2003L0037 — NL — 21.03.2005 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN 2003/37/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 mei 2003

betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 171, 9.7.2003, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTLIJN 2004/66/EG VAN DE RAAD van 26 april 2004

  L 168

35

1.5.2004

►M2

RICHTLIJN 2005/13/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 21 februari 2005

  L 55

35

1.3.2005




▼B

RICHTLIJN 2003/37/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 mei 2003

betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 3 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het kader van de harmonisatie van de goedkeuringsprocedures dienen de bepalingen van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen ( 4 ) in overeenstemming te worden gebracht met die van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 5 ), en met die van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen ( 6 ).

(2)

Aangezien Richtlijn 74/150/EEG de toepassing van de EG-typegoedkeuringsprocedure beperkt tot landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen, lijkt het onontbeerlijk het toepassingsgebied tot andere categorieën landbouw- of bosbouwtrekkers uit te breiden. De onderhavige richtlijn is derhalve de eerste stap naar een regelgeving voor andere gemotoriseerde landbouwvoertuigen.

(3)

Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat voor bepaalde voertuigen die in kleine series zijn gebouwd, die deel uitmaken van restantvoorraden of waarvoor gebruik is gemaakt van een technische vooruitgang die niet onder een bijzondere richtlijn valt, een afwijkingsprocedure moet worden ingesteld.

(4)

Aangezien deze richtlijn gebaseerd is op het beginsel van volledige harmonisatie, dient een toereikende termijn te worden vastgesteld voor de verplichtstelling van de EG-typegoedkeuring, teneinde de fabrikanten van deze voertuigen in staat te stellen zich aan de nieuwe geharmoniseerde procedures aan te passen.

(5)

Ingevolge Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („Herziene overeenkomst van 1958”) ( 7 ), moet aan de verschillende internationale regelingen waartoe de Gemeenschap is toegetreden worden voldaan. Ook dienen bepaalde tests te worden geharmoniseerd met die welke door de codes van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zijn gedefinieerd.

(6)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen, worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 8 ).

(7)

In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd, in acht genomen als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.

(8)

Aangezien Richtlijn 74/150/EEG herhaaldelijk en ingrijpend is gewijzigd, verdient het ter wille van de duidelijkheid en uit rationele overwegingen aanbeveling deze richtlijn om te werken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

Toepassingsgebied

1.  Deze richtlijn is van toepassing op de typegoedkeuring van voertuigen, ongeacht of deze in één of meer fasen zijn gebouwd. Deze richtlijn geldt voor de in artikel 2, onder d), gedefinieerde voertuigen die een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h hebben.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de EG-typegoedkeuring van voor deze voertuigen bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden.

2.  Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a) de goedkeuring van afzonderlijke voertuigen.

Niettemin kan deze procedure worden toegepast op bepaalde categorieën voertuigen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en waarvoor een EG-typegoedkeuring verplicht is;

b) machines die speciaal voor gebruik in de bosbouw zijn ontworpen, zoals uitsleeptrekkers (skidders) en uitdraagtrekkers (forwarders), zoals gedefinieerd in norm ISO 6814:2000;

c) bosbouwmachines die zijn gebouwd op een chassis van een grondverzetmachine, zoals gedefinieerd in norm ISO 6165:2001;

d) verwisselbare machines die in het wegverkeer volledig worden gedragen.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „EG-typegoedkeuring”: de handeling waarbij door een lidstaat wordt verklaard dat een type voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van deze richtlijn. Indien de EG-typegoedkeuring betrekking heeft op systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden, kan zij ook „EG-onderdeel-typegoedkeuring” worden genoemd;

b) „meerfasen-EG-typegoedkeuring”: de handeling waarbij door één of meer lidstaten wordt verklaard dat een incompleet of voltooid type voertuig, naar gelang van de staat van voltooiing, voldoet aan de technische voorschriften van deze richtlijn;

c) „goedkeuring van afzonderlijke voertuigen”: de handeling waarbij door een lidstaat wordt verklaard dat een afzonderlijk goedgekeurd voertuig voldoet aan zijn nationale voorschriften;

d) „voertuig”: trekker, aanhangwagen of verwisselbare getrokken machine, compleet, incompleet of voltooid, bedoeld voor gebruik in de landbouw of de bosbouw;

e) „voertuigcategorie”: een verzameling voertuigen met identieke ontwerpkenmerken;

f) „voertuigtype”: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, hoofdstuk A, bedoelde essentiële punten identiek zijn. Een voertuigtype kan de in bijlage II, hoofdstuk A, vermelde varianten en uitvoeringen omvatten;

g) „basisvoertuig”: incompleet voertuig dat in de opeenvolgende fasen van de meerfasen-EG-typegoedkeuringsprocedure zijn identificatienummer behoudt;

h) „incompleet voertuig”: voertuig waarvan de voltooiing nog minstens één fase vergt voordat aan alle desbetreffende voorschriften van deze richtlijn is voldaan;

i) „voltooid voertuig”: voertuig dat na de meerfasen-EG-typegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan alle desbetreffende voorschriften van deze richtlijn voldoet;

j) „trekker”: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen of rupsbanden, met motor, ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw. Hij kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden en/of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;

k) „aanhangwagen”: aanhangwagen voor de land- of bosbouw die voornamelijk is bestemd voor het vervoeren van ladingen en is ontworpen om voor landbouw- of bosbouwdoeleinden door een trekker te worden getrokken. Aanhangwagens waarvan een gedeelte van de lading door het trekkende voertuig wordt gedragen, vallen onder deze categorie. Een voertuig dat aan een trekker is gekoppeld en van een vast gemonteerd werktuig is voorzien, wordt gelijkgesteld met een aanhangwagen voor de land- of bosbouw indien de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa en de lege massa van dit voertuig gelijk is aan of groter is dan 3,0 en het voertuig niet is ontworpen om materiaal te bewerken;

l) „verwisselbare getrokken machine”: in de landbouw of bosbouw gebruikte inrichting die is ontworpen om door een trekker te worden getrokken en die de trekker een andere of extra functie geeft. Zij kan bovendien een laadplatform omvatten dat ontworpen en gebouwd is om de voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijke gereedschappen en hulpstukken te dragen en om het tijdens het werk geproduceerde of benodigde materiaal tijdelijk op te slaan. Een landbouw- of bosbouwvoertuig dat bestemd is om door een trekker te worden getrokken en van een vast gemonteerd werktuig is voorzien of voor de bewerking van materiaal is ontworpen, wordt gelijkgesteld met een verwisselbare getrokken machine, indien de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa en de lege massa van dit voertuig kleiner is dan 3,0;

m) „systeem”: een stel inrichtingen die zijn gecombineerd om in een voertuig een specifieke functie te vervullen;

n) „onderdeel”: een inrichting die bestemd is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor onafhankelijk van een voertuig een typegoedkeuring kan worden verleend;

o) „technische eenheid”: een inrichting die bestemd is om deel uit te maken van een voertuig, en waarvoor afzonderlijke goedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met één of meer specifieke voertuigtypen;

p) „fabrikant”: de natuurlijke of rechtspersoon die tegenover de EG-typegoedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de EG-typegoedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de overeenstemming van de productie, ongeacht of die persoon rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid; als fabrikant wordt eveneens beschouwd:

i) een natuurlijke of rechtspersoon die voor eigen gebruik een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid ontwerpt of laat ontwerpen, produceert of laat produceren,

ii) een natuurlijke of rechtspersoon die op het ogenblik dat een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen, verantwoordelijk is voor de overeenstemming ervan met deze richtlijn;

„gemachtigde van de fabrikant”: in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem te vertegenwoordigen tegenover de bevoegde instantie en namens hem op te treden, op het gebied dat onder deze richtlijn valt.

Wanneer hierna het woord „fabrikant” wordt gebezigd, moet hieronder worden verstaan de fabrikant of zijn gemachtigde;

q) „ingebruikneming”: het eerste gebruik in de Gemeenschap van een voertuig dat, overeenkomstig het gebruiksdoel, vóór het eerste gebruik niet door de fabrikant of een door hem aangewezen derde geïnstalleerd of afgesteld behoeft te worden. De datum van registratie of het voor de eerste keer in de handel brengen wordt beschouwd als datum van ingebruikneming;

r) „EG-typegoedkeuringsinstantie”: de instantie van een lidstaat die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuring van een type voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid en die goedkeuringen verleent en deze zo nodig intrekt, als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten dient en de door de fabrikant genomen maatregelen om de overeenstemming van de productie te waarborgen, verifieert;

s) „technische dienst”: de organisatie of instantie die is aangewezen om als testlaboratorium namens de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat tests of inspecties te verrichten. Deze functie kan ook door de EG-typegoedkeuringsinstantie zelf worden vervuld;

t) „bijzondere richtlijnen”: de richtlijnen, genoemd in bijlage II, hoofdstuk B;

u) „EG-typegoedkeuringsformulier”: een van de formulieren in bijlage II, hoofdstuk C, of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn, waarin staat vermeld welke gegevens de EG-typegoedkeuringsinstantie moet verstrekken;

v) „inlichtingenformulier”: een van de formulieren in bijlage I of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn, waarin staat vermeld welke gegevens de aanvrager moet verstrekken;

w) „informatiedossier”: het dossier of bestand met alle in bijlage I verlangde gegevens, tekeningen, foto's enz. die de aanvrager overeenkomstig de instructies van het inlichtingenformulier van deze richtlijn of een bijzondere richtlijn aan de technische dienst of de EG-typegoedkeuringsinstantie heeft verstrekt;

x) „informatiepakket”: het informatiedossier met alle testrapporten of andere stukken die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van zijn of haar taken aan het informatiedossier heeft toegevoegd;

y) „inhoudsopgave van het informatiepakket”: het document waarin een opsomming wordt gegeven van de inhoud van het informatiepakket met een passende nummering of andere tekens voor een duidelijke aanduiding van alle bladzijden;

z) „certificaat van overeenstemming”: het in bijlage III weergegeven document, afgegeven door de fabrikant om te verklaren dat een bepaald voertuig dat volgens deze richtlijn is goedgekeurd, aan alle toepasselijke regelingen voldoet op het tijdstip van de productie en met de vermelding dat het voertuig in alle lidstaten zonder verdere keuring geregistreerd en in gebruik genomen mag worden.

Artikel 3

Aanvraag van EG-typegoedkeuring

1.  De aanvraag van EG-typegoedkeuring van een voertuig wordt door de fabrikant of zijn gevolmachtigde bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier dat de in bijlage I verlangde inlichtingen bevat.

In geval van EG-typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden wordt het informatiedossier tevens ter beschikking gesteld van de goedkeuringsinstantie totdat de EG-typegoedkeuring is verleend of geweigerd.

2.  In geval van meerfasen-EG-typegoedkeuring dient de aanvrager het volgende te verstrekken:

a) in de eerste fase: de delen van het informatiedossier en de goedkeuringsformulieren die voor een compleet voertuig worden verlangd en die relevant zijn voor de bouwfase waarin het basisvoertuig zich bevindt,

b) in de tweede en daaropvolgende fasen: de delen van het informatiedossier en de goedkeuringsformulieren die relevant zijn voor de lopende bouwfase en een kopie van het in de vorige bouwfase voor het incomplete voertuig afgegeven goedkeuringsformulier. Voorts verstrekt de fabrikant de gedetailleerde lijst van de wijzigingen en toevoegingen die hij in en aan het incomplete voertuig heeft aangebracht.

3.  De aanvraag van EG-typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid wordt door de fabrikant bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier overeenkomstig de toepasselijke bijzondere richtlijn.

4.  Voor een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid mag slechts in één lidstaat een aanvraag van EG-typegoedkeuring worden ingediend. Voor ieder goed te keuren type moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.

Artikel 4

EG-typegoedkeuringsprocedure

1.  Iedere lidstaat verleent

a) EG-typegoedkeuring voor de voertuigtypen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en die, naar gelang van de categorie waartoe zij behoren, voldoen aan de technische voorschriften van alle in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde bijzondere richtlijnen;

b) meerfasen-EG-typegoedkeuring voor de incomplete of voltooide basisvoertuigen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van de in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde bijzondere richtlijnen;

c) EG-typegoedkeuring voor alle systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van de in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde toepasselijke bijzondere richtlijn.

Voor goed te keuren systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die alleen dan hun functies vervullen of een bijzonder kenmerk vertonen wanneer zij in combinatie met andere elementen van het voertuig functioneren, — en wanneer dus de naleving van een of meer voorschriften alleen kan worden geverifieerd wanneer deze systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden in combinatie met andere gesimuleerde of echte elementen van het voertuig functioneren —, wordt de geldigheid van de EG-typegoedkeuring van de betreffende systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden dienovereenkomstig beperkt.

In dat geval worden op het EG-typegoedkeuringsformulier van het bedoelde systeem of onderdeel of de bedoelde technische eenheid de eventuele beperkingen van het gebruik en de eventuele installatievoorwaarden vermeld. Bij de EG-typegoedkeuring van het voertuig wordt nagegaan of die beperkingen en voorschriften in acht zijn genomen.

2.  Indien een lidstaat van oordeel is dat een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid weliswaar aan de bepalingen van lid 1 voldoet, maar toch een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid, de kwaliteit van het milieu of de arbeidsveiligheid oplevert, kan hij de EG-typegoedkeuring weigeren. Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis met opgave van de redenen voor zijn besluit.

3.  De goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat zendt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten binnen een maand een kopie toe van het goedkeuringsformulier voor ieder voertuigtype waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd of ingetrokken, vergezeld van de in bijlage II, hoofdstuk C, genoemde bijvoegsels.

4.  De EG-typegoedkeuringsinstantie van iedere lidstaat zendt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten maandelijks een lijst toe (die de in bijlage VI vermelde gegevens bevat) van de EG-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden, die zij die maand heeft verleend, geweigerd of ingetrokken.

Deze EG-typegoedkeuringsinstantie zendt onverwijld een kopie van het goedkeuringsformulier en/of het informatiepakket voor ieder type systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid waarvoor zij de EG-typegoedkeuring heeft verleend, geweigerd of ingetrokken, naar de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat die hierom verzoekt.

Artikel 5

Wijziging van een EG-typegoedkeuring

1.  De lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hij van eventuele wijzigingen van de gegevens in het informatiepakket in kennis wordt gesteld.

2.  De aanvraag tot wijziging van een EG-typegoedkeuring wordt uitsluitend bij de lidstaat ingediend die de oorspronkelijke EG-typegoedkeuring heeft verleend.

3.  Indien bij de EG-typegoedkeuring gegevens in het informatiepakket zijn gewijzigd, geeft de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de oorspronkelijke goedkeuring heeft verleend, zo nodig herziene bladzijden van het informatiepakket uit; op iedere herziene bladzijde worden duidelijk de aard van de wijziging en de uitgiftedatum vermeld.

Een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijziging, wordt eveneens geacht aan deze eis te voldoen.

4.  Bij iedere uitgifte van herziene bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de inhoudsopgave van het informatiepakket (die bij het informatiepakket wordt gevoegd) ook de datum van de laatste wijziging of die van de geconsolideerde, bijgewerkte versie vermeld.

5.  De wijziging wordt als „uitbreiding” beschouwd en de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de oorspronkelijke goedkeuring heeft verleend, geeft een herzien goedkeuringsformulier uit, voorzien van een uitbreidingsnummer en met duidelijke opgave van de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum daarvan in de volgende gevallen:

a) indien nieuwe inspecties vereist zijn,

b) indien gegevens op het goedkeuringsformulier (met uitzondering van de bijlagen ervan) zijn gewijzigd,

c) indien de voorschriften van een bijzondere richtlijn die van toepassing is op de datum vanaf welke het in gebruik nemen wordt verboden, sedert de op het EG-typegoedkeuringsformulier vermelde datum zijn gewijzigd.

6.  Indien de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de oorspronkelijke goedkeuring heeft verleend, van oordeel is dat een wijziging in een informatiepakket een reden is voor nieuwe inspecties, tests of controles, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis en geeft zij de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde documenten pas af nadat met goed gevolg nieuwe inspecties, tests of controles zijn verricht.

Artikel 6

Certificaat van overeenstemming en typegoedkeuringsmerk

1.  Als houder van een EG-typegoedkeuring van een voertuig stelt de fabrikant een certificaat van overeenstemming op.

Ieder compleet of incompleet voertuig dat in overeenstemming met het goedgekeurde voertuigtype is vervaardigd, gaat vergezeld van dit certificaat, waarvan een model in bijlage III wordt gegeven.

2.  Met het oog op de belasting of de registratie van de voertuigen kunnen de lidstaten, na de Commissie en de overige lidstaten hiervan ten minste drie maanden van tevoren in kennis te hebben gesteld, verlangen dat andere dan de in bijlage III bedoelde gegevens aan het certificaat van overeenstemming worden toegevoegd, mits deze gegevens uitdrukkelijk in het informatiepakket staan vermeld of daaruit door een eenvoudige berekening kunnen worden afgeleid.

3.  Als houder van een EG-typegoedkeuringsformulier van een systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid brengt de fabrikant op ieder onderdeel of iedere technische eenheid dat/die in overeenstemming is met het goedgekeurde type, zijn handelsnaam of handelsmerk, de typeaanduiding en/of, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft, het EG-typegoedkeuringsmerk of -nummer aan.

4.  Als houder van een EG-typegoedkeuringsformulier dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), beperkingen van het gebruik van het desbetreffende systeem of onderdeel of de desbetreffende technische eenheid inhoudt, verstrekt de fabrikant bij ieder(e) gefabriceerd(e) systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid gedetailleerde gegevens over deze beperkingen en vermeldt hij de eventuele installatievoorwaarden.

Artikel 7

Registratie, verkoop en ingebruikneming

1.  Iedere lidstaat registreert nieuwe voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend en staat de verkoop of de ingebruikneming daarvan op grond van hun constructie of werking alleen toe als die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming.

In geval van incomplete voertuigen staat iedere lidstaat de verkoop toe, maar kan hij de definitieve registratie en de ingebruikneming weigeren zolang zij niet voltooid zijn.

2.  Iedere lidstaat staat de verkoop of het in gebruik nemen van systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden alleen toe indien deze systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden aan de voorschriften van de toepasselijke bijzondere richtlijnen en aan de in artikel 6, lid 3, bedoelde voorschriften voldoen.

Artikel 8

Vrijstelling

1.  De voorschriften van artikel 7, lid 1, zijn niet van toepassing op voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door het leger, de burgerbescherming, de brandweer of de ordediensten, noch op overeenkomstig lid 2 van dit artikel typegoedgekeurde voertuigen.

2.  Op verzoek van de fabrikant kan iedere lidstaat de in de artikelen 9, 10 en 11 bedoelde voertuigen vrijstellen van de toepassing van één of meer bepalingen van één of meer bijzondere richtlijnen.

De lidstaten delen elk jaar de lijst van de verleende vrijstellingen mee aan de Commissie en aan de overige lidstaten.

Artikel 9

In kleine series gefabriceerde voertuigen

Het aantal in kleine series gefabriceerde voertuigen dat jaarlijks in elke lidstaat wordt geregistreerd, verkocht of in gebruik genomen, wordt beperkt tot het in bijlage V, deel A, vermelde maximumaantal.

De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks een lijst van deze goedkeuringen toe. De lidstaat die dergelijke goedkeuringen verleent, zendt een kopie van de inlichtingen- en goedkeuringsformulieren met alle bijbehorende bijlagen aan de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen andere lidstaten toe, met vermelding van de aard van de verleende vrijstellingen. Binnen drie maanden beslissen deze lidstaten of zij de goedkeuring van op hun grondgebied te registreren voertuigen aanvaarden en, zo ja, voor hoeveel exemplaren.

Artikel 10

Restantvoorraden van voertuigen

1.  In het geval van restantvoorraden van voertuigen mogen de lidstaten op verzoek van de fabrikant binnen de in bijlage V, deel B, vermelde kwantitatieve beperkingen en gedurende de in de derde alinea vastgestelde beperkte periode nieuwe voertuigen die in overeenstemming zijn met een voertuigtype waarvan de goedkeuring niet meer geldig is, registreren en de verkoop of de ingebruikneming ervan toestaan.

Deze bepaling is uitsluitend van toepassing op voertuigen die:

a) zich op het grondgebied van de Europese Gemeenschap bevinden en

b) vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming dat was afgegeven op het ogenblik dat de goedkeuring van het desbetreffende voertuigtype nog geldig was, maar nog niet waren geregistreerd of in gebruik waren genomen toen die goedkeuring ongeldig werd.

Deze mogelijkheid wordt beperkt tot 24 maanden voor complete voertuigen en tot 30 maanden voor voltooide voertuigen, gerekend vanaf de datum waarop de goedkeuring haar geldigheid heeft verloren.

2.  Voor de toepassing van lid 1 op één of meer voertuigtypen van een bepaalde categorie moet de fabrikant bij de bevoegde instanties van elke bij de ingebruikneming van deze voertuigtypen betrokken lidstaat een aanvraag indienen. In de aanvraag moeten de technische en/of economische redenen daarvoor worden vermeld.

Binnen drie maanden besluiten deze lidstaten of zij de registratie van het betrokken voertuigtype op hun grondgebied toestaan en, zo ja, voor hoeveel exemplaren.

Elke bij de ingebruikneming van deze voertuigtypen betrokken lidstaat ziet erop toe dat de fabrikant de bepalingen van bijlage V, deel B, naleeft.

Artikel 11

Onverenigbaarheid van voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden

In het geval van voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden waarin technologieën of concepten zijn toegepast die niet aan één of meer vereisten van één of meer bijzondere richtlijnen voldoen,

a) kan de lidstaat een voorlopige EG-typegoedkeuring verlenen. In dat geval doet de lidstaat binnen een maand een kopie van het goedkeuringsformulier met de bijbehorende bijlagen aan de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en aan de Commissie toekomen. Tezelfdertijd dient hij bij de Commissie een verzoek in om een EG-typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn te mogen verlenen.

Het verzoek moet vergezeld gaan van een dossier met de volgende elementen:

i) de redenen waarom de desbetreffende technologieën of concepten maken dat het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid niet aan de voorschriften van één of meer toepasselijke bijzondere richtlijnen kan voldoen;

ii) een beschrijving van de desbetreffende veiligheids-, milieubeschermings- of arbeidsveiligheidsaspecten en van de genomen maatregelen;

iii) een beschrijving van de tests en testresultaten, waaruit blijkt dat het veiligheids-, milieubeschermings- en arbeidsveiligheidsniveau ten minste even hoog zijn als dat wat door de voorschriften van één of meer toepasselijke bijzondere richtlijnen wordt geboden;

b) legt de Commissie binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier een ontwerp-beschikking voor aan het in artikel 20, lid 1, bedoelde comité. Volgens de procedure van artikel 20, lid 2, besluit de Commissie of de lidstaat al dan niet een EG-typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn mag verlenen.

Alleen het verzoek om EG-typegoedkeuring te mogen verlenen en de ontwerp-beschikking worden aan de lidstaten in hun nationale taal of talen toegezonden;

c) mag de lidstaat, indien het verzoek wordt ingewilligd, een EG-typegoedkeuring verlenen overeenkomstig deze richtlijn. In dat geval moet in de beschikking ook worden aangegeven of er aan de geldigheid ervan beperkingen moeten worden gesteld. In geen geval mag de geldigheidsduur van de EG-typegoedkeuring minder dan 36 maanden bedragen;

d) zetten de lidstaten, wanneer de bijzondere richtlijnen zodanig aan de technische vooruitgang zijn aangepast dat de voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden waarvoor krachtens de bepalingen van dit artikel goedkeuring is verleend, aan de gewijzigde richtlijnen voldoen, dergelijke goedkeuringen om in EG-typegoedkeuringen overeenkomstig deze richtlijn en laten zij de nodige tijd om de onderdelen of afzonderlijke technische eenheden aan te passen en met name elke verwijzing naar beperkingen of vrijstellingen te schrappen;

e) kan, indien de nodige maatregelen tot aanpassing van de bijzondere richtlijnen niet zijn genomen, de geldigheidsduur van krachtens de bepalingen van dit artikel verleende EG-typegoedkeuringen op verzoek van de lidstaat die de goedkeuring had verleend, bij een andere beschikking van de Commissie worden verlengd;

f) kan een vrijstelling die voor het eerst in het kader van dit artikel is toegestaan, door het in artikel 20, lid 1, genoemde comité worden aangevoerd als precedent voor andere, gelijkluidende verzoeken.

Artikel 12

Gelijkwaardigheid

1.  De Raad kan op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de gelijkwaardigheid erkennen van de voorwaarden of bepalingen inzake de goedkeuring van voertuigen, systemen, technische eenheden en onderdelen die bij deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen zijn vastgesteld met de procedures die in het kader van multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen bij internationale reglementen of reglementeringen van derde landen zijn vastgesteld.

2.  De gelijkwaardigheid van de EG-typegoedkeuringen die zijn verleend krachtens de bijzondere richtlijnen betreffende motorvoertuigen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG en vermeld in bijlage II, hoofdstuk B, deel IIA, van deze richtlijn, wordt erkend.

3.  De gelijkwaardigheid van de typegoedkeuringen die zijn verleend krachtens de aan de herziene overeenkomst van 1958 gehechte en in bijlage II, hoofdstuk B, deel IIB, van deze richtlijn opgenomen ECE/VN-reglementen, wordt erkend.

4.  De gelijkwaardigheid van de testrapporten die zijn afgegeven op grond van de in bijlage II, hoofdstuk B, deel IIC, van deze richtlijn vermelde genormaliseerde codes van de OESO, als alternatief voor de overeenkomstig de bijzondere richtlijnen afgegeven testrapporten wordt erkend.

Artikel 13

Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie

1.  Een lidstaat die een EG-typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de in bijlage IV beschreven maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te controleren of voldoende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

2.  Een lidstaat die een EG-typegoedkeuring heeft verleend, neemt met betrekking tot die goedkeuring de in bijlage IV beschreven maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te controleren of de in lid 1 bedoelde maatregelen nog steeds voldoende zijn en de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden nog steeds in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

De controle van de overeenstemming van de productie met het goedgekeurde type wordt beperkt tot de procedures van bijlage IV, punt 2.

Artikel 14

Verplichting tot kennisgeving

De EG-typegoedkeuringsinstanties van de lidstaten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een EG-typegoedkeuring en van de redenen daarvoor.

Artikel 15

Vrijwaringsclausules

1.  Indien een lidstaat aantoont dat voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden van een bepaald type de verkeers- of arbeidsveiligheid ernstig aantasten, hoewel ze vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming of naar behoren van een merkteken zijn voorzien, mag die lidstaat gedurende ten hoogste zes maanden weigeren deze voertuigen te registreren of mag hij de verkoop of de ingebruikneming op zijn grondgebied van deze voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden verbieden.

Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis met opgave van de redenen voor zijn besluit.

2.  In de in lid 1 bedoelde gevallen treedt de Commissie zo spoedig mogelijk in overleg met de betrokken partijen.

Indien de Commissie na dit overleg tot de slotsom komt:

a) dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die de maatregel heeft genomen en de overige lidstaten hiervan onmiddellijk in kennis,

b) dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die de maatregel heeft genomen en de fabrikant hiervan onmiddellijk in kennis.

Wanneer het in lid 1 bedoelde besluit wordt gemotiveerd door een lacune in een van de bijzondere richtlijnen, wordt de beslissing over de handhaving van dat besluit genomen volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.

Artikel 16

Niet-overeenstemming met het goedgekeurde type

1.  Er is niet-overeenstemming met het goedgekeurde type indien er ten opzichte van het goedkeuringsformulier en/of het informatiepakket afwijkingen worden geconstateerd die niet krachtens artikel 5, lid 3, zijn toegestaan door de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend.

Er is geen sprake van niet-overeenstemming van een voertuig met het goedkeurde type indien de bij bijzondere richtlijnen toegestane toleranties in acht zijn genomen.

2.  Indien een lidstaat die een EG-typegoedkeuring heeft verleend, constateert dat voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die van een certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden opnieuw in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

De goedkeuringsinstanties van deze lidstaat stellen de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie in kennis van de genomen maatregelen, die de intrekking van de goedkeuring kunnen inhouden.

3.  De voor de EG-typegoedkeuring van het voertuig verantwoordelijke instanties verzoeken de lidstaat die de EG-typegoedkeuring van een systeem, onderdeel, technische eenheid of incompleet voertuig heeft verleend, de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de geproduceerde voertuigen in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type, in het geval van:

a) een EG-typegoedkeuring van een voertuig waarbij de niet-overeenstemming van een voertuig uitsluitend voortvloeit uit de niet-overeenstemming van een systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid, of

b) een meerfasen-EG-typegoedkeuring waarbij de niet-overeenstemming van een voltooid voertuig uitsluitend voortvloeit uit de niet-overeenstemming van een systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid dat/die deel uitmaakt van het incomplete voertuig, of uit de niet-overeenstemming van het incomplete voertuig zelf.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis en de bepalingen van lid 2 zijn van toepassing.

Artikel 17

Controle van de niet-overeenstemming

Indien een lidstaat aantoont dat voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die vergezeld gaan van een EG-certificaat van overeenstemming of die van een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type, kan hij de lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, verzoeken te controleren of de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

Deze controle moet zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen zes maanden na de datum van het verzoek, worden uitgevoerd.

Artikel 18

Kennisgeving van besluiten en rechtsmiddelen

Elk besluit tot weigering of intrekking van een EG-typegoedkeuring, tot weigering van de registratie of tot verbod van het in gebruik nemen of de verkoop, genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn, wordt met redenen omkleed.

Het besluit wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder vermelding van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de lidstaten beschikt en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Artikel 19

Wijziging van de bijlagen bij deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen

1.  De voor de uitvoering van deze richtlijn nodige maatregelen betreffende de onderstaande aangelegenheden worden vastgesteld volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure:

a) de wijzigingen die nodig zijn voor de aanpassing van de bijlagen bij deze richtlijn, of

b) de wijzigingen die nodig zijn voor de aanpassing van de technische voorschriften van de bijzondere richtlijnen, of

c) de opname in de bijzondere richtlijnen van bepalingen met betrekking tot de EG-typegoedkeuring van technische eenheden.

2.  Indien overeenkomstig Besluit 97/836/EG nieuwe regelgeving wordt vastgesteld of wijzigingen worden aangebracht in bestaande regelgeving die de Gemeenschap heeft aanvaard, past de Commissie de bijlagen bij deze richtlijn dienovereenkomstig aan volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 20

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 21

Aanmelding van de EG-typegoedkeuringsinstanties en de technische diensten

1.  De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de namen en de adressen van:

a) de EG-typegoedkeuringsinstanties en, indien van toepassing, de gebieden waarvoor deze instanties verantwoordelijk zijn,

b) de door hen aangewezen technische diensten, met vermelding van de testprocedures waarvoor elk van deze diensten is aangewezen.

De aangemelde technische diensten moeten voldoen aan de geharmoniseerde normen inzake de werking van testlaboratoria (EN-ISO/IEC 17025:2000), onder de volgende voorwaarden:

i) een fabrikant kan niet als technische dienst worden aangewezen, tenzij bijzondere richtlijnen of alternatieve regelgeving dit uitdrukkelijk bepalen;

ii) het gebruik door een technische dienst, met toestemming van de goedkeuringsinstanties, van apparatuur van derden is toegestaan.

2.  Een aangemelde technische dienst wordt geacht aan de in lid 1, onder b), genoemde geharmoniseerde norm te voldoen.

De Commissie kan de lidstaten zo nodig verzoeken het bewijs daarvan te leveren.

3.  Diensten in derde landen kunnen alleen als aangewezen technische diensten worden aangemeld in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het betrokken derde land.

Artikel 22

Uitvoering

1.  De lidstaten keuren de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed en maken deze bekend teneinde uiterlijk op 31 december 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2005.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 23

Handhavingsmaatregelen voor de EG-typegoedkeuring

1.  Met betrekking tot voertuigen van de categorieën T1, T2 en T3 passen de lidstaten deze richtlijn toe

a) vanaf 1 juli 2005 op nieuwe voertuigtypen,

b) vanaf 1 juli 2009 op alle in gebruik genomen nieuwe voertuigen.

2.  Voor andere dan de in lid 1 bedoelde categorieën voertuigen geldt dat zij, zodra alle bijzondere richtlijnen voor een in bijlage II gedefinieerde voertuigcategorie zijn vastgesteld, deze richtlijn toepassen:

a) drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de laatste bijzondere richtlijn die nog moet worden aangenomen voor nieuwe voertuigtypen;

b) zes jaar na de datum van inwerkingtreding van de laatste bijzondere richtlijn die nog moet worden aangenomen voor in gebruik genomen voertuigen.

3.  Op verzoek van de fabrikant mogen de lidstaten deze richtlijn toepassen op een nieuw type voertuig vanaf de data van aanneming van alle daarmee verband houdende bijzondere richtlijnen.

Artikel 24

Intrekking

1.  Richtlijn 74/150/EG wordt met ingang van 1 juli 2005 ingetrokken.

2.  Verwijzingen naar Richtlijn 74/150/EEG gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VIII van deze richtlijn.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 26

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




LIJST VAN BIJLAGEN



Bijlage I

Modellen van inlichtingenformulieren

Bijlage II:

 

— Hoofdstuk A

Definitie van voertuigcategorieën en voertuigtypen

— Hoofdstuk B

Lijst van voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van een voertuig

Aanhangsel 1

Deel I: Definitie van voertuigen voor specifieke doeleinden en lijst van voorschriften voor de EG-typegoedkeuring ervan. Deel II: Toepassing van de bijzondere richtlijnen op voertuigen voor specifieke doeleinden

Aanhangsel 2

Procedures voor de EG-typegoedkeuring van een voertuigtype

— Hoofdstuk C

EG-typegoedkeuringsformulier voor een voertuig

Aanhangsel 1

Nummering van EG-typegoedkeuringsformulieren

Bijlage III

EG-certificaat van overeenstemming

Bijlage IV

Procedures met betrekking tot de overeenstemming van de productie

Bijlage V

A. Beperkingen voor kleine series. B. Beperkingen voor restantvoorraden van voertuigen

Bijlage VI

Lijst van EG-typegoedkeuringen krachtens bijzondere richtlijnen

Bijlage VII

Procedures voor de meerfasen-EG-typegoedkeuring

Bijlage VIII

Concordantietabel




BIJLAGE I ( 9 )

MODELLEN VAN INLICHTINGENFORMULIEREN

(Alle in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen bedoelde inlichtingenformulieren moeten uittreksels zijn uit deze volledige lijst en de nummering ervan aanhouden)

De onderstaande gegevens, indien van toepassing, worden in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in formaat A 4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

MODEL A

Volledige lijst met gegevens

Dit model A wordt ingevuld indien geen overeenkomstig een bijzondere richtlijn afgegeven (type)goedkeuringsformulier beschikbaar is.

0. ALGEMEEN

0.1. Merk(en) (firmanaam): …

0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen): …

0.2.0. Staat van voltooiing van het voertuig:

Compleet/voltooid/incompleet ( 10 ) voertuig:

In geval van een voltooid voertuig, naam en adres van de vorige fabrikant en typegoedkeuringsnummer van het incomplete of complete voertuig vermelden.

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven:

0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging): …

0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats): …

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort ( 11 ): …

0.5. Naam en adres van de fabrikant: …

0.6. Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en inscripties (foto's of tekeningen): …

0.7. In geval van systemen, onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk: …

0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

(Een foto met 3/4-vooraanzicht en een foto met 3/4-achteraanzicht of tekeningen van een representatieve uitvoering alsmede een maatschets van het gehele voertuig bijvoegen.)

1.1. Aantal assen en aantal wielen: …

1.1.1. Aantal en plaats van assen met dubbellucht (indien van toepassing): …

1.1.2. Aantal en plaats van gestuurde assen: …

1.1.3. Aangedreven assen (aantal, plaats, onderlinge verbinding): …

1.1.4. Geremde assen (aantal, plaats): …

1.2. Plaats en opstelling van de motor: …

1.3. Plaats van het stuur: rechts/links/midden (11) 

1.4. Omkeerbare stuurplaats: ja/neen (11) 

1.5. Chassis: chassis met centrale buis/chassis met langsbalken/geleed chassis/ander (11) 

1.6. Het voertuig is bestemd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer (11) 

2. MASSA'S EN AFMETINGEN ( 12 ) (kg en mm) (in voorkomend geval naar tekeningen verwijzen)

2.1. Lege massa('s):

2.1.1. Lege massa('s) van het rijklare voertuig ( 13 )

(als referentie voor de verschillende bijzondere richtlijnen) (met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting, zonder facultatieve accessoires, maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage en bestuurder) ( 14 ):

 Maximum: …

 Minimum: …

2.1.1.1. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in geval van een oplegger (of als oplegger verwisselbare getrokken machine) of middenasaanhangwagen (of als middenasaanhangwagen verwisselbare getrokken machine), de belasting op het koppelingspunt: …

2.2. Maximummassa('s) volgens fabrieksopgave: …

2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van het voertuig in beladen toestand volgens het type luchtbanden: …

2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in geval van een oplegger (of als oplegger verwisselbare getrokken machine) of middenasaanhangwagen (of als middenasaanhangwagen verwisselbare getrokken machine), de belasting op het koppelingspunt: …

2.2.3. Grenzen van de verdeling van deze massa('s) over de assen (opgave in procenten van de minimumgrenzen voor vooras en voor achteras) en, in geval van een oplegger (of als oplegger verwisselbare getrokken machine) of middenasaanhangwagen (of als middenasaanhangwagen verwisselbare getrokken machine), de belasting op het koppelingspunt: …

2.2.3.1. Massa('s) en band(en):



AS nr.

Banden (maten)

Belastingindex

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as

Maximale verticale belasting (1) op het koppelingspunt

1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2

 
 
 
 
 
 
 
 
 

3

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

(1)   Belasting in statische toestand op het referentiemiddelpunt van de verbinding.

2.2.4. Laadvermogen (14) : …

2.3. Extra gewichten (totale massa, materiaal, aantal): …

2.3.1. Verdeling van deze massa's over de assen: …

2.4. Technisch toelaatbare massa('s) die door de trekker mag (mogen) worden getrokken in geval van een:

2.4.1. autonome aanhangwagen (als aanhangwagen verwisselbare getrokken machine): …

2.4.2. half gedragen aanhangwagen (als aanhangwagen verwisselbare getrokken machine): …

2.4.3. middenasaanhangwagen (als middenasaanhangwagen verwisselbare getrokken machine) met dissel: …

2.4.4. Technisch toelaatbare totale massa('s) van de combinatie trekker-aanhangwagen (als aanhangwagen verwisselbare getrokken machine) (afhankelijk van de diverse reminrichtingen van de aanhangwagen (als aanhangwagen verwisselbare getrokken machine)): …

2.4.5. Maximummassa van de aanhangwagen (als aanhangwagen verwisselbare getrokken machine) die mag worden getrokken: …

2.4.6. Plaats van het koppelingspunt:

2.4.6.1. Hoogte boven het wegdek:

2.4.6.1.1. Maximumhoogte: …

2.4.6.1.2. Minimumhoogte: …

2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: …

2.4.6.3. Maximale, technisch toelaatbare statische verticale belasting/massa op het koppelingspunt:

2.4.6.3.1. 

 van de trekker: …

2.4.6.3.2. 

 van de oplegger of middenasaanhangwagen (als oplegger of als middenasaanhangwagen verwisselbare getrokken machine): …

2.5. Wielbasis ( 15 ):

2.5.1. Voor half gedragen aanhangwagens (als oplegger verwisselbare getrokken machines):

2.5.1.1. 

 afstand tussen de hartlijn van het koppelingspunt en de eerste achteras: …

2.5.1.2. 

 afstand tussen de hartlijn van het koppelingspunt en de achterkant van de oplegger (als oplegger verwisselbare getrokken machine): …

2.6. Maximum- en minimumspoorbreedte voor elke as (gemeten tussen de symmetrievlakken van de normaal gemonteerde enkele of dubbele luchtbanden) (door de fabrikant aan te geven) ( 16 ): …

2.7. Minimum- en maximumafmetingen van het voertuig (buitenmaten en voor het wegverkeer):

2.7.1. Chassis zonder carrosserie:

2.7.1.1. Lengte ( 17 ): …

2.7.1.1.1. Toelaatbare maximumlengte van het voltooide voertuig: …

2.7.1.1.2. Toelaatbare minimumlengte van het voltooide voertuig: …

2.7.1.2. Breedte ( 18 ): …

2.7.1.2.1. Toelaatbare maximumbreedte van het voltooide voertuig: …

2.7.1.2.2. Toelaatbare minimumbreedte van het voltooide voertuig: …

2.7.1.3. Hoogte (in rijklare toestand) ( 19 ) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

2.7.1.4. Vooroverbouw ( 20 ): …

2.7.1.4.1. Oploophoek: … graden

2.7.1.5. Achteroverbouw ( 21 ): …

2.7.1.5.1. Afloophoek: … graden

2.7.1.5.2. Toelaatbare minimum- en maximumoverbouw van het koppelingspunt (21) : …

2.7.1.6. Vrije hoogte boven het wegdek ( 22 ):

2.7.1.6.1. tussen de assen: …

2.7.1.6.2. onder de vooras(sen): …

2.7.1.6.3. onder de achteras(sen): …

2.7.1.7. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de carrosserie en/of binneninrichting en/of uitrustingsstukken en/of lading: …

2.7.2. Chassis met carrosserie:

2.7.2.1. Lengte (22) : …

2.7.2.1.1. Lengte van de laadvloer: …

2.7.2.2. Breedte (22) : …

2.7.2.3. Hoogte (in rijklare toestand) (22)  (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

2.7.2.4. Vooroverbouw (22) : …

2.7.2.4.1. Oploophoek: … graden

2.7.2.5. Achteroverbouw (22) : …

2.7.2.5.1. Afloophoek: … graden

2.7.2.5.2. Toelaatbare minimum- en maximumoverbouw van het koppelingspunt (22) : …

2.7.2.6. Vrije hoogte boven het wegdek (22) :

2.7.2.6.1. tussen de assen: …

2.7.2.6.2. onder de vooras(sen): …

2.7.2.6.3. onder de achteras(sen): …

2.7.2.7. Hellingshoek ( 23 ): … graden

2.7.2.8. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de lading (bij een niet gelijkmatig verdeelde lading): …

▼M2

3. MOTORDeel 1 — Algemeen3.1. Oudermotor/motortype (1) (3) (21)3.1.1. Merk(en) (firmanaam):3.1.2. Type en handelsbenaming van de oudermotor en (indien van toepassing) van de motorfamilie (1):3.1.3. Middel tot identificatie van het type zoals aangegeven op de motor(en), en wijze van aanbrenging:3.1.3.1. Plaats, samenstelling en wijze van aanbrenging van het identificatienummer van het motortype:3.1.3.2. Plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen:3.1.4. Naam en adres van de fabrikant:3.1.5. Adres van de assemblagefabriek(en):3.1.6. Werkingsprincipe:— vonk-/compressieontsteking (1)— directe/indirecte injectie (1)— tweetakt/viertakt (1)3.1.7. BrandstofDiesel/benzine/LPG/andere (1)Deel 2 — Motortype binnen de familie3.2. Essentiële eigenschappen van de oudermotor van de familie (3)3.2.1. Beschrijving van de motor met compressieontsteking3.2.1.1. Fabrikant:3.2.1.2. Motornummer van de fabrikant zoals aangebracht op de motoren:3.2.1.3. Cyclus: viertakt/tweetakt (1)3.2.1.4. Boring: … mm3.2.1.5. Slag: … mm3.2.1.6. Aantal en opstelling van de cilinders:3.2.1.7. Cilinderinhoud: … cm33.2.1.8. Nominaal toerental: … tr/min

3.2.1.9 Toerental bij het maximumkoppel: … tr/min3.2.1.10. Compressieverhouding (2):3.2.1.11. Beschrijving van het verbrandingssysteem:3.2.1.12. Tekening(en) van de verbrandingskamer en de zuigerkop:3.2.1.13. Minimumoppervlakte van de dwarsdoorsnede van de in- en uitlaatpoorten:3.2.1.14. Koelsysteem3.2.1.14.1. Koelvloeistof3.2.1.14.1.1. Aard van de koelvloeistof:3.2.1.14.1.2. Circulatiepomp(en): ja/neen (1)3.2.1.14.1.3. Eigenschappen of merk(en) en type(s) (indien van toepassing):3.2.1.14.1.4. Overbrengingsverhouding(en) (indien van toepassing):3.2.1.14.2. Lucht3.2.1.14.2.1. Aanjager: ja/neen (1)3.2.1.14.2.2. Eigenschappen of merk(en) en type(s) (indien van toepassing):3.2.1.14.2.3. Overbrengingsverhouding(en) (indien van toepassing):3.2.1.15. Door de fabrikant toegestane temperatuur3.2.1.15.1. Vloeistofkoeling: maximumtemperatuur bij de uitlaat: … K3.2.1.15.2. Luchtkoeling: referentiepunt:Maximumtemperatuur bij het referentiepunt: … K3.2.1.15.3. Maximale inlaatluchttemperatuur bij de uitlaat van de inlaattussenkoeler (indien van toepassing): … K3.2.1.15.4. Maximale uitlaatgastemperatuur in een punt van de uitlaatpijp(en) bij de buitenste flens (flenzen) van het (de) uitlaatspruitstuk(ken): … K3.2.1.15.5. Smeerolietemperatuur: min. … K, max. … K3.2.1.16. Drukvulling: ja/neen (1)3.2.1.16.1. Merk:3.2.1.16.2. Type:3.2.1.16.3. Beschrijving van het systeem (bijvoorbeeld maximumvuldruk, overloopklep, indien van toepassing):3.2.1.16.4. Tussenkoeler: ja/neen (1)3.2.1.17. Inlaatsysteem: maximaal toelaatbare inlaatonderdruk bij nominaal toerental van de motor en vollast: … kPa3.2.1.18. Uitlaatsysteem: maximaal toelaatbare uitlaattegendruk bij nominaal toerental van de motor en vollast: … kPa3.2.2. Extra voorzieningen tegen luchtverontreiniging (indien aanwezig en niet elders vermeld)Beschrijving en/of (1) schema('s):

3.2.3. Brandstoftoevoer3.2.3.1. BrandstofpompDruk (2) of karakteristiek schema: … kPa3.2.3.2. Inspuitsysteem3.2.3.2.1. Pomp3.2.3.2.1.1. Merk(en):3.2.3.2.1.2. Type(s):3.2.3.2.1.3. Opbrengst: … mm3 (2) per slag of cyclus bij een pomptoerental van … tr/min (nominaal), respectievelijk … tr/min (maximumkoppel) of schemaVermeld de gebruikte methode: op een motor/op een testbank (1)3.2.3.2.1.4. Inspuitvervroeging3.2.3.2.1.4.1. Inspuitvervroegingscurve (2):3.2.3.2.1.4.2. Tijdstip (2):3.2.3.2.2. Inspuitleidingen3.2.3.2.2.1. Lengte: … mm3.2.3.2.2.2. Binnendiameter: … mm3.2.3.2.3. Verstuiver(s)3.2.3.2.3.1. Merk(en):3.2.3.2.3.2. Type(s):3.2.3.2.3.3. Openingsdruk (2) of schema:3.2.3.2.4. Regulateur3.2.3.2.4.1. Merk(en):3.2.3.2.4.2. Type(s):3.2.3.2.4.3. Uitschakelingspunt bij vollast (2): … tr/min3.2.3.2.4.4. Maximumtoerental in onbelaste toestand (2): … tr/min3.2.3.2.4.5. Stationair toerental (2): … tr/min3.2.3.3. Koudstartsysteem3.2.3.3.1. Merk(en):3.2.3.3.2. Type(s):3.2.3.3.3. Beschrijving:3.2.4. Klepafstelling3.2.4.1. Maximale lichthoogte, openings- en sluitingshoeken ten opzichte van het bovenste dode punt of equivalente gegevens:3.2.4.2. Referentieseries en/of afstelbereik (1)

3.2.4.3. Systeem van variabele klepafstelling (indien van toepassing en waar: inlaat en/of uitlaat)3.2.4.3.1. Type: continu of aan/uit3.2.4.3.2. Faseverschuivingshoek nokkenas3.2.5. Poortconfiguratie3.2.5.1. Positie, grootte en aantal:3.2.6. Elektronisch gestuurde functiesIndien de motor elektronisch gestuurde functies heeft, moeten over de prestaties daarvan onder andere de volgende gegevens worden verstrekt:3.2.6.1. Merk:3.2.6.2. Type:3.2.6.3. Onderdeelnummer:3.2.6.4. Plaats van de elektronische besturingseenheid van de motor:3.2.6.4.1. Wat neemt deze waar?3.2.6.4.2. Wat bestuurt deze?Deel 3 — Motorfamilie met compressieontsteking3.3. Essentiële eigenschappen van de motorfamilie3.3.1. Lijst van motortypes die de motorfamilie vormen3.3.1.1. Aanduiding van de motorfamilie:3.3.1.2. Specificaties van de motortypes binnen deze familie:OudermotorMotortypeAantal cilindersNominaal toerental (tr/min)Brandstofdebiet per slag (mm3) bij nominaal toerentalNominaal nettovermogen (kW)Toerental bij maximumkoppel (tr/min)Brandstofdebiet per slag (mm3) bij toerental bij maximumkoppelMaximumkoppel (Nm)Stationair toerental (tr/min)Cilinderinhoud in % van de oudermotor100

Deel 4 — Motortype3.4. Essentiële eigenschappen van het motortype3.4.1. Beschrijving van de motor3.4.1.1. Fabrikant:3.4.1.2. Motornummer van de fabrikant zoals aangebracht op de motoren:3.4.1.3. Cyclus: viertakt/tweetakt (1)3.4.1.4. Boring: … mm3.4.1.5. Slag: … mm3.4.1.6. Aantal en opstelling van de cilinders:3.4.1.7. Cilinderinhoud: … cm33.4.1.8. Nominaal toerental: … tr/min3.4.1.9. Toerental bij het maximumkoppel: … tr/min3.4.1.10. Compressieverhouding (2):3.4.1.11. Verbrandingssysteem:3.4.1.12. Tekening(en) van de verbrandingskamer en de zuigerkop:3.4.1.13. Minimumoppervlakte van de dwarsdoorsnede van de in- en uitlaatpoorten:3.4.1.14. Koelsysteem3.4.1.14.1. Koelvloeistof3.4.1.14.1.1. Aard van de koelvloeistof:3.4.1.14.1.2. Circulatiepomp(en): ja/neen (1)3.4.1.14.1.3. Eigenschappen of merk(en) en type(s) (indien van toepassing):3.4.1.14.1.4. Overbrengingsverhouding(en) (indien van toepassing):3.4.1.14.2. Lucht3.4.1.14.2.1. Aanjager: ja/neen (1)3.4.1.14.2.2. Eigenschappen of merk(en) en type(s) (indien van toepassing):3.4.1.14.2.3. Overbrengingsverhouding(en) (indien van toepassing):3.4.1.15. Door de fabrikant toegestane temperatuur:3.4.1.15.1. Vloeistofkoeling: maximumtemperatuur bij de uitlaat: … K3.4.1.15.2. Luchtkoeling: referentiepunt:Maximumtemperatuur bij het referentiepunt:3.4.1.15.3. Maximale inlaatluchttemperatuur bij de uitlaat van de inlaattussenkoeler (indien van toepassing): … K3.4.1.15.4. Maximale uitlaatgastemperatuur in een punt van de uitlaatpijp(en) bij de buitenste flens (flenzen) van het (de) uitlaatspruitstuk(ken): … K3.4.1.15.5. Smeerolietemperatuur: min. … K, max. … K

3.4.1.16. Drukvulling: ja/neen (1)3.4.1.16.1. Merk:3.4.1.16.2. Type:3.4.1.16.3. Beschrijving van het systeem (bijvoorbeeld maximumvuldruk, overloopklep, indien van toepassing):3.4.1.16.4. Tussenkoeler: ja/neen (1)3.4.1.17. Inlaatsysteem: maximaal toelaatbare inlaatonderdruk bij nominaal toerental van de motor en vollast: … kPa3.4.1.18. Uitlaatsysteem: maximaal toelaatbare uitlaattegendruk bij nominaal toerental van de motor en vollast: … kPa (2)3.4.2. Extra voorzieningen tegen luchtverontreiniging (indien aanwezig en niet elders vermeld)Beschrijving en/of schema('s):3.4.3. Brandstoftoevoer3.4.3.1. BrandstofpompDruk (2) of karakteristiek schema: … kPa3.4.3.2. Inspuitsysteem3.4.3.2.1. Pomp3.4.3.2.1.1. Merk(en):3.4.3.2.1.2. Type(s):3.4.3.2.1.3. Opbrengst: … mm3 (2) per slag of cyclus bij een pomptoerental van … tr/min (nominaal), respectievelijk … tr/min (maximumkoppel) of schemaVermeld de gebruikte methode: op een motor/op een testbank (1)3.4.3.2.1.4. Inspuitvervroeging3.4.3.2.1.4.1. Inspuitvervroegingscurve (2):3.4.3.2.1.4.2. Tijdstip (2):3.4.3.2.2. Inspuitleidingen3.4.3.2.2.1. Lengte: … mm3.4.3.2.2.2. Binnendiameter: … mm3.4.3.2.3. Verstuiver(s)3.4.3.2.3.1. Merk(en):3.4.3.2.3.2. Type(s):3.4.3.2.3.3. Openingsdruk (2) of schema (1):

3.4.3.2.4. Regulateur(s)3.4.3.2.4.1. Merk(en):3.4.3.2.4.2. Type(s):3.4.3.2.4.3. Uitschakelingspunt bij vollast (2): … tr/min3.4.3.2.4.4. Maximumtoerental in onbelaste toestand (2): … tr/min3.4.3.2.4.5. Stationair toerental (2): … tr/min3.4.4. Koudstartsysteem3.4.4.1. Merk(en):3.4.4.2. Type(s):3.4.4.3. Beschrijving:3.4.5. Klepafstelling3.4.5.1. Maximale lichthoogte, openings- en sluitingshoeken ten opzichte van het bovenste dode punt of equivalente gegevens:3.4.5.2. Referentieseries en/of afstelbereik (1):3.4.5.3. Systeem van variabele klepafstelling (indien van toepassing en waar: inlaat en/of uitlaat)3.4.5.3.1. Type: continu of aan/uit3.4.5.3.2. Faseverschuivingshoek nokkenas:3.4.6. Poortconfiguratie3.4.6.1. Positie, grootte en aantal:3.4.7. Elektronisch gestuurde functiesIndien de motor elektronisch gestuurde functies heeft, moeten over de prestaties daarvan onder andere de volgende gegevens worden verstrekt:3.4.7.1. Merk:3.4.7.2. Type:3.4.7.3. Onderdeelnummer:3.4.7.4. Plaats van de elektronische besturingseenheid van de motor:3.4.7.4.1. Wat neemt deze waar?3.4.7.4.2. Wat bestuurt deze? …

▼B

4. TRANSMISSIE (23) 

4.1. Schema van het transmissiesysteem: …

4.2. Type transmissie (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.): …

4.2.1. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

4.3. Traagheidsmoment van het motorvliegwiel: …

4.3.1. Bijkomend traagheidsmoment in de vrijstand: …

4.4. Koppeling (type), indien van toepassing: …

4.4.1. Maximumkoppelomvorming, indien van toepassing: …

4.5. Versnellingsbak (type, directe aandrijving, bedieningswijze), indien van toepassing:

4.6. Overbrengingsverhouding met en zonder tussenbak, indien van toepassing ( 24 ):



Versnelling

Verhouding in de versnellingsbak

Verhouding in de tussenbak(ken)

Eindaandrijvingsverhouding

Totale verhouding

Maximum voor CVT (1)

1

2

3

 
 
 
 

Minimum voor CVT (1)

Achteruit

1

 
 
 
 

(1)   Continu variabele transmissie.

4.6.1. Maximumafmetingen van de luchtbanden op de aangedreven assen: …

4.7. Berekende door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig in de hoogste versnelling (de gegevens van de berekening bijvoegen) (24) : … km/h

4.7.1. Gemeten maximumsnelheid: … km/h

4.8. Werkelijk door de aangedreven wielen afgelegde afstand bij een volledige omwenteling: …

4.9. Snelheidsregelaar van het voertuig: ja/neen (24) 

4.9.1. Beschrijving: …

4.10. Eventuele snelheidsmeter, toerenteller en urenteller:

4.10.1. Eventuele snelheidsmeter:

4.10.1.1. Werkwijze en beschrijving van het aandrijfmechanisme: …

4.10.1.2. Technische constante van het instrument: …

4.10.1.3. Tolerantie van het meetmechanisme: …

4.10.1.4. Totale overbrengingsverhouding: …

4.10.1.5. Tekening van de snelheidsmeterschaal of andere vormen van weergave: …

4.10.1.6. Korte beschrijving van elektrische/elektronische onderdelen: …

4.10.2. Eventuele toerenteller en urenteller: ja/neen (24) 

4.11. Eventuele differentieelblokkering: ja/neen (24) 

4.12. Aftakas(sen) (toerental en verhouding met het motortoerental) (aantal, type en plaats):

4.12.1. 

 Hoofdaftakas(sen): …

4.12.2. 

 Andere: …

4.12.3. Bescherming van de aftakas(sen) (beschrijving, afmetingen, tekeningen, foto's): …

4.13. Bescherming van de aandrijfelementen, de uitstekende delen en de wielen (beschrijvingen, tekeningen, schetsen, foto's):

4.13.1. Enkelzijdige bescherming: …

4.13.2. Meerzijdige bescherming: …

4.13.3. Volledige afscherming: …

4.14. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

5. ASSEN

5.1. Beschrijving van elke as: …

5.2. Merk (indien van toepassing): …

5.3. Type (indien van toepassing): …

6. OPHANGING (Indien van toepassing)

6.1. Uiterste (maximum/minimum) eventuele band/wielcombinatie(s) (maten, kenmerken, bandenspanning op de weg, maximaal toelaatbare belasting, velgmaten en combinaties voor/achter): …

6.2. Type van de eventuele ophanging van elke as of elk wiel: …

6.2.1. Niveauregeling: ja/neen/facultatief (24) 

6.2.2. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

6.3. Eventuele andere voorzieningen: …

7. STUURINRICHTING (Met schema)

7.1. Categorie van stuurinrichting: handbediend/bekrachtigd/servo (24) 

7.1.1. Omkeerbare stuurplaats (beschrijving): …

7.2. Overbrenging en regeling:

7.2.1. Type overbrenging van de stuurinrichting (voor voor- en achterzijde specificeren, indien van toepassing): …

7.2.2. Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; voor voor- en achterzijde specificeren, indien van toepassing): …

7.2.2.1. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

7.2.3. Type (eventuele) stuurbekrachtiging: …

7.2.3.1. Principe en diagram van de werking, merk(en) en type(n): …

7.2.4. Schema van de gehele stuurinrichting, waarop de plaats op het voertuig van de verschillende onderdelen die van invloed zijn op het stuurgedrag, is aangegeven: …

7.2.5. Schematisch(e) diagram(men) van het stuurorgaan (de stuurorganen): …

7.2.6. Eventueel bereik en methode van verstelling van het stuurorgaan: …

7.3. Maximumstuurhoek van de wielen (in voorkomend geval):

7.3.1. 



Naar rechts: … graden

Aantal omwentelingen van het stuurwiel: …

7.3.2. 



Naar links: … graden

Aantal omwentelingen van het stuurwiel: …

7.4. Minimumdraaicirkel(s) (zonder remmen) ( 25 )

7.4.1. Naar rechts: … mm

7.4.2. Naar links: … mm

7.5. Eventuele methode van verstelling van het stuurorgaan: …

7.6. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

8. REMINRICHTING (Met overzichtsschema en werkingsschema) ( 26 )

8.1. Bedrijfsreminrichting: …

8.2. Eventueel hulpremsysteem: …

8.3. Parkeerremsysteem: …

8.4. Eventueel extra remsysteem/systemen (met name vertrager): …

8.5. Bij voertuigen met een antiblokkeersysteem, beschrijving van de werking van het systeem (met inbegrip van eventuele elektronische onderdelen), elektrisch blokschema, schema van het hydraulisch of pneumatisch circuit: …

8.6. Lijst van de naar behoren geïdentificeerde onderdelen die de reminrichting vormen: …

8.7. Afmetingen van de grootste toegestane luchtbanden op de geremde assen: …

8.8. Berekening van het remsysteem (bepaling van de verhouding tussen het totaal van de remkrachten aan de omtrek van de wielen en de op het bedieningsorgaan uitgeoefende kracht): …

8.9. Blokkering van de rechter en linker rembedieningsorganen: …

8.10. Eventuele externe krachtbron(nen) (kenmerken, capaciteit energiereservoirs, maximum- en minimumdruk, manometer en controleaanwijzing minimumenergieniveau op het instrumentenbord, vacuümtanks en toevoerklep, voedingscompressoren, naleving van de voorschriften voor drukapparatuur): …

8.11. Voertuigen met een remsysteem voor aanhangwagens:

8.11.1. Bediening van de reminrichting van de aanhangwagen (beschrijving, kenmerken): …

8.11.2. Verbinding: mechanisch/hydraulisch/pneumatisch (26) 

8.11.3. Aansluitingen, koppelingen, veiligheidsinrichting (beschrijving, tekening, schets): …

8.11.4. Aansluiting met een of twee leiding(en) (26) :

8.11.4.1. Toevoeroverdruk (één leiding): … kPa

8.11.4.2. Toevoeroverdruk (twee leidingen): … kPa

9. GEZICHTSVELD, RUITEN, RUITENWISSERS EN ACHTERUITKIJKSPIEGELS

9.1. Gezichtsveld:

9.1.1. Tekening(en) of foto('s) waarop de plaats van de samenstellende delen binnen het gezichtsveld naar voren is aangegeven: …

9.2. Ruiten:

9.2.1. Gegevens voor een snelle bepaling van het referentiepunt: …

9.2.2. Voorruit(en):

9.2.2.1. Materiaal (materialen): …

9.2.2.2. Montagemethode: …

9.2.2.3. Hellingshoek(en): … graden

9.2.2.4. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

9.2.2.5. Extra voorziening(en) van de voorruit en plaats daarvan en korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

9.2.3. Andere ruit(en):

9.2.3.1. Plaats(en): …

9.2.3.2. Materiaal (materialen): …

9.2.3.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

9.2.3.4. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het portierraammechanisme: …

9.3. Ruitenwisser(s): ja/neen (26)  (beschrijving, aantal, wisfrequentie): …

9.4. Achteruitkijkspiegel(s):

9.4.1. Klasse(n): …

9.4.2. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

9.4.3. Plaats(en) ten opzichte van de voertuigcarrosserie (tekeningen): …

9.4.4. Bevestigingswijze(n): …

9.4.5. Facultatieve uitrusting die van invloed kan zijn op het gezichtsveld naar achteren: …

9.4.6. Korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het stelsysteem: …

9.5. Ontdooiing en ontwaseming:

9.5.1. Technische beschrijving: …

10. KANTELBEVEILIGINGEN, BESCHUTTING TEGEN SLECHTE WEERSOMSTANDIGHEDEN, ZITPLAATSEN, LAADPLATFORM

10.1. Kantelbeveiligingsinrichtingen (maatschetsen, eventuele foto's, beschrijving):

10.1.1. Frame(s):

10.1.1.0. Aanwezig: ja/neen (26) 

10.1.1.1. Fabrieksmerk(en): …

10.1.1.2. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

10.1.1.3. Binnen- en buitenafmetingen: …

10.1.1.4. Materiaal (Materialen) en bouwwijze: …

10.1.2. Cabine(s):

10.1.2.0. Aanwezig: ja/neen (26) 

10.1.2.1. Fabrieksmerk(en): …

10.1.2.2. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

10.1.2.3. Deuren (aantal, afmetingen, openingsrichting, hang- en sluitwerk): …

10.1.2.4. Ramen en nooduitgang(en) (aantal, afmetingen, plaats): …

10.1.2.5. Andere bescherming(en) tegen slechte weersomstandigheden (beschrijving): …

10.1.2.6. Binnen- en buitenafmetingen: …

10.1.3. Beugel(s): vooraan/achteraan (26)  gemonteerd, inklapbaar/niet inklapbaar (26) 

10.1.3.0. Aanwezig: ja/neen (26) 

10.1.3.1. Beschrijving (plaats, bevestiging enz.): …

10.1.3.2. Fabrieks- of handelsmerk(en): …

10.1.3.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

10.1.3.4. Afmetingen: …

10.1.3.5. Materiaal (Materialen) en bouwwijze: …

10.2. Bedieningsruimte en toegankelijkheid van de cabine (beschrijving, kenmerken, maatschetsen): …

10.3. Zitplaatsen en voetsteunen:

10.3.1. Zitplaats(en) van de bestuurder (tekeningen, foto's, beschrijving): …

10.3.1.1. Fabrieks- of handelsmerk(en): …

10.3.1.2. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

10.3.1.3. Categorie van het zitplaatstype: categorie A, klasse I/II/III, categorie B (26) :

10.3.1.4. Plaats en voornaamste kenmerken: …

10.3.1.5. Verstelsysteem: …

10.3.1.6. Verplaatsings- en vergrendelsysteem: …

10.3.2. Zitplaats voor meerijders (aantal, afmetingen, plaats en kenmerken): …

10.3.3. Voetsteunen (aantal, afmetingen en plaatsen): …

10.4. Laadplatform:

10.4.1. Afmetingen: … mm

10.4.2. Plaats: …

10.4.3. Technisch toelaatbare belasting: … kg

10.4.4. Verdeling van de belasting over de assen: … kg

10.5. Ontstoring:

10.5.1. Beschrijving en tekeningen of foto's van de vormen en samenstellende materialen van het gedeelte van de carrosserie, bestaande uit de motorruimte en het aangrenzende gedeelte van het interieur: …

10.5.2. Tekeningen of foto's van de plaats van de metalen onderdelen die zich in de motorruimte bevinden (bv. verwarmingsapparaat, reservewiel, luchtfilter, stuurinrichting enz.): …

10.5.3. Tabel en tekening van de ontstoringsinrichting: …

10.5.4. Opgave van de nominale waarden van de gelijkstroomweerstanden en, voor weerstandskabels voor de ontsteking, van de nominale weerstand per meter: …

11. VERLICHTINGS- EN LICHTSIGNAALINRICHTINGEN (Schema's van de buitenzijde van het voertuig met aanduiding van de maten en de plaats van het lichtdoorlatende gedeelte van elke inrichting: aantal, elektrische aansluiting, goedkeuringsmerk en kleur van de lichten.)

11.1. Verplichte inrichtingen:

11.1.1. Koplichten voor dimlicht: …

11.1.2. Breedtelichten (zijlichten): …

11.1.3. Achterlichten: …

11.1.4. Richtingaanwijzers:

 Voor: …

 Achter: …

 Zijkant: …

11.1.5. Retroflectoren achterzijde: …

11.1.6. Achterkentekenplaatverlichting: …

11.1.7. Remlichten: …

11.1.8. Waarschuwingsknipperlichten: …

11.2. Facultatieve inrichtingen:

11.2.1. Koplichten voor groot licht: …

11.2.2. Mistlichten voor: …

11.2.3. Mistachterlichten: …

11.2.4. Achteruitrijlichten: …

11.2.5. Schijnwerpers: …

11.2.6. Parkeerlichten: …

11.2.7. Markeringslichten: …

11.2.8. Verklikker(s) van de richtingaanwijzers van de aanhangwagen(s): …

11.3. Korte beschrijving van andere elektrische/elektronische onderdelen dan lichten (indien van toepassing): …

12. DIVERSEN

12.1. Geluidssignaalinrichting(en) (plaats): …

12.1.1. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

12.2. Mechanische verbindingen tussen trekker en aanhangwagens:

12.2.1. Type(n) verbinding: …

12.2.2. Fabrieksmerk(en): …

12.2.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en): …

12.2.4. Trekinrichting voor een maximale horizontale belasting van: … kg en eventueel een maximale verticale belasting van: … kg ( 27 )

12.3. Hydraulische hefinrichting — Driepuntsbevestiging: ja/neen (27) 

12.4. Stroomaansluiting voor het verlichtings- en lichtsignaalsysteem van de aanhangwagen (beschrijving): …

12.5. Installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen (beschrijving, foto's of schema's): …

12.6. Plaats van de achterste kentekenplaat (vorm en afmetingen): …

12.7. Trekinrichting aan de voorzijde (maatschets): …

12.8. Beschrijving van de elektronica die zich aan boord bevindt en voor de werking en de bediening van de gedragen of getrokken werktuigen wordt gebruikt: …

MODEL B

Vereenvoudigd inlichtingenformulier voor de EG-typegoedkeuring van een voertuigtype

DEEL I

Model B wordt ingevuld, indien één of meer overeenkomstig bijzondere richtlijnen afgegeven EG-(type)goedkeuringsformulier(en) beschikbaar is (zijn).

De nummers van het (de) overeenkomstige EG-(type)goedkeuringsformulier(en) worden vermeld in de tabel van deel III.

Voor elk onderstaand hoofdstuk (nummers 1 tot en met 12) en voor elk(e) type/variant/uitvoering van een voertuig worden bovendien de in bijlage III (certificaat van overeenstemming) vermelde gegevens verstrekt.

Indien geen overeenkomstig een bijzondere richtlijn afgegeven EG-(type)goedkeuringsformulier beschikbaar is, worden de overeenkomstige hoofdstukken aangevuld met de in model A van het inlichtingenformulier gevraagde gegevens.



0.

ALGEMEEN

0.1.

Merk(en) (firmanaam): …

0.2.

Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen): …

0.2.0.

Staat van voltooiing van het voertuig:

Compleet/voltooid/incompleet (1) voertuig:

In geval van een voltooid voertuig, naam en adres van de vorige fabrikant en typegoedkeuringsnummer van het incomplete of complete voertuig vermelden.

0.2.1.

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3.

Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven:

0.3.1.

Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging): …

0.3.2.

Identificatienummer van het chassis (plaats): …

0.4.

Categorie waartoe het voertuig behoort (1): …

0.5.

Naam en adres van de fabrikant: …

0.7.

In geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk: …

0.8.

Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

1.

ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

(Een foto met 3/4-vooraanzicht en een foto met ¾-achteraanzicht of tekeningen van een representatieve uitvoering alsmede een maatschets van het gehele voertuig bijvoegen).

2.

MASSA'S EN AFMETINGEN

3.

MOTOR

4.

TRANSMISSIE

5.

ASSEN

6.

OPHANGING

7.

STUURINRICHTING

8.

REMINRICHTING

9.

GEZICHTSVELD, RUITEN, RUITENWISSERS EN ACHTERUITKIJKSPIEGELS

10.

KANTELBEVEILIGINGEN, BESCHUTTING TEGEN SLECHTE WEERSOMSTANDIGHEDEN, ZITPLAATSEN EN LAADPLATFORM

11.

VERLICHTINGS- EN LICHTSIGNAALINRICHTINGEN

12.

DIVERSEN

(1)   Ingedeeld aan de hand van de definities van bijlage II, hoofdstuk A, van Richtlijn 2003/37/EG.

DEEL II

Matrix die de toegestane combinaties tot voertuiguitvoeringen aangeeft van de punten van deel I waarvoor meervoudige gegevens kunnen worden verstrekt. Ieder gegeven van genoemde punten wordt aangeduid met een kenletter die in deze matrix wordt gebruikt om aan te geven welk gegeven (of welke gegevens) van een bepaald punt van toepassing is (zijn) op een bepaalde uitvoering.

Voor iedere variant van een type moet een aparte matrix worden opgesteld.

Meervoudige gegevens voor de combinatie waarvan binnen een variant geen beperkingen gelden, worden vermeld in de kolom „Alle”.



Punt nr.

Alle

Uitvoering 1

Uitvoering 2

Enz.

Uitvoering „n”

 
 
 
 
 
 

Deze gegevens kunnen in een andere vorm worden verstrekt, mits aan het oorspronkelijke doel wordt beantwoord.

Elke variant en elke uitvoering moeten door middel van een numerieke of alfanumerieke code worden geïdentificeerd; deze code moet ook op het certificaat van overeenstemming (bijlage III) van het desbetreffende voertuig worden vermeld.

DEEL III

Nummering van overeenkomstig bijzondere richtlijnen verleende goedkeuringen

In de onderstaande tabel moeten de gevraagde gegevens over de voor het voertuig relevante elementen ( 28 ) verstrekt worden.

Ten behoeve van de EG-typegoedkeuring moeten alle relevante EG-onderdeel(type)goedkeuringsformulieren (met hun bijlagen) worden vermeld en aan de bevoegde goedkeuringsinstanties worden overgelegd.



Onderwerp

EG-(type)goedkeuringsnummer

Datum van EG-(type)goedkeuring

Type(n)

variante(n)

uitvoering(en)

Voorbeeld:

 
 
 

Reminrichting

E1*76/432*97/54*0026*00

3.2.2000

MF/320/U

E4*76/432*97/54*0039*00

1.3.2000

MF/320/F

Handtekening: …

Positie in het bedrijf: …

Datum: …




BIJLAGE II

HOOFDSTUK A

Definitie van voertuigcategorieën en voertuigtypen

A.   De voertuigcategorieën worden als volgt gedefinieerd volgens de onderstaande indeling:

1.   Categorie T: Trekkers op wielen

 Categorie T1: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as ( 29 ) van niet minder dan 1 150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1 000 mm.

 Categorie T2: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1 150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm. Wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de trekker ( 30 ) (ten opzichte van het wegdek gemeten), gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt, is de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt tot 30 km/h.

 Categorie T3: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg.

 Categorie T4: trekkers voor speciale doeleinden op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h (zoals gedefinieerd in aanhangsel 1).

 Categorie T5: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h.

2.   Categorie C: Trekkers op rupsbanden

Trekkers op rupsbanden die voortbewogen en gestuurd worden met de rupsbanden en waarvan de categorieën C1 tot en met C5 worden gedefinieerd naar analogie van de categorieën T1 tot en met T5.

3.   Categorie R: Aanhangwagens

 Categorie R1: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as ten hoogste 1 500 kg bedraagt.

 Categorie R2: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 1 500 kg, doch niet meer dan 3 500 kg bedraagt.

 Categorie R3: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg, doch niet meer dan 21 000 kg bedraagt.

 Categorie R4: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 21 000 kg bedraagt.

Elke categorie aanhangwagens wordt tevens aangeduid met de letter a of b al naar gelang van de snelheid waarvoor de aanhangwagen is ontworpen:

 „a” voor aanhangwagens die voor een snelheid van ten hoogste 40 km/h zijn ontworpen,

 „b” voor aanhangwagens die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen.

Voorbeeld: Rb3 is een categorie aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg, doch niet meer dan 21 000 kg bedraagt en die ontworpen zijn om aan een trekker van categorie T5 te worden gekoppeld.

4.   Categorie S: Verwisselbare getrokken machines

 Categorie S1: verwisselbare getrokken machines die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd en waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as ten hoogste 3 500 kg bedraagt.

 Categorie S2: verwisselbare getrokken machines die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd en waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg bedraagt.

Elke categorie verwisselbare getrokken machines wordt tevens aangeduid met de letter a of b al naar gelang van de snelheid waarvoor de machine is ontworpen:

 „a” voor verwisselbare getrokken machines die voor een snelheid van ten hoogste minste 40 km/h zijn ontworpen,

 „b” voor verwisselbare getrokken machines die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen.

Voorbeeld: Sb2 is een categorie verwisselbare getrokken machines waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg bedraagt en die ontworpen zijn om aan een trekker van categorie T5 te worden gekoppeld.

B.   Definitie van voertuigtypen:

1.   Trekkers op wielen

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

„type”: trekkers van een categorie die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 fabrikant;

 typeaanduiding door de fabrikant;

 essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

 

 chassis met centrale buis/chassis met langsbalken/geleed chassis (duidelijke en fundamentele verschillen),

 motor (verbranding/elektrisch/hybride),

 assen (aantal);

„variant”: tot een type behorende trekkers die ten minste op de volgende punten niet van elkaar verschillen:

 motor:

 

 werkingsprincipe,

 aantal en opstelling van de cilinders,

 vermogensverschil van niet meer dan 30 % (het hoogste vermogen is niet meer dan 1,3-maal het laagste vermogen),

 verschil in cilinderinhoud van niet meer dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is niet meer dan 1,2-maal de kleinste cilinderinhoud);

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

 gestuurde assen (aantal en plaats);

 verschillen in maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 10 %;

 transmissie (soort);

 kantelbeveiliging;

 geremde assen (aantal);

„uitvoering” van een variant: trekkers die bestaan uit toegestane combinaties van overeenkomstig bijlage I in het goedkeuringsdossier vermelde punten.

2.

Trekkers op rupsbanden: als trekkers op wielen.

3.

Aanhangwagens

„Type”: aanhangwagens van een categorie die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

 fabrikant;

 typeaanduiding door de fabrikant;

 essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

 chassis met centrale buis/chassis met langsbalken/geleed chassis (duidelijke en fundamentele verschillen),

 assen (aantal),

„Variant”: tot een type behorende aanhangwagens die ten minste op de volgende punten niet van elkaar verschillen:

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

 verschillen in maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 10 %;

 geremde assen (aantal).

4.

Verwisselbare getrokken machines: als aanhangwagens.

HOOFDSTUK B

Lijst van voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van een voertuigtype

Deel I

Lijst van bijzondere richtlijnen



Nr.

Onderwerp

Basisrichtlijn en bijlagen

PB L

Van toepassing op

(voor T4 en C4: zie aanhangsel 1)

T1

T2

T3

T5

C

R

S

1.1.

Maximummassa volbelast

74/151/EEG, I

84 van 28.3.1974, blz. 25

X

X

X

X

(X)

(X)

(X)

1.2.

Kentekenplaat

74/151/EEG, II

X

X

X

X

I

(X)

(X)

1.3.

Brandstoftank

74/151/EEG, III

X

X

X

X

I

1.4.

Extra gewichten

74/151/EEG, IV

X

X

 

(X)

I

1.5.

Geluidssignaalinrichting

74/151/EEG, V

X

X

X

X

I

1.6.

(Externe) geluidsniveaus

74/151/EEG, VI

X

X

X

(X)

I

2.1.

Maximumsnelheid

74/152/EEG, bijlage, punt 1

84 van 28.3.1974, blz. 33

X

X

X

(X)

I

2.2.

Laadplatforms

74/152/EEG, bijlage, punt 2

X

X

X

(X)

I

3.1.

Achteruitkijkspiegels

74/346/EEG

191 van 15.7.1974, blz. 1

X

X

 

(X)

I

4.1.

Gezichtsveld en ruitenwissers

74/347/EEG

191 van 15.7.1974, blz. 5

X

X

X

(X)

I

5.1.

Stuurinrichting

75/321/EEG

147 van 9.6.1975, blz. 24

X

X

X

(X)

(X)

6.1.

Elektromagnetische compatibiliteit

75/322/EEG

147 van 9.6.1975, blz. 28

X

X

X

X

I

7.1.

Reminrichting

76/432/EEG

122 van 8.5.1976, blz. 1

X

X

X

(X)

(X)

(X)

 
 

71/320/EEG

202 van 6.9.1971, blz. 37

X

8.1.

Zitplaatsen voor meerijders

76/763/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 135

X

X

(X)

I

9.1.

(Interne) geluidsniveaus

77/311/EEG

105 van 28.4.1977, blz. 1

X

X

X

(X)

I

10.1.

Kantelbeveiliging

77/536/EEG

220 van 29.8.1977, blz. 1

X

(X)

(X)

12.1.

Zitplaats van de bestuurder

78/764/EEG

255 van 18.9.1978, blz. 1

X

X

X

(X)

(X)

13.1.

Installatie van de verlichtingsinrichtingen

78/933/EEG

325 van 20.11.1978, blz. 16

X

X

X

(X)

I

(X)

(X)

14.1.

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

79/532/EEG

145 van 13.6.1979, blz. 16

X

X

X

X

X

(X)

(X)

15.1.

Sleep- en achteruitrijinrichtingen

79/533/EEG

145 van 13.6.1979, blz. 20

X

X

X

(X)

I

16.1.

Kantelbeveiliging (statische proeven)

79/622/EEG

179 van 17.7.1979, blz. 1

X

(X)

I

17.1.

Bedieningsruimte en toegankelijkheid van de cabine

80/720/EEG

194 van 28.7.1980, blz. 1

X

X

(X)

I

18.1.

Aftakassen

86/297/EEG

186 van 8.7.1986, blz. 19

X

X

X

(X)

I

19.1.

Kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde (smalspoortrekkers)

86/298/EEG

186 van 8.7.1986, blz. 26

X

(X)

I

20.1.

Installatie van de bedieningsorganen

86/415/EEG

240 van 26.8.1986, blz. 1

X

X

X

(X)

I

21.1.

Kantelbeveiligingsinrichtingen aan de voorzijde (smalspoortrekkers)

87/402/EEG

220 van 8.8.1987, blz. 1

X

(X)

I

22.1.

Maten en maximaal getrokken massa

89/173/EEG, I

67 van 10.3.1989, blz. 1

X

X

X

(X)

I

(X)

(X)

22.2.

Ruiten

89/173/EEG, III

X

X

X

I

 
 

92/22/EEG

129 van 14.5.1992, blz. 11

X

22.3.

Snelheidsregulateur

89/173/EEG, II, punt 1

X

X

X

(X)

I

22.4.

Bescherming van de aandrijfelementen

89/173/EEG, II, punt 2

X

X

X

(X)

I

22.5.

Mechanische verbindingen

89/173/EEG, IV

X

X

X

(X)

I

(X)

(X)

22.6.

Voorgeschreven platen

89/173/EEG, V

X

X

X

(X)

I

(X)

(X)

22.7.

Remverbinding met de aanhangwagens

89/173/EEG, VI

X

X

X

(X)

I

(X)

(X)

23.1.

Uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes

2000/25/EG

173 van 12.7.2000, blz. 1

X

X

X

X

X

24.1.

Banden (1)

[…/…/EG]

X

X

X

X

(X)

(X)

25.1.

Stabiliteit (1)

[…/…/EG]

BR

26.1.

Bevestigingspunten veiligheidsgordels

76/115/EEG

24 van 30.1.1976, blz. 6

X

X

X

X

X

27.1.

Veiligheidsgordels

77/541/EEG

220 van 29.8.1977, blz. 95

X

28.1.

Achteruitrijinrichting en snelheidsmeter

75/443/EEG

196 van 26.7.1975, blz. 1

X

29.1.

Opspatafschermingssystemen

91/226/EEG

103 van 23.4.1991, blz. 5

X

(X)

30.1.

Snelheidsbegrenzers

92/24/EEG

129 van 14.5.1992, blz. 154

X

31.1.

Beschermingsinrichting aan de achterzijde (1)

[…/…/EG]

BR

32.1.

Zijdelingse bescherming

89/297/EEG

124 van 5.5.1989, blz. 1

X

(X)

(1)   In afwachting van de vaststelling van een richtlijn betreffende bandenstabiliteit en beschermingsinrichting aan de achterzijde vormt het ontbreken van een afzonderlijke richtlijn op dit punt geen beletsel voor de verlening van de goedkeuring voor een voertuigtype.

(2)   Om de EG-typegoedkeuring te verlenen moeten de haken worden weggehaald.

Verklaring:

X = Van toepassing in de huidige versie.

(X) = Van toepassing na wijziging (2).

BR = Bijzondere richtlijn.

— = Niet van toepassing.

I = Identiek aan T naar gelang van de categorieën.

DEEL IIA

In de onderstaande tabel zijn de bijzondere richtlijnen betreffende motorvoertuigen (in de meest recente versie die van kracht is op de datum van de typegoedkeuring) aangegeven die van toepassing zijn als alternatief voor de overeenkomstige bijzondere richtlijnen inzake landbouw- of bosbouwtrekkers.



In de tabel van deel I vermeld nummer

(bijzondere richtlijnen)

Nummer basisrichtlijn motorvoertuigen

PB L

1.5.

Geluidssignaalinrichting

70/388/EEG

176 van 10.8.1970, blz. 12

1.6.

(Externe) geluidsniveaus

70/157/EEG

42 van 23.2.1970, blz. 16

4.1.

Gezichtsveld en ruitenwissers

77/649/EEG

284 van 10.10.1978, blz. 11

5.1.

Stuurinrichting

70/311/EEG

133 van 18.6.1970, blz. 10

6.1.

Ontstoring

72/245/EEG

152 van 6.7.1972, blz. 15

7.1.

Reminrichting

71/320/EEG

202 van 6.9.1971, blz. 37

14.1.

Retroflectoren achter

76/757/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 32

14.1.

Achterlichten

76/758/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 54

14.1.

Richtingaanwijzers

76/759/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 71

14.1.

Verlichting kentekenplaat

76/760/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 85

14.1.

Koplichten voor groot licht

76/761/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 96

14.1.

Dimlichten

76/761/EEG

14.1.

Mistlichten voor

76/762/EEG

262 van 27.9.1976, blz. 122

14.1.

Mistlichten achter

77/538/EEG

220 van 29.8.1977, blz. 60

14.1.

Achteruitrijlichten

77/539/EEG

220 van 29.8.1977, blz. 72

22.2.

Veiligheidsruiten

92/22/EEG

129 van 14.5.1992, blz. 11

23.1.

Uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes

88/77/EEG

36 van 9.2.1988, blz. 33

Deel IIB

De onderstaande reglementen, die aan de herziene overeenkomst van 1958 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) zijn gehecht en waarvan de op de datum van de EG-typegoedkeuring meest recente versie door de Europese Gemeenschap als partij bij de genoemde overeenkomst krachtens de toepasselijke bijzondere richtlijn is erkend, zijn van toepassing als alternatief voor de bijzondere richtlijnen betreffende landbouw- of bosbouwtrekkers en die betreffende motorvoertuigen in de tabel van deel IIA.



In de tabel van deel I vermeld nummer

(bijzondere richtlijnen)

Nummer VN/ECE-reglement

1.5.

Geluidssignaalinrichting

R 28

1.6.

(Externe) geluidsniveaus

R 51

4.1.

Gezichtsveld en ruitenwissers

R 71

5.1.

Stuurinrichting

R 79

6.1.

Ontstoring

R 10

7.1.

Reminrichting

R 13

13.1.

Installatie van de verlichtingsinrichtingen

R 86 (1)

14.1.

Retroflectoren achter

R 3

14.1.

Achterlichten

R 7

14.1.

Richtingaanwijzers

R 6

14.1.

Verlichting kentekenplaat

R 4

14.1.

Koplichten voor groot licht

R 1 — R 8 — R 20 — R 98

14.1.

Dimlichten

R 1 — R 8 — R 20 — R 98

14.1.

Mistlichten voor

R 19

14.1.

Mistlichten achter

R 38

14.1.

Achteruitrijlichten

R 23

22.2.

Veiligheidsruiten

R 43 (2)

23.1.

Uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes

R 49/R 96 (3)

(1)   Alleen voor de in de overeenkomstige richtlijn bedoelde inrichtingen.

(2)   Behalve voor glazen voorruiten.

(3)   Alleen voor de in de overeenkomstige richtlijn bedoelde fasen.

Deel IIC

Overeenstemming met de genormaliseerde OESO-codes

De onderstaande (complete) testrapporten overeenkomstig de OESO-codes kunnen worden gebruikt als alternatief voor de testrapporten die overeenkomstig de bijzondere richtlijnen zijn opgesteld.



In de tabel van deel I vermeld nummer

(bijzondere richtlijnen)

Onderwerp

OESO-code (1)

10.1.

77/536/EEG

Officiële tests van de kantelbeveiligingsinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers (dynamische proef)

Code 3

16.1.

79/622/EEG

Officiële tests van de kantelbeveiligingsinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers (statische proef)

Code 4

19.1.

86/298/EEG

Officiële tests van de kantelbeveiligingsinrichting aan de achterzijde van smalspoortrekkers voor land- of bosbouw op wielen

Code 7

21.1.

87/402/EEG

Officiële tests van de kantelbeveiligingsinrichting aan de voorzijde van smalspoortrekkers voor land- of bosbouw op wielen

Code 6

 

BR

Officiële tests van de kantelbeveiligingsinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op rupsbanden

Code 8

(1)   Besluit C(2000) 59 def., gewijzigd bij de besluiten C(2001) 15, C(2001) 267 en C(2002) 17.

BR: Hiervoor zal een bijzondere richtlijn worden vastgesteld.

Aanhangsel 1

DEEL I

DEFINITIE VAN VOERTUIGEN VOOR SPECIFIEKE DOELEINDEN EN LIJST VAN VOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING ERVAN

Voor werkzaamheden die in bijzondere situaties moeten worden verricht, bestaan de volgende voertuigen voor specifieke doeleinden:

1.   T4 Trekkers

1.1.   T4.1 Portaaltrekkers

Trekkers voor het bewerken van hoge, in rijen geplante gewassen, bijvoorbeeld in de wijnbouw. Zij worden gekenmerkt door een (gedeeltelijk) verhoogd chassis dat zodanig is gebouwd dat zij zich parallel aan de rijen planten kunnen voortbewegen, waarbij de linker- en rechterwielen zich aan weerszijden van één of meer rijen planten bevinden. Zij zijn ontworpen om werktuigen te dragen of aan te drijven die zich aan de voorzijde, tussen de assen, aan de achterzijde of op een platform bevinden. In de werkpositie bedraagt de verticaal gemeten afstand tot de grond op de plaats van de rijen planten meer dan 1 000 mm. Wanneer de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de trekker ( 31 ) (ten opzichte van de grond en met de normaal gemonteerde banden gemeten), gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van alle assen, meer dan 0,90 bedraagt, mag de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet hoger zijn dan 30 km/h.

1.2.   T4.2 Brede trekkers

Trekkers die door hun grote afmetingen worden gekenmerkt en die in het bijzonder bestemd zijn om grote landbouwarealen te bewerken.

1.3.   T4.3 Trekkers met geringe hoogte boven het wegdek

Landbouw- en bosbouwtrekkers met vier aangedreven wielen, waarvan de verwisselbare uitrustingsstukken bestemd zijn voor gebruik in de land- of bosbouw en die gekenmerkt worden door een dragend chassis, uitgerust zijn met één of meer aftakassen en een technisch toelaatbare massa van ten hoogste 10 ton hebben en waarbij de verhouding tussen deze massa en de maximale lege massa in rijklare toestand minder dan 2,5 bedraagt. Voorts bevindt het zwaartepunt van deze trekkers (31)  (ten opzichte van het wegdek gemeten en met de normaal gemonteerde banden) zich op minder dan 850 mm.

2.   Categorie C4

C4.1 Portaalrupstrekkers: gedefinieerd naar analogie van categorie T4.1.

DEEL II

TOEPASSING VAN DE BIJZONDERE RICHTLIJNEN OP VOERTUIGEN VOOR SPECIFIEKE DOELEINDEN



Nr.

Onderwerp

Basisrichtlijn en bijlagen

Van toepassing op

T4.1

T4.2

T4.3

C4.1

1.1.

Maximummassa volbelast

74/151/EEG, I

X

X

X

X

1.2.

Kentekenplaat

74/151/EEG, II

(X)

(X)

X

(X)

1.3.

Brandstoftank

74/151/EEG, III

X

X

X

X

1.4.

Extra gewichten

74/151/EEG, IV

X

X

X

X

1.5.

Geluidssignaalinrichting

74/151/EEG, V

X

X

X

X

1.6.

(Externe) geluidsniveaus

74/151/EEG, VI

(X)

(X)

X

(X)

2.1.

Maximumsnelheid

74/152/EEG, lid 1

X

X

X

X

2.2.

Laadplatforms

74/152/EEG, lid 2

(X)

X

(X)

(X)

3.1.

Achteruitkijkspiegels

74/346/EEG

(X)

X

X

(X)

4.1.

Gezichtsveld en ruitenwissers

74/347/EEG

(X)

(X)

X

(X)

5.1.

Stuurinrichting

75/321/EEG

X

X

X

BR

6.1.

Elektromagnetische compatibiliteit

75/322/EEG

X

X

X

X

7.1.

Reminrichting

76/432/EEG

(X)

X

X

(X)

8.1.

Zitplaatsen voor meerijders

76/763/EEG

X

X

X

X

9.1.

(Interne) geluidsniveaus

77/311/EEG

(X)

X

X

(X)

10.1.

Kantelbeveiliging

77/536/EEG

BR

X

X

BR

12.1.

Zitplaats van de bestuurder

78/764/EEG

(X)

X

X

(X)

13.1.

Installatie van de verlichtingsinrichtingen

78/933/EEG

(X)

(X)

X

(X)

14.1.

Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

79/532/EEG

X

X

X

X

15.1.

Sleep- en achteruitrijinrichtingen

79/533/EEG

(X)

X

X

(X)

16.1.

Kantelbeveiliging (statische proeven)

79/622/EEG

BR

X

X

BR

17.1.

Bedieningsruimte en toegankelijkheid van de cabine

80/720/EEG

(X)

(X)

(X)

(X)

18.1.

Aftakassen

86/297/EEG

X

X

X

X

19.1.

Kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde (smalspoortrekkers)

86/298/EEG

20.1.

Installatie van de bedieningsorganen

86/415/EEG

X

X

X

X

21.1.

Kantelbeveiligingsinrichtingen aan de voorzijde (smalspoortrekkers)

87/402/EEG

22.1.

Maten en maximaal getrokken massa

89/173/EEG, I

(X)

X

X

(X)

22.2.

Ruiten

89/173/EEG, III

X

X

X

X

22.3.

Snelheidsregulateur

89/173/EEG, II, punt 1

X

X

X

X

22.4.

Bescherming van de aandrijfelementen

89/173/EEG, II, punt 2

(X)

X

X

(X)

22.5.

Mechanische verbindingen

89/173/EEG, IV

X

(X)

X

X

22.6.

Kentekenplaat

89/173/EEG, V

X

X

X

X

22.7.

Remverbinding met de aanhangwagens

89/173/EEG, VI

X

(X)

X

X

23.1.

Uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes

2000/25/EG

X

X

X

X

24.1.

Banden (1)

[…/…/EG]

BR

BR

BR

25.1.

Stabiliteit (1)

[…/…/EG]

BR

BR

(1)   In afwachting van de vaststelling van een richtlijn betreffende bandenstabiliteit en beschermingsinrichting aan de achterzijde vormt het ontbreken van een afzonderlijke richtlijn op dit punt geen beletsel voor de verlening van de goedkeuring voor een voertuigtype.

(2)   Om de EG-typegoedkeuring te verlenen moeten de haken worden weggehaald.

Verklaring

X = Van toepassing in de huidige versie.

(X) = Van toepassing na wijziging (2).

SD = Bijzondere richtlijn vereist.

— = Niet van toepassing.

Aanhangsel 2

PROCEDURES VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE

1. Bij indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 3 (volgens model B van bijlage I) gaat de EG-goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) Zij controleert of de krachtens bijzondere richtlijnen verleende EG-(type)goedkeuringen van toepassing zijn en laat eventueel de tests en controles uitvoeren die voor elke ontbrekende bijzondere richtlijn zijn vereist.

b) Zij vergewist zich er bij de verstrekte documenten van dat de specificatie(s) en gegevens van deel I van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in het goedkeuringsdossier en/of de goedkeuringsformulieren volgens de toepasselijke bijzondere richtlijn zijn opgenomen. Wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het goedkeuringsdossier bij een bijzondere richtlijn, vergewist zij zich ervan dat het betrokken onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier.

c) Zij verricht inspecties, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren voertuigtype om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte goedkeuringsdossier met alle volgens bijzondere richtlijnen verleende goedkeuringen.

d) Zij controleert de installatie van technische eenheden, indien van toepassing, of laat deze controles verrichten.

2. Het aantal in de zin van punt 1, onder c), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de navolgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:

 motor;

 versnellingsbak;

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

 gestuurde assen (aantal en plaats);

 geremde assen (aantal);

 kantelbeveiliging.

3. Bij indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 3 (volgens model A van bijlage I) gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) Zij laat de door elk van de toepasselijke bijzondere richtlijnen voorgeschreven tests en controles verrichten.

b) Zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met het informatiedossier en of het aan de technische voorschriften van elk van de toepasselijke bijzondere richtlijnen voldoet.

c) Zij controleert de installatie van technische eenheden, indien van toepassing, of laat deze controles verrichten.

HOOFDSTUK C

EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIER VOOR EEN VOERTUIG

Model (maximumformaat: A4 (210 × 297 mm) of tot A4-formaat gevouwen)

DEEL I

Bladzijde 1

Dienststempel



— goedkeuring (1),

— uitbreiding van de goedkeuring (1),

— weigering van de goedkeuring (1),

— intrekking van de goedkeuring (1),

van een type

— compleet voertuig (1)

— voltooid voertuig (1)

— incompleet voertuig (1)

— voertuig met complete en incomplete varianten (1)

— voertuig met voltooide en incomplete varianten (1)

(1)   Doorhalen wat niet van toepassing is.

overeenkomstig Richtlijn 2003/37/EG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn ../…/EG.

Typegoedkeuringsnummer: …

Reden voor de uitbreiding: …



0.

ALGEMEEN

0.1.

Merk(en) (firmanaam): …

0.2.

Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen): …

0.2.1.

Handelsbenaming(en) (1) (indien beschikbaar): …

0.3.

Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven: …

0.3.1.

Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging): …

0.3.2.

Identificatienummer van het chassis (plaats): …

0.4.

Categorie waartoe het voertuig behoort (2): …

(1)   Indien dit gegeven bij de goedkeuring niet bekend is, moet het in de laatste fase vóór het in de handel brengen van het voertuig worden ingevuld.

(2)   Zoals omschreven in bijlage II, hoofdstuk A, van Richtlijn 2003/37/EG.

Bladzijde 2



0.5.

Naam en adres van de fabrikant van het complete voertuig (1): …

Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig (1): …

Naam en adres van de fabrikant van de laatste fase van het incomplete voertuig (1): …

Naam en adres van de fabrikant van het voltooide voertuig (1): …

0.8.

Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

Ondergetekende verklaart dat de door de fabrikant in bijgevoegd inlichtingenformulier gegeven beschrijving van het (de) hierboven beschreven voertuig(en) juist is (een exemplaar (exemplaren) is (zijn) door de goedkeuringsinstantie geselecteerd en door de fabrikant ter beschikking gesteld als prototype(n) van het voertuigtype) en dat de bijgevoegde testresultaten betrekking hebben op het voertuigtype.

1.  Voor complete voertuigen en voltooide voertuigen/varianten (1):

Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van alle relevante bijzondere richtlijnen.

2.  Voor incomplete voertuigen (1):

Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van alle relevante bijzondere richtlijnen in de tabel op bladzijde 3.

3.  De goedkeuring wordt verleend/geweigerd/ingetrokken (1).

4.  De goedkeuring wordt verleend overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2003/37/EG en is geldig tot en met … dd/mm/jj.

(1)   Doorhalen wat niet van toepassing is.

(Plaats)

(Datum)

(Handtekening)

Bijlagen: Goedkeuringsdossier (met inbegrip van de delen II en III (indien van toepassing) van het inlichtingenformulier model B)

Testresultaten

Naam en handtekening van de persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) certificaten van overeenstemming te ondertekenen met vermelding van zijn (hun) positie in het bedrijf.

NB: Indien dit model wordt gebruikt voor een goedkeuring overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 11 van Richtlijn 2003/37/EG, mag het niet als opschrift hebben „EG-typegoedkeuringsformulier voor een voertuig”, behalve in de in artikel 11 genoemde gevallen, wanneer de Commissie het rapport heeft goedgekeurd.

Bladzijde 3

Deze goedkeuring is, wat incomplete en voltooide voertuigen of varianten daarvan betreft, gebaseerd op de hierna genoemde goedkeuring(en) voor de incomplete voertuigen:



Fase 1:

Fabrikant van het basisvoertuig:

Typegoedkeuringsnummer: …

Datum: …

Variant(en): …

Fase 2:

Fabrikant:

Typegoedkeuringsnummer: …

Datum: …

Variant(en): …

Fase 3:

Fabrikant:

Typegoedkeuringsnummer: …

Datum: …

Variant(en): …

Indien de goedkeuring één of meer incomplete varianten omvat, lijst van de complete of voltooide varianten: …

Lijst van voorschriften die gelden voor de goedgekeurde incomplete voertuigtypen of varianten daarvan

(In voorkomend geval wordt rekening gehouden met het toepassingsgebied en de laatste wijziging van elk van de onderstaande bijzondere richtlijnen.)



Punt

Onderwerp

Richtlijn

Laatste wijziging

Variant(en)

 
 
 
 
 

Bladzijde 4

Bij goedkeuring van een voertuig voor specifieke doeleinden of overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2003/37/EG, lijst van de toegestane afwijkingen of bijzondere bepalingen.



Punt

Onderwerp

Soort goedkeuring en aard van de afwijkingen

Variant(en)

 
 
 

DEEL II

TESTRESULTATEN

(Door de goedkeuringsinstantie in te vullen en bij het trekkergoedkeuringsformulier te voegen)

1.   Resultaten van de geluidsniveautests (extern)

Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: …



Variant/uitvoering:

Rijdend

… dB(A)

… dB(A)

… dB(A)

Stilstaand:

… dB(A)

… dB(A)

… dB(A)

Motortoerental:

… min-1

… min-1

… min-1

2.   Resultaten van de uitlaatemissietests

Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: …

Variant/uitvoering: …

a)   Resultaten



CO

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

HC

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

NOx

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

Deeltjes

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

Gassen

… m-1

… m-1

… m-1

b)   Resultaten



CO

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

NOx

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

NMHC

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

CH4

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

Deeltjes

… g/kWh

… g/kWh

… g/kWh

3.   Geluidsniveau op oorhoogte van de bestuurder

Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: …



Variant/uitvoering:

 

… dB(A)

… dB(A)

… dB(A)

Gebruikte testmethode (bijlage I of II van Richtlijn 77/311/EEG van de Raad)

Aanhangsel 1

NUMMERING VAN EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIEREN

De goedkeuringsformulieren worden op de volgende wijze genummerd:

1.

Het goedkeuringsnummer bestaat bij goedkeuring van complete voertuigen uit vier delen en bij goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden uit vijf delen, zoals hieronder is aangegeven. De onderdelen en technische eenheden worden van een merkteken voorzien overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende bijzondere richtlijn. In alle gevallen worden de delen gescheiden door een sterretje *.

 Deel 1: De kleine letter „e” gevolgd door het kengetal van de lidstaat die de goedkeuring verleent:

 1 voor Duitsland; 2 voor Frankrijk; 3 voor Italië; 4 voor Nederland; 5 voor Zweden; 6 voor België; ►M1  7 voor Hongarije; 8 voor Tsjechië; ◄ 9 voor Spanje; 11 voor het Verenigd Koninkrijk; 12 voor Oostenrijk; 13 voor Luxemburg; 17 voor Finland; 18 voor Denemarken; ►M1  20 voor Polen; ◄ 21 voor Portugal; 23 voor Griekenland; 24 voor Ierland ►M1  ; 26 voor Slovenië; 27 voor Slowakije; 29 voor Estland; 32 voor Letland; 36 voor Litouwen; CY voor Cyprus; MT voor Malta ◄ .

 Deel 2: Het nummer van de basisrichtlijn: …

 Deel 3: Het nummer van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is: …

 

 Bij goedkeuringen van voertuigen is dit de laatste richtlijn waarbij één of meer artikelen van Richtlijn 2003/37/EG zijn gewijzigd.

 Bij goedkeuringen krachtens bijzondere richtlijnen is dit de laatste richtlijn waarin de bepalingen zijn opgenomen waaraan het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voldoet.

 Indien in een richtlijn verschillende implementatiedata voorkomen met verwijzing naar verschillende technische normen, wordt een letter uit het alfabet toegevoegd om aan te geven overeenkomstig welk technisch voorschrift de goedkeuring is verleend.

 Deel 4: Een uit vier cijfers bestaand volgnummer (eventueel beginnend met nullen) dat het basisgoedkeuringsnummer vormt. Het volgnummer van elke basisrichtlijn begint bij 0001.

 Deel 5: Een uit twee cijfers bestaand volgnummer (eventueel met een nul als eerste cijfer) om de uitbreiding aan te geven. De volgnummers beginnen voor elk basisgoedkeuringsnummer bij 00.

2.

Bij de typegoedkeuring van een voertuig wordt deel 2 weggelaten.

3.

Alleen op de voorgeschreven plaat (platen) wordt deel 5 weggelaten.

4.

Voorbeeld van de derde goedkeuring van een systeem (vooralsnog zonder uitbreidingen), afgegeven door Frankrijk overeenkomstig Richtlijn 80/720/EEG: e 2*80/720*88/414*0003*00

in geval van een richtlijn die in twee fasen (A en B) van toepassing wordt.

5.

Voorbeeld van de tweede uitbreiding van de vierde goedkeuring van een voertuig, afgegeven door het Verenigd Koninkrijk: e 11*97/54*0004*02

waarbij Richtlijn 97/54/EG de laatste richtlijn tot wijziging van de artikelen van de kaderrichtlijn is.

6.

Voorbeeld van het goedkeuringsnummer dat op de voorgeschreven plaat (platen) van het voertuig wordt gestempeld: e 11*97/54*0004.




BIJLAGE III

EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

DEEL I

MODELLEN

(Maximumformaat: A4 (210 mm × 297 mm) of tot A4-formaat gevouwen)

(Het certificaat moet op papier met briefhoofd van de fabrikant worden opgesteld om elke mogelijkheid tot vervalsing uit te sluiten. Hiertoe wordt het op door een beeldmerk in kleur of door een watermerk met het identificatiemerkteken van de fabrikant beschermd papier gedrukt.)

EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

voor complete/voltooide voertuigen ( 33 )

Bladzijde 1

Ondergetekende: …

(Volledige naam)

verklaart dat het voertuig:

0.1. Merk(en) (firmanaam): …

0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen): …

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven: …

0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging): …

0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats): …

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort: …

0.5. Naam en adres van de fabrikant: …

0.6. Plaats van de voorgeschreven platen: …

Fase 1: Basisvoertuig:

 Fabrikant: …

 Typegoedkeuringsnummer: …

 Datum: …

Fase 2:

 Fabrikant: …

 Typegoedkeuringsnummer: …

 Datum: …

Bladzijde 2

Identificatienummer van het voertuig: …

Numerieke of alfanumerieke identificatiecode: …

overeenkomstig het (de) in de goedkeuring(en) beschreven voertuigtype(n) in alle opzichten in overeenstemming is met het type zoals beschreven in

 Typegoedkeuringsnummer: …

 Datum: …

Het voertuig mag zonder verdere goedkeuringen permanent worden geregistreerd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer ( 34 ).

(Plaats)

(Datum)

(Handtekening)

(Positie in het bedrijf)

Bijgevoegde stukken (geldt alleen voor voertuigtypen met meerfasengoedkeuring): Certificaten van overeenstemming voor elke fase.

Bladzijde 3

A.   Complete/voltooide trekkers ( 35 )

1.  Algemene bouwwijze van de trekker

1.1. Aantal assen en aantal wielen (35)  …

waarvan:

1.1.3. aangedreven assen: …

1.1.4. geremde assen: …

1.4. Omkeerbare stuurplaats: ja/neen (35) 

1.6. De trekker is bestemd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer (35) 

2.  Massa's en afmetingen

2.1.1. Lege massa('s) van de rijklare trekker:

 Maximum: …

 Minimum: …

2.2.1. Maximummassa('s) van de trekker in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden:

2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen: …

2.2.3.1. Massa('s) en band(en):



As

nummer

Banden (maten)

Belastingindex

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as

Maximale verticale belasting op het koppelingspunt

1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2

 
 
 
 
 
 
 
 
 

3

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2.3. Extra gewichten (totale massa, materiaal, aantal): …

2.4. Technisch toelaatbare getrokken massa's:

2.4.1. Autonome aanhangwagen verwisselbare getrokken machine: … kg

2.4.2. Oplegger/als oplegger verwisselbare getrokken machine: … kg

Bladzijde 4

2.4.3. Middenasaanhangwagen verwisselbare getrokken machine: … kg

2.4.4. Technisch toelaatbare totale massa('s) van de combinatie trekker-aanhangwagen (afhankelijk van de diverse reminrichtingen van de aanhangwagen): … kg

2.4.5. Maximummassa van de aanhangwagen/verwisselbare getrokken machine die mag worden getrokken: … kg

2.4.6. Plaats van het koppelingspunt:

2.4.6.1. Hoogte van het koppelingspunt boven het wegdek:

2.4.6.1.1. Maximumhoogte: … mm

2.4.6.1.2. Minimumhoogte: … mm

2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: … mm

2.5. Wielbasis ( 36 ): … mm

2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte (36) : …/… mm

2.7.1. Lengte (36) : … mm

2.7.2. Breedte (36) : … mm

2.7.3. Hoogte (36) : … mm

3.  Motor

3.1.1. Merk: …

3.1.3. Middel tot identificatie van het type, wijze van aanbrenging en plaats: …

3.1.6. Werkingsprincipe:

 Elektrische ontsteking/compressieontsteking ( 37 ): …

 Directe inspuiting/indirecte inspuiting (37) : …

 Tweetakt/viertaktcyclus (37) : …

3.1.7. Brandstof:

Diesel/benzine/LPG/andere (37) 

3.2.1.2. Type: …

Typegoedkeuringsnummer: …

3.2.1.6. Aantal cilinders: …

3.2.1.7. Cilinderinhoud: … cm3

3.6. Nominaal motorvermogen: … kW bij … min-1 ( 38 )

3.6.1. Facultatief: vermogen bij de aftakas … kW (38)  bij … min-1 (genormaliseerd toerental PTO) (volgens code 1 of 2 van de OESO of ISO 789-1:1990)

Bladzijde 5

4.  Transmissie

4.5. Versnellingsbak:

Aantal versnellingen:

 Voor: …

 Achter: …

4.7. Berekende door de constructie bepaalde maximumsnelheid: … km/h

4.7.1. Gemeten maximumsnelheid: … km/h

7.  Stuurinrichting

7.1. Categorie van stuurinrichting: manueel/bekrachtigd/servo ( 39 )

8.  Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem): …

8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (één leiding): … kPa

8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (twee leidingen): … kPa

10.  Kantelbeveiligingen, beschutting tegen slechte weersomstandigheden, zitplaatsen, laadplatform

10.1. Frame/cabine (39) :

 Merk(en):
 EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):

10.1.3. Beugel:

 Vooraan/achteraan (39) 

 Inklapbaar/niet inklapbaar (39) 

 Merk(en):
 EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):

10.3.2. Zitplaats(en) voor meerijders:

Aantal: …

Bladzijde 6

10.4. Laadplatform:

10.4.1. Afmetingen: … mm

10.4.3. Technisch toelaatbare belasting: … kg

11.  Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

11.2. Facultatieve inrichtingen: …

12.  Diversen

12.2. Mechanische verbinding tussen trekker en aanhangwagen:

12.2.1. Type(n):
12.2.2. Merk(en):
12.2.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):
12.2.4. Maximale horizontale belasting (kg)
(Eventuele) maximale verticale belasting (kg)

12.3. Hydraulische hefinrichting — Driepuntsbevestiging: ja/neen ( 40 )

13.  Extern geluidsniveau

Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: …

13.1. Stilstaand: … dB(A)

13.2. Rijdend: … dB(A)

14.  Geluidsniveau op oorhoogte van de bestuurder ( 41 )

Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: … dB(A)

15.  Uitlaatgassen ( 42 )

Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: …

15.1. Testresultaten:



CO: … g/kWh

HC: … g/kWh

NOx: … g/kWh

Deeltjes: … g/kWh

Rook (x): … m–1

 

Bladzijde 7

15.2. Testresultaten ( 43 )



CO: … g/kWh

NOx: … g/kWh

NMHC: … g/kWh

CH4: … g/kWh

Deeltjes: … g/kWh

 

▼M1

16. Fiscaal vermogen of belastingklasseItalië:Duitsland:Luxemburg:België:Nederland:Griekenland:Denemarken:Ierland:Portugal:Verenigd Koninkrijk:Finland:Zweden:Oostenrijk:Estland:Cyprus:Tsjechië:Litouwen:Hongarije:Letland:Malta:Polen:Slovenië:Slowakije:Frankrijk:Spanje:

▼B

17.  Opmerkingen ( 44 ): …

Bladzijde 3

B.   Aanhangwagens voor de land- of bosbouw — compleet/voltooid ( 45 )

1.  Algemene bouwwijze van de aanhangwagen

1.1. Aantal assen en aantal wielen: …

waarvan:

1.1.4. geremde assen: …

2.  Massa's en afmetingen

2.1.1. Lege massa('s) in rijklare toestand:

 Maximum: …

 Minimum: …

2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van de aanhangwagen in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden: …

2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt: …

2.2.3.1. Massa('s) en band(en):



As

nummer

Banden (maten)

Belastingindex

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as

Maximale verticale belasting op het koppelingspunt

1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2

 
 
 
 
 
 
 
 
 

3

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2.4.6. Plaats van het koppelingspunt:

2.4.6.1. Hoogte van het koppelingspunt boven het wegdek:

2.4.6.1.1. Maximumhoogte: … mm

2.4.6.1.2. Minimumhoogte: … mm

Bladzijde 4

2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: … mm

2.5. Wielbasis: … mm ( 46 )

2.5.1.2. Afstand tussen de hartlijn van het koppelingspunt en de achterzijde van de oplegger: … mm

2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: …/… mm (46) 

2.7.2.1. Lengte (46) : … mm

2.7.2.1.1. Lengte van de laadvloer: … mm

2.7.2.2. Breedte (46) : … mm

8.  Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem): …

Niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging ( 47 )

8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (één leiding): … kPa

8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (twee leidingen): … kPa

11.  Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen: …

12.  Diversen

12.2. Mechanische verbinding tussen trekker en aanhangwagen:

12.2.1. Type(n):
12.2.2. Merk(en):
12.2.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):
12.2.4. Maximale horizontale belasting (kg)
(Eventuele) maximale verticale belasting (kg)

Bladzijde 5

▼M1

16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)Italië:Duitsland:Luxemburg:België:Nederland:Griekenland:Denemarken:Ierland:Portugal:Verenigd Koninkrijk:Finland:Zweden:Oostenrijk:Estland:Cyprus:Tsjechië:Litouwen:Hongarije:Letland:Malta:Polen:Slovenië:Slowakije:Frankrijk:Spanje:

▼B

17.  Opmerkingen ( 48 ): …

Bladzijde 3

C.   Verwisselbare getrokken machines — compleet/voltooid ( 49 )

1.  Algemene bouwwijze van de verwisselbare getrokken machine

1.1. Aantal assen en aantal wielen: …

waarvan:

1.1.4. geremde assen: …

2.  Massa's en afmetingen

2.1.1. Lege massa('s) van de trekker in rijklare toestand:

 Maximum: …

 Minimum: …

2.2.1. Maximummassa('s) van de verwisselbare getrokken machine in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden: …

2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen: …

2.2.3.1. Massa('s) en band(en):



As

nummer

Banden (maten)

Belastingindex

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as

Maximale verticale belasting op het koppelingspunt

1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2

 
 
 
 
 
 
 
 
 

3

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2.4.6. Plaats van het koppelingspunt:

2.4.6.1. Hoogte van het koppelingspunt boven het wegdek:

2.4.6.1.1. Maximumhoogte: … mm

2.4.6.1.2. Minimumhoogte: … mm

Bladzijde 4

2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: … mm

2.5. Wielbasis: … mm ( 50 )

2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: …/… mm (50) 

2.7.1. Lengte: … mm (50) 

2.7.2. Breedte: … mm (50) 

2.7.3. Hoogte: … mm (50) 

8.  Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem): …

Niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging ( 51 )

8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (één leiding): … kPa

8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (twee leidingen): … kPa

10.  Kantelbeveiligingen, beschutting tegen slechte weersomstandigheden, zitplaatsen, laadplatform

10.4. Laadplatform:

10.4.1. Afmetingen: … mm

10.4.3. Technisch toelaatbare belasting: … kg

11.  Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen: …

12.  Diversen

12.2. Mechanische verbinding tussen de trekker en de verwisselbare getrokken machine:

12.2.1. Type(n):
12.2.2. Merk(en):
12.2.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):
12.2.4. Maximale horizontale belasting (kg)
(Eventuele) maximale verticale belasting (kg)

Bladzijde 5

▼M1

16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)Italië:Duitsland:Luxemburg:België:Nederland:Griekenland:Denemarken:Ierland:Portugal:Verenigd Koninkrijk:Finland:Zweden:Oostenrijk:Estland:Cyprus:Tsjechië:Litouwen:Hongarije:Letland:Malta:Polen:Slovenië:Slowakije:Frankrijk:Spanje:

▼B

17.  Opmerkingen ( 52 ): …

DEEL II

Modellen

(Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm) of tot A4-formaat gevouwen)

(Het certificaat moet op papier met briefhoofd van de fabrikant worden opgesteld om elke mogelijkheid tot vervalsing uit te sluiten. Hiertoe wordt het op door een beeldmerk in kleur of door een watermerk met het identificatiemerkteken van de fabrikant beschermd papier gedrukt.)

EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

voor incomplete voertuigen

Bladzijde 1

Ondergetekende: …

(Volledige naam)

verklaart dat het voertuig:

0.1. Merk(en) (firmanaam): …

0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen): …

0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3. Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en inscripties (foto's of tekeningen):

0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging): …

0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats): …

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort: …

0.5. Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig: …

Naam en adres van de fabrikant van de laatste bouwfase van het voertuig ( 53 ): …

0.6. Plaats van de voorgeschreven platen:

Identificatienummer van het voertuig: …

Numerieke of alfanumerieke identificatiecode: …

overeenkomstig het (de) in de goedkeuring(en) beschreven voertuigtype(n) (53) 

Fase 1: Basisvoertuig:

 Fabrikant: …

 Typegoedkeuringsnummer: …

 Datum: …

Bladzijde 2

Fase 2:

 Fabrikant: …

 Typegoedkeuringsnummer: …

 Datum: …

in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in:

Typegoedkeuringsnummer: …

Datum: …

Het voertuig mag zonder verdere goedkeuringen permanent worden geregistreerd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer ( 54 ).

(Plaats)

(Datum)

(Handtekening)

(Positie in het bedrijf)

Bijgevoegde stukken: Certificaten van overeenstemming voor elke fase.

Bladzijde 3

A.   Aanhangwagens voor de land- of bosbouw — incompleet

1.  Algemene bouwwijze van de aanhangwagen

1.1. Aantal assen en aantal wielen: …

waarvan: …

1.1.4. geremde assen: …

2.  Massa's en afmetingen

2.1.1. Massa('s) van het chassis zonder opbouw:

 Maximum: …

 Minimum: …

2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van de aanhangwagen in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden: …

2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt: …

2.2.3.1. Massa('s) en band(en):



As

nummer

Banden (maten)

Belastingindex

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as

Maximale verticale belasting op het koppelingspunt

1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2

 
 
 
 
 
 
 
 
 

3

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2.4.6. Plaats van het koppelingspunt:

2.4.6.1. Hoogte van het koppelingspunt boven het wegdek:

2.4.6.1.1. Maximumhoogte: … mm

2.4.6.1.2. Minimumhoogte: … mm

Bladzijde 4

2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: … mm

2.5. Wielbasis: … mm ( 55 )

2.5.1.2. Afstand tussen de hartlijn van het koppelingspunt en de achterzijde van de oplegger: … mm

2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: …/… mm (55) 

2.7.1.1. Lengte (55) : … mm

2.7.1.1.1. Toelaatbare maximumlengte van de voltooide aanhangwagen: … mm

2.7.1.2. Breedte ( 56 ): … mm

2.7.1.2.1. Toelaatbare minimumlengte van de voltooide aanhangwagen: … mm (56) 

2.7.1.7. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de voltooide aanhangwagen: … mm

8.  Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

Niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging ( 57 )

8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (één leiding): … kPa

8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (twee leidingen): … kPa

11.  Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen: …

12.  Diversen

12.2. Mechanische verbinding tussen trekker en aanhangwagen:

12.2.1. Type(n):
12.2.2. Merk(en):
12.2.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):
12.2.4. Maximale horizontale belasting (kg)
(Eventuele) maximale verticale belasting (kg)

Bladzijde 5

▼M1

16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)Italië:Duitsland:Luxemburg:België:Nederland:Griekenland:Denemarken:Ierland:Portugal:Verenigd Koninkrijk:Finland:Zweden:Oostenrijk:Estland:Cyprus:Tsjechië:Litouwen:Hongarije:Letland:Malta:Polen:Slovenië:Slowakije:Frankrijk:Spanje:

▼B

17.  Opmerkingen ( 58 ): …

Bladzijde 3

B.   Verwisselbare getrokken machines — niet compleet

1.  Algemene bouwwijze van de verwisselbare getrokken machine

1.1. Aantal assen en aantal wielen: …

waarvan:

1.1.4. geremde assen: …

2.  Massa's en afmetingen

2.1.1. Massa('s) van het chassis zonder opbouw:

 Maximum: …

 Minimum: …

2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van de verwisselbare getrokken machine in beladen toestand volgens het type luchtbanden: …

2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt: …

2.2.3.1. Massa('s) en band(en):



As

nummer

Banden (maten)

Belastingindex

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as

Maximale verticale belasting op het koppelingspunt

1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

2

 
 
 
 
 
 
 
 
 

3

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2.4.6. Plaats van het koppelingspunt:

2.4.6.1. Hoogte van het koppelingspunt boven het wegdek:

2.4.6.1.1. Maximumhoogte: … mm

2.4.6.1.2. Minimumhoogte: … mm

Bladzijde 4

2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: … mm

2.5. Wielbasis: … mm (58) 

2.5.1.2. Afstand tussen de hartlijn van het koppelingspunt en de achterzijde van de oplegger: … mm

2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: …/… mm (58) 

2.7.1.1. Lengte (58) : … mm

2.7.1.1.1. Toelaatbare maximumlengte van het voltooide voertuig: … mm

2.7.1.2. Breedte (58) : … mm

2.7.1.2.1. Toelaatbare maximumbreedte van het voltooide voertuig: … mm

2.7.1.7. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: … mm

8.  Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

Niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging ( 59 )

8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (één leiding): … kPa

8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (twee leidingen): … kPa

11.  Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen: …

12.  Diversen

12.2. Mechanische verbinding tussen de trekker en het voertuig:

12.2.1. Type(n):
12.2.2. Merk(en):
12.2.3. EG-onderdeel-typegoedkeuringsmerk(en):
12.2.4. Maximale horizontale belasting (kg)
(Eventuele) maximale verticale belasting (kg)

Bladzijde 5

▼M1

16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)Italië:Duitsland:Luxemburg:België:Nederland:Griekenland:Denemarken:Ierland:Portugal:Verenigd Koninkrijk:Finland:Zweden:Oostenrijk:Estland:Cyprus:Tsjechië:Litouwen:Hongarije:Letland:Malta:Polen:Slovenië:Slowakije:Frankrijk:Spanje:

▼B

17.  Opmerkingen: ( 60 ) …




BIJLAGE IV

PROCEDURES MET BETREKKING TOT DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

1.   EERSTE BEOORDELING

1.1. Alvorens goedkeuring te verlenen controleert de goedkeuringsinstantie van een lidstaat of er voldoende maatregelen en procedures zijn voor een effectieve controle, zodat de geproduceerde onderdelen, systemen, technische eenheden en voertuigen overeenstemmen met het goedgekeurde type.

1.2. De goedkeuringsinstantie controleert of naar behoren aan het voorschrift van punt 1.1 is voldaan. Deze controle kan echter ook namens de goedkeuringsinstantie door de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat worden verricht. In dat geval stelt de laatstgenoemde instantie een verklaring van overeenstemming op waarin de plaatsen en productiefaciliteiten staan vermeld die van belang worden geacht voor het (de) goed te keuren product(en).

1.3. De goedkeuringsinstantie aanvaardt dat aan de voorschriften van punt 1.1 is voldaan wanneer de fabrikant over een certificatie beschikt volgens welke hij voldoet aan de geharmoniseerde norm EN ISO 9001: 2000, waarbij een uitzondering kan worden gemaakt voor de voorschriften betreffende de concepten van ontwerp en ontwikkeling, punt 7.3 „Customer satisfaction and continual improvement” (waaronder het (de) goed te keuren product(en) valt (vallen)) of aan een daarmee gelijkstaande officiële norm. De fabrikant verschaft alle nodige gegevens over de registratie en verbindt zich ertoe de goedkeuringsinstantie op de hoogte te brengen wanneer de geldigheid of het toepassingsgebied wordt gewijzigd.

1.4. Na ontvangst van een aanvraag van de bevoegde instantie van een andere lidstaat, verstuurt de goedkeuringsinstantie onverwijld de in de laatste zin van punt 1.2 genoemde verklaring van overeenstemming of deelt zij mee dat zij geen verklaring kan afgeven.

2.   OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

2.1.

Ieder(e) voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid waarvoor krachtens deze richtlijn of een bijzondere richtlijn goedkeuring is verleend, moet zo zijn vervaardigd dat het/zij overeenstemt met het goedgekeurde type en met name voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn of van een op de volledige lijst van bijlage II, deel B, voorkomende bijzondere richtlijnen.

2.2.

De goedkeuringsinstantie van een lidstaat controleert op het moment van verlening van goedkeuring of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij iedere goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds overeenstemming is met het goedgekeurde type, waartoe, indien van toepassing, ook de in de bijzondere richtlijnen vermelde tests behoren.

2.3.

De houder van de goedkeuring dient met name:

2.3.1. ervoor te zorgen dat er procedures zijn voor een doeltreffende controle van de overeenstemming van producten (voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden) met het goedgekeurde type;

2.3.2. toegang te hebben tot de test- of andere apparatuur die nodig is om de overeenstemming met ieder goedgekeurd type te controleren;

2.3.3. ervoor te zorgen dat de resultaten en gegevens van tests worden vastgelegd en dat de bijgevoegde documenten gedurende een in overleg met de goedkeuringsinstantie vastgestelde periode beschikbaar blijven. Deze periode duurt ten hoogste tien jaar;

2.3.4. de resultaten van iedere soort test te analyseren om te controleren of en ervoor te zorgen dat de eigenschappen van het product stabiel blijven, daarbij rekening houdend met de bepaalde toleranties die inherent zijn aan de industriële productie;

2.3.5. ervoor te zorgen dat voor iedere soort product ten minste de in deze richtlijn voorgeschreven controles worden verricht, alsmede de tests die zijn voorgeschreven in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage II;

2.3.6. ervoor te zorgen dat, wanneer een stel monsters of onderdelen bij de desbetreffende soort test niet in overeenstemming blijkt te zijn, er een nieuwe bemonstering en nieuwe tests volgen. Alle nodige stappen dienen te worden genomen om de overeenstemming van de desbetreffende productie te herstellen.

2.3.7. Bij goedkeuring van een voertuig worden alleen die controles van punt 2.3.5 verricht waarmee kan worden nagegaan of de voor de goedkeuring vereiste specificaties in acht zijn genomen.

2.4.

De instantie die de goedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in ieder productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor de controle van de overeenstemming verifiëren. De normale frequentie waarmee deze controles plaatsvinden, dient te zijn afgestemd op eventuele afspraken die krachtens punt 1.2 of 1.3 zijn gemaakt, en de garantie te bieden dat de desbetreffende controles worden geëvalueerd na een periode die afhankelijk is van het door de goedkeuringsinstantie gestelde vertrouwen.

2.4.1. Bij iedere inspectie moeten de test- en productiegegevens ter beschikking worden gesteld van de bezoekende inspecteur.

2.4.2. Indien de aard van de test dat toestaat, mag de inspecteur willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant (of in dat van de technische dienst, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft) moeten worden getest. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald aan de hand van de resultaten van de door de fabriek zelf verrichte keuring.

2.4.3. Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt of indien het nodig blijkt de geldigheid van de op grond van punt 2.4.2 uitgevoerde tests te verifiëren, selecteert de inspecteur monsters die worden gezonden naar de technische dienst die de goedkeuringstests heeft verricht.

2.4.4. De goedkeuringsinstantie mag iedere controle of test uitvoeren die in deze richtlijn dan wel in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage II, deel B, is voorgeschreven.

2.4.5. Wanneer de tijdens een inspectie verkregen resultaten onbevredigend zijn, zorgt de goedkeuringsinstantie ervoor dat alle nodige maatregelen worden genomen om de overeenstemming van de productie zo snel mogelijk te herstellen.




BIJLAGE V

A.   BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES



Categorie

Aantal voertuigen (voor ieder type)

T

150

C

50

R

75

S

50

B.   BEPERKINGEN VOOR RESTANTVOORRADEN VAN VOERTUIGEN

Het aantal voertuigen van één of meer typen, dat in een lidstaat overeenkomstig de procedure van artikel 10, in bedrijf wordt gesteld, mag ten hoogste 10 % bedragen van de voertuigen van alle desbetreffende typen die in de twee voorafgaande jaren in die lidstaat in bedrijf zijn gesteld, doch niet minder dan 20 exemplaren.

Op het certificaat van overeenstemming van de volgens deze procedure in bedrijf gestelde voertuigen wordt een speciale vermelding aangebracht.




BIJLAGE VI

LIJST VAN EG-TYPEGOEDKEURINGEN KRACHTENS BIJZONDERE RICHTLIJNEN

Dienststempel

Lijstnummer: …

Bestrijkt de periode van … tot …

Met betrekking tot iedere in deze periode verleende, geweigerde of ingetrokken goedkeuring worden de volgende gegevens verstrekt:

Fabrikant: …

Typegoedkeuringsnummer: …

Merk: …

Type: …

Datum van afgifte: …

Datum van eerste afgifte (in geval van uitbreidingen): …




BIJLAGE VII

PROCEDURES VOOR DE MEERFASEN-EG-TYPEGOEDKEURING

1.   ALGEMEEN

1.1.

Het goede verloop van een meerfasen-EG-typegoedkeuring hangt af van samenwerking door alle betrokken fabrikanten. Met het oog hierop zorgen de goedkeuringsinstanties ervoor dat er, voordat goedkeuring aan de eerste of een latere fase wordt verleend, goede afspraken zijn gemaakt tussen de betrokken fabrikanten wat betreft de levering en uitwisseling van documenten en gegevens, zodat het voltooide voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van alle desbetreffende bijzondere richtlijnen in bijlage II, deel B.

Deze informatie omvat gegevens met betrekking tot relevante goedkeuringen van systemen, onderdelen en technische eenheden, alsmede van voertuigdelen die bij het incomplete voertuig behoren, maar nog niet zijn goedgekeurd.

1.2.

De in deze bijlage bedoelde goedkeuringen worden verleend naar gelang van de staat van voltooiing van het voertuigtype en omvatten alle voor eerdere fasen verleende goedkeuringen.

1.3.

Iedere bij een meerfasengoedkeuring betrokken fabrikant is verantwoordelijk voor de goedkeuring en overeenstemming van de productie van alle systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die door hem zijn vervaardigd dan wel toegevoegd in de voorafgaande bouwfase. Hij is niet verantwoordelijk voor delen die in een eerdere fase zijn goedgekeurd, behalve wanneer hij de desbetreffende delen zo sterk wijzigt dat de eerder verleende goedkeuring ongeldig wordt.

2.   PROCEDURES

Wanneer een aanvraag overeenkomstig artikel 4, lid 2, wordt ingediend, gaat de EG-typegoedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a) Zij controleert of alle bijzondere-richtlijngoedkeuringen van toepassing zijn op de relevante norm in de bijzondere richtlijn;

b) zij zorgt ervoor dat alle relevante gegevens, naar gelang van de staat van voltooiing van het voertuig, in het informatiedossier worden opgenomen;

c) zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de voertuigspecificatie(s) en de gegevens van deel I van het informatiedossier ook in de informatiepakketten en/of de krachtens bijzondere richtlijnen afgegeven EG-goedkeuringsformulieren zijn opgenomen. Wanneer voor een voltooid voertuig een nummer van een punt van deel I van het informatiedossier niet voorkomt in het informatiepakket bij een bijzondere richtlijn, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

d) zij inspecteert delen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren voertuigtype, of laat deze inspecteren, om na te gaan of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens van het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot de bijzondererichtlijngoedkeuringen;

e) indien van toepassing controleert zij de installatie van technische eenheden of laat zij deze controles verrichten.

3.   AANTAL TE INSPECTEREN VOERTUIGEN

Het aantal in de zin van punt 2, onder d), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om een passende controle mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties, rekening houdend met de staat van voltooiing van het voertuig en volgens onderstaande criteria:

 motor,

 versnellingsbak,

 aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding),

 gestuurde assen (aantal en plaats),

 geremde assen (aantal),

 kantelbeveiliging.

4.   IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

In de tweede en in latere fasen brengt iedere fabrikant, ter aanvulling van de bij Richtlijn 89/173/EEG van de Raad van 21 december 1988 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende bepaalde onderdelen en kenmerken van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen ( 61 ) voorgeschreven plaat, nog een plaat op het voertuig aan.

Deze plaat wordt vast bevestigd op een in het oog springende en gemakkelijk toegankelijke plaats op een onderdeel dat normaal niet wordt vervangen. Hierop moeten duidelijk en onuitwisbaar in de onderstaande volgorde de volgende gegevens worden vermeld:

 de naam van de fabrikant;

 de delen 1, 3 en 4 van het goedkeuringsnummer;

 de goedkeuringsfase;

 het serienummer van het voertuig;

 de toelaatbare maximummassa van het volbelaste voertuig;

 de maximaal getrokken massa;

 de toelaatbare maximummassa van de volbelaste voertuigcombinatie (indien het voertuig geschikt is voor het trekken van een aanhangwagen) ( 62 );

 de toelaatbare maximummassa op iedere as; assen in volgorde van voor naar achter vermelden (62) ;

 de maximale verticale belasting op het koppelingspunt (62) .




BIJLAGE VIII

CONCORDANTIETABEL



Richtlijn 74/150/EEG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 4, lid 4

Artikel 5, leden 2 en 3

Artikel 6

Artikel 6, leden 1 tot en met 3

Artikel 5

Artikel 6, lid 4

Artikel 10

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 15

Artikel 7, lid 2, tweede alinea

Artikel 16, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 16, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 14

Artikel 8, lid 3

Artikel 9

Artikel 15

Artikel 9 bis

Artikel 4, lid 1

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 19

Artikelen 12 en 13

Artikel 20

Artikel 14

Artikel 18

Artikel 15

Artikel 22

Artikel 16

Artikel 26

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III



( 1 ) PB C 151 E van 25.6.2002, blz. 1.

( 2 ) PB C 221 van 17.9.2002, blz. 5.

( 3 ) Advies van het Europees Parlement van 9 april 2002 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 december 2002 (PB C 84 E van 8.4.2003, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 8 april 2003 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

( 4 ) PB L 84 van 28.3.1974, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/3/EG van de Commissie (PB L 28 van 30.1.2001, blz. 1).

( 5 ) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/116/EG van de Commissie (PB L 18 van 21.1.2002, blz. 1).

( 6 ) PB L 225 van 10.8.1992, blz. 72. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1).

( 7 ) PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.

( 8 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 9 ) Voor iedere goedgekeurde inrichting kan een beschrijving worden vervangen door een verwijzing naar de goedkeuring. Een beschrijving is evenmin vereist voor elk onderdeel waarvan de constructie duidelijk op de bijgevoegde schema's of tekeningen is weergegeven.Voor ieder punt waarvoor tekeningen of foto's moeten worden bijgevoegd, nummers van de bijbehorende bijgevoegde stukken aangeven.

( 10 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 11 ) Ingedeeld aan de hand van de definities van bijlage II, hoofdstuk A, van Richtlijn 2003/37/EG.

( 12 ) Normen ISO 612:1978 en ISO 1176:1990.

( 13 ) De gevraagde gegevens dienen voor alle varianten te worden verstrekt.

( 14 ) De massa van de bestuurder wordt gesteld op 75 kg.

( 15 ) Norm ISO 612:1978 (punt 6.4).

( 16 ) Norm ISO 4004:1983.

( 17 ) Norm ISO 612:1978 (punt 6.1).

( 18 ) Norm ISO 612:1978 (punt 6.2).

( 19 ) Norm ISO 612:1978 (punt 6.3).

( 20 ) Norm ISO 612:1978 (punt 6.6).

( 21 ) Norm ISO 612:1978 (punt 6.7).

( 22 ) Norm ISO 612:1978 (punt 8).

( 23 ) Norm ISO 612-9:1978.

( 24 ) Een tolerantie van 5 % is toegestaan. Bij deze bepaling moet een gemeten maximumsnelheid van ten hoogste 43 km/h in acht worden genomen, met inbegrip van de tolerantie van 3 km/h (zie Richtlijn 98/89/EG).

( 25 ) Norm ISO 789-3:1993.

( 26 ) Voor elke reminrichting vermelden:

 type en aard van de remmen (maatschets) (trommelremmen, schijfremmen enz., geremde wielen, verbinding met de geremde wielen, remvoeringen met vermelding van aard en effectief remoppervlak, straal van trommels, schoenen of schijven, gewicht van trommels, bijstelinrichtingen);

 overbrenging en bediening (schema bijvoegen) (constructie, bijstelling, hefboomkrachtverhoudingen, toegankelijkheid van het bedieningsorgaan en plaats ervan, het palmechanisme bij mechanische overbrenging, kenmerken van de voornaamste onderdelen van het remstangenstelsel, hoofdremcilinders en bedieningszuigers, wielremcilinders).

( 27 ) Waarden ten opzichte van de mechanische sterkte van de koppelinrichting.

( 28 ) Gegevens die vermeld zijn op het goedkeuringsformulier van de betrokken inrichting behoeven hier niet te worden herhaald.

( 29 ) Voor trekkers met omkeerbare stuurplaats (zitplaats en stuurwiel) moet de as met banden met de grootste diameter als de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as worden beschouwd.

( 30 ) Overeenkomstig norm ISO 789-6:1982.

( 31 ) In overeenstemming met ISO-norm 789-6:1982.

( 32 ) Indien van toepassing.

( 33 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 34 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 35 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 36 ) Minimumwaarden opgeven.

( 37 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 38 ) De gebruikte testmethode vermelden.

( 39 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 40 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 41 ) De gebruikte testmethode vermelden.

( 42 ) Minimumwaarden opgeven.

( 43 ) Indien van toepassing.

( 44 ) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

( 45 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 46 ) Minimumwaarden opgeven.

( 47 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 48 ) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

( 49 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 50 ) Minimumwaarden opgeven.

( 51 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 52 ) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

( 53 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 54 ) Minimumwaarden opgeven.

( 55 ) Minimumwaarden opgeven.

( 56 ) Minimumwaarden opgeven.

( 57 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 58 ) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

( 59 ) Doorhalen wat niet van toepassing is.

( 60 ) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

( 61 ) PB L 67 van 10.3.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/1/EG van de Commissie (PB L 21 van 26.1.2000, blz. 16).

( 62 ) Alleen indien de waarde is veranderd tijdens de betrokken goedkeuringsfase.