02005R0111 — NL — 03.10.2022 — 005.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 111/2005 VAN DE RAAD van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de ►M1 Unie ◄ en derde landen in drugsprecursoren (PB L 022 van 26.1.2005, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) Nr. 1259/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 november 2013 |
L 330 |
30 |
10.12.2013 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1443 VAN DE COMMISSIE van 29 juni 2016 |
L 235 |
6 |
1.9.2016 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/729 VAN DE COMMISSIE van 26 februari 2018 |
L 123 |
4 |
18.5.2018 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1737 VAN DE COMMISSIE van 14 juli 2020 |
L 392 |
1 |
23.11.2020 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1518 VAN DE COMMISSIE van 29 maart 2022 |
L 236 |
1 |
13.9.2022 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 111/2005 VAN DE RAAD
van 22 december 2004
houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de ►M1 Unie ◄ en derde landen in drugsprecursoren
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DEFINITIES
Artikel 1
Deze verordening stelt voorschriften vast voor het toezicht op de handel tussen de ►M1 Unie ◄ en derde landen in bepaalde stoffen die veelvuldig worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen (hierna „drugsprecursoren” genoemd) teneinde misbruik van deze stoffen te voorkomen; zij is van toepassing op de invoer, de uitvoer en op intermediaire activiteiten.
Deze verordening geldt onverminderd specifieke regelgeving op andere gebieden in verband met de handel in goederen tussen de ►M1 Unie ◄ en derde landen.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
„geregistreerde stof”: elke in de bijlage genoemde stof die voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen kan worden gebruikt, met inbegrip van mengsels en natuurproducten die dergelijke stoffen bevatten maar met uitzondering van mengsels en natuurproducten die geregistreerde stoffen bevatten en die zodanig zijn vermengd dat de geregistreerde stoffen niet gemakkelijk met eenvoudige of economisch rendabele middelen kunnen worden gebruikt of geëxtraheerd, geneesmiddelen in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik als omschreven in artikel 1, punt 2, van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), met uitzondering van in de bijlage genoemde geneesmiddelen en diergeneesmiddelen;
„niet-geregistreerde stof”: elke stof die niet in de bijlage wordt genoemd, maar waarvan bekend is dat ze is gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen;
„invoer”: elke binnenkomst in het douanegebied van de Unie van geregistreerde stoffen die de status van niet-Uniegoederen hebben, met inbegrip van tijdelijke opslag, plaatsing in een vrije zone of een vrij entrepot, plaatsing onder een schorsingsprocedure en het in het vrije verkeer brengen in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad ( 3 )
„uitvoer”: elk vertrek van geregistreerde stoffen uit het douanegebied van de ►M1 Unie ◄ , met inbegrip van het vertrek van geregistreerde stoffen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van geregistreerde stoffen na de opslag ervan in een vrije zone van controletype I of een vrij entrepot in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
„intermediaire activiteiten”: activiteiten in verband met het regelen van de aan- of verkoop dan wel levering van geregistreerde stoffen die wordt verricht door een natuurlijk of rechtspersoon om tot een overeenkomst te komen tussen twee partijen of waarbij wordt opgetreden namens ten minste één van deze partijen zonder in het bezit te zijn van deze stoffen of controle te hebben over het uitvoeren van een dergelijke transactie; deze definitie omvat tevens elke activiteit die wordt uitgevoerd door een natuurlijk of rechtspersoon die in de ►M1 Unie ◄ is gevestigd en betrekking heeft op de aan- of verkoop dan wel levering van geregistreerde stoffen zonder dat deze stoffen in het ►M1 douanegebied van de Unie ◄ worden binnengebracht;
„marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de in- en uitvoer van geregistreerde stoffen of hiermee verband houdende intermediaire activiteiten, met inbegrip van personen die als zelfstandige douaneaangiften doen voor klanten, hetzij als hoofdactiviteit hetzij als nevenactiviteit in verband met een andere activiteit;
„exporteur”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de uitvoeractiviteiten op grond van zijn economische en juridische relatie tot de geregistreerde stoffen en tot de ontvanger en, in voorkomend geval, door of namens wie de douaneaangifte wordt gedaan;
„importeur”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de invoeractiviteiten op grond van zijn economische en juridische relatie tot de geregistreerde stoffen en tot de afzender en, in voorkomend geval, door of namens wie de douaneaangifte wordt gedaan;
„uiteindelijke ontvanger”: elke natuurlijke of rechtspersoon aan wie de geregistreerde stoffen worden afgeleverd; deze persoon is niet noodzakelijkerwijs de eindgebruiker;
„natuurproduct”: organisme of deel ervan in enige vorm, of een stof die in de natuur voorkomt volgens de definitie van artikel 3, punt 39, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );
„Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen”: het Comité dat is ingesteld bij het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972.
HOOFDSTUK II
TOEZICHT OP DE HANDEL
DEEL 1
Documenten en etikettering
Artikel 3
Alle in- en uitvoer en intermediaire activiteiten waarbij geregistreerde stoffen, met uitzondering van de in categorie 4 van de bijlage genoemde stoffen, betrokken zijn, worden door de marktdeelnemer geboekstaafd met douane- en handelsbescheiden, zoals summiere aangiften, douaneaangiften, facturen, vrachtbrieven, vervoers- en andere verzendingsdocumenten.
Deze documenten bevatten de volgende informatie:
de naam van de geregistreerde stof zoals die is vermeld in de bijlage, of, in geval van mengsels of natuurproducten, de naam daarvan en de naam van elke in het mengsel of het natuurproduct voorkomende geregistreerde stof zoals die in de bijlage is vermeld, gevolgd door het woord „DRUG PRECURSORS”;
de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof en, in geval van mengsels of natuurproducten, de hoeveelheid, het gewicht en, indien beschikbaar, het percentage van elke in het mengsel voorkomende geregistreerde stof;
naam en adres van de exporteur, de importeur, de uiteindelijke ontvanger en, in voorkomend geval, de persoon die zich bezighoudt met intermediaire activiteiten.
Artikel 4
De in artikel 3 bedoelde documenten worden door de marktdeelnemers bewaard gedurende drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de transactie heeft plaatsgevonden. De documentatie moet zodanig zijn opgezet, hetzij elektronisch, hetzij op papier, dat zij op verzoek snel beschikbaar is voor inspectie door de bevoegde instanties. De documentatie kan worden ingediend via een beeld- of andere gegevensdrager, mits de gegevens, wanneer zij leesbaar worden gemaakt, overeenstemmen met de vorm en de inhoud van de documenten, op elk moment beschikbaar zijn, onmiddellijk leesbaar kunnen worden gemaakt en op geautomatiseerde wijze kunnen worden geanalyseerd.
Artikel 5
De marktdeelnemers zorgen ervoor dat op iedere verpakking die geregistreerde stoffen bevat, met uitzondering van in categorie 4 van de bijlage genoemde stoffen, etiketten zijn aangebracht met hun naam zoals die is vermeld in de bijlage, of, in geval van mengsels of natuurproducten, hun naam en de naam van elke in het mengsel of het natuurproduct voorkomende geregistreerde stof zoals die in de bijlage is vermeld, met uitzondering van in categorie 4 van de bijlage genoemde stoffen. De marktdeelnemers mogen daarnaast ook hun gewone etiketten aanbrengen.
DEEL 2
Vergunning- en registratieplicht van marktdeelnemers
Artikel 6
Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag houdt de bevoegde instantie rekening met de competentie en de integriteit van de aanvrager, in het bijzonder de afwezigheid van ernstige of herhaalde overtredingen van de wetgeving op het gebied van drugsprecursoren en de afwezigheid van ernstige strafbare feiten.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de voorwaarden te bepalen voor het verlenen van een vergunning en voor de vaststelling van de gevallen waarin geen vergunning is vereist.
Artikel 7
Bij de beoordeling van een registratieaanvraag houdt de bevoegde instantie rekening met de competentie en de integriteit van de aanvrager, in het bijzonder de afwezigheid van ernstige of herhaalde overtredingen van de wetgeving op het gebied van drugsprecursoren en de afwezigheid van ernstige strafbare feiten.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de voorwaarden te bepalen voor het verlenen van een registratie en voor de vaststelling van de gevallen waarin geen registratie is vereist.
Artikel 8
DEEL 3
Informatieverstrekking
Artikel 9
De marktdeelnemers verstrekken daartoe alle beschikbare informatie, zoals:
de naam van de geregistreerde stof;
de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof;
de naam en het adres van de exporteur, de importeur, de uiteindelijke ontvanger en, in voorkomend geval, de persoon die zich bezighoudt met de intermediaire activiteiten.
Deze informatie wordt uitsluitend verzameld om misbruik van geregistreerde stoffen te voorkomen.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van de informatie die de bevoegde instanties nodig hebben om toezicht te kunnen uitoefenen op die activiteiten.
De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het verstrekken van die informatie, in voorkomend geval ook in elektronische vorm, aan de Europese databank voor drugsprecursoren, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) („de Europese databank”). Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 10
Deze richtsnoeren omvatten met name:
informatie over manieren om verdachte transacties te herkennen en te melden;
een geregeld bijgewerkte lijst van niet-geregistreerde stoffen om de industrie in staat te stellen vrijwillig op de handel in deze stoffen toe te zien.
DEEL 4
Voorafgaande kennisgeving van uitvoer
Artikel 11
Het land van bestemming krijgt een termijn van 15 werkdagen voor een antwoord, na het verstrijken waarvan de uitvoer door de bevoegde instanties van de lidstaat van uitvoer kan worden toegestaan indien van de bevoegde instanties van het land van bestemming geen gegevens zijn ontvangen waaruit blijkt dat deze transactie wellicht bestemd is voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
De instantie die dergelijke inlichtingen verstrekt, verlangt van de instantie van het derde land die deze ontvangt, dat zij het vertrouwelijke karakter bewaart van alle economische, industriële, commerciële of beroepsgeheimen of van alle informatie over een handelsprocédé die deze kunnen bevatten.
DEEL 5
Uitvoervergunning
Artikel 12
Wanneer geregistreerde stoffen worden wederuitgevoerd binnen tien dagen nadat zij onder een schorsingsregeling of in een vrije zone van controletype II zijn geplaatst, behoeft geen uitvoervergunning te worden verlangd.
Voor de uitvoer van geregistreerde stoffen van categorie 3 van de bijlage is alleen een uitvoervergunning vereist wanneer een voorafgaande kennisgeving van uitvoer verplicht is.
Artikel 13
De aanvraag voor een uitvoervergunning zoals bedoeld in artikel 12 bevat ten minste de volgende informatie:
naam en adres van de exporteur, de importeur in het derde land, alle andere marktdeelnemers die betrokken zijn bij de exporttransactie of verzending, en de uiteindelijke ontvanger;
naam van de geregistreerde stof zoals die is vermeld in de bijlage, of, in geval van mengsels of natuurproducten, de naam en de achtcijferige GN-code daarvan en de naam van elke in het mengsel of het natuurproduct voorkomende geregistreerde stof zoals die in de bijlage is vermeld;
de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof en, in geval van mengsels of natuurproducten, de hoeveelheid, het gewicht en, indien beschikbaar, het percentage van elke in het mengsel of het natuurproduct voorkomende geregistreerde stof, en
de gegevens over het vervoer, zoals de beoogde datum van verzending, de wijze van vervoer, het douanekantoor waar de aangifte moet worden gedaan en, voorzover deze gegevens in dit stadium bekend zijn, het vervoermiddel, de reisweg, de voorgenomen plaats van uitgang uit het ►M1 douanegebied van de Unie ◄ en die van binnenkomst in het land van invoer;
in de in artikel 17 bedoelde gevallen een kopie van de door het land van bestemming afgegeven invoervergunning, en
het nummer van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde vergunning of registratie.
Een aanvraag voor een uitvoervergunning voor geregistreerde stoffen van categorie 4 van de bijlage bevat de in de eerste alinea, punten a) tot en met e), bedoelde informatie.
Deze termijn kan worden verlengd indien de bevoegde instanties in de in artikel 17 bedoelde gevallen op grond van artikel 17, tweede alinea, aanvullend onderzoek moeten verrichten.
Artikel 14
Wanneer de uitvoervergunning wordt overgelegd aan een douanekantoor in een andere lidstaat dan die van de instantie die de vergunning heeft afgegeven, stelt de exporteur op verzoek een gewaarmerkte vertaling van een deel of van alle informatie in de vergunning beschikbaar.
Het douanekantoor van uitgang of een andere bevoegde instantie op de plaats van uitgang waar de stoffen het ►M1 douanegebied van de Unie ◄ verlaten, vult de nodige informatie bedoeld in artikel 13, lid 1, onder d), in op de vergunning en plaatst hierop zijn stempel.
Artikel 15
Onverminderd de overeenkomstig artikel 26, lid 3, genomen maatregelen wordt de afgifte van de uitvoervergunning geweigerd wanneer:
de overeenkomstig artikel 13, lid 1, ingediende informatie onvolledig is;
er een redelijk vermoeden bestaat dat de overeenkomstig artikel 13, lid 1, verstrekte informatie vals of onjuist is;
in de in artikel 17 bedoelde gevallen is vastgesteld dat de invoer van geregistreerde stoffen niet is toegestaan door de bevoegde instanties van het land van bestemming, of
er een redelijk vermoeden bestaat dat de betrokken stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Artikel 16
De bevoegde instanties kunnen de uitvoervergunning schorsen of intrekken indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Artikel 17
Wanneer krachtens een overeenkomst tussen de ►M1 Unie ◄ en een derde land de uitvoer slechts is toegestaan indien door de bevoegde instantie van dit land een invoervergunning voor de betrokken stoffen is afgegeven, deelt de Commissie de bevoegde instantie van de lidstaten de naam en het adres van de bevoegde instantie van het derde land mee, evenals alle praktische informatie die dit land heeft verstrekt.
De bevoegde instanties in de lidstaten vergewissen zich van de authenticiteit van een dergelijke invoervergunning, zo nodig door bevestiging te vragen aan de bevoegde instantie van het derde land.
Artikel 18
De goederen moeten het ►M1 douanegebied van de Unie ◄ hebben verlaten binnen de geldigheidsperiode van de uitvoervergunning, te weten zes maanden na de datum waarop de uitvoervergunning is afgegeven. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan deze geldigheidsperiode op verzoek worden verlengd.
Artikel 19
De bevoegde instanties mogen vereenvoudigde procedures voor het verlenen van een uitvoervergunning toepassen indien zij er zeker van zijn dat dit geen risico van misbruik van geregistreerde stoffen oplevert. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 ter gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van dergelijke procedures en de door de bevoegde instanties te gebruiken gemeenschappelijke criteria.
DEEL 6
Invoervergunning
Artikel 20
Voor de invoer van geregistreerde stoffen van categorie 1 van de bijlage is een invoervergunning vereist. Een invoervergunning mag slechts worden afgegeven aan in de ►M1 Unie ◄ gevestigde marktdeelnemers. De invoervergunning wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waar de importeur gevestigd is.
Er is evenwel geen invoervergunning vereist indien de in de eerste alinea bedoelde stoffen worden gelost of overgeladen, tijdelijk worden opgeslagen, worden opgeslagen in een vrije zone van controletype I of een vrij entrepot, of onder de regeling voor extern Uniedouanevervoer worden geplaatst.
Artikel 21
De aanvraag voor een invoervergunning zoals bedoeld in artikel 20, bevat ten minste de volgende informatie:
naam en adres van de importeur, de exporteur in het derde land, alle andere betrokken marktdeelnemers en de uiteindelijke ontvanger;
naam van de geregistreerde stof zoals die is vermeld in de bijlage, of, in geval van mengsels of natuurproducten, de naam en de achtcijferige GN-code daarvan en de naam van elke in het mengsel of het natuurproduct voorkomende geregistreerde stof zoals die in de bijlage is vermeld;
de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof en, in geval van mengsels of natuurproducten, de hoeveelheid, het gewicht en, indien beschikbaar, het percentage van elke in het mengsel of het natuurproduct voorkomende geregistreerde stof;
indien beschikbaar, gegevens over het vervoer, zoals de methoden en middelen van vervoer, de datum en plaats van de beoogde invoertransacties, en
het nummer van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde vergunning of registratie.
Artikel 22
De invoervergunning vergezelt de zending van het punt van binnenkomst in het ►M1 douanegebied van de Unie ◄ tot het bedrijf van de importeur of de uiteindelijke ontvanger.
De invoervergunning wordt aan het douanekantoor overgelegd wanneer de geregistreerde stoffen voor een douaneprocedure worden aangegeven.
Wanneer de invoervergunning wordt overgelegd aan een douanekantoor in een andere lidstaat dan die van de instantie die de vergunning heeft afgegeven, stelt de importeur op verzoek een gewaarmerkte vertaling van een deel of van alle informatie in de vergunning beschikbaar.
Artikel 23
Onverminderd de overeenkomstig artikel 26, lid 3, genomen maatregelen wordt de afgifte van de invoervergunning geweigerd wanneer:
de overeenkomstig artikel 21, lid 1, ingediende informatie onvolledig is;
er een redelijk vermoeden bestaat dat de overeenkomstig artikel 21, lid 1, verstrekte informatie vals of onjuist is, of
er een redelijk vermoeden bestaat dat de betrokken geregistreerde stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Artikel 24
De bevoegde instanties kunnen de invoervergunning schorsen of intrekken indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Artikel 25
De geregistreerde stoffen moeten het douanegebied van de ►M1 Unie ◄ zijn binnengekomen binnen de geldigheidsperiode van de invoervergunning, te weten zes maanden na de datum waarop de invoervergunning is afgegeven. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan deze geldigheidsperiode op verzoek worden verlengd.
HOOFDSTUK III
BEVOEGDHEDEN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIES
Artikel 26
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om de bevoegde instanties in staat te stellen om, met name:
informatie te verkrijgen over alle orders voor of transacties met geregistreerde stoffen;
de bedrijfsruimten van de betrokken marktdeelnemers te betreden om bewijzen van onregelmatigheden te verzamelen;
vast te stellen dat misbruik of een poging tot misbruik van geregistreerde stoffen heeft plaatsgevonden.
De bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis volgens de in artikel 27 bedoelde procedure.
Deze stoffen worden geacht te zijn voorgesteld voor opname in de in artikel 10, lid 2, onder b), bedoelde lijst van niet-geregistreerde stoffen.
Elke lidstaat kan de nodige maatregelen vaststellen om zijn bevoegde instanties in staat te stellen de controle van en het toezicht op verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen uit te voeren, en met name:
informatie te verkrijgen over alle orders voor of transacties met niet-geregistreerde stoffen;
bedrijfsruimten te betreden om bewijzen van verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen te verzamelen.
HOOFDSTUK IV
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 27
Voor de toepassing van deze verordening en onverminderd artikel 30 zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 mutatis mutandis van toepassing. Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie de naam mee van de bevoegde instanties die overeenkomstig artikel 2, lid 2, van die verordening zijn aangewezen om zich met elkaar in verbinding te stellen.
HOOFDSTUK V
GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN
Artikel 28
Naast de in artikel 26 bedoelde maatregelen is de Commissie bevoegd zo nodig door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast stellen om een effectief toezicht op de handel in drugsprecursoren tussen de Unie en derde landen te waarborgen, met name wat betreft het ontwerp en het gebruik van de formulieren voor de uitvoer- en invoervergunningen, teneinde misbruik van drugsprecursoren te voorkomen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
▼M1 —————
Artikel 30
Artikel 30 bis
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 ter van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van misbruik van drugsprecursoren, met name stoffen die gemakkelijk kunnen worden omgevormd tot geregistreerde stoffen, en om gevolg te geven aan alle wijzigingen in de tabellen in de bijlage bij het Verdrag van de Verenigde Naties.
Artikel 30 ter
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 31
De lidstaten stellen de sancties vast die bij overtreding van deze verordening worden opgelegd en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verordening wordt toegepast. De beoogde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Artikel 32
Artikel 32 bis
De bevoegde instanties van de lidstaten en de Commissie gebruiken de Europese databank, onder de voor het gebruik daarvan vastgestelde voorwaarden, voor de volgende doeleinden:
het vergemakkelijken van de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 32, lid 1, en van de rapportage aan het Internationale Comité van toezicht op verdovende middelen overeenkomstig artikel 32, lid 3;
het beheren van een Europees register van marktdeelnemers aan wie een vergunning of een registratie is afgegeven;
marktdeelnemers in staat te stellen om de bevoegde instanties informatie in elektronische vorm te verstrekken over hun uitvoer, invoer of intermediaire activiteiten overeenkomstig artikel 9, lid 2.
Artikel 33
Onverminderd artikel 13 van Richtlijn 95/46/EG mogen persoonsgegevens die uit hoofde van deze verordening zijn verkregen of verwerkt, worden gebruikt om misbruik van geregistreerde stoffen te voorkomen.
Artikel 34
Verordening (EEG) nr. 3677/90 wordt ingetrokken met ingang van 18 augustus 2005.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.
Artikel 35
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 18 augustus 2005. Artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 11, lid 1 en lid 3, artikel 12, lid 1, artikel 19, artikel 28 en artikel 30 zijn evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, zodat de maatregelen waarin in voornoemde artikelen is voorzien, kunnen worden aangenomen. Deze maatregelen treden ten vroegste op 18 augustus 2005 in werking.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
Lijst van geregistreerde stoffen
Categorie 1
Stof |
GN-benaming (indien afwijkend) |
GN-code (1) |
CAS nr. (2) |
1-Fenyl-2-propanon |
Fenylaceton |
2914 31 00 |
103-79-7 |
Methyl-alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) |
|
2918 30 00 |
16648-44-5 |
Ethyl-α-fenylacetoacetaat (EAPA) (4) |
|
ex 2918 30 00 |
5413-05-8 |
Methyl 2-methyl-3-fenyloxiraan-2-carboxylaat (BMK-methylglycidaat) |
|
2918 99 90 |
80532-66-7 |
2-methyl-3-fenyloxiraan-2-carbonzuur (BMK-glycidezuur) |
|
2918 99 90 |
25547-51-7 |
N-Acetylantranilzuur |
2-Aceetamidobenzoëzuur |
2924 23 00 |
89-52-1 |
Alfa-fenylacetoaceetamide (APAA) |
|
2924 29 70 |
4433-77-6 |
Alfa-fenylacetoacetonitril (APAAN) |
|
2926 40 00 |
4468-48-8 |
Isosafrol (cis + trans) |
|
2932 91 00 |
120-58-1 |
3,4-Methyleendioxyfenylpropaan-2-on |
1-(1,3-Benzodioxol-5-yl)propaan-2-on |
2932 92 00 |
4676-39-5 |
Piperonal |
|
2932 93 00 |
120-57-0 |
Safrool |
|
2932 94 00 |
94-59-7 |
Methyl 3-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-methyloxiraan-2-carboxylaat (PMK-methylglycidaat) |
|
2932 99 00 |
13605-48-6 |
Methyl-3-oxo-2-(3,4-methyleendioxyfenyl)butanoaat (MAMDPA) (5) |
Methyl-3-oxo-2-(3,4-methyleendioxyfenyl)butanoaat |
ex 2932 99 00 |
1369021-80-6 |
3-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-methyloxiraan-2-carbonzuur (PMK-glycidezuur) |
|
2932 99 00 |
2167189-50-4 |
4-aniline-N-fenethylpiperidine (ANPP) |
|
2933 39 99 |
21409-26-7 |
N-fenethyl-4-piperidone (NPP) |
|
2933 39 99 |
39742-60-4 |
Efedrine |
|
2939 41 00 |
299-42-3 |
Pseudo-efedrine |
|
2939 42 00 |
90-82-4 |
Norefedrine |
|
►M1 2939 44 00 ◄ |
14838-15-4 |
Ergometrine |
|
2939 61 00 |
60-79-7 |
Ergotamine |
|
2939 62 00 |
113-15-5 |
Lyserginezuur |
|
2939 63 00 |
82-58-6 |
(1R,2S)-(-)-chloorefedrine |
|
►M4 2939 79 90 ◄ |
110925-64-9 |
(1S,2R)-(+)-chloorefedrine |
|
►M4 2939 79 90 ◄ |
1384199-95-4 |
(1S,2S)-(+)-chloorpseudo-efedrine |
|
►M4 2939 79 90 ◄ |
73393-61-0 |
(1R,2R)-(-)-chloorpseudo-efedrine |
|
►M4 2939 79 90 ◄ |
771434-80-1 |
De stereoisomerische vormen van de stoffen in deze categorie behoudens cathine (3) wanneer het bestaan van deze vormen mogelijk is. |
|||
De zouten van de stoffen in deze categorie wanneer het bestaan van deze zouten mogelijk is, behalve de zouten van cathine. |
|||
(1)
PB L 290 van 28.10.2002, blz. 1.
(2)
Het CAS-nummer is het „Chemical Abstracts Service Registry Number”, een uniek getal ter aanduiding van elke specifieke stof en de structuur ervan. Elk isomeer en elk zout heeft een eigen CAS-nummer. Het CAS-nummer voor de zouten van bovengenoemde stoffen is dus afwijkend.
(3)
Ook „(+)-norpseudoefedrine” genaamd, GN-code 2939 43 00 , CAS-nummer 492-39-7.
(4)
IUPAC-benaming ethyl-3-oxo-2-fenylbutanoaat.
(5)
IUPAC-benaming methyl-2-(2H-1,3-benzodioxool-5-yl)-3-oxobutanoaat. |
Categorie 2
Stof |
GN-benaming (indien afwijkend) |
GN-code (1) |
CAS nr. (2) |
Rode fosfor |
|
2804 70 00 |
7723-14-0 |
Azijnzuuranhydride |
|
2915 24 00 |
108-24-7 |
Fenylazijnzuur |
|
2916 34 00 |
103-82-2 |
Antranilzuur |
|
118-92-3 |
|
Piperidine |
|
2933 32 00 |
110-89-4 |
Kaliumpermanganaat |
|
2841 61 00 |
7722-64-7 |
De zouten van de stoffen in deze categorie wanneer het bestaan van deze zouten mogelijk is. |
|||
(1)
PB L 290 van 28.10.2002, blz. 1.
(2)
Het CAS-nummer is het „Chemical Abstracts Service Registry Number”, een uniek getal ter aanduiding van elke specifieke stof en de structuur ervan. Elk isomeer en elk zout heeft een eigen CAS-nummer. Het CAS-nummer voor de zouten van bovengenoemde stoffen is dus afwijkend. |
Categorie 3
Stof |
GN-benaming (indien afwijkend) |
GN-code (1) |
CAS nr. (2) |
Zoutzuur |
Waterstofchloride |
2806 10 00 |
7647-01-0 |
Zwavelzuur |
|
►M4 2807 00 00 ◄ |
7664-93-9 |
Tolueen |
|
2902 30 00 |
108-88-3 |
Ethylether |
Diethylether |
2909 11 00 |
60-29-7 |
Aceton |
|
2914 11 00 |
67-64-1 |
Methylethylketon |
Butanon |
2914 12 00 |
78-93-3 |
De zouten van de stoffen in deze categorie wanneer het bestaan van deze zouten mogelijk is, behalve de zouten van zoutzuur en zwavelzuur. |
|||
(1)
PB L 290 van 28.10.2002, blz. 1.
(2)
Het CAS-nummer is het „Chemical Abstracts Service Registry Number”, een uniek getal ter aanduiding van elke specifieke stof en de structuur ervan. Elk isomeer en elk zout heeft een eigen CAS-nummer. Het CAS-nummer voor de zouten van bovengenoemde stoffen is dus afwijkend. |
Categorie 4
Stof |
GN-benaming (indien afwijkend) |
GN-code |
Geneesmiddelen en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die efedrine of zouten daarvan bevatten |
Die efedrine of zouten daarvan bevatten |
►M4 3003 41 00 ◄ ►M4 3004 41 00 ◄ |
Geneesmiddelen en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die pseudo-efedrine of zouten daarvan bevatten |
Die pseudo-efedrine of zouten (INN) daarvan bevatten |
►M4 3003 42 00 ◄ ►M4 3004 42 00 ◄ |
( 1 ) Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
( 2 ) Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).
( 3 ) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
( 4 ) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
( 5 ) Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PB L 47 van 18.2.2004, blz. 1).
( 6 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
( 7 ) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
( 8 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).