02004R0785 — NL — 30.07.2020 — 004.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 785/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 april 2004

betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen

(PB L 138 van 30.4.2004, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

VERORDENING (EG) Nr. 1137/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2008

  L 311

1

21.11.2008

 M2

VERORDENING (EU) Nr. 285/2010 VAN DE COMMISSIE van 6 april 2010

  L 87

19

7.4.2010

►M3

VERORDENING (EU) 2019/1243 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019

  L 198

241

25.7.2019

►M4

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1118 VAN DE COMMISSIE van 27 april 2020

  L 243

1

29.7.2020




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 785/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 april 2004

betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen



Artikel 1

Doel

1.  Het doel van deze verordening is voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen minimumeisen voor verzekeringen met betrekking tot passagiers, bagage, vracht en derden vast te stellen.

2.  Voor het vervoer van post gelden de verzekeringseisen van Verordening (EEG) nr. 2407/92 en van de nationale wetgeving van de lidstaten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is van toepassing op alle luchtvervoerders en alle exploitanten van luchtvaartuigen die vluchten uitvoeren binnen, naar, vanuit of over het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is.

2.  Deze verordening is niet van toepassing op:

a) 

staatsluchtvaartuigen als bedoeld in artikel 3, onder b), van het op 7 december 1944 in Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

b) 

modelvliegtuigen met een MTOM van minder dan 20 kg;

c) 

luchtvaartuigen die met een aanloop in de lucht worden gebracht (met inbegrip van gemotoriseerde paragliders en deltavliegers);

d) 

kabelballonnen;

e) 

vliegers;

f) 

parachutes (met inbegrip van parachutes voor parasailing);

g) 

luchtvaartuigen, met inbegrip van zweefvliegtuigen, met een MTOM van minder dan 500 kg, en ultralichte vliegtuigen, die gebruikt worden voor:

— 
niet-commerciële doeleinden, of
— 
plaatselijke vlieglessen waarbij geen internationale grenzen worden overschreden,

voorzover het gaat om verzekeringseisen van deze verordening die betrekking hebben op oorlogs- en terrorismerisico's.

3.  De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.

4.  De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort tot de datum waarop de regelingen van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 van toepassing worden. De regeringen van Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad van die datum in kennis stellen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„luchtvervoerder” : een luchtvervoeronderneming met een geldige exploitatievergunning;

b)

„luchtvervoerder uit de Gemeenschap” : een luchtvervoerder met een door een lidstaat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92 aan luchtvaartmaatschappijen afgegeven geldige exploitatievergunning;

c)

„exploitant van luchtvaartuigen” : een persoon of entiteit die geen luchtvervoerder is en die permanent en daadwerkelijk over het luchtvaartuig beschikt dan wel het permanent en daadwerkelijk exploiteert; de natuurlijke of rechtspersoon op wiens naam een luchtvaartuig geregistreerd is, wordt geacht de exploitant te zijn, tenzij de betrokkene kan aantonen dat een andere persoon de exploitant is;

d)

„vlucht” :

— 
ten aanzien van passagiers en niet-aangegeven bagage, de periode van vervoer van de passagiers per luchtvaartuig, met inbegrip van in- en uitstappen;
— 
ten aanzien van vracht en aangegeven bagage, de periode van vervoer van de bagage of vracht vanaf het ogenblik dat de bagage of vracht aan de luchtvervoerder wordt overhandigd tot het ogenblik van afgifte aan de gerechtigde ontvanger;
— 
ten aanzien van derden, het gebruik van een luchtvaartuig vanaf het ogenblik waarop de motoren in gang worden gezet met het oog op het taxiën of de eigenlijke start tot het ogenblik waarop het luchtvaartuig op de grond is en de motoren volledig tot stilstand zijn gekomen; voorts wordt hieronder verstaan het bewegen van een luchtvaartuig door sleep- of duwvoertuigen of door middel van krachten die specifiek worden uitgeoefend voor het aandrijven en opwaarts sturen van luchtvaartuigen, in het bijzonder luchtstromen;

e)

„BTR” : bijzonder trekkingsrecht, zoals vastgesteld door het Internationaal Monetair Fonds;

f)

„MTOM” : de maximale startmassa, die overeenkomt met een officieel vastgestelde waarde die specifiek is voor alle luchtvaartuigtypen, zoals aangegeven in de luchtwaardigheidsverklaring van het luchtvaartuig;

g)

„passagier” : elke persoon die met toestemming van de luchtvervoerder of de exploitant van luchtvaartuigen aan een vlucht deelneemt, met uitsluiting van het vlucht- en cabinepersoneel dat van dienst is tijdens de vlucht;

h)

„derde” : elke natuurlijke of rechtspersoon, met uitsluiting van de passagiers en het vlucht- en cabinepersoneel dat van dienst is;

i)

„commerciële dienst” : een vlucht die tegen vergoeding en/of beloning wordt verricht.

Artikel 4

Verzekeringsgrondslagen

1.  De in artikel 2 bedoelde luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen zijn overeenkomstig deze verordening verzekerd voor hun specifieke aan luchtvaart gerelateerde aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers, bagage, vracht en derden. De verzekerde risico's omvatten oorlogshandelingen, terrorisme, kaping, sabotage, wederrechtelijk beslag op luchtvaartuigen en ongeregeldheden.

2.  Luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen zorgen ervoor dat de verzekeringsdekking geldt voor elke vlucht, ongeacht of zij over het geëxploiteerde luchtvaartuig beschikken op grond van eigendom of op grond van een vorm van leasingovereenkomst, dan wel ingevolge gezamenlijke activiteiten of franchising, gedeelde vluchtcodes of een andere soortgelijke overeenkomst.

3.  Deze verordening laat de regels inzake aansprakelijkheid onverlet die voortvloeien uit:

— 
internationale verdragen waarbij de lidstaten en/of de Gemeenschap partij zijn;
— 
het Gemeenschapsrecht; en
— 
het nationale recht van de lidstaten.

Artikel 5

Naleving

1.  Luchtvervoerders en, waar zulks wordt geëist, exploitanten van luchtvaartuigen, als bedoeld in artikel 2, bewijzen dat zij voldoen aan de verzekeringseisen van deze verordening door aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een verzekeringsbewijs of een ander stuk over te leggen waaruit blijkt dat zij geldig verzekerd zijn.

2.  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „de betrokken lidstaat” verstaan, de lidstaat die de exploitatievergunning aan de luchtvervoerder uit de Gemeenschap heeft verleend of de lidstaat waar het luchtvaartuig van de exploitant van het luchtvaartuig is geregistreerd. Voor luchtvervoerders van buiten de Gemeenschap en exploitanten van luchtvaartuigen die buiten de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen gebruiken, wordt onder „de betrokken lidstaat” verstaan, de lidstaat naar waar of van waaruit de vluchten plaatsvinden.

3.  In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten waarover de vluchten worden uitgevoerd, eisen dat de in artikel 2 bedoelde luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen een stuk overleggen waaruit blijkt dat zij geldig verzekerd zijn conform deze verordening.

4.  Voor luchtvervoerders uit de Gemeenschap en exploitanten van luchtvaartuigen die gebruikmaken van in de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen, wordt voor alle lidstaten volstaan met de overlegging van een verzekeringsbewijs in de in lid 2 bedoelde lidstaat, onverminderd de toepassing van artikel 8, lid 6.

5.  In uitzonderingsgevallen waarin sprake is van marktfalen van de verzekeringsmarkt, kan de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2, besluiten passende maatregelen te nemen met het oog op de toepassing van lid 1.

Artikel 6

Verzekering voor aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers, bagage en vracht

1.  De verzekeringsdekking voor aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers bedraagt minimaal 250 000 BTR per passagier. Met betrekking tot niet-commerciële diensten van luchtvaartuigen met een MTOM van 2 700  kg of minder kunnen de lidstaten echter een lagere minimale verzekeringsdekking vaststellen, mits die dekking ten minste 100 000 BTR per passagier bedraagt.

▼M4

2.  De minimumverzekeringsdekking voor aansprakelijkheid ten aanzien van bagage bedraagt 1 288 BTR per passagier bij commerciële diensten.

3.  De minimumverzekeringsdekking voor aansprakelijkheid voor vracht bedraagt 22 BTR per kilogram bij commerciële diensten.

▼B

4.  De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op vluchten over het grondgebied van de lidstaten die worden uitgevoerd door luchtvervoerders van buiten de Gemeenschap of door exploitanten van luchtvaartuigen die buiten de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen gebruiken, en die geen landing op of start vanaf dat grondgebied omvatten.

▼M3

5.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde waarden indien wijzigingen van toepasselijke internationale verdragen dit noodzakelijk maken.

▼B

Artikel 7

Verzekering voor aansprakelijkheid ten aanzien van derden

1.  



Categorie

MTOM

(kg)

Minimumbedrag

(miljoen BTR)

1

< 500

0,75

2

< 1000

1,5

3

< 2700

3

4

< 6000

7

5

< 12000

18

6

< 25000

80

7

< 50000

150

8

< 200000

300

9

< 500000

500

10

≥ 500000

700

Indien te eniger tijd de verzekeringsdekking voor aansprakelijkheid ten aanzien van derden ingevolge oorlogs- of terreurdreiging voor een luchtvervoerder of luchtvaartexploitant niet beschikbaar is op een per-ongevalsbasis, kan zo'n luchtvervoerder of exploitant van luchtvaartuigen aan zijn verplichting tot verzekering van deze risico's voldoen door middel van een verzekering op geaggregeerde basis. De Commissie zal nauwkeurig toezien op de toepassing van deze bepaling om te verzekeren dat zo'n geaggregeerde verzekering ten minste gelijkwaardig is aan het desbetreffende bedrag in de tabel.

▼M3

2.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in lid 1 van dit artikel bedoelde waarden indien wijzigingen van toepasselijke internationale verdragen dit noodzakelijk maken.

▼B

Artikel 8

Handhaving en sancties

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 2 bedoelde luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

2.  Voor de toepassing van lid 1 en onverminderd lid 7 kan de betreffende lidstaat met betrekking tot overvluchten door niet uit de Gemeenschap afkomstige luchtvervoerders of buiten de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen waarbij niet in een lidstaat wordt opgestegen of geland alsmede met betrekking tot landingen in een lidstaat, anders dan voor verkeersdoeleinden, door deze luchtvaartuigen, een bewijs verlangen dat voldaan is aan de verzekeringseisen uit hoofde van deze verordening.

3.  Indien nodig kunnen de lidstaten aanvullend bewijs verlangen van de betrokken luchtvervoerder, exploitant van het luchtvaartuig of verzekeraar.

4.  Sancties in geval van overtreding van deze verordening zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

5.  Met betrekking tot luchtvervoerders uit de Gemeenschap kunnen deze sancties de intrekking van de exploitatievergunning omvatten, onder voorbehoud van en in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het Gemeenschapsrecht.

6.  Voor luchtvervoerders van buiten de Gemeenschap en exploitanten van luchtvaartuigen die gebruikmaken van buiten de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen, kan een sanctie ook bestaan in weigering van landing op het grondgebied van een lidstaat.

7.  Wanneer de lidstaten van mening zijn dat niet aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, laten zij een luchtvaartuig niet opstijgen totdat de betrokken luchtvervoerder of exploitant van luchtvaartuigen bewijs van toereikende verzekering overeenkomstig deze verordening heeft overgelegd.

▼M3

Artikel 8 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 26 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 1 ).

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼B

Artikel 9

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes ( 2 ) ingestelde comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

▼M3 —————

▼B

4.  Het comité kan tevens over iedere andere kwestie met betrekking tot de toepassing van deze verordening door de Commissie worden geraadpleegd.

Artikel 10

Verslaglegging en samenwerking

1.  De Commissie brengt uiterlijk op 30 april 2008 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van deze verordening.

2.  De lidstaten verstrekken de Commissie desgevraagd informatie over de toepassing van deze verordening.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking twaalf maanden na de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

( 2 ) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).