02009L0032 — NL — 16.02.2023 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2009/32/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 april 2009

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2010/59/EU VAN DE COMMISSIE van 26 augustus 2010

  L 225

10

27.8.2010

►M2

RICHTLIJN (EU) 2016/1855 VAN DE COMMISSIE van 19 oktober 2016

  L 284

19

20.10.2016

►M3

RICHTLIJN (EU) 2023/175 VAN DE COMMISSIE van 26 januari 2023

  L 25

67

27.1.2023




▼B

RICHTLIJN 2009/32/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 april 2009

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

1.  
Deze richtlijn is van toepassing op extractiemiddelen die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan.

Deze richtlijn is niet van toepassing op extractiemiddelen die worden gebruikt voor de productie van levensmiddelenadditieven, vitaminen en andere voedingsadditieven, behalve indien deze levensmiddelenadditieven, vitaminen en andere voedingsadditieven voorkomen op een van de lijsten in bijlage I.

De lidstaten zien er evenwel op toe dat het gebruik van levensmiddelenadditieven, vitaminen en andere voedingsadditieven niet leidt tot de aanwezigheid in de levensmiddelen van residuen van extractiemiddelen waarvan het gehalte gevaarlijk is voor de gezondheid van de mens.

Deze richtlijn is van toepassing onverminderd de bepalingen in meer specifieke communautaire regelingen.

2.  

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) 

„oplosmiddel”: elke stof die een levensmiddel of enige component van een levensmiddel kan oplossen, met inbegrip van elke contaminant die in of op dat levensmiddel aanwezig is;

b) 

„extractiemiddel”: een oplosmiddel dat tijdens de bewerking van grondstoffen, levensmiddelen, componenten of bestanddelen daarvan wordt gebruikt voor extracties en vervolgens wordt verwijderd, maar dat de onbedoelde, doch technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen of derivaten in het levensmiddel of bestanddeel tot gevolg kan hebben.

Artikel 2

1.  
De lidstaten geven toestemming voor het gebruik van de in bijlage I genoemde stoffen als extractiemiddel bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan onder de daarin aangegeven gebruiksvoorwaarden en met inachtneming van de eventueel in die bijlage genoemde maximale restgehalten.

De lidstaten mogen het in de handel brengen van levensmiddelen en bestanddelen daarvan niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van de gebruikte extractiemiddelen of van de residuen daarvan als deze voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn.

2.  
De lidstaten verbieden het gebruik van andere dan de in bijlage I genoemde stoffen als extractiemiddel; zij staan ook geen ruimere gebruiksvoorwaarden of hogere maximale restgehalten toe dan in de bijlage zijn aangegeven.
3.  
Water, waaraan stoffen ter regeling van de aciditeit of de alkaliciteit kunnen zijn toegevoegd, en andere voedingsstoffen die als oplosmiddel kunnen dienen, zijn toegestaan als extractiemiddel bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan.

Artikel 3

De lidstaten treffen de maatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat de in bijlage I als extractiemiddelen genoemde stoffen aan de volgende algemene en specifieke zuiverheidseisen voldoen:

a) 

zij mogen geen toxicologisch gevaarlijke hoeveelheden van elementen of stoffen bevatten;

b) 

zij mogen, afgezien van eventuele uitzonderingsgevallen op grond van de overeenkomstig artikel 4, onder d), vastgestelde specifieke zuiverheidseisen, niet meer dan 1 mg arseen of 1 mg lood per kg bevatten;

c) 

zij moeten voldoen aan de specifieke overeenkomstig artikel 4, onder d), vastgestelde zuiverheidseisen.

Artikel 4

De Commissie stelt het volgende vast:

a) 

de wijzigingen van bijlage I die nodig zijn in verband met de vooruitgang van wetenschap en techniek op het gebied van het gebruik van extractiemiddelen, de gebruiksvoorwaarden daarvoor en de maximale restgehalten;

b) 

de analysemethoden die nodig zijn voor de controle op de naleving van de in artikel 3 bedoelde algemene en specifieke zuiverheidseisen;

c) 

de bij de monsterneming te volgen procedure en de methoden voor kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de in bijlage I genoemde extractiemiddelen, welke in levensmiddelen en bestanddelen daarvan zijn gebruikt;

d) 

indien nodig, de specifieke zuiverheidseisen voor de in bijlage I genoemde extractiemiddelen, met name grenswaarden voor kwik en cadmium in oplosmiddelen.

De in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

De in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Indien nodig, worden de in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde maatregelen vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 4, bedoelde urgentieprocedure.

Artikel 5

1.  
Indien een lidstaat, naar aanleiding van nieuwe gegevens of van een na aanneming van deze richtlijn verkregen nieuwe visie op bestaande gegevens, gegronde redenen heeft om aan te nemen dat het gebruik in levensmiddelen van één of meer van de in bijlage I genoemde stoffen of de aanwezigheid in deze stoffen van één of meer van de in artikel 3 genoemde componenten gevaar voor de gezondheid kan opleveren hoewel voldaan is aan de eisen van deze richtlijn, kan die lidstaat de toepassing van de betrokken bepalingen op zijn grondgebied tijdelijk schorsen of beperken. Hij stelt de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis, onder opgave van de redenen die tot het besluit hebben geleid.
2.  
De Commissie onderzoekt ten spoedigste de door de betrokken lidstaat opgegeven redenen en raadpleegt het in artikel 6, lid 1, bedoelde comité, waarna zij onmiddellijk advies uitbrengt en passende maatregelen neemt, die de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen kunnen vervangen.
3.  
Indien de Commissie van oordeel is dat deze richtlijn dient te worden gewijzigd teneinde de in lid 1 bedoelde moeilijkheden op te lossen en de volksgezondheid te beschermen, stelt zij deze wijzigingen vast.

Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 4, bedoelde urgentieprocedure.

De lidstaat die beschermende maatregelen heeft genomen, mag deze in dat geval handhaven tot de wijzigingen op zijn grondgebied in werking treden.

Artikel 6

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden ( 1 ) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
3.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG genoemde termijnen worden vastgesteld op respectievelijk twee maanden, een maand en twee maanden.

4.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2, 4 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 7

1.  

De lidstaten treffen de nodige maatregelen teneinde te waarborgen dat de in bijlage I genoemde stoffen die als extractiemiddel zijn bestemd voor gebruik in levensmiddelen, alleen in de handel kunnen worden gebracht als op de verpakkingen, recipiënten of etiketten gemakkelijk zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermeldingen zijn aangebracht:

a) 

de verkoopbenaming aangegeven in bijlage I;

b) 

een duidelijke vermelding dat de kwaliteit van de stof het gebruik ervan als extractiemiddel in levensmiddelen of bestanddelen daarvan toelaat;

c) 

een vermelding aan de hand waarvan de partij kan worden herkend;

d) 

de naam of firmanaam en het adres van de fabrikant of van de verpakker of van een in de Gemeenschap gevestigde verkoper;

e) 

de nominale nettohoeveelheid, uitgedrukt in volume-eenheden;

f) 

zo nodig, aanwijzingen voor de bewaring of voor het gebruik.

2.  
In afwijking van lid 1 is het ook toegestaan dat de in lid 1, onder c), d), e) en f), genoemde vermeldingen alleen voorkomen in de bij de partij behorende handelsdocumenten die bij of vóór de levering worden overgelegd.
3.  
De bepalingen van dit artikel laten nadere uitgebreidere communautaire bepalingen inzake maten en gewichten en bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten onverlet.
4.  
Ten aanzien van de wijze waarop de voorgeschreven vermeldingen moeten worden aangeduid, onthouden de lidstaten zich van het stellen van eisen die verder gaan dan hetgeen in dit artikel is bepaald.

Elke lidstaat draagt er echter zorg voor dat de verkoop van extractiemiddelen op zijn grondgebied wordt verboden indien de in dit artikel genoemde vermeldingen niet zijn aangebracht in een voor de koper gemakkelijk te begrijpen taal, tenzij maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat de koper op andere wijze wordt ingelicht. Deze bepaling vormt geen beletsel voor het aanbrengen van deze vermeldingen in meerdere talen.

Artikel 8

1.  
Deze richtlijn is eveneens van toepassing op in de Gemeenschap ingevoerde extractiemiddelen die zijn gebruikt of zijn bestemd voor gebruik bij de productie van levensmiddelen of bestanddelen daarvan.
2.  
Deze richtlijn is niet van toepassing op extractiemiddelen of levensmiddelen die zijn bestemd voor uitvoer uit de Gemeenschap.

Artikel 9

Richtlijn 88/344/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

EXTRACTIEMIDDELEN DIE MOGEN WORDEN GEBRUIKT BIJ DE BEWERKING VAN GRONDSTOFFEN, LEVENSMIDDELEN OF COMPONENTEN VAN LEVENSMIDDELEN, OF BESTANDDELEN DAARVAN

DEEL I

Extractiemiddelen die met inachtneming van goede productieprocedés voor alle doeleinden mogen worden gebruikt ( 2 )

Benaming:

Propaan
Butaan
Ethylacetaat
Ethanol
Kooldioxyde
Aceton ( 3 )
Distikstofoxide

DEEL II

Extractiemiddelen waarvoor gebruiksvoorwaarden zijn gespecificeerd



Benaming

Gebruiksvoorwaarden

(korte beschrijving van de extractie)

Maximale restgehalten in de geëxtraheerde levensmiddelen of bestanddelen

Hexaan (1)

Productie of fractionering van vetten en oliën en productie van cacaoboter

1 mg/kg vet, olie of cacaoboter

Bereiding van producten op basis van ontvette eiwitten en ontvet meel

10 mg/kg levensmiddel dat het product op basis van ontvet eiwit en ontvet meel bevat

30 mg/kg ontvet sojaproduct zoals dit aan de eindverbruiker wordt verkocht

Bereiding van ontvette graankiemen

5 mg/kg ontvette graankiemen

▼M3

2-Methyloxolaan

Productie of fractionering van vetten en oliën en productie van cacaoboter

1 mg/kg vet, olie of cacaoboter

Bereiding van producten op basis van ontvette eiwitten en ontvet meel

10 mg/kg levensmiddel dat het product op basis van ontvet eiwit en ontvet meel bevat

30 mg/kg ontvet sojaproduct zoals dit aan de eindverbruiker wordt verkocht

Bereiding van ontvette graankiemen

5 mg/kg ontvette graankiemen

▼B

Methylacetaat

Verwijdering van cafeïne of van prikkelende en bittere stoffen uit koffie en thee

20 mg/kg koffie of thee

Productie van suiker uit melasse

1 mg/kg suiker

Ethylmethylketon (2)

Fractionering van vetten en oliën

5 mg/kg vet of olie

Verwijdering van cafeïne of van prikkelende en bittere stoffen uit koffie en thee

20 mg/kg koffie of thee

Dichloormethaan

Verwijdering van cafeïne of van prikkelende en bittere stoffen uit koffie en thee

2 mg/kg gebrande koffie of 5 mg/kg thee

Methanol

Voor alle gebruik

10  mg/kg

2-Propanol

Voor alle gebruik

10  mg/kg

▼M2

Dimethylether

Bereiding van ontvette dierlijke eiwitproducten, met inbegrip van gelatine (3)

0,009  mg/kg in ontvette dierlijke eiwitproducten, met inbegrip van gelatine

Bereiding van collageen (4) en collageenderivaten, met uitzondering van gelatine

3  mg/kg in collageen en collageenderivaten, met uitzondering van gelatine

▼B

(1)   

Onder hexaan wordt verstaan een commercieel product dat hoofdzakelijk bestaat uit acyclische verzadigde koolwaterstoffen met zes koolstofatomen en dat tussen 64 °C en 70 °C destilleert. Gecombineerd gebruik van hexaan en ethylmethylketon is verboden.

(2)   

De aanwezigheid van n-hexaan in deze stof mag niet meer dan 50 mg/kg bedragen. Gecombineerd gebruik van hexaan en ethylmethylketon is verboden.

►M2  (3)   

„Gelatine” natuurlijk, oplosbaar eiwit, gelerend of niet-gelerend, verkregen door gedeeltelijke hydrolyse van collageen uit beenderen, huiden, ligamenten en pezen van dieren, overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004.

(4)   

„Collageen” product op basis van eiwitten dat afkomstig is van dierlijke beenderen, huiden en pezen en geproduceerd is overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004..

 ◄

DEEL III

Extractiemiddelen waarvoor gebruiksvoorwaarden zijn gespecificeerd



Benaming

Maximale restgehalten in levensmiddelen ten gevolge van het gebruik van extractiemiddelen bij de bereiding van aroma's uit natuurlijke aromatische stoffen

Diëthylether

2  mg/kg

Hexaan (1)

1  mg/kg

▼M3

2-Methyloxolaan

1 mg/kg

▼B

Cyclohexaan

1  mg/kg

Methylacetaat

1  mg/kg

1-Butanol

1  mg/kg

2-Butanol

1  mg/kg

Ethylmethylketon (1)

1  mg/kg

Dichloormethaan

0,02  mg/kg

1-Propanol

1  mg/kg

1,1,1,2-tetrafluorethaan

0,02  mg/kg

▼M1

Methanol

1,5  mg/kg

2-Propanol

1  mg/kg

(1)   

Gecombineerd gebruik van hexaan en ethylmethylketon is verboden.

▼M3

DEEL IV

Specifieke zuiverheidseisen voor de in bijlage I vermelde extractiemiddelen



2-Methyloxolaan

CAS-nummer

96-47-9

Gehalte

Minimaal 99,9 %, berekend op droge basis

Zuiverheid

Furan

Maximaal 50 mg/kg (berekend op droge basis)

2-Methylfuran

Maximaal 500 mg/kg (berekend op droge basis)

Ethanol

Maximaal 450 mg/kg (berekend op droge basis)

▼B




BIJLAGE II

DEEL A



Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn 88/344/EEG van de Raad

(PB L 157 van 24.6.1988, blz. 28)

 

Richtlijn 92/115/EEG van de Raad

(PB L 409 van 31.12.1992, blz. 31)

 

Richtlijn 94/52/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 331 van 21.12.1994, blz. 10)

 

Richtlijn 97/60/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 331 van 3.12.1997, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)

uitsluitend punt 9 van bijlage III

DEEL B



Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn

Omzettingstermijn

88/344/EEG

13 juni 1991

92/115/EEG

a.  1 juli 1993

b.  1 januari 1994 (1)

94/52/EG

7 december 1995

97/60/EG

a.  27 oktober 1998

b.  27 april 1999 (2)

(1)   

Artikel 2, lid 1, van Richtlijn 92/115/EEG bepaalt het volgende:

„De lidstaten wijzigen hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in dier voege dat:

— uiterlijk op 1 juli 1993 de handel in producten die aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen is toegestaan;

— op 1 januari 1994 de handel in producten die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen is verboden.”.

(2)   

Artikel 2, lid 1, van Richtlijn 97/60/EG bepaalt het volgende:

„De lidstaten wijzigen hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zodanig dat:

— de handel in producten die voldoen aan Richtlijn 88/344/EEG, zoals gewijzigd bij onderhavige richtlijn, uiterlijk op 27 oktober 1998 wordt toegestaan;

— de handel in producten die niet voldoen aan Richtlijn 88/344/EEG, zoals gewijzigd bij onderhavige richtlijn met ingang van 27 april 1999 wordt verboden. Producten die vóór die datum in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd en die niet aan Richtlijn 88/344/EEG, zoals gewijzigd bij onderhavige richtlijn, voldoen, mogen evenwel worden verkocht totdat de voorraden uitgeput zijn.”.




BIJLAGE III



Concordantietabel

Richtlijn 88/344/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III



( 1 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

( 2 ) Een extractiemiddel wordt geacht te zijn gebruikt met inachtneming van goede productieprocedés, indien het gebruik ervan slechts leidt tot aanwezigheid van residuen of derivaten in technisch onvermijdelijke hoeveelheden die geen gevaar voor de gezondheid van de mens opleveren.

( 3 ) Het gebruik van aceton bij de raffinage van olijfolie is verboden.