02006L0022 — NL — 02.02.2022 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

►M4  RICHTLIJN 2006/22/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 maart 2006

inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014 en van Richtlijn 2002/15/EG betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad ◄

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2009/4/EG VAN DE COMMISSIE van 23 januari 2009

  L 21

39

24.1.2009

 M2

RICHTLIJN 2009/5/EG VAN DE COMMISSIE van 30 januari 2009

  L 29

45

31.1.2009

►M3

VERORDENING (EU) 2016/403 VAN DE COMMISSIE van 18 maart 2016

  L 74

8

19.3.2016

►M4

RICHTLIJN (EU) 2020/1057 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 juli 2020

  L 249

49

31.7.2020


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 256, 29.9.2009, blz.  38 (2009/5/EG)




▼B

▼M4

RICHTLIJN 2006/22/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 maart 2006

inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014 en van Richtlijn 2002/15/EG betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad

▼B

(Voor de EER relevante tekst)



▼M4

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt minimumvoorwaarden vast voor de toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 ( 1 ) en (EU) nr. 165/2014 ( 2 ) van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

▼B

Artikel 2

Controlesystemen

1.  

De lidstaten organiseren een systeem van adequate en regelmatige controles op de juiste en samenhangende toepassing als bedoeld in artikel 1; dit systeem omvat zowel wegcontroles als controles ter plaatse bij ondernemingen van alle vervoerscategorieën.

▼M4

De controles bestrijken ieder jaar een breed en representatief staal van de mobiele werknemers, bestuurders, ondernemingen en voertuigen die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014 vallen en van de mobiele werknemers en bestuurders die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/15/EG vallen. Wegcontroles met betrekking tot de naleving van Richtlijn 2002/15/EG worden beperkt tot aspecten die doeltreffend kunnen worden gecontroleerd met behulp van een tachograaf en daarmee samenhangende controleapparatuur. Een uitgebreide controle inzake de naleving van Richtlijn 2002/15/EG mag alleen ter plaatse bij de onderneming.

▼B

Elke lidstaat zorgt ervoor dat op zijn grondgebied een samenhangende nationale handhavingsstrategie wordt toegepast. Te dien einde kunnen de lidstaten een orgaan aanwijzen voor de coördinatie van de krachtens de artikelen 4 en 6 ondernomen acties; de Commissie en de andere lidstaten worden hiervan in kennis gesteld.

2.  
Voorzover dat niet reeds het geval is, verlenen de lidstaten de met de controle belaste ambtenaren uiterlijk op 1 mei 2007 de passende wettelijke bevoegdheden om de hun uit hoofde van deze richtlijn opgedragen controletaken op correcte wijze te kunnen uitvoeren.
3.  
►M4  

Iedere lidstaat organiseert de controles zodanig dat ten minste 3 % van de dagen die zijn gewerkt door bestuurders van voertuigen die binnen het toepassingsgebied van Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en nr. 165/2014 vallen, wordt gecontroleerd. Tijdens de wegcontrole mag de bestuurder contact opnemen met het hoofdkantoor, de vervoersmanager of een andere persoon of entiteit opdat deze voor het einde van de wegcontrole de aan boord ontbrekende bewijzen kan verstrekken; dit laat de verplichtingen van de bestuurder om een correct gebruik van de tachograaf te waarborgen, onverlet.

Na 1 januari 2012 kan de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling dit minimumpercentage tot 4 % verhogen, op voorwaarde dat de overeenkomstig artikel 3 verzamelde statistieken aantonen dat gemiddeld meer dan 90 % van alle gecontroleerde voertuigen met een digitale tachograaf is uitgerust. Als de Commissie daartoe besluit, houdt zij tevens rekening met de doeltreffendheid van de bestaande handhavingsmaatregelen, met name met de beschikbaarheid ter plaatse bij de ondernemingen van gegevens van digitale tachografen. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

 ◄

Ten minste 15 % van het totale aantal gecontroleerde werkdagen wordt gecontroleerd door middel van wegcontroles, en ten minste 30 % door middel van controles ter plaatse bij ondernemingen. Na 1 januari 2008 wordt ten minste 30 % van het totale aantal gecontroleerde werkdagen door middel van wegcontroles gecontroleerd, en ten minste 50 % door middel van controles ter plaatse bij ondernemingen.

▼M4

3 bis.  
Iedere lidstaat organiseert controles op de naleving van Richtlijn 2002/15/EG op basis van het in artikel 9 van deze richtlijn geregelde risicoclassificatiesysteem. Een onderneming wordt het voorwerp van die controles ingeval een of meer van haar bestuurders voortdurende of ernstige inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 of (EU) nr. 165/2014 plegen.

▼M4

4.  
De overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 en artikel 13 van Richtlijn 2002/15/EG aan de Commissie verstrekte informatie omvat het aantal langs de weg gecontroleerde bestuurders, het aantal controles ter plaatse bij ondernemingen, het aantal gecontroleerde werkdagen en het aantal en de aard van de gerapporteerde inbreuken, en vermeldt of het personen- of goederenvervoer betreft.

▼B

Artikel 3

Statistieken

De lidstaten zorgen ervoor dat de statistische gegevens die zijn verzameld tijdens de overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 3, georganiseerde controles, in de volgende categorieën worden ingedeeld:

a) 

wegcontroles:

i) 

soort weg, met name of het een snelweg, een nationale of een secundaire weg is, en het land waar het gecontroleerde voertuig is ingeschreven, teneinde discriminatie tegen te gaan;

ii) 

type tachograaf, met name analoog of digitaal;

b) 

controles ter plaatse bij de onderneming:

i) 

soort vervoersactiviteit, met name of het internationaal of binnenlands vervoer is, personen- of goederenvervoer, vervoer voor eigen rekening of voor rekening van derden;

ii) 

grootte van het bedrijfswagenpark;

iii) 

type tachograaf, met name analoog of digitaal.

Deze statistieken worden tweejaarlijks aan de Commissie voorgelegd en in een verslag openbaar gemaakt.

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten bewaren de verzamelde gegevens van het voorafgaande jaar.

Voor bestuurders verantwoordelijke ondernemingen bewaren gedurende één jaar de hen door de handhavingsinstanties ter beschikking gestelde notities, het proces-verbaal met de bevindingen en andere relevante gegevens over bij hen ter plaatse dan wel bij hun bestuurders op de weg uitgevoerde controles.

▼M4

De Commissie verstrekt zo nodig door middel van uitvoeringshandelingen nadere preciseringen van de definities van de onder a) en b) van de eerste alinea genoemde categorieën. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 4

Wegcontroles

1.  
De wegcontroles worden op verschillende plaatsen en op wisselende tijdstippen georganiseerd, waarbij een voldoende uitgebreid gedeelte van het wegennet wordt bestreken om het vermijden van controleposten moeilijk te maken.
2.  

De lidstaten zorgen ervoor:

a) 

dat er voldoende voorzieningen voor controleposten komen op of nabij bestaande en geplande wegen, en, voor zover noodzakelijk, dat de servicestations en andere veilige plaatsen langs de snelwegen als controlepost kunnen fungeren;

b) 

dat de controles worden uitgevoerd volgens een systeem van willekeurigheid met inachtneming van een passend geografisch evenwicht.

3.  
In bijlage I, deel A, is vastgelegd welke punten bij wegcontroles worden gecontroleerd. Indien de situatie dit vereist, kunnen de controles op een specifiek punt worden toegespitst.
4.  

Zonder afbreuk te doen aan artikel 9, lid 2, worden wegcontroles zonder discriminatie uitgevoerd. Handhavingsambtenaren onthouden zich van iedere discriminatie op een van de onderstaande gronden:

a) 

het land waar het voertuig is ingeschreven;

b) 

het land waar de bestuurder zijn verblijfplaats heeft;

c) 

het land waar de onderneming gevestigd is;

d) 

het vertrekpunt en de bestemming van de rit;

e) 

type tachograaf, met name analoog of digitaal.

5.  

De handhavingsambtenaar beschikt over:

a) 

een lijst met de voornaamste te controleren punten als vermeld in bijlage I, deel A;

b) 

de standaard-controleapparatuur vermeld in bijlage II.

6.  
Indien er op grond van de bevindingen van een in een lidstaat uitgevoerde wegcontrole op de bestuurder van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig, reden bestaat om aan te nemen dat er inbreuken zijn gepleegd die door het ontbreken van de nodige gegevens niet tijdens de controle kunnen worden vastgesteld, helpen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten elkaar bij het ophelderen van de situatie.

▼M4

Artikel 5

Onderling afgestemde wegcontroles

De lidstaten voeren ten minste zesmaal per jaar onderling afgestemde wegcontroles uit van bestuurders en voertuigen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 561/2006 of Verordening (EU) nr. 165/2014 vallen. De lidstaten trachten tevens onderling afgestemde controles ter plaatse bij de onderneming te houden.

Deze onderling afgestemde controles worden tegelijkertijd door de handhavingsautoriteiten van twee of meer lidstaten uitgevoerd, elk op hun eigen grondgebied.

▼B

Artikel 6

Controles ter plaatse bij ondernemingen

▼M4

1.  
De controles ter plaatse bij ondernemingen worden georganiseerd in het licht van de ervaringen die in het verleden met de verschillende soorten van vervoer en van ondernemingen zijn opgedaan. Deze controles worden ook verricht indien er bij wegcontroles ernstige inbreuken zijn vastgesteld op de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 of (EU) nr. 165/2014 of Richtlijn 2002/15/EG.

▼B

2.  
De controles ter plaatse omvatten de in bijlage I, deel A en deel B, vermelde punten.
3.  

De handhavingsambtenaar beschikt over:

a) 

een lijst met de voornaamste te controleren punten als vermeld in bijlage I, delen A en B;

b) 

de standaard-controleapparatuur vermeld in bijlage II.

4.  
De handhavingsambtenaren van de lidstaten houden bij de controle rekening met informatie die door het in artikel 7, lid 1, bedoelde aangewezen orgaan voor contacten van een andere lidstaat wordt verstrekt over de activiteiten van de betrokken onderneming in die andere lidstaat.
5.  
Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 zijn de controles die de bevoegde instanties ten eigen kantore verrichten op basis van daartoe door de ondernemingen op verzoek van genoemde instanties verstrekte documenten of gegevens, gelijk te stellen aan ter plaatse bij de ondernemingen verrichte controles.

Artikel 7

Intracommunautaire contacten

1.  

De lidstaten wijzen één orgaan aan dat belast is met de volgende taken:

a) 

het verzorgt, bij krachtens artikel 5 ondernomen acties, de coördinatie met overeenkomstige organen in de andere betrokken lidstaten;

▼M4

b) 

het verstrekt de Commissie de tweejaarlijkse statistische gegevens overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006;

▼B

c) 

het draagt de hoofdverantwoordelijkheid voor de bijstand aan de bevoegde instanties van de andere lidstaten als bedoeld in artikel 4, lid 6;

▼M4

d) 

het zorgt voor de uitwisseling van informatie met de andere lidstaten op grond van artikel 8 van deze richtlijn met betrekking tot de toepassing van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en Richtlijn 2002/15/EG.

▼B

Het orgaan is vertegenwoordigd in het in artikel 12, lid 1, bedoelde comité.

2.  
De lidstaten delen de Commissie mee welk orgaan zij hebben aangewezen, en de Commissie informeert de overige lidstaten daarover.

▼M4

3.  
De uitwisseling van gegevens, ervaringen en inlichtingen tussen de lidstaten wordt actief bevorderd, hoofdzakelijk — maar niet uitsluitend — via het in artikel 12, lid 1, bedoelde comité, alsmede via de organen die door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen kan aanwijzen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 8

Uitwisseling van informatie

1.  

De in het kader van artikel 22, lid 3, van Verordening (EG) nr. 561/2006 bilateraal ter beschikking gestelde informatie wordt ook uitgewisseld tussen de aangewezen organen waarvan overeenkomstig artikel 7 van onderhavige richtlijn aan de Commissie mededeling is gedaan:

a) 

ten minste om de zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn;

b) 

in afzonderlijke gevallen op met redenen omkleed verzoek van een lidstaat.

2.  
Een lidstaat verstrekt de door een andere lidstaat krachtens lid 1, onder b), gevraagde informatie binnen 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek. De lidstaten kunnen in onderling overleg een kortere termijn overeenkomen. In dringende gevallen of in gevallen waarin enkel een eenvoudige raadpleging van de registers volstaat, zoals registers of een risicoclassificatiesysteem, wordt de gevraagde informatie binnen drie werkdagen verstrekt.

Indien de lidstaat die het verzoek ontvangt van mening is dat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd, stelt hij de verzoekende lidstaat daarvan binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek in kennis. De verzoekende lidstaat licht het verzoek dan nader toe. Indien de verzoekende lidstaat het verzoek niet nader kan toelichten, kan de lidstaat die het verzoek ontvangt het verzoek afwijzen.

Indien het moeilijk of onmogelijk is om aan een informatieverzoek te voldoen of controles, inspecties of onderzoeken te verrichten, stelt de lidstaat die het verzoek ontvangt de verzoekende lidstaat daarvan binnen 10 werkdagen na ontvangst van het verzoek in kennis, en geeft hij daarbij de redenen op waarmee die moeilijkheid of onmogelijkheid naar behoren wordt gerechtvaardigd. De betrokken lidstaten plegen overleg om een oplossing te vinden.

Indien de verstrekking van informatie aan de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer is gedetacheerd aanhoudend vertraging oploopt, wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld en neemt zij passende maatregelen.

3.  
De uitwisseling van informatie overeenkomstig dit artikel wordt uitgevoerd via het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI). Dit geldt niet voor de informatie die de lidstaten uitwisselen via rechtstreekse raadpleging van de in artikel 16, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) bedoelde nationale elektronische registers.

▼B

Artikel 9

Risicoclassificatiesysteem

▼M4

1.  
De lidstaten voeren een risicoclassificatiesysteem voor ondernemingen in dat is gebaseerd op het relatieve aantal en de relatieve ernst van de door een individuele onderneming begane inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 of Verordening (EU) nr. 165/2014 of op nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2002/15/EG.

Uiterlijk op 2 juni 2021 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een gemeenschappelijke formule vast voor het berekenen van de risicoclassificatie van een onderneming. In die gemeenschappelijk formule wordt rekening gehouden met het aantal, de ernst en de frequentie van de inbreuken en met de resultaten van controles waarbij geen inbreuk is vastgesteld, alsmede met het feit of alle voertuigen van een vervoersonderneming al dan niet zijn uitgerust met een slimme tachograaf overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 165/2014. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 2, van deze richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

2.  
Ondernemingen met een hoog risicocijfer worden nauwlettender en vaker gecontroleerd. ►M4  ————— ◄

▼M4

3.  
Een initiële lijst van inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 en Verordening (EU) nr. 165/2014 en de weging van de ernst ervan is opgenomen in bijlage III.

Met het oog op de vaststelling of actualisering van de weging van de ernst van inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 of Verordening (EU) nr. 165/2014 is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 15 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III, om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van de regelgeving en met de verkeersveiligheid.

De categorie van de ernstigste inbreuken moet de inbreuken omvatten waarbij de niet-naleving van de toepasselijke bepalingen van Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014 een hoog risico op overlijden of zware verwondingen met zich meebrengt.

▼M4

4.  
Om gerichte wegcontroles te vergemakkelijken zijn tijdens de controle de gegevens in het nationale risicoclassificatiesysteem toegankelijk voor alle bevoegde controleautoriteiten van de betrokken lidstaat.
5.  
De lidstaten maken in overeenstemming met artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 de in hun nationale risicoclassificatiesysteem opgeslagen informatie via interoperabele nationale elektronische registers rechtstreeks toegankelijk voor bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, als bedoeld in artikel 16 van die verordening.

▼B

Artikel 10

Verslag

Uiterlijk op 1 mei 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een analyse van de in de wetgeving van de lidstaten voor ernstige inbreuken voorziene sancties.

Artikel 11

Beste praktijken

▼M4

1.  
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen richtsnoeren voor de beste handhavingspraktijken vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Deze richtsnoeren worden bekendgemaakt in een tweejaarlijks rapport van de Commissie.

▼B

2.  
De lidstaten organiseren ten minste eenmaal per jaar gemeenschappelijke opleidingsprogramma's over de beste praktijken en maken ten minste eenmaal per jaar uitwisseling van personeel van het orgaan voor intracommunautaire contacten met dat van de andere lidstaten mogelijk.

▼M4

3.  
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een gemeenschappelijke aanpak vast voor het registreren en controleren van perioden die aan andere werkzaamheden zijn besteed, zoals gedefinieerd in artikel 4, onder e), van Verordening (EG) nr. 561/2006, met inbegrip van de vorm en de specifieke gevallen waarin registratie plaatsvindt, en voor het registreren en controleren van perioden van ten minste één week waarin de chauffeur zich niet in of bij het voertuig bevindt en niet in staat is werkzaamheden uit te voeren met dat voertuig. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 2, van onderhavige richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de handhavingsambtenaren goed zijn opgeleid voor de uitvoering van hun taken.

▼M4

Artikel 12

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door het Comité opgericht bij artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 165/2014. Dat Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ).
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 13

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie stelt op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief uitvoeringshandelingen vast, met name ter verwezenlijking van een van de volgende doelstellingen:

a) 

een gemeenschappelijke aanpak inzake de uitvoering van deze richtlijn bevorderen;

b) 

de samenhang in aanpak en een geharmoniseerde interpretatie van Verordening (EG) nr. 561/2006 tussen verschillende handhavingsautoriteiten aanmoedigen;

c) 

de dialoog tussen de transportsector en de handhavingsinstanties faciliteren.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 14

Onderhandelingen met derde landen

Zodra deze richtlijn in werking treedt opent de Unie onderhandelingen met de daarvoor in aanmerking komende derde landen met het oog op de toepassing van regels die gelijkwaardig zijn aan die welke in deze richtlijn zijn vastgelegd.

In afwachting van de afronding van deze onderhandelingen, nemen de lidstaten in hun verslagen aan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 gegevens op met betrekking tot controles op voertuigen van derde landen.

Artikel 15

Actualisering van de bijlagen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I en II teneinde noodzakelijke aanpassingen aan de ontwikkeling van beste praktijken door te voeren.

▼M4

Artikel 15 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 9, lid 3, en artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 augustus 2020. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 9, lid 3, en artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 7 ).
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6.  
Een overeenkomstig artikel 9, lid 3, en artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼B

Artikel 16

Omzetting

1.  

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 april 2007 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel, waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 17

Intrekking

1.  
Richtlijn 88/599/EEG wordt ingetrokken.
2.  
Bestaande verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn worden beschouwd als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

DEEL A

WEGCONTROLES

Bij wegcontroles worden in het algemeen de volgende punten gecontroleerd:

▼M4

1) 

dagelijkse en wekelijkse rijtijden, onderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden; ook de registratiebladen van de voorgaande dagen die volgens artikel 36, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 165/2014 aan boord van het voertuig moeten zijn en/of de gegevens die voor dezelfde periode worden opgeslagen op de bestuurderskaart en/of in het geheugen van het controleapparaat overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn en/of op afdrukken;

2) 

voor de in artikel 36, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 165/2014 bedoelde periode, alle gevallen van overschrijding van de toegestane snelheid door het voertuig, d.w.z. alle perioden van meer dan 1 minuut waarin de snelheid van het voertuig meer dan 90 km/h voor voertuigen van de categorie N3, respectievelijk 105 km/h voor voertuigen van de categorie M3 bedraagt (de categorieën N3 en M3 zijn gedefinieerd in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ));

▼B

3. 

indien van toepassing, de momentane snelheden die door het controleapparaat gedurende ten hoogste de 24 afgelopen uren waarin het voertuig is gebruikt, geregistreerd zijn;

▼M4

4) 

de correcte werking van het controleapparaat (vaststelling van eventueel misbruik van het controleapparaat en/of de bestuurderskaart en/of de registratiebladen) of, indien van toepassing, de aanwezigheid van de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 561/2006 bedoelde documenten;

▼M1

5. 

voor zover nodig, en met inachtneming van de veiligheid, een controle van de in de voertuigen geïnstalleerde registratieapparatuur, teneinde na te gaan of een toestel of toestellen geïnstalleerd is/zijn en/of gebruikt wordt/worden dat/die tot doel heeft/hebben gegevens achter te houden, te manipuleren of te wijzigen, of een gedeelte van de elektronische gegevensuitwisseling tussen de onderdelen van de registratieapparatuur te verstoren, of de gegevens vóór de codering te onderdrukken of te wijzigen;

▼M4

6. 

de verhoogde maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur, bedoeld in artikel 4, onder a), van Richtlijn 2002/15/EG; andere wekelijkse arbeidstijden zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 2002/15/EG, indien de technologie doeltreffende controles mogelijk maakt.

▼B

DEEL B

CONTROLES TER PLAATSE BIJ ONDERNEMINGEN

Bij controles ter plaatse bij ondernemingen worden, naast de punten vermeld in deel A, ook de volgende punten gecontroleerd:

1. 

de wekelijkse rusttijden en de rijtijden tussen die rusttijden;

2. 

het in acht nemen van de tweewekelijkse beperking van de rijtijden;

3. 

registratiebladen, gegevens van het voertuig en de bestuurderskaart en afdrukken;

▼M4

4. 

de in de artikelen 4, 5 en 7 van Richtlijn 2002/15/EG vastgestelde voorschriften betreffende de naleving van de maximale gemiddelde wekelijkse arbeidstijden, onderbrekingen en nachtarbeid;

5. 

de naleving van de verplichtingen voor ondernemingen wat betreft de betaling voor het verblijf van bestuurders en de organisatie van de werkzaamheden van bestuurders overeenkomstig artikel 8, leden 8 en 8 bis, van Verordening (EG) nr. 561/2006.

▼M4

Bij vaststelling van een inbreuk kunnen de lidstaten, waar passend, nagaan of er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van andere aanstichters of medeplichtigen in de transportketen, zoals bevrachters, expediteurs of contractanten, waarbij ook nagegaan kan worden of, in geval van vastgestelde inbreuk, de vervoerscontracten naleving van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014 mogelijk maken.

▼B




BIJLAGE II

Standaardapparatuur voor de handhavingseenheden

De lidstaten zorgen ervoor dat de handhavingseenheden bij de uitvoering van de taken als omschreven in bijlage I beschikken over de volgende standaardapparatuur:

1. 

apparatuur waarmee de gegevens vanuit het voertuig en de bestuurderskaart van de digitale tachograaf kunnen worden overgebracht en waarmee gegevens kunnen worden gelezen en geanalyseerd en/of bevindingen voor analyse kunnen worden doorgestuurd naar een centrale databank;

2. 

apparatuur om de tachograafschijven te controleren;

▼M1

3. 

specifieke analyseapparatuur, met bijbehorende software, om de digitale handtekening van de gegevens te controleren en te bevestigen, en specifieke analysesoftware om een gedetailleerd snelheidsprofiel van voertuigen op te stellen alvorens de registratieapparatuur van die voertuigen te controleren.

▼M3




BIJLAGE III

1)    Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006



Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST (1)

MSI

VSI

SI

MI

A

Bemanning

A1

Artikel 5, lid 1

Niet-naleving van de minimumleeftijd van bestuurders

 

 

X

 

B

Rijtijden

B1

Artikel 6, lid 1

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan

9 h < … < 10 h

 

 

 

X

B2

10 h ≤ … < 11 h

 

 

X

 

B3

11 h ≤ …

 

X

 

 

B4

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

13 h 30 ≤ …

zonder pauze/rusttijd

X

 

 

 

B5

Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan

10 h < … < 11 h

 

 

 

X

B6

11 h ≤ … < 12 h

 

 

X

 

B7

12 h ≤ …

 

X

 

 

B8

Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 10 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

15 h ≤ …

en zonder pauze/rusttijd

X

 

 

 

B9

Artikel 6, lid 2

Overschrijding van de wekelijkse rijtijd

56 h < … < 60 h

 

 

 

X

B10

60 h ≤ … < 65 h

 

 

X

 

B11

65 h ≤ … < 70 h

 

X

 

 

B12

Overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25 % of meer

70 h ≤ …

X

 

 

 

B13

Artikel 6, lid 3

Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken

90 h < … < 100 h

 

 

 

X

B14

100 h ≤ … < 105 h

 

 

X

 

B15

105 h ≤ … < 112 h 30

 

X

 

 

B16

Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken met 25 % of meer

112 h 30 ≤ …

X

 

 

 

C

Pauzes

C1

Artikel 7

Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen

4 h 30 < … < 5 h

 

 

 

X

C2

5 h ≤ … < 6 h

 

 

X

 

C3

6 h ≤ …

 

X

 

 

D

Rusttijden

D1

Artikel 8, lid 2

Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan

10 h ≤ … < 11 h

 

 

 

X

D2

8 h 30 ≤ … < 10 h

 

 

X

 

D3

… < 8 h 30

 

X

 

 

D4

Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan

8 h ≤ … < 9 h

 

 

 

X

D5

7 h ≤ … < 8 h

 

 

X

 

D6

… < 7 h

 

X

 

 

D7

Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur

3 h + [8 h ≤ … < 9 h ]

 

 

 

X

D8

3 h + [7 h ≤ … < 8 h]

 

 

X

 

D9

3 h + [… < 7 h ]

 

X

 

 

D10

Artikel 8, lid 5

Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij meervoudige bemanning

8 h ≤ … < 9 h

 

 

 

X

D11

7 h ≤ … < 8 h

 

 

X

 

D12

… < 7 h

 

X

 

 

D13

Artikel 8, lid 6

Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan 24 uur

22 h ≤ … < 24 h

 

 

 

X

D14

20 h ≤ … < 22 h

 

 

X

 

D15

…< 20 h

 

X

 

 

D16

Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan

42 h ≤ … < 45 h

 

 

 

X

D17

36 h ≤ … < 42 h

 

 

X

 

D18

… < 36 h

 

X

 

 

D19

Artikel 8, lid 6

Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd

… < 3 h

 

 

 

X

D20

3 h ≤ … < 12 h

 

 

X

 

D21

12 h ≤ …

 

X

 

 

E

Afwijking van de 12-dagenregel

E1

Artikel 8, lid 6 bis

Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd

… < 3 h

 

 

 

X

E2

3 h ≤ … < 12 h

 

 

X

 

E3

12 h ≤ …

 

X

 

 

E4

Artikel 8, lid 6 bis, onder b), ii)

Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende perioden van 24 uur

65 h < … ≤ 67 h

 

 

X

 

E5

… ≤ 65 h

 

X

 

 

E6

Artikel 8, lid 6 bis, onder d)

Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd

3 h < … < 4,5 h

 

 

X

 

E7

4,5 h ≤ …

 

X

 

 

F

Organisatie van het werk

F1

Artikel 10, lid 1

Koppeling van het loon aan de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen

 

X

 

 

F2

Artikel 10, lid 2

Geen of gebrekkige organisatie van het werk van de bestuurder, geen of gebrekkige instructies die de bestuurder in staat stellen aan de wetgeving te voldoen

 

X

 

 

(1)   

MSI = ernstigste inbreuk/VSI = heel ernstige inbreuk/SI = ernstige inbreuk/MI = kleine inbreuk.

2)    Categorieën inbreuken op Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 )(Tachograaf)



Nr.

RECHTSGRONDSLAG

SOORT INBREUK

ERNST

MSI

VSI

SI

MI

G

Installatie van de tachograaf

G1

Artikel 3, lid 1, en artikel 22, lid 2

Geen typegekeurde tachograaf geïnstalleerd en in gebruik (bv.: tachograaf niet geïnstalleerd door installateur, werkplaats of voertuigfabrikant die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is erkend, gebruik van een tachograaf zonder de nodige zegels of zegels niet vervangen door een erkende installateur, werkplaats of voertuigfabrikant, of gebruik van een tachograaf zonder installatieplaatje).

X

 

 

 

H

Gebruik van tachografen, bestuurderskaarten en registratiebladen

H1

Artikel 23, lid 1

Gebruik van een tachograaf die niet door een erkende werkplaats is gecontroleerd

 

X

 

 

H2

Artikel 27

De bestuurder bezit/gebruikt meer dan één bestuurderskaart

 

X

 

 

H3

Rijden met een vervalste bestuurderskaart (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

 

H4

Rijden met de bestuurderskaart van een andere bestuurder (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

 

H5

Rijden met een bestuurderskaart die is verkregen op grond van foute verklaringen en/of vervalste documenten (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

X

 

 

 

H6

Artikel 32, lid 1

Tachograaf werkt niet correct (bv. tachograaf niet goed gecontroleerd, gekalibreerd en verzegeld)

 

X

 

 

H7

Artikel 32, lid 1, en artikel 33, lid 1

Tachograaf verkeerd gebruikt (bv. doelbewust of verplicht misbruik, ontbreken van instructies over correct gebruik enz.)

 

X

 

 

H8

Artikel 32, lid 3

Gebruik van een frauduleus apparaat dat de geregistreerde gegevens van de tachograaf kan wijzigen

X

 

 

 

H9

Vervalsen, verbergen, schrappen of vernietigen van op de registratiebladen opgeslagen gegevens of van gegevens die zijn opgeslagen of gedownload van de tachograaf en/of bestuurderskaart

X

 

 

 

H10

Artikel 33, lid 2

De onderneming houdt de registratiebladen, print-outs en gedownloade gegevens niet bij

 

X

 

 

H11

Geregistreerde en opgeslagen gegevens niet beschikbaar gedurende minstens een jaar

 

X

 

 

H12

Artikel 34, lid 1

Incorrect gebruik van registratiebladen/bestuurderskaart

 

X

 

 

H13

Niet-toegestane intrekking van registratiebladen of bestuurderskaart, met gevolgen voor de registratie van relevante gegevens

 

X

 

 

H14

Het registratieblad of de bestuurderskaart is gebruikt gedurende een langere periode dan die waarvoor ze bestemd is, en er zijn gegevens verloren gegaan

 

X

 

 

H15

Artikel 34, lid 2

Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten, met onleesbare gegevens

 

X

 

 

H16

Artikel 34, lid 3

Geen manuele input wanneer dit vereist is

 

X

 

 

H17

Artikel 34, lid 4

Het registratieblad of de bestuurderskaart is niet in het correcte slot gebruikt (meervoudige bemanning)

 

 

X

 

H18

Artikel 34, lid 5

Incorrect gebruik van de schakelorganen

 

X

 

 

I

Voorleggen van informatie

I1

Artikel 36

Controle weigeren

 

X

 

 

I2

Artikel 36

Niet in staat gegevens te verstrekken voor de lopende dag en de 28 vorige dagen

 

X

 

 

I3

De bestuurder die een bestuurderskaart bezit, kan de registratiegegevens van de bestuurderskaart niet voorleggen

 

X

 

 

I4

Artikel 36

De bestuurders kan de registratiegegevens en print-outs die tijdens de lopende dag en de vorige 28 dagen zijn gemaakt niet voorleggen

 

X

 

 

I5

Artikel 36

De bestuurder beschikt over een bestuurderskaart, maar kan deze niet voorleggen

 

X

 

 

J

Storingen

J1

Artikel 37, lid 1, en artikel 22, lid 1

Tachograaf niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats

 

X

 

 

J2

Artikel 37, lid 2

De bestuurder vermeldt niet alle vereiste informatie tijdens de tijdvakken die niet meer worden geregistreerd omdat de tachograaf onbruikbaar of defect is

 

X

 

 



( 1 ) Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).

( 3 ) Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (“de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).

( 6 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

( 7 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

( 8 ) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

( 9 ) Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).