1 of 2, de eerste alinea van punt 4 of de punten 5 of 6 van deel I van afdeling D van bijlage I of de delen II of III van afdeling D van bijlage I, door bij het presenteren van een rating of een ratingoutlook niet de door die bepalingen vereiste informatie te verstrekken.

7. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met punt 3 van deel I van afdeling D van bijlage I door de beoordeelde entiteit niet tijdens de werkuren en ten minste een volledige werkdag vóór de openbaarmaking van de rating of de ratingoutlook over de rating te informeren.

▼M1

8. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 3, door er niet voor te zorgen dat ratingcategorieën die aan gestructureerde financiële instrumenten worden toegekend, duidelijk worden gedifferentieerd door een extra symbool te gebruiken dat deze categorieën onderscheidt van de ratingcategorieën die voor andere entiteiten, financiële instrumenten of financiële verplichtingen worden gebruikt.

9. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 4, door zijn gedragslijnen of procedures ten aanzien van ongevraagde ratings niet openbaar te maken.

10. Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 5, door de op grond van dit lid bij het uitbrengen van een ongevraagde rating vereiste informatie niet te verstrekken of door een ongevraagde rating niet als zodanig aan te duiden.

11. Het ratingbureau schendt artikel 11, lid 1, door de gegevens met betrekking tot de in deel I van afdeling E van bijlage I genoemde onderwerpen niet volledig openbaar te maken of onmiddellijk te actualiseren.




BIJLAGE IV

Lijst van coëfficiënten in verband met verzwarende of verzachtende factoren voor de toepassing van artikel 36 bis, lid 3

De volgende coëfficiënten zijn cumulatief van toepassing op de in artikel 36 bis, lid 2, bedoelde basisbedragen, uitgaande van elk van de volgende verzwarende en verzachtende factoren:

I.    Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzwarende factoren

1. indien de inbreuk herhaaldelijk is gepleegd, is voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gepleegd, een coëfficiënt van 1,1 van toepassing;

2. indien de inbreuk gedurende meer dan zes maanden is gepleegd, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing;

3. indien de inbreuk systemische zwakke plekken in de organisatie van het ratingbureau, en met name in zijn procedures, beheersystemen of internecontrolemaatregelen, aan het licht heeft gebracht, is een coëfficiënt van 2,2 van toepassing;

4. indien de inbreuk een negatief effect op de kwaliteit van de door het betrokken ratingbureau uitgebrachte ratings heeft gehad, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing;

5. indien de inbreuk opzettelijk is gepleegd, is een coëfficiënt van 2 van toepassing;

6. indien geen corrigerende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk werd geconstateerd, is een coëfficiënt van 1,7 van toepassing;

7. indien de hoogste leiding van het ratingbureau niet met de ESMA heeft meegewerkt bij de uitvoering van haar onderzoek, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing.

II.    Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzachtende factoren

1. indien het gaat om een in afdeling II of III van bijlage III vermelde inbreuk die gedurende minder dan tien werkdagen is gepleegd, is een coëfficiënt van 0,9 van toepassing;

2. indien de hoogste leiding van het ratingbureau kan aantonen dat zij alle nodige maatregelen heeft genomen om de inbreuk te voorkomen, is een coëfficiënt van 0,7 van toepassing;

3. indien het ratingbureau de ESMA snel, effectief en volledig op de hoogte heeft gesteld van de inbreuk, is een coëfficiënt van 0,4 van toepassing;

4. indien het ratingbureau uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat in de toekomst gelijkaardige inbreuken kunnen worden gepleegd, is een coëfficiënt van 0,6 van toepassing.



( 1 ) Advies van 13 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

( 2 ) PB C 115 van 20.5.2009, blz. 1.

( 3 ) Advies van het Europees Parlement van 23 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

( 4 ) PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.

( 5 ) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

( 6 ) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

( 7 ) PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn vervangen, met ingang van 1 juli 2011, door Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (Zie bladzijde 32 van dit Publicatieblad).

( 8 ) PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10.

( 9 ) PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

( 10 ) PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1.

( 11 ) PB C 59 van 11.3.2006, blz. 2.

( 12 ) PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18.

( 13 ) PB L 52 van 25.2.2005, blz. 51.

( 14 ) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

( 15 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 16 ) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

( 17 ) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

( 18 ) PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

( 19 ) PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.

( 20 ) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1.

( 21 ) PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

( 22 ) PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73.

( 23 ) Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26).

( 24 ) PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

( 25 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

( 26 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

( 27 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.

( 28 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.

( 29 ) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.

( 30 ) PB L 8 van 12.1.2001 blz. 1.

( 31 ) PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.

( 32 ) Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 70).

( 33 ) PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

( 34 ) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

( 35 ) PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12.