02007R0520 — NL — 15.02.2021 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 520/2007 VAN DE RAAD van 7 mei 2007 (PB L 123 van 12.5.2007, blz. 3) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EG) Nr. 1559/2007 VAN DE RAAD van 17 december 2007 |
L 340 |
8 |
22.12.2007 |
|
VERORDENING (EU) 2017/2107 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 november 2017 |
L 315 |
1 |
30.11.2017 |
|
VERORDENING (EU) 2021/56 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 januari 2021 |
L 24 |
1 |
26.1.2021 |
VERORDENING (EG) Nr. 520/2007 VAN DE RAAD
van 7 mei 2007
tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001
TITEL I
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden de technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld die gelden voor de vangst en de aanvoer van de in bijlage I vermelde, over grote afstanden trekkende visbestanden, en voor de daarbij bovengehaalde bijvangsten.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Onverminderd artikel 9 geldt deze verordening voor de vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd (hierna „vissersvaartuigen van de Gemeenschap” genoemd).
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
„over grote afstanden trekkende soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;
„tonijnachtigen en aanverwante soorten, als bedoeld door ICCAT”: de in bijlage II vermelde soorten;
▼M3 —————
„sportvisserij”: visserijactiviteiten waarbij levende aquatische rijkdommen als vrijetijdsbesteding of als sport worden geëxploiteerd;
„ringnetten”: al dan niet van een sluitlijn voorziene netten waarmee vis wordt gevangen door deze van opzij en van onderen te omsluiten;
„ringzegens”: ringnetten waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten. Ringzegens mogen worden gebruikt voor de vangst van kleine pelagische soorten, grote pelagische soorten en demersale soorten.
„beuglijnen”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met bijlijnen (sneuen) die voorzien zijn van talrijke haken en die, afhankelijk van de doelsoort, een andere lengte hebben. Een beuglijn kan verticaal of horizontaal ten opzichte van het zeeoppervlak worden uitgezet. Ze kan op of dichtbij de bodem worden uitgezet (grondbeug) of kan tussen de bodem en het oppervlak of dicht onder het oppervlak drijven (drijvende beug);
„haken”: een gebogen, scherp stuk staaldraad, gewoonlijk met een weerhaak. De punt van de haak kan recht of omgebogen zijn. Lengte en vorm van de schacht kunnen variëren en de dwarsdoorsnede van de schacht kan rond zijn (bij de gewone haak) of plat (bij de gesmede haak). De totale lengte van de haak is de maximale totale lengte van de schacht vanaf het uiteinde van de haak dat dient voor het vastmaken van de lijn (en gewoonlijk de vorm heeft van een oog) tot en met de punt van de kromming. De breedte van de haak is de grootste horizontale afstand vanaf het buitenste gedeelte van de schacht tot en met het buitenste gedeelte van de weerhaak;
„visaantrekkende structuren”: op zee drijvende uitrustingen waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;
„vaartuigen voor de tonijnvisserij met hengels”: vaartuigen die zijn uitgerust voor de tonijnvisserij met hengels.
Artikel 4
Gebieden
Voor de toepassing van deze verordening gelden voor de maritieme wateren de volgende definities:
▼M2 —————
Gebied 2
Alle wateren van de Indische Oceaan die zijn gelegen binnen het IOTC-verdragsgebied als omschreven in artikel 2 van dat verdrag.
▼M3 —————
Gebied 4
Alle wateren van het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel 3 van het WCPFC-verdrag.
▼M2 —————
HOOFDSTUK 1
Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen
Artikel 5
Bescherming van grootoogtonijn in bepaalde tropische wateren
Van 1 tot en met 30 november is de tonijnvisserij met zegennetten of hengels verboden in het als volgt afgebakende gebied:
▼M1 —————
Artikel 7
Visserij op gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn in bepaalde Portugese wateren
Het is verboden hoeveelheden gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn die met ringzegens is gevangen in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal vallen in ICES-deelgebied X ten noorden van de breedtegraad 36°30′ NB of in de CECAF-gebieden ten noorden van de breedtegraad 31° NB en ten oosten van de lengtegraad 17°30′ WL aan boord te houden, of in de genoemde gebieden met de genoemde vistuigen op deze soorten te vissen.
HOOFDSTUK 2
Minimumafmetingen
Artikel 8
Afmetingen
Artikel 9
Verbodsbepalingen
Artikel 10
Het meten van de afmetingen
▼M1 —————
HOOFDSTUK 3
Beperking van het aantal vaartuigen
Artikel 12
Grootoogtonijn en Noord-Atlantische witte tonijn
De Raad stelt volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 het aantal en de totale capaciteit, uitgedrukt in brutoton (BT), vast van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles van meer dan 24 m die in gebied 1 op grootoogtonijn als doelsoort vissen. Voor deze vaststelling wordt uitgegaan van:
het gemiddeld aantal en de capaciteit, uitgedrukt in BT, van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in de periode 1991/1992 in gebied 1 op grootoogtonijn als doelsoort hebben gevist, alsmede van
de beperking van het aantal uiterlijk op 30 juni 2005 aan ICCAT gemelde vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in 2005 op grootoogtonijn vissen.
De verdeling die de Raad volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 over de lidstaten verricht, heeft betrekking op:
het aantal en de in BT uitgedrukte capaciteit van de vaartuigen, als vastgesteld overeenkomstig lid 1;
het aantal vaartuigen, als vastgesteld overeenkomstig lid 2.
Elke lidstaat zendt uiterlijk op 15 mei van elk jaar, via de gebruikelijke transmissiekanalen, de volgende gegevens toe aan de Commissie:
de lijst van vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die de vlag van die lidstaat voeren en op grootoogtonijn vissen;
de lijst van vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en deelnemen aan de gerichte visserij op Noord-Atlantische witte tonijn.
De Commissie zendt deze gegevens jaarlijks vóór 31 mei toe aan het ICCAT-secretariaat.
HOOFDSTUK 4
Niet-doelsoorten en sport- en recreatievisserij
Artikel 13
Marlijn
De lidstaten moedigen het gebruik van sneuen in monofilamentdraad op de wartels aan, teneinde het gemakkelijker te maken om levende blauwe en witte marlijn vrijwillig overboord te zetten.
Artikel 14
Haaien
Artikel 15
Zeeschildpadden
De lidstaten moedigen aan dat toevallig gevangen levende zeeschildpadden overboord worden gezet.
Artikel 16
Sport- en recreatievisserij in de Middellandse Zee
Artikel 17
Verslaglegging
De lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 15 augustus een verslag over de uitvoering van dit hoofdstuk toe aan de Commissie.
TITEL III
TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 2
HOOFDSTUK 1
Beperking van het aantal vaartuigen
Artikel 18
Aantal toegelaten vaartuigen
HOOFDSTUK 2
Niet-doelsoorten
Artikel 19
Haaien
Artikel 20
Schildpadden
Het gebruik van alle vistuig is gebonden aan de volgende voorwaarden:
de bij toeval (met haken of netten) of als bijvangst gevangen zeeschildpadden moeten naar behoren worden behandeld, onder meer door de dieren te reanimeren of onmiddellijk overboord te zetten;
aan boord moet het juiste materiaal aanwezig zijn om de bij toeval of als bijvangst gevangen zeeschildpadden overboord te zetten.
Het gebruik van ringzegens is bovendien gebonden aan de volgende voorwaarden:
het insluiten van zeeschildpadden moet zo veel mogelijk worden voorkomen;
er moeten specificaties van adequaat vistuig worden ontwikkeld en toegepast om de bijvangst van zeeschildpadden tot een minimum te beperken;
alle maatregelen die nodig zijn om ingesloten of gevangen zeeschildpadden vrij te laten moeten worden vastgesteld;
alle nodige maatregelen moeten worden vastgesteld om toezicht uit te oefenen op visaantrekkende structuren (FAD’s) waarin zeeschildpadden verstrikt kunnen geraken, teneinde de gevangen schildpadden vrij te laten en de niet-gebruikte FAD’s weer aan boord te halen.
Het gebruik van beugen is bovendien gebonden aan de volgende voorwaarden:
door combinaties van soorten haken, typen aas, de diepte, het ontwerp van de netten en visserijpraktijken te ontwikkelen en toe te passen, moet het aantal bij toeval of als bijvangst gevangen zeeschildpadden, alsmede de sterfte van deze dieren tot een minimum worden beperkt;
aan boord moet het juiste materiaal aanwezig zijn om de bij toeval of als bijvangst gevangen zeeschildpadden overboord te zetten, met inbegrip van materiaal om de dieren los te maken of de lijnen door te snijden, en schepnetten.
▼M3 —————
TITEL V
TECHNISCHE MAATREGELEN DIE GELDEN IN GEBIED 4
Artikel 28
Vermindering van afval
De lidstaten nemen maatregelen om afval, teruggooi, door verloren of achtergelaten materiaal veroorzaakte vangsten, vervuiling door vissersvaartuigen, vangsten van tot niet-doelsoorten behorende vis en andere dieren, alsmede de gevolgen voor aanverwante of afhankelijke soorten, met name wanneer die met uitroeiing worden bedreigd, tot een minimum te beperken.
TITEL VI
ALGEMEEN GELDENDE BEPALINGEN
Artikel 29
Zeezoogdieren
TITEL VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30
Comitéprocedure
De maatregelen die uit hoofde van artikel 6, lid 4, en artikel 8, lid 2, moeten worden getroffen, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.
Artikel 31
Intrekking
Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt ingetrokken.
Artikel 32
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Lijst van over grote afstanden trekkende soorten
▼M2 —————
( 1 ) PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1799/2006 (PB L 341 van 7.12.2006, blz. 26).