02003R2201 — NL — 01.03.2005 — 001.014
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD van 27 november 2003 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EG) Nr. 2116/2004 VAN DE RAAD van 2 december 2004 |
L 367 |
1 |
14.12.2004 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD
van 27 november 2003
betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is, ongeacht de aard van het gerecht, van toepassing op burgerlijke zaken betreffende:
echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk;
de toekenning, de uitoefening, de overdracht, de beperking of de beëindiging van de ouderlijke verantwoordelijkheid.
De in lid 1, onder b), bedoelde zaken hebben met name betrekking op:
het gezagsrecht en het omgangsrecht;
voogdij, curatele en overeenkomstige rechtsinstituten;
de aanwijzing en de taken van enige persoon of enig lichaam, belast met de zorg voor de persoon of het vermogen van het kind, of die het kind vertegenwoordigt of bijstaat;
de plaatsing van het kind in een pleeggezin of in een inrichting;
de maatregelen ter bescherming van het kind die verband houden met het beheer of de instandhouding van dan wel de beschikking over het vermogen van het kind.
Deze verordening is niet van toepassing op:
de vaststelling en de ontkenning van familierechtelijke betrekkingen;
beslissingen inzake adoptie, voorbereidende maatregelen voor adoptie, alsmede de nietigverklaring en de herroeping van de adoptie;
de geslachtsnaam en de voornamen van het kind;
de handlichting;
onderhoudsverplichtingen;
trusts en erfopvolging;
maatregelen genomen ten gevolge van door kinderen begane strafbare feiten.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
„gerecht”: alle autoriteiten in de lidstaten die bevoegd zijn ter zake van de aangelegenheden die overeenkomstig artikel 1 binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;
„rechter”: de rechter of de drager van bevoegdheden gelijkwaardig aan die van een rechter, ter zake van de aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;
„lidstaat”: alle lidstaten met uitzondering van Denemarken;
„beslissing”: een door een gerecht van een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, alsmede een door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, ongeacht de benaming van die beslissing, zoals arrest, vonnis of beschikking;
„lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar de ten uitvoer te leggen beslissing is gegeven;
„lidstaat van tenuitvoerlegging”: de lidstaat waar tenuitvoerlegging van de beslissing wordt gevraagd;
„ouderlijke verantwoordelijkheid”: alle rechten en verplichtingen die ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst aan een natuurlijke persoon of aan een rechtspersoon zijn toegekend met betrekking tot de persoon of het vermogen van een kind. De term omvat onder meer het gezagsrecht en het omgangsrecht;
„persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt”: elke persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind draagt;
„gezagsrecht”: de rechten en verplichtingen die betrekking hebben op de zorg voor de persoon van een kind, in het bijzonder het recht de verblijfplaats van het kind te bepalen;
„omgangsrecht”: omvat in het bijzonder het recht om een kind voor een beperkte tijd mee te nemen naar een andere plaats dan zijn gewone verblijfplaats;
„ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van een kind”: het overbrengen of niet doen terugkeren van een kind:
wanneer dit geschiedt in strijd met het gezagsrecht dat ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst is toegekend overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of niet doen terugkeren, zijn gewone verblijfplaats had;
en
indien dit gezagsrecht op het tijdstip van overbrenging of niet doen terugkeren, alleen of gezamenlijk, daadwerkelijk werd uitgeoefend, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Het gezag wordt geacht gezamenlijk te worden uitgeoefend als een van de personen die, ingevolge een beslissing of van rechtswege, de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, de verblijfplaats van het kind niet kan bepalen zonder de instemming van een andere persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt.
HOOFDSTUK II
BEVOEGDHEID
AFDELING 1
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk
Artikel 3
Algemene bevoegdheid
Ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat:
op het grondgebied waarvan:
waarvan beide echtgenoten de nationaliteit bezitten of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, waar beide echtgenoten hun „domicile” (woonplaats) hebben.
Artikel 4
Tegenvordering
Het gerecht waarvoor een procedure op grond van artikel 3 aanhangig is, is ook bevoegd kennis te nemen van een tegenvordering, mits deze binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.
Artikel 5
Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding
Onverminderd artikel 3 is het gerecht van een lidstaat dat een beslissing inzake scheiding van tafel en bed heeft gegeven, ook bevoegd om die scheiding om te zetten in echtscheiding, indien de wet van die lidstaat daarin voorziet.
Artikel 6
Exclusieve aard van de bevoegdheden op grond van de artikelen 3, 4 en 5
De echtgenoot die:
zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat heeft; of
onderdaan van een lidstaat is of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, zijn „domicile” (woonplaats) op het grondgebied van een van die lidstaten heeft,
kan slechts op grond van de artikelen 3, 4 en 5 voor de gerechten van een andere lidstaat worden gedaagd.
Artikel 7
Residuele bevoegdheid
AFDELING 2
Ouderlijke verantwoordelijkheid
Artikel 8
Algemene bevoegdheid
Artikel 9
Behoud van de bevoegdheid van de vorige gewone verblijfplaats van het kind
Artikel 10
Bevoegdheid in gevallen van kinderontvoering
In geval van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind blijven de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd totdat het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen en:
enige persoon, instelling of ander lichaam die gezagsrecht bezit, in de overbrenging of het niet doen terugkeren heeft berust;
of
het kind gedurende ten minste een jaar nadat de persoon, de instelling of het lichaam met gezagsrecht kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind, in die andere lidstaat heeft verbleven en in zijn nieuwe omgeving geworteld is, en aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
er is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarheen het kind is overgebracht of waar het wordt vastgehouden, geen verzoek tot terugkeer ingediend binnen een jaar nadat de persoon die gezagsrecht bezit, kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind;
een door de persoon met gezagsrecht ingediend verzoek tot terugkeer is ingetrokken en binnen de onder i) gestelde termijn is geen nieuw verzoek ingediend;
een voor een gerecht in de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, dienende zaak is overeenkomstig artikel 11, lid 7, gesloten verklaard;
een gezagsbeslissing die niet de terugkeer van het kind met zich brengt, is uitgesproken door de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had.
Artikel 11
Terugkeer van het kind
Onverminderd de eerste alinea beslist het gerecht uiterlijk zes weken nadat het verzoek aanhangig is gemaakt, tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk blijkt.
Onverminderd de bevoegdheidsregels van deze verordening verklaart het gerecht de zaak gesloten indien het binnen die termijn geen conclusie heeft ontvangen.
Artikel 12
Prorogatie van rechtsmacht
De gerechten van een lidstaat zijn, in de uitoefening van hun bevoegdheid op grond van artikel 3 ter zake van een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, bevoegd voor elke met dit verzoek samenhangende kwestie inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, indien:
ten minste één van de echtgenoten de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt;
en
de bevoegdheid van deze gerechten uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze door de echtgenoten en door de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, is aanvaard op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.
De overeenkomstig lid 1 uitgeoefende bevoegdheid neemt een einde zodra:
de beslissing houdende toewijzing of afwijzing van het verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk definitief is geworden; hetzij
ingeval op het onder a) bedoelde tijdstip nog een procedure betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is, een beslissing in die procedure definitief is geworden; hetzij
de onder a) en b) bedoelde procedures om een andere reden zijn beëindigd.
De gerechten van een lidstaat zijn ook in andere procedures dan die welke in lid 1 worden bedoeld, bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind, indien:
het kind een nauwe band met die lidstaat heeft, met name omdat een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft of omdat het kind onderdaan van die lidstaat is;
en
hun bevoegdheid op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt, uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze is aanvaard door alle partijen bij de procedure en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13
Bevoegdheid gebaseerd op de aanwezigheid van het kind
Artikel 14
Residuele bevoegdheid
Indien van geen enkele lidstaat een gerecht op grond van de artikelen 8 tot en met 13 bevoegd is, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat beheerst door de wetgeving van die lidstaat.
Artikel 15
Verwijzing naar een gerecht dat beter in staat is de zaak te behandelen
De gerechten van een lidstaat die bevoegd zijn om ten gronde over een zaak te beslissen, kunnen bij wijze van uitzondering, indien naar hun inzicht een gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen, in het belang van het kind:
de behandeling van de zaak of het betrokken onderdeel daarvan aanhouden en de partijen uitnodigen om overeenkomstig lid 4 een daartoe strekkend verzoek te richten aan het gerecht van die andere lidstaat; of
het gerecht van een andere lidstaat verzoeken zijn bevoegdheid overeenkomstig lid 5 uit te oefenen.
Lid 1 is van toepassing:
op verzoek van een van de partijen, of
op initiatief van het gerecht, of
op verzoek van het gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, overeenkomstig lid 3.
Verwijzing op initiatief van het gerecht of op verzoek van het gerecht van een andere lidstaat kan echter slechts plaatsvinden indien zulks door ten minste een van de partijen wordt aanvaard.
Het kind wordt geacht in de zin van lid 1 een bijzondere band met een lidstaat te hebben indien:
het kind na de aanhangigmaking van een zaak bij het in lid 1 bedoelde gerecht zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft verkregen; of
het kind voordien zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat had; of
het kind onderdaan van die lidstaat is; of
een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft; of
het geschil betrekking heeft op maatregelen ter bescherming van het kind die verband houden met het beheer, de instandhouding van of de beschikking over bestanddelen van het vermogen van het kind die zich op het grondgebied van die lidstaat bevinden.
Wordt de zaak niet binnen deze termijn aanhangig gemaakt, dan blijft het gerecht waarbij de zaak aanvankelijk aanhangig is gemaakt de bevoegdheid overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 14 uitoefenen.
AFDELING 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 16
Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht
Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt:
op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de verweerder te doen betekenen of mede te delen;
of
indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voordat het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ontvangen, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen.
Artikel 17
Toetsing van de bevoegdheid
Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor overeenkomstig deze verordening niet dit gerecht maar een gerecht van een andere lidstaat bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.
Artikel 18
Toetsing van de ontvankelijkheid
Artikel 19
Aanhangigheid en onderling samenhangende procedures
In dit geval kan de partij die de procedure aanhangig heeft gemaakt bij het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, die vordering aanhangig maken bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht.
Artikel 20
Voorlopige en bewarende maatregelen
HOOFDSTUK III
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING
AFDELING 1
Erkenning
Artikel 21
Erkenning van een beslissing
De relatieve bevoegdheid van het gerecht, genoemd in de lijst die overeenkomstig artikel 68 door elke lidstaat aan de Commissie wordt toegezonden, wordt beheerst door het nationale recht van de lidstaat waar een verzoek om een beslissing houdende erkenning of niet-erkenning wordt ingediend.
Artikel 22
Gronden tot weigering van de erkenning van beslissingen ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk
Een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk wordt niet erkend:
indien de erkenning kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of medegedeeld, tenzij vaststaat dat hij ondubbelzinnig met de beslissing instemt;
indien zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing; of
indien de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven, mits die vroegere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.
Artikel 23
Gronden tot weigering van de erkenning van beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid
Een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt niet erkend:
indien de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
behalve in spoedeisende gevallen, indien zij is gegeven zonder dat het kind, in strijd met de fundamentele procesregels van de aangezochte lidstaat, in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is medegedeeld of betekend, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing instemt;
ten verzoeke van eenieder die beweert dat de beslissing in de weg staat aan de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de aangezochte lidstaat is gegeven;
indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid die in een andere lidstaat of in het derde land van de gewone verblijfplaats van het kind is gegeven, mits die latere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat;
of
indien de procedure van artikel 56 niet in acht is genomen.
Artikel 24
Geen toetsing van de bevoegdheid van het oorspronkelijke gerecht
De bevoegdheid van het gerecht van de lidstaat van herkomst wordt niet getoetst. Het criterium van de openbare orde, bedoeld in artikel 22, onder a), en artikel 23, onder a), wordt niet toegepast op de bevoegdheidsregels van de artikelen 3 tot en met 14.
Artikel 25
Verschillen in toepasselijk recht
De erkenning van een beslissing mag niet worden geweigerd op de grond dat volgens de wetgeving van de aangezochte lidstaat echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk op dezelfde gronden niet mogelijk zou zijn.
Artikel 26
Geen onderzoek van de juistheid
In geen geval wordt de juistheid van de beslissing onderzocht.
Artikel 27
Aanhouding van de uitspraak
AFDELING 2
Verzoek om uitvoerbaarverklaring
Artikel 28
Uitvoerbare beslissingen
Artikel 29
Relatief bevoegd gerecht
Wanneer geen van de in de eerste alinea genoemde plaatsen zich in de lidstaat van tenuitvoerlegging bevindt, is het relatief bevoegde gerecht dat van de plaats van tenuitvoerlegging.
Artikel 30
Procedure
Artikel 31
Beslissing van de rechterlijke instantie
Artikel 32
Kennisgeving van de beslissing
De op het verzoek gegeven beslissing wordt door de griffier onverwijld ter kennis van de verzoeker gebracht, op de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat bepaalde wijze.
Artikel 33
Rechtsmiddelen
Artikel 34
Hogere voorziening en terzake bevoegde rechterlijke instanties
Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kunnen slechts de rechtsmiddelen worden aangewend die worden genoemd in de overeenkomstig artikel 68 door elke lidstaat aan de Commissie toegezonden lijst.
Artikel 35
Aanhouding van de uitspraak
Artikel 36
Gedeeltelijke tenuitvoerlegging
AFDELING 3
Gemeenschappelijke bepalingen van de afdelingen 1 en 2
Artikel 37
Stukken
De partij die de erkenning van een beslissing vordert of betwist, dan wel om uitvoerbaarverklaring verzoekt, legt over:
een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan;
en
het certificaat bedoeld in artikel 39.
Indien het een beslissing bij verstek betreft, legt de partij die de erkenning vordert of om uitvoerbaarverklaring verzoekt, voorts over:
het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het stuk waaruit blijkt dat het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk aan de niet-verschenen partij is betekend of medegedeeld;
of
enig stuk waaruit blijkt dat de verweerder ondubbelzinnig met de beslissing instemt.
Artikel 38
Ontbrekende stukken
Artikel 39
Certificaten betreffende beslissingen in huwelijkszaken en certificaten betreffende beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid
Het bevoegde gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst geeft op verzoek van een belanghebbende een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage I (beslissingen in huwelijkszaken) of in bijlage II (beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid).
AFDELING 4
Uitvoerbaarheid van bepaalde beslissingen omtrent het omgangsrecht en bepaalde beslissingen die de terugkeer van het kind met zich brengen
Artikel 40
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op:
het omgangsrecht,
en
de terugkeer van een kind die voortvloeit uit een beslissing als bedoeld in artikel 11, lid 8.
Artikel 41
Omgangsrecht
Ook indien het nationale recht niet bepaalt dat een beslissing waarbij een omgangsrecht is toegekend van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad is, kan het gerecht dat de beslissing heeft gegeven de beslissing bij voorraad uitvoerbaar verklaren.
De rechter van de lidstaat van herkomst geeft het in lid 1 bedoelde certificaat, met gebruikmaking van het in bijlage III opgenomen modelformulier (certificaat betreffende het omgangsrecht), slechts af, indien:
in geval van procedure bij verstek, het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de niet-verschenen persoon is betekend of medegedeeld, of, wanneer het is betekend of medegedeeld zonder dat deze voorwaarden werden nageleefd, het niettemin vaststaat dat deze ondubbelzinnig met de beslissing instemt;
alle betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord;
en
het kind in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege zijn leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht.
Het certificaat wordt in de taal van de beslissing gesteld.
Artikel 42
Terugkeer van een kind
Ook indien het nationale recht niet bepaalt dat een overeenkomstig artikel 11, lid 8, gegeven beslissing die de terugkeer van het kind met zich brengt van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad is, kan het gerecht in de lidstaat van herkomst de beslissing bij voorraad uitvoerbaar verklaren.
De rechter van de lidstaat van herkomst geeft het in artikel 40, lid 1, onder b), bedoelde certificaat slechts af indien:
het kind in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, tenzij zulks vanwege zijn leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht,
de partijen in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord, en
het gerecht bij het geven van de beslissing rekening heeft gehouden met de redenen en het bewijs op grond waarvan de beslissing ingevolge artikel 13 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 is gegeven.
Indien het gerecht of enige andere autoriteit maatregelen treft ter bescherming van het kind na diens terugkeer naar de staat van zijn gewone verblijfplaats, vermeldt het certificaat de bijzonderheden van die maatregelen.
De rechter van de lidstaat van herkomst geeft het certificaat ambtshalve af, met gebruikmaking van het in bijlage IV opgenomen modelformulier (certificaat betreffende de terugkeer).
Het certificaat wordt in de taal van de beslissing gesteld.
Artikel 43
Verbetering van het certificaat
Artikel 44
Rechtsgevolgen van het certificaat
Het certificaat heeft alleen gevolg binnen de grenzen van de uitvoerbaarheid van de uitspraak.
Artikel 45
Stukken
De partij die om de tenuitvoerlegging van een beslissing vraagt, legt over:
een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan;
en
het in artikel 41, lid 1, of artikel 42, lid 1, bedoelde certificaat.
Voor de toepassing van dit artikel,
De vertaling wordt gesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat of in enige andere taal die de aangezochte lidstaat uitdrukkelijk aanvaardt. De vertaling wordt gewaarmerkt door een persoon die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.
AFDELING 5
Authentieke akten en overeenkomsten
Artikel 46
Authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een lidstaat, en overeenkomsten tussen partijen, uitvoerbaar in de lidstaat van herkomst, worden onder dezelfde voorwaarden erkend en uitvoerbaar gemaakt als beslissingen.
AFDELING 6
Overige bepalingen
Artikel 47
Procedure van tenuitvoerlegging
In het bijzonder kan een beslissing waarvoor overeenkomstig artikel 41, lid 1, of artikel 42, lid 1, een certificaat is afgegeven, niet ten uitvoer worden gelegd als zij onverenigbaar is met een nadien gegeven uitvoerbare beslissing.
Artikel 48
Modaliteiten van uitoefening van het omgangsrecht
Artikel 49
Kosten
De bepalingen van dit hoofdstuk, behalve die van afdeling 4, zijn ook van toepassing op het bepalen van het bedrag van de gerechtskosten van overeenkomstig deze verordening aangespannen procedures en op de tenuitvoerlegging van elke beslissing betreffende die kosten.
Artikel 50
Rechtsbijstand
De verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedures, bedoeld in de artikelen 21, 28, 41, 42 en 48, in aanmerking voor de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet.
Artikel 51
Zekerheid of depot
Van de partij die in een lidstaat de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vordert, kan geen zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden geëist op de grond dat:
hij geen gewone verblijfplaats heeft in de lidstaat waar de tenuitvoerlegging wordt gevorderd; of
hij vreemdeling is of, wanneer in het Verenigd Koninkrijk of Ierland de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, hij zijn „domicile” (woonplaats) niet in een van die lidstaten heeft.
Artikel 52
Legalisatie of soortgelijke formaliteit
Geen legalisatie of soortgelijke formaliteit is vereist met betrekking tot de in de artikelen 37, 38 en 45 bedoelde stukken, noch, in voorkomend geval, met betrekking tot de procesvolmacht.
HOOFDSTUK IV
SAMENWERKING TUSSEN CENTRALE AUTORITEITEN INZAKE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID
Artikel 53
Aanwijzing
Elke lidstaat wijst één of meer centrale autoriteiten aan om behulpzaam te zijn bij de toepassing van deze verordening en preciseert haar of hun bevoegdheid/bevoegdheden ratione loci of ratione materiae. Wanneer een lidstaat meer dan één centrale autoriteit heeft aangewezen, dienen mededelingen in beginsel direct aan de bevoegde centrale autoriteit te worden toegezonden. Wordt een mededeling toegezonden aan een centrale autoriteit die niet bevoegd is, dan zendt deze autoriteit die mededeling door aan de bevoegde centrale autoriteit en stelt zij de afzender daarvan in kennis.
Artikel 54
Algemene taken
De centrale autoriteiten verstrekken informatie betreffende de nationale wetgeving en procedures en nemen maatregelen om de toepassing van deze verordening te verbeteren en hun onderlinge samenwerking te versterken. Daartoe wordt gebruikgemaakt van het bij Beschikking 2001/470/EG ingestelde Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken.
Artikel 55
Samenwerking in specifieke gevallen op het gebied van de ouderlijke verantwoordelijkheid
De centrale autoriteiten werken op verzoek van een centrale autoriteit van een andere lidstaat of van een persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, in specifieke gevallen met elkaar samen ter verwezenlijking van de doeleinden van deze verordening. Daartoe nemen zij, overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat inzake de bescherming van persoonsgegevens, rechtstreeks of door tussenkomst van overheidsdiensten of andere instanties, alle passende maatregelen om:
informatie te verzamelen en uit te wisselen over:
de situatie van het kind,
lopende procedures, en
enige met betrekking tot het kind genomen beslissing;
informatie te verstrekken en bijstand te verlenen aan personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind dragen en die op hun grondgebied beslissingen willen doen erkennen en ten uitvoer leggen, met name wat betreft het omgangsrecht en de terugzending van het kind;
de informatie-uitwisseling tussen de gerechten te ondersteunen, met name met het oog op de uitvoering van artikel 11, leden 6 en 7, en artikel 15;
alle informatie en bijstand te verstrekken die dienstig kunnen zijn voor de toepassing, door de gerechten, van artikel 56;
door bemiddeling of anderszins overeenstemming tussen de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind dragen, te bevorderen en daartoe grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.
Artikel 56
Plaatsing van het kind in een andere lidstaat
Artikel 57
Werkwijze
Artikel 58
Vergaderingen
HOOFDSTUK V
VERHOUDING TOT ANDERE INSTRUMENTEN
Artikel 59
Verhouding tot andere instrumenten
Finland en Zweden hebben de mogelijkheid te verklaren dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met het bijbehorende slotprotocol, in hun onderlinge betrekkingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk is in plaats van deze verordening. Een dergelijke verklaring wordt als bijlage bij deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Voornoemde lidstaten kunnen te allen tijde hun verklaring geheel of gedeeltelijk intrekken.
Het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit van burgers van de Unie wordt geëerbiedigd.
In alle toekomstige overeenkomsten tussen de onder a) genoemde lidstaten worden de bevoegdheidsregels die betrekking hebben op een in deze verordening geregeld onderwerp, in overeenstemming gebracht met de regels van deze verordening.
Beslissingen die in een van de Noordse staten die een verklaring als bedoeld onder a) heeft afgelegd, zijn gegeven op een bevoegdheidsgrond die overeenkomt met een van de gronden waarin hoofdstuk II van deze verordening voorziet, worden in de overige lidstaten overeenkomstig de regels van hoofdstuk III van deze verordening erkend en ten uitvoer gelegd.
Door de lidstaten wordt aan de Commissie:
een afschrift toegezonden van de in lid 2, onder a) en c), bedoelde overeenkomsten en van de eenvormige wetten ter uitvoering daarvan;
mededeling gedaan van elke opzegging van of wijziging in deze overeenkomsten of eenvormige wetten.
Artikel 60
Verhouding tot bepaalde multilaterale verdragen
In de betrekkingen tussen de lidstaten heeft deze verordening voorrang boven de volgende verdragen, voorzover zij betrekking hebben op onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld:
het Verdrag van 's-Gravenhage van 5 oktober 1961 betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen;
het Verdrag van Luxemburg van 8 september 1967 inzake de erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband;
het Verdrag van 's-Gravenhage van 1 juni 1970 inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed;
het Europees Verdrag van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen;
en
het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.
Artikel 61
Verhouding tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen
In de verhouding tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen is de onderhavige verordening van toepassing:
indien het betrokken kind zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat heeft;
indien het betreft de erkenning en de tenuitvoerlegging van een beslissing die door het bevoegde gerecht van een lidstaat is gegeven op het grondgebied van een andere lidstaat, ook indien het betrokken kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een derde staat die geen partij is bij genoemd Verdrag.
Artikel 62
Geldingsbereik
Artikel 63
Verdragen met de Heilige Stoel
Het bepaalde in de leden 1 en 2 is tevens van toepassing op de volgende internationale verdragen (concordaten) met de Heilige Stoel:
het Verdrag van Lateranen van 11 februari 1929 tussen de Italiaanse Republiek en de Heilige Stoel, gewijzigd bij de op 18 februari 1984 te Rome ondertekende overeenkomst met bijbehorend protocol;
de overeenkomst van 3 januari 1979 tussen de Heilige Stoel en Spanje over juridische kwesties;
de Overeenkomst van 3 februari 1993 tussen de Heilige Stoel en Malta inzake de erkenning van de burgerrechtelijke gevolgen van canonieke huwelijken en van beslissingen van de kerkelijke autoriteiten en rechtbanken aangaande zulke huwelijken, met inbegrip van het toepassingsprotocol van diezelfde datum, met het tweede Aanvullend Protocol van 6 januari 1995.
De betrokken lidstaten:
zenden de Commissie een afschrift van de in de leden 1 en 3 genoemde verdragen toe;
doen haar mededeling van elke opzegging van of wijziging in deze verdragen.
HOOFDSTUK VI
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 64
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 65
Herziening
Uiterlijk op 1 januari 2012 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie, op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens, bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de toepassing van deze verordening in, dat zonodig vergezeld gaat van voorstellen tot wijziging van deze verordening.
Artikel 66
Lidstaten met twee of meer rechtsstelsels
Ten aanzien van een lidstaat waar met betrekking tot de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld, twee of meer rechtsstelsels of regelingen van toepassing zijn in verschillende gebiedsdelen:
wordt met de gewone verblijfplaats in die lidstaat de gewone verblijfplaats in een gebiedsdeel bedoeld;
heeft de term „nationaliteit” of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, de term „domicile” (woonplaats) betrekking op het gebiedsdeel dat in de wetgeving van die staat is aangeduid;
wordt met de autoriteit van een lidstaat de autoriteit van het betrokken gebiedsdeel van die staat bedoeld;
wordt met de bepalingen van de aangezochte lidstaat bedoeld de bepalingen van het gebiedsdeel waar de bevoegdheid, de erkenning of de tenuitvoerlegging wordt ingeroepen.
Artikel 67
Inlichtingen betreffende de centrale autoriteiten en aanvaarde talen
De lidstaten delen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening mee:
de namen, adressen en communicatiemiddelen van de overeenkomstig artikel 53 aangewezen centrale autoriteiten;
de overeenkomstig artikel 57, lid 2, voor mededelingen aan de centrale autoriteiten aanvaarde talen;
en
de overeenkomstig artikel 45, lid 2, voor het certificaat betreffende het omgangsrecht aanvaarde talen.
De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van elke wijziging in deze inlichtingen.
De Commissie maakt deze inlichtingen openbaar.
Artikel 68
Gegevens betreffende de gerechten en de rechtsmiddelen
De lidstaten doen de Commissie mededeling van de in de artikelen 21, 29, 33 en 34 genoemde lijsten van gerechten en rechtsmiddelen, alsmede van de wijzigingen die daarin worden aangebracht.
De Commissie houdt deze gegevens bij en maakt deze door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of door enig ander passend middel openbaar.
Artikel 69
Wijzigingen in de bijlagen
Elke wijziging in de in de bijlagen I tot en met IV opgenomen modelformulieren wordt aangenomen volgens de procedure van artikel 70, lid 2.
Artikel 70
Comité
Artikel 71
Intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000
Artikel 72
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2004.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 maart 2005, met uitzondering van de artikelen 67, 68, 69 en 70, die van toepassing zijn met ingang van 1 augustus 2004.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
BIJLAGE I
CERTIFICAAT BETREFFENDE BESLISSINGEN IN HUWELIJKSZAKEN, BEDOELD IN ARTIKEL 39 ( 1 )
1. Lidstaat van oorsprong
2. Gerecht dat of autoriteit die het certificaat afgeeft
2.1. Naam
2.2. Adres
2.3. Tel./fax/e-mail
3. Huwelijk
3.1. Vrouw
3.1.1. Volledige naam
3.1.2. Adres
3.1.3. Geboorteland en -plaats
3.1.4. Geboortedatum
3.2. Man
3.2.1. Volledige naam
3.2.2. Adres
3.2.3. Geboorteland en -plaats
3.2.4. Geboortedatum
3.3. Land, plaats (indien bekend) en datum van het huwelijk
3.3.1. Land van het huwelijk
3.3.2. Plaats van het huwelijk (indien bekend)
3.3.3. Datum van het huwelijk
4. Gerecht dat de beslissing heeft gegeven
4.1. Naam van het gerecht
4.2. Plaats van het gerecht
5. Beslissing
5.1. Datum
5.2. Referentienummer
5.3. Soort beslissing
5.3.1. Echtscheiding
5.3.2. Nietigverklaring van het huwelijk
5.3.3. Scheiding van tafel en bed
5.4. Is de beslissing bij verstek gegeven?
5.4.1. Neen
5.4.2. Ja ( 2 )
6. Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
7. Staat tegen de beslissing hoger beroep open volgens de wet van de lidstaat van herkomst?
7.1. Neen
7.2. Ja
8. Datum van het rechtsgevolg in de lidstaat waar de beslissing is gegeven
8.1. Echtscheiding
8.2. Scheiding van tafel en bed
Gedaan te …, …
Handtekening en/of stempel
BIJLAGE II
CERTIFICAAT BETREFFENDE BESLISSINGEN INZAKE DE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID, BEDOELD IN ARTIKEL 39 ( 3 )
1. Lidstaat van oorsprong
2. Gerecht dat of autoriteit die het certificaat afgeeft
2.1. Naam
2.2. Adres
2.3. Tel./fax/e-mail
3. Houder(s) van het omgangsrecht
3.1. Volledige naam
3.2. Adres
3.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4. Andere dan onder 3 vermelde personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen ( 4 )
4.1. |
4.1.1. Volledige naam 4.1.2. Adres 4.1.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn) |
4.2. |
4.2.1. Volledige naam 4.2.2. Adres 4.2.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn) |
4.3. |
4.3.1. Volledige naam 4.3.2. Adres 4.3.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn) |
5. Gerecht dat de beslissing heeft gegeven
5.1. Naam van het gerecht
5.2. Plaats van het gerecht
6. Beslissing
6.1. Datum
6.2. Referentienummer
6.3. Is de beslissing bij verstek gegeven?
6.3.1. Neen
6.3.2. Ja ( 5 )
7. Kinderen op wie de beslissing betrekking heeft ( 6 )
7.1. Volledige naam en geboortedatum
7.2. Volledige naam en geboortedatum
7.3. Volledige naam en geboortedatum
7.4. Volledige naam en geboortedatum
8. Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
9. Uitvoerbaarheid en betekening/mededeling
9.1. Is de beslissing volgens het recht van de lidstaat van herkomst uitvoerbaar?
9.1.1. Ja
9.1.2. Neen
9.2. Is de beslissing betekend/medegedeeld aan de partij jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd?
9.2.1. Ja
9.2.1.1. Volledige naam van de partij
9.2.1.2. Adres
9.2.1.3. Datum van de betekening/mededeling
9.2.2. Neen
10. Specifieke gegevens voor de beslissingen betreffende het omgangsrecht indien om het exequatur wordt verzocht volgens artikel 28. Artikel 40, lid 2, voorziet in deze mogelijkheid:
10.1. Regelingen betreffende de uitoefening van het omgangsrecht (indien en voorzover deze gegevens in de beslissing staan)
10.1.1. Datum, tijd
10.1.1.1. Begin
10.1.1.2. Einde
10.1.2. Plaats
10.1.3. Bijzondere verplichtingen van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt
10.1.4. Bijzondere verplichtingen van de houder van het omgangsrecht
10.1.5. Eventuele beperkingen van de uitoefening van het omgangsrecht
11. Specifieke gegevens voor de beslissingen betreffende de terugkeer van het kind indien om een exequatur wordt verzocht volgens artikel 28. Artikel 40, lid 2, voorziet in deze mogelijkheid:
11.1. De beslissing brengt de terugkeer van de kinderen met zich
11.2. Persoon bij wie het kind moet worden teruggebracht (indien dit gegeven in de beslissing staat)
11.2.1. Volledige naam
11.2.2. Adres
Gedaan te …, …
Handtekening en/of stempel
BIJLAGE III
CERTIFICAAT BETREFFENDE BESLISSINGEN INZAKE HET OMGANGSRECHT, BEDOELD IN ARTIKEL 41, LID 1 ( 7 )
1. Lidstaat van oorsprong
2. Gerecht dat of autoriteit die het certificaat afgeeft
2.1. Naam
2.2. Adres
2.3. Tel./fax/e-mail
3. Houder(s) van het omgangsrecht
3.1. Volledige naam
3.2. Adres
3.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4. Andere dan onder 3 vermelde personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen ( 8 ) ( 9 )
4.1. |
4.1.1. Volledige naam 4.1.2. Adres 4.1.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn) |
4.2. |
4.2.1. Volledige naam 4.2.2. Adres 4.2.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn) |
4.3. |
Anderen 4.3.1. Volledige naam 4.3.2. Adres 4.3.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn) |
5. Gerecht dat de beslissing heeft gegeven
5.1. Naam van het gerecht
5.2. Plaats van het gerecht
6. Beslissing
6.1. Datum
6.2. Referentienummer
7. Kinderen op wie de beslissing betrekking heeft ( 10 )
7.1. Volledige naam en geboortedatum
7.2. Volledige naam en geboortedatum
7.3. Volledige naam en geboortedatum
7.4. Volledige naam en geboortedatum
8. Is de beslissing uitvoerbaar in de lidstaat van herkomst?
8.1. Ja
8.2. Neen
9. Het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk is tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan elke betrokkene die niet aan de procedure heeft deelgenomen, betekend of ter kennis gebracht, of het staat vast dat deze ondubbelzinnig met de beslissing instemt
10. Alle betrokken partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord
11. De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege hun leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht
12. Regelingen betreffende de uitoefening van het omgangsrecht (indien en voorzover deze gegevens beschikbaar zijn)
12.1. Datum, tijd
12.1.1. Aanvang
12.1.2. Einde
12.2. Plaats
12.3. Bijzondere verplichtingen van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt
12.4. Bijzondere verplichtingen van de houder van het omgangsrecht
12.5. Eventuele beperkingen van de uitoefening van het omgangsrecht
13. Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
Gedaan te …, …
Handtekening en/of stempel
BIJLAGE IV
CERTIFICAAT BETREFFENDE DE TERUGKEER VAN HET KIND, BEDOELD IN ARTIKEL 42, LID 1 ( 11 )
1. Lidstaat van oorsprong
2. Gerecht dat of autoriteit die het certificaat afgeeft
2.1. Naam
2.2. Adres
2.3. Tel./fax/e-mail
3. Persoon die gemachtigd is voor de terugkeer van het kind te zorgen (indien dit gegeven in de beslissing staat)
3.1. Volledige naam
3.2. Adres
3.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4. Personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen ( 12 )
4.1. Moeder
4.1.1. Volledige naam
4.1.2. Adres (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4.1.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4.2. Vader
4.2.1. Volledige naam
4.2.2. Adres (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4.2.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4.3. Anderen
4.3.1. Volledige naam
4.3.2. Adres (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
4.3.3. Geboortedatum en -plaats (indien deze gegevens beschikbaar zijn)
5. Verdediger (indien dit gegeven in de beslissing staat)
5.1. Volledige naam
5.2. Adres (indien dit gegeven beschikbaar is)
6. Gerecht dat de beslissing heeft gegeven
6.1. Naam van het gerecht
6.2. Plaats van het gerecht
7. Beslissing
7.1. Datum
7.2. Referentienummer
8. Kinderen op wie de beslissing betrekking heeft ( 13 )
8.1. Volledige naam en geboortedatum
8.2. Volledige naam en geboortedatum
8.3. Volledige naam en geboortedatum
8.4. Volledige naam en geboortedatum
9. De beslissing brengt de terugkeer van het kind met zich
10. Is de beslissing uitvoerbaar in de lidstaat van herkomst?
10.1. Ja
10.2. Neen
11. De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege hun leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht
12. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord
13. De beslissing voorziet in de terugkeer van het kind en het gerecht heeft in zijn uitspraak rekening gehouden met de redenen en het bewijsmateriaal die ten grondslag lagen aan het bevel dat is gegeven krachtens artikel 13, onder b), van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen
14. In voorkomend geval, de bijzonderheden met betrekking tot de maatregelen die door de gerechten of autoriteiten zijn getroffen ter bescherming van het kind na de terugkeer naar de lidstaat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft
15. Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
Gedaan te …, …
Handtekening en/of stempel
BIJLAGE V
CONCORDANTIETABEL TEN OPZICHTE VAN VERORDENING (EG) Nr. 1347/2000
Vervallen artikelen |
Overeenkomstige artikelen in de nieuwe tekst |
1 |
1, 2 |
2 |
3 |
3 |
12 |
4 |
|
5 |
4 |
6 |
5 |
7 |
6 |
8 |
7 |
9 |
17 |
10 |
18 |
11 |
16, 19 |
12 |
20 |
13 |
2, 49, 46 |
14 |
21 |
15 |
22, 23 |
16 |
|
17 |
24 |
18 |
25 |
19 |
26 |
20 |
27 |
21 |
28 |
22 |
21, 29 |
23 |
30 |
24 |
31 |
25 |
32 |
26 |
33 |
27 |
34 |
28 |
35 |
29 |
36 |
30 |
50 |
31 |
51 |
32 |
37 |
33 |
39 |
34 |
38 |
35 |
52 |
36 |
59 |
37 |
60, 61 |
38 |
62 |
39 |
|
40 |
63 |
41 |
66 |
42 |
64 |
43 |
65 |
44 |
68, 69 |
45 |
70 |
46 |
72 |
Bijlage I |
68 |
Bijlage II |
68 |
Bijlage III |
68 |
Bijlage IV |
Bijlage I |
Bijlage V |
Bijlage II |
BIJLAGE VI
Verklaring van Zweden en Finland overeenkomstig artikel 59, lid 2, onder a), van de verordening betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
Verklaring van Zweden:
Overeenkomstig artikel 59, lid 2, onder a), van de verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, verklaart Zweden dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met bijbehorend slotprotocol, in de betrekkingen tussen Zweden en Finland geheel toepasselijk is in plaats van de verordening.
Verklaring van Finland:
Overeenkomstig artikel 59, lid 2, onder a), van de verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, verklaart Finland dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met bijbehorend slotprotocol, in de betrekkingen tussen Finland en Zweden geheel toepasselijk is in plaats van de verordening.
( 1 ) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
( 2 ) De in artikel 37, lid 2, bedoelde stukken moeten worden bijgevoegd.
( 3 ) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
( 4 ) Indien meer dan één persoon de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, kan de onder 3 vermelde persoon ook onder 4.
( 5 ) De in artikel 37, lid 2, bedoelde stukken moeten worden bijgevoegd.
( 6 ) Indien de beslissing betrekking heeft op meer dan vier kinderen, moet een tweede formulier worden gebruikt.
( 7 ) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
( 8 ) Indien meer dan één persoon de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, kan de onder 3 vermelde persoon ook onder 4.
( 9 ) Met een kruisje in het vakje aangeven ten opzichte van welke persoon de beslissing ten uitvoer zou moeten worden gelegd.
( 10 ) Indien de beslissing betrekking heeft op meer dan vier kinderen, moet een tweede formulier worden gebruikt.
( 11 ) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
( 12 ) Facultatief.
( 13 ) Indien de beslissing betrekking heeft op meer dan vier kinderen, moet een tweede formulier worden gebruikt.