2003E0873 — NL — 15.02.2007 — 002.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2003/873/GBVB VAN DE RAAD

van 8 december 2003

houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

(PB L 326, 13.12.2003, p.46)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2004/534/GBVB VAN DE RAAD van 28 juni 2004

  L 234

18

3.7.2004

 M2

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/99/GBVB VAN DE RAAD van 2 februari 2005

  L 31

73

4.2.2005

►M3

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/587/GBVB VAN DE RAAD van 28 juli 2005

  L 199

99

29.7.2005

►M4

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/796/GBVB VAN DE RAAD van 14 november 2005

  L 300

64

17.11.2005

 M5

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2006/119/GBVB VAN DE RAAD van 20 februari 2006

  L 49

8

21.2.2006

 M6

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2007/110/GBVB VAN DE RAAD van 15 februari 2007

  L 46

71

16.2.2007




▼B

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2003/873/GBVB VAN DE RAAD

van 8 december 2003

houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 10 december 2002 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2002/965/GBVB ( 1 ) vastgesteld houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

(2)

Bij het Gemeenschappelijk Optreden 2003/445/GBVB ( 2 ) is het mandaat van de speciale vertegenwoordiger verlengd tot en met 31 december 2003.

(3)

Bij het Gemeenschappelijk Optreden 2003/537/GBVB heeft de Raad besloten ambassadeur Marc OTTE te benoemen tot de nieuwe speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

(4)

Uit een hernieuwd onderzoek van Gemeenschappelijk Optreden 2002/965/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger verlengd moet worden.

(5)

Op 17 november 2003 heeft de Raad een handleiding aangenomen inzake de benoeming, het mandaat en de financiering betreffende de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:



Artikel 1

Het mandaat van de heer Marc OTTE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten wordt verlengd.

Artikel 2

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten.

Deze doelstellingen zijn:

a) een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de Resoluties 242, 338, 1397 en 1402 van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen van de Conferentie van Madrid;

b) een oplossing langs de lijnen Israël-Syrië en Israël-Libanon;

c) een billijke oplossing voor het complexe vraagstuk van Jeruzalem en een rechtvaardige, levensvatbare en overeengekomen oplossing van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen;

d) een spoedige bijeenroeping van een vredesconferentie, die zowel politieke en economische aspecten als aangelegenheden inzake veiligheid dient te behandelen, de parameters van een politieke oplossing dient te bevestigen en een realistisch en duidelijk omschreven tijdschema dient op te stellen;

▼M4

e) de totstandbrenging van een duurzame en doeltreffende politiestructuur onder Palestijns gezag die aan de hoogste internationale normen voldoet, in samenwerking met de programma’s van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw en andere internationale inspanningen in de ruimere context van de veiligheidssector, met inbegrip van de hervorming van het strafrechtstelsel.

▼B

Deze doeleinden zijn gebaseerd op het streven van de Europese Unie om:

a) met de partijen en met de partners in de internationale gemeenschap samen te werken, in het bijzonder binnen het kader van het Midden-Oosten-Kwartet, teneinde al het mogelijke te doen met het oog op vrede en een redelijke toekomst voor alle mensen in de regio;

b) bijstand te blijven verlenen aan de hervorming van het Palestijnse veiligheidssysteem, spoedige verkiezingen en politieke en administratieve hervormingen;

c) ten volle bij te dragen aan het bewerkstelligen van vrede, alsmede aan de wederopbouw van de Palestijnse economie als een integrerend onderdeel van regionale ontwikkeling.

De SVEU ondersteunt de werkzaamheden van de hoge vertegenwoordiger in het gebied, mede in het kader van het Midden-Oosten-Kwartet.

Artikel 3

Teneinde deze beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, krijgt de SVEU het mandaat om als volgt te handelen:

a) een actieve en efficiënte bijdrage van de Europese Unie te leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina en van het conflict Israël-Syrië en Israël-Libanon;

b) nauwe contacten te vergemakkelijken en te onderhouden met alle partijen bij het vredesproces in het Midden-Oosten, met andere landen in de regio, de leden van het Midden-Oosten-Kwartet en andere betrokken landen en met de Verenigde Naties en andere betrokken internationale organisaties, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

c) te zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Europese Unie, ter plaatse en in bevoegde internationale fora, en bij te dragen aan crisisbeheersing en -preventie;

d) de vredesonderhandelingen tussen de partijen waar te nemen en te ondersteunen en in voorkomend geval advies en goede diensten van de Europese Unie aan te bieden;

e) desgevraagd bij te dragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden ingeval men zich niet houdt aan de voorwaarden van deze overeenkomsten;

f) bijzondere aandacht te schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces in het Midden-Oosten;

g) constructieve gesprekken te voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat;

h) verslag uit te brengen over de mogelijkheden voor interventie van de Europese Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het beste uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Europese Unie en de lopende activiteiten van de Europese Unie in verband met het vredesproces in het Midden-Oosten, zoals de bijdrage van de Europese Unie aan de Palestijnse hervormingen, waaronder de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Europese Unie;

i) toezicht te houden op handelingen van de partijen met betrekking tot de uitvoering van de routekaart en vraagstukken die het resultaat van de onderhandelingen betreffende de permanente status nadelig zouden kunnen beïnvloeden, opdat het Midden-Oosten-Kwartet de naleving door de partijen beter kan beoordelen.

j) het vergemakkelijken van de samenwerking bij veiligheidsvraagstukken en binnen het op 9 april 1998 ingestelde Permanent Veiligheidscomité van de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit alsmede op andere wijzen de samenwerking inzake veiligheidsvraagstukken te vergemakkelijken;

k) bij te dragen aan een beter begrip van de rol van de Europese Unie onder de opinieleiders in de regio;

l) het ontwikkelen en uitvoeren van een EU-programma inzake veiligheidsvraagstukken. Daartoe kan de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie worden bijgestaan door een deskundige belast met de praktische uitvoering van operationele projecten met betrekking tot veiligheidsvraagstukken;

▼M4

m) indien nodig sturing te geven aan het hoofd van de missie/directeur van politie van de politiemissie van de Europese Unie in de Palestijnse Gebieden (EU COPPS).

▼B

Artikel 4

1.  De SVEU is, onder het gezag en de operationele leiding van de hoge vertegenwoordiger, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU dient voor alle uitgaven verantwoording af te leggen aan de Commissie.

2.  Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

▼M3

1.  Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 560 000 EUR.

▼B

2.  De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie, met dien verstande dat voorfinanciering niet de eigendom blijft van de Gemeenschap.

3.  Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie.

4.  Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten verlenen in voorkomend geval logistieke steun in de regio.

▼M1

5.  Materieel en leveringen voor het bureau in Brussel van de SVEU voor het vredesproces in het Midden-Oosten worden op naam en voor rekening van de Europese Unie gekocht of gehuurd.

▼B

Artikel 6

1.  Binnen de beperkingen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU zal het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team meedelen.

2.  De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU gedetacheerd wordt, komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie.

3.  Alle A-ambten die niet via detachering vervuld worden, worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en eveneens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen teneinde de best gekwalificeerde kandidaten aan te werven.

4.  De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 7

De SVEU brengt in de regel persoonlijk verslag uit aan de hoge vertegenwoordiger en het PVC, alsook eventueel aan de betrokken groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de hoge vertegenwoordiger en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Artikel 8

Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de hoge vertegenwoordiger, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEU's brengen regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 9

De uitvoering van het gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. Twee maanden voor de afloop van het mandaat legt de SVEU een uitvoerig schriftelijk verslag over de uitvoering van het mandaat voor aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. Dit verslag vormt de basis voor de beoordeling van het gemeenschappelijk optreden in de betrokken groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de hoge vertegenwoordiger aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 10

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op 1 januari 2004.

Het is van toepassing tot en met 30 juni 2004.

Artikel 11

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.



( 1 ) PB L 334 van 11.12.2002, blz. 11. Gemeenschappelijk Optreden laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2003/537/GBVB (PB L 184 van 23.7.2003, blz. 45).

( 2 ) PB L 150 van 18.6.2003, blz. 70.