02008L0090 — NL — 28.01.2019 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 2008/90/EG VAN DE RAAD van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 332 |
40 |
16.12.2010 |
||
VERORDENING (EU) Nr. 652/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014 |
L 189 |
1 |
27.6.2014 |
|
L 24 |
27 |
28.1.2019 |
RICHTLIJN 2008/90/EG VAN DE RAAD
van 29 september 2008
betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt
(Herschikking)
HOOFDSTUK 1
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Werkingssfeer
1. Deze richtlijn is van toepassing op het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt.
2. Deze richtlijn is van toepassing op de in bijlage I genoemde geslachten en soorten, alsmede op hybriden daarvan. Deze richtlijn is ook van toepassing op onderstammen en andere plantendelen van andere dan de in bijlage I genoemde geslachten en soorten of op hybriden daarvan, wanneer materiaal van in bijlage I genoemde geslachten en soorten of hybriden daarvan daarop wordt of moet worden geënt.
3. Deze richtlijn is van toepassing onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 2000/29/EG.
4. Deze richtlijn is niet van toepassing op teeltmateriaal en fruitgewassen waarvan wordt aangetoond dat zij voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, mits zij als zodanig zijn geïdentificeerd en in voldoende mate apart worden gehouden.
De uitvoeringsmaatregelen van de eerste alinea, met name wat betreft de identificatie en het apart houden, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. „teeltmateriaal”: zaad, plantendelen en alle plantmateriaal, inclusief onderstammen, bestemd voor de vermeerdering en de productie van fruitgewassen;
2. „fruitgewassen”: planten die bestemd zijn om, nadat zij in de handel zijn gebracht, te worden uitgeplant of herplant;
3. „ras”: een plantengroep binnen een botanisch taxon van de laagst bekende rang die kan worden:
a) gedefinieerd aan de hand van de expressie van het kenmerk dat het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen;
b) onderscheiden van elke andere groep planten op grond van ten minste één van die kenmerken; en
c) beschouwd als een eenheid, gezien haar geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;
4. „kloon”: een vegetatieve genetisch uniforme afstamming van één enkele plant;
5. „prebasismateriaal”: teeltmateriaal
a) dat volgens algemeen aanvaarde methoden is geproduceerd ter instandhouding van de identiteit van het ras, met inbegrip van de relevante pomologische kenmerken, alsmede ter voorkoming van ziekten;
b) dat dient voor de productie van basismateriaal of ander gecertificeerd materiaal dan fruitgewassen;
c) dat voldoet aan de specifieke voorschriften voor prebasismateriaal die overeenkomstig artikel 4 zijn vastgesteld, en
d) waarvan bij officiële inspectie is vastgesteld dat het aan de eisen onder a), b) en c) voldoet;
6. „basismateriaal”: teeltmateriaal
a) dat volgens algemeen aanvaarde methoden is verkregen ter instandhouding van de identiteit van het, met inbegrip van de relevante pomologische kenmerken, alsmede ter voorkoming van ziekten en dat rechtstreeks van prebasismateriaal afkomstig is of in een bekend aantal stadia vegetatief uit prebasismateriaal is voortgekweekt;
b) dat dient voor de productie van gecertificeerd materiaal;
c) dat voldoet aan de specifieke voorschriften voor basismateriaal die overeenkomstig artikel 4 zijn vastgesteld, en
d) waarvan bij officiële inspectie is vastgesteld dat het aan de eisen onder a), b) en c) voldoet;
7. „gecertificeerd materiaal”:
a) teeltmateriaal:
i) dat rechtstreeks vegetatief is voortgekweekt uit basismateriaal of prebasismateriaal of, indien het voor de productie van onderstammen dient, uit gecertificeerd zaad van basismateriaal of gecertificeerd materiaal van onderstammen;
ii) dat bestemd is voor de productie van fruitgewassen;
iii) dat voldoet aan de specifieke voorschriften voor gecertificeerd materiaal die overeenkomstig artikel 4 zijn vastgesteld, en
iv) waarvan bij officiële inspectie is vastgesteld dat het aan de eisen onder i), ii) en iii) voldoet;
b) fruitgewassen:
i) die rechtstreeks uit gecertificeerd, basis- of prebasisteeltmateriaal zijn voortgekweekt;
ii) die bestemd zijn voor de productie van fruit;
iii) die voldoen aan de specifieke voorschriften voor gecertificeerd materiaal die overeenkomstig artikel 4 zijn vastgesteld, en
iv) waarvan bij de officiële inspectie is vastgesteld dat zij aan de eisen onder i), ii) en iii) voldoen;
8. „CAC-materiaal” („Conformitas Agraria Communitatis”): teeltmateriaal en fruitgewassen
a) die rasecht en voldoende raszuiver zijn;
b) die bedoeld zijn voor:
— de productie van teeltmateriaal,
— de productie van fruitgewassen, en/of
— de productie van fruit;
c) die voldoen aan de specifieke voorschriften voor CAC-materiaal die overeenkomstig artikel 4 zijn vastgesteld;
9. „leverancier”: elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste één van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal of fruitgewassen: vermeerderen, produceren, beschermen en/of behandelen, invoeren en in de handel brengen;
10. „in de handel brengen”: de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van teeltmateriaal of fruitgewassen aan derden, al dan niet tegen vergoeding, met het oog op commercieel gebruik;
11. „verantwoordelijke officiële instantie”:
a) een door de lidstaat opgerichte of aangewezen instantie die onder toezicht van de nationale regering staat en die verantwoordelijk is voor vraagstukken inzake de kwaliteit van teeltmateriaal en fruitgewassen;
b) een overheidsinstantie, die
— hetzij op nationaal niveau is ingesteld,
— hetzij — onder toezicht van nationale instanties, binnen door de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat vastgestelde grenzen — op regionaal niveau is ingesteld;
12. „officiële inspectie”: door of onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke officiële instantie verrichte inspectie;
13. „partij”: een aantal eenheden van één product, identificeerbaar door zijn homogene samenstelling en oorsprong.
HOOFDSTUK 2
VOORSCHRIFTEN VOOR TEELTMATERIAAL EN FRUITGEWASSEN
Artikel 3
Algemene voorschriften voor het in de handel brengen
1. Teeltmateriaal en fruitgewassen mogen alleen in de handel worden gebracht indien:
a) het teeltmateriaal officieel als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal is gecertificeerd of indien het voldoet aan de voorwaarden om als CAC-materiaal te worden aangemerkt;
b) de fruitgewassen officieel als gecertificeerd materiaal zijn gecertificeerd of voldoen aan de voorwaarden om als CAC-materiaal te worden aangemerkt.
2. Teeltmateriaal en fruitgewassen die bestaan uit een genetisch gemodificeerd organisme in de zin van de punten 1 en 2 van artikel 2 van Richtlijn 2001/18/EG, worden alleen in de handel gebracht indien het genetisch gemodificeerde organisme uit hoofde van die richtlijn of uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1829/2003 is toegelaten.
3. Wanneer van fruitgewassen of van teeltmateriaal afgeleide producten bestemd zijn om te worden gebruikt als of in levensmiddelen in de zin van artikel 3 of als of in diervoeders in de zin van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, worden het betrokken teeltmateriaal en het betrokken fruitgewas alleen in de handel gebracht indien het van dit materiaal afgeleide levensmiddel of diervoeder uit hoofde van die verordening is toegelaten.
4. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten de op hun grondgebied gevestigde leveranciers machtiging verlenen voor het in de handel brengen van passende hoeveelheden teeltmateriaal en fruitgewassen die bestemd zijn:
a) voor proeven of wetenschappelijke doeleinden;
b) voor selectie; of
c) om te helpen de genetische verscheidenheid te behouden.
De voorwaarden waaronder de lidstaten dergelijke machtigingen mogen verlenen, kunnen overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 2, worden vastgesteld.
Artikel 4
Specifieke voorschriften voor geslachten en soorten
Voor elk geslacht of elke soort, vermeld in bijlage I, worden volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde procedure specifieke voorschriften vastgesteld; deze specificeren:
a) de voorwaarden waaraan CAC-materiaal moet voldoen, met name de voorwaarden inzake het toegepaste vermeerderingsprocedé, de zuiverheid van het staand gewas, de fytosanitaire toestand en, behalve in het geval van onderstammen waarvan het materiaal niet tot een ras behoort, het rasaspect;
b) de voorwaarden waaraan prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal moeten voldoen inzake kwaliteit (inclusief, voor prebasis- en basismateriaal, methoden voor de instandhouding van de identiteit van het ras en, indien van toepassing, van de kloon, met inbegrip van de relevante pomologische kenmerken), fytosanitaire toestand, de toegepaste onderzoeksmethoden en -procedures, het (de) toegepaste vermeerderingssyste(e)m(en) en, behalve in het geval van onderstammen waarvan het materiaal niet tot een ras behoort, het rasaspect;
c) de voorwaarden waaraan onderstammen en andere plantendelen van andere dan de in bijlage I genoemde geslachten of soorten of hybriden daarvan moeten voldoen wanneer teeltmateriaal van de in bijlage I genoemde geslachten en soorten of hybriden daarvan daarop wordt geënt.
HOOFDSTUK 3
VOORSCHRIFTEN WAARAAN LEVERANCIERS MOETEN VOLDOEN
Artikel 5
Registratie
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de leveranciers officieel zijn geregistreerd voor de activiteiten die zij uit hoofde van deze richtlijn uitoefenen.
2. De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen op leveranciers die alleen aan niet-professionele eindverbruikers verkopen of leveren.
3. De uitvoeringsbepalingen van de leden 1 en 2 kunnen, zo nodig, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 6
Specifieke voorschriften
1. De lidstaten zorgen ervoor dat prebasis-, basis- en gecertificeerd materiaal alsook CAC-materiaal wordt geproduceerd onder de verantwoordelijkheid van leveranciers die teeltmateriaal en fruitgewassen produceren of vermeerderen. Daartoe doen deze leveranciers het volgende: zij
— identificeren en controleren kritische punten in hun productieproces die de kwaliteit van het materiaal beïnvloeden;
— houden gegevens betreffende de in het vorige streepje bedoelde controle bij, die desgewenst door de verantwoordelijke officiële instantie kunnen worden onderzocht;
— nemen zo nodig monsters voor analyse in een laboratorium; en
— zorgen ervoor dat partijen teeltmateriaal tijdens de productie afzonderlijk identificeerbaar blijven.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien op een bedrijf van een leverancier een schadelijk organisme dat in de bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG voorkomt of dat in de overeenkomstig artikel 4 van deze richtlijn vastgestelde specifieke voorschriften wordt bedoeld, wordt aangetroffen in een hogere mate dan in die specifieke voorschriften is toegestaan, de leverancier dit onverwijld meldt aan de verantwoordelijke officiële instantie, niettegenstaande de rapportageverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2000/29/EG, en alle door deze instantie opgelegde maatregelen uitvoert.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de leveranciers ten minste drie jaar lang een register van hun verkoop of aankoop bijhouden wanneer teeltmateriaal of fruitgewassen in de handel worden gebracht.
De eerste alinea is niet van toepassing op leveranciers die overeenkomstig artikel 5, lid 2, zijn vrijgesteld van registratie.
4. De uitvoeringsbepalingen van lid 1 kunnen, zo nodig, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure.
HOOFDSTUK 4
AANDUIDING VAN HET RAS EN ETIKETTERING
Artikel 7
Aanduiding van het ras
1. Teeltmateriaal en fruitgewassen worden in de handel gebracht onder vermelding van het ras waartoe zij behoren. Wanneer bij onderstammen het materiaal niet tot een ras behoort, wordt er verwezen naar de betrokken soort of naar de betrokken interspecifieke hybride.
2. De rassen die overeenkomstig lid 1 moeten worden vermeld, zijn:
a) hetzij wettelijk beschermd uit hoofde van een kwekersrecht overeenkomstig bepalingen betreffende de bescherming van kweekproducten;
b) hetzij officieel geregistreerd overeenkomstig lid 4;
c) hetzij algemeen bekend; een ras wordt als algemeen bekend beschouwd indien:
i) het officieel is geregistreerd in een andere lidstaat;
ii) het ras het voorwerp is van een aanvraag tot officiële registratie in een lidstaat, of van een aanvraag voor een kweekproduct als bedoeld onder a); of
iii) het voor 30 september 2012 op het grondgebied van de betrokken lidstaat of van een andere lidstaat reeds in de handel is gebracht, op voorwaarde dat het een officieel erkende beschrijving heeft.
Het is ook mogelijk om overeenkomstig lid 1 te verwijzen naar een ras dat geen intrinsieke waarde heeft voor de commerciële productie, mits dat ras een officieel erkende beschrijving heeft en het teeltmateriaal en de fruitgewassen op het grondgebied van de betrokken lidstaat als CAC-materiaal in de handel worden gebracht en worden geïdentificeerd door middel van een verwijzing naar deze bepaling op het etiket en/of het document.
3. Voor zover mogelijk moet ieder ras in alle lidstaten dezelfde benaming hebben, overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure kunnen worden vastgesteld, of, zo deze er niet zijn, overeenkomstig aanvaarde internationale richtsnoeren.
4. De rassen kunnen officieel geregistreerd worden indien gebleken is dat zij voldoen aan bepaalde officieel goedgekeurde voorwaarden en indien zij een officiële omschrijving hebben. Zij kunnen ook officieel worden geregistreerd indien hun materiaal reeds vóór 30 september 2012 op het grondgebied van de betrokken lidstaat in de handel is gebracht, op voorwaarde dat zij een officieel erkende beschrijving hebben.
Een genetisch gemodificeerd ras kan alleen officieel worden geregistreerd indien het genetisch gemodificeerde organisme waaruit het bestaat, uit hoofde van Richtlijn 2001/18/EG of uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1829/2003 is toegelaten.
Wanneer van fruitgewassen of van teeltmateriaal afgeleide producten bestemd zijn om te worden gebruikt als of in levensmiddelen in de zin van artikel 3 of als of in diervoeders in de zin van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, wordt het betrokken ras alleen officieel geregistreerd indien de van dit materiaal afgeleide levensmiddelen of diervoeders uit hoofde van die verordening zijn toegelaten.
5. De eisen voor de in lid 4 bedoelde officiële registratie worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure, rekening houdend met de stand van wetenschap en techniek, en behelzen:
a) de voorwaarden voor officiële registratie die met name betrekking kunnen hebben op onderscheidbaarheid, bestendigheid en voldoende homogeniteit;
b) de kenmerken die bij het onderzoek van de verschillende soorten ten minste dienen te worden onderzocht;
c) de minimumeisen voor het verrichten van het onderzoek;
d) de maximumperiode waarvoor de officiële registratie van een ras geldt.
6. Volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure:
— kan een regeling worden ingesteld om rassen of soorten of interspecifieke hybriden aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten mee te delen;
— kan worden besloten dat een gemeenschappelijke rassenlijst wordt opgesteld en bekendgemaakt.
Artikel 8
Samenstelling en identificatie van een partij
1. Tijdens de groei, het rooien of het wegnemen van enten bij het uitgangsmateriaal worden teeltmateriaal en fruitgewassen in afzonderlijke partijen gehouden.
2. Wanneer teeltmateriaal of fruitgewassen van verschillende oorsprong bij verpakking, opslag, vervoer of levering worden samengevoegd of gemengd, houdt de leverancier een register bij met de volgende gegevens: samenstelling van de partij en oorsprong van de samenstellende delen.
Artikel 9
Etikettering
1. Teeltmateriaal en fruitgewassen mogen slechts in voldoende homogene partijen in de handel worden gebracht; daarbij moeten zij:
a) hetzij gekwalificeerd zijn als CAC-materiaal en vergezeld gaan van een document dat door de leverancier is opgemaakt in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde specifieke voorschriften. Wanneer op dit document een officiële verklaring voorkomt, moet deze duidelijk van de rest van de inhoud van het document gescheiden zijn;
b) hetzij gekwalificeerd zijn als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal en als zodanig gecertificeerd zijn door de verantwoordelijke officiële instantie in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde specifieke voorschriften.
Voorschriften inzake het etiketteren en/of plomberen en verpakken van het teeltmateriaal en/of de fruitgewassen kunnen worden opgenomen in uitvoeringsmaatregelen die volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde procedure worden vastgesteld.
2. Bij levering van teeltmateriaal en fruitgewassen door een kleinhandelaar aan een niet-professionele eindverbruiker, kunnen de in lid 1 bedoelde etiketteringsvoorschriften worden beperkt tot de noodzakelijke informatie betreffende het product.
3. In het geval van teeltmateriaal of van een fruitgewas van een genetisch gemodificeerd ras moet op alle op het teeltmateriaal aangebrachte etiketten en op de bij het teeltmateriaal gevoegde begeleidende documenten in het kader van deze richtlijn, officieel of niet-officieel, duidelijk worden vermeld dat het een genetisch gemodificeerd ras betreft en moeten de genetisch gemodificeerde organismen worden geïdentificeerd.
HOOFDSTUK 5
ONTHEFFINGEN
Artikel 10
Lokaal verkeer
1. De lidstaten kunnen ontheffing verlenen:
a) van de toepassing van artikel 9, lid 1, aan kleine producenten waarvan de volledige productie en verkoop van teeltmateriaal en fruitgewassen bestemd is voor uiteindelijk gebruik door personen op de lokale markt die niet beroepshalve betrokken zijn bij de productie van gewassen („lokaal verkeer”);
b) van de in artikel 13 bedoelde controles en officiële inspectie, voor lokaal verkeer van teeltmateriaal en fruitgewassen, geproduceerd door aldus vrijgestelde personen.
2. Overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld betreffende andere eisen inzake de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontheffingen, in het bijzonder voor de begrippen „kleine producenten” en „lokale markt” en betreffende de procedures dienaangaande.
Artikel 11
Tijdelijke moeilijkheden bij de levering
In geval van tijdelijke moeilijkheden bij de levering van teeltmateriaal of fruitgewassen die voldoen aan de eisen van deze richtlijn, als gevolg van natuurrampen of onvoorziene omstandigheden kunnen volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure maatregelen worden aangenomen die ertoe strekken het in de handel brengen van deze producten aan minder stringente eisen te onderwerpen.
HOOFDSTUK 6
TEELTMATERIAAL EN FRUITGEWASSEN DIE IN DERDE LANDEN ZIJN GEPRODUCEERD
Artikel 12
1. Volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure wordt besloten of teeltmateriaal en fruitgewassen die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire aspecten, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en fruitgewassen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoen.
2. In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kunnen de lidstaten tot ►M3 31 december 2022 ◄ en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG op de invoer van teeltmateriaal en fruitgewassen uit derde landen voorwaarden toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die op tijdelijke of permanente basis zijn opgenomen in de in artikel 4 bedoelde specifieke voorschriften. Indien in deze specifieke voorschriften niet in dergelijke voorwaarden is voorzien, dienen de voorwaarden voor de invoer ten minste gelijkwaardig te zijn aan de voorwaarden die gelden voor de productie in de betrokken lidstaat.
In afwachting van het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit kan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde termijn volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure voor de onderscheiden derde landen worden verlengd.
Voor teeltmateriaal en fruitgewassen die door een lidstaat worden ingevoerd overeenkomstig een besluit dat die lidstaat overeenkomstig de eerste alinea heeft genomen, mogen ten aanzien van de in lid 1 vermelde punten in andere lidstaten geen beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen gelden.
HOOFDSTUK 7
CONTROLEMAATREGELEN
Artikel 13
Officiële inspectie
1. De lidstaten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en fruitgewassen tijdens de productie en het in de handel brengen officieel geïnspecteerd worden teneinde na te gaan of de eisen en voorwaarden van deze richtlijn in acht zijn genomen. Daartoe heeft de verantwoordelijke officiële instantie op alle redelijke tijdstippen vrije toegang tot alle delen van de bedrijven van leveranciers.
2. De verantwoordelijke officiële instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, de in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijk rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen.
Volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure kan een andere voor rekening van een verantwoordelijke officiële instantie ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van die instantie handelt, worden erkend op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere lidstaten.
3. De gedetailleerde uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld. Deze bepalingen moeten in verhouding zijn tot de betrokken materiaalcategorie.
Artikel 14
Communautaire controle
1. Er worden in de lidstaten proeven of zo nodig tests op monsters uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en de fruitgewassen voldoen aan de voorschriften en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie laten inspecteren.
2. Er kunnen in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven worden verricht voor een nacontrole van monsters van teeltmateriaal en fruitgewassen die in de handel zijn gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:
— in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en fruitgewassen,
— voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal en fruitgewassen,
— teeltmateriaal en fruitgewassen die in de handel worden gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.
3. De in lid 2 bedoelde vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische methoden voor het onderzoek van het teeltmateriaal en de fruitgewassen te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het materiaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
4. De Commissie treft volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 19, lid 2, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.
5. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven.
De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.
6. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure.
7. De in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.
Artikel 15
Communautaire controles in de lidstaten
1. Deskundigen van de Commissie kunnen, in samenwerking met de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten, zo nodig controles ter plaatse verrichten om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen en in het bijzonder om na te gaan of de leveranciers de voorschriften van deze richtlijn daadwerkelijk in acht nemen. De lidstaat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, dient de deskundigen alle nodige bijstand te verlenen bij de uitvoering van hun taken. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van het resultaat van het uitgevoerde onderzoek.
2. De uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 16
Follow-upmaatregelen van lidstaten
1. De lidstaten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en fruitgewassen die op hun grondgebied worden geproduceerd om in de handel te worden gebracht, voldoen aan de eisen van deze richtlijn.
2. Wanneer bij de officiële inspectie bedoeld in artikel 13 of de proeven bedoeld in artikel 14 blijkt dat in de handel gebracht teeltmateriaal of in de handel gebrachte fruitgewassen niet aan de eisen van deze richtlijn voldoen, neemt de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat passende maatregelen om te bewerkstelligen dat deze producten aan deze bepalingen voldoen of, indien zulks niet mogelijk is, om het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal of fruitgewassen die daar niet aan voldoen te verbieden.
3. Wanneer blijkt dat teeltmateriaal en fruitgewassen die door een bepaalde leverancier in de handel worden gebracht, niet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn voldoen, draagt de betrokken lidstaat er zorg voor dat tegen deze leverancier passende maatregelen worden genomen. Wanneer deze leverancier geen teeltmateriaal of fruitgewassen in de handel mag brengen, stelt de lidstaat de Commissie en de bevoegde nationale instanties in de lidstaten in kennis van dit verbod.
4. Krachtens lid 3 genomen maatregelen worden ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het teeltmateriaal en de fruitgewassen die bestemd zijn om door de leverancier in de handel te worden gebracht, voortaan aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn zullen voldoen.
HOOFDSTUK 8
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 17
Vrijverkeersclausule
1. Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en fruitgewassen die voldoen aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, mogen geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden wat de leverancier, de fytosanitaire aspecten, het substraat en de inspectievoorschriften betreft.
2. Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en fruitgewassen van de in bijlage I bedoelde geslachten en soorten leggen de lidstaten geen stringentere voorwaarden of andere beperkingen op dan die welke zijn vastgelegd in deze richtlijn of in de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde specifieke voorschriften of, in voorkomend geval, die welke op 28 april 1992 bestonden.
Artikel 18
Wijzigingen en aanpassing van bijlagen
De Commissie kan volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde procedure bijlage I wijzigen om ze aan te passen aan de ontwikkelingen in de wetenschap en de techniek.
Artikel 19
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 20
Omzetting
1. De lidstaten dragen zorg voor de vaststelling en bekendmaking uiterlijk op 31 maart 2010 van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan artikel 1, leden 2 en 3, de artikelen 2, 3, 5 en 6, artikel 7, leden 2, 3 en 4, artikel 9, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 1, en de artikelen 16 en 21 te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 30 september 2012.
2. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 21
Overgangsmaatregelen
De lidstaten mogen tot en met 31 december 2018 toestemming verlenen voor het op hun eigen grondgebied in de handel brengen van teeltmateriaal en fruitgewassen die afkomstig zijn van moederplanten die vóór 30 september 2012 bestonden en die vóór 31 december 2018 officieel gecertificeerd zijn of voldoen aan de voorwaarden om als CAC-materiaal te worden aangemerkt. Wanneer dat teeltmateriaal en die fruitgewassen in de handel worden gebracht, worden zij geïdentificeerd door middel van een verwijzing naar dit artikel op het etiket en/of het document. Na 31 december 2018 kunnen teeltmateriaal en fruitgewassen in de handel worden gebracht indien aan de voorschriften van deze richtlijn is voldaan.
Artikel 22
Intrekking
1. Richtlijn 92/34/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt met ingang van 30 september 2012 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn en voor toepassing ervan.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage III opgenomen concordantietabel.
Artikel 23
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 24
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
Lijst van geslachten en soorten waarop deze richtlijn van toepassing is
Castanea sativa Mill.
Citrus L.
Corylus avellana L.
Cydonia oblonga Mill.
Ficus carica L.
Fortunella Swingle
Fragaria L.
Juglans regia L.
Malus Mill.
Olea europaea L.
Pistacia vera L.
Poncirus Raf.
Prunus amygdalus Batsch
Prunus armeniaca L.
Prunus avium (L.) L.
Prunus cerasus L.
Prunus domestica L.
Prunus persica (L.) Batsch
Prunus salicina Lindley
Pyrus L.
Ribes L.
Rubus L.
Vaccinium L.
BIJLAGE II
DEEL A
Ingetrokken richtlijnen en opeenvolgende wijzigingen ervan
(als bedoeld in artikel 22)
Richtlijn 92/34/EEG van de Raad (PB L 157 van 10.6.1992, blz. 10) |
|
Beschikking 93/401/EEG van de Commissie (PB L 177 van 21.7.1993, blz. 28) |
|
Beschikking 94/150/EG van de Commissie (PB L 66 van 10.3.1994, blz. 31) |
|
Beschikking 95/26/EG van de Commissie (PB L 36 van 16.2.1995, blz. 36) |
|
Beschikking 97/110/EG van de Commissie (PB L 39 van 8.2.1997, blz. 22) |
|
Beschikking 1999/30/EG van de Commissie (PB L 8 van 14.1.1999, blz. 30) |
|
Beschikking 2002/112/EG van de Commissie (PB L 41 van 13.2.2002, blz. 44) |
|
Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1) |
Alleen punt 7 van bijlage II en punt 28 van bijlage III |
Richtlijn 2003/61/EG van de Raad (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 23) |
Alleen artikel 1, lid 5 |
Richtlijn 2003/111/EG van de Commissie (PB L 311 van 27.11.2003, blz. 12) |
|
Beschikking 2005/54/EG van de Commissie (PB L 22 van 26.1.2005, blz. 16) |
|
Beschikking 2007/776/EG van de Commissie (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 48) |
|
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht en voor toepassing ervan
(als bedoeld in artikel 22)
Richtlijn |
Termijn voor omzetting |
Datum van toepassing |
92/34/EEG |
31 december 1992 |
31 december 1992 (1) |
2003/61/EG |
10 oktober 2003 |
|
2003/111/EG |
31 oktober 2004 |
|
(1) Wat de artikelen 5 tot en met 11, 14, 15, 17, 19 en 24 betreft, wordt de toepassingsdatum voor elk geslacht of elke soort, bedoeld in bijlage II, volgens de procedure van artikel 21 vastgesteld bij de opstelling van het in artikel 4 bedoelde schema (zie artikel 26, lid 2, van Richtlijn 92/34/EEG). |
BIJLAGE III
Concordantietabel
Richtlijn 92/34/EEG |
Deze richtlijn |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 2 |
— |
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 18, gewijzigd |
— |
Artikel 1, leden 2 en 3 |
Artikel 2 |
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 3, onder a) en b) |
Artikel 2, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 2, leden 3 en 4 |
Artikel 3, onder c) tot en met f) |
Artikel 2, leden 5 tot en met 8, gewijzigd |
Artikel 3, onder g) en h) |
— |
Artikel 3, onder i) en j) |
Artikel 2, leden 9 en 10, gewijzigd |
Artikel 3, onder k), i) en ii) |
Artikel 2, lid 11 |
Artikel 3, onder k), ten dele |
Artikel 13, lid 2, gewijzigd |
Artikel 3, onder l) en m) |
Artikel 2, leden 12 en 13 |
Artikel 3, onder n) |
— |
Artikel 3, onder o) |
Artikel 2, lid 14 |
Artikel 3, onder p) |
— |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 4, gewijzigd |
Artikel 4, lid 2 |
— |
Artikel 5 |
— |
— |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
— |
— |
Artikel 6 |
Artikel 7 |
Artikel 15 |
Artikel 8, leden 1 en 2 |
Artikel 3, lid 1, onder a) en b), gewijzigd |
— |
Artikel 3, lid 2 |
— |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 8, lid 3 |
Artikel 3, lid 4, gewijzigd |
Artikel 9, lid 1 |
Artikel 7, lid 1 |
— |
Artikel 7, lid 2 |
Artikel 9, lid 2, onder i) en ii) |
Artikel 7, lid 3, onder a) en b), gewijzigd |
Artikel 9, lid 2, laatste bepaling |
Artikel 7, lid 4, gewijzigd |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 7, lid 5 |
Artikel 9, lid 4 |
— |
Artikel 9, lid 5 |
Artikel 7, lid 6 |
Artikel 9, lid 6 |
Artikel 7, lid 7 |
Artikel 10, leden 1 en 2 |
Artikel 8, leden 1 en 2, gewijzigd |
Artikel 10, lid 3 |
— |
Artikel 11 |
Artikel 9, gewijzigd |
Artikel 12 |
Artikel 10 |
Artikel 13 |
Artikel 11, gewijzigd |
Artikel 14 |
Artikel 17, lid 1 |
Artikel 15 |
Artikel 17, lid 2, gewijzigd |
Artikel 16 |
Artikel 12 |
Artikel 17 |
Artikel 13, lid 1, gewijzigd |
Artikel 18 |
Artikel 13, lid 3, gewijzigd |
Artikel 19, lid 1 |
Artikel 16, lid 2 |
Artikel 19, lid 2 |
Artikel 16, lid 3 |
Artikel 19, lid 3 |
Artikel 16, lid 4 |
Artikel 20 |
Artikel 14 |
Artikel 21, leden 1 en 2 |
Artikel 19, leden 1en 2 |
Artikel 21, lid 3 |
Artikel 19, lid 4 |
Artikel 22, leden 1 en 2 |
Artikel 19, leden 1 en 3 |
Artikel 23 |
— |
Artikel 24, lid 1 |
Artikel 16, lid 1 |
Artikel 24, lid 2 |
— |
Artikel 25 |
— |
Artikel 26 |
Artikel 20 |
— |
Artikel 21 |
— |
Artikel 22 |
— |
Artikel 23 |
Artikel 27 |
Artikel 24 |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
Bijlage I |
— |
Bijlagen II en III |
( 1 ) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).