2004R0883 — NL — 28.06.2012 — 003.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
VERORDENING (EG) Nr. 883/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Voor de EER en Zwitserland relevante tekst) (PB L 166, 30.4.2004, p.1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
VERORDENING (EG) Nr. 988/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 september 2009 |
L 284 |
43 |
30.10.2009 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 1244/2010 VAN DE COMMISSIE van 9 december 2010 |
L 338 |
35 |
22.12.2010 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 465/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 mei 2012 |
L 149 |
4 |
8.6.2012 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 883/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 29 april 2004
betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,
Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van de sociale partners en de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers ( 1 ),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 3 ),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De voorschriften ter coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels behoren tot de regelingen betreffende het vrije verkeer van personen en moeten bijdragen aan de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. |
(2) |
In het Verdrag zijn geen andere bevoegdheden opgenomen dan die waarin artikel 308 voorziet om passende maatregelen te nemen op het gebied van de sociale zekerheid voor anders dan in loondienst werkende personen. |
(3) |
Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen ( 4 ) is diverse keren gewijzigd en bijgewerkt, om rekening te houden met de ontwikkelingen op communautair niveau, waaronder de uitspraken van het Hof van Justitie, en daarnaast met de wijzigingen in de nationale wetgevingen; mede als gevolg daarvan zijn de coördinatievoorschriften van de Gemeenschap complex en lang geworden; het is derhalve essentieel deze voorschriften te vervangen, en tegelijk te moderniseren en te vereenvoudigen, om de doelstelling van het vrije verkeer van personen te bereiken. |
(4) |
Het is noodzakelijk dat de eigen kenmerken van de nationale socialezekerheidswetgevingen worden gerespecteerd en er enkel een coördinatiemethode wordt uitgewerkt. |
(5) |
Het is noodzakelijk, dat in het kader van deze coördinatie wordt gegarandeerd dat alle betrokkenen binnen de Gemeenschap krachtens de verschillende nationale wetgevingen gelijke behandeling genieten. |
(6) |
De nauwe band tussen de socialezekerheidswetgeving en de contractuele bepalingen die deze wetgeving aanvullen of vervangen, en die door een besluit van de overheid verplicht zijn gemaakt dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, kan ten aanzien van de toepassing van die contractuele bepalingen een soortgelijke bescherming noodzakelijk maken als die welke door de verordening wordt geboden. Als eerste stap in die richting zouden de ervaringen kunnen worden geëvalueerd van de lidstaten die van dergelijke regelingen kennis hebben gegeven. |
(7) |
Gezien de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen voor wat betreft de personele werkingssfeer verdient het de voorkeur uit te gaan van het beginsel dat deze verordening van toepassing is op personen die onderdaan van een lidstaat zijn, staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van een lidstaat verblijven, en op wie de socialezekerheidswetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden. |
(8) |
Het algemene beginsel van gelijke behandeling is bijzonder belangrijk voor werknemers die niet in de lidstaat wonen waar zij werken, waaronder grensarbeiders. |
(9) |
Het Hof van Justitie heeft meermalen advies gegeven over de mogelijkheid van gelijke behandeling van uitkeringen, inkomsten en feiten. Dit beginsel moet uitdrukkelijk worden aangenomen en nader ontwikkeld, waarbij de inhoud en de geest van rechterlijke vonnissen in acht moet worden genomen. |
(10) |
Het beginsel dat bepaalde feiten of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat voordoen, worden behandeld alsof zij zich hebben voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, mag evenwel geen invloed hebben op het beginsel dat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die zijn vervuld op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, worden samengeteld met de tijdvakken die zijn vervuld op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat. Op grond van de wetgeving van in een andere lidstaat vervulde tijdvakken mogen derhalve alleen in aanmerking worden genomen door toepassing van het beginsel van samentelling van tijdvakken, enzovoort. |
(11) |
De gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen die zich in een lidstaat voordoen kan in geen geval tot gevolg hebben dat een andere lidstaat bevoegd is, of dat diens wetgeving van toepassing wordt. |
(12) |
Ten behoeve van de evenredigheid moet ervoor worden gezorgd dat het beginsel van gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen niet tot objectief ongerechtvaardigde resultaten leidt, noch tot samenloop van prestaties van dezelfde aard tijdens hetzelfde tijdvak. |
(13) |
De coördinatievoorschriften moeten garanderen dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen behouden. |
(14) |
Deze doeleinden moeten met name bereikt worden door het samentellen van alle tijdvakken die door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de berekening daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën van personen. |
(15) |
Het is noodzakelijk dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van een enkele lidstaat onderworpen zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden. |
(16) |
Het is binnen de Gemeenschap in principe niet gerechtvaardigd dat socialezekerheidsrechten afhankelijk gesteld worden van de woonplaats van de betrokkene. In specifieke gevallen, met name voor bijzondere prestaties die verband houden met de economische en sociale omstandigheden van de betrokkene, zou echter diens woonplaats in aanmerking genomen kunnen worden. |
(17) |
Om gelijke behandeling van alle personen die op het grondgebied van een lidstaat werken zo goed mogelijk te garanderen, dient als algemene regel de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht als toepasselijke wetgeving te worden aangewezen. |
(17 bis) |
Zodra overeenkomstig titel II van deze verordening de wetgeving van een lidstaat op een persoon van toepassing wordt, moeten de voorwaarden inzake de aansluiting en het recht op uitkeringen worden bepaald door de wetgeving van de bevoegde lidstaat, met inachtneming van de communautaire wetgeving. |
(18) |
In specifieke situaties die een ander toepassingscriterium rechtvaardigen, is het nodig van deze algemene regel af te wijken. |
(18 bis) |
Het beginsel van eenheid van het toepasselijke recht is zeer belangrijk en dient te worden versterkt. Dat mag echter niet inhouden dat het louter toekennen van een prestatie, in overeenstemming met deze verordening en met inbegrip van de uitbetaling van verzekeringsbijdragen aan of verzekeringsdekking ten voordele van de begunstigde, op zichzelf tot gevolg heeft dat de wetgeving van de lidstaat waar de instelling is gevestigd die deze prestatie heeft toegekend, de toepasselijke wetgeving voor de persoon in kwestie wordt. |
(18 ter) |
In bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart ( 5 ), wordt het begrip „thuisbasis” voor leden van het cockpit- en het cabinepersoneel gedefinieerd als de locatie die door de exploitant aan het bemanningslid is aangewezen en waar het bemanningslid in de regel een dienstperiode of een reeks dienstperioden aanvangt en beëindigt, en waar, onder normale omstandigheden, de exploitant niet verantwoordelijk is voor de accommodatie van het bemanningslid in kwestie. Om de toepassing van titel II van deze verordening op leden van het cockpit- en het cabinepersoneel te faciliteren, is het gerechtvaardigd het begrip thuisbasis als het criterium te hanteren voor de vaststelling van de op leden van het cockpit- en het cabinepersoneel toepasselijke wetgeving. De op leden van het cockpit- en het cabinepersoneel toepasselijke wetgeving dient echter stabiel te blijven en het „thuisbasis-beginsel” mag er niet toe leiden dat de toepasselijke wetgeving veelvuldig verandert als gevolg van de werkpatronen en de seizoenbehoeften van de sector. |
(19) |
In sommige gevallen kunnen de moeder of de vader aanspraak maken op moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, en aangezien uitkeringen aan de vader verschillen van ouderschapsuitkeringen en gelijkgesteld kunnen worden met moederschapsuitkeringen stricto sensu - aangezien zij worden uitgekeerd tijdens de eerste levensmaanden van een pasgeborene - is het opportuun voor moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen een gezamenlijke regeling te treffen. |
(20) |
Wat betreft prestaties bij ziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap, is het noodzakelijk aan verzekerden en hun gezinsleden die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, bescherming te garanderen. |
(21) |
Bepalingen met betrekking tot prestaties bijziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap zijn opgesteld in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie; de bepalingen inzake toestemming vooraf zijn verbeterd, rekening houdend met de desbetreffende uitspraken van het Hof van Justitie. |
(22) |
De specifieke situatie van de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen en hun gezinsleden maakt aangepaste ziekteverzekeringsbepalingen noodzakelijk. |
(23) |
Gezien de verschillen tussen de diverse nationale stelsels, wordt het passend geacht dat de lidstaten er, indien mogelijk, voor zorgen dat gezinsleden van grensarbeiders geneeskundige behandeling kunnen krijgen in de lidstaat waar laatstgenoemden hun werkzaamheden verrichten. |
(24) |
Het is noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen ter voorkoming van samenloop van verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte van dezelfde aard als die welke worden bestreken door de arresten van het Hof van Justitie in de zaken C-215/99, Jauch, en C-160/96, Molenaar, voorzover die verstrekkingen en uitkeringen hetzelfde risico dekken. |
(25) |
Wat betreft prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten is het belangrijk om de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde lidstaat, teneinde hun een bescherming te garanderen. |
(26) |
Voor uitkeringen bij invaliditeit moet een coördinatiemethode worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, met name ten aanzien van de vaststelling van de invaliditeit en de toeneming daarvan. |
(27) |
Het is noodzakelijk, dat voor de toekenning van uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden een methode wordt uitgewerkt voor de gevallen waarin de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van één of meer lidstaten. |
(28) |
Er moet een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het Gemeenschapsrecht gegarandeerd pensioenbedrag worden vastgesteld, indien de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van de hiervoor bedoelde methode. |
(29) |
Ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaanden tegen een te strikte toepassing van de nationale voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, moeten in de verordening bepalingen worden opgenomen op grond waarvan de toepassing van deze nationale voorschriften aan strenge voorwaarden wordt onderworpen. |
(30) |
Zoals steeds is bevestigd door het Hof van Justitie, wordt de Raad niet bevoegd geacht voorschriften vast te stellen waarbij een beperking wordt opgelegd op de samenloop van twee of meer in verschillende lidstaten opgebouwde pensioenen, door een verlaging van het bedrag van een pensioen dat uitsluitend volgens de nationale wetgeving is opgebouwd. |
(31) |
Volgens het Hof van Justitie is het aan de nationale wetgever om dergelijke voorschriften vast te stellen, met dien verstande dat het tot de bevoegdheden van de communautaire wetgever behoort de grenzen vast te stellen waarbinnen de nationale voorschriften betreffende verlaging, opschorting of intrekking moeten worden toegepast. |
(32) |
Teneinde de mobiliteit van werknemers te bevorderen, is het met name aangewezen om het zoeken naar werk in de verschillende lidstaten te vergemakkelijken; het is derhalve nodig tot de een volledigere en effectievere coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en de diensten voor arbeidsvoorziening van alle lidstaten te komen. |
(33) |
De wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen, zodat de gelijke behandeling en de mogelijkheid tot export van de uitkeringen bij vervroegde uittreding, evenals de toekenning van gezinsbijslagen, en ziektekostenverstrekkingen aan de betrokkenen worden gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening; aangezien de wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding slechts in een zeer beperkt aantal lidstaten bestaan, is het evenwel raadzaam om de regel van de samentelling van de tijdvakken uit te sluiten voor het verkrijgen van het recht op deze uitkeringen. |
(34) |
Gelet op het feit dat gezinsbijslagen een zeer ruim bereik hebben, en bescherming bieden bij zowel meer klassieke als specifieke situaties, en dat over die laatste arresten bestaan van het Hof van Justitie (in de gevoegde zaken C-245/94 en C-312/94, Ingrid Hoever, en in zaak C-275/96, Anne Kuusijärvi), dient voor alle gezinsbijslagen in een regeling te worden voorzien. |
(35) |
Teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van uitkeringen te vermijden, is het nodig voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsbijslagen op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat en op grond van de wetgeving van de lidstaat waar de gezinsleden wonen. |
(36) |
Voorschotten op onderhoudsbijdragen zijn voorschotten die uitgekeerd worden als een ouder niet kan voldoen aan de uit het familierecht voortvloeiende verplichting om zijn eigen kind te onderhouden. Derhalve moeten die voorschotten niet beschouwd worden als rechtstreekse bijdragen uit collectieve middelen ten behoeve van gezinnen. Vanwege die kenmerken moeten de coördinatieregels niet op onderhoudsbijdragen worden toegepast. |
(37) |
Zoals het Hof van Justitie herhaaldelijk heeft gesteld, dienen voorschriften die afwijken van het beginsel van de exporteerbaarheid van socialezekerheidsprestaties strikt te worden uitgelegd. Dat betekent dat ze alleen van toepassing kunnen zijn op prestaties die aan de gespecificeerde voorwaarden voldoen. Daaruit volgt dat hoofdstuk 9 van titel III van deze verordening alleen van toepassing kan zijn op prestaties van bijzondere aard die niet op premie- of bijdragebetaling berusten en zijn vermeld in bijlage X bij deze verordening. |
(38) |
Het is noodzakelijk een administratieve commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, en die met name tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. |
(39) |
In verband met ontwikkeling en het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor gegevensuitwisseling is het nodig gebleken om een technische commissie op te richten die onder de bevoegdheid van de administratieve commissie valt en die specifieke bevoegdheden heeft op het gebied van de gegevensverwerking. |
(40) |
Het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor de gegevensuitwisseling tussen de organen vereist bepalingen die waarborgen dat de op elektronische wijze uitgewisselde of afgegeven documenten op dezelfde wijze worden geaccepteerd als papieren documenten. Deze uitwisseling vindt plaats met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens. |
(41) |
Het is noodzakelijk dat bijzondere bepalingen worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken. |
(42) |
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, uitgaande van de veronderstelling dat de verordening tot alle Europese onderdanen wordt uitgebreid en met het oog op het vinden van een oplossing waarbij rekening wordt gehouden met eventuele beperkingen in verband met de bijzondere kenmerken van op de woonplaats gebaseerde stelsels, werd een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI - „DENEMARKEN” beperkt tot recht op een socialezekerheidspensioen, uitsluitend voor de nieuwe categorie niet-actieve personen waartoe deze verordening is uitgebreid, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van het Deense stelsel en gezien het feit dat die pensioenen volgens de vigerende Deense wetgeving (Pensioenwet) exporteerbaar zijn na een verblijf van tien jaar. |
(43) |
Overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling wordt een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI - „FINLAND” beperkt tot op de woonplaats gebaseerde nationale pensioenen, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van de Finse wetgeving inzake sociale zekerheid, die ertoe strekt te waarborgen dat het bedrag van het nationale pensioen niet lager is dan het bedrag van het nationale pensioen waarvan de berekening stoelt op de hypothese dat alle, in enige lidstaat vervulde, tijdvakken van verzekering in Finland zouden zijn vervuld. |
(44) |
Hoewel bij de invoering van een nieuwe verordening, Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet worden ingetrokken, is het ter wille van de rechtszekerheid noodzakelijk dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 van kracht blijft en dat de rechtsgevolgen ervan gehandhaafd blijven voor bepaalde communautaire besluiten en overeenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap partij is. |
(45) |
Aangezien de doelstelling van het voorgenomen optreden, namelijk coördinerende maatregelen om te waarborgen dat het recht van vrij verkeer van personen daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van dit optreden, beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van dat artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen noodzakelijk is voor het bereiken van deze doelstelling, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening:
a) worden onder „werkzaamheden in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;
b) worden onder „werkzaamheden anders dan in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;
c) wordt onder „verzekerde”, ten aanzien van de onder titel III, hoofdstukken 1 en 3, vallende takken van sociale zekerheid, verstaan iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden die voor het recht op prestaties worden gesteld door de wetgeving van de uit hoofde van titel II bevoegde lidstaat, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening;
d) wordt onder „ambtenaar” verstaan de persoon die door de lidstaat waaronder de dienst waarbij hij werkzaam is, ressorteert, wordt beschouwd als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde persoon;
e) wordt onder „bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaat en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren rechtstreeks onderworpen zijn;
f) wordt onder „grensarbeider” verstaan eenieder die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat maar die woont in een andere lidstaat, waarnaar hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert;
g) heeft de term „vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;
h) heeft de term „staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;
i) wordt onder „gezinslid” verstaan:
i) eenieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend of als huisgenoot wordt aangeduid door de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend;
ii) wat betreft verstrekkingen overeenkomstig titel III, hoofdstuk 1 inzake prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, eenieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend dan wel als huisgenoot wordt aangemerkt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont.
2. Indien in de krachtens onderdeel 1 toepasselijke wetgeving van een lidstaat geen onderscheid wordt gemaakt tussen gezinsleden en de overige personen op wie deze wetgeving van toepassing is, worden de echtgeno(o)t(e), de minderjarige kinderen en de meerderjarige kinderen die recht op onderhoud hebben, als gezinsleden beschouwd.
3. Indien een persoon volgens de onderdelen 1 en 2 toepasselijke wetgeving slechts als gezinslid of huisgenoot wordt beschouwd wanneer hij bij de verzekerde of de gepensioneerde inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de verzekerde of de gepensioneerde wordt onderhouden;
j) wordt onder „woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen;
k) wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;
l) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „wetgeving” verstaan de wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid.
Contractuele bepalingen vallen niet onder deze term. Wel blijft de term gelden voor contractuele bepalingen die een verzekeringsplicht instellen die is afgeleid van de in de eerste zin bedoelde wetten of regelingen die bij een besluit van het bevoegde overheidsorgaan algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, mits de betrokken lidstaat een verklaring in die zin opstelt waarvan hij de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad van de Europese Unie in kennis stelt. Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;
m) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere, vergelijkbare autoriteit, onder wie in de gehele betrokken staat of in een deel daarvan de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;
n) wordt onder „Administratieve Commissie” verstaan de commissie bedoeld in artikel 71;
o) wordt onder „toepassingsverordening” verstaan de verordening bedoeld in artikel 89;
p) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „orgaan” verstaan het lichaam dat of de autoriteit die belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;
q) wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan:
i) het orgaan waarbij de betrokkene is verzekerd op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt,
of
ii) het orgaan ten opzichte waarvan de betrokkene aanspraak op prestaties heeft of zou hebben, indien hij of een of meer van zijn gezinsleden zouden wonen in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt,
of
iii) het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan,
of
iv) indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 3, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de betrokken verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam dat of de autoriteit die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is aangewezen;
r) worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan;
s) wordt onder „bevoegde lidstaat” verstaan de lidstaat waar het bevoegde orgaan zich bevindt;
t) worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van werkzaamheden in loondienst of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, die als tijdvakken van verzekering worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering zijn erkend;
u) worden onder „tijdvakken van werkzaamheden in loondienst” en „tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend;
v) worden onder „tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;
v bis) onder „verstrekkingen” wordt verstaan:
i) in de zin van titel III, hoofdstuk 1 (prestaties bij ziekte en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen): verstrekkingen waarin voorzien wordt door de wetgeving van een lidstaat en welke bedoeld zijn om de kosten van medische verzorging en de met deze verzorging verbonden producten en diensten te verstrekken, beschikbaar te stellen, rechtstreeks te betalen of terug te betalen. Daartoe behoren verstrekkingen bij langdurige zorg;
ii) in de zin van titel III, hoofdstuk 2 (arbeidsongevallen en beroepsziekten): alle verstrekkingen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten zoals die worden omschreven onder punt i) hierboven en waarin wordt voorzien uit hoofde van de regelingen van de lidstaten voor arbeidsongevallen en beroepsziekten;
w) omvat de term „pensioen” tevens renten, als afkoopsom uitgekeerde bedragen die in de plaats daarvan kunnen treden en terugstortingen van premies of bijdragen, alsmede, behoudens het bepaalde in titel III, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen;
x) worden onder „uitkeringen bij vervroegde uittreding” verstaan: alle uitkeringen, met uitzondering van een werkloosheidsuitkering en een vervroegde ouderdomsuitkering, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan de werknemer die zijn beroepsactiviteiten heeft verminderd, beëindigd of opgeschort, tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen of een vervroegd ouderdomspensioen en waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de rechthebbende zich ter beschikking stelt van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat; onder een „vervroegde ouderdomsprestatie” wordt verstaan een prestatie die wordt verstrekt voordat de leeftijd is bereikt die normaliter geldt voor het recht op pensioen en die bij het bereiken van die leeftijd wordt doorbetaald of door een andere ouderdomsprestatie wordt vervangen;
y) wordt onder „overlijdensuitkering” verstaan een bedrag ineens dat bij overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder w) bedoelde bedragen die als afkoopsom worden uitgekeerd;
z) worden onder „gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten, met uitzondering van voorschotten op onderhoudsbijdragen, en de in bijlage I vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie.
Artikel 2
Personele werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op onderdanen van een lidstaat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.
2. Tevens is deze verordening van toepassing op de nabestaanden van de personen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van die personen, indien hun nabestaanden onderdanen van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen zijn die in één van de lidstaten wonen.
Artikel 3
Materiële werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op alle wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:
a) prestaties bij ziekte;
b) moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen;
c) uitkeringen bij invaliditeit;
d) uitkeringen bij ouderdom;
e) uitkeringen aan nabestaanden;
f) prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;
g) uitkeringen bij overlijden;
h) uitkeringen bij werkloosheid;
i) uitkeringen bij vervroegde uittreding;
j) gezinsbijslagen.
2. Tenzij in bijlage XI anders is bepaald, deze verordening van toepassing op de algemene en bijzondere stelsels van sociale zekerheid, al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustend, alsmede op de stelsels betreffende de verplichtingen van een werkgever of een reder.
3. Deze verordening is tevens van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, als bedoeld in artikel 70.
4. Titel III laat de wettelijke voorschriften van een lidstaat met betrekking tot de verplichtingen van de reder onverlet.
5. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) sociale en medische bijstand of
b) prestaties in verband waarmee een lidstaat de aansprakelijkheid voor aan personen toegebrachte schade op zich neemt en voorziet in schadeloosstelling, zoals voor slachtoffers van oorlogshandelingen en militair optreden of de gevolgen daarvan, slachtoffers van criminaliteit, moord of terreurdaden, slachtoffers van schade die hun door overheidsdienaren in functie werd toegebracht, of slachtoffers die om politieke of religieuze redenen of omwille van hun afstamming nadeel werd berokkend.
Artikel 4
Gelijke behandeling
Tenzij in deze verordening anders bepaald, hebben personen op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat.
Artikel 5
Gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen
Tenzij in deze verordening anders bepaald en rekening houdend met de bijzondere uitvoeringsbepalingen, geldt het volgende:
a) indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde rechtsgevolgen toekent aan socialezekerheidsprestaties of andere inkomsten, zijn de betreffende bepalingen van die wetgeving ook van toepassing op gelijkgestelde prestaties die krachtens de wetgeving van een andere lidstaat toegekend zijn alsmede op de inkomsten die in een andere lidstaat verworven zijn;
b) indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat rechtsgevolgen toekent aan bepaalde feiten of gebeurtenissen, houdt die lidstaat rekening met soortgelijke feiten of gebeurtenissen die zich in een andere lidstaat voordoen alsof zij zich op het eigen grondgebied hebben voorgedaan.
Artikel 6
Samentelling van tijdvakken
Tenzij in deze verordening anders bepaald, houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving:
— het verkrijgen, het behoud, de duur of het herstel van het recht op prestaties,
— de toepassing van een wetgeving,
— of
— de toegang tot of de ontheffing van de verplichte, vrijwillig voortgezette of vrijwillige verzekering,
afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voorzover nodig, rekening met de overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, alsof die tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld.
Artikel 7
Opheffing van de regels inzake de woonplaats
Tenzij in deze verordening anders bepaald, kunnen de uitkeringen verschuldigd op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten of op grond van deze verordening, niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende of de leden van zijn gezin in een andere lidstaat wonen dan die waar zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is.
Artikel 8
Verhouding tussen deze verordening en andere coördinatie-instrumenten
1. Deze verordening treedt, binnen haar werkingssfeer, in de plaats van verdragen inzake sociale zekerheid die tussen de lidstaten van toepassing zijn. Niettemin blijven bepaalde bepalingen van verdragen die lidstaten vóór deze verordening van toepassing wordt, hebben gesloten, van toepassing, wanneer zij gunstiger zijn voor de rechthebbenden of indien zij voortvloeien uit specifieke historische omstandigheden en een in de tijd beperkt effect hebben. Om van kracht te blijven moeten die bepalingen in bijlage II worden vermeld. Indien het op objectieve gronden eventueel mogelijk is enkele van deze bepalingen uit te breiden tot alle personen waarop de verordening van toepassing is, dan wordt dit aangegeven.
2. Twee of meer lidstaten kunnen zo nodig onderlinge verdragen sluiten die berusten op de beginselen van deze verordening en die in overeenstemming zijn met de geest ervan.
Artikel 9
Verklaringen van de lidstaten over de werkingssfeer van deze verordening
1. De lidstaten stellen de Europese Commissie schriftelijk in kennis van verklaringen die worden afgelegd in overeenstemming met artikel 1, onder l), van wetgeving en regelingen als bedoeld in artikel 3, van verdragen als bedoeld in artikel 8, lid 2, van minimumuitkeringen als bedoeld in artikel 58, en van het ontbreken van een verzekeringsstelsel zoals bedoeld in artikel 65 bis, lid 1, alsmede van inhoudelijke wijzigingen. Dergelijke kennisgevingen zullen de datum waarop deze verordening van toepassing zal zijn op de in de verklaringen van de lidstaten genoemde regelingen, vermelden.
2. Deze kennisgevingen worden jaarlijks aan de Europese Commissie verstrekt en er zal de nodige publiciteit aan worden gegeven.
Artikel 10
Voorkoming van samenloop van prestaties
Tenzij anders bepaald, kan krachtens deze verordening geen recht worden verkregen of behouden op verscheidene prestaties van dezelfde aard die betrekking hebben op eenzelfde tijdvak van verplichte verzekering.
TITEL II
VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE WETGEVING
Artikel 11
Algemene regels
1. Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld.
2. Voor de toepassing van deze titel worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werkzaamheid uitvoeren in loondienst of een werkzaamheid anders dan in loondienst, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten. Deze regel geldt niet voor uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of aan nabestaanden, prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, of prestaties bij ziekte voor behandeling voor onbepaalde tijd.
3. Behoudens de artikelen 12 tot en met 16:
a) geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;
b) geldt voor ambtenaren de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;
c) geldt voor degene die een werkloosheidsuitkering ontvangt overeenkomstig artikel 65 volgens de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, de wetgeving van die lidstaat;
d) geldt voor degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;
e) geldt voor eenieder op wie de bepalingen van de onderdelen a) tot en met d) niet van toepassing zijn, de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hem prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten.
4. Voor de toepassing van deze titel worden al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden die normaliter plaatsvinden aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, beschouwd als werkzaamheden die worden verricht in die lidstaat. Niettemin geldt voor degene die werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart en voor die werkzaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die zijn zetel of domicilie in een andere lidstaat heeft, de wetgeving van laatstgenoemde lidstaat, indien hij zijn woonplaats in die lidstaat heeft. De onderneming of de persoon die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt.
5. Werkzaamheden van een lid van het cockpit- of het cabinepersoneel dat met betrekking tot luchtpassagiers of luchtvrachtvervoer diensten verricht, worden beschouwd als werkzaamheden die worden verricht in de lidstaat waar het lid zijn thuisbasis heeft zoals omschreven in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91.
Artikel 12
Bijzondere regels
1. Degene die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door deze werkgever wordt gedetacheerd om voor zijn rekening werkzaamheden in een andere lidstaat te verrichten, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan 24 maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een andere gedetacheerde persoon te vervangen.
2. Op degene die in een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten en werkzaamheden van gelijke aard in een andere lidstaat gaat verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt.
Artikel 13
Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten
1. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:
a) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht, of
b) indien hij niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in de lidstaat waar hij woont:
i) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever zich bevindt, indien hij in dienst is van één onderneming of werkgever, of
ii) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de ondernemingen of de werkgevers zich bevindt, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie in slechts één lidstaat hebben, of
iii) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever zich bevindt, niet zijnde de lidstaat waar hij woont, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben in twee lidstaten, waarvan één de lidstaat is waar de betrokkene woont, of
iv) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers, waarvan ten minste twee hun zetel of domicilie in verschillende lidstaten hebben, niet zijnde de lidstaat waar de betrokkene woont.
2. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:
a) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht,
of
b) de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.
3. Op degene die in verschillende lidstaten werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar hij werkzaamheden in loondienst verricht of, indien hij dergelijke werkzaamheden verricht in twee of meer lidstaten, de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgeving.
4. Op degene die werkzaam is als ambtenaar in een lidstaat en al dan niet in loondienst een werkzaamheid verricht in een of meer andere lidstaten is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst ressorteert waarbij hij werkzaam is.
5. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde personen worden voor de toepassing van de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde wetgeving beschouwd alsof zij de bedoelde werkzaamheden volledig verrichtten in de betrokken lidstaat en daar al hun inkomsten verkregen.
Artikel 14
Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering
1. De artikelen 11 tot en met 13 zijn niet van toepassing op vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.
2. Wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een lidstaat in die lidstaat verplicht verzekerd is, kan hij in een andere lidstaat niet deelnemen aan een stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering. In alle overige gevallen waar voor een bepaalde tak van sociale zekerheid de keuze bestaat tussen verschillende stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt de betrokkene alleen toegelaten tot het stelsel dat hij heeft gekozen.
3. Wat invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, zelfs indien hij verplicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voorzover hij op een bepaald ogenblik tijdens zijn loopbaan onderworpen is geweest aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat op grond van of ten gevolge van een al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheid, wanneer deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten.
4. Indien op grond van de wetgeving van een lidstaat de toegang tot een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen in die lidstaat of van eerdere al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden, is artikel 5, onder b), uitsluitend van toepassing op personen die op enig moment in het verleden onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van die lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst werkzaamheden hebben verricht.
Artikel 15
Bijzondere regels inzake de ►M1 arbeidscontractanten ◄ van de Europese Gemeenschappen
De ►M1 arbeidscontractanten ◄ van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de gezinsbijslagen, die worden verstrekt krachtens de op hen toepasselijke regeling, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de lidstaat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitgeoefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht.
Artikel 16
Uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15
1. Twee of meer lidstaten, de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 vaststellen.
2. Degene die recht heeft op een pensioen krachtens de wetgevingen van een of meer lidstaten en die in een andere lidstaat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wetgeving van deze laatste lidstaat mits hij niet op grond van de verrichting van een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, aan deze wetgeving is onderworpen.
TITEL III
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VERSCHILLENDE CATEGORIEËN UITKERINGEN
HOOFDSTUK 1
Prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen
Afdeling 1
Verzekerden en hun gezinsleden, met uitzondering van gerechtigden en hun gezinsleden
Artikel 17
Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat
Een verzekerde en zijn gezinsleden die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat wonen, hebben in de lidstaat van hun woonplaats recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de woonplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens die wetgeving verzekerd waren.
Artikel 18
Verblijf in de bevoegde lidstaat terwijl de woonplaats in een andere lidstaat ligt — Bijzondere regels voor gezinsleden van grensarbeiders
1. Tenzij anders is bepaald in lid 2, kunnen de in artikel 17 bedoelde verzekerden en hun gezinsleden de verstrekkingen eveneens tijdens een verblijf in de bevoegde lidstaat verkrijgen. De verstrekkingen worden verleend door en voor rekening van het bevoegde orgaan, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene in die lidstaat woonde.
2. De gezinsleden van een grensarbeider hebben tijdens hun verblijf in de bevoegde lidstaat recht op verstrekkingen.
Wanneer de bevoegde lidstaat wordt vermeld in bijlage III, hebben de gezinsleden van een grensarbeider die in dezelfde lidstaat als de grensarbeider wonen, echter alleen recht op verstrekkingen in de bevoegde lidstaat onder de in artikel 19, lid 1, bepaalde voorwaarden.
Artikel 19
Verblijf buiten de bevoegde staat
1. Tenzij anders bepaald in lid 2, hebben een verzekerde en zijn gezinsleden die verblijven in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat, recht op de verstrekkingen welke tijdens het verblijf medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de verwachte duur van het verblijf. De verstrekkingen worden voor rekening van het bevoegde orgaan verstrekt door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkenen krachtens die wetgeving verzekerd waren.
2. De Administratieve Commissie stelt een lijst op van de verstrekkingen die om praktische redenen tijdens een verblijf in een andere lidstaat worden verstrekt op voorwaarde dat dit vooraf is overeengekomen tussen de betrokkene en het orgaan dat de zorg verstrekt.
Artikel 20
Reizen met het oogmerk verstrekkingen te ontvangen buiten de woonstaat (of lidstaat van de woonplaats)
1. Tenzij in deze verordening anders bepaald, moet een verzekerde die naar een andere lidstaat reist met het oogmerk gedurende zijn verblijf verstrekkingen te ontvangen, daarvoor toestemming van het bevoegde orgaan vragen.
2. Een verzekerde die van het bevoegde orgaan toestemming heeft gekregen om zich naar een andere lidstaat te begeven met het oogmerk om daar een voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan, heeft recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij krachtens die wetgeving verzekerd was. De toestemming mag niet worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling behoort tot de prestaties waarin de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, voorziet, en die behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, in laatstbedoelde lidstaat niet kan worden gegeven binnen een termijn die medisch verantwoord is.
3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een verzekerde.
4. Indien de gezinsleden van een verzekerde wonen in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzekerde woont, en die andere lidstaat heeft gekozen voor vergoeding op basis van vaste bedragen, worden de kosten van de in lid 2 bedoelde verstrekkingen gedragen door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden. In dat geval wordt voor de toepassing van lid 1 het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden als het bevoegde orgaan beschouwd.
Artikel 21
Uitkeringen
1. Een verzekerde en zijn gezinsleden die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, hebben recht op uitkeringen van het bevoegde orgaan overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving. In overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woon- of verblijfplaats kunnen deze uitkeringen echter door het orgaan van de woon- of verblijfplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden verstrekt volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat.
2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat wiens wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen gemiddelde inkomsten dan wel een gemiddelde premie of bijdrage als grondslag wordt genomen, stelt deze gemiddelde inkomsten of deze gemiddelde premie of bijdrage uitsluitend vast op basis van de inkomsten die genoten zijn of de premies of bijdragen die zijn toegepast gedurende de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.
3. Het bevoegde orgaan van een lidstaat wiens wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van vaste inkomsten, houdt uitsluitend rekening met deze vaste inkomsten of in voorkomend geval met het gemiddelde van de vaste inkomsten die betrekking hebben op de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.
4. De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin er in de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving een bepaalde referentieperiode is vastgesteld en deze periode in het betrokken geval volledig of gedeeltelijk overeenstemt met de tijdvakken welke de betrokkene krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten heeft vervuld.
Artikel 22
Aanvragers van pensioenen
1. Een verzekerde die wegens het indienen van een pensioenaanvraag of tijdens de behandeling daarvan niet langer recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de laatstelijk bevoegde lidstaat, blijft het recht op verstrekkingen behouden krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, indien de aanvrager van het pensioen wat betreft verzekering voldoet aan de voorwaarden in de wetgeving van de in lid 2 bedoelde lidstaat. Het recht op verstrekkingen in de lidstaat van de woonplaats geldt tevens voor de gezinsleden van de pensioenaanvrager.
2. De kosten voor verstrekkingen zijn voor rekening van het orgaan van de lidstaat die overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 25 in geval van toekenning van het pensioen bevoegd zou worden.
Afdeling 2
Pensioengerechtigden en hun gezinsleden
Artikel 23
Recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats
Degene die een pensioen of pensioenen ontvangt krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, waaronder de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, en die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving in de lidstaat van de woonplaats, ontvangt net als zijn gezinsleden deze verstrekkingen van het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan alsof de betrokkene een pensioengerechtigde is aan wie alleen pensioen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats.
Artikel 24
Geen recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats
1. Degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en geen recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, ontvangt desalniettemin verstrekkingen voor zichzelf en zijn gezinsleden voorzover hij hierop recht zou hebben krachtens de wetgeving van de lidstaat, of van minstens een van de lidstaten die voor zijn pensioenen bevoegd is, indien hij in die lidstaat zou wonen. De verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verstrekt door het orgaan van de woonplaats alsof de betrokkene recht had op pensioen en verstrekkingen krachtens de wetgeving van die lidstaat.
2. In de gevallen als bedoeld in lid 1 wordt op grond van de volgende regels bepaald welk orgaan de kosten voor verstrekkingen voor zijn rekening dient te nemen:
a) ingeval de pensioengerechtigde enkel recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van één lidstaat, neemt het bevoegde orgaan van deze lidstaat de kosten voor zijn rekening;
b) ingeval de pensioengerechtigde recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, zijn de kosten voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat onder wiens wetgeving de betrokkene het langst heeft geressorteerd; indien de toepassing van deze regel ertoe zou leiden dat verscheidene organen de kosten voor hun rekening dienen te nemen, dan komen de kosten voor rekening van het orgaan dat de wetgeving toepast waaraan de pensioengerechtigde laatstelijk onderworpen is geweest.
Artikel 25
Pensioenen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten dan de lidstaat van de woonplaats in gevallen waarin er een recht op verstrekkingen bestaat in een andere lidstaat dan de lidstaat van de woonplaats
Ingeval degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, woont in een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake verzekering of inzake het al dan niet in loondienst verrichten van werkzaamheden, en waarvan de betrokkene geen enkel pensioen ontvangt, komen de kosten voor verstrekkingen voor de betrokkene en zijn gezinsleden voor rekening van het krachtens de regels van artikel 24, lid 2, aangewezen orgaan van een van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioenen, voorzover genoemde pensioengerechtigde en zijn gezinsleden recht zouden hebben op deze verstrekkingen indien zij zouden wonen in die lidstaat.
Artikel 26
Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan die waar de pensioengerechtigde woont
Gezinsleden van een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, hebben, mits zij in een andere lidstaat wonen dan de pensioengerechtigde, recht op verstrekkingen van het orgaan van hun woonplaats, overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, voorzover de pensioengerechtigde recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een lidstaat. De kosten zijn voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen.
Artikel 27
Verblijf van de pensioengerechtigde en zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waar zij wonen — Verblijf in de bevoegde lidstaat — Toestemming voor een passende behandeling buiten de lidstaat van woonplaats
1. Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing op degene die pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een van de lidstaten die hem zijn pensioen verstrekt, of op zijn gezinsleden, wanneer zij verblijven in een andere lidstaat dan die waar zij wonen.
2. Artikel 18, lid 1, is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 genoemde personen wanneer zij verblijven in de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen, en genoemde lidstaat hiervoor heeft gekozen en is opgenomen in de lijst in bijlage IV.
3. Artikel 20 is van overeenkomstige toepassing op een pensioengerechtigde en zijn gezinsleden wanneer zij verblijven in een andere lidstaat dan die waar zij wonen, met het oogmerk om aldaar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan.
4. Tenzij anders bepaald in lid 5, zijn de kosten van de verstrekkingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen.
5. De kosten van de in lid 3 bedoelde verstrekkingen zijn voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde of zijn gezinsleden, indien die personen wonen in een lidstaat die heeft gekozen voor vergoeding op basis van vaste bedragen. In die gevallen wordt voor de toepassing van lid 3 het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde of van zijn gezinsleden als het bevoegde orgaan beschouwd.
Artikel 28
Bijzondere voorschriften voor gepensioneerde grensarbeiders
1. Een grensarbeider die een ouderdoms- of invaliditeitspensioen ontvangt, blijft bij ziekte recht hebben op verstrekkingen in de lidstaat waar hij het laatst zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht, voor zover zulks betrekking heeft op de voortzetting van een in die lidstaat gestarte behandeling. Onder „voortzetting van een behandeling” wordt verstaan dat een ziektegeval verder wordt onderzocht, gediagnosticeerd en behandeld voor de volledige duur ervan.
De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de voormalige grensarbeider, tenzij de lidstaat waar de grensarbeider het laatst zijn werkzaamheden uitoefende, is opgenomen in bijlage III.
2. Een pensioengerechtigde die in de laatste vijf jaar voor de ingangsdatum van een ouderdoms- of invaliditeitspensioen ten minste twee jaar als grensarbeider werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht, heeft recht op verstrekkingen in de lidstaat waar hij deze activiteiten als grensarbeider heeft verricht, indien deze lidstaat en de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen, daarvoor hebben gekozen en beide zijn opgenomen in de lijst in bijlage V.
3. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een vroegere grensarbeider of op zijn nabestaanden, indien zij in de in lid 2 bedoelde periodes recht hadden op verstrekkingen op grond van artikel 18, lid 2, zulks ook indien de grensarbeider voor de pensionering overleden is, mits hij gedurende twee van de laatste vijf jaar voor zijn overlijden als grensarbeider werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht.
4. De leden 2 en 3 zijn van toepassing totdat de betrokkene ten gevolge van de verrichting van een werkzaamheid in loondienst of als zelfstandige, onder de wetgeving van een lidstaat komt te vallen.
5. De kosten van verstrekkingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 zijn voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde of aan zijn nabestaanden in hun respectieve lidstaat van hun woonplaats worden verleend.
Artikel 29
Uitkeringen voor pensioengerechtigden
1. Uitkeringen worden aan degene die een pensioen krachtens de wetgeving van één of meer lidstaten ontvangt, uitbetaald door het bevoegde orgaan van de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats worden verleend. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.
2. Lid 1 is ook van toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.
Artikel 30
Premies of bijdragen ten laste van de pensioengerechtigden
1. Het orgaan van een lidstaat dat krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving belast is met het inhouden van de premies of bijdragen ter dekking van prestaties bij ziekte en van moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, kan slechts deze premies of bijdragen, welke worden berekend overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving, heffen en innen voorzover de kosten voor de verstrekkingen die moeten worden verleend krachtens de artikelen 23 tot en met 26, worden gedragen door een orgaan van genoemde lidstaat.
2. Wanneer een pensioengerechtigde, in de in artikel 25 bedoelde gevallen, krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, premies of bijdragen, of soortgelijke inhoudingen verschuldigd is voor het verkrijgen van prestaties bijziekte en van moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, zijn deze niet invorderbaar uit hoofde van zijn woonplaats aldaar.
Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 31
Algemene bepaling
De artikelen 23 tot en met 30 zijn niet van toepassing op een pensioengerechtigde of zijn gezinsleden die op grond van de wetgeving van een lidstaat wegens het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst recht hebben op prestaties. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit hoofdstuk behandeld overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 21.
Artikel 32
Het recht op verstrekkingen: Prioriteitsbepaling — Bijzondere voorschriften voor recht van gezinsleden op prestaties in de lidstaat van de woonplaats
1. Een zelfstandig recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een lidstaat of krachtens dit hoofdstuk heeft de voorrang boven een afgeleid recht op prestaties voor gezinsleden. Een afgeleid recht op verstrekkingen heeft evenwel voorrang boven zelfstandige rechten indien het zelfstandige recht in de lidstaat van de woonplaats rechtstreeks en alleen berust op het feit dat de betrokkene in deze lidstaat woont.
2. Indien de gezinsleden van een verzekerde wonen in een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake verzekering of het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst, worden verstrekkingen verleend voor rekening van het bevoegde orgaan in de lidstaat waar zij wonen, op voorwaarde dat de echtgenoot of degene die voor de kinderen van de verzekerde zorgt, werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in deze lidstaat dan wel uit deze lidstaat een pensioen ontvangt krachtens het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst.
Artikel 33
Belangrijke verstrekkingen
1. Een verzekerde wiens recht op een prothese, op hulpmiddelen van grotere omvang of op andere belangrijke verstrekkingen ten behoeve van zichzelf of van een van zijn gezinsleden door het orgaan van een lidstaat is erkend voordat hij verzekerd was krachtens de door het orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving, krijgt deze verstrekkingen voor rekening van eerstbedoeld orgaan, ook indien zij pas worden toegekend nadat hij reeds verzekerd is krachtens de door het tweede orgaan toegepaste wetgeving.
2. De Administratieve Commissie stelt de lijst op van verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.
Artikel 34
Samenloop van prestaties bij langdurige zorg
1. Indien een begunstigde van een uitkering voor langdurige zorg die moet worden behandeld als een ziekteprestatie en die derhalve wordt verstrekt door de lidstaat die bevoegd is ten aanzien van de uitkeringen krachtens artikel 21 of artikel 29, tegelijk uit hoofde van dit hoofdstuk aanspraak kan maken op verstrekkingen voor hetzelfde doel van het orgaan van de woon- of verblijfplaats in een andere lidstaat, en een orgaan in eerstbedoelde lidstaat tevens krachtens artikel 35 de kosten van genoemde verstrekkingen moet terugbetalen, is de in artikel 10 ter vervatte algemene bepaling ter voorkoming van samenloopvan prestaties van toepassing, behoudens uitsluitend de volgende beperking: indien de betrokkene aanspraak maakt op de verstrekking en die ontvangt, wordt het bedrag van de uitkering verminderd met het bedrag van de verstrekking waarop aanspraak is gemaakt of zou kunnen worden gemaakt bij het orgaan van de eerstbedoelde lidstaat dat de kosten moet terugbetalen.
2. De Administratieve Commissie stelt een lijst op van de uitkeringen en de verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.
3. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen besluiten tot afwijkende of aanvullende maatregelen, die voor de betrokkenen niet minder gunstig mogen zijn dan de beginselen van lid 1.
Artikel 35
Vergoedingen tussen organen onderling
1. De krachtens dit hoofdstuk door het orgaan van een lidstaat voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat verleende verstrekkingen worden onderling volledig vergoed.
2. De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en uitbetaald op de wijze die is geregeld in de toepassingsverordening, hetzij op basis van documenten betreffende de werkelijk gemaakte kosten, of op basis van vaste bedragen voor lidstaten met zodanige juridische of administratieve structuren dat toepassing van vergoeding op grond van werkelijk gemaakte kosten niet passend is.
3. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.
HOOFDSTUK 2
Prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten
Artikel 36
Recht op verstrekkingen en uitkeringen
1. Onverminderd gunstiger bepalingen van lid 2 en lid 2 bis van dit artikel zijn artikel 17, artikel 18, lid 1, artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 1, tevens van toepassing op prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.
2. Een persoon die door een arbeidsongeval of beroepsziekte is getroffen en die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont of verblijft, heeft recht op bijzondere verstrekkingen overeenkomstig het stelsel voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woon- of verblijfplaats worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene krachtens die wetgeving verzekerd was.
2 bis. Het bevoegde orgaan kan de in artikel 20, lid 1, bedoelde toestemming niet weigeren aan een persoon die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen is en die voor rekening van dit orgaan recht heeft op prestaties, wanneer de voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet binnen een medisch verantwoorde termijn kan worden gegeven op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont.
3. Artikel 21 is tevens van toepassing op prestaties die onder dit hoofdstuk vallen.
Artikel 37
Kosten voor het vervoer
1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van een persoon die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte is getroffen, naar zijn woonplaats of naar een ziekenhuis, neemt de kosten van vervoer van deze persoon naar een overeenkomstige plaats in een andere lidstaat, waar de betrokkene woont, voor zijn rekening, mits het orgaan vooraf toestemming tot dit vervoer heeft verleend, waarbij het naar behoren rekening houdt met de daarvoor geldende redenen. Ten aanzien van grensarbeiders is die toestemming niet vereist.
2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer naar de begraafplaats van het stoffelijk overschot van een persoon die is overleden bij een arbeidsongeval, neemt de kosten van vervoer naar een overeenkomstige plaats in een andere lidstaat, waar de persoon op het tijdstip van het ongeval woonde, voor zijn rekening volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.
Artikel 38
Prestaties wegens een beroepsziekte ontstaan door werkzaamheden in verschillende lidstaten
Indien een persoon die door een beroepsziekte is getroffen, onder de wetgeving van twee of meer lidstaten zodanige werkzaamheden heeft verricht dat deze ziekte daardoor kan zijn ontstaan, worden de prestaties waarop de betrokkene of zijn nabestaanden aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de wetgeving aan welker voorwaarden de betrokkene laatstelijk heeft voldaan.
Artikel 39
Verergering van een beroepsziekte
Ingeval een beroepsziekte waarvoor de getroffene op grond van de wetgeving van een lidstaat prestaties ontvangen heeft of ontvangt, verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a) indien de betrokkene niet, sedert hij prestaties ontvangt, onder de wetgeving van een andere lidstaat werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht die de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de kosten van de prestaties voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering;
b) indien de betrokkene wel, sedert hij prestaties ontvangt, onder de wetgeving van een andere lidstaat dergelijke werkzaamheden heeft verricht, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de kosten van de prestaties voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede lidstaat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de prestaties die na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de prestaties die vóór de verergering op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich onder de wetgeving van deze lidstaat had voorgedaan;
c) de wettelijke voorschriften van een lidstaat inzake vermindering, schorsing of intrekking mogen niet worden toegepast ten aanzien van personen die prestaties ontvangen welke overeenkomstig onderdeel b) door de organen van twee lidstaten worden verstrekt.
Artikel 40
Regels in verband met bijzonderheden van bepaalde wetgevingen
1. Indien in de lidstaat waar de betrokkene woont of verblijft, geen verzekering tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten bestaat, of indien een dergelijke verzekering wel bestaat doch niet voorziet in een orgaan dat belast is met het verlenen van verstrekkingen, worden deze verstrekkingen verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats dat met het verlenen van verstrekkingen in geval van ziekte belast is.
2. Indien in de bevoegde staat geen verzekering bestaat tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten, is het bepaalde in dit hoofdstuk betreffende verstrekkingen niettemin van toepassing op een persoon die aanspraak kan maken op prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat indien de betrokkene getroffen wordt door een arbeidsongeval of aan een beroepsziekte lijdt, terwijl hij in een andere lidstaat woont of verblijft. De kosten worden gedragen door het orgaan dat bevoegd is voor de verstrekkingen, overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat.
3. Artikel 5 geldt voor het bevoegde orgaan van een lidstaat voor wat betreft de gelijkstelling van arbeidsongevallen of beroepsziekten die later op grond van de wetgeving van een andere lidstaat zijn ontstaan of geconstateerd bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het recht op prestaties of de hoogte daarvan, mits:
a) er ten aanzien van een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die vroeger is ontstaan of geconstateerd geen vergoeding is toegekend krachtens de wetgeving die het orgaan toepast,
en
b) er op grond van de wetgeving van de andere lidstaat waaronder het betrokken arbeidsongeval of de betrokken beroepsziekte is ontstaan of geconstateerd, geen vergoeding is toegekend ten aanzien van een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die later ontstaan of geconstateerd is.
Artikel 41
Vergoedingen tussen organen onderling
1. Artikel 35 is ook van toepassing op prestaties die onder dit hoofdstuk vallen, wanneer vergoeding op basis van de werkelijke kosten geschiedt.
2. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.
HOOFDSTUK 3
Uitkeringen bij overlijden
Artikel 42
Recht op uitkeringen ingeval het overlijden in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat plaatsvindt, of ingeval de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont
1. Indien een verzekerde of een van zijn gezinsleden op het grondgebied van een andere lidstaat dan van de bevoegde lidstaat overlijdt, wordt het overlijden geacht te hebben plaatsgevonden in laatstbedoelde staat.
2. Het bevoegde orgaan is verplicht de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zijn, toe te kennen, zelfs indien de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont.
3. De leden 1 en 2 zijn eveneens van toepassing indien het overlijden het gevolg is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.
Artikel 43
Het verlenen van uitkeringen bij overlijden van een pensioengerechtigde
1. Bij overlijden van een rechthebbende op pensioen, hem verschuldigd krachtens de wetgeving van één lidstaat, of op pensioen, hem verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, terwijl hij woonde in een andere lidstaat dan die van het orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de op grond van de artikelen 24 en 25 verleende verstrekkingen, worden de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zijn, voor rekening van dat orgaan verstrekt alsof de pensioengerechtigde op het tijdstip van zijn overlijden woonde in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt.
2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.
HOOFDSTUK 4
Uitkeringen bij invaliditeit
Artikel 44
Personen die uitsluitend onderworpen zijn aan A-wetgevingen
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „A-wetgeving” verstaan elke wetgeving volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen en die door de bevoegde lidstaat uitdrukkelijk vermeld is in bijlage VI, en wordt onder „B-wetgeving” elke andere wetgeving verstaan.
2. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten onderworpen is geweest en die uitsluitend onder A-wetgevingen tijdvakken van verzekering of wonen heeft vervuld, heeft alleen recht op uitkeringen van het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, met invaliditeit als gevolg, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45, en hij ontvangt de betrokken uitkeringen overeenkomstig die wetgeving.
3. De betrokkene die geen recht heeft op uitkeringen overeenkomstig lid 2, ontvangt de uitkeringen waarop hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat nog recht heeft, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45.
4. Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 of 3 voorziet in bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking in geval van samenloop met andere inkomsten of met uitkeringen van een verschillende aard in de zin van artikel 53, lid 2, zijn de bepalingen van de artikelen 53, lid 3, en 55, lid 3, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 45
Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken
Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of wonen, past indien nodig artikel 51, lid 1, overeenkomstig toe.
Artikel 46
Personen die onderworpen zijn aan hetzij uitsluitend B-wetgevingen, hetzij A- en B-wetgevingen
1. De persoon die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten waarvan er ten minste één niet van het type A is, heeft recht op uitkeringen op grond van hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van lid 3.
2. Indien de betrokkene evenwel eerder onderworpen is geweest aan een B-wetgeving en vervolgens getroffen wordt door arbeidsongeschiktheid, met daaropvolgende invaliditeit, terwijl hij onderworpen is aan een A-wetgeving, ontvangt hij uitkeringen overeenkomstig artikel 44, op voorwaarde dat hij:
— voldoet aan de uitsluitend bij die wetgeving of andere wetgevingen van hetzelfde type vastgestelde voorwaarden, met inachtneming van, in voorkomend geval, artikel 45, zonder dat echter een beroep behoeft te worden gedaan op tijdvakken van verzekering of wonen welke vervuld zijn onder een B-wetgeving,
— en
— geen enkel recht doet gelden op ouderdomsuitkeringen, met inachtneming van artikel 50, lid 1.
3. De door het orgaan van een lidstaat genomen beslissing omtrent de mate van invaliditeit van de betrokkene is bindend voor het orgaan van iedere andere betrokken lidstaat, mits in bijlage VII is vermeld dat de voorwaarden van de wetgevingen van deze lidstaten met betrekking tot de mate van invaliditeit met elkaar overeenstemmen.
Artikel 47
Verergering van invaliditeit
1. Ingeval de invaliditeit van een persoon die uitkeringen op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten geniet, toeneemt, zijn de volgende bepalingen van toepassing, rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit:
a) de uitkeringen worden toegekend in overeenstemming met hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is;
b) als de betrokkene echter onderworpen geweest is aan twee of meer A-wetgevingen en er sinds de toekenning van de prestaties geen wetgeving van een andere lidstaat op hem van toepassing is geweest, worden de prestaties echter toegekend overeenkomstig artikel 44, lid 2.
2. Indien het totale bedrag van de op grond van lid 1 verschuldigde uitkering of uitkeringen minder bedraagt dan het bedrag van de uitkering welke de betrokkene genoot voor rekening van het orgaan dat de uitkeringen voordien verschuldigd was, is bedoeld orgaan verplicht hem een aanvulling gelijk aan het verschil tussen bedoelde bedragen te verlenen.
3. Indien de betrokkene geen recht op uitkering heeft voor rekening van een orgaan van een andere lidstaat, is het bevoegde orgaan van de voorheen bevoegde lidstaat verplicht de uitkeringen toe te kennen overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving, daarbij in voorkomend geval rekening houdend met de verergering en met artikel 45.
Artikel 48
Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen
1. Invaliditeitsuitkeringen worden in voorkomend geval omgezet in ouderdomsuitkeringen overeenkomstig de voorwaarden van de wetgeving of wetgevingen op grond waarvan zij zijn toegekend en met inachtneming van hoofdstuk 5.
2. Indien een persoon die invaliditeitsuitkeringen ontvangt op grond van artikel 50 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten, blijft elk orgaan dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat, aan die persoon de invaliditeitsuitkeringen verstrekken waarop de betrokkene krachtens de door het betrokken orgaan toegepaste wetgeving recht heeft en wel tot het tijdstip waarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of, anders, zolang de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van die uitkeringen.
3. Indien de krachtens de wetgeving van een lidstaat overeenkomstig artikel 44 toegekende invaliditeitsuitkeringen worden omgezet in ouderdomsuitkeringen en de betrokkene nog niet voldoet aan de bij de wetgeving van een of meer andere lidstaten gestelde voorwaarden voor het recht op deze uitkeringen, ontvangt de betrokkene met ingang van de dag van de omzetting invaliditeitsuitkeringen van laatstgenoemde lidstaat of lidstaten.
De toekenning van deze invaliditeitsuitkeringen valt onder hoofdstuk 5 alsof dit hoofdstuk van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met de daaropvolgende invaliditeit ontstond, tot het tijdstip waarop de betrokkene voldoet aan de bij de betrokken nationale wetgeving of wetgevingen gestelde voorwaarden voor het recht op ouderdomsuitkeringen, of, indien niet in een dergelijke omzetting is voorzien, zolang hij recht heeft op invaliditeitsuitkeringen krachtens die betrokken wetgeving of wetgevingen.
4. De krachtens artikel 44 vastgestelde invaliditeitsuitkeringen worden overeenkomstig hoofdstuk 5 opnieuw berekend, zodra de rechthebbende voldoet aan de bij een B-wetgeving gestelde voorwaarden voor het recht op invaliditeitsuitkeringen dan wel ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat ontvangt.
Artikel 49
Bijzondere bepalingen betreffende ambtenaren
De artikelen 6, 44, 46, 47 en 48 en artikel 60, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onderworpen zijn aan een bijzonder stelsel voor ambtenaren.
HOOFDSTUK 5
Ouderdoms- en nabestaandenpensioenen
Artikel 50
Algemene bepalingen
1. Alle bevoegde organen stellen het recht op uitkeringvast op grond van alle wetgevingen van de lidstaten die op de betrokkene van toepassing zijn geweest, indien een daartoe strekkend verzoek is ingediend, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk verzoekt om uitstel van de toekenning van de ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten.
2. Indien de betrokkene op een bepaald tijdstip niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden van alle wetgevingen van de lidstaten die op hem van toepassing zijn geweest, houden de organen die de wetgeving toepassen aan welker voorwaarden wel is voldaan, bij de berekening overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a) of b), geen rekening met de tijdvakken die zijn vervuld onder de wetgevingen aan welker voorwaarden niet of niet meer is voldaan, als dat resulteert in een lager bedrag aan uitkering.
3. Lid 2 wordt dienovereenkomstig toegepast voorzover de betrokkene uitdrukkelijk verzocht heeft om uitstel van de toekenning van een of meer ouderdomsuitkeringen.
4. Een nieuwe berekening wordt ambtshalve uitgevoerd zodra aan de in de andere wetgevingen gestelde voorwaarden is voldaan of indien de betrokkene verzoekt om toekenning van een ouderdomsuitkering welke op grond vanlid 1 is uitgesteld, tenzij met de tijdvakken die onder andere wetgevingen zijn vervuld reeds rekening wordt gehouden overeenkomstig lid 2 of 3.
Artikel 51
Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken van verzekering of van wonen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering
1. Indien de wetgeving van een lidstaat de toekenning van bepaalde uitkeringenafhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in specifieke al dan niet in loondienst of in een beroep verrichte werkzaamheden waarvoor een bijzonder stelsel geldt dat op personen wordt toegepast die al dan niet in loondienst die specifieke werkzaamheden verrichten, houdt het bevoegde orgaan van die lidstaat alleen rekening met de tijdvakken welke vervuld zijn onder de wetgeving van een andere lidstaat in het kader van een overeenkomstig stelsel of bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep of, in voorkomend geval, van dezelfde al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden.
Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voorwaarden om de betrokken uitkeringen te ontvangen krachtens een bijzonder stelsel, worden deze in aanmerking genomen bij de toekenning van de uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, het stelsel dat, naar gelang van het geval, van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden, op voorwaarde dat de betrokkene aan een van die stelsels onderworpen is geweest.
2. Tijdvakken van verzekering die zijn vervuld krachtens een bijzonder stelsel van een lidstaat, worden in aanmerking genomenbij de toekenning van uitkeringen krachtens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, het stelsel dat, naar gelang van het geval, van toepassing is op arbeiders respectievelijk bedienden van een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene bij een van deze stelsels aangesloten is geweest, zelfs indien de betrokken tijdvakken in laatstgenoemde lidstaat reeds krachtens een bijzonder stelsel in aanmerking zijn genomen.
3. Indien de wetgeving of een bijzondere regeling van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene verzekerd is op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de betrokkene voorheen op grond van de wetgeving of de bijzondere regeling van deze lidstaat verzekerd is geweest en, op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is of, bij gebreke daarvan, indien voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat een uitkering is verschuldigd. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in de in artikel 57 bedoelde gevallen.
Artikel 52
Toekenning van uitkeringen
1. Het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering:
a) krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving alleen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving is voldaan aan de voorwaarden die recht geven op een uitkering (autonoom pensioen);
b) door eerst een theoretisch bedrag en vervolgens het werkelijke bedrag (uitkering pro rata) als volgt te berekenen:
i) het theoretische bedrag van de uitkering is gelijk aan de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke krachtens de wetgevingen van de andere lidstaten vervuld zijn, zouden zijn vervuld overeenkomstig de wetgeving die het orgaan op de datum van vaststelling van de uitkering toepast. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het theoretische bedrag;
ii) vervolgens stelt het bevoegde orgaan het werkelijke bedrag van de pro-rata-uitkering vast door op het theoretische bedrag het verhoudingsgetal van de duur van de tijdvakken van verzekering en/of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, en van de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld.
2. In voorkomend geval past het bevoegde orgaan op het overeenkomstig lid 1, onder a) en b), berekende bedrag alle bepalingen toe inzake vermindering, schorsing of intrekking van de wetgeving krachtens welke deze uitkering wordt toegekend, binnen de grenzen van de artikelen 53 tot en met 55.
3. De betrokkene is gerechtigd om van het bevoegde orgaan van elke lidstaat het hoogste uitkeringsbedrag te ontvangen dat overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a) en b), berekend is.
4. Indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a), in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat het autonome pensioen gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata uitkering, ziet het bevoegde orgaan van de pro rata berekening af op voorwaarde dat:
i) een dergelijke situatie wordt vermeld in deel 1 van bijlage VIII;
ii) geen wetgeving van toepassing is die voorziet in anticumulatievoorschriften zoals bedoeld in de artikelen 54 en 55, tenzij de voorwaarden van artikel 55, lid 2, vervuld zijn, en
iii) artikel 57 niet van toepassing is in verband met tijdvakken die vervuld zijn onder de wetgeving van een andere lidstaat in de specifieke omstandigheden van het geval.
5. Niettegenstaande de leden 1, 2 en 3 wordt de pro rata berekening niet toegepast voor regelingen waarbij tijdvakken geen rol spelen bij de berekening van de uitkeringen, mits die regelingen in deel 2 van bijlage VIII vermeld worden. In die gevallen heeft de betrokkene recht op de uitkering die is berekend in overeenstemming met de wetgeving van de betrokken lidstaat.
Artikel 53
Anticumulatiebepalingen
1. Samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen die worden berekend of toegekend op basis van tijdvakken van verzekering en/of wonen welke door eenzelfde persoon zijn vervuld, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van dezelfde aard.
2. Samenloop van uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van verschillende aard.
3. De volgende bepalingen zijn van toepassing op in de wetgeving van een lidstaat opgenomen anticumulatiebepalingen in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenprestatie met een prestatie van dezelfde aard, een prestatie van een andere aard of andere inkomsten:
a) het bevoegde orgaan houdt alleen rekening met de in een andere lidstaat verworven uitkeringen of inkomsten indien de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat met in het buitenland verkregen uitkeringen of inkomsten rekening wordt gehouden;
b) het bevoegde orgaan houdt rekening met het door een andere lidstaat te betalen bedrag aan uitkeringen vóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen, tenzij de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat de anticumulatievoorschriften na die inhoudingen moeten worden toegepast, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening;
c) het bevoegde orgaan houdt geen rekening met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige verzekering of vrijwillig voortgezette verzekering;
d) indien een enkele lidstaat anticumulatiebepalingen toepast, omdat de betrokkene hetzij uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt overeenkomstig de wetgeving van andere lidstaten, hetzij inkomsten ontvangt die zijn verworven in een andere lidstaat, kan de verschuldigde uitkeringalleen worden verminderd ter hoogte van het bedrag van dergelijke uitkeringen of dergelijke inkomsten.
Artikel 54
Bijzondere bepalingen inzake samenloop van prestaties van dezelfde aard
1. In geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard die verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, worden de anticumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, niet toegepast op een pro-rata-uitkering.
2. De anticumulatievoorschriften zijn alleen op een onafhankelijke prestatie van toepassing indien het een uitkering betreft:
a) waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen,
of
b) waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum, voorzover die samenvalt:
i) met een uitkeringvan hetzelfde type, tenzij twee of meer lidstaten een overeenkomst hebben gesloten om te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meer dan één keer wordt meegerekend,
of
ii) met een uitkering als bedoeld onder a).
De onder a) en b) bedoelde uitkeringenen overeenkomst en zijn vermeld in bijlage IX.
Artikel 55
Samenloopvan een of meer uitkeringen van verschillende aard
1. Indien het voor het ontvangen van uitkeringen van verschillende aard of andere inkomsten vereist is dat de in de wetgeving van de betrokken lidstaten vastgelegde anticumulatiebepalingen worden toegepast op:
a) twee of meer onafhankelijke uitkeringen, delen de bevoegde organen de bedragen van de uitkering of uitkeringen of andere inkomsten, voorzover in aanmerking genomen, door het aantal uitkeringen dat aan die anticumulatiebepalingen is onderworpen.
De toepassing van deze bepaling mag er evenwel niet toe leiden dat de betrokkene zijn status van gepensioneerde wordt ontnomen voor de toepassing van de andere hoofdstukken van titel III, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening;
b) een of meer pro-rata-uitkeringen, houden de bevoegde organen rekening met de uitkering of de uitkeringen of andere inkomsten en alle elementen die zijn vastgesteld voor de toepassing van de anti-cumulatiebepalingen, zulks op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of wonen, waarmee rekening is gehouden met artikel 52, lid 1, onder b), ii),
ofwel
c) een of meer onafhankelijke uitkeringenen op een of meer pro-rata-uitkeringen, passen de bevoegde organen onderdeel a) dienovereenkomstig toe wat betreft de onafhankelijke uitkeringen, en onderdeel b) wat betreft de pro-rata-uitkeringen.
2. Het bevoegde orgaan gaat niet over tot de deling van onafhankelijke uitkeringen indien de door het orgaan toegepaste wetgeving voorziet in het in aanmerking nemen van uitkeringen van verschillende aard en/of andere inkomsten, alsmede van alle andere elementen voor de berekening van een deel van het bedrag, dat wordt berekend op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of wonen als bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b), ii).
3. Bovengenoemde bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing indien de wetgeving van een of meer lidstaten bepaalt dat geen recht op uitkering bestaat indien de betrokkene een uitkeringvan verschillende aard krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, of andere inkomsten ontvangt.
Artikel 56
Aanvullende bepalingen voor de berekening van de uitkeringen
1. De berekening van het in artikel 52, lid 1, onder b), bedoelde theoretische bedrag en pro-ratabedrag vindt als volgt plaats:
a) indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering en/of wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld, langer is dan de maximumduur welke de wetgeving van één van deze lidstaten voor het recht op een volledige prestatie vereist, houdt het bevoegde orgaan van deze lidstaat rekening met deze maximumduur in plaats van met de totale duur van bedoelde tijdvakken. Deze wijze van berekening mag niet tot gevolg hebben dat dit orgaan een uitkering verschuldigd is welke hoger is dan de volledige uitkering volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving; het vorengaande geldt niet voor uitkeringen waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de verzekering;
b) de wijze waarop samenvallende tijdvakken in aanmerking worden genomen, wordt in de toepassingsverordening geregeld;
c) indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van gemiddelde, pro rata, vaste of toegerekende inkomsten, bijdragen of premies, grondslagen voor premies of bijdragen, verhogingen, verdiensten, andere bedragen of een combinatie daarvan, wordt door het bevoegde orgaan:
i) de berekeningsgrondslag van de uitkeringenuitsluitend bepaald aan de hand van de verzekeringstijdvakken die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld;
ii) het bedrag dat op basis van de tijdvakken van verzekering en/of wonen die krachtens de wetgeving van de andere lidstaten zijn vervuld, bepaald aan de hand van dezelfde elementen, als die welke worden bepaald of geconstateerd over de tijdvakken van verzekering die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld,
►M1 waar nodig ◄ overeenkomstig de procedures die voor de betrokken lidstaat in bijlage XI zijn vastgelegd;
d) Indien punt c) niet van toepassing is omdat de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen niet wordt uitgegaan van tijdvakken van verzekering of wonen maar van andere, niet-temporele elementen, houdt het bevoegde orgaan op grond van voor ieder onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering of wonen rekening met het geaccumuleerde kapitaal, het als geaccumuleerd beschouwde kapitaal of enig ander element dat nodig is voor de berekening op grond van de wetgeving die het toepast, gedeeld door de overeenkomstige tijdseenheden in de betrokken pensioenregeling.
2. De voorschriften van de wetgeving van een lidstaat inzake de aanpassing van de voor de berekening van de uitkeringen in aanmerking genomen elementen aan het loon- of prijsniveau zijn, in voorkomend geval, van toepassing op de elementen waarmee het bevoegde orgaan van die lidstaat op grond van de krachtens de wetgevingen van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen overeenkomstig lid 1 rekening heeft gehouden.
Artikel 57
Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar
1. Niettegenstaande artikel 52, lid 1, onder b), is het orgaan van een lidstaat niet verplicht uitkeringen toe te kennen met betrekking tot tijdvakken die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld en die in aanmerking dienen te worden genomen bij het intreden van de verzekerde gebeurtenis, indien:
— de totale duur van deze tijdvakken minder dan een jaar bedraagt,
— en
— uitsluitend rekening houdende met deze tijdvakken geen recht op uitkeringen krachtens die wetgeving bestaat.
Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder „tijdvakken” verstaan alle tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die recht geven op een uitkering of de betrokken uitkering rechtstreeks verhogen.
2. Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), i), houdt het bevoegde orgaan van elk van de betrokken lidstaten rekening met de in lid 1 bedoelde tijdvakken.
3. Ingeval toepassing van lid 1 ertoe zou leiden dat alle organen van de betrokken lidstaten van hun verplichtingen worden ontheven, worden de uitkeringenuitsluitend toegekend krachtens de wetgeving van de laatste van die lidstaten aan de voorwaarden waarvan is voldaan, alsof alle vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen waarmee overeenkomstig artikel 6 en artikel 51, leden 1 en 2, rekening wordt gehouden, krachtens de wetgeving van deze lidstaat waren vervuld.
4. Dit artikel is niet van toepassing op de in deel 2 van bijlage VIII vermelde regelingen.
Artikel 58
Toekenning van een aanvulling
1. Degene die uitkeringen geniet waarop dit hoofdstuk van toepassing is, mag in de lidstaat waar hij woont en krachtens welke wetgeving hem een uitkering verschuldigd is, geen lagere uitkering ontvangen dan de minimumuitkering welke door de betrokken wetgeving is vastgesteld voor een tijdvak van verzekering of wonen dat gelijk is aan de gezamenlijke tijdvakken welke overeenkomstig dit hoofdstuk in aanmerking zijn genomen.
2. Het bevoegde orgaan van de lidstaat betaalt de betrokkene, gedurende de tijd dat hij op het grondgebied van deze staat woont, een aanvullend bedrag uit dat gelijk is aan het verschil tussen de som van de krachtens dit hoofdstuk verschuldigde uitkeringenen het bedrag van de minimumuitkering.
Artikel 59
Herberekening en aanpassing van de uitkeringen
1. Indien de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen krachtens de wetgeving van een lidstaat worden gewijzigd, of indien een relevante wijziging plaatsvindt in de persoonlijke situatie van de betrokkene die krachtens die wetgeving zou leiden tot een aanpassing van het bedrag van de uitkering, vindt een herberekening plaats overeenkomstig artikel 52.
2. Indien echter de prestaties van de betrokken lidstaten door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het niveau van inkomsten of andere redenen voor aanpassing, met een bepaald percentage of een vast bedrag worden gewijzigd, wordt dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 52 vastgestelde uitkeringen verwerkt, zonder dat een herberekening behoeft plaats te vinden.
Artikel 60
Bijzondere bepalingen voor ambtenaren
1. Artikel 6, artikel 50, artikel 51, lid 3, en de artikelen 52 tot en met 59 zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onderworpen zijn aan een bijzonder stelsel voor ambtenaren.
2. Indien evenwel de wetgeving van een lidstaat het verkrijgen, het vaststellen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties krachtens een bijzonder stelsel voor ambtenaren afhankelijk stelt van de voorwaarde dat alle tijdvakken van verzekering zijn vervuld in het kader van een of meer bijzondere stelsels voor ambtenaren in die lidstaat of van de voorwaarde dat zij door de wetgeving van die lidstaat met dergelijke tijdvakken gelijkgesteld worden, neemt het bevoegde orgaan van de betrokken lidstaat uitsluitend de tijdvakken in aanmerking die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving kunnen worden erkend.
Indien, nadat de aldus vervulde tijdvakken in aanmerking zijn genomen, de betrokkene niet voldoet aan de voor het recht op genoemde prestaties gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders respectievelijk bedienden.
3. Indien de prestaties overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat op grond van een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden berekend op basis van het laatste salaris of de laatste salarissen die tijdens een referentietijdvak werden ontvangen, neemt het bevoegde orgaan van die lidstaat bij de berekening alleen de naar behoren geherwaardeerde salarissen in aanmerking die werden ontvangen gedurende het tijdvak of de tijdvakken waarin de betrokkene onder die wetgeving viel.
HOOFDSTUK 6
Werkloosheidsuitkeringen
Artikel 61
Specifieke regels voor de samentelling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst
1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud, het herstel of de duur van het recht op uitkeringafhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, alsof deze tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.
Wanneer echter de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringafhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst slechts in aanmerking genomen op voorwaarde dat deze tijdvakken als tijdvakken van verzekering aangemerkt zouden zijn als zij overeenkomstig de toepasselijke wetgeving waren vervuld.
2. Behoudens in de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde gevallen, wordt de toepassing van lid 1 afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk, overeenkomstig de wetgeving op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd, het volgende heeft vervuld:
— tijdvakken van verzekering, indien deze wetgeving tijdvakken van verzekering vereist;
— tijdvakken van werkzaamheden in loondienst, indien deze wetgeving tijdvakken van werkzaamheden in loondienst vereist;
— tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst, indien deze wetgeving tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst vereist.
Artikel 62
Berekening van de uitkering
1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkering wordt uitgegaan van het vroegere loon of beroepsinkomen, houdt uitsluitend rekening met het loon of het beroepsinkomen dat betrokkene heeft genoten voor de laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, die hij onder die wetgeving heeft verricht.
2. Het in lid 1 bepaalde geldt ook indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving voorziet in een specifieke referentieperiode voor de vaststelling van het loon dat als basis dient voor de berekening van de uitkeringen alsmede indien de betrokkene gedurende de gehele periode of een gedeelte ervan onder de wetgeving van een andere lidstaat viel.
3. In afwijking van de leden 1 en 2 houdt het orgaan van de woonplaats voor de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde ►M1 werklozen ◄ rekening met het loon of het beroepsinkomen dat de betrokkene heeft genoten in de lidstaat aan de wetgeving waaraan hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, onderworpen was, overeenkomstig de toepassingsverordening.
Artikel 63
Bijzondere bepalingen voor de opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats
Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt artikel 7 slechts in de gevallen bedoeld in de artikelen 64, 65 en 65 bis, en binnen de daarin vermelde grenzen.
Artikel 64
Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven
1. De volledig werkloze die voldoet aan de bij de wetgeving van de bevoegde lidstaat gestelde voorwaarden om recht te hebben op uitkeringen die zich naar een andere lidstaat begeeft om daar werk te zoeken, behoudt het recht op werkloosheidsuitkering onder de hieronder aangegeven voorwaarden en beperkingen:
a) vóór vertrek dient de werkloze gedurende ten minste vier weken na de aanvang van zijn werkloosheid als werkzoekende ingeschreven te zijn geweest en ter beschikking van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde lidstaat te zijn gebleven. De bevoegde diensten of organen kunnen hem evenwel toestemming geven vóór het verstrijken van deze termijn te vertrekken;
b) de werkloze dient zich als werkzoekende in te schrijven bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij heen is gegaan, zich te onderwerpen aan de daar georganiseerde controle en zich aan de voorwaarden krachtens de wetgeving van die lidstaat te houden. Deze voorwaarde wordt als vervuld beschouwd voor het tijdvak dat aan de inschrijving voorafgaat, indien de inschrijving plaatsvindt binnen zeven dagen na de datum waarop hij niet meer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat die hij heeft verlaten. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen;
c) het recht op uitkering wordt gehandhaafd gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de datum waarop de werkloze niet langer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat die hij heeft verlaten, zonder dat de totale duur waarover uitkering wordt verleend, de totale duur mag overschrijden waarover hij krachtens de wetgeving van bedoelde lidstaat recht op uitkeringheeft. De periode van drie maanden kan door de bevoegde dienst of het bevoegde orgaan tot maximaal zes maanden worden verlengd;
d) de uitkering wordt door en voor rekening van het bevoegde orgaan verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.
2. Indien de betrokkene bij of vóór het verstrijken van het tijdvak waarover hij krachtens lid 1, onder c), recht op uitkering heeft, naar de bevoegde lidstaat terugkeert, behoudt hij het recht op uitkeringovereenkomstig de wetgeving van deze lidstaat; hij verliest elk recht op uitkering krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat, indien hij niet bij of vóór het verstrijken van dit tijdvak naar deze staat terugkeert, behoudens gunstiger bepalingen in die wetgeving. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde diensten of organen de betrokken persoon toestaan op een latere datum terug te keren met behoud van zijn recht op uitkering.
3. Behoudens gunstiger wetgeving van de bevoegde lidstaat, bedraagt het totale tijdvak tussen twee tijdvakken van arbeid waarin het recht op uitkeringen op grond van lid 1 wordt gehandhaafd ten hoogste drie maanden. Deze periode kan door de bevoegde diensten of het bevoegde orgaan tot maximaal zes maanden worden verlengd.
4. De wijze van uitwisseling van informatie, samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de bevoegde lidstaat en die van de lidstaat waarheen de betrokkene zich begeeft om werk te zoeken, wordt vastgesteld in de toepassingsverordening.
Artikel 65
Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden
1. De gedeeltelijke of door onvoorziene omstandighedenwerkloos geraakte werkloze die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde, moet zich ter beschikking van zijn werkgever of van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat stellen. Hij heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat alsof hij in die lidstaat woonde. Deze uitkering wordt door het orgaan van de bevoegde lidstaat verleend.
2. De volledig werkloze, die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en in die lidstaat blijft wonen of ernaar terugkeert, stelt zich ter beschikking van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij woont. Onverminderd de toepassing van artikel 64 mag een volledig werkloze zich daarnaast ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht.
Een werkloze die geen grensarbeider is en die niet terugkeert naar de lidstaat van zijn woonplaats, stelt zich ter beschikking te stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen was.
3. De in lid 2, eerste zin, bedoelde werkloze registreert zich als werkzoekende bij de bevoegde diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij woont, wordt onderworpen aan de daar georganiseerde controles, en houdt zich aan de door de wetgeving van die lidstaat gestelde voorwaarden. Indien hij zich tevens als werkzoekende wenst in te registreren in de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht, voldoet hij volledig aan de in die lidstaat geldende verplichtingen.
4. De uitvoering van lid 2, tweede zin, en van lid 3, tweede zin, alsmede de regelingen voor de uitwisseling van informatie, de samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de lidstaat van de woonplaats en de lidstaat waar de betrokkene het laatst werkzaamheden heeft verricht, worden vastgesteld in de toepassingsverordening.
5.
a) De in lid 2, eerste en tweede zin, bedoelde werkloze heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, alsof hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst aan die wetgeving onderworpen was. Deze prestaties worden verleend door het orgaan van de woonplaats.
b) Een werknemer die geen grensarbeider is, en aan wie uitkering is verleend voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, heeft echter bij zijn terugkeer naar de lidstaat van de woonplaats, eerst recht op uitkering overeenkomstig artikel 64, waarbij het recht op uitkering krachtens onderdeel a) geschorst wordt, zolang hij recht op uitkering heeft krachtens de wetgeving waaraan hij het laatst onderworpen was.
6. De door het orgaan van de woonplaats verleende uitkeringen krachtens lid 5 blijven ten laste van dit orgaan. Onverminderd lid 7 vergoedt het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene het laatst onderworpen was, echter het orgaan van de woonplaats volledig voor de uitkeringen die gedurende ten hoogste de eerste drie maanden door laatstgenoemd orgaan zijn verstrekt. De vergoeding over dit tijdvak mag niet hoger zijn dan de werkloosheidsuitkeringen krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat. In het in lid 5, onder b), bedoelde geval wordt het tijdvak waarin er uitkeringen uit hoofde van artikel 64 worden verleend, afgetrokken van het in de tweede zin van dit lid bedoelde tijdvak. De bijzonderheden betreffende de vergoeding worden vastgesteld in de toepassingsverordening.
7. Het in lid 6 bedoelde tijdvak van vergoeding wordt evenwel op vijf maanden gebracht wanneer de betrokkene tijdens de voorafgaande 24 maanden gedurende tijdvakken van ten minste twaalf maanden al dan niet in loondienst heeft gewerkt in de lidstaten aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, indien die tijdvakken in aanmerking komen voor de vaststelling van het recht op werkloosheidsuitkering.
8. Voor de toepassing van de leden 6 en 7 kunnen twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.
Artikel 65 bis
Bijzondere bepalingen voor volledig werkloze grensarbeiders anders dan in loondienst indien personen anders dan in loondienst werkzaam in de lidstaat waar zij wonen niet onder een werkloosheidsverzekeringsstelsel vallen
1. In afwijking van artikel 65 schrijft de volledig werkloze die als grensarbeider het laatst tijdvakken van verzekering anders dan in loondienst of tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden heeft vervuld die worden erkend voor het verlenen van recht op een werkloosheidsuitkering in een andere lidstaat dan de lidstaat van zijn woonplaats en wiens lidstaat van woonplaats ervan kennis heeft gegeven dat er voor geen enkele categorie van personen anders dan in loondienst werkzaam een mogelijkheid bestaat om in die lidstaat van woonplaats onder een werkloosheidsuitkeringsstelsel te vallen, zich in bij, en stelt hij zich ter beschikking van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheid anders dan in loondienst heeft uitgeoefend en voldoet hij, wanneer hij om uitkeringen verzoekt, zonder onderbreking aan de voorwaarden die in de wetgeving van deze lidstaat zijn vastgesteld. De volledig werkloze kan zich aanvullend tevens ter beschikking stellen van de diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaat van zijn woonplaats.
2. De in lid 1 bedoelde volledig werkloze ontvangt uitkeringen van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen was overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat.
3. Indien de in lid 1 bedoelde volledig werkloze zich niet of niet langer ter beschikking wenst te stellen van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij het laatst werkzaam was, nadat hij zich daar heeft ingeschreven, en werk wenst te zoeken in de lidstaat van zijn woonplaats, is artikel 64, behalve, lid 1, onder a), van overeenkomstige toepassing. Het bevoegde orgaan kan het in de eerste zin van artikel 64, lid 1, onder c), genoemde tijdvak verlengen tot het einde van de periode waarin een recht op uitkering bestaat.
HOOFDSTUK 7
Uitkeringen bij vervroegde uittreding
Artikel 66
Uitkeringen
Indien de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringen bij vervroegde uittreding afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, is artikel 6 niet van toepassing.
HOOFDSTUK 8
Gezinsuitkeringen
Artikel 67
Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen
Een persoon heeft recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat, ook voor de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, alsof deze in eerstbedoelde lidstaat woonden. Een pensioengerechtigde heeft echter recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioen.
Artikel 68
Prioriteitsregels bij samenloop
1. Indien gedurende hetzelfde tijdvak en voor dezelfde gezinsleden in uitkeringen is voorzien op grond van de wetgeving van meer dan een lidstaat, zijn de volgende prioriteitsregels van toepassing:
a) indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op verschillende gronden, is de volgorde van prioriteit de volgende: eerst de rechten verkregen op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, vervolgens de rechten verkregen op grond van een pensioen, en ten slotte de rechten op grond van de woonplaats;
b) indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op dezelfde grond, wordt de volgorde van prioriteit vastgesteld op basis van de volgende subsidiaire criteria:
i) indien het gaat om rechten die verkregen zijn op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst: de woonplaats van de kinderen, mits er dergelijke werkzaamheden worden verricht, en subsidiair, in voorkomend geval, het hoogste bedrag aan uitkeringen waarin de betrokken wetgevingen voorzien. In dat laatste geval worden de kosten van de uitkeringen verdeeld volgens in de toepassingsverordening bepaalde criteria;
ii) indien het gaat om rechten die verkregen zijn op grond van een pensioen: de woonplaats van de kinderen, mits op grond van deze wetgeving een pensioen moet worden uitgekeerd, en subsidiair, in voorkomend geval, het langste onder de betrokken wetgevingen vervulde tijdvak van verzekering of verblijf;
iii) indien het gaat om rechten die verkregen zijn op grond van de woonplaats: de woonplaats van de kinderen.
2. Bij samenloopvan rechten worden de gezinsuitkeringen toegekend overeenkomstig de wetgeving die volgens lid 1 als prioritair is aangemerkt. De rechten op gezinsuitkeringen die verschuldigd zijn op grond van de andere betrokken wetgeving of wetgevingen, worden geschorst ter hoogte van het bedrag dat bij de wetgeving van de eerste lidstaat is vastgesteld en, zo nodig, wordt het deel dat dit bedrag overschrijdt uitbetaald in de vorm van een aanvullende toeslag. Als het recht op de uitkering in kwestie alleen gebaseerd is op de woonplaats, hoeft deze aanvullende toeslag echter niet te worden uitgekeerd voor kinderen die in een andere lidstaat wonen.
3. Indien er uit hoofde van artikel 67 een aanvraag om gezinsuitkeringen wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving toepasselijk is, maarniet op grond van het prioritair recht overeenkomstig de leden 1 en 2:
a) zendt dat orgaan de aanvraag onverwijld door naar het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving prioritair van toepassing is; het stelt de betrokkene daarvan in kennis en betaalt, onverminderd de bepalingen van de toepassingsverordening betreffende de voorlopige toekenning van uitkeringen, zo nodig, de in lid 2 genoemde aanvullende toeslaguit;
b) neemt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving prioritair van toepassing is, de aanvraag in behandeling alsof het rechtstreeks bij dat orgaan was ingediend; de datum waarop de aanvraag bij het eerste orgaan is ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop de aanvraag bij het prioritaire orgaan is ingediend.
Artikel 68 bis
Betaling van de uitkeringen
Indien degene aan wie gezinsuitkeringen moeten worden verleend, deze niet voor het onderhoud van de gezinsleden besteedt, betaalt het bevoegde orgaan, op verzoek en door tussenkomst van het orgaan van de lidstaat waar zij wonen dan wel van het orgaan dat of de instelling die daartoe door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij wonen, is aangewezen, die uitkeringen uit aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon te wiens laste de gezinsleden in feite komen, hetgeen volledige kwijting van het bevoegde orgaan inhoudt.
Artikel 69
Aanvullende bepalingen
1. Indien er aan de op grond van de artikelen 67 en 68 aangewezen wetgeving geen enkel recht wordt ontleend op aanvullende of speciale gezinsuitkeringen voor wezen, worden deze uitkeringen, bovenop de andere op grond van de wetgeving van de hiervoor genoemde lidstaat verkregen gezinsuitkeringen, automatisch verleend krachtens de wetgeving van de lidstaat waaraan de overleden werknemer het langst onderworpen is geweest, voorzover het recht aan de bovengenoemde wetgeving werd ontleend. Indien aan deze wetgeving geen enkel recht werd ontleend, worden de voorwaarden voor het verwerven van een dergelijk recht krachtens de wetgeving van de overige betrokken lidstaten getoetst en worden de uitkeringen toegekend, en wel in afdalende volgorde volgens de duur van de krachtens de wettelijke regelingen van deze lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.
2. De uitkeringen die in de vorm van pensioenen of van aanvullende pensioenen worden uitgekeerd, worden toegekend en berekend overeenkomstig hoofdstuk 5.
HOOFDSTUK 9
Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties
Artikel 70
Algemene bepaling
1. Dit artikel is van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties waarop wetgeving van toepassing is die, wegens haar personele werkingssfeer, doelstellingen en/of de voorwaarden voor het ingaan van een recht, kenmerken heeft van zowel de in artikel 3, lid 1, bedoelde socialezekerheidswetgeving als van de bijstand.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties” verstaan prestaties die:
a) bedoeld zijn:
i) voor de extra, aanvullende of bijkomende dekking van de gebeurtenissen in de in artikel 3, lid 1, vermelde takken van de sociale zekerheid en om de betrokken personen een minimum voor levensonderhoud te garanderen in verhouding tot de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat;
of
ii) om uitsluitend personen met een handicap een bijzondere bescherming te bieden, die nauw aansluit bij hun sociale omstandigheden in de betrokken lidstaat;
en
b) uitsluitend worden gefinancierd door de verplichte belastingen ter dekking van de algemene openbare uitgaven en waarvoor de voorwaarden voor de toekenning en berekening niet afhankelijk zijn van de betaling van enige premie of bijdrage door de betrokkene. Prestaties ter aanvulling van op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties mogen evenwel niet alleen om die reden als op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties worden beschouwd;
en
c) opgenomen zijn in bijlage X.
3. Artikel 7 en de andere hoofdstukken van titel III zijn niet van toepassing op de in lid 2 van dit artikel bedoelde prestaties.
4. De in lid 2 bedoelde uitkeringen zullen uitsluitend worden toegekend door de lidstaat waarin de betreffende persoon woont, overeenkomstig de wetgeving van deze staat. Deze prestaties worden verstrekt door, en voor rekening van, het orgaan van de woonplaats.
TITEL IV
ADMINISTRATIEVE COMMISSIE EN RAADGEVEND COMITÉ
Artikel 71
Samenstelling en werkwijze van de Administratieve Commissie
1. De Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, hierna „Administratieve Commissie” genoemd, die bij ►M3 de Europese Commissie ◄ is ingesteld, is samengesteld uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, die eventueel door technische adviseurs wordt bijgestaan. Een vertegenwoordiger van ►M3 de Europese Commissie ◄ neemt als adviseur deel aan de vergaderingen van de Administratieve Commissie.
2. De Administratieve Commissie handelt bij gekwalificeerde meerderheid zoals omschreven in de Verdragen, behalve voor de vaststelling van haar statuten, die door haar leden in onderlinge overeenstemming worden opgesteld.
Aan de besluiten inzake de in artikel 72, onder a), bedoelde vraagstukken van interpretatieve aard wordt de nodige bekendheid gegeven.
3. Het secretariaat van de Administratieve Commissie wordt waargenomen door de diensten van ►M3 de Europese Commissie ◄ .
Artikel 72
Taken van de Administratieve Commissie
De Administratieve Commissie heeft tot taak:
a) alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, van de toepassingsverordening en van enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen, te behandelen, onverminderd het recht van de betrokken autoriteiten, organen en personen om gebruik te maken van de rechtsmiddelen, en zich te wenden tot de rechterlijke instanties, bedoeld bij de wetgevingen van de lidstaten, bij deze verordening en bij het Verdrag;
b) de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht te vergemakkelijken, met name door de uitwisseling van ervaringen en goede administratieve praktijken te bevorderen;
c) de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen op het gebied van de sociale zekerheid te bevorderen en verder te ontwikkelen teneinde met name in te spelen op de bijzondere vraagstukken in verband met bepaalde categorieën personen; op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid de verwezenlijking van activiteiten op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen;
d) een zo ruim mogelijke toepassing van de nieuwe technologieën te bevorderen om het vrije verkeer van personen te vergemakkelijken, met name door de procedures voor de gegevensuitwisseling te moderniseren en de informatiestroom tussen de organen, rekening houdend met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat, geschikt te maken voor elektronische uitwisseling; de Administratieve Commissie stelt de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur van de elektronische gegevensverwerking vast, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de standaards, en zij stelt de voorschriften vast voor de werking van het gemeenschappelijk gedeelte van deze voorzieningen;
e) alle overige werkzaamheden te verrichten die tot haar bevoegdheid behoren krachtens deze verordening en de toepassingsverordening of krachtens enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen;
f) aan ►M3 de Europese Commissie ◄ alle voorstellen op het gebied van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te doen teneinde het acquis communautaire te verbeteren en te moderniseren door de uitwerking van latere verordeningen of met behulp van andere door het Verdrag voorziene instrumenten;
g) vast te stellen met welke gegevens rekening moet worden gehouden bij het opmaken van de rekeningen betreffende de lasten welke de organen van de lidstaten krachtens deze verordening moeten dragen, en de jaarlijkse afrekening tussen deze organen op te stellen op basis van een verslag van de in artikel 74 bedoelde Rekencommissie.
Artikel 73
Technische Commissie voor de gegevensverwerking
1. Bij de Administratieve Commissie wordt een Technische Commissie voor de gegevensverwerking opgericht, hierna „Technische Commissie” genoemd. De Technische Commissie doet aan de Administratieve Commissie voorstellen voor de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur voor het beheer van de elektronische gegevensverwerkingsdiensten, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de normen; zij stelt verslagen op en brengt een met redenen omkleed advies uit op basis waarvan de Administratieve Commissie de in artikel 72, onder d), bedoelde beslissingen neemt. De Administratieve Commissie stelt de samenstelling en de regels voor de werkwijze van de Technische Commissie vast.
2. Te dien einde heeft de Technische Commissie tot taak:
a) de relevante technische documentatie te verzamelen en de voor de vervulling van haar taken noodzakelijke studies en werkzaamheden te verrichten;
b) de in lid 1 bedoelde verslagen en met redenen omklede adviezen aan de Administratieve Commissie voor te leggen;
c) alle andere werkzaamheden en studies uit te voeren inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt;
d) leiding te geven aan communautaire proefprojecten voor het gebruik van elektronische gegevensverwerkingsdiensten en, voor het communautaire gedeelte, van de operationele systemen van het gebruik van die diensten.
Artikel 74
Rekencommissie
1. Er wordt bij de Administratieve Commissie een Rekencommissie ingesteld. De samenstelling en de regels voor de werkwijze van deze commissie worden vastgesteld door de Administratieve Commissie.
De Rekencommissie heeft tot taak:
a) de controle te verrichten op de methode voor het bepalen en berekenen van de jaarlijkse gemiddelde kosten die door de lidstaten worden ingediend;
b) de nodige gegevens te verzamelen en de berekeningen te maken die nodig zijn om jaarlijks de stand op te maken van de vorderingen van elke lidstaat;
c) periodiek verslag uit te brengen aan de Administratieve Commissie over het resultaat van de toepassing van de onderhavige verordening en de toepassingsverordening, met name op financieel vlak;
d) de gegevens en de verslagen te verstrekken die de Administratieve Commissie nodig heeft om de besluiten krachtens artikel 72, onder g), te kunnen nemen;
e) de Administratieve Commissie alle dienstige voorstellen te doen, inclusief over deze verordening, met betrekking tot de onderdelen a), b) en c);
f) alle werkzaamheden, studies of taken te verrichten inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt.
Artikel 75
Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
1. Er wordt een Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ingesteld, hierna „Raadgevend Comité” genoemd, dat voor elk van de lidstaten is samengesteld uit:
a) een vertegenwoordiger van de regering;
b) een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties;
c) een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties.
Voor elk van de vorengenoemde categorieën wordt één plaatsvervangend lid per lidstaat benoemd.
De leden en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité worden benoemd door de Raad. Het Raadgevend Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van ►M3 de Europese Commissie ◄ . Het Raadgevend Comité stelt zijn reglement van orde vast.
2. Het Raadgevend Comité is gemachtigd om, op verzoek van ►M3 de Europese Commissie ◄ , van de Administratieve Commissie of uit eigen beweging:
a) vraagstukken van algemene of principiële aard en problemen welke rijzen bij de toepassing van de communautaire bepalingen inzake de coördinatie van sociale zekerheidssystemen, met name in verband met bepaalde categorieën personen, te onderzoeken;
b) ten behoeve van de Administratieve Commissie terzake adviezen uit te brengen alsmede voorstellen te doen voor een eventuele herziening van die bepalingen.
TITEL V
DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 76
Samenwerking
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken elkaar alle inlichtingen met betrekking tot:
a) de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen;
b) de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van deze verordening.
2. Bij de toepassing van deze verordening zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van genoemde autoriteiten en organen is in principekosteloos. De Administratieve Commissie bepaalt evenwel de aard van de te vergoeden uitgaven en de drempels waarboven een vergoeding moet plaatsvinden.
3. Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbende personen of hun gemachtigden in verbinding stellen.
4. De organen en de personen die onder deze verordening vallen, zijn met het oog op de goede toepassing van deze verordening verplicht elkaar inlichtingen te verstrekken en samen te werken.
De organen reageren, overeenkomstig het beginsel van goed bestuur, binnen een redelijke termijn op alle aanvragen en verstrekken de betrokkenen daartoe alle informatie die nodig is om de hun door deze verordening verleende rechten uit te oefenen.
De betrokkenen moeten de organen van de bevoegde lidstaat en van de lidstaat van de woonplaats zo spoedig mogelijk in kennis stellen van iedere verandering in hun persoonlijke of gezinssituatie die gevolgen heeft voor hun rechten op de prestaties waarin deze verordening voorziet.
5. Indien niet voldaan wordt aan de informatieplicht als bedoeld in lid 4, derde alinea, kunnen overeenkomstig het nationaal recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke onder de nationale rechtsorde vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk de uitoefening van de door deze verordening aan de betrokkenen verleende rechten niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.
6. Als zich bij de uitleg en de toepassing van deze verordening moeilijkheden voordoen die de rechten van onder de verordening vallende personen in gevaar kunnen brengen, neemt het orgaan van de bevoegde lidstaat of van de lidstaatvan de woonplaats, contact op met het orgaan of de organen van de andere betrokken lidstaat of lidstaten. Als er binnen een redelijke termijn geen oplossing wordt gevonden, kunnen de betrokken autoriteiten de Administratieve Commissie inschakelen.
7. De autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van een lidstaat mogen verzoekschriften of andere documenten die hun toegezonden worden, niet afwijzen op grond van het feit dat zij zijn opgesteld in een officiële taal van een andere lidstaat, die als een officiële taal van de instellingen van de Gemeenschap is erkend overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.
Artikel 77
Bescherming van persoonsgegevens
1. Indien de autoriteiten of organen van een lidstaat op grond van deze verordening of van de toepassingsverordening persoonsgegevens aan de autoriteiten of organen van een andere lidstaat mededelen, is deze mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens verstrekt. Voor iedere mededeling van de autoriteit of het orgaan van de lidstaat die de gegevens heeft ontvangen, alsmede voor de opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens door die lidstaat, gelden de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens ontvangt.
2. De verzending van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens van een lidstaat naar een andere lidstaat dient te gebeuren met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
Artikel 78
Elektronische gegevensverwerking
1. De lidstaten maken steeds meer gebruik van de nieuwe technologieën voor de uitwisseling van, de toegang tot en de behandeling van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens. De Commissie steunt activiteiten van gemeenschappelijk belang zodra de lidstaten deze diensten voor elektronische gegevensverwerking hebben ingevoerd.
2. Elke lidstaat is met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens verantwoordelijk voor het beheer van zijn eigen gedeelte van de diensten voor elektronische gegevensverwerking.
3. Een elektronisch document dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de toepassingsverordening door een orgaan is verstuurd of uitgebracht, mag vanaf het moment dat het ontvangende orgaan heeft verklaard elektronische documenten te kunnen ontvangen door geen enkele autoriteit of door geen enkel orgaan van een andere lidstaat geweigerd worden op grond van het feit dat dit document langs elektronische weg werd ontvangen. Het reproduceren en opslaan van deze documenten wordt geacht een juiste en nauwkeurige weergave te leveren van het originele document of van de informatie waarop dat betrekking heeft, tenzij het tegendeel is bewezen.
4. Een elektronisch document wordt als geldig beschouwd als het computersysteem waarin dit document is opgeslagen de noodzakelijke beveiligingen bevat tegen wijziging of openbaarmaking van, of toegang van onbevoegden tot de opgeslagen gegevens. Te allen tijde is het mogelijk de opgeslagen gegevens in een rechtstreeks leesbare vorm om te zetten. Bij de overdracht van een elektronisch document van het ene socialezekerheidsorgaan naar het andere worden passende beveiligingsmaatregelen genomen in overeenstemming met de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
Artikel 79
Financiering van activiteiten op het gebied van de sociale zekerheid
In het kader van deze verordening en van de toepassingsverordening kan ►M3 de Europese Commissie ◄ de volgende activiteiten geheel of gedeeltelijk financieren:
a) activiteiten ter verbetering van de informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten en organen voor de sociale zekerheid van de lidstaten, met name van elektronische gegevensuitwisseling;
b) alle andere activiteiten die ten doel hebben om, met behulp van de meest geschikte middelen, informatie aan de onder deze verordening vallende personen en hun vertegenwoordigers te verstrekken over de rechten en plichten die uit deze verordening voortvloeien.
Artikel 80
Vrijstelling
1. Iedere vrijstelling of verlaging van belastingen, retributies, zegelrechten, griffie- of registratierechten waarin bij de wetgeving van een lidstaat is voorzien voor bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van deze staat dienen te worden overgelegd, geldt eveneens voor overeenkomstige bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van een andere lidstaat of van deze verordening dienen te worden overgelegd.
2. Alle akten, documenten of bescheiden van welke aard dan ook die voor de toepassing van deze verordening dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten.
Artikel 81
Aanvragen, verklaringen of beroepschriften
Aanvragen, verklaringen of beroepschriften die ter uitvoering van de wetgeving van een lidstaat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van die lidstaat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere lidstaat worden ingediend. In dat geval zal de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waarop aldus een beroep wordt gedaan, deze aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld doen toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van eerstbedoelde lidstaat, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. De datum waarop die aanvragen, verklaringen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere lidstaat zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop deze zijn ingediend bij de autoriteiten, het orgaan of de rechterlijke instantie die bevoegd is hiervan kennis te nemen.
Artikel 82
Geneeskundige onderzoeken
Bij de wetgeving van een lidstaat voorziene geneeskundige onderzoeken kunnen op verzoek van het bevoegde orgaan in een andere lidstaat worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de aanvrager van of de rechthebbende op prestaties, op de wijze als bepaald bij de toepassingsverordening of op een tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeengekomen wijze.
Artikel 83
Toepassing van wetgevingen
De bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten staan in bijlage XI.
Artikel 84
Inning van premies of bijdragen en terugvordering van prestaties
1. Premies of bijdragen die aan een orgaan van een lidstaat verschuldigd zijn, en prestaties die ten onrechte door een orgaan van een lidstaat zijn verleend, kunnen in een andere lidstaat worden geïnd, respectievelijk teruggevorderd, volgens de procedures en met de waarborgen en voorrechten die van toepassing zijn op de inning van premies of bijdragen die verschuldigd zijn aan, en de terugvordering van prestaties die ten onrechte zijn verleend door, het overeenkomstige orgaan van laatstbedoelde lidstaat.
2. Voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen van rechterlijke en overheidsinstanties betreffende de inning van premies of bijdragen, renten en alle andere kosten of de terugvordering van krachtens de wetgeving van een lidstaat ten onrechte verleende prestaties, worden op verzoek van het bevoegde orgaan in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd binnen de grenzen en volgens de procedures waarin de wetgeving voorziet en volgens alle andere procedures die van toepassing zijn op gelijkaardige beslissingen van die lidstaat. Deze beslissingen worden door het bevoegde orgaan uitvoerbaar in die lidstaat verklaard voorzover de wetgeving en alle andere procedures van die lidstaat dit vereisen.
3. In geval van gedwongen tenuitvoerlegging, faillissement of akkoord genieten de vorderingen van het orgaan van een lidstaat in een andere lidstaat dezelfde voorrechten als die welke de wetgeving van laatstbedoelde lidstaat toekent aan vorderingen van dezelfde aard.
4. De wijze van toepassing van dit artikel, inclusief de te vergoeden kosten, wordt geregeld bij de toepassingsverordening of, voorzover nodig en bij wijze van aanvulling, door middel van overeenkomsten tussen lidstaten.
Artikel 85
Rechten van de organen
1. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, worden de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een derde die verplicht is de schade te vergoeden als volgt geregeld:
a) indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving in de rechten treedt die de rechthebbende ten opzichte van die derde heeft, erkent elke lidstaat die subrogatie;
b) indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, een onmiddellijk recht ten opzichte van de derde heeft, erkent elke lidstaat dat recht.
2. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen die aangeven in welke gevallen de werkgevers of de bij hen werkzaam zijnde werknemers zijn ontheven van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of het bevoegde orgaan.
Lid 1 is eveneens van toepassing op de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van werkgevers of de bij deze werkgevers werkzaam zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven.
3. Indien twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten overeenkomstig artikel 35, lid 3, en/of artikel 41, lid 2, een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, of indien de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties, worden de eventuele rechten ten opzichte van een aansprakelijke derde als volgt geregeld:
a) indien het orgaan van een lidstaat van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade die op het grondgebied van die lidstaat is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde;
b) voor de toepassing van het bepaalde onder a) wordt:
i) de rechthebbende op prestaties geacht te zijn aangesloten bij het orgaan van de woon- of verblijfplaats,
en
ii) bedoeld orgaan aangemerkt als het orgaan dat de prestaties verschuldigd is.
c) De leden 1 en 2 blijven van toepassing ten aanzien van prestaties die niet vallen onder de overeenkomst waarbij wederzijds van vergoeding wordt afgezien, of waarvoor de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties.
Artikel 86
Bilaterale overeenkomsten
Wat betreft de betrekkingen tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk, Duitsland en België anderzijds, wordt de toepassing en de duur van het in artikel 65, lid 7, bedoelde tijdvak afhankelijk gesteld van de sluiting van bilaterale overeenkomsten.
TITEL VI
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 87
Overgangsbepalingen
1. Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor het tijdvak dat aan de datum van haar toepassing voorafgaat.
2. Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, dat krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat de datum van haar toepassing in deze lidstaat is vervuld.
3. Onverminderd lid 1 ontstaat krachtens deze verordening ook dan een recht, indien dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór de datum van haar toepassing in de betrokken lidstaat heeft plaatsgevonden.
4. Elke prestatie die in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is toegekend dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang van de datum van toepassing van deze verordening in de betrokken lidstaat, mits de vroeger toegekende rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.
5. De rechten van de betrokkene wier pensioen vóór de datum van toepassing van deze verordening in een lidstaat werd toegekend, kunnen op verzoek van de betrokkene worden herzien met inachtneming van deze verordening.
6. Indien het in lid 4 of 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in een lidstaat wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kan worden toegepast.
7. Indien het in lid 4 of 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in de betrokken lidstaat wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstiger bepalingen van de wetgeving van enig lidstaat van toepassing zijn.
8. Indien een persoon op grond van deze verordening is onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan die persoon op grond van titel II van Verordening (EEG) nr. 1408/71 onderworpen is, blijft de betrokkene onderworpen aan deze wetgeving zolang de desbetreffende situatie voortduurt, maar in elk geval niet langer dan 10 jaar te rekenen vanaf de toepassingsdatum van deze verordening, tenzij hij een aanvraag indient om onderworpen te worden aan de wetgeving die op grond van deze verordening van toepassing is. Indien de aanvraag binnen een termijn van drie maanden vanaf de toepassingsdatum van deze verordening wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op grond van deze verordening van toepassing is, is deze wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de toepassingsdatum van deze verordening. Indien de aanvraag wordt ingediend nadat deze termijn verstreken is, is genoemde wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de eerste dag van de volgende maand.
9. Artikel 55 van deze verordening is uitsluitend van toepassing op pensioenen waarop artikel 46 quater van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op de toepassingsdatum van deze verordening niet van toepassing is.
10. Artikel 65, lid 2, tweede zin, en lid 3, tweede zin, is uiterlijk twee jaar na de toepassingsdatum van deze verordening in Luxemburg van toepassing.
10 bis. De vermeldingen in bijlage III betreffende Estland, Spanje, Italië, Litouwen, Hongarije en Nederland verliezen hun werking 4 jaar na de datum van toepassing van deze verordening.
10 ter. De in bijlage III opgenomen lijst wordt uiterlijk op 31 oktober 2014 geëvalueerd aan de hand van een verslag van de Administratieve Commissie. Dit verslag omvat een effectbeoordeling van het belang, de frequentie, de omvang en de kosten, zowel absoluut als relatief, van de toepassing van de bepalingen in bijlage III. Het verslag bevat ook de mogelijke gevolgen van een intrekking van deze bepalingen voor de lidstaten die na de in lid 10 bis bedoelde datum nog in deze bijlage blijven opgenomen. In het licht van dat verslag besluit de Commissie over de indiening van een voorstel om de lijst te herzien en deze in beginsel in te trekken, tenzij uit het verslag van de Administratieve Commissie dringende redenen blijken om dat niet te doen.
11. De lidstaten zien erop toe dat passende informatie wordt verstrekt met betrekking tot de wijzigingen in de rechten en plichten die worden ingevoerd bij deze verordening en de toepassingsverordening.
Artikel 87 bis
Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 465/2012
1. Indien een persoon als gevolg van de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 465/2012, overeenkomstig titel II van deze verordening, onderworpen is aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan hij onderworpen was voor die inwerkingtreding, blijft hij onderworpen aan de wetgeving van de lidstaat die toepasselijk was voor die datum gedurende een overgangsperiode die voortduurt zo lang als de desbetreffende situatie blijft bestaan, en in ieder geval niet langer dan tien jaar na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 465/2012. Deze persoon kan een aanvraag indienen dat de overgangsperiode niet langer op hem van toepassing zou zijn. Deze aanvraag wordt ingediend bij het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de woonplaats aangewezen orgaan. Aanvragen die zijn ingediend uiterlijk op 29 september 2012 worden geacht van kracht te zijn geworden op 28 juni 2012. Aanvragen die zijn ingediend na 29 september 2012 worden van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de indiening van die aanvragen.
2. Uiterlijk op 29 juni 2014 beoordeelt de Administratieve Commissie de uitvoering van de bepalingen in artikel 65 bis van deze verordening en dient zij een verslag in over de toepassing ervan. Op basis van dit verslag kan de Europese Commissie in voorkomend geval voorstellen indienen om deze bepalingen te wijzigen.
Artikel 88
Bijwerking van de bijlagen
De bijlagen van deze verordening zullen regelmatig worden herzien.
Artikel 89
Toepassingsverordening
De wijze van toepassing van deze verordening wordt bij een latere verordening vastgesteld.
Artikel 90
Intrekkingen
1. Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt met ingang van de toepassingsdatum van deze verordening ingetrokken.
Verordening (EEG) nr. 1408/71 blijft evenwel van kracht en de rechtsgevolgen ervan worden gehandhaafd voor:
a) Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad van 14 mei 2003 tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen ( 6 ), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;
b) Verordening (EEG) nr. 1661/85 van de Raad van 13 juni 1985 tot vaststelling van de technische aanpassingen van de communautaire regelingen op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers met betrekking tot Groenland ( 7 ), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;
c) de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte ( 8 ), de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen ( 9 ) alsmede andere overeenkomsten die een verwijzing bevatten naar Verordening (EEG) nr. 1408/71, zulks zolang genoemde overeenkomsten niet worden gewijzigd als gevolg van deze verordening.
2. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1408/71 in Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen ( 10 ) moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.
Artikel 91
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
VOORSCHOTTEN OP ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN, BIJZONDERE UITKERINGEN BIJ GEBOORTE OF ADOPTIE
(artikel 1, onder z))
I. Voorschotten op onderhoudsverplichtingen
BELGIË
Voorschotten op onderhoudsgelden als bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën.
BULGARIJE
Onderhoudsbetalingen door de staat uit hoofde van artikel 92 van het Gezinswetboek.
DENEMARKEN
Voorschotbetaling voor kinderalimentatie uit hoofde van de Wet betreffende prestaties voor kinderen.
Voorschotbetaling voor kinderalimentatie geconsolideerd door Wet nr. 765 van 11 september 2002.
DUITSLAND
Voorschotten op de onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Duitse wet inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen (Unterhaltungsvorschussgesetz) van 23 juli 1979.
ESTLAND
Onderhoudsuitkeringen uit hoofde van de Wet inzake onderhoudsuitkeringen van 21 februari 2007.
SPANJE
Voorschotten op onderhoudsbetalingen uit hoofde van Koninklijk Decreet nr. 1618/2007 van 7 december 2007.
FRANKRIJK
Gezinssteuntoelage voor een kind van wie een van de ouders of beide ouders in gebreke blijven of niet in staat zijn hun onderhoudsverplichtingen te voldoen of de door een rechter opgelegde onderhoudsbetalingen te verrichten.
LITOUWEN
Betalingen van het fonds voor het onderhoud van kinderen uit hoofde van de Wet inzake kinderonderhoud.
LUXEMBURG
Voorschotten op en terugvordering van onderhoudsbetalingen in de zin van de wet van 26 juli 1980.
OOSTENRIJK
Voorschotten op de onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Wet inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen voor kinderen (Unterhaltungsvorschussgesetz 1985-UVG).
POLEN
Uitkeringen van het alimentatiefonds uit hoofde van de Wet inzake bijstand voor personen die recht hebben op alimentatie.
PORTUGAL
Voorschotten op onderhoudsverplichtingen (Wet nr. 75/98, van 19 november 1998 ter waarborging van de alimentatie voor minderjarigen).
SLOVENIË
Vervangende onderhoudsbetalingen volgens de Wet op het overheidsgarantie- en onderhoudsverplichtingenfonds van de Republiek Slovenië van 25 juli 2006.
SLOWAKIJE
Vervangende alimentatie-uitkering (vervangende onderhoudsbetaling) ingevolge Wet nr. 452/2004 Coll. betreffende de vervangende alimentatie-uitkering, gewijzigd bij latere verordeningen.
FINLAND
Onderhoudsverplichting overeenkomstig de Wet ter waarborging van de alimentatie voor kinderen (671/1998).
ZWEDEN
Onderhoudsverplichting uit hoofde van de Wet inzake de onderhoudssteun (1996:1030).
II. Bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie
BELGIË
Geboorte- en adoptietoelage.
BULGARIJE
Moederschapsuitkering ineens (Wet op gezinsbijslagen voor kinderen).
TSJECHIË
Uitkering bij geboorte.
ESTLAND
a) Uitkering bij geboorte;
b) Uitkering bij adoptie.
SPANJE
Eenmalige geboorte- en adoptietoelagen.
FRANKRIJK
Geboorte- of adoptietoelage van de prestaties bij geboorte en bij adoptie („prestations d'accueil au jeune enfant” (PAJE)) ►M1 , behalve wanneer deze worden uitbetaald aan een persoon die uit hoofde van artikel 12 of artikel 16 onder de Franse wetgeving blijft vallen ◄ .
LETLAND
a) Uitkering bij geboorte;
b) Uitkering bij adoptie.
LITOUWEN
Vaste uitkering bij geboorte.
LUXEMBURG
Zwangerschapstoelagen.
Geboortetoelagen.
HONGARIJE
Moederschapsuitkering.
POLEN
Eenmalige geboortetoelage (Wet inzake gezinsuitkeringen).
ROEMENIË
a) Uitkering bij geboorte;
b) Babyuitzet voor pasgeboren kinderen.
SLOVENIË
Uitkering bij geboorte.
SLOWAKIJE
a) Uitkering bij geboorte;
b) Toeslag op de uitkering bij geboorte.
FINLAND
Moederschapspakket, de uitkering ineens bij bevalling en de uitkering ineens ter vergoeding van de kosten van internationale adoptie op grond van de Wet inzake de uitkering bij bevalling.
BIJLAGE II
BEPALINGEN VAN VERDRAGEN DIE VAN TOEPASSING BLIJVEN EN DIE, NAARGELANG HET GEVAL, BEPERKT ZIJN TOT DE PERSONEN DIE ONDER DEZE BEPALINGEN VALLEN
(artikel 8, lid 1)
Algemene opmerkingen
Opgemerkt zij dat de bepalingen van bilaterale verdragen die niet binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen en die van kracht blijven tussen de lidstaten, niet zijn opgenomen in deze bijlage. Dit geldt ook voor verplichtingen tussen lidstaten die voortvloeien uit verdragen waarin bijvoorbeeld bepalingen zijn opgenomen betreffende de samentelling van in een derde land vervulde tijdvakken van verzekering.
Bepalingen van verdragen betreffende sociale zekerheid die van toepassing blijven:
BELGIË — DUITSLAND
De artikelen 3 en 4 van het slotprotocol van 7 december 1957 bij het Algemeen Verdrag van die datum, zoals vastgelegd bij het aanvullend protocol van 10 november 1960 (samentelling van tijdvakken van verzekering in bepaalde grensregio’s voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog).
BELGIË — LUXEMBURG
Verdrag van 24 maart 1994 inzake sociale zekerheid voor grensarbeiders (betreffende de aanvullende vaste vergoeding).
BULGARIJE — DUITSLAND
Artikel 28, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 17 december 1997 (handhaving van tussen Bulgarije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdragen voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996).
BULGARIJE — OOSTENRIJK
Artikel 38, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 14 april 2005 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dat verdrag vallen.
BULGARIJE — SLOVENIË
Artikel 32, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 december 1957 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 31 december 1957).
TSJECHIË — DUITSLAND
Artikel 39, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 27 juli 2001 (handhaving van het tussen het voormalige Tsjechoslowakije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996); samentelling van tijdvakken van verzekering in een van de bij het verdrag betrokken landen voor personen die op 1 september 2002 reeds een pensioen ontvingen voor deze tijdvakken vanwege het andere bij het verdrag betrokken land, terwijl ze in dit laatste land verblijven).
TSJECHIË — CYPRUS
Artikel 32, lid 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 19 januari 1999 (waarin de bevoegdheid wordt vastgelegd voor de berekening van tijdvakken van werkzaamheid vervuld onder het desbetreffende verdrag van 1976); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
TSJECHIË — LUXEMBURG
Artikel 52, lid 8, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 17 november 2000 (samentelling van tijdvakken van verzekering voor politieke vluchtelingen).
TSJECHIË — OOSTENRIJK
Artikel 32, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 juli 1999 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
TSJECHIË — SLOWAKIJE
De artikelen 12, 20 en 33 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 29 oktober 1992 (artikel 12 stelt de bevoegdheid vast voor de toekenning van overlevingstoelagen; artikel 20 stelt de bevoegdheid vast voor de berekening van tijdvakken van verzekering vóór de dag van het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek; artikel 33 stelt de bevoegdheid vast voor de uitbetaling van pensioenen die zijn toegekend vóór de dag van het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek).
DENEMARKEN — FINLAND
Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.
DENEMARKEN — ZWEDEN
Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.
DUITSLAND — SPANJE
Artikel 45, lid 2, van het Verdrag inzake sociale zekerheid van 4 december 1973 (vertegenwoordiging door diplomatieke en consulaire autoriteiten).
DUITSLAND — FRANKRIJK
a) Het vierde Aanvullend Akkoord van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum, zoals vastgelegd bij het tweede Aanvullend Akkoord van 18 juni 1955 (samentelling van tijdvakken van verzekering tussen 1 juli 1940 en 30 juni 1950).
b) Titel I van dat tweede Aanvullend Akkoord (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 8 mei 1945).
c) De punten 6, 7 en 8 van het Algemeen Protocol van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum (administratieve regelingen).
d) De titels II, III en IV van het Akkoord van 20 december 1963 (sociale zekerheid met betrekking tot het Saarland).
DUITSLAND — LUXEMBURG
De artikelen 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag van 11 juli 1959 (samentelling van tijdvakken van verzekering tussen september 1940 en juni 1946).
DUITSLAND — HONGARIJE
Artikel 40, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 2 mei 1998 (handhaving van het tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Hongarije gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996).
DUITSLAND — NEDERLAND
De artikelen 2 en 3 van de vierde Aanvullende Overeenkomst van 21 december 1956 bij het Verdrag van 29 maart 1951 (regeling van aanspraken die door Nederlandse werknemers tussen 13 mei 1940 en 1 september 1945 op grond van de Duitse sociale verzekering zijn verkregen).
DUITSLAND — OOSTENRIJK
a) Artikel 1, lid 5, en artikel 8 van het Verdrag inzake werkloosheidsverzekering van 19 juli 1978 en artikel 10 van het slotprotocol bij dit verdrag (toekenning van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders door de lidstaat waar zij eerder gewerkt hebben) blijven van toepassing op personen die op of vóór 1 januari 2005 als grensarbeider gewerkt hebben en vóór 1 januari 2011 werkloos worden.
b) Artikel 14, lid 2, onder g), h), i) en j), van het Verdrag betreffende sociale zekerheid van 4 oktober 1995, over de verdeling van bevoegdheden tussen deze twee landen betreffende oude verzekeringsgevallen en opgebouwde tijdvakken van verzekering; de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
DUITSLAND — POLEN
a) Verdrag van 9 oktober 1975 betreffende voorzieningen voor ouderdom en arbeidsletsel, onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in artikel 27, leden 2 tot en met 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990 (handhaving van de juridische status, op basis van het verdrag van 1975, van personen die vóór 1 januari 1991 hun verblijfplaats hadden in Duitsland of Polen en die daar nog steeds verblijven).
b) Artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990 (handhaving van het recht op een pensioen uitbetaald op basis van het verdrag dat in 1957 werd gesloten tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Polen; samentelling van tijdvakken van verzekering door Poolse werknemers op grond van het verdrag dat in 1988 werd gesloten tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Polen).
DUITSLAND — ROEMENIË
Artikel 28, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 april 2005 (handhaving van het tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Roemenië gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996).
DUITSLAND — SLOVENIË
Artikel 42 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 24 september 1997 (regeling van aanspraken die vóór 1 januari 1956 zijn verkregen op grond van het socialezekerheidsstelsel van het andere bij het verdrag betrokken land); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
DUITSLAND — SLOWAKIJE
Artikel 29, lid 1, tweede en derde alinea, van de Overeenkomst van 12 september 2002 (handhaving van het tussen het voormalige Tsjechoslowakije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996; samentelling van tijdvakken van verzekering in een van de bij het verdrag betrokken landen voor personen die op 1 december 2003 reeds een pensioen ontvingen voor deze tijdvakken vanwege het andere bij het verdrag betrokken land, terwijl ze in dit laatste land verblijven).
DUITSLAND — VERENIGD KONINKRIJK
a) Artikel 7, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgerpersoneel van de strijdkrachten).
b) Artikel 5, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende werkloosheidsverzekering van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgerpersoneel van de strijdkrachten).
IERLAND — VERENIGD KONINKRIJK
Artikel 19, lid 2, van het Akkoord van 14 december 2004 betreffende de sociale zekerheid (over de overdracht en samentelling van bepaalde rechten op invaliditeitsuitkeringen).
SPANJE — PORTUGAL
Artikel 22 van het Algemeen Verdrag van 11 juni 1969 (export van werkloosheidsuitkeringen). Deze vermelding blijft geldig gedurende twee jaar te rekenen vanaf de datum van toepassing van deze verordening.
ITALIË — SLOVENIË
a) Overeenkomst betreffende de regeling van wederzijdse verplichtingen met betrekking tot sociale verzekeringen, onder verwijzing naar paragraaf 7 van bijlage XIV bij het Vredesverdrag (overeenkomst gesloten bij briefwisseling van 5 februari 1959) (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 18 december 1954); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen.
b) Artikel 45, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 juli 1997 betreffende de ex-zone B van de Vrije Zone Triëst (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 5 oktober 1956); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dat verdrag vallen.
LUXEMBURG — PORTUGAL
Overeenkomst van 10 maart 1997 (over de erkenning van besluiten genomen door instellingen in een van de overeenkomstsluitende staten met betrekking tot de toestand van invaliditeit van personen die een pensioen aanvragen bij een instelling in de andere overeenkomstsluitende staat).
LUXEMBURG — SLOWAKIJE
Artikel 50, lid 5, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 23 mei 2002 (samentelling van tijdvakken van verzekering voor politieke vluchtelingen).
HONGARIJE — OOSTENRIJK
Artikel 36, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 31 maart 1999 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
HONGARIJE — SLOVENIË
Artikel 31 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 oktober 1957 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 29 mei 1956); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
HONGARIJE — SLOWAKIJE
Artikel 34, lid 1, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 30 januari 1959 (artikel 34, lid 1, van dat verdrag bepaalt dat de tijdvakken van verzekering die worden toegekend vóór de dag van de ondertekening van dat verdrag, gelijk zijn aan de tijdvakken van verzekering van de verdragsluitende staat waarin de rechthebbende persoon een verblijfplaats had); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
OOSTENRIJK — POLEN
Artikel 33, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 september 1998 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
OOSTENRIJK — ROEMENIË
Artikel 37, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 oktober 2005 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
OOSTENRIJK — SLOVENIË
Artikel 37 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 maart 1997 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 1 januari 1956); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
OOSTENRIJK — SLOWAKIJE
Artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 21 december 2001 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.
FINLAND — ZWEDEN
Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.
BIJLAGE III
BEPERKING VAN HET RECHT OP VERSTREKKINGEN VAN GEZINSLEDEN VAN EEN GRENSARBEIDER
(artikel 18, lid 2)
DENEMARKEN
ESTLAND (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)
IERLAND
SPANJE (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)
ITALIË (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)
LITOUWEN (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)
HONGARIJE (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)
NEDERLAND (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)
FINLAND
ZWEDEN
VERENIGD KONINKRIJK
BIJLAGE IV
MEER RECHTEN VOOR PENSIOENGERECHTIGDEN DIE NAAR DE BEVOEGDE LIDSTAAT TERUGKEREN
(artikel 27, lid 2)
BELGIË
BULGARIJE
TSJECHIË
DUITSLAND
GRIEKENLAND
SPANJE
FRANKRIJK
CYPRUS
▼M1 —————
LUXEMBURG
HONGARIJE
NEDERLAND
OOSTENRIJK
POLEN
SLOVENIË
ZWEDEN
BIJLAGE V
MEER RECHTEN VOOR VOORMALIGE GRENSARBEIDERS DIE TERUGKEREN NAAR HET LAND WAAR ZIJ TEVOREN AL DAN NIET IN LOONDIENST GRENSARBEIDER ZIJN GEWEEST (ALLEEN VAN TOEPASSING INDIEN DE LIDSTAAT WAAR ZICH HET BEVOEGDE ORGAAN BEVINDT DAT VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE KOSTEN VAN DE AAN DE PENSIOENGERECHTIGDE IN DE LIDSTAAT VAN ZIJN WOONPLAATS VERLEENDE VERSTREKKINGEN, IS VERMELD)
(artikel 28, lid 2)
BELGIË
DUITSLAND
SPANJE
FRANKRIJK
LUXEMBURG
OOSTENRIJK
PORTUGAL
BIJLAGE VI
VASTSTELLING VAN A-WETGEVING DIE VAN DE BIJZONDERE COÖRDINATIE ZOU MOETEN PROFITEREN
(artikel 44, lid 1)
TSJECHIË
Volledig arbeidsongeschiktheidspensioen voor personen die volledig arbeidsongeschikt worden voor zij 18 jaar oud zijn, en die niet voor de vereiste periode verzekerd zijn geweest (Sectie 42 van de Pensioenverzekeringswet nr. 155/1995 Coll.).
ESTLAND
a) Invaliditeitspensioenen die voor 1 april 2000 zijn toegekend uit hoofde van de Wet op de uitkeringen van de staat, en die gehandhaafd zijn uit hoofde van de Wet op de pensioenverzekering van de staat.
b) Nationale pensioenen wegens invaliditeit, uit hoofde van de Wet op de pensioenverzekering van de staat.
c) Invaliditeitspensioenen toegekend overeenkomstig de Wet inzake dienst in de strijdkrachten, de Wet inzake dienst als politieambtenaar, de Wet inzake dienst bij het Openbaar Ministerie, de Wet inzake de status van rechters, de Wet inzake de vergoedingen, pensioenen en andere sociale voordelen van leden van de Riigikogu, en de Wet inzake de vergoedingen van de president van de Republiek.
IRLANDA
Deel 2, hoofdstuk 17, van de Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten.
GRIEKENLAND
De wettelijke regeling betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA), uit hoofde van Wet nr. 4169/1961.
LETLAND
Invaliditeitspensioenen (derde groep) uit hoofde van artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996.
▼M1 —————
FINLAND
Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet, 568/2007).
Invaliditeitspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).
ZWEDEN
„Sjukersättning och aktivitetsersättning” (inkomensgerelateerde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor personen boven de 30 jaar, resp. voor personen van 19-30 jaar) (Wet 1962:381 zoals gewijzigd door Wet 2001:489).
VERENIGD KONINKRIJK
a) Groot-Brittannië
De artikelen 30 A, lid 5, 40, 41 en 68 van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties (Social Security Contributions and Benefits Act) van 1992.
b) Noord-Ierland
De artikelen 30 A, lid 5, 40, 41 en 68 van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties voor Noord-Ierland (Contributions and Benefits Act (Northern Ireland) Act) van 1992.
BIJLAGE VII
OVEREENSTEMMING TUSSEN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN DE LIDSTATEN INZAKE DE VOORWAARDEN OMTRENT DE MATE VAN INVALIDITEIT
(artikel 46, lid 3)
BELGIË
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Belgische organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
||||
Algemene regeling |
Regeling voor mijnwerkers |
Regeling voor zeelieden |
DOSZ (Dienst voor overzeese sociale zekerheid) |
|||
Algemene invaliditeit |
Beroepsinvaliditeit |
|||||
FRANKRIJK |
1. Algemene regeling |
|||||
– groep III (hulpbehoevendheid) |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– groep II |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– groep I |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
2. Regeling voor de landbouw |
||||||
– algehele algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– twee derde algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– hulpbehoevendheid |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
3. Regeling voor mijnwerkers |
||||||
– gedeeltelijke algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– hulpbehoevendheid |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– beroepsinvaliditeit |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
4. Regeling voor zeelieden |
||||||
– algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– hulpbehoevendheid |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– beroepsinvaliditeit |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
ITALIË |
1. Algemene regeling |
|||||
– invaliditeit van arbeiders |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– invaliditeit van bedienden |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
2. Zeelieden |
||||||
– ongeschiktheid voor de scheepvaart |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
▼M1 ————— |
||||||
FRANKRIJK
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Franse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
|||||||||||
Algemene regeling |
Regeling voor de landbouw |
Regeling voor de mijnen |
Regeling voor zeelieden |
||||||||||
Groep I |
Groep II |
Groep III (hulpbehoevendheid) |
Twee derde invaliditeit |
Algehele invaliditeit |
Hulpbehoevendheid |
Twee derde algemene invaliditeit |
Hulpbehoevendheid |
Beroepsinvaliditeit |
Twee derde algemene invaliditeit |
Algehele beroepsinvaliditeit |
Hulpbehoevendheid |
||
BELGIË |
1. Algemene regeling |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
2. Regeling voor mijnwerkers |
|||||||||||||
– gedeeltelijke algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– beroepsinvaliditeit |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming (2) |
||||
3. Regeling voor zeelieden |
Overeenstemming (1) |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming (1) |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming (1) |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
ITALIË |
1. Algemene regeling |
||||||||||||
– invaliditeit van arbeiders |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– invaliditeit van bedienden |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
2. Regeling voor zeelieden |
|||||||||||||
– Ongeschiktheid voor de scheepvaart |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
▼M1 ————— |
|||||||||||||
(1) Voorzover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is. (2) Alleen wanneer het Belgische orgaan de ongeschiktheid voor boven- en ondergrondse arbeid heeft erkend. |
ITALIË
Lidstaten |
Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen |
Regelingen, toegepast door de Italiaanse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is |
||
Algemene regeling |
Zeelieden - Ongeschiktheid voor de scheepvaart |
|||
Arbeiders |
Bedienden |
|||
BELGIË |
1. Algemene regeling |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
2. Regeling voor mijnwerkers |
||||
– gedeeltelijke algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– beroepsinvaliditeit |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
3. Regeling voor zeelieden |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
FRANKRIJK |
1. Algemene regeling |
|||
– Groep III (hulpbehoevendheid) |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– Groep II |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– Groep I |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
2. Regeling voor de landbouw |
||||
– algehele algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– gedeeltelijke algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– hulpbehoevendheid |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
3. Regeling voor mijnwerkers |
||||
– gedeeltelijke algemene invaliditeit |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– hulpbehoevendheid |
Overeenstemming |
Overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– beroepsinvaliditeit |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
4. Regeling voor zeelieden |
||||
– gedeeltelijke algemene invaliditeit |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– hulpbehoevendheid |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
Geen overeenstemming |
|
– beroepsinvaliditeit |
▼M1 —————
BIJLAGE VIII
GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OF WAARIN DEZE NIET VAN TOEPASSING IS
(artikel 52, lid 4, en artikel 52, lid 5)
Deel 1: Gevallen waarin van berekening pro rata wordt afgezien op grond van artikel 52, lid 4
DENEMARKEN
Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IX vermelde pensioenen.
IERLAND
Alle aanvragen om overheidspensioenen (overgangsregeling), (op bijdrage of premiebetaling berustende) overheidspensioenen, (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwepensioenen en (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwnaarspensioenen.
CYPRUS
Alle aanvragen om ouderdoms-, invaliditeits-, weduwe- en weduwnaarspensioenen.
LETLAND
a) Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996).
b) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).
LITOUWEN
Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen op grond van de nationale sociale verzekering, berekend aan de hand van het basisbedrag van het nabestaandenpensioen (Wet sociale-verzekeringspensioenen).
NEDERLAND
Alle aanvragen om ouderdomspensioenen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
OOSTENRIJK
a) Alle aanvragen om uitkeringen uit hoofde van de federale wet van 9 september 1955 inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz — ASVG), de federale wet van 11 oktober 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz — GSVG), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor boeren (Bauern-Sozialversicherungsgesetz — BSVG) en de federale wet van 30 november 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen en vrije beroepen (Freiberuflichen-Selbständigen Sozialversicherungsgesetz — FSVG).
b) Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004.
c) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, voor zover geen verhoging van de uitkering op basis van aanvullende verzekeringsmaanden berekend dient te worden overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de APG.
d) Alle aanvragen om invaliditeits- en nabestaandenpensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers [Landesärztekammer], gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen).
e) Alle aanvragen om blijvende beroepsinvaliditeitssteun en nabestaandensteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen.
f) Alle aanvragen om uitkeringen om beroepsinvaliditeits-, weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A.
POLEN
Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen, ouderdomspensioenen op grond van vaste-uitkeringsregelingen en nabestaandenpensioenen.
PORTUGAL
Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die op grond van de wetgeving van meer dan een lidstaat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedraagt maar het aantal nationale tijdvakken van verzekering 20 jaar of minder bedraagt en de berekening is gebaseerd op artikel 32 en artikel 33 van Wetsdecreet nr. 187/2007 van 10 mei 2007.
SLOWAKIJE
a) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen (weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioenen) die volgens de wetgeving welke voor 1 januari 2004 van kracht was, worden berekend op basis van het bedrag van een pensioen dat eerder aan de overledene werd betaald.
b) Alle aanvragen om pensioenen die worden berekend op basis van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd.
ZWEDEN
Alle aanvragen om een gegarandeerd pensioen in de vorm van een ouderdomspensioen (Wet 1998:702) en om een ouderdomspensioen in de vorm van een aanvullend pensioen (Wet 1998:674).
VERENIGD KONINKRIJK
Alle aanvragen om ouderdoms- en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden, met uitzondering van de aanvragen waarvoor tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:
i) de betrokkene op grond van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een andere lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en één (of meer) belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk;
ii) de op grond van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel 52, lid 1, onder b), toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn op grond van de wetgeving van een andere lidstaat.
Alle aanvragen om aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen), Section 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, Section 44.
Deel 2: Gevallen waarin artikel 52, lid 5, van toepassing is
BULGARIJE
Ouderdomspensioenen uit hoofde van de aanvullende verplichte pensioenverzekering, onder deel II, titel II, van de Socialeverzekeringswet.
ESTLAND
Verplichte gekapitaliseerde ouderdomspensioenregeling.
FRANKRIJK
Basis- of aanvullende regelingen waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten.
LETLAND
Ouderdomspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).
HONGARIJE
Pensioenuitkeringen gebaseerd op lidmaatschap van private pensioenfondsen.
OOSTENRIJK
a) Ouderdomspensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004.
b) Verplichte uitkeringen uit hoofde van artikel 41 van de federale wet van 28 december 2001, BGBl I Nr. 154, inzake het algemeen inkomensfonds van de Oostenrijkse apothekers [Pharmazeutische Gehaltskasse für Österreich].
c) Ouderdomspensioenen en vervroegde pensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen), en alle pensioenuitkeringen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een aanvullende regeling (aanvullend of individueel pensioen).
d) Ouderdomssteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen.
e) Uitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, delen A en B, met uitzondering van aanvragen om invaliditeits-, weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A.
f) Uitkeringen bij de instellingen van sociale zekerheid van de federale kamer van architecten en raadgevende ingenieurs op grond van de Oostenrijkse wet inzake de kamer van civiele ingenieurs (Ziviltechnikerkammergesetz) van 1993 en de statuten van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de uitkeringen op grond van beroepsinvaliditeit en nabestaandenuitkeringen uit hoofde van laatstgenoemde uitkeringen.
g) Uitkeringen volgens het statuut van de instelling van sociale zekerheid van de Federale Kamer van professionele accountants en belastingadviseurs uit hoofde van de Oostenrijkse Wet betreffende professionele accountants en belastingadviseurs (Wirtschaftstreuhandberufsgesetz).
POLEN
Ouderdomspensioenen van het op vaste bijdragen gebaseerde stelsel.
PORTUGAL
Aanvullende pensioenen die zijn toegekend krachtens Wetsdecreet nr. 26/2008 van 22 februari 2008 (openbaar kapitalisatiestelsel).
SLOVENIË
Pensioen van de verplichte aanvullendpensioenverzekering.
SLOWAKIJE
Verplicht ouderdomspensioensparen.
ZWEDEN
Inkomensgerelateerde pensioenen en op premie gebaseerde pensioenen (Wet 1998:674).
VERENIGD KONINKRIJK
Getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (nationale verzekeringswet), Sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966, Sections 35 en 36.
BIJLAGE IX
PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL 49 KAN WORDEN TOEGEPAST
I. Prestaties als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder a), van de verordening waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen
BELGIË
Uitkeringen krachtens de algemene invaliditeitsregeling, de bijzondere invaliditeitsregeling voor mijnwerkers en de bijzondere regeling voor zeelieden ter koopvaardij.
Uitkeringen krachtens de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
Uitkeringen in verband met invaliditeit krachtens het overzeese socialezekerheidsstelsel en de invaliditeitsregeling van gewezen werknemers van Belgisch Kongo en Rwanda-Oeroendi.
DENEMARKEN
Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar wonen door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.
IERLAND
Invaliditeitspensioen van het type A.
GRIEKENLAND
Uitkeringen krachtens Wet nr. 4169/1961 – bepalingen betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA).
SPANJE
De Spaanse nabestaandenpensioenen, toegekend krachtens de algemene en bijzondere stelsels, met uitzondering van het bijzondere stelsel voor ambtenaren.
FRANKRIJK
Invaliditeitspensioen krachtens het algemene socialezekerheidsstelsel of krachtens het stelsel voor werknemers in de landbouw.
Het invalide-, weduwe- of weduwnaarspensioen van het Franse algemene socialezekerheidsstelsel of van het stelsel voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgenoot, vastgesteld op grond van artikel 47, lid 1, onder a).
LETLAND
Invaliditeitspensioenen (derde groep) uit hoofde van artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996.
▼M1 —————
NEDERLAND
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, zoals gewijzigd
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, zoals gewijzigd
Algemene nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995
De wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005
FINLAND
Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet, 568/2007).
Nationale pensioenen en weduwe- en weduwnaarspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).
Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen bij het berekenen van de autonome uitkering in overeenstemming met de nationale pensioenwet (Nationale pensioenwet, 568/2007).
ZWEDEN
Inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en activiteitstoelage (Wet 1962:381).
Gegarandeerde pensioenen en uitkeringen die in de plaats zijn gekomen van de volledige staatspensioenen onder de wetgeving inzake staatspensioenen die tot 1 januari 1993 van kracht was, en de volledige staatspensioenen die zijn toegekend op grond van de overgangsregelingen die daarna van kracht waren.
II. Uitkeringen als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder b), waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum
DUITSLAND
De Duitse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak („Zurechnungszeit”).
De Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.
SPANJE
De rustpensioenen of pensioenen bij blijvende arbeidsongeschiktheid (invaliditeit) krachtens het bijzondere stelsel voor ambtenaren die zijn verschuldigd krachtens titel I van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon; overlijdens- en nabestaandenpensioenen (weduwe-/weduwnaarspensioen, wezenpensioen en ouderpensioen) die verschuldigd zijn krachtens titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van overlijden een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon.
ITALIË
De Italiaanse pensioenen bij algehele arbeidsongeschiktheid (inabilità).
LETLAND
Nabestaandenpensioenen berekend op basis van veronderstelde tijdvakken van verzekering (artikel 23, lid 8, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996).
LITOUWEN
a) Socialeverzekeringspensioenen van de staat wegens arbeidsongeschiktheid, uitgekeerd ingevolge de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat.
b) Socialeverzekeringspensioenen van de staat voor nabestaanden en wezen, berekend op basis van het pensioen wegens arbeidsongeschiktheid van de overledene uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat.
LUXEMBURG
De Luxemburgse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen.
SLOWAKIJE
a) De Slowaakse invaliditeitspensioenen en de daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen.
b) Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste invalide zijn geworden en altijd geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd).
FINLAND
Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.
ZWEDEN
„Sjukersättnung och aktivitetsersätning” (arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor personen boven de 30 jaar respectievelijk voor personen van 19 – 30 jaar) in de vorm van een gegarandeerde uitkering (Wet 1962:381).
Nabestaandenpensioen berekend op basis van fictieve tijdvakken van verzekering (Wet 2000:461 en Wet 2000:462).
Ouderdomspensioenen in de vorm van een gegarandeerd pensioen berekend op basis van eerder meegetelde fictieve tijdvakken (Wet 1998:702).
III. Overeenkomsten als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder b), i), van de verordening teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen
Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Republiek Finland en de Bondsrepubliek Duitsland.
Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg.
Het Noordse Verdrag van 18 augustus 2003 betreffende de sociale zekerheid.
BIJLAGE X
BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES
(artikel 70, lid 2, onder c))
BELGIË
a) Inkomensvervangende tegemoetkoming (Wet van 27 februari 1987).
b) Inkomensgarantie voor ouderen (Wet van 22 maart 2001).
BULGARIJE
Sociaal pensioen voor ouderen (artikel 89 van de Socialeverzekeringswet).
TSJECHIË
Sociale uitkering (Wet op de openbare sociale bijstand nr. 117/1995 Sb.)
DENEMARKEN
Huisvestingskosten van gepensioneerden (Wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij Wet nr. 204 van 29 maart 1995).
DUITSLAND
a) Minimuminkomen voor ouderen en voor personen met verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van hoofdstuk 4 van boek XII van het Sociaal Wetboek.
b) Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden, tenzij met betrekking tot deze uitkeringen voldaan wordt aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een tijdelijke aanvullende uitkering na ontvangst van een werkloosheidsuitkering (artikel 24, lid 1, van Deel II van het Sociaal Wetboek).
ESTLAND
a) Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet betreffende de sociale uitkeringen voor gehandicapten van 27 januari 1999).
b) Werkloosheidsuitkering van de staat (Wet arbeidsmarktdiensten en -ondersteuning van 29 september 2005).
IERLAND
a) Uitkering voor werkzoekenden (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 2).
b) Overheidspensioen (niet op premie- of bijdragebetaling berustend) (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 4).
c) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwenpensioen en niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwnaarspensioen (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel drie, hoofdstuk 6).
d) Invaliditeitsuitkering (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 10).
e) Mobiliteitsuitkering (Volksgezondheidswet van 1970, artikel 61).
f) Blindenpensioen (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 5).
GRIEKENLAND
Bijzondere prestaties voor ouderen (Wet nr. 1296/82).
SPANJE
a) Gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982).
b) Bijstandsuitkeringen voor ouderen en arbeidsongeschikte invaliden (Koninklijk Decreet nr. 2620/81 van 24 juli 1981).
i) Niet op premie- of bijdragebetaling berustende invaliditeits- en ouderdomspensioenen als bedoeld in artikel 38, lid 1, van de geconsolideerde tekst van de Algemene Wet op de sociale zekerheid, goedgekeurd bij Koninklijk Wetgevend Decreet nr. 1/1994 van 20 juni 1994, en
ii) aanvullende uitkeringen bij de bovengenoemde pensioenen, waarin is voorzien in de wetgeving van de autonome regio’s (Comunidades Autonomas), indien dergelijke aanvullende uitkeringen een minimuminkomen garanderen, rekening houdend met de economische en sociale situatie in de betrokken autonome regio’s.
d) Uitkeringen ter bevordering van mobiliteit en ter compensatie van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982).
FRANKRIJK
a) Aanvullende uitkeringen van:
i) het Speciale Fonds voor invaliden, en
ii) het Solidariteitsfonds voor ouderen, met betrekking tot verworven rechten
(Wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid).
b) Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid).
c) Bijzondere uitkering (Wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid), met betrekking tot verworven rechten.
d) Solidariteitsuitkering voor ouderen (verordening van 24 juni 2004, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid) per 1 januari 2006.
ITALIË
a) Sociaal pensioen voor personen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969).
b) Pensioen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1971, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988).
c) Pensioen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988).
d) Pensioen en vergoedingen voor niet-oorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988).
e) Aanvullingen op de minimumpensioenuitkering (Wet nr. 218 van 4 april 1952, Wet nr. 638 van 11 november 1983 en Wet nr. 407 van 29 december 1990).
f) Aanvullingen op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984).
g) Sociaal pensioen (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995).
h) Sociaal supplement (artikel 1, leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988 en achtereenvolgende wijzigingen).
CYPRUS
a) Sociaal pensioen (Wet op het sociaal pensioen van 1995 (Wet 25(I)/95), zoals gewijzigd).
b) Uitkering voor ernstig motorisch gehandicapten (Besluiten van de ministerraad nr. 38210 van 16 oktober 1992, nr. 41370 van 1 augustus 1994, nr. 46183 van 11 juni 1997, en nr. 53675 van 16 mei 2001).
c) Speciale toelage voor blinden (Wet op de speciale toelagen van 1996 (Wet 77(I)/96), zoals gewijzigd).
LETLAND
a) Socialezekerheidsuitkering van de staat (Wet op de sociale bijstand van 1 januari 2003).
b) Uitkering als tegemoetkoming in de vervoerskosten van gehandicapten met een beperkte mobiliteit (Wet op de sociale bijstand van 1 januari 2003).
LITOUWEN
a) Socialebijstandspensioen (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 5).
b) Steunvergoeding (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 15).
c) Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7).
LUXEMBURG
Inkomenssteun voor ernstig gehandicapten (artikel 1, lid 2, van de Wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die officieel als gehandicapte werknemers erkend zijn en werkzaam zijn op de gewone arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving.
HONGARIJE
a) Invaliditeitstoelage (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Ministerraad betreffende invaliditeitstoelagen).
b) Niet op premie- of bijdragebetaling berustende ouderdomsuitkering (Wet III op de sociale administratie en de sociale uitkeringen van 1993).
c) Vervoersuitkering (Regeringsbesluit nr. 164/1995 (XII 27) betreffende vervoersuitkeringen voor personen met een ernstige lichamelijke handicap).
MALTA
a) Aanvullende uitkering (artikel 73 van de Wet op de sociale zekerheid (Hoofdstuk 318) van 1987).
b) Ouderdomspensioen (Social Security Act (Cap. 318) van 1987).
NEDERLAND
a) Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van 24 april 1997 (Wet Wajong).
b) Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW).
OOSTENRIJK
Compenserende aanvulling (Federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering — ASVG, Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen werkzaam in de handel — GSVG, en Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers — BSVG).
POLEN
Sociaal pensioen (Wet op de sociale pensioenen van 27 juni 2003).
PORTUGAL
a) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend ouderdoms- en invaliditeitspensioen (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980).
b) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwepensioen (Reglement nr. 52/81 van 11 november 1981);
c) Solidariteitstoeslag voor ouderen (Wetsbesluit nr. 232/2005 van 29 december 2005, gewijzigd bij Wetsbesluit nr. 236/2006 van 11 december 2006).
SLOVENIË
a) Staatspensioen (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999).
b) Inkomenssteun voor gepensioneerden (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999).
c) Onderhoudsuitkering (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999).
SLOWAKIJE
a) Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten vormen.
b) Vóór 1 januari 2004 toegekende sociale pensioenen.
FINLAND
a) Huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 571/2007).
b) Werkgelegenheidsuitkering (Wet betreffende de werkloosheidsuitkeringen 1290/2002).
c) Bijzondere bijstand voor immigranten (Wet op de bijzondere bijstand voor immigranten, 1192/2002).
ZWEDEN
a) Huisvestingstoeslag voor gepensioneerden (Wet van 2001:761).
b) Bijstandsuitkering voor ouderen (Wet 2001:853).
VERENIGD KONINKRIJK
a) Pensioenuitkering van de staat (Wet op de pensioenuitkeringen van de staat (2002) en Wet op de pensioenuitkeringen van de staat (Noord-Ierland) (2002)).
b) Op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Wet werkzoekenden (1995) en Besluit werkzoekenden (Noord-Ierland) (1995)).
▼M3 —————
d) Onderhoudsuitkering voor gehandicapten, mobiliteitscomponent (Wet op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (1992) en Wet op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (Noord-Ierland) (1992)).
e) Werk en inkomensgerelateerde steun (Bijstandsherzieningswet 2007 en Bijstandsherzieningswet (Noord-Ierland) 2007).
BIJLAGE XI
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN
(Artikel 51, lid 3, artikel 56, lid 1, en artikel 83)
BULGARIJE
Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziektekostenverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is ingevolge hoofdstuk 1 van titel III van deze verordening.
TSJECHIË
Met het oog op het aanmerken als gezinslid in de zin van artikel 1, onder i), wordt onder „echtgeno(o)t(e)” mede verstaan een geregistreerde partner in de zin van de Tsjechische Wet nr. 115/2006 Coll. inzake geregistreerd partnerschap.
DENEMARKEN
1. |
a) Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de „lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgenoot vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat. Voor de toepassing van dit punt wordt onder „seizoenarbeid” verstaan: werk dat samenhangt met de wisseling van de seizoenen en ieder jaar terugkeert. b) Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de „lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden de vóór 1 januari 1984 door een niet onder punt a) vallende persoon onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgenoot in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat. c) Tijdvakken die uit hoofde van de punten a) en b) moeten worden meegerekend, worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die meetellen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is onder de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere lidstaat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene onder een dergelijke wetgeving een pensioen ontving. Deze tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van het bedoelde pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociale pensioen. |
2. |
a) Niettegenstaande artikel 6 van deze verordening hebben personen die geen werkzaamheden in loondienst in een of meer lidstaten hebben uitgeoefend slechts recht op een Deens sociaal pensioen, als zij gedurende minstens drie jaar hun woonplaats in Denemarken hebben of hebben gehad, onverminderd de in de Deense wetgeving geldende leeftijdsbeperkingen. Onverminderd artikel 4 van deze verordening is artikel 7 niet van toepassing op een Deens sociaal pensioen waarop personen van deze categorie het recht hebben verworven. b) Bovengenoemde bepalingen zijn niet van toepassing op het recht op een Deens sociaal pensioen, verworven door gezinsleden van personen die in Denemarken werkzaamheden in loondienst uitoefenen of uitgeoefend hebben, of door studenten of hun gezinsleden. |
3. |
De tijdelijke uitkering voor werklozen die zijn opgenomen in het „ledighedsydelse” (flexibelebanenstelsel) (Wet nr. 455 van 10 juni 1997) valt onder titel III, hoofdstuk 6, van deze verordening. Wat werklozen die zich naar een andere lidstaat begeven betreft, zijn de artikelen 64 en 65 van toepassing indien die lidstaat vergelijkbare tewerkstellingsregelingen heeft voor deze zelfde categorie van personen. |
4. |
Wanneer de ontvanger van een Deens sociaal pensioen ook recht heeft op een overlevingspensioen van een andere lidstaat, worden dergelijke pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel 53, lid 1, van deze verordening op voorwaarde dat de persoon wiens tijdvakken van verzekering of van wonen de basis voor de berekening van het overlevingspensioen vormen, ook recht op een Deens sociaal pensioen heeft verworven. |
DUITSLAND
1. |
Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat een volledig ouderdomspensioen ontvangt, verzoeken om verplicht aangesloten te zijn bij het Duitse pensioenstelsel. |
2. |
Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening en artikel 7 van het Sozialgesetzbuch VI (Volume VI van het Sociaal Wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere lidstaat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland. |
3. |
Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van het Sozialgesetzbuch VII en artikel 200, lid 2, van de Reichsversicherungsordnung aan in een andere lidstaat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon. |
4. |
Onderdanen van andere lidstaten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen vrijwillig bijdragen mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Duitse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dit geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere lidstaat hebben. |
5. |
De pauschale Anrechnungszeit (vast toerekeningstijdvak) als bedoeld in artikel 253 van het Sozialgesetzbuch VI (boek VI van het Sociaal Wetboek) wordt vastgesteld op basis van uitsluitend Duitse verzekeringstijdvakken. |
6. |
In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving. |
7. |
De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend op grond van het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden, vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van deze verordening van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz. |
8. |
Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b) i), van deze verordening, in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten. |
ESTLAND
Voor de berekening van ouderschapsuitkeringen wordt voor gewerkte tijdvakken in andere lidstaten dan Estland uitgegaan van hetzelfde gemiddelde bedrag van sociale belasting als de betrokkene betaald heeft gedurende de gewerkte tijdvakken in Estland, waarmee de eerstgenoemde tijdvakken worden samengeteld. Indien de betrokkene in het referentiejaar uitsluitend in andere lidstaten gewerkt heeft, wordt bij de berekening van de uitkering uitgegaan van het gemiddelde bedrag van sociale belasting in Estland tussen het referentiejaar en het moederschapsverlof.
IERLAND
1. |
Niettegenstaande artikel 21, lid 2, en artikel 62 van deze verordening, wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentie-inkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die hij gedurende dat referentiejaar als werknemer onder de wetgeving van een andere lidstaat heeft gewerkt. |
2. |
Wanneer artikel 46 van deze verordening van toepassing is, indien de betrokkene arbeidsongeschikt en later invalide wordt terwijl hij onder de wetgeving van een andere lidstaat valt, houdt Ierland voor de toepassing van Section 118(1)(a), van de Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten rekening met alle tijdvakken gedurende welke hij, in samenhang met de daaropvolgende invaliditeit, volgens de Ierse wetgeving als arbeidsongeschikt beschouwd zou zijn. |
GRIEKENLAND
1. |
Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere lidstaten, staatlozen en vluchtelingen wanneer deze betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. |
2. |
Onverminderd artikel 5, onder a), van de verordening en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kan een persoon die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte op grond van de wetgeving van een andere lidstaat ontvangt, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn op grond van de door de OGA toegepaste wetgeving, voor zover hij werkzaamheden uitoefent die binnen de werkingssfeer van die wetgeving vallen. |
SPANJE
1. |
Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b) i), van deze verordening worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de Clases Pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen) alleen als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een invaliditeits- of overlevingspensioen deed ontstaan, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt, of indien hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een invaliditeits- of overlevingspensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen. |
2. |
a) Ingevolge artikel 56, lid 1, onder c), van deze verordening wordt de theoretische Spaanse uitkering berekend op basis van de feitelijke bijdragen van de betrokkene in de jaren onmiddellijk voorafgaande aan de betaling van de laatste bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid. Indien bij de berekening van het basisbedrag voor het pensioen rekening moet worden gehouden met de onder de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering en/of wonen, wordt de Spaanse bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt, toegepast op genoemde tijdvakken, rekening houdende met de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumentenprijzen. b) Het bedrag van het verkregen pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en aanpassingen die in de volgende jaren op pensioenen van dezelfde aard worden toegepast. |
3. |
In andere lidstaten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat, worden voor de toepassing van artikel 56 van deze verordening op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn vervuld. |
4. |
De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde leeftijdsgerelateerde aanvullingen zijn van toepassing voor alle begunstigden van de verordening die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om, overeenkomstig artikel 5 van deze verordening, louter met het bedoelde oogmerk, tijdvakken die voorafgaand aan die datum onder de wetgevingen van andere lidstaten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969. |
FRANKRIJK
▼M3 —————
2. |
Voor personen die verstrekkingen ontvangen in Frankrijk uit hoofde van de artikelen 17, 24 of 26 van deze verordening en die woonachtig zijn in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin of Moselle, omvatten de verleende verstrekkingen, verstrekt voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat die de kosten daarvan dient te dragen, de verstrekkingen waarin het algemene ziekteverzekeringsstelsel voorziet en het verplichte aanvullende plaatselijke ziekteverzekeringsstelsel van Alsace-Moselle. |
3. |
De Franse wetgeving die voor de toepassing van hoofdstuk 5 van titel III van deze verordening van toepassing is op een persoon die al dan niet in loondienst werkzaam is of is geweest, omvat zowel de basisregeling(en) voor pensioenverzekering als de regeling(en) voor aanvullend pensioen waaronder de betrokkene viel. |
CYPRUS
Voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 6, 51 en 61 van deze verordening wordt voor tijdvakken die op of na 6 oktober 1980 aanvingen, een week van verzekering op grond van de wetgeving van de Republiek Cyprus bepaald door het totale verzekerbare inkomen in de betreffende periode te delen door het wekelijkse bedrag van het verzekerbare basisinkomen waarover in het betreffende bijdragejaar bijdragen moesten worden betaald, mits het aldus berekende aantal weken niet hoger uitvalt dan het aantal kalenderweken in de betreffende periode.
MALTA
Bijzondere bepalingen voor ambtenaren
a) Uitsluitend met het oog op de toepassing van de artikelen 49 en 60 van deze verordening worden personen met een dienstbetrekking op grond van de Maltese Wet op de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese Wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese Wet), en de Wet op het gevangeniswezen (hoofdstuk 260 van de Maltese Wet) met ambtenaren gelijkgesteld.
b) De pensioenen of renten die verschuldigd zijn op grond van bovenstaande wetgeving en op grond van de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese Wet) worden uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel 1, punt e), van deze verordening beschouwd als „bijzondere stelsels voor ambtenaren”.
NEDERLAND
1. |
Zorgverzekering a) Wat betreft het recht op verstrekkingen op grond van de Nederlandse wetgeving worden voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 2 van titel III van deze verordening onder „rechthebbenden op verstrekkingen” verstaan: i) personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar, en ii) voor zover niet reeds begrepen onder i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere lidstaat wonen en personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die op grond van deze verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland. b) Personen als bedoeld in punt a), onder i), moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii), moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen. c) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de premies of bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere lidstaat woonachtig zijn, bij wie de premies of bijdragen rechtstreeks worden geheven. d) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in punt 1 a), onder ii), bij het College voor zorgverzekeringen. e) Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de woon- of verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten. f) Voor de toepassing van de artikelen 23 tot en met 30 van deze verordening worden de volgende uitkeringen (naast de pensioenen bedoeld in titel III, hoofdstukken 4 en 5, van deze verordening) gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen: — pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet); — pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet); — arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen van 7 juni 1972; — pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet); — pensioenen ingevolge het Reglement Dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen; — uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder; — uitkeringen die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering. ▼M3 ————— h) Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van deze verordening hebben de in punt 1, onder a), ii), van deze bijlage bedoelde personen die tijdelijk in Nederland verblijven, recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. |
2. |
Toepassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW) a) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt niet toegepast voor kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke een rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van deze jaren aan tijdvakken van verzekering: — tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of — in een andere lidstaat heeft gewoond terwijl hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of — in een andere lidstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd. In afwijking van artikel 7 van de AOW worden ook personen die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden in Nederland gewoond of gewerkt hebben, geacht recht te hebben op een pensioen. b) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere lidstaat dan Nederland, niet ingevolge bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover deze kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de echtgenoot van de betrokkene onder ►M3 bovengenoemde wet ◄ heeft vervuld, of met kalenderjaren die op grond van punt a) in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven. In afwijking van artikel 7 van de AOW worden dergelijke personen geacht recht te hebben op een pensioen. c) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke de echtgenoot van een pensioengerechtigde, die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van deze jaren aan tijdvakken van verzekering: — tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of — in een andere lidstaat heeft gewoond terwijl hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of — in een andere lidstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd. d) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke de echtgenoot van een pensioengerechtigde tussen zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere lidstaat dan Nederland, niet ingevolge bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover deze kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de pensioengerechtigde onder die wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die op grond van punt 2 a), in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven. e) De punten 2 a), b), c) en d) zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met: — tijdvakken die in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van pensioenrechten uit hoofde van de ouderdomspensioenwetgeving van een andere lidstaat dan Nederland, of — tijdvakken waarvoor de betrokkene een ouderdomspensioen heeft ontvangen uit hoofde van dergelijke wetgeving. Tijdvakken van vrijwillige verzekering onder het stelsel van een andere lidstaat worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van deze bepaling. f) De punten 2 a), b), c) en d) zijn uitsluitend van toepassing indien de betrokkene na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren in een of meer lidstaten heeft gewoond en alleen zolang hij in een van die lidstaten woonachtig is. g) In afwijking van hoofdstuk IV van de AOW bestaat voor een in een andere lidstaat dan Nederland woonachtige persoon wiens echtgenoot verplicht verzekerd is op grond van die wet, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren op grond van genoemde wet, voor die tijdvakken gedurende welke de echtgenoot verplicht verzekerd is. Deze mogelijkheid blijft bestaan wanneer de verplichte verzekering van de echtgenoot geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgenoot uitsluitend een pensioen uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet ontvangt. De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt. De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de AOW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2 b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering op grond van de AOW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen. h) De in punt g) bedoelde mogelijkheid staat niet open voor personen die verzekerd zijn op grond van de wetgeving inzake pensioenen of nabestaandenuitkeringen van een andere lidstaat. i) Personen die gebruik willen maken van de mogelijkheid van vrijwillige verzekering als bedoeld in punt g), moeten binnen een jaar nadat de voorwaarden voor deelname zijn vervuld een aanvraag indienen bij de Sociale Verzekeringsbank. |
3. |
Toepassing van de Algemene nabestaandenwet (ANW) a) Indien de overlevende echtgenoot op grond van artikel 51, lid 3, van deze verordening recht heeft op een nabestaandenpensioen op grond van de ANW, wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening. Voor de toepassing van deze bepalingen worden tijdvakken van verzekering vóór 1 oktober 1959 ook beschouwd als onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering, op voorwaarde dat de verzekerde gedurende deze tijdvakken en na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar: — in Nederland heeft gewoond, of — in een andere lidstaat heeft gewoond terwijl hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of — in een andere lidstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd. b) De op grond van punt 3 a) in aanmerking te nemen tijdvakken die samenvallen met onder de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verplichte verzekering inzake nabestaandenpensioenen worden buiten beschouwing gelaten. c) Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening worden alleen onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering nadat de betrokkene de leeftijd van 15 jaar bereikt had, in aanmerking genomen als tijdvakken van verzekering. d) In afwijking van artikel 63a, lid 1, van de ANW bestaat voor een in een andere lidstaat dan Nederland woonachtige persoon wiens echtgenoot verplicht verzekerd is uit hoofde van de ANW, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren onder ►M3 bovengenoemde wet ◄ , op voorwaarde dat die verzekering al loopt op de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, maar uitsluitend voor die tijdvakken gedurende welke de echtgenoot verplicht verzekerd is. Deze mogelijkheid houdt op te bestaan vanaf de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de echtgenoot op grond van de ANW, tenzij de verplichte verzekering van de echtgenoot geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgenoot uitsluitend een pensioen uit hoofde van de ANW ontvangt. De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt. De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de ANW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering op grond van de ANW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen. |
4. |
Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid a) Indien de betrokkene op grond van artikel 51, lid 3, van deze verordening recht heeft op een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde bedrag voor de berekening van die uitkering vastgesteld: i) wanneer de betrokkene voor het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het laatst werkzaam was in loondienst in de zin van artikel 1, onder a), van deze verordening: — overeenkomstig de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) indien de arbeidsongeschiktheid vóór 1 januari 2004 is opgetreden, of — overeenkomstig de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) indien de arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 2004 is opgetreden; ii) wanneer de betrokkene voor het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het laatst anders dan in loondienst werkzaam was in de zin van artikel 1, onder b), van deze verordening, overeenkomstig de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) indien de arbeidsongeschiktheid vóór 1 augustus 2004 is opgetreden. b) Bij de berekening van uitkeringen op grond van hetzij de WAO, de WIA of de WAZ houden de Nederlandse organen rekening met: — tijdvakken van werkzaamheden in loondienst en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld; — tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAO; — tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering; — tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ; — tijdvakken van verzekering vervuld onder de WIA. |
OOSTENRIJK
1. |
Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere lidstaat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling als bedoeld in de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungs-esetz (GSVG) (wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering landbouwers), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn. |
2. |
Voor de berekening van de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde uitkering pro rata worden speciale verhogingen voor premies voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers onder de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing gelaten. In deze gevallen wordt de zonder deze premies berekende uitkering pro rata, indien nodig, verhoogd met onverminderde speciale verhogingen voor bijdragen voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers. |
3. |
Wanneer overeenkomstig artikel 6 van deze verordening vervangende tijdvakken onder een Oostenrijks pensioenverzekeringsstelsel zijn vervuld, maar deze niet een basis voor berekening ingevolge de artikelen 238 en 239 van de Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene socialezekerheidswet), de artikelen 122 en 123 van de Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (Federale Wet betreffende de sociale verzekering voor personen die in de handel werken) en de artikelen 113 en 114 van de Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (socialezekerheidswet voor landbouwers) kunnen vormen, wordt de berekeningsgrondslag voor tijdvakken van kinderverzorging ingevolge artikel 239 van de ASVG, artikel 123 van de GSVG en artikel 114 van de BSVG gebruikt. |
FINLAND
1. |
Voor de vaststelling van het recht en de berekening van het bedrag van het Finse nationale pensioen op grond van de artikelen 52 tot en met 54 van deze verordening, worden onder de wetgeving van een andere lidstaat verkregen pensioenen op dezelfde wijze behandeld als onder de Finse wetgeving verkregen pensioenen. |
2. |
Bij de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), van deze verordening, worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak overeenkomstig de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, in een andere lidstaat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren. |
ZWEDEN
1. |
Wanneer uit hoofde van artikel 67 van deze verordening een uitkering bij ouderschapsverlof wordt uitbetaald aan een niet-actief gezinslid, wordt deze uitkering op het laagste of basisniveau vastgesteld. |
2. |
Voor de berekening van de uitkering bij ouderschapsverlof overeenkomstig hoofdstuk 4, paragraaf 6, van Lag (1962:381) om allmän försäkring (de Volksverzekeringswet) voor personen die in aanmerking komen voor een op een salaris gebaseerde ouderschapsverlofuitkering, geldt het volgende: Een ouder voor wie een inkomen genererende uitkering bij ziekte wordt berekend op basis van een inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid in Zweden, voldoet aan de eis dat zij/hij gedurende ten minste 240 opeenvolgende dagen vóór de geboorte van het kind boven het minimumniveau verzekerd is geweest, als de ouder gedurende die periode in een andere lidstaat een inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid heeft gehad dat overeenkomt met een verzekering boven het minimumniveau. |
3. |
De bepalingen van deze verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering en verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798). |
4. |
Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en de inkomensgerelateerde activiteitstoelage overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkring (volksverzekeringswet), geldt het volgende: a) indien de verzekerde tijdens de referentieperiode wegens een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dit inkomen is ontvangen; b) indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 46 van deze verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat onder de Wet op inkomensgerelateerde ouderdomspensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde werkzaamheden in Zweden had. |
5. |
a) Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in aanmerking genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenberekeningsgrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenberekeningsgrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen. b) Voor de berekening van het fictieve pensioenkrediet voor weduwepensioenen met betrekking tot overlijden op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee op de vier kalenderjaren die onmiddellijk aan het overlijden van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere lidstaat zijn vervuld, worden deze jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet gebaseerd te zijn als het Zweedse jaar. |
VERENIGD KONINKRIJK
1. |
Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk recht op ouderdomspensioen heeft a) indien de premies van een voormalige echtgenoot als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt, of b) indien de relevante premievoorwaarden door de echtgenoot of voormalige echtgenoot van de betrokkene vervuld zijn, dan zijn voor de vaststelling van rechten onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van titel III, hoofdstuk 5, van deze verordening van toepassing, mits de echtgenoot of voormalige echtgenoot in beide gevallen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, uitoefent of uitgeoefend heeft, en onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer lidstaten. In dat geval worden verwijzingen in genoemd hoofdstuk 5 naar „tijdvakken van verzekering” opgevat als tijdvakken van verzekering vervuld door: i) een echtgenoot of voormalige echtgenoot, indien de aanvraag wordt ingediend door: — een gehuwde vrouw, of — een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgenoot, of ii) een voormalige echtgenoot, indien de aanvraag wordt ingediend door: — een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance), of — een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder-weduwe (widowed mother’s allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance) of een weduwepensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwepensioen berekend overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening, waarbij „leeftijdsgebonden weduwepensioen” betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig Section 39(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992, een verminderd tarief geldt. |
2. |
Voor de toepassing van artikel 6 van deze verordening op de bepalingen inzake het recht op de verzorgingstoelage (attendance allowance), de toelage voor de verzorging van invaliden (carer’s allowance) en de uitkering voor levensonderhoud bij arbeidsongeschiktheid (disability living allowance), wordt een tijdvak van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden of van wonen op het grondgebied van een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk in aanmerking genomen voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de vereiste tijdvakken van aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk voorafgaand aan de datum waarop het recht op de betreffende toelage of uitkering ontstaat. |
3. |
Ten behoeve van artikel 7 van deze verordening worden personen die onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen en die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven, tijdens hun verblijf behandeld alsof zij hun woonplaats op het grondgebied van die andere lidstaat hadden. |
4. |
Wanneer artikel 46 van deze verordening van toepassing is, neemt het Verenigd Koninkrijk, indien de betrokkene arbeidsongeschikt en vervolgens invalide wordt terwijl hij onder de wetgeving van een andere lidstaat valt, voor de toepassing van Section 30A(5), Social Security Contributions and Benefits Act 1992 elk tijdvak in aanmerking waarin de betrokkene wegens deze arbeidsongeschiktheid overeenkomstig de wetgeving van die andere lidstaat: i) uitkeringen wegens ziekte of loon of salaris in plaats daarvan, of ii) uitkeringen in de zin van hoofdstuk 4 en 5 van titel III van deze verordening die zijn toegekend wegens de invaliditeit die op die arbeidsongeschiktheid gevolgd is, heeft ontvangen onder de wetgeving van die andere lidstaat, alsof het een uitkering bij tijdvakken van arbeidsongeschiktheid van korte duur betrof overeenkomstig Sections 30A(1)-(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992. Voor de toepassing van deze bepaling wordt uitsluitend rekening gehouden met tijdvakken gedurende welke de betrokkene arbeidsongeschikt zou zijn geweest in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk. |
5. |
1. Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk wordt voor iedere week van werkzaamheid in loondienst onder de wetgeving van een andere lidstaat, die in de loop van het betreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is begonnen, de betrokkene geacht bijdragen of premies als werknemer te hebben betaald, of inkomen te hebben genoten waarover bijdragen of premies zijn betaald, op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor dat jaar geldende maximumloongrens. 2. Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt ii), van deze verordening: a) wordt een werknemer, die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend in een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen heeft vervuld indien de toepassing van punt 5, onder 1), hierboven tot gevolg heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), van deze verordening als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar in die andere lidstaat gedurende 52 weken verzekerd te zijn geweest; b) worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), van deze verordening niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen buiten beschouwing gelaten. 3. Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt in gehele getallen weergegeven met verwaarlozing van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering dat gedurende dat belastingjaar onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is vervuld, te vertegenwoordigen. Dit getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan deze wetgeving onderworpen was. |
( 1 ) PB C 38 van 12.2.1999, blz. 10.
( 2 ) PB C 75 van 15.3.2000, blz. 29.
( 3 ) Advies van het Europees Parlement van 3 september 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 26 januari 2004 (PB C 79 E van 30.3.2004, blz. 15) en standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 26 april 2004.
( 4 ) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB. L 100 van 6.4.2004, blz. 1).
( 5 ) PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.
( 6 ) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.
( 7 ) PB L 160 van 20.6.1985, blz. 7.
( 8 ) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 1.
( 9 ) PB L 114 van 8.5.2003, blz. 6. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Comité EU-Zwitserland (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 55).
( 10 ) PB L 209 van 25.7.1998, blz. 46.