2002R2342 — NL — 01.05.2007 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 2342/2002 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2002

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

(PB L 357, 31.12.2002, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1261/2005 VAN DE COMMISSIE van 20 juli 2005

  L 201

3

2.8.2005

►M2

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1248/2006 VAN DE COMMISSIE van 7 augustus 2006

  L 227

3

19.8.2006

►M3

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 478/2007 VAN DE COMMISSIE van 23 april 2007

  L 111

13

28.4.2007


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 345, 28.12.2005, blz. 35  (2342/02)




▼B

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 2342/2002 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2002

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

INHOUD

DEEL 1

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

TITEL I

DOEL

TITEL II

BEGROTINGSBEGINSELEN

Hoofdstuk 1

Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel

Hoofdstuk 2

Jaarperiodiciteitsbeginsel

Hoofdstuk 3

(Hoofdstuk 4 van het Financieel Reglement) rekeneenheidsbeginsel

Hoofdstuk 4

(Hoofdstuk 5 van het Financieel Reglement) universaliteitsbeginsel

Hoofdstuk 5

(Hoofdstuk 6 van het Financieel Reglement) specialiteitsbeginsel

Hoofdstuk 6

(Hoofdstuk 7 van het Financieel Reglement) beginsel van goed financieel beheer

Hoofdstuk 7

(Hoofdstuk 8 van het Financieel Reglement) doorzichtigheidsbeginsel

TITEL III

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

Hoofdstuk 1

Opstelling van de begroting

Hoofdstuk 2

Structuur en inrichting van de begroting

TITEL IV

UITVOERING VAN DE BEGROTING

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2

Wijze van uitvoering

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Afdeling 2

Bijzondere bepalingen

Hoofdstuk 3

Financiële actoren

Afdeling 1

Rechten en verplichtingen van de financiële actoren

Afdeling 2

Ordonnateur

Afdeling 3

Rekenplichtige

Afdeling 4

Beheerder van gelden ter goede rekening

Hoofdstuk 4

Verantwoordelijkheid van de financiële actoren

Afdeling 1

Algemene Regels

Afdeling 2

Regels betreffende de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs

Hoofdstuk 5

Ontvangsten

Afdeling 1

Eigen middelen

Afdeling 2

Raming van schuldvorderingen

Afdeling 3

Vaststelling van schuldvorderingen

Afdeling 4

Invorderingsopdracht

Afdeling 5

Inning

Hoofdstuk 6

Uitgaven

Afdeling 1

Vastlegging

Afdeling 2

Betaalbaarstelling

Afdeling 3

Betalingsopdracht

Afdeling 4

Betaling

Afdeling 5

Termijnen voor de uitgavenverrichtingen

Hoofdstuk 7

Computersystemen

Hoofdstuk 8

Interne controleur

TITEL V

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Afdeling 1

Toepassingsgebied en gunningsbeginselen

Afdeling 2

Bekendmaking

Afdeling 3

Procedures voor het plaatsen van opdrachten

Afdeling 4

Zekerheid en controle

Hoofdstuk 2

Bepalingen betreffende de door de communautaire instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten

TITEL VI

SUBSIDIES

Hoofdstuk 1

Toepassingsgebied

Hoofdstuk 2

Beginselen voor de toekenning van subsidies

Hoofdstuk 3

Toekenningsprocedure

Hoofdstuk 4

Betaling en controle

Hoofdstuk 5

Uitvoering

TITEL VII

REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING

Hoofdstuk 1

Rekening en verantwoording

Hoofdstuk 2

(Hoofdstuk 3 van het Financieel Reglement) Boekhouding

Afdeling 1

Organisatie van de boekhouding

Afdeling 2

Boeken

Afdeling 3

Rekeningstelsel

Afdeling 4

Boeking

Afdeling 5

Afstemming en verificatie

Afdeling 6

Begrotingsboekhouding

Hoofdstuk 3

(Hoofdstuk 4 van het Financieel Reglement) Inventaris van de vaste activa

DEEL II

BIJZONDERE BEPALINGEN

TITEL I

(TITEL II VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT) STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, EUROPEES VISSERIJFONDS EN LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

TITEL II

(TITEL III VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT) ONDERZOEK

TITEL III

(TITEL IV VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT) EXTERNE MAATREGELEN

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2

Uitvoering van de maatregelen

Hoofdstuk 3

Plaatsing van opdrachten

Hoofdstuk 4

Toekenning van subsidies

Hoofdstuk 5

Beheer van gelden ter goede rekening en inventarissen

TITEL IV

(TITEL V VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT) EUROPESE BUREAUS

TITEL V

(TITEL VI VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT) ADMINISTRATIEVE KREDIETEN

TITEL VI

(DEEL II, TITEL VII, VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT) DESKUNDIGEN

DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I

OVERGANGSBEPALINGEN

TITEL II

SLOTBEPALINGEN



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ( 1 ), en met name op artikel 183,

Na raadpleging van het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, (hierna: „Financieel Reglement”) zijn vereenvoudigd om deze tot de essentiële beginselen en definities met betrekking tot de opstelling, de uitvoering en de controle van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, (hierna: „begroting”) te beperken.

(2)

Deze uitvoeringsvoorschriften moeten dus niet alleen de bepalingen van het Financieel Reglement aanvullen die uitdrukkelijk naar de uitvoeringsvoorschriften verwijzen, maar ook de bepalingen voor de toepassing waarvan eerst toepassingsmaatregelen moeten worden opgesteld. Ter wille van de duidelijkheid dient Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. 3418/93 houdende uitvoeringsvoorschriften betreffende een aantal bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977 ( 2 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1687/2001 ( 3 ), te worden ingetrokken.

(3)

Om ervoor te zorgen dat de sectorale regelgeving in overeenstemming is met de in het Financieel Reglement vastgelegde begrotingsbeginselen, moeten alle besluiten betreffende de uitvoering van de begroting worden geïnventariseerd en moet ervoor worden gezorgd dat deze inventaris door de Commissie wordt opgemaakt en aan de begrotingsautoriteit wordt toegezonden.

(4)

Wat de begrotingsbeginselen betreft, en met name het eenheidsbeginsel, moet, gezien de verplichting tot vaststelling van de rente op voorfinancieringen die aan de begroting moet worden terugbetaald, worden vastgesteld welke voorfinancieringen eigendom van de Gemeenschappen blijven. Deze voorfinancieringen blijven eigendom van de Instelling, behalve wanneer het basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement anders bepaalt en behalve wanneer het gaat om voorfinancieringen die in het kader van de uitvoering van een overheidsopdracht dan wel aan het personeel, de leden van de Instellingen of de lidstaten worden betaald. Deze regel moet nader worden uitgewerkt naar gelang van de verschillende wijzen van beheer (direct en indirect gecentraliseerd beheer en gedeeld beheer). Deze regel is niet van toepassing op het gezamenlijk beheer, omdat de communautaire middelen in dat geval worden toegevoegd aan de middelen van de internationale organisatie. Wanneer voorfinancieringen die eigendom van de Gemeenschappen blijven, rente opleveren, wordt deze rente als diverse ontvangsten aan de begroting overgemaakt.

(5)

Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, moet het begrip „kredieten van het begrotingsjaar” worden verduidelijkt, alsmede het begrip „voorbereidende stadia van het vastleggingsbesluit” die, indien zij op 31 december zijn voltooid, recht kunnen geven op overdracht van vastleggingskredieten die vóór 31 maart van het volgende begrotingsjaar moeten worden gebruikt.

(6)

Wat het rekeneenheidsbeginsel betreft, moeten de koersen worden gepreciseerd die moeten worden gebruikt voor de omrekening tussen de euro en de andere valuta's ten behoeve van het beheer van de kasmiddelen en de boekhouding.

(7)

Wat de afwijkingen van het universaliteitsbeginsel betreft, moet enerzijds de budgettaire behandeling van de bestemmingsontvangsten worden gepreciseerd, met name de bijdragen van de lidstaten of derde landen aan bepaalde communautaire programma's, en anderzijds de bestaande beperkingen inzake het verrekenen van uitgaven en ontvangsten.

(8)

Wat het specialiteitsbeginsel betreft, moet de berekening van de percentages die de Instellingen in het kader van hun autonomie mogen overschrijven, nauwkeurig worden omschreven en moet ervoor worden gezorgd dat de begrotingsautoriteit volledig wordt ingelicht door middel van een gedetailleerde motivering van de voorstellen voor een kredietoverschrijving die aan haar moeten worden voorgelegd.

(9)

Wat het goed financieel beheer betreft, moeten de doelstellingen en de minimumfrequentie van de evaluaties vooraf, tussentijds en achteraf van de programma's en activiteiten worden vastgesteld, alsmede de gegevens die in het financieel memorandum bij een besluit moeten worden opgenomen.

(10)

Wat de opstelling en de inrichting van de begroting betreft, moet de inhoud van de algemene inleiding van de begroting, de ter staving van de begroting in te dienen werkdocumenten en de begrotingstoelichting nader worden omschreven om ervoor te zorgen dat de begrotingsautoriteit volledig wordt ingelicht. In het kader van de nieuwe activiteitenbegroting (ABB) worden bovendien de definitie en de indeling van de administratieve kredieten nader uitgewerkt.

(11)

Wat de uitvoering van de begroting betreft, moet eerst worden verduidelijkt welke vormen een basisbesluit kan hebben op het communautaire gebied en op de gebieden die onder het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen. Voorts moeten de maximumbedragen worden vastgesteld van de kredieten die in het kader van voorbereidende acties en proefprojecten zonder voorafgaand basisbesluit mogen worden besteed, alsmede de lijst van Verdragsbepalingen die de Commissie rechtstreeks specifieke bevoegdheden toekennen.

(12)

Voorts moet worden vastgesteld welke handelingen een belangenconflict kunnen vormen en welke procedure in dat geval moet worden gevolgd.

(13)

Wat de verschillende wijzen van uitvoering van de begroting betreft, moet worden vastgelegd dat de Commissie, indien zij de begroting niet rechtstreeks binnen haar diensten uitvoert, zich van tevoren ervan moet vergewissen dat de entiteiten waaraan zij overweegt uitvoeringstaken toe te vertrouwen, over adequate beheersprocedures en controle- en boekhoudsystemen beschikken gelet op de vereisten van goed financieel beheer.

(14)

Wat het indirecte gecentraliseerde beheer betreft, dat wil zeggen het beheer dat door de Commissie is gedelegeerd aan uitvoerende agentschappen of organen naar Gemeenschapsrecht dan wel aan nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak, moeten bovendien het raamwerk voor deze delegatie en de wijze waarop zij ten uitvoer wordt gelegd, bij delegatiebesluit of overeenkomst worden vastgesteld. De uitvoerende agentschappen, waarover de Commissie de controle behoudt, moeten worden erkend als gedelegeerde ordonnateur van deze Instelling voor de communautaire begroting. De nationale organen moeten, voorzover zij handelingen tot uitvoering van de begroting moeten verrichten, voldoende financiële garanties bieden en op doorzichtige wijze worden gekozen na een kosteneffectiviteitsanalyse die de keuze van het aan een dergelijk orgaan gedelegeerd beheer rechtvaardigt. De Commissie wint overeenkomstig het basisbesluit voor de besteding van de betrokken kredieten het advies in van het bevoegde comité, voordat zij tot delegatie aan nationale organen overgaat. De particuliere entiteiten die voor rekening van de Commissie voorbereidende of aanvullende werkzaamheden verrichten, moeten worden geselecteerd volgens de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

(15)

Bij gedeeld beheer met de lidstaten of gedecentraliseerd beheer met derde landen moeten de stadia en de doelstellingen van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen nader worden uitgewerkt, onverminderd de specifieke bepalingen van de betrokken sectorale regelingen.

(16)

Ten slotte moet worden vastgelegd dat bij gezamenlijk beheer de bijdrage van elke donateur aan ieder soort uitgave niet identificeerbaar is en dat de gesubsidieerde acties toch in hun geheel moeten worden gecontroleerd; welke internationale organisaties voor dit soort beheer in aanmerking komen, moet worden vastgesteld.

(17)

Wat de rol van de actoren betreft, vergroot de hervorming van het financiële beheer, samen met de afschaffing van de gecentraliseerde controles vooraf, de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs voor alle ontvangsten- en uitgavenverrichtingen, waaronder begrepen op het gebied van interne controlesystemen. De begrotingsautoriteit wordt voortaan in kennis gesteld van de maatregelen in verband met de aanstelling of beëindiging van de functie van de gedelegeerd ordonnateurs. Voorts moeten de taken, verantwoordelijkheden en procedurele beginselen die in acht moeten worden genomen, worden vastgelegd. De internalisatie van de controles vooraf vergt dat een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de taken inleiding en verificatie van de verrichtingen tot uitvoering van de begroting, waarbij elke Instelling bovendien een beroepscode moet goedkeuren die van toepassing is op de met de verificaties vooraf en achteraf belaste personeelsleden. Voorts moet over de verantwoordelijkheden rekenschap kunnen worden afgelegd door middel van een jaarlijks verslag aan de Instelling waarin met name de resultaten van de verificaties achteraf moeten zijn opgenomen. Ook moet de bewaring van de bewijsstukken met betrekking tot de verrichtingen worden geregeld. Ten slotte moet, gezien het afwijkende karakter ervan, een bijzonder verslag aan de Instelling worden uitgebracht over alle soorten onderhandelingsprocedures op het gebied van het plaatsen van overheidopdrachten, dat ook aan de begrotingsautoriteit wordt toegezonden.

(18)

Met het oog op de verduidelijking van de verantwoordelijkheden moeten tevens de taken en verantwoordelijkheden van de rekenplichtige met betrekking tot de boekhoudsystemen en het beheer van de kasmiddelen, de bankrekeningen en het derdenbestand precies worden vastgelegd. Ook de wijze van beëindiging van de functie van de rekenplichtige wordt nader uitgewerkt.

(19)

De voorwaarden waaronder gebruik kan worden gemaakt van het beheer van gelden ter goede rekening, een beheersysteem dat afwijkt van de normale procedures, worden vastgelegd, en de taken en verantwoordelijkheden van de beheerders van gelden ter goede rekening dienen te worden uitgewerkt, evenals die van de ordonnateurs en rekenplichtigen op het gebied van de controle van het beheer van gelden ter goede rekening. De begrotingsautoriteit dient in kennis te worden gesteld van elke maatregel in verband met de aanstelling of beëindiging van de functie.

(20)

Zodra de taken en verantwoordelijkheden van elke betrokkene zijn vastgesteld, mag hun verantwoordelijkheid evenwel slechts aan de orde worden gesteld onder de voorwaarden van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. Er moet echter een nieuwe, gespecialiseerde instantie worden opgericht, overeenkomstig de omstandigheden van elke Instelling, die bevoegd is voor onregelmatigheden van financiële aard. Bovendien dient de wijze waarop een ordonnateur bevestiging van een instructie kan vragen om zo van zijn verantwoordelijkheid te worden ontslagen, verder te worden uitgewerkt.

(21)

Op het gebied van de ontvangsten, behalve het specifieke geval van de eigen middelen waarop Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen ( 4 ) betrekking heeft, moeten de taken en controles die in de verschillende etappes van de procedure onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs vallen, verder worden uitgewerkt: opstelling van de schuldvorderingsraming en vervolgens de invorderingsopdracht en toezending van de debetnota waarmee de debiteur in kennis wordt gesteld van de vaststelling van schuldvorderingen, berekening van eventuele achterstandsrente en ten slotte het besluit om eventueel van de inning van de schuldvordering af te zien, met inachtneming van de criteria die goed financieel beheer garanderen. De rol van de rekenplichtige bij de inning van ontvangsten en de mogelijke toekenning van aanvullende betalingstermijnen moet ook verder worden uitgewerkt.

(22)

Op het gebied van de uitgaven moeten eerst het verschil tussen financieringsbesluit, globale vastlegging en individuele verbintenis en de kenmerken van deze verschillende stadia duidelijk worden gemaakt. Het verschil tussen globale vastlegging en individuele verbintenis hangt samen met de mate van identificatie van de betrokken begunstigden en bedragen. De voorlopige vastleggingen zijn gereserveerd voor de lopende administratieve uitgaven en de uitgaven van het EOGFL. Om het bedrag van de sluimerende vastleggingen te beperken, moeten de kredieten voor vastleggingen waarvoor gedurende drie jaar geen enkele betaling is geschied, worden vrijgemaakt.

(23)

Voorts moet het verschil duidelijk worden gemaakt tussen betaalbaarstelling, betalingsopdracht, betaling en de controles die de ordonnateurs bij de betaalbaarstelling van uitgaven moeten verrichten door middel van de betaalbaarverklaring en bij de betalingsopdracht door middel van de verificatie van de het delgend karakter waarvoor de ordonnateur voortaan alleen verantwoordelijk is. De bewijsstukken ter staving van de betalingen moeten worden genoemd en de regels voor de vereffenning van de voorfinancieringen en tussentijdse betalingen moeten worden vermeld. Ten slotte moeten de termijnen voor betaalbaarstelling en betaling worden vastgesteld, rekening houdend met Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties ( 5 ).

(24)

Op het gebied van interne controle moet de wijze van aanstelling van de interne controleur worden omschreven en zijn onafhankelijkheid worden gegarandeerd binnen de Instelling die hem heeft benoemd en waaraan hij rekenschap moet afleggen over zijn werkzaamheden. De begrotingsautoriteit dient in kennis te worden gesteld van elke maatregel in verband met de aanstelling of beëindiging van de functie.

(25)

Op het gebied van overheidsopdrachten is gekozen voor het overnemen in de onderhavige Richtlijn van de Richtlijnen 92/50/EEG ( 6 ), 93/36/EEG ( 7 ) en 93/37/EEG ( 8 ) van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/78/EG van de Commissie ( 9 ), betreffende de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor respectievelijk dienstverlening, leveringen en de uitvoering van werken. In de eerste plaats moeten dus de verschillende soorten opdrachten, de daarvoor geldende publiciteitsmaatregelen, de beroepsmogelijkheden en voornaamste kenmerken van de bestaande procedures, de selectiecriteria en de mogelijke vormen van gunning, de regels voor toegang tot de inschrijvingsdocumenten en communicatie met de inschrijvers of gegadigden worden beschreven, alsmede, indien de Commissie voor eigen rekening opdrachten plaatst, de verschillende toepasselijke drempelwaarden en de regels voor beoordeling van de waarde van de te plaatsen opdrachten.

(26)

De procedures voor het plaatsen van opdrachten hebben als doel onder de best mogelijke voorwaarden in de behoeften van de Instellingen te voorzien, met inachtneming van de gelijke toegang tot overheidsopdrachten en van het doorzichtigheids- en het niet-discriminatiebeginsel. Met het oog op de doorzichtigheid en de gelijke behandeling van de gegadigden, maar ook de volledige verantwoordelijkheid van de ordonnateurs voor de uiteindelijke keuze, moet vervolgens de procedure voor de opening en aansluitende beoordeling van de deelnemingsverzoeken en offertes worden beschreven, van de aanstelling van een commissie tot het gemotiveerde en gedocumenteerde gunningsbesluit, dat definitief onder de bevoegdheid van de aanbestedende dienst komt. Ook moeten de financiële garanties worden bepaald die ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geëist.

(27)

Ten slotte dienen de bevoegdheden van de aanbestedende diensten om administratieve sancties op te leggen, te worden afgebakend teneinde het evenredige en afschrikkende karakter van de sanctie te waarborgen, alsmede de gelijke behandeling bij de verschillende Instellingen en diensten.

(28)

Het toepassingsgebied van de titel betreffende subsidies moet ook worden afgebakend, gelet op met name de verschillende wijzen van uitvoering van de begroting, maar ook de soorten acties of organen van algemeen Europees belang die kunnen worden gesubsidieerd. De kenmerken van het jaarlijkse werkprogramma en de oproepen tot het indienen van voorstellen dienen te worden gepreciseerd, evenals de mogelijke uitzonderingen op dit punt en ten aanzien van de terugwerkende kracht, met name bij humanitaire hulp en de beheersing van crisissituaties, die met bijzondere beperkingen te maken hebben.

(29)

Nog steeds met het oog op de doorzichtigheidsvereisten, de gelijke behandeling van aanvragers en het geven van meer verantwoordelijkheid aan de ordonnateurs moet de toekenningsprocedure worden beschreven, van de subsidieaanvraag tot de evaluatie daarvan door een commissie aan de hand van vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria, voordat de ordonnateur zijn definitieve en naar behoren gedocumenteerde besluit neemt.

(30)

Vervolgens is het uit het oogpunt van goed financieel beheer noodzakelijk dat de Commissie zorgt voor voldoende garanties, in het stadium van de subsidieaanvragen door financiële controles voor de omvangrijkste aanvragen, bij de betaling van voorfinancieringen door voorafgaande financiële zekerheidstellingen en ten slotte, in het stadium van de definitieve betaling, door financiële controles voor de omvangrijkste en de meest riskante aanvragen. Met het oog op een goed beheer en de controle van het beginsel dat geen winst mag worden gemaakt en het beginsel van medefinanciering moeten voorts regels worden vastgesteld voor de mogelijkheden om van forfaitaire betalingen gebruik te maken. Ten slotte vergt het goede beheer van de communautaire middelen dat de begunstigden van subsidies, wanneer zij een deel van de actie uitbesteden, zelf doorzichtigheid en gelijke behandeling van potentiële contractanten in acht nemen en de economisch voordeligste offerte kiezen.

(31)

Ten slotte moeten de bevoegdheden inzake sancties worden afgestemd op de bestaande sancties op het gebied van overheidsopdrachten.

(32)

Op het gebied van boekhouding en rekening en verantwoording moeten alle algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen worden bepaald, op de grondslag waarvan de financiële staten worden opgesteld. Voorts moet worden vastgesteld welke voorwaarden voor het boeken van een verrichting nodig zijn, alsmede de regels inzake het bepalen van de waarde van de actief- en passiefbestanddelen en de vorming van voorzieningen.

(33)

Voorts moet worden bepaald dat de rekeningen van de Instellingen vergezeld moeten gaan van een verslag over het budgettair en financieel beheer en moeten de inhoud en de presentatie van de bestanddelen van enerzijds de financiële staten (balans, economische resultatenrekening, tabel van de kasstromen, bijlage) en anderzijds de staten van de begrotingsuitvoering (resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij) worden gepreciseerd.

(34)

Op boekhoudgebied moet worden vastgelegd dat de rekenplichtige van elke Instelling de organisatie van de boekhouding en de boekhoudprocedure van zijn Instelling moet documenteren en de voorwaarden moet vaststellen waaraan de computersystemen voor het bijhouden van de boekhouding moeten voldoen, met name op het gebied van veilige toegang en het controlespoor met betrekking tot de aan de systemen aangebrachte wijzigingen.

(35)

Wat het bijhouden van de boekhouding betreft, moeten de beginselen worden omschreven die gelden voor het bijhouden van de boeken, de algemene staat van de rekeningen, de periodieke afstemming van de saldi van deze staat en de inventaris, alsmede de elementen van het door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde rekeningstelsel. De regels inzake de registratie van de verrichtingen, met name de methode van dubbel boekhouden, de regels voor de omrekening van verrichtingen in een andere valuta dan de euro en de bewijsstukken voor de boekingen, moeten worden vastgesteld. De inhoud van de boekingen van de begrotingsboekhouding moet eveneens worden gepreciseerd.

(36)

Ten slotte dienen de regels inzake de inventaris van vaste activa te worden vastgesteld en dienen de respectieve bevoegdheden van de rekenplichtigen en de ordonnateurs op dit gebied te worden verduidelijkt, evenals de regels inzake het doorverkopen van in de inventaris opgenomen goederen.

(37)

Inzake de Structuurfondsen dient erop te worden gewezen dat de terugbetaling van uit hoofde van een interventie verrichte vooruitbetalingen geen vermindering van de deelname van de Fondsen aan deze interventie tot gevolg heeft.

(38)

De typologie van eigen werkzaamheden en werkzaamheden onder contract die kunnen worden gefinancierd op het gebied van onderzoek, moet nader worden bepaald.

(39)

Inzake externe maatregelen beogen de uitvoeringsvoorschriften, evenals het Financieel Reglement zelf, afwijkende bepalingen in te voeren, waarin rekening wordt gehouden met de operationele eigenheid van dit werkgebied, vooral wat het plaatsen van opdrachten en het verlenen van subsidies betreft.

(40)

Wat het plaatsen van opdrachten betreft, worden in deze uitvoeringsvoorschriften de bepalingen van het besluit van de Commissie van 10 november 1999 houdende vereenvoudiging van de systemen voor het beheer van opdrachten die worden geplaatst in het kader van de programma's voor samenwerking die door de voor externe betrekkingen bevoegde directoraten-generaal ten uitvoer worden gelegd ( 10 ), in grote lijnen overgenomen; dit leidt ertoe dat voor de opdrachten regels gelden die afwijken van het gemene recht, met name door andere drempelwaarden en aan de externe maatregelen aangepaste beheersregels.

(41)

Op het gebied van de subsidies dienen in deze uitvoeringsvoorschriften de soorten acties te worden opgesomd waarvoor kan worden afgeweken van de in artikel 109 van het Financieel Reglement bedoelde verplichting tot medefinanciering. Het gaat hierbij in het bijzonder om humanitaire hulp en hulp in crisissituaties, of om acties ter bescherming van de gezondheid of de fundamentele rechten van de bevolking.

(42)

Om het goede beheer van de communautaire middelen te waarborgen, moet ook nader worden bepaald welke voorafgaande voorwaarden en kaderregels moeten worden ingevoerd in geval van decentralisatie van het beheer van de kredieten of instelling van beheer van gelden ter goede rekening.

(43)

De bepalingen van het Financieel reglement met betrekking tot de Europese bureaus moeten worden aangevuld met specifieke regels voor het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen en met bepalingen die de rekenplichtige van de Commissie machtigen sommige van zijn functies te delegeren aan personeelsleden van deze bureaus. Tevens moet worden bepaald onder welke voorwaarden het de Europese bureaus kan worden toegestaan in naam van de Commissie een bankrekening te openen.

(44)

Wat de administratieve kredieten betreft, moet elke instelling de begrotingsautoriteit in kennis stellen van belangrijke lopende onroerendgoedtransacties, d.w.z. de transacties waarbij het onroerendgoedbestand toeneemt.

(45)

De organen die subsidies uit de begroting kunnen ontvangen en onder een kaderregeling moeten vallen onder de voorwaarden van artikel 185 van het Financieel Reglement, moeten worden vastgesteld.

(46)

De verschillende in deze verordening bedoelde drempelwaarden en bedragen moeten regelmatig worden bijgesteld door indexering aan de in de Gemeenschap vastgestelde inflatie, behalve wat de drempelwaarden op het gebied van overheidsopdrachten betreft,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



DEEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN



TITEL I

DOEL

Artikel 1

Doel

(Artikel 1 van het Financieel Reglement)

Deze verordening stelt de uitvoeringsvoorschriften vast van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (hierna: „Financieel Reglement” genoemd).

De in deze verordening bedoelde Instellingen zijn de Instellingen in de zin van het Financieel Reglement.

▼M3

Artikel 2

Wetgevingsbesluiten betreffende de uitvoering van de begroting

(Artikelen 2 en 49 van het Financieel Reglement)

De Commissie werkt jaarlijks in het voorontwerp van begroting de gegevens over de in artikel 2 van het Financieel Reglement bedoelde besluiten bij.

Elk bij de wetgevende autoriteit ingediend voorstel of wijziging van een voorstel vermeldt duidelijk de bepalingen die afwijkingen bevatten van het Financieel Reglement of de onderhavige verordening en noemt in de desbetreffende toelichting de specifieke redenen die deze afwijkingen rechtvaardigen.

▼B



TITEL II

BEGROTINGSBEGINSELEN



HOOFDSTUK 1

EENHEIDSBEGINSEL EN BEGROTINGSWAARACHTIGHEIDSBEGINSEL

▼M3

Artikel 3

Draagwijdte van voorfinancieringen

(Artikel 5 bis van het Financieel Reglement)

1.  In het geval van direct gecentraliseerd beheer met meer partners, indirect gecentraliseerd beheer en gedecentraliseerd beheer in de zin van artikel 53 van het Financieel Reglement, geldt artikel 5 bis van het Financieel Reglement uitsluitend voor de entiteit die de voorfinanciering rechtstreeks van de Commissie ontvangt.

2.  De voorfinanciering wordt als aanzienlijk bedrag in de zin van artikel 5 bis, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement aangemerkt, wanneer zij meer dan 50 000 EUR bedraagt.

Voor externe maatregelen wordt de voorfinanciering evenwel als aanzienlijk bedrag beschouwd wanneer zij meer dan 250 000 EUR bedraagt. In het kader van de steunverlening in crisissituaties en voor humanitaire operaties wordt de voorfinanciering als aanzienlijk bedrag aangemerkt wanneer zij per overeenkomst aan het einde van elk begrotingsjaar meer dan 750 000 EUR bedraagt en betrekking heeft op projecten met een looptijd van ten minste twaalf maanden.

Artikel 4

Invordering van rente op voorfinancieringen

(Artikel 5 bis van het Financieel Reglement)

1.  De bevoegde ordonnateur vordert voor elke verslagperiode volgende op de uitvoering van het besluit of de overeenkomst de rente op betaalde voorfinancieringen in, die per overeenkomst aan het einde van elk begrotingsjaar meer dan 750 000 EUR bedragen.

2.  De bevoegde ordonnateur kan ten minste eenmaal per jaar de rente invorderen op betaalde voorfinancieringen die kleiner zijn dan de in de lid 1 bedoelde bedragen, rekening houdende met de risico's verbonden aan de beheersomgeving en de aard van de gefinancierde acties.

3.  De bevoegde ordonnateur vordert de rente op de betaalde voorfinanciering in wanneer deze meer bedraagt dan het saldo van de in artikel 5 bis, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde verschuldigde bedragen.

▼M3

Artikel 4 bis

Opneming in de boeken van rente op voorfinancieringen

(Artikel 5 bis van het Financieel Reglement)

1.  De bevoegde ordonnateur ziet erop toe dat, bij subsidiebesluiten of overeenkomsten met begunstigden en tussenpersonen, de voorfinancieringen worden betaald op bankrekeningen of onderbankrekeningen die de identificatie van de middelen en de rente daarop mogelijk maken. Zo dit niet mogelijk is, moeten de boekhoudmethoden van de begunstigden of de tussenpersonen de identificatie van de door de Gemeenschap betaalde middelen en de uit deze middelen voortvloeiende rente en andere voordelen mogelijk maken.

2.  In de in artikel 5 bis, lid 1, tweede alinea, van het Financieel Reglement bedoelde gevallen maakt de bevoegde ordonnateur vóór het einde van elk begrotingsjaar een raming van de uit deze middelen voortvloeiende rente en andere voordelen en legt hij een voorziening aan voor het betrokken bedrag. Deze voorziening wordt in de boeken opgenomen en afgewikkeld door de daadwerkelijke invordering na de uitvoering van het besluit of de overeenkomst.

Wanneer de voorfinanciering wordt betaald uit hetzelfde begrotingsonderdeel, op grond van hetzelfde basisbesluit en aan begunstigden die aan dezelfde gunningsprocedure hebben deelgenomen, kan de ordonnateur voor verscheidene debiteuren een gezamenlijke schuldvorderingsraming opstellen.

3.  De artikelen 3 en 4 en de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel laten de opneming van de voorfinancieringen als activa in de financiële staten, overeenkomstig de in artikel 133 van het Financieel Reglement bedoelde boekhoudregels, onverlet.

▼B



HOOFDSTUK 2

JAARPERIODICITEITSBEGINSEL

Artikel 5

Kredieten van het begrotingsjaar

(Artikel 8, lid 3, van het Financieel Reglement)

De vastleggings- en betalingskredieten die in de begroting van het begrotingsjaar zijn opgenomen en die in de loop van dat jaar moeten worden gebruikt, bestaan uit de voor het begrotingsjaar toegestane kredieten. Voor het begrotingsjaar toegestaan zijn:

a) de in de begroting opgenomen kredieten, met inbegrip van die van gewijzigde begrotingen;

b) de overgedragen kredieten;

c) de wederopgevoerde kredieten overeenkomstig ►M3  de artikelen 157 en 160 bis van het Financieel Reglement; ◄

d) de kredieten die afkomstig zijn van terugbetalingen van vooruitbetalingen overeenkomstig artikel 228;

e) de kredieten die worden opgenomen na de inning van de niet-gebruikte bestemmingsontvangsten tijdens het begrotingsjaar of tijdens voorafgaande begrotingsjaren.

Artikel 6

Overdracht van kredieten

(Artikel 9, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 9, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde vastleggingskredieten kunnen slechts worden overgedragen indien de vastleggingen niet vóór 31 december van het begrotingsjaar konden worden verricht om redenen die de ordonnateur niet kunnen worden aangerekend, en indien de voorbereidingen zo ver gevorderd zijn dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de vastlegging uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar kan worden verricht.

2.  De in artikel 9, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde voorbereidende stadia, die op 31 december van het begrotingsjaar moeten zijn beëindigd met het oog op een overdracht naar het volgende begrotingsjaar, zijn met name:

a) voor de globale vastleggingen in de zin van artikel 76 van het Financieel Reglement, de aanneming van een financieringsbesluit of de afsluiting vóór deze datum van het overleg tussen de betrokken diensten binnen elke Instelling met het oog op de aanneming van een dergelijk besluit;

b) voor de individuele verbintenissen in de zin van artikel 76 van het Financieel Reglement, de vergevorderde voorbereiding van de contracten of overeenkomsten. Dit houdt in dat het stadium van de selectie van de potentiële contractanten of begunstigden moet zijn afgesloten.

3.  De overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement overgedragen kredieten die op 31 maart van het volgende begrotingsjaar niet zijn vastgelegd, worden automatisch geannuleerd.

De Commissie stelt de begrotingsautoriteit vóór ►M2  30 april ◄ in kennis van de aldus geannuleerde kredieten.

4.  De overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement overgedragen kredieten mogen tot 31 december van het volgende begrotingsjaar worden gebruikt.

5.  De boekhouding maakt het mogelijk de aldus overgedragen kredieten van de andere kredieten te onderscheiden.

6.  De in artikel 9, lid 6, van het Financieel Reglement bedoelde kredieten voor personeelsuitgaven zijn bestemd voor de bezoldigingen en vergoedingen van de leden en het personeel van de Instellingen.

▼M2

Artikel 6 bis

Voorlopige twaalfden

(Artikel 13, lid 2, van het Financieel Reglement)

De totale toegestane kredieten van het vorige begrotingsjaar, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, van het Financieel Reglement, hebben betrekking op de kredieten van het begrotingsjaar in de zin van artikel 5 van deze verordening, na aanpassing voor de overschrijvingen die tijdens dat begrotingsjaar zijn verricht.

▼B



HOOFDSTUK 3

(HOOFDSTUK 4 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

REKENEENHEIDSBEGINSEL

▼M2

Artikel 7

Omrekeningskoers tussen de euro en andere valuta’s

(Artikel 16 van het Financieel Reglement)

1.  Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen, geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta door de bevoegde ordonnateur tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde dagkoers van de euro.

Wanneer de omrekening tussen de euro en een andere valuta door de contractanten of begunstigden geschiedt, zijn de in de aanbestedings-, subsidie- of financieringsovereenkomst opgenomen specifieke regels inzake omrekening van toepassing.

▼M3

1 bis.  Om te vermijden dat operaties inzake de omrekening van valuta's de hoogte van de medefinanciering door de Gemeenschap in aanzienlijke mate beïnvloeden of een nadelig effect op de communautaire begroting hebben, voorzien de in lid 1 bedoelde specifieke bepalingen, indien passend, in een omrekeningskoers voor de euro en andere valuta's die moet worden berekend aan de hand van het gemiddelde van de dagelijkse wisselkoers in een bepaalde periode.

▼M2

2.  Indien voor de betrokken valuta geen dagkoers van de euro wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, gebruikt de bevoegde ordonnateur de in lid 3 bedoelde boekhoudkundige koers.

3.  Voor de in de artikelen 132 tot en met 137 van het Financieel Reglement bedoelde boekhouding en behoudens artikel 213 van deze verordening geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta tegen de maandelijkse boekhoudkundige koers van de euro. Deze boekhoudkundige koers wordt door de rekenplichtige van de Commissie met gebruikmaking van alle informatiebronnen die hij betrouwbaar acht, vastgesteld op basis van de koers van de voorlaatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de koers wordt bepaald.

Artikel 8

Voor de omrekening tussen de euro en andere valuta’s te gebruiken koers

(Artikel 16 van het Financieel Reglement)

1.  Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen of uit specifieke aanbestedings-, subsidie- of financieringsovereenkomsten, is de koers die moet worden gebruikt voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta in gevallen waarin de omrekening door de bevoegde ordonnateur wordt uitgevoerd, die van de dag waarop de opdrachtgevende dienst de betalings- of invorderingsopdracht heeft opgesteld.

2.  Bij beheer van gelden ter goede rekening in euro is de datum van betaling door de bank bepalend voor de te gebruiken koers voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta.

3.  Voor de regularisatie van gelden ter goede rekening in nationale valuta’s, zoals bedoeld in artikel 16 van het Financieel Reglement, moet voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta de koers worden gebruikt van de maand waarin de uitgave wordt verricht.

4.  Voor de vergoeding van forfaitaire uitgaven of uitgaven die voortvloeien uit het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna „het Statuut” genoemd, waarvoor een maximumbedrag is vastgesteld en die in een andere valuta dan de euro worden betaald, moet de koers worden gebruikt die geldt wanneer het recht ontstaat.

▼B

Artikel 9

Informatie over de door de Commissie verrichte omwisselingen van kasmiddelen tussen de verschillende valuta's

(Artikel 16 van het Financieel Reglement)

De Commissie zendt de lidstaten om de drie maanden een overzicht van de omwisselingen tussen de verschillende valuta's toe.



HOOFDSTUK 4

(HOOFDSTUK 5 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

UNIVERSALITEITSBEGINSEL

Artikel 10

Structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten en opvoering van de betrokken kredieten

(Artikel 18 van het Financieel Reglement)

1.  Onverminderd de artikelen 12 en 13 omvat de structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten in de begroting:

a) in de staat van ontvangsten van de afdeling van elke Instelling een begrotingsonderdeel waarop het bedrag van deze ontvangsten kan worden opgenomen.

▼M3

b) in de staat van uitgaven worden in de begrotingstoelichting, die ook algemene opmerkingen bevat, de begrotingsonderdelen vermeld waarop de kredieten kunnen worden opgenomen die met de bestemmingsontvangsten overeenkomen.

In het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval wordt het begrotingsonderdeel voorzien van de vermelding „p.m.” en worden de geraamde ontvangsten ter kennisneming in de toelichting vermeld.

▼B

2.  De kredieten die met bestemmingsontvangsten overeenkomen, kunnen als vastleggingskredieten en als betalingskredieten worden opgevoerd wanneer de ontvangsten door de Instelling zijn geïnd, behalve in het in ►M3  artikel 160, lid 1 bis, en artikel 161, lid 2, van het Financieel Reglement ◄ bedoelde geval. Zij worden automatisch opgevoerd, behalve in het geval van de in artikel 156 van het Financieel Reglement bedoelde terugbetaling van vooruitbetalingen en in het geval van financiële correcties op het gebied van de Structuurfondsen.

Artikel 11

Bijdragen van de lidstaten voor onderzoeksprogramma's

(artikel 18, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement)

1.  De bijdragen van de lidstaten voor de financiering van bepaalde aanvullende onderzoeksprogramma's zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000, worden betaald:

a) voor zeven twaalfde van het in de begroting opgenomen bedrag uiterlijk op 31 januari van het lopende begrotingsjaar,

b) voor de resterende vijf twaalfde uiterlijk op 15 juli van het lopende begrotingsjaar.

2.  Wanneer de begroting aan het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, worden de in lid 1 bedoelde bijdragen betaald op basis van het in de begroting van het voorafgaande begrotingsjaar opgenomen bedrag.

3.  Elke bijdrage of aanvullende betaling die de lidstaten uit hoofde van de begroting verschuldigd zijn, wordt binnen dertig kalenderdagen na de afroeping op de rekening of rekeningen van de Commissie geboekt.

4.  De gedane betalingen worden op de in Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 bedoelde rekening geboekt en zijn onderworpen aan de voorwaarden van die verordening.

Artikel 12

Bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de deelneming van de EVA-Staten aan bepaalde communautaire programma's

(artikel 18, lid 1, onder d), van het Financieel Reglement)

1.  De structuur voor de opneming in de begroting van de deelneming van de EVA-Staten aan bepaalde communautaire programma's is de volgende:

a) in de staat van ontvangsten wordt een p.m.-begrotingsonderdeel gecreëerd voor het totale bedrag van de bijdragen van de EVA-Staten voor het betrokken begrotingsjaar. Het geraamde bedrag wordt in de begrotingstoelichting vermeld;

b) in de staat van uitgaven:

i) wordt in de toelichting bij elk begrotingsonderdeel met betrekking tot de communautaire activiteiten waaraan de EVA-Staten deelnemen, „ter kennisneming” het bedrag vermeld dat met de verwachte deelneming is gemoeid,

ii) worden in een bijlage, die integrerend deel van de begroting uitmaakt, alle begrotingsonderdelen vermeld die betrekking hebben op communautaire activiteiten waaraan de EVA-Staten deelnemen.

De in de eerste alinea bedoelde bijlage vormt een aanvulling op de structuur voor de opneming in de begroting van de kredieten die overeenkomstig lid 2 in verband met deze deelneming worden uitgetrokken, alsook voor de uitvoering van de uitgaven.

2.  Krachtens artikel 82 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte leiden de bedragen met betrekking tot de jaarlijkse deelneming van de EVA-Staten, zoals overeenkomstig artikel 1, lid 5, van protocol 32 bij deze Overeenkomst aan de Commissie bevestigd door het Gemengd Comité van de EER, ertoe dat de desbetreffende vastleggingskredieten en betalingskredieten aan het begin van het begrotingsjaar integraal in de begroting worden opgenomen.

3.  Indien in de loop van het begrotingsjaar de kredieten van begrotingsonderdelen waaraan de EVA-Staten deelnemen, worden verhoogd zonder dat de EVA-Staten tijdens het betrokken begrotingsjaar hun bijdrage kunnen aanpassen om de in artikel 82 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte bedoelde evenredigheidsfactor in acht te nemen, mag de Commissie het aandeel van de EVA-Staten voorlopig en bij wijze van uitzondering voorfinancieren uit de kasmiddelen. Na een dergelijke verhoging vraagt de Commissie zo spoedig mogelijk de bijbehorende bijdragen van de EVA-Staten op. De Commissie stelt elk jaar de begrotingsautoriteit in kennis van deze overschrijvingen.

De voorfinanciering wordt zo snel mogelijk geregulariseerd in het kader van de begroting van het volgende begrotingsjaar.

4.  Overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder d), van het Financieel Reglement vormen de financiële bijdragen van de EVA-Staten bestemmingsontvangsten. De rekenplichtige neemt passende maatregelen om te zorgen voor het gescheiden volgen van het gebruik van de ontvangsten die uit deze deelnemingen voortvloeien en van de bijbehorende kredieten.

De Commissie vermeldt in het in artikel 131, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde verslag duidelijk de stand van de uitvoering in verband met de deelneming van de EVA-Staten, zowel wat de ontvangsten als wat de uitgaven betreft.

Artikel 13

Opbrengst van de sancties tegen lidstaten met een buitensporig tekort

(Artikel 18, lid 1, onder b), van het Financieel Reglement)

De structuur voor de opneming in de begroting van de opbrengst van de in afdeling 4 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad ( 11 ) bedoelde sancties is als volgt:

a) in de staat van ontvangsten wordt een p.m.-begrotingsonderdeel gecreëerd voor de opneming van de rente op deze bedragen;

b) tegelijkertijd geeft de opneming van deze bedragen in de staat van ontvangsten, onverminderd artikel 74 van het Financieel Reglement, aanleiding tot de opneming van vastleggings- en betalingskredieten in de staat van uitgaven. Deze kredieten worden overeenkomstig artikel 17 van het Financieel Reglement besteed.

▼M3

Artikel 13 bis

Lasten uit de aanvaarding van schenkingen aan de Gemeenschap

(Artikel 19, lid 2, van het Financieel Reglement)

Met het oog op de in artikel 19, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad, stelt de Commissie een raming op van en geeft zij een toelichting op de financiële lasten, waaronder de vervolgkosten, als gevolg van de aanvaarding van schenkingen aan de Gemeenschappen.

▼M3

Artikel 14

Betalingsopdracht voor het nettobedrag

(Artikel 20, lid 1, van het Financieel Reglement)

Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van het Financieel Reglement kunnen op het bedrag van de betalingsverzoeken, facturen of betaalstaten de volgende bedragen in mindering worden gebracht, waarvoor in dat geval een betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven:

a) de aan partijen bij aanbestedingscontracten of begunstigden van subsidies opgelegde boeten;

b) de op facturen en betalingsverzoeken in mindering gebrachte kortingen, terugbetalingen en rabatten;

c) de rente op betaalde voorfinancieringen, zoals bedoeld in artikel 5 bis, lid 1, eerste alinea, van het Financieel Reglement.

▼B

Artikel 15

Rekeningen „terugvorderbare belastingen”

(Artikel 20, lid 2, van het Financieel Reglement)

Eventuele belastingen die door de Gemeenschappen worden gedragen overeenkomstig artikel 20, lid 2, van het Financieel Reglement, worden op een tussenrekening geboekt totdat zij door de betrokken staten worden terugbetaald.



HOOFDSTUK 5

(HOOFDSTUK 6 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

SPECIALITEITSBEGINSEL

▼M3 —————

▼M3

Artikel 17

Berekening van de percentages van overschrijvingen van andere instellingen dan de Commissie

(Artikel 22 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 22 van het Financieel Reglement bedoelde percentages worden berekend op het tijdstip van het verzoek om overschrijving en op de grondslag van de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten.

2.  Het in aanmerking te nemen bedrag is de som van de overschrijvingen van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, na correctie voor verrichte eerdere overschrijvingen.

Het bedrag van de overschrijvingen die autonoom, zonder besluit van de begrotingsautoriteit, door de betrokken instellingen kunnen worden verricht, wordt niet in aanmerking genomen.

▼M3

Artikel 17 bis

Berekening van de percentages van overschrijvingen van de Commissie

(Artikel 23 van het Financieel Reglement)

1.  De in de artikel 23, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde percentages worden berekend op het tijdstip van het verzoek om overschrijving en op de grondslag van de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten.

2.  Het in aanmerking te nemen bedrag is de som van de overschrijvingen van het begrotingsonderdeel waarvan of waarop kredieten worden overgeschreven, na correctie voor verrichte eerdere overschrijvingen.

Het bedrag van de overschrijvingen die autonoom, zonder besluit van de begrotingsautoriteit, door de Commissie kunnen worden verricht, wordt niet in aanmerking genomen.

▼B

Artikel 18

Administratieve uitgaven

(Artikel 23 van het Financieel Reglement)

Onder de in artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde uitgaven vallen voor elk beleidsterrein de in artikel 27 van de onderhavige verordening bedoelde rubrieken.

Artikel 19

Motivering van de kredietoverschrijvingsverzoeken

(Artikelen 22 en 23 van het Financieel Reglement)

De voorstellen voor kredietoverschrijvingen en alle voor de begrotingsautoriteit bestemde informatie met betrekking tot de overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van het Financieel Reglement uitgevoerde overschrijvingen gaan vergezeld van passende en gedetailleerde motiveringen waaruit de besteding van de kredieten en de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar blijken, zowel voor de kredieten die worden verhoogd als voor die welke worden verlaagd.

Artikel 20

Motivering van de verzoeken om kredietoverschrijvingen uit de reserve voor spoedhulp

(Artikel 26 van het Financieel Reglement)

De voorstellen voor kredietoverschrijvingen die het gebruik van de in ►M3  artikel 26 van het Financieel Reglement ◄ bedoelde reserve voor spoedhulp mogelijk moeten maken, gaan vergezeld van passende en gedetailleerde motiveringen die het volgende omvatten:

a) voor het begrotingsonderdeel waarvoor de kredieten bestemd zijn, de meest recente gegevens over de besteding van de kredieten, alsmede de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar;

b) voor alle begrotingsonderdelen met betrekking tot de externe maatregelen, de besteding van de kredieten tot het einde van de maand die aan het overschrijvingsverzoek voorafgaat, de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar, alsmede een vergelijking met de oorspronkelijke ramingen;

c) een onderzoek van de mogelijkheden de kredieten een andere bestemming te geven.



HOOFDSTUK 6

(HOOFDSTUK 7 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

BEGINSEL VAN GOED FINANCIEEL BEHEER

▼M2

Artikel 21

Evaluatie

(Artikel 27 van het Financieel Reglement)

1.  Alle voorstellen voor programma’s of activiteiten die begrotingsuitgaven meebrengen, worden onderworpen aan een evaluatie vooraf, waarbij wordt gelet op:

a) de behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien;

b) de toegevoegde waarde van de communautaire bijstandsverlening;

c) de te bereiken doelstellingen;

d) de beschikbare beleidsopties, met inbegrip van de daaraan verbonden risico’s;

e) de verwachte resultaten en gevolgen, met name de economische en maatschappelijke gevolgen en de gevolgen voor het milieu, en de indicatoren en evaluatiemethode om deze te meten;

f) de beste methode om de verkozen optie of opties ten uitvoer te leggen;

g) de interne samenhang van het programma of de activiteit en het verband met andere relevante instrumenten;

h) de omvang van de toe te wijzen kredieten, personele middelen en andere administratieve uitgaven, met inachtneming van het kosteneffectiviteitsbeginsel;

i) de uit soortgelijke activiteiten in het verleden getrokken lering.

2.  Het voorstel bevat de regels inzake het toezicht, de verslagen en de evaluatie, rekening houdend met de respectieve verantwoordelijkheden van alle overheidsniveaus die bij de uitvoering van het voorgestelde programma of de voorgestelde activiteit zullen zijn betrokken.

3.  Alle programma’s en activiteiten, met inbegrip van proefprojecten en voorbereidende acties, waarvoor de ingezette middelen hoger zijn dan 5 000 000 EUR, worden op de volgende wijze tussentijds en/of achteraf onderworpen aan een evaluatie van de toegewezen personele en financiele middelen en de behaalde resultaten, om na te gaan of de doelstellingen zijn bereikt:

a) de bij de uitvoering van een meerjarenprogramma behaalde resultaten worden geregeld geëvalueerd, volgens een tijdschema dat de mogelijkheid biedt met de uitkomsten van deze evaluatie rekening te houden bij de beslissingen over de voortzetting, wijziging of staking van het programma;

b) de op jaarbasis gefinancierde activiteiten worden ten minste om de zes jaar op de behaalde resultaten geevalueerd.

De eerste alinea, onder a) en b), geldt niet voor elk van de in het kader van de activiteiten uitgevoerde projecten of acties waarvoor aan deze verplichting kan worden voldaan door middel van de eindverslagen die worden toegezonden door de organisaties die de actie hebben uitgevoerd.

4.  De in de leden 1 en 3 bedoelde evaluaties zijn evenredig aan de gevolgen van het betrokken programma of de betrokken activiteit en de ervoor ingezette middelen.

▼B

Artikel 22

Financieel memorandum

(Artikel 28 van het Financieel Reglement)

1.   ►M3  ————— ◄

Het financiële memorandum bevat de financiële en economische elementen op grond waarvan de wetgever kan beoordelen of een optreden van de Gemeenschap noodzakelijk is. Voorts bevat het nuttige gegevens over de samenhang en eventuele synergie met andere financieringsinstrumenten.

Voor meerjarenacties omvat het financiële memorandum een tijdschema met een raming van de jaarlijks benodigde kredieten en personeelsleden, alsmede een evaluatie van de financiële gevolgen op middellange termijn.

2.  Ter voorkoming van het risico van fraude en onregelmatigheden die de financiële belangen van de Gemeenschappen kunnen schaden, bevat het financiële memorandum inlichtingen over de bestaande of voorgenomen preventieve en beschermende maatregelen.

▼M3

Artikel 22 bis

Effectieve en efficiënte interne controle

(Artikel 28 bis, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  Een effectieve interne controle is gebaseerd op beproefde internationale methoden en omvat in het bijzonder de volgende elementen:

a) een scheiding van taken;

b) een adequate risicobeheersings- en controlestrategie, waaronder controles op het niveau van de begunstigden;

c) de vermijding van belangenconflicten;

d) adequate controlesporen en de integriteit van de gegevens in gegevenssystemen;

e) procedures voor de bewaking van de prestaties en voor de follow-up van vastgestelde zwakheden van de interne controle en uitzonderingen;

f) een periodieke evaluatie van de goede werking van het controlesysteem.

2.  Een efficiënte interne controle is gebaseerd op de volgende elementen:

a) de uitvoering van een adequate, door de relevante, bij de controleketen betrokken actoren onderling gecoördineerde risicobeheersings- en controlestrategie;

b) de toegankelijkheid van de controleresultaten voor alle relevante, bij de controleketen betrokken actoren;

c) de tijdige toepassing van corrigerende maatregelen, waaronder passende en afschrikkende sancties;

d) duidelijke en ondubbelzinnige wetgeving als grondslag voor het beleid;

e) het wegnemen van dubbele controles;

f) het beginsel van de verbetering van de kosten-batenverhouding van de controles.

▼B



HOOFDSTUK 7

(HOOFDSTUK 8 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

DOORZICHTIGHEIDSBEGINSEL

▼M3

Artikel 23

Voorlopige bekendmaking van de begroting

(Artikel 29 van het Financieel Reglement)

Zo spoedig mogelijk en uiterlijk vier weken na de definitieve vaststelling van de begroting worden de definitieve gedetailleerde begrotingscijfers op initiatief van de Commissie op de internetsite van de instellingen bekendgemaakt, in afwachting van de officiële bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼B



TITEL III

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING



HOOFDSTUK 1

OPSTELLING VAN DE BEGROTING

Artikel 24

Algemene inleiding bij het voorontwerp van begroting

(Artikel 33 van het Financieel Reglement)

De Commissie stelt de algemene inleiding bij het voorontwerp van begroting op.

Elk der afdelingen van het voorontwerp van begroting wordt voorafgegaan door een door de betrokken instelling opgestelde inleiding.

De algemene inleiding omvat:

a) financiële tabellen voor de gehele begroting;

b) wat de titels van de afdeling Commissie betreft:

i) een omschrijving van de beleidsmaatregelen waarvoor kredieten worden gevraagd, rekening houdend met de in artikel 27 en artikel 33, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement bedoelde beginselen en vereisten,

ii) een motivering van de wijzigingen van de kredieten ten opzichte van het vorige jaar.

Artikel 25

Werkdocumenten bij het voorontwerp van begroting

(Artikelen 30 en 33 van het Financieel Reglement)

Bij het voorontwerp van begroting worden de volgende werkdocumenten gevoegd:

a) wat het personeel van de Instellingen betreft:

i) een toelichting op het beleid inzake vast en tijdelijk personeel;

▼M3

ii) per personeelscategorie een overzicht van de in de begroting vermelde posten en de werkelijke personeelsbezetting aan het begin van het jaar waarin het voorontwerp van begroting wordt ingediend, met vermelding van de verdeling ervan per rang en per administratieve eenheid;

▼B

iii) bij wijzigingen in het personeel, een motivering van deze wijzigingen;

iv) een uitsplitsing van het personeel naar beleidsterrein;

b) een gedetailleerde toelichting op het beleid inzake het opnemen en verstrekken van leningen;

c) wat de subsidies betreft aan de in artikel 32 van het Financieel Reglement bedoelde organen, een raming van de ontvangsten en uitgaven, voorafgegaan door een door de betrokken organen opgestelde toelichting; wat de Europese scholen betreft, een staat van de ontvangsten en uitgaven, voorafgegaan door een toelichting.

Artikel 26

Voorontwerpen van gewijzigde begroting

(Artikel 37, lid 1, van het Financieel Reglement)

De voorontwerpen van gewijzigde begroting gaan vergezeld van de ten tijde van de opstelling ervan beschikbare motiveringen en gegevens over de uitvoering van de begroting van het voorafgaande en het lopende begrotingsjaar.



HOOFDSTUK 2

STRUCTUUR EN INRICHTING VAN DE BEGROTING

Artikel 27

Administratieve kredieten

(Artikel 41 van het Financieel Reglement)

Indien de staat van uitgaven van een afdeling van de begroting is ingericht volgens een nomenclatuur die een indeling naar bestemming omvat, worden de administratieve kredieten per titel in afzonderlijke rubrieken ingedeeld op grond van de volgende bestemmingen:

a) uitgaven voor het door de personeelsformatie toegestane aantal ambten: bij elke rubriek worden de kredieten en het aantal posten vermeld;

b) uitgaven voor extern personeel (waaronder hulppersoneel en tijdelijk personeel) en andere beheeruitgaven (waaronder de kosten van representatie en vergaderingen);

c) uitgaven voor gebouwen en andere, hiermee verband houdende uitgaven, waaronder die voor schoonmaak en onderhoud, huur, telecommunicatie, water, gas en elektriciteit;

d) uitgaven voor ondersteuning.

De administratieve uitgaven van de Commissie die in alle titels voorkomen, worden tevens opgenomen in een afzonderlijke samenvattende staat, ingedeeld naar aard.

Artikel 28

Werkelijke uitgaven van het laatste afgesloten begrotingsjaar

(Artikel 46, lid 1, punt 1, onder e), van het Financieel Reglement)

Voor de opstelling van de begroting worden de werkelijke uitgaven van het laatste afgesloten begrotingsjaar als volgt vastgesteld:

a) vastleggingen: de vastleggingen die tijdens het begrotingsjaar zijn geboekt ten aanzien van de kredieten van het begrotingsjaar zoals bepaald in artikel 5;

b) betalingen: de betalingen die tijdens het begrotingsjaar zijn verricht, d.w.z. waarvan de uitvoeringsopdracht aan de bank is gegeven, ten aanzien van de kredieten van het begrotingsjaar zoals bepaald in genoemd artikel.

Artikel 29

Begrotingstoelichting

(artikel 46, lid 1, punt 1, onder g), van het Financieel Reglement)

De begrotingstoelichting omvat met name de volgende elementen:

a) de verwijzing naar het basisbesluit, indien voorhanden,

b) een passende uitleg over de aard en de bestemming van de kredieten.

Artikel 30

Personeelsformatie

(artikel 46, lid 1, punt 3, onder a), van het Financieel Reglement)

Het personeel van het Voorzieningsagentschap is afzonderlijk in de personeelsformatie van de Commissie opgenomen.



TITEL IV

UITVOERING VAN DE BEGROTING



HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

▼M3 —————

▼B

Artikel 32

Maximumbedragen voor proefprojecten en voorbereidende acties

►M3  Artikel 49, lid 6, onder a) en b), ◄ van het Financieel Reglement)

1.  Het totale bedrag van de kredieten voor de in ►M3  artikel 49, lid 6, onder a) ◄ , van het Financieel Reglement bedoelde proefprojecten mag niet hoger zijn dan ►M3  40 miljoen EUR ◄ per begrotingsjaar.

2.  Het totale bedrag van de kredieten voor de in ►M3  artikel 49, lid 6, onder b) ◄ , van het Financieel Reglement bedoelde nieuwe voorbereidende acties mag niet hoger zijn dan ►M3  50 miljoen EUR ◄ per begrotingsjaar en het totale bedrag van de daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties mag niet hoger zijn dan ►M3  100 miljoen EUR ◄ .

▼M3

Artikel 32 bis

(Voorbereidende maatregelen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid)

(Artikel 49, lid 6, onder c), van het Financieel Reglement)

De financiering van door de Raad overeengekomen maatregelen ter voorbereiding van EU-crisisbeheersingsoperaties uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie dekt de bijkomende kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van een specifieke inzet ter plaatse van een missie of team waarbij onder meer personeelsleden van de EU-instellingen betrokken zijn, met inbegrip van een verzekering tegen grote risico's, reis- en verblijfkosten en dagvergoedingen.

▼B

Artikel 33

Bijzondere bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig de Verdragen

( ►M3  artikel 49, lid 6, onder d) ◄ , van het Financieel Reglement)

1.  De volgende artikelen van het EG-Verdrag kennen de Commissie rechtstreeks specifieke bevoegdheden toe:

a) Artikel 138 (sociale dialoog);

b) Artikel 140 (studies, adviezen, overleg op sociaal gebied);

c) Artikelen 143 en 145 (bijzondere verslagen op sociaal gebied);

d) Artikel 152, lid 2 (initiatieven ter bevordering van de coördinatie op het gebied van bescherming van de gezondheid);

e) Artikel 155, lid 2 (initiatieven ter bevordering van de coördinatie op het gebied van trans-Europese netwerken);

f) Artikel 157, lid 2 (initiatieven ter bevordering van de coördinatie op het gebied van industrie);

g) Artikel 159, tweede alinea (verslag over de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de economische en sociale samenhang);

h) Artikel 165, lid 2 (initiatieven ter bevordering van de coördinatie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling);

i) Artikel 173 (verslag op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling);

j) Artikel 180, lid 2 (initiatieven ter bevordering van de coördinatie van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid).

2.  De volgende artikelen van het Euratom-Verdrag kennen de Commissie rechtstreeks specifieke bevoegdheden toe:

a) Artikel 70 (financiële bijdragen, binnen de in de begroting bepaalde grenzen, aan de opsporing van delfstoffen op het grondgebied van de lidstaten);

b) Artikel 77 en volgende (veiligheidscontrole).

3.  De in de leden 1 en 2 opgenomen lijsten kunnen bij de indiening van het voorontwerp van begroting worden aangevuld met de vermelding van de betrokken artikelen en bedragen.

Artikel 34

Definitie van belangenconflict

(Artikel 52, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  Een handeling waarbij zich een belangenconflict in de zin van artikel 52, lid 2, van het Financieel Reglement kan voordoen, kan met name een van de volgende vormen aannemen:

a) de toekenning aan zichzelf of anderen van directe of indirecte voordelen waarop de betrokkene geen recht heeft;

b) de weigering aan een begunstigde rechten of voordelen toe te kennen waarop hij aanspraak kan maken;

c) het verrichten van ongepaste of onrechtmatige handelingen dan wel het niet-verrichten van noodzakelijke handelingen.

2.  Het in artikel 52, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde bevoegde gezag is de hiërarchieke meerdere van de betrokkene. Hij verklaart schriftelijk dat er een belangenconflict is, dan wel dat dit niet het geval is. Indien er sprake van een belangenconflict is, neemt hij zelf een passende beslissing.

▼M3

3.  Er wordt geacht een belangenconflict te zijn indien de aanvrager, gegadigde of inschrijver een aan het statuut onderworpen personeelslid is, tenzij de betrokkene van zijn hiërarchie van tevoren toestemming heeft gekregen om aan de procedure deel te nemen.

▼B



HOOFDSTUK 2

WIJZE VAN UITVOERING



Afdeling 1

Algemene bepalingen

▼M3

Artikel 35

Controles door de Commissie

(Artikel 53 quinquies, artikel 54, lid 2, onder c), en artikel 56 van het Financieel Reglement)

1.  De besluiten waarbij uitvoeringstaken worden toevertrouwd aan de in artikel 56 van het Financieel Reglement bedoelde entiteiten of personen, bevatten alle nodige bepalingen om de doorzichtigheid van de verrichte handelingen te garanderen.

De Commissie herziet deze bepalingen zo nodig bij elke wezenlijke wijziging van de procedures of systemen die de betrokken entiteiten of personen toepassen, om te verzekeren dat aan de voorwaarden van artikel 56 blijft worden voldaan.

2.  De betrokken entiteiten of personen verstrekken de Commissie binnen een vastgestelde termijn de gegevens waarom zij verzoekt en stellen haar onverwijld van elke wezenlijke wijziging van hun procedures of systemen in kennis.

De Commissie neemt deze verplichtingen, naar gelang van het geval, op in de in lid 1 bedoelde besluiten of de met deze entiteiten of personen gesloten overeenkomsten.

3.  De Commissie kan aanvaarden, dat de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten van de in artikel 54, lid 2, onder c), en de in artikel 166, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde organen en begunstigden gelijkwaardig met haar eigen procedures zijn, rekening gehouden met de internationaal aanvaarde normen.

4.  Wanneer de Commissie de begroting in gezamenlijk beheer uitvoert, zijn de met de betrokken internationale organisaties gesloten verificatieovereenkomsten van toepassing.

5.  De in artikel 56, lid 1, onder d), van het Financieel Reglement bedoelde onafhankelijke externe controle wordt ten minste verricht door een controledienst die functioneel onafhankelijk is van de entiteit waaraan de Commissie uitvoeringstaken toevertrouwt, en die zijn taken overeenkomstig internationaal aanvaarde normen voor accountantsonderzoek uitoefent.

▼M3

Artikel 35 bis

Maatregelen ter bevordering van de beste werkmethoden

(Artikel 53 ter van het Financieel Reglement)

De Commissie stelt een register samen van organen die verantwoordelijk zijn voor het beheer, de certifiëring en de controleactiviteiten uit hoofde van sectorale verordeningen. Ter bevordering van de beste werkmethoden bij de tenuitvoerlegging van de Structuurfondsen en het Europees Visserijfonds, stelt de Commissie ter informatie aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controleactiviteiten, een methodologische handleiding ter beschikking waarin haar eigen controlestrategie en controlebenadering, met inbegrip van controlelijsten en voorbeelden van beste werkmethoden, worden uiteengezet.

▼B



Afdeling 2

Bijzondere bepalingen

Artikel 36

Direct gecentraliseerd beheer

( ►M3  artikel 53 bis ◄ van het Financieel Reglement)

Wanneer de Commissie de begroting direct binnen haar diensten uitvoert, worden de uitvoeringstaken volgens de voorwaarden van deze verordening verricht door de financiële actoren in de zin van de artikelen 58 tot en met 68 van het Financieel Reglement.

Artikel 37

Delegatie aan uitvoerende agentschappen

(Artikel 54, lid 2, onder a), en artikel 55, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  De besluiten tot delegatie aan de uitvoerende agentschappen machtigen hen, als gedelegeerde ordonnateur de kredieten te besteden van het communautaire programma met het beheer waarvan zij zijn belast.

▼M3 —————

▼B

3.   ►C1  Het delegatiebesluit van de Commissie omvat dezelfde bepalingen als die welke zijn bedoeld in artikel 41, lid 2. Het wordt formeel schriftelijk aanvaard door de directeur van het betrokken uitvoerende agentschap. ◄

▼M3

Artikel 38

Voorwaarden voor delegatie van bevoegdheden aan nationale of internationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak

(Artikel 54, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement)

1.  De Commissie kan overheidstaken delegeren aan:

a) internationale publiekrechtelijke organen,

b) nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak, indien deze vallen onder het recht van de lidstaten, een van de EER-staten of een van de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie of eventueel het recht van een ander land.

2.  De Commissie vergewist zich ervan, dat de in lid 1 bedoelde organen of entiteiten voldoende financiële garanties bieden, bij voorkeur afkomstig van een overheidsinstantie, met name op het gebied van de integrale invordering van aan de Commissie verschuldigde bedragen.

3.  Wanneer de Commissie voornemens is overheidstaken, en met name taken tot uitvoering van de begroting, aan een in artikel 54, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement bedoeld orgaan toe te vertrouwen, onderzoekt zij of de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid zijn nageleefd.

Artikel 39

Aanwijzing van nationale of internationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak

(Artikel 54, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement)

▼B

1.  De nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak zijn onderworpen aan het recht van de lidstaat of het land waarin zij zijn opgericht.

2.   ►M3  De keuze van de in lid 1 bedoelde organen of entiteiten of de internationale publiekrechtelijke organen geschiedt op objectieve en doorzichtige wijze, met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde uitvoeringsbehoeften. ◄ Deze keuze mag niet leiden tot discriminatie tussen de verschillende betrokken lidstaten of landen.

3.  In geval van beheer door een net waarbij ten minste een orgaan of entiteit per betrokken lidstaat of land moet worden aangewezen, wordt deze aanwijzing overeenkomstig de bepalingen van de basisbesluiten verricht door de lidstaat of het land in kwestie.

▼M3

In alle andere gevallen wijst de Commissie deze organen of entiteiten aan in overleg met de betrokken lidstaten of landen.

▼M3

4.  De Commissie stelt de wetgevende autoriteit jaarlijks in kennis van de gevallen waarin zij uitvoeringstaken heeft toevertrouwd aan de in artikel 54, lid 2, onder c), bedoelde organen, en vermeldt daarbij om welke organen het gaat en verstrekt een passende motivering van het gebruik van deze organen.

Artikel 39 bis

Personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het Verdag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd

(Artikel 54, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement)

De in artikel 54, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement bedoelde personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen is toevertrouwd, stellen de vereiste structuren en procedures in om de verantwoordelijkheid voor de gelden die zij beheren op zich te nemen. Deze personen genieten de status van speciaal adviseur van de Commissie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, overeenkomstig de artikelen 1 en 5 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

▼B

Artikel 40

Naleving van de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten

(Artikel 57 van het Financieel Reglement)

Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 57, lid 2, van het Financieel Reglement taken aan privaatrechtelijke organen toevertrouwt, plaatst zij een overheidsopdracht overeenkomstig de bepalingen van deel I, titel V, van het Financieel Reglement.

▼M3

Artikel 41

Wijze van uitvoering van indirect gecentraliseerd beheer

(Artikel 54, lid 2, onder b), c) en d), van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer de Commissie uitvoeringstaken toevertrouwt aan de in artikel 54, lid 2, onder b), c) en d), van het Financieel Reglement bedoelde organen, entiteiten of personen, sluit zij met hen een overeenkomst waarin nauwkeurige afspraken worden gemaakt over het beheer en de controle van de gelden en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen.

▼B

2.  De in lid 1 bedoelde overeenkomst omvat met name bepalingen inzake:

a) de omschrijving van de betrokken taken;

b) de voorwaarden en de wijze van uitvoering van deze taken, waaronder begrepen passende bepalingen ter afbakening van de verantwoordelijkheden en de organisatie van de te verrichten controles;

c) het uitbrengen van verslag aan de Commissie over de uitvoering van deze taken;

d) de beëindiging van de uitvoering van deze taken;

e) de door de Commissie uitgeoefende controle;

f) het gebruik van afzonderlijke bankrekeningen, de bestemming en het gebruik van de voortgebrachte rente;

g) de zichtbaarheid van het communautaire optreden, met name in vergelijking met de andere activiteiten van het orgaan;

h) de verbintenis van elke handeling af te zien die tot een belangenconflict in de zin van artikel 52, lid 2, van het Financieel Reglement aanleiding geeft.

▼M3

3.  De in lid 1 bedoelde organen, entiteiten of personen zijn geen gedelegeerd ordonnateur.

▼B

Artikel 42

Procedures voor de goedkeuring van de rekeningen bij gedeeld of gedecentraliseerd beheer

( ►M3  de artikelen 53 ter en 53 quater, ◄ van het Financieel Reglement)

1.  De in ►M3  de artikelen 53 ter en 53 quater, ◄ van het Financieel Reglement bedoelde procedure voor de goedkeuring van de rekeningen beoogt te waarborgen dat de uitgaven die in het kader van gedeeld beheer door de lidstaten of in het kader van gedecentraliseerd beheer door derde landen worden verricht en die ten laste van de communautaire begroting kunnen komen, op regelmatige wijze en overeenkomstig de toepasselijke communautaire regelgeving zijn verricht.

2.  Onverminderd de specifieke bepalingen van sectorale regelingen omvat de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen:

a) de declaratie van de uitgaven door de lidstaten of derde landen in de vorm van rekeningen die zijn gecertificeerd door een dienst die of een orgaan dat over de nodige technische bekwaamheden beschikt en functioneel onafhankelijk is van de organen die de uitgaven hebben verricht;

b) de controle door de Commissie van deze rekeningen en de onderliggende verrichtingen, aan de hand van documenten en eventueel ter plaatse, zonder beperkingen, waaronder begrepen de begunstigden;

c) de vaststelling door de Commissie, in het kader van contradictoire procedures en met kennisgeving aan de lidstaten of derde landen, van het bedrag van de uitgaven die ten laste van de begroting komen;

d) de berekening van de financiële correctie die voortvloeit uit het verschil tussen de gedeclareerde uitgaven en de uitgaven die ten laste van de begroting komen;

e) de invordering dan wel betaling van het saldo dat voortvloeit uit het verschil tussen de goedgekeurde uitgaven en de reeds aan de lidstaten of derde landen betaalde bedragen; de invordering geschiedt door middel van verrekening onder de voorwaarden van artikel 83.

3.  In het kader van het gedecentraliseerde beheer is de in de leden 1 en 2 beschreven procedure voor de goedkeuring van de rekeningen van toepassing naar gelang van de overeengekomen mate van decentralisatie.

▼M3

Artikel 42 bis

Overzicht van de controles en verklaringen

(Artikel 53 ter, lid 3, van het Financieel Reglement)

1.  Het overzicht wordt verstrekt door de bevoegde autoriteit of instantie die door de lidstaat voor het desbetreffende uitgavengebied is aangewezen in overeenstemming met de sectorale voorschriften.

2.  Het deel met betrekking tot de controles:

a) omvat, wat de landbouw betreft, de accountantsverklaringen die door de certifiëringsinstanties zijn opgesteld, en, wat de structurele en andere soortgelijke maatregelen betreft, de controleadviezen die door de controleautoriteiten zijn verstrekt;

b) wordt verstrekt op uiterlijk 15 februari van het jaar volgende op het jaar van de controleactiviteiten met betrekking tot de landbouwuitgaven en de structurele en andere soortgelijke maatregelen.

3.  Het deel met betrekking tot de verklaringen:

a) omvat, wat de landbouw betreft, de betrouwbaarheidsverklaringen van de betaalorganen en, wat de structurele en andere soortgelijke maatregelen betreft, de accountantsverklaringen van de certifiëringsinstanties;

b) wordt verstrekt op uiterlijk 15 februari van het volgende begrotingsjaar voor landbouwuitgaven en structurele en andere soortgelijke maatregelen.

▼M3

Artikel 43

Gezamenlijk beheer

(Artikel 53 quinquies, artikel 108 bis en artikel 165 van het Financieel Reglement)

1.  De Commissie vergewist zich van het bestaan van adequate regelingen voor de controle en de audit van de actie als geheel.

2.  De in artikel 53 quinquies van het Financieel Reglement bedoelde internationale organisaties zijn:

a) de internationale publiekrechtelijke organisaties die zijn opgericht bij intergouvernementele overeenkomsten en hun gespecialiseerde agentschappen;

b) het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK);

c) de internationale federatie van de nationale verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan.

Voor de toepassing van artikel 53 quinquies van het Financieel Reglement worden de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds gelijkgesteld met internationale organisaties.

3.  Wanneer de begroting overeenkomstig de artikelen 53 quinquies en 165 van het Financieel Reglement onder gezamenlijk beheer met internationale organisaties wordt uitgevoerd, worden de te financieren organisaties en acties op objectieve en doorzichtige wijze gekozen.

4.  Onverminderd artikel 35 van deze verordening, bevatten overeenkomsten met de in artikel 53 quinquies van het Financieel Reglement bedoelde internationale organisaties in het bijzonder het volgende:

a) een omschrijving van de in gezamenlijk beheer ten uitvoer te leggen acties, projecten of programma's;

b) de voorwaarden en de wijze van uitvoering, waaronder met name de beginselen voor het plaatsen van opdrachten en het verlenen van subsidies;

c) bepalingen betreffende het uitbrengen van verslag aan de Commissie over de uitvoering;

d) bepalingen op grond waarvan de organisatie waaraan uitvoeringstaken zijn toevertrouwd, gegadigden en inschrijvers verplicht moeten uitsluiten van deelname aan een procedure voor het plaatsen van opdrachten of het toekennen van subsidies wanneer zij in één van de in artikel 93, lid 1, onder a), b) en e), en artikel 94, onder a) en b), van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren;

e) de wijze van betaling van de bijdrage van de Gemeenschap en de over te leggen bewijsstukken tot staving van de betalingen;

f) de omstandigheden waarin de uitvoering wordt beëindigd;

g) nadere regels inzake het toezicht en de controle van de Commissie;

h) bepalingen die de Rekenkamer toegang verlenen tot de gegevens waarover zij dient te beschikken om haar taken, indien nodig ter plaatse, overeenkomstig de met de desbetreffende internationale organisaties gesloten verificatieovereenkomsten, uit te oefenen;

i) bepalingen betreffende het gebruik van voortgebrachte rente;

j) bepalingen die de zichtbaarheid garanderen van het optreden, project of programma van de Gemeenschap, ten opzichte van de andere activiteiten van de organisatie;

k) bepalingen betreffende de bekendmaking van de begunstigden van de begrotingsmiddelen, die de internationale organisaties ertoe verplichten de gegevens overeenkomstig artikel 169 van deze verordening bekend te maken.

5.  Projecten en programma's worden geacht gezamenlijk tot stand te worden gebracht wanneer de Commissie en de internationale publiekrechtelijke organisatie gezamenlijk de haalbaarheid ervan beoordelen en de wijze van uitvoering vaststellen.

6.  Bij de uitvoering van projecten in gezamenlijk beheer voldoen de internationale organisaties ten minste aan de volgende eisen:

a) de procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies voldoen aan de beginselen van transparantie, evenredigheid, goed financieel beheer, gelijke behandeling en niet-discriminatie, afwezigheid van belangenconflicten en naleving van internationaal aanvaarde normen;

b) subsidies kunnen niet cumulatief zijn of met terugwerkende kracht worden toegekend;

c) subsidies moeten medefinanciering omvatten, tenzij anders bepaald in artikel 253;

d) subsidies mogen niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij voor de begunstigde winst opleveren.

Deze eisen worden uitdrukkelijk vermeld in de overeenkomsten die met de internationale organisaties worden gesloten.

▼M3

Artikel 43 bis

Kennisgeving van de doorgifte van persoonsgegevens voor controledoeleinden

(Artikel 48 van het Financieel Reglement)

Bij elke oproep in het kader van subsidies of opdrachten die met direct gecentraliseerd beheer worden ten uitvoer gelegd, worden potentiële begunstigden, kandidaten en inschrijvers overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) ervan in kennis gesteld, dat, met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, de persoonsgegevens aan internecontrolediensten, de Europese Rekenkamer, de Instantie voor Financiële Onregelmatigheden of het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna „het OLAF” genoemd) kunnen worden doorgegeven.

▼B



HOOFDSTUK 3

FINANCIËLE ACTOREN



Afdeling 1

Rechten en verplichtingen van de financiële actoren

Artikel 44

Rechten en verplichtingen van de financiële actoren

(Artikel 58 van het Financieel Reglement)

Elke Instelling stelt aan elke financiële actor het personeel en de middelen ter beschikking die voor de vervulling van diens taak nodig zijn, en geeft hem een dienstorder met een gedetailleerde omschrijving van zijn taken, rechten en verplichtingen.



Afdeling 2

Ordonnateur

Artikel 45

Bijstand aan gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs

(Artikel 59 van het Financieel Reglement)

1.   ►M2  De bevoegde ordonnateur kan bij de vervulling van zijn taak worden bijgestaan door aan het Statuut onderworpen personen, hierna „personeelsleden” genoemd, die onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde handelingen verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de begroting en de verstrekking van informatie over de financiën en het beheer ◄ . Ter voorkoming van belangenconflicten gelden voor de personeelsleden die de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs bijstaan, de in artikel 52 van het Financieel Reglement bedoelde verplichtingen.

▼M2

2.  Telkens wanneer een gedelegeerde ordonnateur in functie treedt, van functie verandert of zijn functie beeindigt, stelt elke instelling de begrotingsautoriteit hiervan in kennis..

▼B

Artikel 46

Interne bepalingen inzake delegaties

(Artikel 59 van het Financieel Reglement)

Elke Instelling stelt overeenkomstig het Financieel Reglement en deze verordening in haar interne regels de maatregelen betreffende het beheer van de kredieten vast die haar voor de goede uitvoering van haar begrotingsafdeling nodig lijken.

Artikel 47

Scheiding van de functies inleiding en verificatie van een verrichting

(Artikel 60, lid 4, van het Financieel Reglement)

1.  Onder inleiding van een verrichting dient te worden verstaan alle handelingen die door de in artikel 45 bedoelde personeelsleden kunnen worden verricht ter voorbereiding van handelingen tot uitvoering van de begroting door de bevoegde ordonnateurs wie delegatie of subdelegatie is verleend.

2.  Onder verificatie vooraf van een verrichting dient te worden verstaan alle controles vooraf die door de bevoegde ordonnateur zijn ingesteld om de operationele en financiële aspecten ervan te verifiëren.

3.  Met betrekking tot elke verrichting wordt ten minste één verificatie vooraf verricht. Deze verificatie dient om met name het volgende vast te stellen:

a) de regelmatigheid en de overeenstemming van de uitgave en de ontvangst met de geldende bepalingen, in het bijzonder de begroting en de relevante regelingen, alsmede alle besluiten genomen ter uitvoering van de Verdragen, de verordeningen en, in voorkomend geval, de contractuele voorwaarden;

b) de toepassing van het in titel II, hoofdstuk 7, van het Financieel Reglement bedoelde beginsel van goed financieel beheer.

▼M2

Ten behoeve van een verificatie vooraf mag een serie soortgelijke individuele transacties in verband met lopende uitgaven voor salarissen, pensioenen, vergoeding van kosten van dienstreizen en ziektekosten door de bevoegde ordonnateur als één verrichting worden beschouwd.

In het in de tweede alinea bedoelde geval verricht de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse daartoe aanleiding geeft, een verificatie achteraf overeenkomstig lid 4.

▼B

4.  De verificaties achteraf aan de hand van documenten en, zo nodig, ter plaatse hebben als doel de goede uitvoering van de door de begroting gefinancierde verrichtingen te verifiëren, en met name de inachtneming van de in lid 3 bedoelde criteria. Deze verificaties kunnen steekproefsgewijs gebeuren op basis van een risicoanalyse.

▼M2

5.  De personeelsleden die belast zijn met de in de leden 2 en 4 bedoelde verificaties, zijn niet de personeelsleden die de in lid 1 bedoelde inleidingstaken verrichten, en zijn evenmin de ondergeschikten van de laatstgenoemden.

▼B

Artikel 48

Procedures voor beheer en interne controle

(Artikel 60, lid 4, van het Financieel Reglement)

De systemen en procedures voor beheer en interne controle maken het mogelijk:

a) de doelstellingen van het beleid, de programma's en de acties van de Instelling te verwezenlijken in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer;

b) de regels van het Gemeenschapsrecht en de door de Instelling vastgestelde minimumnormen voor de controle na te leven;

c) de activa van de Instelling en de informatie te beschermen;

d) onregelmatigheden, fouten en fraude te voorkomen en op te sporen;

▼M3

e) de beheersrisico's vast te stellen en te voorkomen, en doeltreffend te beheren;

▼B

f) betrouwbare informatie over financiën en beheer te verstrekken;

g) de bewijsstukken in verband met de uitvoering van de begroting en de handelingen tot uitvoering van de begroting te bewaren;

h) de documenten met betrekking tot de vereiste voorafgaande garanties ten gunste van de Instelling te bewaren en een tijdschema op te stellen waarmee een adequaat toezicht op deze garanties mogelijk is.

Artikel 49

Bewaring van bewijsstukken door de ordonnateurs

(Artikel 60, lid 4, van het Financieel Reglement)

De beheersystemen en -procedures betreffende de bewaring van bewijsstukken voorzien in:

a) de nummering ervan;

b) de datering ervan;

c) het bijhouden van eventueel geautomatiseerde registers waarmee de precieze plaats ervan kan worden nagegaan;

d) de bewaring van deze bewijsstukken gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de datum waarop het Europees Parlement kwijting verleent voor het begrotingsjaar waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

De bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen die niet definitief zijn afgesloten, worden langer bewaard dan de in de eerste alinea, onder d), genoemde periode, en wel tot het einde van het jaar dat volgt op de afsluiting van de genoemde verrichtingen.

▼M3

De persoonsgegevens in de bewijsstukken worden, voor zover mogelijk, geschrapt wanneer zij niet noodzakelijk zijn voor de kwijting en de controle van de begroting. In ieder geval is, wat de bewaring van verkeersgegevens betreft, artikel 37, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing.

▼B

Artikel 50

Beroepscode

(Artikel 60, lid 5, van het Financieel Reglement)

1.  De personeelsleden die de bevoegde ordonnateur aanwijst om de financiële verrichtingen te verifiëren, worden gekozen op grond van hun bijzondere kennis, bekwaamheid en vaardigheden die zij blijkens diploma's of een passende beroepservaring of na een passend opleidingsprogramma bezitten.

2.  Elke Instelling stelt een beroepscode vast waarin op het gebied van interne controle het volgende wordt vastgesteld:

a) het vereiste niveau van technische en financiële bekwaamheid van de in lid 1 bedoelde personeelsleden;

b) de verplichting voor deze personeelsleden om zich voortdurend bij te scholen;

c) de opdrachten, rollen en taken die zij moeten vervullen;

d) de gedragsregels, met name inzake beroepsethiek en integriteit, waaraan zij zich moeten houden en de rechten die zij hebben.

3.  Elke Instelling zorgt voor passende structuren om passende informatie over de controlenormen onder de ordonnateursdiensten te verspreiden en regelmatig bij te werken, alsmede de daartoe beschikbare methoden en technieken.

Artikel 51

Niet-optreden van de gedelegeerde ordonnateur

(Artikel 60, lid 6, van het Financieel Reglement)

Onder niet-optreden van de gedelegeerde ordonnateur in de zin van artikel 60, lid 6, van het Financieel Reglement wordt verstaan het uitblijven van een antwoord binnen een redelijke termijn gelet op de omstandigheden van het betrokken geval, die in ieder geval niet langer is dan één maand.

Artikel 52

Verificatie achteraf en jaarlijks activiteitenverslag

(Artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement)

Het resultaat van de verificaties achteraf wordt samen met andere elementen bekendgemaakt in het jaarlijkse activiteitenverslag van de gedelegeerde ordonnateur aan zijn Instelling.

Artikel 53

Toezending van informatie over financiën en beheer aan de rekenplichtige

(Artikel 60 van het Financieel Reglement)

De gedelegeerde ordonnateur zendt de rekenplichtige, met inachtneming van de door deze laatste vastgestelde regels, de informatie over financiën en beheer toe die nodig is voor de vervulling van zijn taken.

Artikel 54

Verslag over de onderhandelingsprocedures

(Artikel 60 van het Financieel Reglement)

►M2  De gedelegeerde ordonnateurs houden voor elk begrotingsjaar bij, hoeveel opdrachten worden geplaatst door middel van de in artikel 126, lid 1, onder a) tot en met g), artikel 127, lid 1, onder a) tot en met d), en de artikelen 242, 244 en 246 bedoelde onderhandelingsprocedure. ◄ Indien het aantal onderhandelingsprocedures in verhouding tot het aantal door dezelfde gedelegeerde ordonnateur geplaatste opdrachten aanzienlijk stijgt ten opzichte van de voorafgaande begrotingsjaren of indien deze verhouding aanmerkelijk hoger is dan het gemiddelde van zijn Instelling, brengt de bevoegde ordonnateur verslag uit aan zijn Instelling, en vermeldt hij daarbij de maatregelen die, in voorkomend geval, zijn genomen om deze tendens om te buigen. Elke Instelling zendt de begrotingsautoriteit een verslag over de onderhandelingsprocedures toe. In het geval van de Commissie wordt dit verslag bij de in artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen gevoegd.



Afdeling 3

Rekenplichtige

Artikel 55

Benoeming van de rekenplichtige

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

De rekenplichtige wordt door elke Instelling benoemd uit de ambtenaren op wie het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen van toepassing is.

De rekenplichtige wordt door de Instelling gekozen op grond van zijn specifieke bekwaamheid, die door diploma's wordt aangetoond of uit een gelijkwaardige beroepservaring blijkt.

▼M2

Artikel 56

Beëindiging van de functie van rekenplichtige

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

1.  Bij de beëindiging van de functie van rekenplichtige wordt zo spoedig mogelijk een staat van de rekeningen opgemaakt.

2.  De staat van de rekeningen, vergezeld van een overdrachtsrapport, wordt door de rekenplichtige die zijn functie beëindigt, of, indien dit niet mogelijk is, door een ambtenaar van zijn dienst aan de nieuwe rekenplichtige toegezonden.

De nieuwe rekenplichtige ondertekent de staat van de rekeningen binnen een maand na de datum van toezending voor aanvaarding, waarbij hij een voorbehoud kan maken.

Het overdrachtsrapport bevat tevens het resultaat van elke opgemaakte staat van de rekeningen en met name van eventuele voorbehouden.

3.  Elke instelling stelt de begrotingsautoriteit van de aanstelling of beëindiging van de functie van haar rekenplichtige in kennis.

▼B

Artikel 57

Advies over de boekhoud- en inventarissystemen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

Wanneer door de ordonnateur ingestelde financiële beheersystemen gegevens verstrekken aan de boekhouding van de Instelling of worden gebruikt om de gegevens van deze boekhouding te staven, moet de rekenplichtige met de invoering en de wijziging ervan instemmen.

De rekenplichtige wordt tevens geraadpleegd over de invoering en de wijziging van de systemen voor inventarisatie en waardering van de activa en passiva door de bevoegde ordonnateurs.

Artikel 58

Beheer van de kasmiddelen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige ziet erop toe dat zijn Instelling voldoende middelen ter beschikking heeft om de kasbehoeften te dekken die uit de uitvoering van de begroting voortvloeien.

2.  Voor de toepassing van lid 1 voert de rekenplichtige systemen voor het beheer van de liquide middelen in waarmee hij ramingen van de kasmiddelen kan opstellen.

3.  De rekenplichtige van de Commissie verdeelt de beschikbare middelen overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000.

Artikel 59

Beheer van bankrekeningen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige kan voor de behoeften in verband met het beheer van de kasmiddelen bij financiële instellingen of nationale centrale banken rekeningen op naam van de Instelling openen of laten openen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan hij rekeningen in andere valuta's dan de euro openen.

2.  De rekenplichtige onderhandelt over de voorwaarden voor de werking van de bij financiële instellingen geopende rekeningen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, rendement en concurrentie.

3.  Ten minste elke vijf jaar onderwerpt de rekenplichtige de financiële instellingen bij welke rekeningen zijn geopend, opnieuw aan concurrentie.

4.  De rekenplichtige ziet erop toe dat de voorwaarden voor de werking van de bij financiële instellingen geopende rekeningen streng worden nageleefd.

5.  De rekenplichtige van de Commissie is ermee belast, nadat hij de rekenplichtigen van de andere Instellingen heeft geraadpleegd, de voorwaarden voor de werking van de door de onderscheiden Instellingen geopende rekeningen op elkaar af te stemmen.

Artikel 60

Handtekeningen in verband met de rekeningen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

In de voorwaarden voor het openen, de werking en het gebruik van rekeningen wordt bepaald dat, naar gelang van de interne controlebehoeften, voor cheques, overschrijvingsopdrachten en alle andere bankverrichtingen de handtekening van een of meer naar behoren gemachtigde personeelsleden vereist is.

▼M2

Daartoe doet de rekenplichtige van elke instelling alle financiële instellingen bij welke de betrokken instelling rekeningen heeft geopend, de namen en de specimens van de handtekeningen van de gemachtigde personeelsleden toekomen.

▼B

Artikel 61

Beheer van het saldo van de rekeningen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige vergewist zich ervan dat het saldo van de in artikel 59 bedoelde bankrekeningen niet aanzienlijk afwijkt van de in artikel 58, lid 2, bedoelde ramingen van de kasmiddelen en dat:

a) geen van deze rekeningen een negatief saldo vertoont;

b) het saldo van rekeningen in een vreemde valuta periodiek in euro wordt omgerekend.

2.  De rekenplichtige mag op de rekeningen in een vreemde valuta geen saldo's laten staan die ertoe kunnen leiden dat de Instelling buitensporige verliezen lijdt als gevolg van schommelingen van de wisselkoersen.

Artikel 62

Overschrijvingen en omrekeningen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

Onverminderd artikel 69 verricht de rekenplichtige overschrijvingen tussen rekeningen die op naam van de Instelling bij financiële instellingen zijn geopend en omrekeningen van valuta's.

Artikel 63

Wijzen van betaling

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

Betalingen geschieden door overschrijving of door middel van een cheque.

▼M2

Artikel 64

Bestand van begunstigden van betalingen

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige mag slechts betalingen door overschrijving verrichten indien de bankgegevens van de begunstigde van de betaling en gegevens die de identiteit van de begunstigde bevestigt, alsmede eventuele wijzigingen, van tevoren in een gemeenschappelijk bestand per instelling zijn opgenomen.

De opneming van de identiteits- en bankgegevens van de begunstigde in dit bestand of de wijziging van deze gegevens geschieden op basis van een bewijsstuk, waarvan de vorm door de rekenplichtige van de Commissie wordt vastgesteld.

▼B

2.  Met het oog op betalingen door overschrijving mogen de ordonnateurs slechts namens hun Instelling verplichtingen jegens een derde aangaan indien deze hun de documentatie verstrekt die nodig is om hem in het bestand op te nemen.

▼M2

De ordonnateurs delen de rekenplichtige alle wijzigingen mede in de door de begunstigde verstrekte identiteits- en bankgegevens en onderzoeken of deze gegevens geldig zijn voordat een betaling wordt gedaan.

▼B

In het kader van de pretoetredingssteun kunnen individuele verbintenissen worden aangegaan met de overheidsinstanties van de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie zonder voorafgaande opneming in het derdenbestand. In dit geval stelt de ordonnateur alles in het werk om ervoor te zorgen dat deze opneming zo spoedig mogelijk geschiedt. De overeenkomst bepaalt dat de mededeling van de bankgegevens van de begunstigde aan de Commissie een voorwaarde voor de eerste betaling is.

Artikel 65

Bewaring van bewijsstukken door de rekenplichtige

(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

De bewijsstukken met betrekking tot de boekhouding en de opstelling van de in artikel 121 van het Financieel Reglement bedoelde rekeningen worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop het Europees Parlement kwijting verleent voor het begrotingsjaar waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

De bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen die niet definitief zijn afgesloten, worden echter langer bewaard, en wel tot het einde van het jaar dat volgt op de afsluiting van de genoemde verrichtingen.

Elke Instelling bepaalt bij welke dienst de bewijsstukken worden bewaard.



Afdeling 4

Beheerder van gelden ter goede rekening

Artikel 66

Gebruik van gelden ter goede rekening

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer betaling langs budgettaire weg niet mogelijk of niet efficiënt is omdat het om geringe bedragen gaat, kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld.

▼M2

2.  De beheerder van gelden ter goede rekening mag op grond van een in de instructies van de bevoegde ordonnateur opgenomen gedetailleerd raamwerk overgaan tot de voorlopige betaalbaarstelling en de betaling van de uitgaven. Deze instructies bevatten de regels volgens welke en de voorwaarden waaronder de voorlopige betaalbaarstelling en betalingen van uitgaven worden uitgevoerd en, in voorkomend geval, de voorwaarden voor de ondertekening van juridische verbintenissen in de zin van artikel 94, lid 1, onder e).

▼B

3.  De instelling van beheer van gelden ter goede rekening en de aanwijzing van een beheerder van gelden ter goede rekening geschieden bij besluit van de rekenplichtige op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur. In dit besluit wordt nadrukkelijk op de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de beheerder van gelden ter goede rekening en de ordonnateur gewezen.

De wijziging van de voorwaarden voor de werking van beheer van gelden ter goede rekening geschiedt eveneens bij besluit van de rekenplichtige op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur.

Artikel 67

Instelling en betaling

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

1.  In het besluit tot instelling van beheer van gelden ter goede rekening en tot aanwijzing van een beheerder van gelden ter goede rekening en het besluit tot wijziging van de voorwaarden voor de werking van beheer van gelden ter goede rekening worden met name vastgesteld:

a) het doel en het maximumbedrag van de aanvankelijke gelden die ter goede rekening kunnen worden verstrekt;

b) de opening, in voorkomend geval, van een bank- of postrekening op naam van de Instelling;

c) de aard en het maximumbedrag van elke uitgave die door de beheerder van gelden ter goede rekening aan derden mag worden betaald of bij hen mag worden geïnd;

d) de regelmaat waarmee en de wijze waarop de bewijsstukken moeten worden overgelegd en de toezending van deze bewijsstukken aan de ordonnateur voor regularisatie;

e) de wijze waarop de gelden ter goede rekening eventueel worden aangevuld;

f) dat de verrichtingen in het kader van het beheer van gelden ter goede rekening uiterlijk aan het einde van de volgende maand door de ordonnateur worden geregulariseerd, om te zorgen voor afstemming van het boeksaldo en het banksaldo;

g) de geldigheidsduur van de machtiging die door de rekenplichtige aan de beheerder van gelden ter goede rekening wordt verstrekt;

h) de identiteit van de aangewezen beheerder van gelden ter goede rekening.

2.  Bij de voorstellen voor besluiten tot het instellen van beheer van gelden ter goede rekening is de bevoegde ordonnateur verplicht:

a) bij voorkeur de budgettaire weg te gebruiken wanneer de toegang tot het centrale geautomatiseerde boekhoudsysteem voorhanden is;

b) slechts in gerechtvaardigde gevallen gebruik te maken van beheer van gelden ter goede rekening.

▼M2

Het maximumbedrag dat door de beheerder van gelden ter goede rekening mag worden betaald wanneer betaling langs budgettaire weg feitelijk niet mogelijk of niet efficiënt is, mag niet hoger zijn dan 60 000 EUR per uitgave.

▼B

3.  Betalingen aan derden kunnen door de beheerder van gelden ter goede rekening worden verricht op grond en binnen de grenzen van:

a) voorafgaande vastleggingen en juridische verbintenissen die door de bevoegde ordonnateur zijn ondertekend;

b) het resterende positieve saldo, in kas of op de bank, van de gelden ter goede rekening.

▼M3

4.  De betalingen in het kader van het beheer van gelden ter goede rekening kunnen geschieden door overschrijving, met inbegrip van het in artikel 80 van het Financieel Reglement bedoelde systeem van automatische incasso's, door een cheque of op andere wijze, overeenkomstig de instructies van de rekenplichtige.

▼B

5.  De verrichte betalingen worden gevolgd door formele besluiten tot definitieve betaalbaarstelling en/of regularisatiebetalingsopdrachten die door de bevoegde ordonnateur zijn ondertekend.

Artikel 68

Keuze van de beheerders van gelden ter goede rekening

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

►M2  De beheerders van gelden ter goede rekening worden gekozen uit ambtenaren of, zo nodig en slechts in gerechtvaardigde gevallen, uit andere personeelsleden. ◄ De personeelsleden worden gekozen op grond van hun kennis, bekwaamheid en vaardigheden ter zake die zij blijkens diploma's of een passende beroepservaring of na een passend opleidingsprogramma bezitten.

Artikel 69

Verstrekking van middelen voor het beheer van gelden ter goede rekening

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige verricht de betaling waarmee middelen voor het beheer van gelden ter goede rekening worden verstrekt en oefent daarop financieel toezicht uit, ten aanzien van zowel de opening van bankrekeningen en de delegatie van ondertekeningsbevoegdheid, als de controles ter plaatse en in de gecentraliseerde boekhouding. De rekenplichtige stelt gelden ter goede rekening ter beschikking. De gelden worden overgemaakt op de in naam van het beheer van gelden ter goede rekening geopende bankrekening.

De betrokken gelden ter goede rekening kunnen rechtstreeks afkomstig zijn van diverse plaatselijke ontvangsten, zoals die welke voortvloeien uit:

a) verkopen van materieel,

b) publicaties,

c) diverse vergoedingen,

d) rente.

De regularisatie van uitgaven, diverse ontvangsten of bestemmingsontvangsten geschiedt overeenkomstig het in artikel 67 bedoelde besluit tot instelling van beheer van gelden ter goede rekening en de bepalingen van het Financieel Reglement. De desbetreffende bedragen worden door de ordonnateur in mindering gebracht wanneer later nieuwe middelen worden verstrekt ter aanvulling van diezelfde gelden ter goede rekening.

2.  Om wisselkoersverliezen te voorkomen, kan de beheerder overschrijvingen verrichten tussen de verschillende bankrekeningen in het kader van hetzelfde beheer van gelden ter goede rekening.

Artikel 70

Controles van de ordonnateurs en rekenplichtigen

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

1.  De beheerder van gelden ter goede rekening voert volgens de door de rekenplichtige opgestelde regels en instructies een boekhouding van de middelen waarover hij beschikt, in kas en op de bank, van de betalingen die hij verricht en van de ontvangsten die hij int. ►M2  De overzichten van deze boekhouding zijn op elk moment voor de bevoegde ordonnateur toegankelijk, en ten minste eenmaal per maand wordt een overzicht van de verrichtingen opgesteld en de volgende maand met bewijsstukken door de beheerder aan de voor de regularisatie van de verrichtingen bevoegde ordonnateur toegezonden. ◄

2.   ►M2  De aanwezigheid van de aan beheerders van gelden ter goede rekening toevertrouwde middelen, de desbetreffende boekhouding en de regularisatie van de verrichtingen binnen de voorgeschreven termijnen worden door de rekenplichtige of door een speciaal daartoe gemachtigd personeelslid van zijn dienst of de ordonnateursdienst, in den regel ter plaatse en zonder aankondiging, geverifieerd. ◄ De rekenplichtige deelt de bevoegde ordonnateur de resultaten van zijn verificaties mede.

Artikel 71

Procedures voor het plaatsen van opdrachten

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

Betalingen uit gelden ter goede rekening kunnen, binnen de grenzen van artikel 129, lid 4, eenvoudig op factuur geschieden zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.



HOOFDSTUK 4

VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE ACTOREN



Afdeling 1

Algemene Regels

Artikel 72

Bevoegde instanties op het gebied van fraude

(artikel 60, lid 6, en artikel 65, lid 2, van het Financieel Reglement)

De in artikel 60, lid 6, en artikel 65, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde autoriteiten en instanties zijn de instanties die zijn aangewezen bij ►M3  het statuut ◄ en bij de besluiten van de communautaire Instellingen betreffende interne onderzoeken op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten die de belangen van de Gemeenschappen schaden.



Afdeling 2

Regels betreffende de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs

Artikel 73

Bevestiging van instructies

(Artikel 66, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer een ordonnateur oordeelt dat een aan hem gegeven instructie onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, met name omdat de uitvoering ervan onverenigbaar is met de hoeveelheid aan hem verstrekte middelen, deelt hij dat de autoriteit waarvan hij de delegatie of subdelegatie heeft ontvangen, schriftelijk mede. ►M2  Indien deze instructie tijdig schriftelijk wordt bevestigd en nauwkeurig genoeg is, dat wil zeggen dat zij uitdrukkelijk naar de aspecten verwijst, die door de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur betwistbaar worden geacht, is de ordonnateur van zijn verantwoordelijkheid ontslagen; hij voert de instructie uit, tenzij deze duidelijk in strijd is met de wet of de geldende veiligheidsvoorschriften. ◄

2.  Artikel 1 is ook van toepassing indien een ordonnateur tijdens de uitvoering van een aan hem gegeven instructie verneemt dat de omstandigheden van het dossier een onregelmatige situatie tot gevolg hebben.

3.  De overeenkomstig artikel 66, lid 2, van het Financieel Reglement bevestigde instructies worden door de bevoegde gedelegeerde ordonnateur bijgehouden en in zijn jaarlijks activiteitenverslag vermeld.

▼M3

Artikel 74

Financiële onregelmatigheden

(Artikel 60, lid 6, en artikel 66, lid 4, van het Financieel Reglement)

Onverminderd de bevoegdheden van het OLAF, is de in artikel 43 bis bedoelde instantie (hierna „de instantie” genoemd) bevoegd voor elke overtreding van een bepaling van het Financieel Reglement of een andere bepaling inzake financieel beheer en controle van de verrichtingen, die het gevolg is van een handeling of verzuim van een personeelslid.

Artikel 75

Instantie voor financiële onregelmatigheden

(Artikel 60, lid 6, en artikel 66, lid 4, van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 74 bedoelde financiële onregelmatigheden worden overeenkomstig artikel 66, lid 4, tweede alinea, van het Financieel Reglement door het tot aanstelling bevoegde gezag voor advies naar de instantie verwezen.

Een gedelegeerd ordonnateur kan een zaak aan de instantie verwijzen wanneer hij van mening is dat zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan. De instantie brengt een advies uit, waarin wordt nagegaan of de in artikel 74 bedoelde onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, hoe ernstig zij zijn en wat de gevolgen ervan zouden kunnen zijn. Wanneer de instantie tijdens haar onderzoek tot de slotsom komt, dat het naar haar verwezen geval onder de bevoegdheid van het OLAF valt, zendt zij het dossier onverwijld naar het tot aanstelling bevoegde gezag en stelt zij het OLAF onmiddellijk in kennis.

Wanneer de instantie overeenkomstig artikel 60, lid 6, van het Financieel Reglement rechtstreeks door een personeelslid wordt ingelicht, zendt zij het dossier aan het tot aanstelling bevoegde gezag toe en stelt zij het personeelslid dat haar heeft ingelicht, hiervan in kennis. Het tot aanstelling bevoegde gezag kan de instantie om advies over het dossier vragen.

2.  De instelling stelt of, in het geval van een gezamenlijke instantie, de deelnemende instellingen stellen, rekening houdend met haar of hun interne organisatie, de werkwijze van de instantie vast, alsmede de samenstelling ervan, die een externe deelnemer met de vereiste kwalificaties en deskundigheid omvat.

▼B



HOOFDSTUK 5

ONTVANGSTEN



Afdeling 1

Eigen middelen

Artikel 76

Regeling voor de eigen middelen

(Artikel 69 van het Financieel Reglement)

De ordonnateur stelt een tijdschema op voor de terbeschikkingstelling aan de Commissie van de eigen middelen bedoeld in het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen.

De vaststelling en de inning van de eigen middelen geschieden volgens de voorschriften die ter uitvoering van het in de eerste alinea bedoelde besluit zijn vastgesteld.



Afdeling 2

Raming van schuldvorderingen

Artikel 77

Raming van schuldvorderingen

(Artikel 70 van het Financieel Reglement)

1.  De raming van schuldvorderingen vermeldt de aard en de aanwijzing van de ontvangst op de begroting, alsmede, zo mogelijk, de debiteur en het geraamde bedrag.

Bij de opstelling van de raming van schuldvorderingen verifieert de bevoegde ordonnateur met name:

a) de juistheid van de aanwijzing op de begroting;

b) de regelmatigheid en de overeenstemming van de raming met de geldende voorschriften en het beginsel van goed financieel beheer.

2.   ►M3  Behoudens artikel 160, lid 1 bis, en artikel 161, lid 2, van het Financieel Reglement, leidt de raming van schuldvorderingen niet tot vastleggingskredieten. ◄ In de in artikel 18 van het Financieel Reglement bedoelde gevallen ontstaan eerst kredieten nadat de Gemeenschappen de verschuldigde bedragen daadwerkelijk hebben geïnd.



Afdeling 3

Vaststelling van schuldvorderingen

Artikel 78

Procedure

(Artikel 71 van het Financieel Reglement)

1.  De vaststelling van een schuldvordering door de ordonnateur is de erkenning van het recht van de Gemeenschappen jegens een debiteur en de opstelling van de titel waarmee van deze debiteur betaling van zijn schuld kan worden geëist.

2.  De invorderingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdracht geeft de vastgestelde schuldvordering te innen.

3.  De debetnota is de mededeling aan de debiteur dat:

a) de Gemeenschappen deze schuldvordering hebben vastgesteld;

▼M2

b) geen achterstandsrente verschuldigd is indien de schuld voor de gestelde termijn wordt betaald;

c) bij gebreke van betaling bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, over zijn schuld rente verschuldigd is tegen het in artikel 86 bedoelde percentage, onverminderd de geldende specifieke voorschriften;

d) de instelling bij gebreke van betaling bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, tot inning overgaat door middel van verrekening of door een beroep te doen op van tevoren verstrekte garanties;

e) de rekenplichtige, nadat de debiteur van de gronden en de datum van inning door middel van verrekening in kennis is gesteld, vóór de onder b) bedoelde termijn tot inning door middel van verrekening kan overgaan, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen nodig is, omdat hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen, dat het aan de Gemeenschappen verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan;

▼B

f) de Instelling, indien na de bovengenoemde etappes nog geen volledige invordering heeft kunnen geschieden, tot invordering overgaat door gedwongen tenuitvoerlegging van de titel die overeenkomstig artikel 72, lid 2, van het Financieel Reglement dan wel langs gerechtelijke weg is verkregen.

De ordonnateur zendt de debiteur de debetnota toe, met een kopie aan de rekenplichtige.

Artikel 79

Vaststelling van schuldvorderingen

(Artikel 71 van het Financieel Reglement)

Om een schuldvordering vast te stellen, vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

a) het zekere karakter van de schuldvordering, waaraan geen voorwaarden verbonden mogen zijn;

b) het vaststaande karakter van de schuldvordering, waarvan het bedrag nauwkeurig in geld moet worden uitgedrukt;

c) het invorderbare karakter van de schuldvordering, waaraan geen termijn verbonden mag zijn;

d) de juiste aanduiding van de debiteur;

e) de juistheid van de aanwijzing van de te innen bedragen op de begroting;

f) de regelmatigheid van de bewijsstukken;

g) de overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, met name volgens de in artikel 87, lid 1, onder a), bedoelde criteria.

Artikel 80

Bewijsstukken ter staving van de vaststelling van schuldvorderingen

(Artikel 71 van het Financieel Reglement)

1.  Elke vaststelling van een schuldvordering berust op bewijsstukken met betrekking tot de rechten van de Gemeenschappen.

2.  Voordat hij een schuldvordering vaststelt, onderzoekt de bevoegde ordonnateur de bewijsstukken persoonlijk of verifieert hij onder eigen verantwoordelijkheid dat dit onderzoek is verricht.

3.  De bewijsstukken worden overeenkomstig de artikelen 48 en 49 door de ordonnateur bewaard.



Afdeling 4

Invorderingsopdracht

Artikel 81

Opstelling van de invorderingsopdracht

(Artikel 72 van het Financieel Reglement)

1.  De invorderingsopdracht vermeldt:

a) het begrotingsjaar;

b) het besluit of de juridische verbintenis waaruit de schuldvordering voortvloeit en die recht geeft op de invordering;

c) het begrotingsartikel en eventueel elke andere nodige onderverdeling, waaronder begrepen, in voorkomend geval, de bijbehorende vastlegging;

d) het te innen bedrag in euro;

e) de naam en het adres van de debiteur;

▼M2

f) de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn;

▼B

g) de mogelijke invorderingswijze, waaronder met name begrepen de invordering door verrekening of door het doen van een beroep op van tevoren verstrekte garanties.

2.  De invorderingsopdracht wordt door de bevoegde ordonnateur gedagtekend en ondertekend en vervolgens aan de rekenplichtige toegezonden.

▼M3

3.  De rekenplichtige van elke instelling houdt een lijst van te innen bedragen bij, waarop de vorderingen van de Gemeenschap zijn samengebracht overeenkomstig de datum van uitgifte van de invorderingsopdracht. Hij geeft deze lijst aan de rekenplichtige van de Commissie door.

De rekenplichtige van de Commissie stelt een geconsolideerde lijst op van de verschuldigde bedragen, ingedeeld naar instelling en naar datum van uitgifte van de invorderingsopdracht. De lijst wordt toegevoegd aan het verslag van de Commissie over het begrotings- en financiële beheer.

4.  De Commissie stelt een lijst op van de vorderingen van de Gemeenschap, met vermelding van de namen van de debiteuren en het bedrag van de schuld, voor de gevallen waarin de debiteur op grond van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing tot betaling verplicht is en waarin één jaar na de uitspraak nog geen of geen significante betaling heeft plaatsgevonden. Deze lijst wordt bekengemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de desbetreffende wetgeving inzake gegevensbescherming.

▼B



Afdeling 5

Inning

Artikel 82

Formaliteiten in verband met de inning

(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige verricht de inning van schuldvorderingen, boekt deze in de rekeningen en stelt de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis.

2.  Bij elke storting in contanten in de kas van de rekenplichtige of de beheerder van gelden ter goede rekening wordt een ontvangstbewijs afgegeven.

▼M2

Artikel 83

Inning door middel van verrekening

(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer de debiteur een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op de Gemeenschappen heeft die betrekking heeft op een door een betalingsopdracht vastgesteld bedrag, gaat de rekenplichtige na het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn over tot de inning van de vastgestelde schuldvorderingen door middel van verrekening.

In uitzonderlijke omstandigheden gaat de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn over tot inning door middel van verrekening, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen nodig is, omdat hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen, dat het aan de Gemeenschappen verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan.

2.  Voordat hij overeenkomstig lid 1 tot inning overgaat, raadpleegt de rekenplichtige de bevoegde ordonnateur en stelt hij de betrokken debiteuren hiervan in kennis.

Wanneer de debiteur een nationale autoriteit of een van haar administratieve entiteiten is, stelt de rekenplichtige de betrokken lidstaat ten minste tien werkdagen van tevoren van zijn voornemen, door middel van verrekening tot inning over te gaan, in kennis. In overleg met de betrokken lidstaat of administratieve entiteit mag de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de termijn door middel van verrekening tot inning overgaan.

3.  De in lid 1 bedoelde verrekening heeft dezelfde gevolgen als een betaling en geldt voor de Gemeenschappen als kwijting voor het bedrag van de schuld en, in voorkomend geval, de verschuldigde rente.

▼B

Artikel 84

Inningsprocedure bij uitblijven van vrijwillige betaling

(Artikelen 72 en 73 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  Onverminderd artikel 83, stelt de rekenplichtige, indien bij het verstrijken de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde en in de debetnota vermelde termijn geen volledige inning is geschied, de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis, en tracht hij onverwijld de inning alsnog te bewerkstelligen met aanwending van passende rechtsmiddelen, waaronder begrepen, in voorkomend geval, door het doen van een beroep op van tevoren verstrekte garanties.

▼B

2.  Onverminderd artikel 83 gaat de rekenplichtige, indien de in lid 1 genoemde wijze van inning niet mogelijk is en de debiteur na de door de rekenplichtige verzonden aanmaning de betaling niet heeft verricht, over tot gedwongen tenuitvoerlegging van de titel in de zin van artikel 72, lid 2, van het Financieel Reglement dan wel op basis van een langs gerechtelijke weg verkregen titel.

Artikel 85

Toekenning van betalingstermijnen

(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

Aanvullende betalingstermijnen mag de rekenplichtige, in overleg met de bevoegde ordonnateur, slechts toestaan op schriftelijk, met redenen omkleed verzoek van de debiteur en op voorwaarde dat:

▼M2

a) de debiteur zich ertoe verbindt, voor de gehele toegekende aanvullende termijn, te rekenen vanaf de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn, rente te betalen tegen de in artikel 86 bedoelde rentevoet;

▼B

b) hij ter bescherming van de rechten van de Gemeenschappen een door de rekenplichtige van de Instelling aanvaarde financiële zekerheid stelt die de hoofdsom en de rente van de nog niet geïnde schuld dekt.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde zekerheid kan worden vervangen door een persoonlijke en hoofdelijke borgstelling door een door de rekenplichtige van de Instelling erkende derde.

▼M2

Artikel 85 bis

Inning van boeten, dwangsommen en andere sancties

(Artikelen 73 en 74 van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer bij een rechterlijke instantie in de Gemeenschap beroep is ingesteld tegen een beschikking van de Commissie waarbij krachtens het EG-Verdrag of het Euratom-Verdrag een boete, een dwangsom of een andere sanctie is opgelegd, int de rekenplichtige zolang niet alle rechtsmiddelen zijn uitgeput, de betrokken bedragen voorlopig van de debiteur of vraagt hij hem een financiële zekerheid te stellen. De verlangde zekerheid staat los van de verplichting tot betaling van de boete, de dwangsom of de andere sanctie en is op eerste verzoek opeisbaar. Zij dekt de vordering voor de hoofdsom en de in artikel 86, lid 5, bedoelde verschuldigde rente.

2.  Nadat alle rechtsmiddelen zijn uitgeput, worden de voorlopig geïnde bedragen en de rente die zij hebben opgebracht, in de begroting opgenomen of aan de debiteur terugbetaald. Indien een financiële zekerheid is gesteld, wordt deze opgeëist of vrijgegeven.

▼M3

Artikel 85 ter

Regels inzake verjaring

(Artikel 73 bis van het Financieel Reglement)

1.  De verjaringstermijn van schuldvorderingen van de Gemeenschappen op derden begint te lopen bij het verstrijken van de termijn die de debiteur in de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde debetnota wordt meegedeeld.

De verjaringstermijn van schuldvorderingen van derden op de Gemeenschappen begint te lopen op de datum waarop de schuldvordering van de betrokken derde krachtens de onderliggende juridische verbintenis opeisbaar is.

2.  De verjaringstermijn voor schuldvorderingen van de Gemeenschappen op derden wordt geschorst door elke handeling van een instelling of van een door een op verzoek van een instelling handelende lidstaat, waarvan aan de derde kennis is gegeven en die strekt tot inning van de schuld.

De verjaringstermijn voor schuldvorderingen van derden op de Gemeenschappen wordt geschorst door elke handeling, waarvan door haar schuldeisers of namens haar crediteuren aan de Gemeenschappen kennis is gegeven en die strekt tot inning van de schuld.

3.  Een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar begint te lopen op de dag volgende op die van de in lid 2 bedoelde schorsingen.

4.  Rechtsvorderingen betreffende de in lid 1 bedoelde schuldvorderingen, met inbegrip van rechtsvorderingen waarbij de rechter zich uiteindelijk onbevoegd verklaart, schorsen de verjaringstermijn. De nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar begint pas te lopen na een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing of na een buitengerechtelijke schikking tussen de partijen over dezelfde vordering.

5.  Wanneer de rekenplichtige de debiteur overeenkomstig artikel 85 een aanvullende betalingstermijn toestaat, wordt dit als een schorsing van de verjaringstermijn beschouwd. De nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar begint te lopen op de dag volgende op die waarop de aanvullende betalingstermijn verstrijkt.

6.  Na het verstrijken van de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde verjaringstermijn, worden de schuldvorderingen niet meer geïnd.

▼B

Artikel 86

Achterstandsrente

(Artikel 71, lid 4, van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen, is elke schuldvordering die bij het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn niet is voldaan, rentedragend overeenkomstig de leden 2 en 3.

2.  De rentevoet voor schuldvorderingen die bij het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn niet zijn voldaan, is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand waarin de genoemde termijn valt en dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met:

a) zeven procentpunt wanneer de schuldvordering voortvloeit uit een overheidsopdracht voor leveringen en diensten in de zin van titel V;

b) drieënhalf procentpunt in alle andere gevallen.

3.  De rente wordt berekend vanaf de kalenderdag die volgt op de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde en in de debetnota vermelde termijn, tot en met de kalenderdag waarop de schuld volledig is betaald.

▼B

4.  Elke gedeeltelijke betaling wordt eerst op de overeenkomstig de leden 2 en 3 vastgestelde achterstandsrente in mindering gebracht.

▼M2

5.  Wanneer de debiteur in het geval van boeten een financiële zekerheid stelt die door de rekenplichtige wordt aanvaard in plaats van een voorlopige betaling, is de rentevoet die vanaf de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn van toepassing is, het in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde percentage, vermeerderd met slechts anderhalf procentpunt.

▼B

Artikel 87

Afzien van invordering van een vastgestelde schuldvordering

(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

1.  De bevoegde ordonnateur kan slechts geheel of gedeeltelijk van de invordering van een vastgestelde schuldvordering afzien in de volgende gevallen:

a) wanneer de verwachte kosten van de invordering hoger zijn dan het te innen bedrag en het afzien van invordering geen afbreuk zou doen aan de reputatie van de Gemeenschappen;

b) wanneer het niet mogelijk is de schuldvordering in te vorderen wegens de leeftijd ervan of wegens insolventie van de debiteur;

c) wanneer de inning afbreuk doet aan het evenredigheidsbeginsel.

2.  In het in lid 1 bedoelde geval neemt de bevoegde ordonnateur alle procedures die van tevoren bij elke Instelling zijn vastgesteld in acht en past hij de volgende verplichte criteria toe die onder alle omstandigheden moeten worden toegepast:

a) de aard van de feiten gelet op de ernst van de onregelmatigheid die aanleiding heeft gegeven tot de vaststelling van de schuldvordering (fraude, recidive, opzet, medewerking, goede trouw, kennelijke dwaling);

b) de gevolgen die het afzien van invordering van de schuldvordering voor het functioneren en de financiële belangen van de Gemeenschappen zou hebben (betrokken bedrag, risico een precedent te scheppen, afbreuk aan het gezag van de norm);

Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan de ordonnateur ook de volgende aanvullende criteria in aanmerking moeten nemen:

a) de eventuele mededingingsvervalsing die het afzien van invordering van de schuldvordering zou meebrengen;

b) de economische en sociale schade die de volledige inning van de schuldvordering tot gevolg zou hebben.

3.  Het in artikel 73, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde besluit om van invordering af te zien, wordt gemotiveerd en vermeldt de voor de invordering gedane stappen en de juridische en feitelijke elementen waarop het berust. ►M3  De bevoegde ordonnateur gaat bij het afzien van invordering te werk overeenkomstig artikel 81. ◄

4.  Het afzien van de inning van een schuldvordering kan door de Instelling niet worden gedelegeerd indien het gaat om:

a) een bedrag van 1 miljoen EUR of meer;

b) een bedrag van 100 000 EUR of meer, indien dit bedrag ten minste 25 % van de vastgestelde schuldvordering omvat.

Onder de in de eerste alinea genoemde drempelbedragen bepaalt elke Instelling in haar interne regels de voorwaarden en de wijze waarop de bevoegdheid van de inning van een vastgestelde schuldvordering af te zien, kan worden gedelegeerd.

5.  Elke Instelling zendt de begrotingsautoriteit elk jaar een verslag toe over de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde gevallen waarin van de inning van schuldvorderingen van 100 000 EUR en meer is afgezien. In het geval van de Commissie wordt dit verslag gevoegd bij de in artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen.

Artikel 88

Annulering van een vastgestelde schuldvordering

(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

1.  In geval van een rechtsdwaling annuleert de bevoegde ordonnateur de overeenkomstig de artikelen 80 en 81 vastgestelde schuldvordering; deze annulering wordt naar behoren met redenen omkleed.

2.  Elke Instelling bepaalt in haar interne regels de voorwaarden en de wijze waarop de bevoegdheid tot annulering van een vastgestelde schuldvordering kan worden gedelegeerd.

Artikel 89

Technische en boekhoudkundige aanpassing van het bedrag van de vastgestelde schuldvordering

(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer het bedrag van een vastgestelde schuldvordering als gevolg van de ontdekking van een feitelijke fout moet worden gewijzigd, stelt de bevoegde ordonnateur dit bedrag naar boven of naar beneden bij, voorzover deze correctie niet leidt tot afstand van het ten gunste van de Gemeenschappen vastgestelde recht. Deze aanpassing geschiedt overeenkomstig de artikelen 80 en 81 en wordt naar behoren met redenen omkleed.

2.  Elke Instelling bepaalt in haar interne regels de voorwaarden en de wijze waarop de bevoegdheid tot het verrichten van een technische en boekhoudkundige aanpassing van een vastgestelde schuldvordering kan worden gedelegeerd.



HOOFDSTUK 6

UITGAVEN

▼M2

Artikel 90

Financieringsbesluit

(Artikel 75 van het Financieel Reglement)

1.  Het financieringsbesluit zet de essentiële elementen van een actie uiteen, die een uitgave ten laste van de begroting meebrengt.

2.  Voor subsidies wordt het besluit tot vaststelling van het in artikel 110 van het Financieel Reglement bedoelde jaarlijkse werkprogramma als het financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement beschouwd, mits het een voldoende gedetailleerd kader vormt.

Met betrekking tot het plaatsen van opdrachten, waarvoor de besteding van de desbetreffende kredieten wordt geregeld door een jaarlijks werkprogramma dat een voldoende gedetailleerd kader vormt, wordt dit werkprogramma ook als financieringsbesluit voor de betrokken overheidsopdrachten beschouwd.

3.  Om als voldoende gedetailleerd kader te worden beschouwd, moet het door de Commissie vastgestelde werkprogramma de volgende elementen bevatten:

a) voor subsidies:

i) een verwijzing naar het basisbesluit en het begrotingsonderdeel;

ii) de prioriteiten van het jaar, de te bereiken doelstellingen en de verwachte resultaten met de voor het begrotingsjaar toegestane kredieten;

iii) de essentiële selectie- en gunningscriteria die voor de selectie van de voorstellen moeten worden gebruikt;

iv) het maximaal mogelijke medefinancieringspercentage en, indien in verschillende percentages wordt voorzien, de voor elk percentage in acht te nemen criteria;

v) het tijdschema en het indicatieve bedrag van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

b) voor overheidsopdrachten:

i) het begrote totaalbedrag voor overheidsopdrachten tijdens het jaar;

ii) het indicatieve aantal en type opdrachten en zo mogelijk het voorwerp ervan in algemene bewoordingen;

iii) het indicatieve tijdschema voor het begin van de plaatsingsprocedures.

Wanneer het jaarlijkse werkprogramma dit gedetailleerde kader voor een of meer acties niet biedt, moet het worden gewijzigd of moet een specifiek financieringsbesluit worden vastgesteld dat de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde gegevens voor de betrokken acties bevat.

4.  Voor elke belangrijke wijziging van een reeds vastgesteld financieringsbesluit moet dezelfde procedure worden gevolgd als voor het besluit zelf.

▼B



Afdeling 1

Vastlegging

Artikel 91

Globale en voorlopige vastleggingen

(Artikel 76, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  De globale vastlegging wordt uitgevoerd ofwel door het sluiten van een financieringsovereenkomst waarin is bepaald dat later verscheidene juridische verbintenissen worden gesloten, ofwel door het sluiten van een of verscheidene juridische verbintenissen.

De financieringsovereenkomsten op het gebied van financiële bijstand en steun voor de begroting, die juridische verbintenissen vormen, kunnen aanleiding geven tot betalingen zonder het sluiten van andere juridische verbintenissen.

2.  De voorlopige vastlegging wordt uitgevoerd ofwel door het sluiten van een of verscheidene juridische verbintenissen die recht geven op latere betalingen, ofwel, in de gevallen verband houdende met de uitgaven voor personeelsbeheer of de communicatie-uitgaven van de Instellingen met betrekking tot de communautaire actualiteit, rechtstreeks door betalingen.

Artikel 92

Goedkeuring van de globale vastlegging

(Artikel 76 van het Financieel Reglement)

1.  De globale vastlegging wordt verricht op grond van een financieringsbesluit.

Deze vastlegging geschiedt vóór het besluit inzake de selectie van de begunstigden en, wanneer de besteding van de betrokken kredieten een werkprogramma in de zin van artikel 166 vereist, ten vroegste na de goedkeuring hiervan.

2.  Lid 1, tweede alinea, is niet van toepassing in het geval waarin de globale vastlegging ten uitvoer wordt gelegd door de sluiting van een financieringsovereenkomst.

▼M3 —————

▼B

Artikel 94

Dezelfde ondertekenaar

(Artikel 76 van het Financieel Reglement)

1.  Van de regel dat de vastlegging en de bijbehorende juridische verbintenis dezelfde ondertekenaar moeten hebben, kan uitsluitend in de volgende gevallen worden afgeweken:

a) bij voorlopige vastleggingen;

b) bij globale vastleggingen die betrekking hebben op financieringsovereenkomsten met derde landen;

c) wanneer het besluit van de Instelling de juridische verbintenis vormt;

▼M2

d) wanneer de globale vastlegging ten uitvoer wordt gelegd door verscheidene juridische verbintenissen waarvoor verschillende ordonnateurs verantwoordelijk zijn;

e) wanneer, in het kader van beheer van gelden ter goede rekening op het gebied van externe maatregelen, de juridische verbintenissen in opdracht van de bevoegde ordonnateur, die echter volledig verantwoordelijk blijft voor de onderliggende verrichting, moeten worden ondertekend door personeelsleden die onder de in artikel 254 bedoelde plaatselijke entiteiten vallen;

▼M3

f) wanneer een instelling op grond van artikel 174 bis, lid 1, van het Financieel Reglement ordonnateursbevoegdheden heeft gedelegeerd aan de directeur van een interinstitutioneel Europees bureau.

▼B

2.  Wanneer de bevoegde ordonnateur die de vastlegging heeft ondertekend, verhinderd is, en de duur van deze verhindering niet verenigbaar is met de termijnen voor het sluiten van de juridische verbintenis, wordt de juridische verbintenis gesloten door het personeelslid dat wordt aangewezen krachtens de regels inzake plaatsvervanging die door elke Instelling zijn vastgesteld, voorzover dit personeelslid de hoedanigheid van ordonnateur bezit in de zin van artikel 59, lid 2, van het Financieel Reglement.

Artikel 95

Inschrijving van individuele juridische verbintenissen

(Artikel 77 van het Financieel Reglement)

In geval van een globale vastlegging gevolgd door verscheidene individuele juridische verbintenissen, schrijft de bevoegde ordonnateur de bedragen van deze opeenvolgende individuele juridische verbintenissen in de centrale boekhouding in. De bevoegde ordonnateur gaat na dat het totale bedrag ervan het bedrag van de globale vastlegging niet overschrijdt.

In deze boekhoudkundige inschrijvingen wordt melding gemaakt van de globale vastlegging waarop zij worden aangerekend.

De bevoegde ordonnateur verricht deze boekhoudkundige inschrijving voordat hij de bijbehorende individuele juridische verbintenis ondertekent.

Artikel 96

Door voorlopige vastleggingen gedekte administratieve uitgaven

(Artikel 76 van het Financieel Reglement)

Als lopende uitgaven van administratieve aard die tot voorlopige vastleggingen aanleiding kunnen geven, worden met name beschouwd de uitgaven voor:

a) statutair en niet-statutair personeel en andere personele middelen, pensioenen en de bezoldiging van deskundigen;

b) de leden van de Instelling;

c) opleiding;

d) vergelijkende onderzoeken, selectie en aanwerving;

e) dienstreizen;

f) representatie;

g) vergaderingen;

h) freelance tolken en/of vertalers;

i) uitwisseling van ambtenaren;

j) de huur van roerende en onroerende goederen met een repetitief karakter;

k) diverse verzekeringen;

l) schoonmaak en onderhoud;

m) het sociaal gebied;

n) het gebruik van telecommunicatiediensten;

o) financiële lasten;

p) geschillen;

q) schadevergoedingen;

r) arbeidsuitrusting;

s) water, gas, elektriciteit;

t) periodieke publicaties in papieren of elektronische vorm.



Afdeling 2

Betaalbaarstelling

Artikel 97

Betaalbaarstelling en betaalbaarverklaring

(Artikel 79 van het Financieel Reglement)

1.  Elke betaalbaarstelling van een uitgave wordt gestaafd door bewijsstukken in de zin van artikel 104 met betrekking tot de rechten van de schuldeiser in verband met daadwerkelijk verleende diensten, daadwerkelijk verrichte leveringen of daadwerkelijke uitgevoerde werken, of in verband met andere aanspraken op betaling.

2.  De bevoegde ordonnateur onderzoekt de bewijsstukken persoonlijk of verifieert onder eigen verantwoordelijkheid dat dit onderzoek is verricht, voordat hij het besluit tot betaalbaarstelling van de uitgave neemt.

3.  Het besluit tot betaalbaarstelling komt tot uitdrukking in de ondertekening van een betaalbaarverklaring door de bevoegde ordonnateur of door een ambtenaar of ander personeelslid die of dat technisch bevoegd is en bij formeel besluit van de bevoegde ordonnateur is gemachtigd. Deze machtigingsbesluiten worden bewaard, zodat er later naar kan worden verwezen.

Artikel 98

Betaalbaarverklaring voor overheidsopdrachten

(Artikel 79 van het Financieel Reglement)

Voor de betalingen in verband met overheidsopdrachten bevestigt de betaalbaarverklaring dat:

a) een door de contractant opgestelde factuur door de Instelling is ontvangen en deze ontvangst formeel is ingeschreven;

b) de vermelding „voor conform” op geldige wijze is aangebracht op de factuur zelf of op een intern document dat de ontvangen factuur vergezelt, en is ondertekend door een ambtenaar of ander personeelslid die of dat technisch bevoegd is en naar behoren door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd;

c) alle aspecten van de factuur door de bevoegde ordonnateur of onder zijn verantwoordelijkheid zijn geverifieerd met het oog op de vaststelling van met name het te betalen bedrag en het delgend karakter van de te verrichten betaling.

Met de in de eerste alinea, onder b), bedoelde vermelding „voor conform” wordt bevestigd dat de in het contract genoemde diensten, leveringen of werken daadwerkelijk zijn verricht. Voor leveringen en werken wordt door een technisch bevoegde ambtenaar of technisch bevoegd ander personeelslid een voorlopig ontvangstbewijs opgesteld, en vervolgens na afloop van de in het contract opgenomen garantietermijn een definitief ontvangstbewijs. Deze twee ontvangstbewijzen gelden als vermelding „voor conform”.

Artikel 99

Betaalbaarverklaring voor subsidies

(Artikel 79 van het Financieel Reglement)

Voor de betalingen in verband met subsidies bevestigt de betaalbaarverklaring dat:

a) een door de begunstigde opgesteld verzoek om betaling door de Instelling is ontvangen en deze ontvangst formeel is ingeschreven;

b) de vermelding „voor conform” op geldige wijze is aangebracht op het verzoek om betaling zelf of op een intern document dat het ontvangen verzoek om betaling vergezelt, en is ondertekend door een technisch bevoegde ambtenaar of technisch bevoegd ander personeelslid die of dat door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd. Met deze vermelding bevestigt hij dat de actie van de begunstigde of het door de begunstigde uitgevoerde werkprogramma op alle punten met de subsidieovereenkomst in overeenstemming is;

c) alle aspecten van het verzoek om betaling door de bevoegde ordonnateur of onder zijn verantwoordelijkheid zijn geverifieerd met het oog op de vaststelling van met name het te betalen bedrag en het delgend karakter van de te verrichten betaling.

Artikel 100

Betaalbaarverklaring voor personeelsuitgaven

(Artikel 79 van het Financieel Reglement)

Voor de betalingen in verband met personeelsuitgaven bevestigt de betaalbaarverklaring dat de volgende bewijsstukken bestaan:

a) voor de maandsalarissen:

i) de volledige personeelslijst, met vermelding van alle bezoldigingselementen;

ii) een formulier (personeelssteekkaart) dat wordt opgesteld op basis van de in elk afzonderlijk geval genomen besluiten en waaruit, telkens wanneer daar aanleiding toe bestaat, elke wijziging van enig bezoldigingselement blijkt;

iii) bij aanwerving of aanstelling, een bij de betaalbaarstelling van het eerste salaris te voegen, voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het besluit tot aanwerving of aanstelling;

▼M2

b) voor de andere bezoldigingen, zoals die van per uur of per dag bezoldigd personeel: een door het gemachtigde personeelslid ondertekende staat van de gewerkte dagen of uren;

c) voor overuren: een door het gemachtigde personeelslid ondertekende staat van het verrichte overwerk;

▼B

d) voor kosten van dienstreizen:

i) de door de bevoegde autoriteit ondertekende dienstreisopdracht;

▼M2

ii) de declaratie van de kosten van de dienstreis, die is ondertekend door het personeelslid dat met de dienstreis is belast en door het hiërarchieke gezag waaraan de desbetreffende bevoegdheid is gedelegeerd, en waarin worden vermeld: de plaats van bestemming, de datum en het tijdstip van vertrek en aankomst in de plaats van bestemming, de reis- en de verblijfskosten en de andere op overlegging van bewijsstukken naar behoren toegestane kosten;

▼B

e) voor de andere personeelsuitgaven: de bewijsstukken waarin wordt verwezen naar het besluit waarop de uitgave berust en waarin alle berekeningselementen worden vermeld.

▼M2

Artikel 101

Vorm van de betaalbaarverklaring

(Artikel 79 van het Financieel Reglement)

In een niet-geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een stempel met de handtekening van de bevoegde ordonnateur of van een technisch bevoegd personeelslid dat overeenkomstig artikel 97 door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd. In een geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een elektronisch beveiligde validering door de bevoegde ordonnateur of een technisch bevoegd personeelslid dat door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd.

▼B



Afdeling 3

Betalingsopdracht

Artikel 102

Controles van de betalingen door de ordonnateur

(Artikel 80 van het Financieel Reglement)

Bij de opstelling van de betalingsopdracht vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

a) de regelmatigheid van de afgifte van de betalingsopdracht, die een voorafgaand besluit tot betaalbaarstelling in de vorm van een betaalbaarverklaring vergt, de juistheid van de aanduiding van de begunstigde en de opeisbaarheid van zijn schuldvordering;

b) de overeenstemming van de betalingsopdracht met de vastlegging waarop hij wordt aangerekend;

c) de juistheid van de aanwijzing op de begroting;

d) de beschikbaarheid van de kredieten.

Artikel 103

Verplichte vermeldingen en toezending van de betalingsopdrachten aan de rekenplichtige

(Artikel 80 van het Financieel Reglement)

1.  In de betalingsopdracht worden vermeld:

a) het begrotingsjaar;

b) het begrotingsartikel en eventueel elke andere nodige onderverdeling;

c) de juridische verbintenis die recht geeft op de betaling;

d) de vastlegging waarop deze wordt aangerekend;

e) het te betalen bedrag, uitgedrukt in euro;

f) de naam, het adres en de bankgegevens van de begunstigde;

g) het voorwerp van de uitgave;

h) de wijze van betaling;

i) de opneming van goederen in de inventarissen overeenkomstig artikel 222.

2.  De betalingsopdracht wordt door de bevoegde ordonnateur gedagtekend en ondertekend en vervolgens aan de rekenplichtige toegezonden.



Afdeling 4

Betaling

Artikel 104

Bewijsstukken

(Artikel 81 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Voorfinancieringen, hieronder begrepen in de gevallen van opgesplitste betalingen, worden betaald op grond van het contract, het besluit, de overeenkomst of het basisbesluit, dan wel op grond van bewijsstukken aan de hand waarvan kan worden geverifieerd, of de gefinancierde acties met het betrokken contract of de betrokken overeenkomst in overeenstemming zijn. Indien een betaaldatum van voorfinanciering in deze instrumenten wordt bepaald, behoeft voor de betaling van het verschuldigde bedrag geen verder betalingsverzoek te worden ingediend.

Tussentijdse betalingen en saldobetalingen geschieden op grond van bewijsstukken aan de hand waarvan kan worden nagegaan, of de gefinancierde acties zijn uitgevoerd in overeenstemming met het basisbesluit, of het besluit ten gunste van de begunstigde, of in overeenstemming met het met de begunstigde gesloten contract of de met de begunstigde gesloten overeenkomst.

▼B

2.  De bevoegde ordonnateur stelt met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer de aard van de in lid 1 bedoelde bewijsstukken vast overeenkomstig het basisbesluit en de met de begunstigde gesloten contracten en overeenkomsten. Tussentijdse en definitieve technische en financiële uitvoeringsverslagen zijn bewijsstukken voor de toepassing van lid 1.

3.  De bewijsstukken worden overeenkomstig de artikelen 48 en 49 door de bevoegde ordonnateur bewaard.

Artikel 105

Aanrekening van voorfinancieringen en tussentijdse betalingen

(Artikel 81 van het Financieel Reglement)

1.  De voorfinanciering dient om de begunstigde kasmiddelen te verstrekken. Zij kan in verschillende stortingen worden verdeeld.

2.  De tussentijdse betaling, die kan worden hernieuwd, dient om de uitgaven van de begunstigde te vergoeden op grond van een declaratie, wanneer de gefinancierde actie een bepaald uitvoeringsniveau heeft bereikt. De tussentijdse betaling kan de voorfinanciering geheel of gedeeltelijk vereffenen, onverminderd het bepaalde in het basisbesluit.

3.  De afsluiting van de uitgave geschiedt in de vorm van een saldobetaling, die niet kan worden hernieuwd en die de voorgaande betalingen vereffent, dan wel een invorderingsopdracht.



Afdeling 5

Termijnen voor de uitgavenverrichtingen

Artikel 106

Betalingstermijnen en achterstandsrente

(Artikel 83 van het Financieel Reglement)

1.  De verschuldigde bedragen worden betaald binnen een termijn van maximaal vijfenveertig kalenderdagen vanaf de datum van inschrijving van een ontvankelijk verzoek om betaling door de gemachtigde dienst van de bevoegde ordonnateur; onder datum van betaling wordt verstaan de datum waarop de rekening van de Instelling wordt gedebiteerd.

Een verzoek om betaling is niet ontvankelijk indien een of meer essentiële elementen ontbreken.

▼M3

Wanneer het verzoek om betaling niet ontvankelijk is, stelt de bevoegde ordonnateur de contractant of de begunstigde hiervan in kennis, binnen 30 kalenderdagen vanaf de datum waarop het verzoek om betaling oorspronkelijk is ontvangen. Deze kennisgeving bevat een beschrijving van alle tekortkomingen.

▼B

2.  De in lid 1 bedoelde termijn wordt op dertig kalenderdagen vastgesteld voor betalingen in verband met opdrachten voor diensten of leveringen, behalve wanneer het contract anders bepaalt.

▼M3

3.  Voor contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten waarin de betaling afhankelijk wordt gesteld van de goedkeuring van een verslag of een attest, beginnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen niet te lopen vóór de goedkeuring van het betrokken verslag of attest. De begunstigde wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld.

Deze goedkeuringstermijn mag niet langer zijn dan:

a) 20 kalenderdagen voor eenvoudige contracten betreffende de levering van goederen en het verrichten van diensten;

b) 45 kalenderdagen voor andere contracten en voor subsidieovereenkomsten en besluiten;

c) 60 kalenderdagen voor contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten waarvan de geleverde technische prestaties of acties bijzonder moeilijk te evalueren zijn.

De contractant of begunstigde wordt er in elk geval vooraf van in kennis gesteld dat de mogelijkheid bestaat dat de goedkeuring van een verslag ertoe kan leiden dat de betalingen vertraging oplopen.

De bevoegde ordonnateur stelt de begunstigde door middel van een formeel document in kennis van elke opschorting van de goedkeuringstermijn van het verslag of attest.

De bevoegde ordonnateur kan besluiten, dat voor de goedkeuring van het verslag of het attest en de betaling één enkele termijn van toepassing is. Deze termijn mag niet langer zijn dan de samengevoegde maximumtermijnen voor de goedkeuring van het verslag of het attest en voor de betaling.

▼B

4.  De bevoegde ordonnateur kan de betalingstermijn evenwel op ieder moment van de in lid 1 genoemde periode opschorten, indien hij de crediteuren ervan in kennis stelt dat aan het verzoek om betaling niet kan worden voldaan omdat het bedrag niet verschuldigd is dan wel omdat de vereiste bewijsstukken niet zijn overgelegd. Wanneer de bevoegde ordonnateur kennis krijgt van informatie op grond waarvan de subsidiabiliteit van in een verzoek om betaling opgenomen uitgaven kan worden betwijfeld, kan hij de betalingstermijn opschorten, zodat aanvullende verificaties kunnen worden verricht, waaronder begrepen in de vorm van een controle ter plaatse, om vóór de betaling zekerheid te verkrijgen over de subsidiabiliteit van de uitgaven. ►M3  De ordonnateur stelt de betrokken contractant of begunstigde hiervan zo spoedig mogelijk in kennis en zet de redenen uiteen voor de opschorting. ◄

De rest van de betalingstermijn begint te lopen op de datum waarop het correct opgestelde verzoek om betaling is ingeschreven.

5.  Bij het verstrijken van de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen kan de crediteur binnen twee maanden na de ontvangst van de te late betaling achterstandsrente in rekening brengen volgens de volgende bepalingen:

a) als rentevoeten worden de in artikel 86, lid 2, eerste alinea, bedoelde percentages gehanteerd;

b) de rente is verschuldigd over de tijd die is verstreken vanaf de kalenderdag volgende op het einde van de betalingstermijn tot de dag van betaling.

De eerste alinea is niet van toepassing op de lidstaten.

▼M3

6.  Elke instelling dient bij de begrotingsautoriteit een verslag in over de naleving van de termijnen en de opschorting van de in de leden 1 tot en met 5 vastgestelde termijnen. Het verslag van de Commissie wordt toegevoegd aan de in artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen.

▼B



HOOFDSTUK 7

COMPUTERSYSTEMEN

Artikel 107

Beschrijving van de computersystemen

(Artikel 84 van het Financieel Reglement)

Indien voor de verwerking van de verrichtingen ter uitvoering van de begroting computersystemen en computerondersystemen worden gebruikt, is een volledige en actuele beschrijving van elk systeem of ondersysteem vereist.

Elke beschrijving definieert de inhoud van alle gegevensvelden en de wijze waarop het systeem elke individuele verrichting verwerkt. Voorts wordt gedetailleerd de wijze beschreven waarop het systeem waarborgt dat voor elke verrichting een volledig controletraject bestaat.

Artikel 108

Bewaring van gegevens

(Artikel 84 van het Financieel Reglement)

De gegevens van de computersystemen en computerondersystemen worden periodiek opgeslagen en op een veilige plaats bewaard.



HOOFDSTUK 8

INTERNE CONTROLEUR

Artikel 109

Aanstelling van de interne controleur

(Artikel 85 van het Financieel Reglement)

1.  Elke Instelling stelt haar interne controleur aan volgens bepalingen die op haar specifieke karakter en behoeften zijn afgestemd. De Instelling stelt de begrotingsautoriteit van de aanstelling van de interne controleur in kennis.

2.  Elke Instelling omschrijft aan de hand van haar specifieke karakter en behoeften de taak van haar interne controleur en stelt in detail de doelstellingen en de procedures van de uitoefening van de interne controlefunctie vast, met inachtneming van de geldende internationale normen op het gebied van interne controle.

3.  De Instelling kan een uit de onderdanen van de lidstaten gekozen ambtenaar of ander aan het Statuut onderworpen personeelslid op grond van zijn bijzondere bekwaamheden als interne controleur aanwijzen.

4.  Wanneer verscheidene Instellingen dezelfde interne controleur aanwijzen, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat diens verantwoordelijkheid in geding kan worden gebracht onder de in artikel 114 bedoelde voorwaarden.

5.  Wanneer de functie van de interne controleur wordt beëindigd, stelt de Instelling de begrotingsautoriteit hiervan in kennis.

Artikel 110

Middelen

(Artikel 86 van het Financieel Reglement)

De Instelling stelt de interne controleur de middelen ter beschikking die ter vervulling van zijn controlefunctie nodig zijn, en geeft hem een dienstorder met een nauwkeurige omschrijving van zijn taken, rechten en verplichtingen.

Artikel 111

Werkprogramma

(Artikel 86 van het Financieel Reglement)

1.  De interne controleur stelt een werkprogramma op en legt dit aan de Instelling voor.

2.  De Instelling kan de interne controleur verzoeken controles uit te voeren die niet in het in lid 1 bedoelde werkprogramma zijn opgenomen.

Artikel 112

Verslagen van de interne controleur

(Artikel 86 van het Financieel Reglement)

1.  De interne controleur legt de Instelling het in artikel 86, lid 3, van het Financieel Reglement bedoelde jaarlijkse verslag over de interne controle voor waarin het aantal en het soort verrichte interne controles, de belangrijkste gedane aanbevelingen en het aan deze aanbevelingen gegeven gevolg worden vermeld.

In dit jaarlijkse verslag wordt tevens melding gemaakt van de systeemproblemen waarop de overeenkomstig artikel 66, lid 4, van het Financieel Reglement opgerichte gespecialiseerde instantie heeft gewezen.

2.  Elke Instelling gaat na of de in de verslagen van haar interne controleur gedane aanbevelingen voor een uitwisseling van goede werkwijzen met de andere Instellingen in aanmerking komen.

▼M3

3.  De interne controleur besteedt bij het opstellen van dit verslag bijzondere aandacht aan de algemene naleving van het beginsel van goed financieel beheer en zorgt ervoor, dat passende maatregelen zijn genomen met het oog op een gestage verbetering en versterking van de toepassing van dit beginsel.

▼B

Artikel 113

Onafhankelijkheid

(Artikel 87 van het Financieel Reglement)

De interne controleur is bij het uitvoeren van zijn controles geheel onafhankelijk. Hij mag met betrekking tot de uitoefening van de hem wegens zijn aanstelling op grond van het Financieel Reglement opgedragen taken geen enkele instructie ontvangen, noch mogen hem te dezen aanzien beperkingen worden opgelegd.

Artikel 114

Aansprakelijkheid van de interne controleur

(Artikel 87 van het Financieel Reglement)

De aansprakelijkheid van de interne controleur als ambtenaar of ander aan het Statuut onderworpen personeelslid kan slechts door de Instelling zelf in geding worden gebracht, onder de in dit artikel genoemde voorwaarden.

De Instelling neemt een met redenen omkleed besluit tot instelling van een onderzoek. Dit besluit wordt aan de betrokkene betekend. De Instelling kan een of meer ambtenaren van dezelfde rang als of van een hogere rang dan de betrokkene onder haar rechtstreekse verantwoordelijkheid met het onderzoek belasten. Tijdens dit onderzoek wordt de betrokkene gehoord.

Het onderzoeksverslag wordt de betrokkene medegedeeld, die vervolgens door de Instelling over dit verslag wordt gehoord.

▼M2

Op de grondslag van het verslag en het horen van de betrokkene neemt de instelling hetzij een met redenen omkleed besluit tot beëindiging van de procedure, hetzij een met redenen omkleed besluit overeenkomstig de artikelen 22 en 86 van en bijlage IX bij het Statuut. De besluiten waarbij tuchtrechtelijke of geldelijke sancties worden opgelegd, worden de betrokkene ter kennis gebracht en de andere instellingen en de Rekenkamer ter kennisneming meegedeeld.

▼B

De betrokkene kan volgens de bepalingen van het Statuut bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tegen deze besluiten beroep instellen.

Artikel 115

Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

(Artikel 87 van het Financieel Reglement)

Onverminderd de beroepsmogelijkheden waarin het Statuut voorziet, kan de interne controleur rechtstreeks bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep instellen tegen elke handeling die de uitoefening van zijn controlefunctie betreft. Beroep wordt ingesteld binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het betrokken besluit.

Het beroep wordt onder de in artikel 91, lid 5, van ►M3  het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ◄ bedoelde voorwaarden behandeld.



TITEL V

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN



HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN



Afdeling 1

Toepassingsgebied en gunningsbeginselen

Artikel 116

Definities en toepassingsgebied

(Artikel 88 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  Onroerendgoedopdrachten hebben betrekking op aankoop, erfpacht, vruchtgebruik, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende goederen.

▼B

2.  Opdrachten voor leveringen hebben betrekking op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. ►M1  Een opdracht die betrekking heeft op de levering van producten en bijkomend op werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren, wordt als een opdracht voor leveringen beschouwd. ◄

3.   ►M1  De opdrachten voor werken hebben betrekking op hetzij de uitvoering hetzij zowel het ontwerp als de uitvoering van werkzaamheden of werken in verband met een van de in bijlage I bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ) genoemde werkzaamheden, hetzij het laten uitvoeren met welke middelen dan ook, van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet. ◄ Een werk is het product van bouw- of wegen- en waterbouwkundige werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen.

4.  Opdrachten voor diensten hebben betrekking op alle andere intellectuele en niet-intellectuele diensten dan die waarop de opdrachten voor leveringen, werken en vastgoed betrekking hebben. ►M1  Deze diensten zijn genoemd in de bijlagen II A en II B bij Richtlijn 2004/18/EG. ◄

5.  Een opdracht die zowel op producten als op diensten betrekking heeft, wordt als een opdracht voor diensten beschouwd indien de waarde van de diensten hoger is dan die van de in de opdracht opgenomen producten.

▼M1

Een opdracht die op diensten betrekking heeft en slechts bijkomstig ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de opdracht werken omvat, wordt als een opdracht voor diensten beschouwd.

Een opdracht die zowel op in bijlage II A als op in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG genoemde diensten betrekking heeft, wordt geacht onder bijlage II A te vallen indien de waarde van de in bijlage II A genoemde diensten hoger is dan die van de in bijlage II B genoemde diensten.

5 bis.  De kwalificatie van de verschillende soorten opdrachten geschiedt op grond van de referentienomenclatuur van de Gemeenschappelijke Woordenlijst Overheidsopdrachten (CPV — Common Procurement Vocabulary) van Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ).

Bij verschillen tussen de CPV-nomenclatuur en de in bijlage I bij Richtlijn 2004/18/EG bedoelde statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE), of tussen de CPV-nomenclatuur en de in bijlage II bij de genoemde richtlijn bedoelde nomenclatuur van de centrale productclassificatie (CPC) (voorlopige versie), zijn respectievelijk de NACE-nomenclatuur of de CPC-nomenclatuur van toepassing.

▼M1

6.  De termen „aannemer”, „leverancier” of „dienstverlener” duiden elke natuurlijke of rechtspersoon aan of elk openbaar lichaam of elke combinatie van deze personen en/of lichamen die respectievelijk de uitvoering van werken en/of werkzaamheden, producten of diensten op de markt aanbiedt. De term „economisch subject” dekt zowel de termen „aannemer”, „leverancier” als „dienstverlener”. Het economische subject dat een inschrijving heeft ingediend wordt „inschrijver” genoemd. ►M3  Degene die heeft verzocht om een uitnodiging tot deelneming aan een niet-openbare procedure, een concurrentiegerichte dialoog of een onderhandelingsprocedure wordt „gegadigde” genoemd. ◄

Combinaties van economische subjecten mogen inschrijven of zich als gegadigde opgeven. Voor de indiening van een inschrijving of een verzoek tot deelneming kan de aanbestedende dienst niet verlangen dat de combinaties van economische subjecten een bepaalde rechtsvorm hebben, maar van de combinatie waaraan de opdracht wordt gegund kan wel het aannemen van een bepaalde rechtsvorm worden geëist, mits deze vorm voor de goede uitvoering van de opdracht noodzakelijk is.

7.  De diensten van de communautaire instellingen worden als aanbestedende diensten beschouwd, behalve wanneer zij onderling administratieve regelingen treffen voor de verlening van diensten, de levering van producten of de uitvoering van werken.

Artikel 117

Raamovereenkomsten en specifieke overeenkomsten

(Artikel 88 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Wanneer een raamovereenkomst met verscheidene economische subjecten moet worden gesloten, wordt het met ten minste drie economische subjecten gesloten, mits een voldoende aantal economische subjecten aan de selectiecriteria voldoet, of het aantal inschrijvingen dat aan de gunningscriteria voldoet, voldoende groot is.

Een raamovereenkomst met verscheidene economische subjecten mag in de vorm van afzonderlijke overeenkomsten worden gesloten, die identieke voorwaarden bevatten.

De duur van de raamovereenkomsten mag niet langer zijn dan vier jaar, behalve in uitzonderingsgevallen die naar behoren worden gemotiveerd, met name door het voorwerp van de raamovereenkomst.

In sectoren waar de prijzen en de technologie snel evolueren, bevatten de raamovereenkomsten waarvoor niet opnieuw tot mededinging wordt opgeroepen, een bepaling inzake ofwel een evaluatie halverwege hun looptijd ofwel een benchmarkingssysteem. Wanneer na de evaluatie halverwege de looptijd blijkt, dat de aanvankelijk vastgestelde voorwaarden niet langer overeenstemmen met het op dat moment geldende prijspeil en de stand van de technologie, mag de aanbestedende dienst de betrokken raamovereenkomst niet gebruiken en neemt zij passende maatregelen om de lopende raamovereenkomst op te zeggen.

▼M1

2.  De op de raamovereenkomst gebaseerde specifieke overeenkomsten worden volgens de in de raamovereenkomsten gestelde voorwaarden gesloten tussen de aanbestedende diensten en de economische subjecten die oorspronkelijk bij de raamovereenkomst partij waren.

Bij de sluiting van de specifieke overeenkomsten mogen de partijen geen substantiële wijzigingen aanbrengen in de in de raamovereenkomst gestelde voorwaarden, met name niet in het in lid 3 bedoelde geval.

3.  Wanneer een raamovereenkomst met één enkel economisch subject wordt gesloten, worden de specifieke overeenkomsten gegund binnen de grenzen van de in de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden.

Voor de sluiting van deze specifieke overeenkomsten kunnen de aanbestedende diensten het economische subject dat partij is bij de raamovereenkomst, schriftelijk raadplegen en hem indien nodig verzoeken zijn inschrijving aan te vullen.

4.  De gunning van de specifieke overeenkomsten die zijn gebaseerd op met verscheidene economische subjecten gesloten raamovereenkomsten geschiedt als volgt:

a) door toepassing van de in de raamovereenkomst bepaalde voorwaarden, zonder een hernieuwde oproep tot mededinging;

b) wanneer in de raamovereenkomst niet alle voorwaarden zijn vastgesteld, na een hernieuwde oproep van partijen tot mededinging op grond van dezelfde voorwaarden, die zo nodig worden gepreciseerd, en, in voorkomend geval, op grond van andere, in het bestek van de raamovereenkomst bepaalde voorwaarden.

Voor elke volgens de eerste alinea, onder b), te sluiten specifieke overeenkomst raadplegen de aanbestedende diensten schriftelijk de economische subjecten die in staat zijn de opdracht uit te voeren, waarbij zij hun een voldoende lange termijn vaststellen voor de indiening van de inschrijvingen. De inschrijvingen worden schriftelijk ingediend. De aanbestedende diensten gunnen elke specifieke overeenkomst aan de inschrijver die op grond van de in het bestek van de raamovereenkomst vastgestelde gunningscriteria, de beste inschrijving heeft ingediend.

5.  Alleen op de raamovereenkomsten gebaseerde specifieke overeenkomsten worden door een vastlegging in de begroting voorafgegaan.

▼B



Afdeling 2

Bekendmaking

▼M1

Artikel 118

Bekendmakingsmaatregelen voor onder Richtlijn 2004/18/EG vallende opdrachten, met uitzondering van de in bijlage II B bedoelde opdrachten

(Artikel 90 van het Financieel Reglement)

1.  De bekendmaking van opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in de artikelen 157 en 158 genoemde drempelwaarden bestaat uit een vooraankondiging, een aankondiging of vereenvoudigde aankondiging van een opdracht en een gunningsbericht.

2.  De vooraankondiging is het bericht waarmee de aanbestedende diensten ter indicatie het totale bedrag bekendmaken van de opdrachten en raamovereenkomsten, per categorie diensten of groepen producten, en de essentiële kenmerken van de opdrachten voor werken die zij voornemens zijn tijdens een begrotingsjaar te plaatsen, met uitzondering van opdrachten waarop een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht van toepassing is. De vooraankondiging is slechts verplicht wanneer het totale geraamde bedrag van de opdrachten gelijk is aan of hoger is dan de in artikel 157 vastgestelde drempelwaarden en de aanbestedende dienst overeenkomstig artikel 140, lid 4, gebruik wil kunnen maken van de mogelijkheid de termijnen voor de ontvangst van de inschrijvingen te bekorten.

De vooraankondiging wordt bekendgemaakt door het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen (Publicatiebureau) of door de aanbestedende diensten zelf door middel van hun „kopersprofiel”, bedoeld in bijlage VIII, punt 2, onder b), van Richtlijn 2004/18/EG.

Voor de opdrachten voor leveringen en diensten wordt de vooraankondiging zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk op 31 maart van elk begrotingsjaar aan het Publicatiebureau toegezonden of door middel van het kopersprofiel bekendgemaakt en voor opdrachten voor werken zo spoedig mogelijk na het besluit tot goedkeuring van het programma.

De aanbestedende diensten die de vooraankondiging door middel van hun kopersprofiel bekendmaken, zenden het Publicatiebureau langs elektronische weg overeenkomstig het formaat en de wijze bedoeld in bijlage VIII, punt 3, bij Richtlijn 2004/18/EG een bericht toe, waarin de bekendmaking van de vooraankondiging in het kopersprofiel wordt meegedeeld.

3.  Door de aankondiging van de opdracht, kunnen de aanbestedende diensten hun voornemen bekendmaken een procedure voor het plaatsen van een opdracht, voor een raamovereenkomst of voor de instelling van een in artikel 125 bis bedoeld dynamisch aankoopsysteem in te leiden. ►M2  Onverminderd opdrachten die na een in artikel 126 bedoelde onderhandelingsprocedure zijn overeengekomen, is de aankondiging van de opdracht verplicht voor de volgende opdrachten: opdrachten waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 158, lid 1, onder a) en c), vastgestelde drempelwaarden; de in categorie 8 van bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 158, lid 1, onder b), van de onderhavige richtlijn vastgesteld drempelwaarde voor die opdrachten. ◄ De aankondiging is niet verplicht voor specifieke overeenkomsten op basis van raamovereenkomsten.

De aanbestedende diensten die een specifieke opdracht wensen te plaatsen op basis van een dynamisch aankoopsysteem, maken hun voornemen door middel van een vereenvoudigde aankondiging kenbaar.

Bij een openbare procedure vermeldt de aankondiging van de opdracht de datum, het tijdstip en, in voorkomend geval, de plaats van de vergadering van de openingscommissie, die toegankelijk is voor de inschrijvers.

De aanbestedende diensten maken duidelijk, of zij varianten toelaten en vermelden de vereiste minimumgeschiktheidsniveaus wanneer zij van de in artikel 135, lid 2, tweede alinea, bepaalde mogelijkheid gebruikmaken. Zij geven de in artikel 135 bedoelde selectiecriteria aan die zij willen hanteren, het minimale aantal gegadigden en, in voorkomend geval, het maximale aantal gegadigden dat zij willen uitnodigen, alsmede de objectieve en niet-discriminerende criteria die zij overeenkomstig artikel 123, lid 1, tweede alinea, willen hanteren om dit aantal te beperken.

In de gevallen waarin de inschrijvingsdocumenten vrij, rechtstreeks en in hun geheel langs elektronische weg toegankelijk zijn, met name in de in artikel 125 bis bedoelde dynamische aankoopsystemen, vermeldt de aankondiging van de opdracht het internetadres waarop deze documenten kunnen worden geraadpleegd.

De aanbestedende diensten die een prijsvraag willen organiseren, maken hun voornemen bekend door een bericht.

▼M3

De aanbestedende diensten vermelden in het bekendmakingsbericht in voorkomend geval dat het om een interinstitutionele plaatsingsprocedure gaat. Het bekendmakingsbericht bevat in dat geval de namen van de bij de plaatsingsprocedure betrokken instellingen, uitvoerende agentschappen en in artikel 185 van het Financieel Reglement bedoelde organen, de naam van de voor de plaatsing verantwoordelijke instelling en een opgave van de totale omvang van de opdrachten van alle betrokken instellingen, uitvoerende agentschappen of organen.

▼M1

4.  In het gunningsbericht worden de resultaten van de procedure voor het plaatsen van opdrachten, raamovereenkomsten of opdrachten op basis van een dynamisch aankoopsysteem bekendgemaakt. Het gunningsbericht is verplicht voor de opdrachten waarvan het bedrag gelijk is aan of hoger is dan de in artikel 158 vastgestelde drempelwaarden. Het is niet verplicht voor specifieke overeenkomsten op basis van raamovereenkomsten.

▼M3

Het gunningsbericht wordt uiterlijk 48 kalenderdagen na de afsluiting van de procedure, dat wil zeggen de ondertekening van de overeenkomst of de raamovereenkomst, aan het Publicatiebureau toegezonden. De berichten betreffende opdrachten op basis van een dynamisch aankoopsysteem mogen echter op kwartaalbasis worden samengebracht. Zij worden in dat geval uiterlijk 48 kalenderdagen na afloop van elk kwartaal aan het Publicatiebureau toegezonden.

▼M1

De aanbestedende diensten die een prijsvraag hebben georganiseerd, zenden het Publicatiebureau een bericht met de resultaten ervan.

▼M3

Het gunningsbericht wordt eveneens aan het Publicatiebureau toegezonden bij een overeenkomst of een raamovereenkomst waarvan het bedrag gelijk is aan of hoger is dan de in artikel 158 vastgestelde drempelwaarden en die is gegund overeenkomstig een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht, voldoende tijdig om de bekendmaking te laten plaatsvinden vóór de ondertekening van de overeenkomst, overeenkomstig de in artikel 158 bis, lid 1, vastgestelde voorwaarden.

De inlichtingen betreffende de waarde en de contractanten van specifieke contracten die in een bepaald begrotingsjaar op basis van een kadercontract zijn gesloten, worden uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op dat begrotingsjaar bekendgemaakt op de website van de aanbestedende dienst, wanneer als gevolg van de sluiting van een specifiek contract of door het gecumuleerde bedrag van de specifieke contracten de drempelwaarden van artikel 158 worden overschreden.

▼M1

5.  De aankondigingen en de berichten worden opgesteld overeenkomstig de standaardformulieren die door de Commissie krachtens Richtlijn 2004/18/EG zijn vastgesteld.

Artikel 119

Bekendmakingsmaatregelen voor niet onder Richtlijn 2004/18/EG vallende opdrachten en voor in bijlage II B bij die richtlijn bedoelde opdrachten

(Artikel 90 van het Financieel Reglement)

▼B

1.   ►M1  De opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 158 vastgestelde drempelwaarden en de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG bedoelde opdrachten voor diensten worden voldoende bekend gemaakt om ervoor te zorgen dat de opdracht aan concurrentie wordt onderworpen en de procedures voor het plaatsen van opdrachten onpartijdig zijn. ◄ Deze bekendmaking omvat:

a) bij ontstentenis van het in artikel 118, lid 3, bedoelde bekendmakingsbericht, een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor soortgelijke opdrachten waarvan de waarde hoger is dan ►M3  ————— ◄ het in artikel 128, lid 1, bedoelde bedrag;

▼M2

b) voor opdrachten met een waarde ►M3  ————— ◄ hoger dan 25 000 EUR, de jaarlijkse bekendmaking van een lijst van contractanten, waarin het voorwerp en het bedrag van de gegunde opdracht worden vermeld.

▼M3 —————

▼M1

2.  Voor de onroerendgoedopdrachten en de in artikel 126, lid 1, onder j), bedoelde geheim verklaarde opdrachten wordt alleen een jaarlijkse bijzondere lijst van contractanten bekendgemaakt, waarin het voorwerp en het bedrag van de gegunde opdracht worden vermeld. Deze lijst wordt de begrotingsautoriteit toegezonden. In het geval van de Commissie wordt deze lijst aan de in artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen toegevoegd.

▼B

3.  De gegevens betreffende opdrachten waarvan de waarde hoger is dan ►M3  ————— ◄ het in artikel 128, lid 1, bedoelde bedrag, worden het Publicatiebureau toegezonden; dit gebeurt voor de jaarlijkse lijsten van contractanten uiterlijk op 31 maart na de afsluiting van het begrotingsjaar.

Voor de andere opdrachten vinden de voorafgaande bekendmaking en de jaarlijkse bekendmaking van de contractanten plaats op de internetsite van de Instellingen. De bekendmaking achteraf geschiedt uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar. Zij kan ook in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen worden gepubliceerd.

Artikel 120

Publicatie van de berichten

(Artikel 90 van het Financieel Reglement)

1.  Het Publicatiebureau publiceert de in de artikelen 118 en 119 bedoelde berichten uiterlijk twaalf kalenderdagen na de toezending ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

▼M1

Voor de in artikel 142 bedoelde versnelde procedures wordt de in de eerste alinea bedoelde termijn beperkt tot vijf dagen.

▼B

2.  De aanbestedende diensten moeten in staat zijn het bewijs van de datum van verzending te leveren.

Artikel 121

Andere vormen van bekendmaking

(Artikel 90 van het Financieel Reglement)

Behalve de in de artikelen 118, 119 en 120 bedoelde bekendmakingsmaatregelen kunnen de opdrachten op een andere wijze bekend worden gemaakt, met name in elektronische vorm. Deze bekendmaking verwijst naar, maar mag niet voorafgaan aan het eventueel in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde bericht, bedoeld in artikel 120, dat als enige authentiek is.

Deze bekendmaking mag niet leiden tot discriminatie van gegadigden of inschrijvers en geen andere inlichtingen bevatten dan die welke in het genoemde bekendmakingsbericht zijn opgenomen, indien dit bestaat.



Afdeling 3

Procedures voor het plaatsen van opdrachten

Artikel 122

Typen procedures voor het plaatsen van opdrachten

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.  De plaatsing van een opdracht geschiedt hetzij door middel van een uitnodiging tot inschrijving, volgens een openbare, niet-openbare of onderhandelingsprocedure na publicatie van een bekendmakingsbericht, hetzij volgens een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande publicatie van een bekendmakingsbericht, in voorkomend geval na een prijsvraag.

▼M1

2.  De uitnodiging tot inschrijving is openbaar wanneer elk economisch subject kan inschrijven. Dit geldt ook voor de in artikel 125 bis bedoelde dynamische aankoopsystemen.

Zij is niet-openbaar wanneer alle economische subjecten om deelname kunnen verzoeken en alleen de gegadigden die aan de in artikel 135 bedoelde selectiecriteria voldoen, en die daartoe tegelijkertijd schriftelijk door de aanbestedende diensten worden uitgenodigd, een inschrijving of een oplossing in het kader van de in artikel 125 ter bedoelde procedure van de concurrentiegerichte dialoog kunnen indienen.

De selectiefase kan geschieden hetzij van opdracht tot opdracht, ook in het kader van een concurrentiegerichte dialoog, hetzij met het oog op de opstelling van een lijst van potentiële gegadigden in het kader van de in artikel 128 bedoelde niet-openbare procedure.

▼B

3.   ►C1  In een onderhandelingsprocedure raadplegen de aanbestedende diensten de gegadigden van hun keuze die aan de in artikel 135 bedoelde selectiecriteria voldoen, en onderhandelen zij met een of meer van hen over de voorwaarden van de opdracht. ◄

In de in artikel 127 bedoelde onderhandelingsprocedures na een aankondiging van de opdracht nodigen zij de gekozen gegadigden tegelijkertijd schriftelijk uit om te onderhandelen.

4.  Prijsvragen zijn procedures die de aanbestedende dienst in staat stellen, in het bijzonder op het gebied van architectuur, techniek of gegevensverwerking, een plan of een ontwerp te verkrijgen dat op basis van mededinging door een jury wordt voorgesteld, al dan niet met toekenning van prijzen.

Artikel 123

Aantal gegadigden bij niet-openbare en onderhandelingsprocedures

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.  Bij de niet-openbare procedure, waaronder de in artikel 128 bedoelde procedure, mag het aantal gegadigden die worden uitgenodigd om in te schrijven, niet lager zijn dan vijf, mits er voldoende gegadigden zijn die aan de selectiecriteria voldoen.

De aanbestedende dienst mag bovendien, naar gelang van de opdracht en op basis van objectieve en niet-discriminerende selectiecriteria, een maximumaantal van twintig gegadigden vaststellen. In dit geval worden het minimum- en maximumaantal en de criteria vermeld in de aankondiging van de opdracht of de in de artikelen 118 en 119 bedoelde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.

Het aantal gegadigden dat mag inschrijven, moet in ieder geval voldoende groot zijn voor een echte mededinging.

▼M3

2.  Bij de onderhandelingsprocedure en na een concurrentiegerichte dialoog mag het aantal gegadigden dat tot onderhandelen of inschrijven wordt uitgenodigd, niet lager zijn dan drie, mits voldoende gegadigden aan de selectiecriteria voldoen.

▼M1

Het aantal gegadigden dat mag inschrijven, moet voldoende zijn om voor een werkelijke mededinging te zorgen.

De eerste en de tweede alinea zijn niet van toepassing op:

a) de in artikel 129, lid 3, bedoelde opdrachten waarmee een zeer gering bedrag is gemoeid;

b) de opdrachten voor rechtskundige diensten in de zin van bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG;

c) de in artikel 126, lid 1, onder j), bedoelde geheim verklaarde opdrachten.

▼M1

3.  Wanneer het aantal gegadigden dat aan de selectiecriteria en de minimumniveaus voldoet, lager is dan het in de leden 1 en 2 genoemde minimumaantal, kan de aanbestedende dienst de procedure voortzetten door de gegadigde of de gegadigden met de vereiste bekwaamheden uit te nodigen. De aanbestedende dienst mag in deze procedure geen economische subjecten opnemen die niet om deelneming hebben verzocht, of gegadigden die niet over de vereiste bekwaamheden beschikken.

▼B

Artikel 124

Verloop van de onderhandelingsprocedures

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

De aanbestedende diensten onderhandelen met de inschrijvers over de door hen ingediende offertes om deze aan te passen aan de vereisten die zij in het in artikel 118 bedoelde bekendmakingsbericht, het bestek en de eventuele aanvullende documenten hebben vermeld en om de voordeligste offerte te zoeken.

Tijdens de onderhandelingen waarborgen de aanbestedende diensten de gelijke behandeling van alle inschrijvers.

▼M1

Wanneer de aanbestedende diensten hun opdrachten kunnen plaatsen met gebruikmaking van een onderhandelingsprocedure na aankondiging van een opdracht overeenkomstig artikel 127, kunnen zij bepalen dat de onderhandelingsprocedure in opeenvolgende fasen verloopt, zodat het aantal inschrijvingen waarover moet worden onderhandeld, wordt verminderd door toepassing van de in de aankondiging van de opdracht of in het bestek vermelde gunningscriteria. Deze mogelijkheid wordt in de aankondiging van de opdracht of in het bestek vermeld.

▼B

Artikel 125

Prijsvragen

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.  De regels betreffende de organisatie van een prijsvraag worden ter beschikking gesteld van degenen die belangstelling hebben eraan deel te nemen.

Het aantal gegadigden dat mag deelnemen, moet voldoende zijn om voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen.

2.  De jury wordt door de bevoegde ordonnateur benoemd. De jury bestaat uitsluitend uit natuurlijke personen die onafhankelijk zijn van de deelnemers aan de prijsvraag. Wanneer voor deelname aan de prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie vereist is, moet ten minste een derde van de leden dezelfde of een gelijkwaardige kwalificatie hebben.

De jury is autonoom in haar adviezen. Haar adviezen worden gegeven op basis van anoniem door de gegadigden ingediende ontwerpen en uitsluitend op grond van de criteria die in de aankondiging van de prijsvraag zijn vermeld.

3.  De jury vermeldt in een door haar leden ondertekend proces-verbaal de op grond van de verdiensten van elk project gedane voorstellen en haar opmerkingen.

De anonimiteit van de gegadigden wordt gehandhaafd totdat de jury haar advies heeft uitgebracht.

▼M1

De jury kan de gegadigden uitnodigen de in het proces-verbaal vermelde vragen te beantwoorden, teneinde een project te verduidelijken. Van de daaruit voortvloeiende dialoog wordt een volledig proces-verbaal opgesteld.

▼B

4.  De aanbestedende dienst neemt vervolgens een besluit waarin de naam en het adres van de geselecteerde gegadigde is vermeld, alsmede de redenen voor deze keuze in het licht van de in de aankondiging van de prijsvraag vermelde criteria, met name wanneer wordt afgeweken van de in het advies van de jury gedane voorstellen.

▼M1

Artikel 125 bis

Dynamisch aankoopsysteem

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.  Het dynamische aankoopsysteem, zoals bedoeld in artikel 1, lid 6, en artikel 33 van richtlijn 2004/18/EG, is een geheel elektronisch proces voor aankopen voor courant gebruik, dat gedurende de gehele looptijd open is voor elk economisch subject dat aan de selectiecriteria voldoet en dat overeenkomstig de eisen van het bestek en de eventuele aanvullende documenten een indicatieve inschrijving heeft ingediend. De indicatieve inschrijvingen mogen te allen tijde worden verbeterd, op voorwaarde dat zij niet afwijken van het bestek.

2.  Voor de instelling van het dynamische aankoopsysteem maken de aanbestedende diensten een aankondiging van de opdracht bekend volgens welke het om een dynamisch aankoopsysteem gaat en die een verwijzing naar het internetadres bevat, waarop het bestek en alle aanvullende documenten vanaf de bekendmaking van de aankondiging tot het vervallen van het systeem vrij, rechtstreeks en volledig kunnen worden geraadpleegd.

Zij verstrekken in het bestek nadere gegevens omtrent onder meer de aard van de overwogen aankopen waarop dit systeem betrekking heeft, alle nodige gegevens betreffende het aankoopsysteem, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.

3.  De aanbestedende diensten verlenen tijdens de gehele duur van het dynamische aankoopsysteem elk economisch subject de mogelijkheid een indicatieve inschrijving in te dienen, om onder de voorwaarden van lid 1 tot het systeem te worden toegelaten. Zij beëindigen de beoordeling binnen een termijn van maximaal vijftien dagen na de indiening van de indicatieve inschrijving. Zij kunnen de beoordelingstermijn echter verlengen, op voorwaarde dat tussentijds geen enkele oproep tot mededinging wordt uitgeschreven.

De aanbestedende dienst deelt de inschrijver diens toelating tot het dynamische aankoopsysteem of de afwijzing van diens inschrijving zo snel mogelijk mee.

4.  Voor elke specifieke opdracht wordt een oproep tot mededinging uitgeschreven. Alvorens daartoe over te gaan, maken de aanbestedende diensten een vereenvoudigde aankondiging van de opdracht bekend, waarin alle geïnteresseerde economische subjecten worden uitgenodigd een indicatieve inschrijving in te dienen, binnen een termijn van tenminste vijftien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de vereenvoudigde aankondiging van de opdracht. De aanbestedende diensten doen pas een oproep tot mededinging nadat de beoordeling van alle binnen deze termijn ingediende indicatieve inschrijvingen is beëindigd.

De aanbestedende diensten nodigen vervolgens alle tot het systeem toegelaten inschrijvers uit binnen een redelijke termijn een inschrijving in te dienen. Zij gunnen de opdracht aan de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend op grond van de gunningscriteria die zijn vermeld in de aankondiging van de opdracht waarbij het dynamische aankoopsysteem wordt ingesteld. Deze criteria kunnen in de uitnodiging tot inschrijving eventueel worden gepreciseerd.

5.  De looptijd van een dynamisch aankoopsysteem mag niet meer dan vier jaar bedragen, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen.

De aanbestedende diensten mogen geen gebruikmaken van dit systeem om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

Aan de betrokken economische subjecten of de partijen bij het systeem mogen geen administratiekosten in rekening worden gebracht.

Artikel 125 ter

Concurrentiegerichte dialoog

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.  Voor bijzonder complexe opdrachten kan de aanbestedende dienst, voorzover deze van oordeel is dat rechtstreekse toepassing van openbare procedures of van de voorwaarden voor niet-openbare procedures het niet mogelijk maakt de opdracht aan de economisch voordeligste inschrijving te gunnen, gebruikmaken van de in artikel 29 van Richtlijn 2004/18/EG bedoelde concurrentiegerichte dialoog.

Een opdracht wordt als bijzonder complex aangemerkt wanneer de aanbestedende dienst objectief gezien niet in staat is de technische middelen te bepalen waarmee aan zijn behoeften of doel kan worden tegemoetgekomen, of niet in staat is de juridische of financiële voorwaarden van het project te specificeren.

2.  De aanbestedende diensten maken een aankondiging van de opdracht bekend waarin zij hun behoeften en eisen vermelden, die door hen in die aankondiging en/of in een beschrijvend document worden omschreven.

3.  De aanbestedende diensten openen met de gegadigden die aan de in artikel 135 bedoelde selectiecriteria voldoen, een dialoog met het doel na te gaan en te bepalen welke middelen geschikt zijn om zo goed mogelijk in hun behoeften te voorzien.

Tijdens de dialoog waarborgen de aanbestedende diensten de gelijke behandeling van alle inschrijvers, alsmede de geheimhouding van de voorgestelde oplossingen of van andere door een deelnemer aan de dialoog verstrekte vertrouwelijke inlichtingen, tenzij deze met de verspreiding ervan instemt.

De aanbestedende diensten kunnen bepalen, dat de procedure in opeenvolgende fasen verloopt, zodat het aantal in de dialoogfase te bespreken oplossingen kan worden beperkt aan de hand van de gunningscriteria die in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvende document zijn vermeld, mits deze mogelijkheid in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvende document wordt vermeld.

4.  De aanbestedende diensten verzoeken de deelnemers, na hun de beëindiging van de dialoog te hebben meegedeeld, hun definitieve inschrijvingen in te dienen op basis van de tijdens de dialoog voorgestelde en gespecificeerde oplossing of oplossingen. Deze inschrijvingen bevatten alle vereiste en noodzakelijke elementen voor de uitvoering van het project.

Op verzoek van de aanbestedende dienst kunnen deze inschrijvingen worden toegelicht, gepreciseerd en vervolmaakt, zonder dat evenwel de basiselementen van de inschrijving of aanbesteding wezenlijk mogen worden gewijzigd, aangezien zulks de mededinging kan vervalsen of een discriminerend effect kan hebben.

Op verzoek van de aanbestedende dienst kan de inschrijver die als de economisch voordeligste is aangewezen, worden verzocht bepaalde aspecten van zijn inschrijving te verduidelijken of de in de inschrijving vervatte verbintenissen te bevestigen, op voorwaarde dat dit de inhoudelijke aspecten van de inschrijving of van de oproep tot mededinging ongewijzigd laat en niet leidt tot vervalsing van de mededinging of tot discriminatie.

5.  De aanbestedende diensten kunnen voorzien in prijzen of betalingen aan de deelnemers aan de dialoog.

▼M3

Artikel 125 quarter

Gezamenlijke aanbestedingsprocedure met een lidstaat

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

Bij een gezamenlijke aanbestedingsprocedure tussen een instelling en de aanbestedende diensten van één of meer lidstaten, zijn de voor de instelling geldende procedurele bepalingen van toepassing.

Wanneer het aandeel van, of beheerd door, de aanbestedende dienst van een lidstaat in de geraamde totale waarde van het contract gelijk is aan of hoger is dan 50 %, of in naar behoren gemotiveerde gevallen, kan de instelling besluiten, dat de voor de aanbestedende dienst van een lidstaat geldende procedurele bepalingen van toepassing zijn, op voorwaarde dat deze als gelijkwaardig met die van de instelling kunnen worden beschouwd.

De instelling en de aanbestedende dienst van een lidstaat die bij de gezamenlijke aanbestedingsprocedure zijn betrokken, maken met name afspraken over de praktische regelingen voor de evaluatie van de verzoeken tot deelname of de inschrijvingen, de gunning van de opdracht, het recht dat op de opdracht van toepassing is, en de in geval van geschil bevoegde rechter.

▼B

Artikel 126

Onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.   ►M1  De aanbestedende diensten kunnen in de volgende gevallen gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht, ongeacht het geraamde bedrag van de opdracht:

a) wanneer in het kader van een openbare of niet-openbare procedure na de afsluiting van de oorspronkelijke procedure geen of geen geschikte inschrijvingen of geen aanmeldingen zijn ingediend, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht die zijn vermeld in de in artikel 130 bedoelde inschrijvingsdocumenten, niet wezenlijk worden gewijzigd;

 ◄

b) voor opdrachten waarvan de uitvoering om technische of artistieke redenen of wegens de bescherming van uitsluitende rechten slechts aan een bepaald economisch subject kan worden toevertrouwd;

▼M1

c) voorzover zulks strikt noodzakelijk is, ingeval dwingende spoed als gevolg van onvoorziene gebeurtenissen die niet aan de aanbestedende dienst te wijten zijn, ertoe noopt dat de in de artikelen 140, 141 en 142 bedoelde termijnen voor de andere procedures niet in acht kunnen worden genomen;

▼B

d) wanneer een opdracht voor diensten voortvloeit uit een prijsvraag en volgens de toepasselijke voorschriften aan de winnaar of aan een van de winnaars van die prijsvraag moet worden gegund. In dit laatste geval worden alle winnaars van de prijsvraag tot de onderhandelingen uitgenodigd;

▼M1

e) voor aanvullende diensten en werken die niet in het oorspronkelijk voorgenomen project of in de oorspronkelijke overeenkomst waren opgenomen, en die als gevolg van een onvoorziene omstandigheid voor het verlenen van de dienst of de uitvoering van het werk noodzakelijk zijn geworden, onder de in lid 2 bedoelde voorwaarden;

f) voor nieuwe diensten of werken, bestaande uit de herhaling van soortgelijke diensten of werken, die door dezelfde aanbestedende dienst worden toevertrouwd aan het economische subject waaraan de oorspronkelijke opdracht is gegund, mits deze diensten of werken overeenstemmen met een basisproject dat het voorwerp vormde van de oorspronkelijke opdracht en deze opdracht overeenkomstig de openbare of de niet-openbare procedure is geplaatst, onder de in lid 3 genoemde voorwaarden;

▼B

g) voor opdrachten voor leveringen:

i) voor aanvullende leveringen die ofwel zijn bestemd voor gedeeltelijke vernieuwing van leveringen of installaties voor courant gebruik, ofwel voor de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, wanneer de verandering van leverancier de aanbestedende dienst ertoe zou verplichten apparatuur aan te schaffen waarbij een andere techniek wordt toegepast, zodat bij gebruik en onderhoud ervan onverenigbaarheid ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden voordoen; de looptijd van deze opdrachten mag niet langer zijn dan drie jaar;

ii) wanneer het producten betreft die uitsluitend voor onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling worden vervaardigd, met uitsluiting van tests om de commerciële haalbaarheid vast te stellen en van productie in grote hoeveelheden om de kosten van onderzoek en ontwikkeling te delgen;

▼M1

iii) in het geval van op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte leveringen;

iv) in het geval van een aankoop tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit staakt, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een gerechtelijk akkoord, of een procedure van dezelfde aard naar nationaal recht;

▼B

h) voor onroerendgoedopdrachten, na onderzoek van de plaatselijke markt;

▼M1

i) voor opdrachten voor rechtskundige diensten in de zin van bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG, die echter voldoende worden bekendgemaakt;

▼M1

j) voor opdrachten die de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten geheim heeft verklaard, of voor opdrachten waarvan de uitvoering overeenkomstig de geldende administratieve bepalingen met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Gemeenschappen of de Unie dit vereist.

▼M2

De aanbestedende diensten kunnen ook gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht, voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 60 000 EUR.

▼B

2.  Voor de in lid 1, onder e), bedoelde aanvullende diensten en werken kunnen de aanbestedende diensten gebruikmaken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondinging van een opdracht, mits zij worden gegund aan de contractant die deze opdracht uitvoert:

a) wanneer deze aanvullende opdrachten uit technisch of economisch oogpunt niet zonder overwegende bezwaren voor de aanbestedende dienst van de hoofdopdracht kunnen worden gescheiden;

b) of wanneer deze opdrachten, hoewel zij van de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht kunnen worden gescheiden, voor de vervolmaking ervan strikt noodzakelijk zijn.

De geraamde samengevoegde waarde van de aanvullende opdrachten mag niet hoger zijn dan 50 % van het bedrag van de oorspronkelijke opdracht.

3.   ►M1  In de in lid 1, eerste alinea, onder f), bedoelde gevallen wordt de mogelijkheid van een onderhandelingsprocedure gebruik te maken reeds bij de uitschrijving van de aanbesteding van het eerste deel vermeld, en wordt het totale voor het vervolg van de diensten of werken geraamde bedrag voor de berekening van de in artikel 158 bedoelde drempelwaarden in aanmerking genomen. ◄ Van deze procedure kan slechts gedurende een periode van drie jaar volgende op de oorspronkelijke opdracht gebruik worden gemaakt;

Artikel 127

Onderhandelingsprocedure na voorafgaande aankondiging van een opdracht

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.   ►M1  De aanbestedende diensten kunnen in de volgende gevallen gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure na aankondiging van een opdracht, ongeacht het geraamde bedrag van de opdracht:

a) indien in antwoord op een van tevoren afgesloten openbare of niet-openbare procedure of concurrentiegerichte dialoog inschrijvingen zijn ingediend die onregelmatig of onaanvaardbaar zijn ten aanzien van met name de selectie- of gunningscriteria, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht, zoals vermeld in de in artikel 130 bedoelde inschrijvingsdocumenten, niet wezenlijk worden gewijzigd, onverminderd de toepassing van lid 2;

b) in buitengewone gevallen, wanneer het werken, leveringen of diensten betreft waarvan de aard en de onzekere omstandigheden een vaststelling vooraf van de totale prijs door de inschrijver niet mogelijk maken.

 ◄

c) wanneer, met name op het gebied van financiële diensten en intellectuele diensten, wegens de aard van de te verlenen dienst de specificaties voor de opdracht niet nauwkeurig genoeg kunnen worden vastgesteld om de opdracht overeenkomstig de voorschriften inzake de openbare of niet-openbare procedure door de keuze van de beste inschrijving te plaatsen;

d) voor opdrachten voor werken die uitsluitend worden uitgevoerd ten behoeve van onderzoek, proefneming of ontwikkeling en niet met het doel de haalbaarheid van het project vast te stellen of de kosten van onderzoek en ontwikkeling te delgen;

▼M1

e) voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG bedoelde opdrachten voor diensten, behoudens het bepaalde in artikel 126, lid 1, eerste alinea, onder i) en j), en tweede alinea, van de onderhavige verordening;

▼M2

f) voor andere opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling dan die waarvan de voordelen uitsluitend ten goede komen aan de aanbestedende dienst voor het gebruik ervan bij het verrichten van zijn eigen werkzaamheden, mits de verleende dienst volledig door de aanbestedende dienst wordt betaald;

g) voor opdrachten voor diensten voor de aankoop, ontwikkeling, productie of coproductie van programmamateriaal dat is bestemd voor de uitzending door omroepen en opdrachten voor zendtijd.

▼M1

2.  In de in lid 1, onder a), bedoelde gevallen kunnen de aanbestedende diensten van bekendmaking van een aankondiging van een opdracht afzien, indien zij bij de onderhandelingsprocedure alle inschrijvers, en alleen de inschrijvers, betrekken die aan de selectiecriteria voldoen en die gedurende de voorafgaande procedure inschrijvingen hebben ingediend die aan de formele eisen van de plaatsingsprocedure voldoen.

▼B

Artikel 128

Niet-openbare procedure na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  De oproep tot het indienen van blijken van belangstelling is een voorselectie van gegadigden die zullen worden uitgenodigd in te schrijven bij toekomstige niet-openbare aanbestedingsprocedures voor opdrachten met een waarde van meer dan 60 000 EUR, behoudens het bepaalde in de artikelen 126 en 127.

▼B

2.  De lijst die uit een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voortvloeit, is ten hoogste drie jaar geldig, te rekenen vanaf de datum van toezending van de in artikel 119, lid 1, onder a), bedoelde bekendmaking aan het Publicatiebureau.

Elke belangstellende kan zich op elk moment van de geldigheidsduur van de lijst aanmelden, behalve tijdens de laatste drie maanden.

3.  In geval van een specifieke opdracht nodigt de aanbestedende dienst op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria die voor deze opdracht zijn vastgesteld, alle in de lijst opgenomen gegadigden of sommige van hen uit om een offerte in te dienen.

▼M2

Artikel 129

Opdrachten van geringe waarde

(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

1.  Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 60 000 EUR, mag een onderhandelingsprocedure worden gebruikt waarbij ten minste vijf gegadigden worden geraadpleegd.

Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de gegadigden slechts één inschrijving ontvangt, die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.

2.  Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 25 000 EUR mag de in lid 1 bedoelde procedure met raadpleging van ten minste drie gegadigden worden gebruikt.

▼M3

3.  Voor opdrachten met een waarde van minder dan of gelijk aan 5 000 EUR volstaat één inschrijving.

4.  Betalingen van bedragen van minder dan of gelijk aan 500 EUR kunnen eenvoudig op factuur geschieden, zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.

▼B

Artikel 130

Inschrijvingsdocumenten

(Artikel 92 van het Financieel Reglement)

1.  De inschrijvingsdocumenten omvatten ten minste:

▼M1

a) de uitnodiging tot inschrijving, tot onderhandeling of tot deelname aan de dialoog bij de in artikel 125 ter bedoelde procedure;

b) het bijbehorende bestek of, bij de in artikel 125 ter bedoelde concurrentiegerichte dialoog, een beschrijvend document dat de behoeften en eisen van de aanbestedende dienst beschrijft, of de vermelding van het internetadres waar deze kunnen worden geraadpleegd;

▼B

c) de modelovereenkomst.

De inschrijvingsdocumenten bevatten een verwijzing naar de overeenkomstig de artikelen 118 tot en met 121 genomen bekendmakingsmaatregelen.

2.   ►M1  De uitnodiging tot inschrijving, tot onderhandeling of tot deelname aan de dialoog vermeldt tenminste:

a) de wijze van indiening en presentatie van de inschrijvingen, met name de uiterste datum en de uiterste tijd, de eventuele eis een standaard-antwoordformulier in te vullen, de bij te voegen documenten, waaronder de in artikel 135 bedoelde bewijsstukken inzake de economische, financiële, beroepsmatige en technische geschiktheid, voorzover deze niet in de aankondiging van de opdracht zijn vermeld, alsmede het adres waarnaar zij moeten worden gezonden;

b) dat het indienen van een inschrijving betekent dat het in lid 1 bedoelde bestek waarnaar zij verwijst, wordt aanvaard en dat deze inschrijving de inschrijver bindt gedurende de uitvoering van de overeenkomst, indien deze aan hem wordt gegund;

 ◄

c) de geldigheidsduur van de offertes, gedurende welke de inschrijver alle voorwaarden van zijn offerte moet handhaven;

d) het verbod op elk contact tussen de aanbestedende dienst en de inschrijver gedurende het verloop van de procedure, behalve in uitzonderingsgevallen, onder de voorwaarden van artikel 148, alsmede de precieze bezoekvoorwaarden, indien in een bezoek ter plaatse wordt voorzien;

▼M1

e) bij de concurrentiegerichte dialoog, de aanvangsdatum en het adres van de raadpleging.

▼B

3.  Het bestek vermeldt ten minste:

▼M3

a) de uitsluitings- en selectiecriteria voor de opdracht, behalve, bij een concurrentiegerichte dialoog, bij niet-openbare procedures en de in artikel 127 bedoelde onderhandelingsprocedures met voorafgaande aankondiging van een opdracht; in dit geval worden deze criteria uitsluitend vermeld in de aankondiging van de opdracht of in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling;

▼M1

b) de gunningscriteria van de opdracht en het relatieve gewicht ervan of, in voorkomend geval, de dalende volgorde van belangrijkheid van deze criteria, indien deze niet in de aankondiging van de opdracht zijn opgenomen;

▼B

c) de in artikel 131 bedoelde technische specificaties;

▼M1

d) de minimumeisen waaraan de varianten moeten voldoen in de in artikel 138, lid 2, bedoelde procedures voor gunning aan de economisch voordeligste inschrijving, indien de aanbestedende dienst in de aankondiging van de opdracht heeft vermeld dat deze varianten zijn toegestaan;

▼B

e) de toepassing van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten of, in voorkomend geval, de Verdragen van Wenen inzake diplomatiek verkeer en consulaire betrekkingen;

f) de wijze waarop het bewijs van toegang tot de markten wordt geleverd, onder de in artikel 159 bedoelde voorwaarden;

▼M1

g) bij de in artikel 125 bis bedoelde dynamische aankoopsystemen, de aard van de overwogen aankopen, alsmede alle gegevens betreffende het aankoopsysteem, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.

▼B

4.  De modelovereenkomst vermeldt met name:

a) de sancties bij niet-naleving van de bepalingen ervan;

b) de vermeldingen die overeenkomstig artikel 98 op de facturen of de ondersteunende bewijsstukken moeten worden aangebracht;

▼M3

c) dat, wanneer de instellingen de aanbestedende diensten zijn, op de overeenkomst het Gemeenschapsrecht van toepassing is, alsmede, in voorkomend geval, het nationale recht dat partijen zijn overeengekomen;

▼M3

d) de in geval van geschil bevoegde rechter.

▼B

5.  De aanbestedende diensten kunnen inlichtingen eisen over het gedeelte van de opdracht dat de inschrijver voornemens is uit te besteden en over de identiteit van de onderaannemers. ►M3  Naast de in artikel 134 bedoelde inlichtingen, kan de aanbestedende dienst ook eisen, dat de gegadigde of inschrijver inlichtingen verstrekt over de in de artikelen 135, 136 en 137 omschreven financiële, economische, technische en operationale geschiktheid van de beoogde onderaannemer, in het bijzonder wanneer de onderaanbesteding een aanzienlijk deel van de opdracht vertegenwoordigt. ◄

Artikel 131

Technische specificaties

(Artikel 92 van het Financieel Reglement)

1.  De technische specificaties moeten gelijke toegang van de gegadigden en inschrijvers mogelijk maken en mogen geen ongerechtvaardigde belemmeringen van de concurrentie creëren.

Zij stellen de kenmerken vast die een product, dienst, materiaal of werk moet hebben met het oog op het gebruik waarvoor zij door de aanbestedende dienst zijn bestemd.

2.  De in lid 1 bedoelde kenmerken omvatten:

a) de kwaliteitsniveaus;

b) de milieuprestatie;

▼M1

c) waar mogelijk, de toegankelijkheidscriteria voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers;

▼B

d) de conformiteitsbeoordelingsprocedures en -niveaus;

e) de gebruiksvriendelijkheid;

f) de veiligheid of de afmetingen, waaronder begrepen de voor leveringen geldende voorschriften inzake handelsbenaming en gebruiksaanwijzing, en voor alle opdrachten de terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, productieprocedures en -methoden;

g) voor opdrachten voor werken, de kwaliteitsbewakingsprocedures alsmede de voorschriften voor het berekenen en het ontwerpen van het werk, de voorwaarden voor proefnemingen, controle en oplevering van de werken, alsmede de bouwtechnieken of bouwwijzen en alle andere voorwaarden van technische aard die de aanbestedende dienst bij bijzondere dan wel algemene maatregel kan voorschrijven met betrekking tot de voltooide werken en de materialen of bestanddelen waaruit zij zijn samengesteld.

3.  De technische specificaties worden als volgt geformuleerd:

a) hetzij door verwijzing naar Europese normen, Europese technische goedkeuringen, gemeenschappelijke technische specificaties indien zij bestaan, internationale normen of andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen of, bij ontstentenis daarvan, de nationale equivalenten daarvan. Elke verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of equivalent”;

▼M1

b) hetzij in termen van prestatie-eisen of functionele eisen; deze kunnen milieukenmerken bevatten en moeten voldoende nauwkeurig zijn opdat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende diensten de opdracht kunnen gunnen;

▼B

c) hetzij door een mengvorm van deze twee procedures.

4.  Wanneer de aanbestedende diensten van de mogelijkheid gebruikmaken naar de in lid 3, onder a), bedoelde specificaties te verwijzen, kunnen zij een offerte niet afwijzen met als reden dat deze niet beantwoordt aan de genoemde specificaties, indien de inschrijver of gegadigde met elk passend middel tot voldoening van de aanbestedende dienst aantoont dat hij op gelijkwaardige wijze aan de gestelde eisen voldoet.

▼M1

Een technisch dossier van de fabrikant of een testverslag van een erkende organisatie wordt geacht een passend middel te zijn.

▼B

5.  Wanneer de aanbestedende diensten van de in lid 3, onder b), bedoelde mogelijkheid gebruikmaken prestaties of functionele eisen voor te schrijven, mogen zij geen offerte afwijzen die beantwoordt aan een nationale norm waarin een Europese norm is omgezet, aan een Europese technische goedkeuring, aan een gemeenschappelijke technische specificatie, aan een internationale norm of aan een door een Europese normalisatie-instelling opgesteld technisch referentiesysteem, indien deze specificaties betrekking hebben op de prestaties of functionele eisen die zij hebben voorgeschreven.

▼M1

De inschrijver is gehouden tot voldoening van de aanbestedende dienst met elk passend middel aan te tonen, dat zijn inschrijving aan de prestatie-eisen of functionele eisen van de aanbestedende dienst voldoet. Een technisch dossier van de fabrikant of een testverslag van een erkende organisatie wordt geacht een passend middel te zijn.

5 bis.  De aanbestedende diensten die milieukenmerken voorschrijven door verwijzing naar prestatie-eisen of functionele eisen, kunnen gebruikmaken van de gedetailleerde specificaties of, zo nodig, van gedeelten daarvan, die zijn vastgesteld door Europese, plurinationale of nationale milieukeuren of door elke andere milieukeur, voorzover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de gebruikte specificaties zijn geschikt voor de omschrijving van de kenmerken van de leveringen of diensten waarop de opdracht betrekking heeft;

b) de vereisten voor de milieukeur zijn ontwikkeld op grond van wetenschappelijke gegevens;

c) de milieukeuren zijn aangenomen in een proces waaraan alle betrokkenen, zoals regeringsinstanties, consumenten, fabrikanten, kleinhandel en milieuorganisaties kunnen deelnemen;

d) de milieukeuren zijn voor alle betrokken partijen toegankelijk.

De aanbestedende diensten kunnen aangeven dat de van een milieukeur voorziene producten of diensten worden geacht te voldoen aan de technische specificaties van het bestek. Zij aanvaarden elk ander passend bewijsmiddel, zoals een technisch dossier van de fabrikant of een testverslag van een erkende organisatie.

5 ter.  Voor de toepassing van de leden 4, 5, en 5 bis is een erkende organisatie een testlaboratorium, een ijklaboratorium of een inspectie- en certificatieorganisatie die aan de toepasselijke Europese normen voldoet.

▼B

6.  Behalve uitzonderingsgevallen die door het voorwerp van de opdracht naar behoren worden gemotiveerd, mag in deze specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabrikaat of een bepaalde herkomst of van een volgens bijzondere werkwijzen verkregen fabrikaat, noch worden verwezen naar een merk, een octrooi, een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie indien zulks zou leiden tot bevoordeling dan wel uitsluiting van bepaalde producten of economische subjecten.

Indien van het voorwerp van de opdracht geen omschrijving kan worden gegeven die nauwkeurig en begrijpelijk genoeg is, gaat een dergelijke vermelding of verwijzing vergezeld van de woorden „of equivalent”.

Artikel 132

Herziening van de prijzen

(Artikel 92 van het Financieel Reglement)

1.  In de inschrijvingsdocumenten wordt bepaald of de offerte een vaste prijs moet bevatten die niet voor herziening vatbaar is.

2.  Indien dit niet het geval is, wordt in de inschrijvingsdocumenten bepaald volgens welke voorwaarden en formules de prijs tijdens de uitvoering van het contract kan worden herzien. De aanbestedende dienst houdt daarbij met name rekening met:

a) de aard van de opdracht en de economische conjunctuur waarin hij wordt uitgevoerd;

b) de aard en de duur van de taken en van het contract;

c) zijn financiële belangen.

▼M3

Artikel 133

Onwettige activiteiten die tot uitsluiting leiden

(Artikelen 93 en 114 van het Financieel Reglement)

De in artikel 93, lid 1, onder e), van het Financieel Reglement bedoelde gevallen zijn de volgende:

a) fraudegevallen, bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995 ( 15 );

b) corruptiegevallen, bedoeld in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 ( 16 );

c) gevallen van betrokkenheid bij een criminele organisatie, gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ van de Raad ( 17 );

d) gevallen van het witwassen van geld, gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad ( 18 ).

▼M3

Artikel 133 bis

Toepassing van de uitsluitingscriteria en duur van de uitsluitingen

(Artikelen 93, 94, 95 en 96 van het Financieel Reglement)

1.  Ter bepaling van de duur van de uitsluiting en ter verzekering van de naleving van het evenredigheidsbeginsel, houdt de verantwoordelijke instelling met name rekening met de ernst van de feiten, waaronder begrepen de gevolgen ervan voor de financiële belangen en de reputatie van de Gemeenschappen, de tijd die is verstreken, de duur en herhaling van de overtreding, de opzet of mate van nalatigheid van de betrokken entiteit en de door de entiteit genomen maatregelen om de situatie te verhelpen.

Bij de vaststelling van de duur van de uitsluiting biedt de verantwoordelijke instelling de betrokken gegadigde of inschrijver de mogelijkheid zijn standpunten uiteen te zetten.

Wanneer de duur van de uitsluitingstermijn overeenkomstig de toepasselijke wetgeving is vastgesteld door de in artikel 95, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde autoriteiten of organen, past de Commissie deze duur toe tot de in artikel 93, lid 3, van het Financieel Reglement vastgestelde maximumtermijn.

2.  De in artikel 93, lid 3, van het Financieel Reglement bedoelde termijn bedraagt ten hoogste vijf jaar, te rekenen vanaf de volgende data:

a) vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing in de in artikel 93, lid 1, onder b) en e), van het Financieel Reglement bedoelde gevallen;

b) vanaf de datum waarop de fout is begaan of, bij voortduring of herhaling van de fout, de datum waarop het gedrag ophoudt in de in artikel 93, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement bedoelde gevallen.

De duur van de uitsluiting kan tot tien jaar worden verlengd in het geval van recidive binnen vijf jaar na de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde data, rekening houdend met lid 1.

3.  De gegadigden en inschrijvers worden van procedures inzake overheidsopdrachten en subsidies uitgesloten, zolang zij in een van de in artikel 93, lid 1, onder a) en d), van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren.

▼M2

Artikel 134

Bewijsmiddelen

(Artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement)

1.  De gegadigden en inschrijvers verstrekken een naar behoren ondertekende en gedateerde verklaring op erewoord, dat zij niet in een van de in de artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren.

Wanneer de aanbestedende dienst in een niet-openbare procedure, een concurrentiegerichte dialoog of een onderhandelingsprocedure na voorafgaande aankondiging van een opdracht het aantal voor onderhandelingen of indiening van een inschrijving uitgenodigde gegadigden beperkt, verstrekken alle gegadigden de in lid 3 bedoelde certificaten.

▼M3

De aanbestedende dienst mag, overeenkomstig zijn risicobeoordeling, ervan afzien, de in de eerste alinea bedoelde verklaring te verlangen, wanneer het om opdrachten gaat met een waarde van minder dan of gelijk aan 5 000 EUR. Echter ten aanzien van de in artikel 241, lid 1, artikel 243, lid 1, en artikel 245, lid 1, bedoelde opdrachten, mag de aanbestedende dienst ervan afzien deze verklaring te verlangen, wanneer het om opdrachten gaat met een waarde van minder dan of gelijk aan 10 000 EUR.

▼M2

2.  De inschrijver aan wie de opdracht moet worden gegund, levert binnen een door de aanbestedende dienst vastgestelde termijn en voorafgaand aan de sluiting van het contract, in de volgende gevallen het in lid 3 bedoelde bewijs, dat de in lid 1 bedoelde verklaring bevestigt:

a) voor opdrachten die door de instellingen voor eigen rekening worden geplaatst, met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 158 bedoelde drempelwaarden;

b) voor opdrachten op het gebied van externe acties met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 241, lid 1, onder a), artikel 243, lid 1, onder a), of artikel 245, lid 1, onder a), bedoelde drempelwaarden.

Voor opdrachten met een lagere waarde dan de onder a) en b) bedoelde drempelwaarden, mag de aanbestedende dienst, wanneer hij eraan twijfelt, of de inschrijver aan wie de opdracht moet worden gegund in één van de uitsluitingsgevallen verkeert, van de inschrijver verlangen dat hij het in lid 3 bedoelde bewijs levert.

3.  De aanbestedende dienst aanvaardt als voldoende bewijs dat de inschrijver aan wie de opdracht wordt gegund, niet in een van de in artikel 93, lid 1, onder a), b) of e), van het Financieel Reglement beschreven situaties verkeert, een recent uittreksel uit het strafregister of, bij gebreke daarvan, een recent gelijkwaardig document van een gerechtelijke of administratieve autoriteit van het land van oorsprong of herkomst waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan. De aanbestedende dienst aanvaardt als voldoende bewijs, dat de inschrijver aan wie de opdracht is gegund, niet in de in artikel 93, lid 1, onder d), van het Financieel Reglement beschreven situatie verkeert, een recente verklaring van de bevoegde autoriteit van de betrokken staat.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde documenten of verklaringen niet in het betrokken land worden afgegeven en voor de andere in artikel 93 van het Financieel Reglement bedoelde uitsluitingsgevallen mogen deze documenten of verklaringen worden vervangen door een verklaring onder ede of, bij gebreke daarvan, op erewoord van de betrokkene voor een gerechtelijke of administratieve autoriteit, een notaris of een gekwalificeerde beroepsorganisatie van het land van oorsprong of herkomst.

4.  Afhankelijk van de nationale wetgeving van het land van vestiging van de inschrijver, hebben de in de leden 1 en 3 bedoelde documenten betrekking op rechtspersonen en/of natuurlijke personen, waaronder begrepen, in gevallen waarin de aanbestedende dienst dit nodig acht, ondernemingshoofden of elke persoon die bij de gegadigde of inschrijver vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft.

5.  Wanneer zij eraan twijfelen, of de kandidaten of gegadigden in een van de uitsluitingsgevallen verkeren, mogen de aanbestedende diensten zich tot de in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten wenden om de door hen noodzakelijk geachte inlichtingen over deze situatie te verkrijgen.

6.  De aanbestedende dienst mag een gegadigde of inschrijver vrijstellen van de verplichting de in lid 3 bedoelde bewijsstukken te verstrekken, indien deze bewijsstukken reeds in het kader van een andere aanbestedingsprocedure zijn verstrekt, mits de stukken niet meer dan een jaar oud zijn te rekenen vanaf de datum van afgifte ervan en nog steeds geldig zijn.

De gegadigde of inschrijver verklaart in dat geval op erewoord, dat de bewijsstukken reeds in een eerdere plaatsingsprocedure zijn verstrekt, en bevestigt dat zich in zijn situatie geen veranderingen hebben voorgedaan.

▼M3

7.  Wanneer de aanbestedende dienst daarom verzoekt, legt de gegadigde of de inschrijver een verklaring op erewoord van de beoogde onderaannemer over, dat deze niet in een van de in de artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeert.

In gevallen van twijfel over deze verklaring op erewoord, verlangt de aanbestedende dienst de in de leden 3 en 4 bedoelde bewijsstukken. Lid 5 is in voorkomend geval van toepassing.

Artikel 134 ter

Administratieve en financiële sancties

(Artikelen 96 en 114 van het Financieel Reglement)

1.  Onverminderd de sancties waarin het contract voorziet, kunnen gegadigden of inschrijvers en contractanten die valse verklaringen hebben afgelegd, die aanzienlijke fouten hebben begaan of onregelmatigheden en fraude hebben gepleegd of die ernstig in gebreke zijn gebleven wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen, van alle uit de Gemeenschapsbegroting gefinancierde opdrachten en subsidies worden uitgesloten gedurende een termijn van ten hoogste vijf jaar vanaf de datum waarop de overtreding wordt vastgesteld, mits dit wordt bevestigd in een contradictoire procedure ten aanzien van de contractant.

Deze termijn kan worden verlengd tot tien jaar in geval van recidive binnen vijf jaar na de in de eerste alinea bedoelde datum.

2.  De inschrijvers of gegadigden die zich schuldig hebben gemaakt aan valse verklaringen of die aanzienlijke fouten hebben begaan of onregelmatigheden of fraude hebben gepleegd, kunnen ook worden bestraft met financiële sancties van 2 % tot 10 % van het totale geraamde bedrag van de te gunnen opdracht.

De contractanten die ernstig in gebreke zijn gebleven wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen, kunnen worden bestraft met financiële sancties van 2 % tot 10 % van de totale waarde van het betrokken contract.

De financiële sancties kunnen tot 4 % tot 20 % worden verhoogd in geval van recidive binnen vijf jaar na de in lid 1, eerste alinea, bedoelde datum.

3.  De instelling houdt bij de vaststelling van de administratieve of financiële sancties met name rekening met de in artikel 133 bis, lid 1, bedoelde elementen.

▼B

Artikel 135

Selectiecriteria

(Artikel 97, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  De aanbestedende diensten stellen duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast.

▼M2

2.  De selectiecriteria worden in elke procedure tot het plaatsen van overheidsopdrachten toegepast om de financiële, de economische, de technische en de beroepsmatige geschiktheid van de gegadigde of inschrijver te beoordelen.

De aanbestedende dienst kan minimumgeschiktheidsniveaus vaststellen, waaronder de gegadigden niet kunnen worden geselecteerd.

▼B

3.  Elke inschrijver of gegadigde kan worden verzocht te bewijzen dat hij naar nationaal recht het recht heeft het voorwerp van de opdracht te produceren: inschrijving in het handels- of beroepsregister, verklaring onder ede, attest, lidmaatschap van een bijzondere organisatie, uitdrukkelijke vergunning, inschrijving in het BTW-register.

4.  De aanbestedende diensten vermelden in het aanbestedingsbericht, de oproep tot indiening van voorstellen of de uitnodiging tot inschrijving de basiskenmerken die zijn gekozen als bewijs van het statuut en de rechtsbevoegdheid van de inschrijvers of gegadigden.

▼M1

5.  De door de aanbestedende dienst gevraagde gegevens ten bewijze van de financiële, economische, technische en beroepsmatige geschiktheid van de gegadigde of de inschrijver en de overeenkomstig lid 2 geëiste minimumgeschiktheidsniveaus hebben alleen betrekking op het voorwerp van de opdracht en houden rekening met de rechtmatige belangen van de economische subjecten met betrekking tot met name de bescherming van fabrieks- en bedrijfsgeheimen.

▼M2

6.  De aanbestedende dienst mag, wanneer zijn risicobeoordeling dit toelaat, in de volgende gevallen beslissen geen bewijs te verlangen van de financiële, de economische, de technische en de beroepsmatige geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers:

a) bij opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 60 000 EUR die door de instellingen voor eigen rekening worden geplaatst;

b) bij opdrachten in het kader van externe maatregelen met een waarde onder de in artikel 241, lid 1, onder a), artikel 243, lid 1, onder a), of artikel 245, lid 1, onder a), genoemde drempelwaarden.

Wanneer de aanbestedende dienst beslist geen bewijs van de financiële, de economische, de technische en de beroepsmatige geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers te verlangen, wordt geen voorfinanciering verricht, tenzij een financiële zekerheid voor hetzelfde bedrag wordt gesteld.

▼B

Artikel 136

Economische en financiële geschiktheid

(Artikel 97, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.   ►M1  Het bewijs van de financiële en economische geschiktheid kan met name worden geleverd door een of meer van de volgende documenten: ◄

a) passende verklaringen van banken of het bewijs van een verzekering tegen beroepsrisico's;

b) balansen of uittreksels daarvan van ten minste de laatste twee afgesloten boekjaren, ingeval de bekendmaking van de balans is voorgeschreven in de wetgeving van het land waar het economisch subject is gevestigd;

c) een verklaring over de totale omzet en de omzet voor de werken, leveringen of diensten waarop de opdracht betrekking heeft, gerealiseerd in een periode die ten hoogste de laatste drie boekjaren mag omvatten.

2.  Wanneer de inschrijver of gegadigde om een uitzonderlijke, door de aanbestedende dienst gegrond geachte reden de gevraagde referenties niet kan leveren, mag hij zijn economische en financiële geschiktheid bewijzen met elk ander middel dat de aanbestedende dienst geschikt acht.

3.  Een economisch subject kan in voorkomend geval en voor een bepaalde opdracht gebruikmaken van de geschiktheid van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. In dat geval moet het economische subject de aanbestedende dienst aantonen over de noodzakelijke middelen voor de uitvoering van de opdracht te beschikken, bijvoorbeeld door overlegging van de verbintenis van deze entiteiten om deze te zijner beschikking te stellen.

▼M1

Onder dezelfde voorwaarden kan een in artikel 116, lid 6, bedoelde combinatie van economische subjecten zich op de geschiktheid van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten beroepen.

▼B

Artikel 137

Technische en beroepsmatige geschiktheid

(Artikel 97, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  De technische en beroepsmatige geschiktheid van de economische subjecten wordt overeenkomstig de leden 2 en 3 beoordeeld en geverifieerd. In de procedures voor het plaatsen van opdrachten voor leveringen waarvoor plaatsings- of installatiewerkzaamheden nodig zijn, het verlenen van diensten en/of de uitvoering van werken, wordt deze geschiktheid beoordeeld op basis van met name hun kennis, bekwaamheid, ervaring en betrouwbaarheid.

2.   ►M1  De technische en beroepsmatige geschiktheid kan naar gelang van de aard, de hoeveelheid of omvang en het gebruik van de te verrichten werken, leveringen of diensten, met een of meer van de volgende documenten worden bewezen: ◄

a) studie- en beroepsdiploma's van de dienstverlener of aannemer en/of het hogere personeel van de onderneming en in het bijzonder van de personen die met de dienst of de werken zijn belast;

b) een lijst:

i) van de voornaamste diensten en leveringen die in de laatste drie jaren zijn verricht, met vermelding van het bedrag, de datum en de publiek- of privaatrechtelijke instantie waarvoor zij bestemd waren.

ii) van de werken die in de laatste vijf jaren zijn uitgevoerd, met vermelding van bedrag, datum en plaats. De lijst van de belangrijkste werken wordt gestaafd door verklaringen inzake de goede uitvoering waarin is aangegeven of de werken vakkundig zijn uitgevoerd en tot een goed einde zijn gebracht;

c) een beschrijving van de voor de uitvoering van een opdracht voor diensten of werken gebruikte technische uitrusting, outillage en materieel;

▼M1

d) een beschrijving van de technische uitrusting en de maatregelen die worden genomen om de kwaliteit van de leveringen en diensten te waarborgen, alsmede van de studie- en onderzoekmiddelen van de onderneming;

▼B

e) een lijst van de technici of technische diensten, al dan niet deel uitmakend van de onderneming, vooral van degenen die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteitscontrole;

f) in geval van leveringen: monsters, beschrijvingen en/of authentieke foto's en/of verklaringen van als bevoegd erkende officiële instellingen of diensten voor kwaliteitscontrole waarin wordt bevestigd dat de producten in overeenstemming zijn met de geldende specificaties of normen;

g) een verklaring betreffende het gemiddelde jaarlijkse personeelsbestand van de dienstverlener of aannemer en de omvang van het kaderpersoneel in de laatste drie jaren;

h) de opgave van het gedeelte van de opdracht dat de dienstverlener eventueel in onderaanneming wil geven;

▼M1

i) voor overheidsopdrachten voor het uitvoeren van werken of het verlenen van diensten, en uitsluitend in passende gevallen, de vermelding van de maatregelen inzake milieubeheer die het economische subject bij de uitvoering van de opdracht kan toepassen.

▼B

Wanneer de in de eerste alinea, onder b) i) bedoelde instantie waarvoor de diensten en leveringen bestemd waren een aanbestedende dienst is, wordt het bewijs geleverd door verklaringen die door de bevoegde autoriteit zijn afgegeven of medeondertekend.

3.  Indien de te leveren diensten of producten van complexe aard zijn of, in uitzonderlijke gevallen, geschikt moeten zijn voor een bijzonder doel, kan de technische en beroepsmatige geschiktheid worden aangetoond door middel van een controle door de aanbestedende dienst of, namens deze, door een bevoegd officieel orgaan van het land waar de dienstverlener of leverancier gevestigd is, onder voorbehoud van de instemming van dat orgaan. Deze controle heeft betrekking op de technische geschiktheid van de dienstverlener en de productiemogelijkheden van de leverancier en, indien nodig, de studie- en onderzoekmiddelen waarover zij beschikken, alsmede de maatregelen die zij nemen om de kwaliteit te controleren.

▼M1

3 bis.  Wanneer de aanbestedende diensten de overlegging verlangen van door onafhankelijke instanties opgestelde verklaringen volgens welke het economische subject aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoet, verwijzen zij naar kwaliteitsbewakingsregelingen die op de Europese normenreeksen terzake zijn gebaseerd en die zijn gecertificeerd door instanties die voldoen aan de Europese normenreeks voor certificering.

3 ter.  Wanneer de aanbestedende diensten de overlegging verlangen van een door onafhankelijke instellingen opgestelde verklaring volgens welke het economische subject aan bepaalde normen inzake milieubeheer voldoet, verwijzen zij naar het bij Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 19 ) vastgestelde communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) of naar normen inzake milieubeheer die gebaseerd zijn op de desbetreffende Europese of internationale normen die gecertificeerd zijn door instellingen die beantwoorden aan het Gemeenschapsrecht of aan de toepasselijke Europese of internationale normen voor certificering. Zij erkennen gelijkwaardige verklaringen van in andere lidstaten gevestigde instellingen. Zij aanvaarden tevens andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van milieubeheer die de economische subjecten overleggen.

▼B

4.  Een economisch subject kan in voorkomend geval en voor een bepaalde opdracht gebruikmaken van de capaciteiten van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. In dat geval moet het economische subject tegenover de aanbestedende dienst aantonen over de noodzakelijke middelen voor de uitvoering van de opdracht te beschikken, bijvoorbeeld door overlegging van de verbintenis van deze entiteiten om deze te zijner beschikking te stellen.

▼M1

Onder dezelfde voorwaarden kan een in artikel 116, lid 6, bedoelde combinatie van economische subjecten zich op de geschiktheid van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten beroepen.

▼B

Artikel 138

Wijze van gunning en gunningscriteria

(Artikel 97, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.   ►M2  Onverminderd artikel 94 van het Financieel Reglement, worden opdrachten op een van de volgende twee manieren gegund: ◄

a) bij aanbesteding, in welk geval de opdracht wordt gegund aan degene die onder de deugdelijke en overeenkomstig de vraag ingediende offertes het laagste bod doet;

b) door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving.

2.  De economisch voordeligste inschrijving is die welke de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt, rekening gehouden met op grond van het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigde criteria als voorgestelde prijs, technische waarde, esthetisch en functioneel karakter, milieukenmerken, gebruikskosten, rentabiliteit, uitvoerings- of leveringstermijn, klantenservice en technische bijstand.

3.   ►M1  De aanbestedende dienst vermeldt in de aankondiging van de opdracht of het bestek of het beschrijvende document het relatieve gewicht dat hij toekent aan elk van de gekozen criteria voor de bepaling van de economisch voordeligste inschrijving. Dit gewicht kan worden uitgedrukt in een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.

Het relatieve gewicht van het prijscriterium ten opzichte van de andere criteria mag niet leiden tot neutralisatie van het prijscriterium bij de keuze van degene aan wie de opdracht wordt gegund, onverminderd de door de instelling vastgestelde tabellen voor de vergoeding van bepaalde diensten, zoals die welke door deskundigen op het gebied van evaluatie worden verleend. ◄

Indien in uitzonderlijke gevallen weging technisch niet mogelijk is, met name wegens het voorwerp van de opdracht, geeft de aanbestedende dienst alleen een afnemende volgorde van het belang van die criteria aan.

▼M1

Artikel 138 bis

Gebruik van elektronische veilingen

(Artikel 97, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  Bij openbare procedures, niet-openbare procedures en procedures van gunning door onderhandelingen in het in artikel 127, lid 1, onder a), bedoelde geval, kunnen de aanbestedende diensten beslissen dat de gunning van de overheidsopdracht zal worden voorafgegaan door een elektronische veiling, zoals bedoeld in artikel 54 van Richtlijn 2004/18/EG, wanneer de specificaties voor de opdracht op nauwkeurige wijze kunnen worden opgesteld.

Onder dezelfde voorwaarden kan een elektronische veiling worden gebruikt bij het opnieuw tot mededinging oproepen van de partijen bij een in artikel 117, lid 4, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde raamovereenkomst alsmede bij de oproep tot mededinging voor opdrachten die worden gegund in het kader van het in artikel 125 bis bedoelde dynamische aankoopsysteem.

De elektronische veiling heeft betrekking op hetzij alleen de prijzen wanneer de opdracht wordt gegund op basis van de laagste prijs, hetzij de prijzen en/of de waarden van de in het bestek vermelde elementen van de inschrijvingen wanneer de opdracht wordt gegund op basis van de economisch voordeligste inschrijving.

2.  De aanbestedende diensten die beslissen van een elektronische veiling gebruik te maken, maken daarvan in de aankondiging van de opdracht melding.

Het bestek bevat onder andere de volgende gegevens:

a) de elementen waarvan de waarden vallen onder de elektronische veiling, voorzover deze elementen kwantificeerbaar zijn zodat zij kunnen worden uitgedrukt in cijfers of procenten;

b) de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals zij voortvloeien uit de specificaties van het voorwerp van de opdracht;

c) de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en het tijdstip waarop die informatie in voorkomend geval ter beschikking zal worden gesteld;

d) relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling;

e) de voorwaarden waaronder de inschrijvers een bod kunnen doen en met name de vereiste minimumverschillen die in voorkomend geval voor de biedingen vereist zijn;

f) relevante informatie betreffende het gebruikte elektronische systeem en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.

3.  Alvorens tot de elektronische veiling over te gaan, verrichten de aanbestedende diensten een eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen aan de hand van de vastgestelde gunningscriteria en de weging daarvan.

Alle inschrijvers die een aan de eisen beantwoordende inschrijving hebben gedaan, worden tegelijkertijd langs elektronische weg uitgenodigd nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden in te dienen; het verzoek bevat alle relevante informatie voor de individuele verbinding met het gebruikte elektronische systeem en preciseert de datum en het aanvangsuur van de elektronische veiling. De elektronische veiling kan in verschillende fasen verlopen. De elektronische veiling kan op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen beginnen.

4.  Wanneer voor de gunning het criterium van de economisch voordeligste inschrijving wordt gehanteerd, gaat de uitnodiging vergezeld van het resultaat van de volledige beoordeling van de inschrijving van de betrokken inschrijver, die wordt uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 138, lid 3, eerste alinea, bepaalde wegingscriteria.

De uitnodiging vermeldt tevens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling de automatische herklasseringen naar gelang van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden zal bepalen. In deze formule is het relatieve gewicht verwerkt dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, zoals dat in de aankondiging van de opdracht of het bestek is aangegeven; daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.

Wanneer variaties zijn toegestaan, moeten voor elke variatie afzonderlijke formules worden verstrekt.

5.  Tijdens elke fase van de elektronische veiling delen de aanbestedende diensten ogenblikkelijk aan alle inschrijvers tenminste de informatie mee die de inschrijvers de mogelijkheid biedt op elk moment hun respectieve klassering te kennen. De aanbestedende diensten kunnen ook andere informatie betreffende andere ingediende prijzen of andere waarden meedelen indien dat in het bestek is vermeld. Zij kunnen tevens op ieder ogenblik meedelen hoeveel inschrijvers aan de fase van de veiling deelnemen. Zij mogen tijdens het verloop van de fasen van de elektronische veiling evenwel in geen geval de identiteit van de inschrijvers bekendmaken.

6.  De aanbestedende diensten sluiten de elektronische veiling op een of meer van de onderstaande wijzen af:

a) zij geven in de uitnodiging tot deelneming aan de veiling een vooraf vastgestelde datum en een vooraf vastgesteld tijdstip voor de sluiting aan;

b) zij sluiten de veiling af wanneer zij geen nieuwe prijzen meer ontvangen die beantwoorden aan de vereisten betreffende de minimumverschillen. In dit geval preciseren de aanbestedende diensten in de uitnodiging tot deelneming aan de veiling de termijn die zij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zullen nemen alvorens de veiling af te sluiten;

c) zij sluiten de veiling af wanneer alle fasen van de veiling die in de uitnodiging tot deelneming aan de veiling zijn vermeld, afgehandeld zijn.

Wanneer de aanbestedende diensten hebben besloten de elektronische veiling overeenkomstig punt c) af te sluiten, in voorkomend geval in combinatie met de in punt b) bepaalde regelingen, vermeldt de uitnodiging tot deelneming aan de veiling het tijdschema voor elk van de fasen van de veiling.

7.  Na de afsluiting van de elektronische veiling gunnen de aanbestedende diensten de opdracht overeenkomstig artikel 138 op basis van de resultaten van de elektronische veiling.

De aanbestedende diensten mogen geen misbruik maken van de methode van de elektronische veiling, noch mogen zij de methode gebruiken om de mededinging te beletten, te beperken of te vervalsen of om wijzigingen aan te brengen in het voorwerp van de opdracht zoals dat in de aankondiging van de opdracht is omschreven en in het bestek is vastgelegd.

▼B

Artikel 139

Abnormaal lage offertes

(Artikel 97, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer voor een bepaalde opdracht abnormaal lage offertes worden ingediend, vraagt de aanbestedende dienst voordat hij deze offertes alleen om deze reden afwijst schriftelijk om de door hem dienstig geachte preciseringen over de samenstelling van de offerte en onderzoekt hij deze op contradictoire wijze aan de hand van de ontvangen toelichtingen. ►M1  Deze preciseringen kunnen met name betrekking hebben op de naleving van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd. ◄

De aanbestedende dienst kan met name toelichtingen in aanmerking nemen die verband houden met:

a) de opzet van het fabricageprocédé, de dienstverrichting of de bouwmethode;

b) de gekozen technische oplossingen of de uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver kan profiteren;

c) de originaliteit van de offerte van de inschrijver.

2.  Indien de aanbestedende dienst vaststelt dat een abnormaal lage offerte het gevolg is van staatssteun, kan hij de offerte om deze reden alleen slechts verwerpen wanneer de inschrijver niet binnen een redelijke, door de aanbestedende dienst vastgestelde termijn kan bewijzen dat de steun definitief is toegekend volgens de in de communautaire regelgeving inzake staatssteun vastgelegde procedures en besluiten.

Artikel 140

Termijnen voor indiening van offertes en deelnemingsaanvragen

(Artikel 98, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  De termijnen voor de indiening van de offertes en de deelnemingsverzoeken worden door de aanbestedende diensten in kalenderdagen vastgesteld en zijn lang genoeg opdat de belangstellenden over een redelijke en passende tijd beschikken om hun offerte voor te bereiden en in te dienen, onder meer rekening gehouden met de complexiteit van de opdracht of de behoefte aan een inspectiebezoek of aan een raadpleging ter plaatse van de aan het bestek gehechte documenten.

▼M1

2.  Bij openbare procedures voor opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 158 bedoelde drempelwaarden bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen tweeënvijftig dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de aankondiging van de opdracht.

▼M3

3.  Bij niet-openbare procedures, in de in artikel 125 ter bedoelde gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de concurrentiegerichte dialoog, en in onderhandelingsprocedures met aankondiging van de opdracht voor opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 158 vermelde drempelwaarden, bedraagt de termijn voor de ontvangst van de deelnemingsverzoeken ten minste 37 dagen, te rekenen vanaf de dag van verzending van de aankondiging van de opdracht.

▼M1

Bij niet-openbare procedures voor opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 158 vastgestelde drempelwaarden bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen veertig dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

Bij de in artikel 128 bedoelde niet-openbare procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen echter eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

4.  Wanneer de aanbestedende diensten overeenkomstig artikel 118, lid 2, een voorafgaande aankondiging ter bekendmaking hebben verzonden of zelf door middel van hun kopersprofiel een voorafgaande aankondiging hebben bekendgemaakt, kan de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen in de regel worden verkort tot zesendertig dagen en bedraagt hij in geen geval minder dan tweeëntwintig dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot inschrijving.

De in de eerste alinea bedoelde termijn kan slechts worden verkort wanneer de voorafgaande aankondiging aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) zij bevat alle inlichtingen die op grond van de aankondiging van de opdracht vereist zijn, voorzover deze inlichtingen op het moment van bekendmaking beschikbaar zijn;

b) zij is ten minste tweeënvijftig dagen en ten hoogste twaalf maanden voor de verzending van de aankondiging van de opdracht, ter bekendmaking verzonden.

▼M1

5.  De termijnen voor de ontvangst van de inschrijvingen kunnen met vijf dagen worden verkort indien vanaf de dag van verzending van de aankondiging van de opdracht of de oproep tot het indienen van voorstellen alle documenten betreffende de aanbesteding vrij en rechtstreeks langs elektronische weg kunnen worden geraadpleegd.

▼B

Artikel 141

Termijnen voor toegang tot de inschrijvingsdocumenten

(Artikel 98, lid 1, van het Financieel Reglement)

▼M1

1.  Voorzover zij tijdig vóór de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen zijn aangevraagd, worden de bestekken of beschrijvende documenten in de in artikel 125 ter bedoelde procedure en de aanvullende stukken binnen zes dagen na ontvangst van de aanvraag toegezonden aan alle economische subjecten die een bestek hebben aangevraagd of die blijk hebben gegeven van belangstelling om een dialoog aan te gaan of in te schrijven, behoudens het bepaalde in lid 4. De aanbestedende diensten zijn niet verplicht aanvragen in te willigen die minder dan vijf werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen zijn ingediend.

2.  Voorzover daarom tijdig vóór de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen is verzocht, worden nadere inlichtingen over de bestekken, beschrijvende documenten of aanvullende stukken tegelijkertijd en uiterlijk zes kalenderdagen vóór de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen meegedeeld aan alle economische subjecten die een bestek hebben aangevraagd of die blijk hebben gegeven van belangstelling om een dialoog aan te gaan of in te schrijven of, voor de verzoeken om inlichtingen die minder dan acht kalenderdagen vóór de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen zijn ontvangen, zo snel mogelijk na de ontvangst van het verzoek. De aanbestedende diensten zijn niet verplicht verzoeken om nadere inlichtingen in te willigen die minder dan vijf werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen zijn ingediend.

▼B

3.  Indien, om welke redenen dan ook, het bestek en de aanvullende stukken of nadere inlichtingen niet binnen de in de leden 1 en 2 gestelde termijn kunnen worden verstrekt of indien de offertes slechts na een inspectiebezoek of na inzage ter plaatse van de bij het bestek behorende stukken kunnen worden gedaan, worden de in artikel 140 bedoelde termijnen voor de ontvangst van de offertes verlengd opdat alle economische subjecten kennis kunnen nemen van alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van de offertes, behoudens het bepaalde in artikel 240. Deze verlenging wordt op passende wijze bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 118 tot en met 121.

▼M1

4.  Lid 1 is niet van toepassing indien in een openbare procedure, waaronder begrepen in de in artikel 125 bis bedoelde dynamische aankoopsystemen, alle inschrijvingsdocumenten en aanvullende documenten vrij, in hun geheel en rechtstreeks langs elektronische weg toegankelijk zijn. In de in artikel 118, lid 3, bedoelde aankondiging van de opdracht wordt dan het adres van de internetsite vermeld waarop deze documenten kunnen worden geraadpleegd.

Artikel 142

Termijnen in dringende gevallen

(Artikel 98, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer het om naar behoren gemotiveerde dringende redenen onmogelijk is de in artikel 140, lid 3, bedoelde minimumtermijnen in acht te nemen voor niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, kunnen de aanbestedende diensten de volgende termijnen in kalenderdagen vaststellen:

a) voor de ontvangst van de deelnemingsverzoeken, een termijn die niet minder mag bedragen dan vijftien dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van het aanbestedingsbericht of tien dagen indien het bericht langs elektronische weg aan het Publicatiebureau wordt toegezonden;

b) voor de ontvangst van de inschrijvingen, een termijn die niet minder mag bedragen dan tien dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

2.  In het kader van de niet-openbare procedures en de versnelde onderhandelingsprocedures worden nadere inlichtingen over de bestekken, voorzover daarom tijdig is verzocht, uiterlijk vier kalenderdagen vóór de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen aan alle gegadigden of inschrijvers verstrekt.

▼B

Artikel 143

Wijzen van mededeling

(Artikel 98, lid 1, van het Financieel Reglement)

▼M1

1.  De voorwaarden voor de indiening van de inschrijvingen en de deelnemingsverzoeken worden bepaald door de aanbestedende dienst, die voor één uitsluitend communicatiemiddel kan kiezen. De inschrijvingen en de deelnemingsverzoeken kunnen bij brief of langs elektronische weg worden ingediend. De deelnemingsverzoeken kunnen ook per fax worden verzonden.

De gekozen communicatiemiddelen hebben een niet-discriminerend karakter en mogen de toegang van de economische subjecten tot de gunningsprocedure niet beperken.

Met de gekozen communicatiemiddelen kan worden gewaarborgd dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) elke inschrijving bevat alle nodige gegevens voor de beoordeling ervan;

b) de integriteit van de gegevens blijft behouden;

c) de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen blijft behouden en de aanbestedende dienst neemt pas na het verstrijken van de termijn voor de indiening kennis van deze inschrijvingen.

Wanneer dat nodig is om over een wettig bewijs te beschikken, kunnen de aanbestedende diensten eisen dat de per fax verzonden deelnemingsverzoeken zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen de in de artikelen 140 en 251 bedoelde uiterste datum, bij brief of langs elektronische weg worden bevestigd.

De aanbestedende diensten kunnen eisen dat bij inschrijvingen langs elektronische weg gebruik wordt gemaakt van een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 20 ).

▼M1

1 bis.  Wanneer de aanbestedende dienst de indiening van de inschrijvingen en de deelnemingsverzoeken langs elektronische weg toestaat, moeten de te gebruiken middelen en de technische kenmerken daarvan niet-discriminerend en algemeen voor het publiek beschikbaar zijn en in combinatie met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten kunnen functioneren. De gegevens betreffende de specificaties die nodig zijn voor de indiening van de inschrijvingen en deelnemingsverzoeken, waaronder begrepen de versleuteling, worden de inschrijvers ter beschikking gesteld.

Voorts moeten de middelen voor de ontvangst van de inschrijvingen en de deelnemingsverzoeken aan de eisen van bijlage X bij Richtlijn 2004/18/EG voldoen.

▼M1

2.  Wanneer de inschrijvingen bij brief worden ingediend, geschiedt de indiening naar keuze van de inschrijvers:

a) hetzij per post of per besteldienst, in welke gevallen in de inschrijvingsdocumenten wordt vermeld dat de datum van verzending zal gelden, waarbij het poststempel of de datum van het ontvangstbewijs als bewijs dient;

b) hetzij door indiening bij de diensten van de instelling, rechtstreeks of door een gemachtigde van de inschrijver, in welk geval de inschrijvingsdocumenten, naast de in artikel 130, lid 2, onder a), bedoelde informatie, de dienst vermelden waar de inschrijvingen tegen gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs moeten worden afgegeven.

▼B

3.  Ter wille van de geheimhouding en om moeilijkheden in geval van verzending van offertes per brief te voorkomen, wordt in de offerteaanvraag de volgende tekst opgenomen:

„Verzending geschiedt onder dubbele omslag. Beide omslagen worden gesloten. De ingesloten omslag draagt naast de aanduiding van de dienst waarvoor hij bestemd is zoals aangegeven in de offerteaanvraag, de vermelding offerteaanvraag — mag niet door de postdienst worden geopend. Zelfklevende omslagen moeten met plakband worden gesloten en dwars over het plakband wordt de handtekening van de verzender geplaatst.”

Artikel 144

Inschrijvingsgaranties

(Artikel 98, lid 2, van het Financieel Reglement)

De aanbestedende dienst kan een inschrijvingsgarantie, die voldoet aan artikel 150, van 1 tot 2 % van de totale waarde van de opdracht eisen.

Zij wordt bij de gunning van de opdracht vrijgegeven. Zij wordt in beslag genomen wanneer op de vastgestelde uiterste datum geen offerte is ingediend of wanneer een ingediende offerte later wordt ingetrokken.

Artikel 145

Opening van de offertes en deelnemingsverzoeken

(Artikel 98, lid 3, van het Financieel Reglement)

▼M1

1.  Alle deelnemingsverzoeken en inschrijvingen die aan artikel 143 voldoen, worden geopend.

▼B

2.   ►M2  Voor opdrachten voor een hoger bedrag dan de in artikel 129, lid 1, bepaalde drempelwaarde stelt de bevoegde ordonnateur een commissie voor opening van de inschrijvingen aan. ◄

▼M1

De openingscommissie is samengesteld uit ten minste drie personen van ten minste twee verschillende organisatorische eenheden van de betrokken instelling die ten opzichte van elkaar niet in een hiërarchische verhouding staan, en waarvan ten minste een niet onder de bevoegde ordonnateur ressorteert. Ter voorkoming van belangenconflicten zijn deze personen onderworpen aan de in artikel 52 van het Financieel Reglement bedoelde verplichtingen.

In de in artikel 254 bedoelde vertegenwoordigingen en plaatselijke entiteiten of in geïsoleerde entiteiten in een lidstaat, die niet over verschillende eenheden beschikken, geldt de verplichting van organisatorische eenheden zonder hiërarchische verhouding niet.

▼M3

Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt de openingscommissie door de bevoegde ordonnateur van de voor de aanbestedingsprocedure verantwoordelijke instelling aangesteld. De samenstelling van de openingscommissie geeft, voor zover mogelijk, uiting aan het interinstitutionele karakter van de aanbestedingsprocedure.

▼M1

3.  Wanneer de inschrijvingen bij brief worden verzonden, paraferen een of meer leden van de openingscommissie de documenten die de datum en het tijdstip van verzending van elke inschrijving bewijzen

▼B

Voorts paraferen zij:

a) hetzij elke bladzijde van elke offerte;

b) hetzij de omslagbladzijde en de financiële bladzijden van elke offerte, waarbij de integriteit van de originele offerte door een passende techniek wordt gegarandeerd door een dienst die onafhankelijk is van de opdrachtgevende dienst, behalve in de in lid 2, derde alinea, bedoelde gevallen.

In geval van gunning bij aanbesteding overeenkomstig artikel 138, lid 1, onder a), worden de prijzen bekendgemaakt die zijn vermeld in de offertes die aan de eisen voldoen.

De leden van de commissie ondertekenen het proces-verbaal van de opening van de ontvangen offertes, waarin wordt vastgesteld welke offertes aan de eisen voldoen en welke niet, onder opgave van de redenen voor de afwijzing wegens het niet voldoen aan de in artikel 143 bedoelde eisen inzake indiening.

Artikel 146

Evaluatiecomité voor offertes en deelnemingsverzoeken

(Artikel 98, lid 4, van het Financieel Reglement)

1.   ►M1  Alle deelnemingsverzoeken en inschrijvingen waarvan is vastgesteld dat zij aan de eisen voldoen, worden door een voor elk van beide fasen opgericht evaluatiecomité geëvalueerd en gerangschikt op basis van respectievelijk uitsluitings- en selectiecriteria en gunningscriteria, welke vooraf worden bekendgemaakt. ◄

▼M2

Het evaluatiecomité wordt door de bevoegde ordonnateur benoemd om advies uit te brengen over opdrachten met een hogere waarde dan de in artikel 129, lid 1, bepaalde drempelwaarde.

▼M3

De bevoegde ordonnateur kan echter beslissen, dat het evaluatiecomité de inschrijvingen slechts op grond van de gunningscriteria evalueert en rangschikt en dat de evaluatie op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria plaatsvindt op een andere manier, die de afwezigheid van belangenconflicten garandeert.

▼B

2.   ►M1  Het evaluatiecomité is samengesteld uit ten minste drie personen van ten minste twee verschillende organisatorische eenheden van de betrokken instelling die ten opzichte van elkaar niet in een hiërarchische verhouding staan, en waarvan ten minste één niet onder de bevoegde ordonnateur ressorteert. Ter voorkoming van belangenconflicten zijn deze personen onderworpen aan de in artikel 52 van het Financieel Reglement bedoelde verplichtingen.

In de in artikel 254 bedoelde vertegenwoordigingen of plaatselijke entiteiten of in geïsoleerde entiteiten in een lidstaat, die niet over verschillende eenheden beschikken, geldt de verplichting van organisatorische eenheden zonder hiërarchische verhouding niet. ◄

De samenstelling van dit comité kan gelijk zijn aan die van de met de opening van offertes belaste commissie.

▼M1

De bevoegde ordonnateur kan besluiten dat dit comité door externe deskundigen wordt bijgestaan. De bevoegde ordonnateur vergewist zich ervan, dat deze deskundigen de in artikel 52 van het Financieel Reglement bedoelde verplichtingen nakomen.

▼M3

Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt het evaluatiecomité door de bevoegde ordonnateur van de voor de aanbestedingsprocedure verantwoordelijke instelling aangesteld. De samenstelling van het evaluatiecomité geeft, voor zover mogelijk, uiting aan het interinstitutionele karakter van de aanbestedingsprocedure.

▼B

3.  Deelnemingsverzoeken en offertes die niet alle in de inschrijvingsdocumenten geëiste essentiële elementen bevatten of die niet aan de daarin gestelde specifieke eisen voldoen, worden uitgesloten.

▼M1

Het evaluatiecomité of de aanbestedende dienst kan de gegadigde of de inschrijver echter verzoeken de ingediende bewijsstukken met betrekking tot de uitsluitings- en de selectiecriteria aan te vullen of toe te lichten binnen de termijn die het comité of de dienst vaststelt.

▼M1

De inschrijvingen van de gegadigden of inschrijvers die niet zijn uitgesloten en die aan de selectiecriteria voldoen, worden als ontvankelijk aangemerkt.

▼B

4.  Bij abnormaal lage offertes zoals bedoeld in artikel 139 vraagt het evaluatiecomité de nodige toelichting over de samenstelling van de offerte.

▼M1

Artikel 147

Resultaat van de evaluatie

(Artikel 99 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Van de evaluatie en de rangschikking van de deugdelijk verklaarde deelnemingsverzoeken en inschrijvingen wordt een proces-verbaal opgesteld, dat wordt gedateerd.

Het proces-verbaal wordt ondertekend door alle leden van het evaluatiecomité.

Wanneer het evaluatiecomité niet verantwoordelijk is voor de evaluatie en rangschikking van de inschrijvingen op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria, wordt het proces-verbaal ook ondertekend door de personen die daarvoor door de bevoegde ordonnateur zijn aangewezen. Het proces-verbaal wordt bewaard, zodat hiernaar later kan worden verwezen.

▼B

 

Het in lid 1 bedoelde proces-verbaal bevat ten minste:

a) de naam en het adres van de aanbestedende dienst, het voorwerp en de waarde van de opdracht, de raamovereenkomst of het dynamische aankoopsysteem; ◄

b) de namen van de uitgesloten gegadigden of inschrijvers en de redenen voor die uitsluiting;

c) de namen van de voor onderzoek geselecteerde gegadigden of inschrijvers en de redenen voor die keuze;

d) de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag geachte offertes;

e) de namen van de voorgestelde gegadigden of contractanten en de redenen voor die keuze, alsmede, indien bekend, het gedeelte van de opdracht of de raamovereenkomst dat de begunstigde voornemens is aan derden in onderaanneming te geven.

3.  De aanbestedende dienst neemt vervolgens een besluit waarin ten minste worden vermeld:

▼M1

a) zijn naam en adres, het voorwerp en de waarde van de opdracht, de raamovereenkomst of het dynamische aankoopsysteem;

▼B

b) de namen van de uitgesloten gegadigden of inschrijvers en de redenen voor die uitsluiting;

c) de namen van de voor onderzoek geselecteerde gegadigden of inschrijvers en de redenen voor die keuze;

d) de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag geachte offertes;

e) de namen van de geselecteerde gegadigden of contractanten en de redenen voor die keuze in het licht van de van tevoren bekendgemaakte selectie- of gunningscriteria, alsmede, indien bekend, het gedeelte van de opdracht of de raamovereenkomst dat de begunstigde voornemens is aan derden in onderaanneming te geven;

▼M1

f) voor de onderhandelingsprocedures en de concurrentiegerichte dialoog, de in de artikelen 125 ter, 126, 127, 242, 244, 246 en 247 bedoelde omstandigheden op grond waarvan zij gerechtvaardigd zijn;

▼B

g) eventueel de redenen waarom de aanbestedende dienst heeft afgezien van plaatsing van een opdracht.

▼M3

Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide procedure voor het plaatsen van opdrachten wordt het in de eerste alinea bedoelde besluit genomen door de aanbestedende dienst die voor de plaatsingsprocedure verantwoordelijk is.

▼B

Artikel 148

Contacten tussen aanbestedende diensten en inschrijvers

(Artikel 99 van het Financieel Reglement)

1.  Contacten tussen de aanbestedende dienst en de inschrijvers gedurende de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht zijn bij wijze van uitzondering in de in de leden 2 en 3 bedoelde omstandigheden toegestaan.

2.  Voor de datum waarop de inschrijving wordt gesloten, mag de aanbestedende dienst voor de in artikel 141 bedoelde aanvullende documenten en inlichtingen:

a) op initiatief van de inschrijvers nadere inlichtingen verstrekken die uitsluitend tot doel hebben de aard van de opdracht te verduidelijken; deze inlichtingen worden op dezelfde datum verstrekt aan alle inschrijvers die het bestek hebben aangevraagd;

b) op eigen initiatief, indien hij een vergissing, een onnauwkeurigheid, een weglating of enige andere materiële tekortkoming in de bewoordingen van de bekendmaking van de opdracht, de uitnodiging tot inschrijving of het bestek ontdekt, de betrokkenen daarvan op de hoogte brengen op dezelfde datum en onder strikt dezelfde voorwaarden als die van de uitnodiging tot inschrijving.

3.  Na de opening van de offertes mag de aanbestedende dienst, indien een offerte aanleiding geeft tot een verzoek om opheldering of indien duidelijk materiële fouten in de bewoordingen van de offerte moeten worden verbeterd, met de inschrijver contact opnemen, maar dit contact mag niet leiden tot wijziging van de voorwaarden van de offerte.

4.  In alle gevallen waarin er contacten zijn geweest, wordt een „notitie voor het dossier” opgesteld.

▼M1

5.  In de gevallen van opdrachten voor het verlenen van rechtskundige diensten in de zin van bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG, mag de aanbestedende dienst met de inschrijvers de nodige contacten hebben met het oog op de toetsing van de selectie- en/of gunningscriteria.

▼M3

Artikel 149

Kennisgeving aan gegadigden en inschrijvers

(Artikel 100, lid 2, artikel 101 en artikel 105 van het Financieel Reglement)

▼M1

1.  De aanbestedende diensten stellen de gegadigden en inschrijvers zo spoedig mogelijk in kennis van de besluiten die zijn genomen inzake de gunning van de opdracht of raamovereenkomst of inzake de toelating tot een dynamisch aankoopsysteem, met inbegrip van de redenen waarom zij hebben besloten van de gunning van een opdracht of raamovereenkomst of de instelling van een dynamisch aankoopsysteem waarvoor een oproep tot mededinging was gedaan, af te zien of de procedure te herbeginnen.

▼B

2.  De aanbestedende dienst deelt de in artikel 100, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde gegevens mede binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek.

▼M3

3.  In het geval van opdrachten die door de communautaire instellingen voor eigen rekening worden geplaatst, met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de in artikel 158 vastgestelde drempelwaarden en die niet van het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/18/EG zijn uitgesloten, stellen de aanbestedende diensten tegelijkertijd elke afgewezen inschrijver of gegadigde afzonderlijk bij brief, faxbericht of e-mail in kennis van het feit dat hun inschrijving of aanvraag niet is aanvaard, in elk van de volgende fasen:

a) kort nadat de besluiten op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria zijn genomen en voordat het gunningsbesluit wordt genomen, in het geval van in twee afzonderlijke fasen georganiseerde aanbestedingsprocedures,

b) met betrekking tot de gunningsbesluiten en de besluiten tot afwijzing van inschrijvingen, zo spoedig mogelijk na de vaststelling van het gunningsbesluit, doch uiterlijk in de week die daarop volgt.

De aanbestedende diensten vermelden in elk geval de redenen voor de afwijzing van de inschrijving of de aanvraag, alsmede de rechtsmiddelen die de betrokkene ter beschikking staan.

▼M1

De aanbestedende diensten stellen degene aan wie de opdracht wordt gegund tegelijkertijd met de kennisgeving aan de afgewezen gegadigden of inschrijvers in kennis van het gunningsbesluit, en zij vermelden daarbij dat deze kennisgeving geen verbintenis van de betrokken aanbestedende dienst inhoudt.

De afgewezen inschrijvers of gegadigden kunnen aanvullende inlichtingen over de redenen voor de afwijzing krijgen indien zij daarom schriftelijk, per brief, fax of e-mail verzoeken, en iedere inschrijver die een aan de eisen beantwoordende inschrijving heeft ingediend, kan aanvullende inlichtingen krijgen over de kenmerken en de voordelen van de geselecteerde inschrijving, alsmede de naam van degene aan wie de opdracht wordt gegund, onverminderd het bepaalde in artikel 100, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement. De aanbestedende diensten antwoorden binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek.

▼M3 —————

▼M3

Artikel 149 bis

Ondertekening van het contract

(Artikelen 100 en 105 van het Financieel Reglement)

Met de uitvoering van een opdracht mag niet worden begonnen, voordat het contract is ondertekend.

▼B



Afdeling 4

Zekerheid en controle

Artikel 150

Kenmerken van voorafgaande zekerheidsstelling

(Artikel 102 van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer van de leveranciers, aannemers of dienstverleners een voorafgaande zekerheidstelling wordt verlangd, moet deze betrekking hebben op een bedrag en een periode die toereikend zijn om uitwinning mogelijk te maken.

2.  De zekerheid wordt verstrekt door een bank of een erkende financiële instelling. Zij kan worden vervangen door een persoonlijke en hoofdelijke borgstelling van een derde.

Deze zekerheid luidt in euro.

Zij heeft tot doel de bank, financiële instelling of derde op eerste vordering onherroepelijk hoofdelijk aansprakelijk of garant te stellen voor de verplichtingen van de contractant.

Artikel 151

Uitvoeringsgarantie

(Artikel 102 van het Financieel Reglement)

1.  Onverminderd artikel 250 kan de ordonnateur een garantie voor de goede uitvoering eisen volgens de gebruikelijke commerciële voorwaarden voor opdrachten voor leveringen en diensten en volgens de speciale bestekken voor opdrachten voor werken.

Deze garantie is verplicht vanaf 345 000 EUR voor opdrachten voor werken.

2.  Een garantie van 10 % van de totale waarde van de opdracht kan worden gevormd door inhouding op de achtereenvolgende betalingen.

Zij kan worden vervangen door inhouding van een bedrag op de eindbetaling om een garantie te vormen voor de definitieve oplevering van de diensten, leveringen of werken.

3.  De garanties worden overeenkomstig de contractuele voorwaarden vrij gegeven, behalve in geval van niet-uitvoering, slechte uitvoering of te late uitvoering van de opdracht. Zij worden in dat geval in beslag genomen, in verhouding tot de ernst van de geleden schade.

▼M2

Artikel 152

Zekerheid voor voorfinancieringen

(Artikel 102 van het Financieel Reglement)

Bij een voorfinanciering van meer dan 150 000 EUR of in het in artikel 135, lid 6, tweede alinea, bedoelde geval wordt een zekerheid verlangd.

Indien de contractant echter een overheidsinstantie is, mag de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat, hem echter van die verplichting vrijstellen.

De zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de voorfinanciering wordt afgetrokken van de tussentijdse betalingen of saldobetalingen aan de contractant onder de in het contract bepaalde voorwaarden.

▼B

Artikel 153

Opschorting bij fouten of onregelmatigheden

(Artikel 103 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 103 van het Financieel Reglement bedoelde opschorting van een opdracht heeft tot doel het bestaan van belangrijke fouten en onregelmatigheden of vermoede fraudes te verifiëren. Indien dit niet wordt bevestigd, wordt de uitvoering van de opdracht na de verificatie hervat.

2.  Onder een belangrijke fout of onregelmatigheid wordt verstaan elke schending van een contractueel beding of een voorschrift door een handelen of nalaten dat tot gevolg heeft of zou kunnen hebben de communautaire begroting te schaden.



HOOFDSTUK 2

BEPALINGEN BETREFFENDE DE DOOR DE COMMUNAUTAIRE INSTELLINGEN VOOR EIGEN REKENING GEPLAATSTE OPDRACHTEN

▼M1

Artikel 154

Identificatie van het adequate niveau voor de berekening van de drempelwaarden

(Artikelen 104 en 105 van het Financieel Reglement)

▼B

Bij elke Instelling moet elke gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur nagaan of de in artikel 105 van het Financieel Reglement bedoelde drempelwaarden worden bereikt.

▼M2

Artikel 155

Afzonderlijke opdrachten en opdrachten per partij

(Artikelen 91 en 105 van het Financieel Reglement)

▼B

1.  De geraamde waarde van een opdracht mag niet worden bepaald met het voornemen deze aan de in deze verordening omschreven verplichtingen te onttrekken. Geen enkele opdracht mag met dezelfde bedoeling worden opgesplitst.

▼M3

Indien passend, technisch haalbaar en kostenefficiënt, worden de opdrachten waarvan de waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 158 vastgestelde drempelwaarden, tegelijkertijd geplaatst in afzonderlijke partijen.

▼M1

2.  Wanneer het voorwerp van de opdracht voor leveringen, diensten of werken in verschillende partijen wordt gesplitst die alle voorwerp van een afzonderlijke opdracht zijn, wordt bij de berekening van de toepasselijke drempelwaarde rekening gehouden met de waarde van elke partij.

Wanneer de totale waarde van de partijen gelijk aan of groter is dan de in artikel 158 van deze verordening bedoelde drempelwaarden, zijn artikel 90, lid 1, en artikel 91, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement van toepassing op elke partij, behalve de partijen waarvan de geraamde waarde minder bedraagt dan 80 000 EUR voor opdrachten voor diensten of voor leveringen, of 1 miljoen EUR voor opdrachten voor werken, voorzover het samengevoegde bedrag van deze partijen niet meer bedraagt dan 20% van de samengevoegde waarde van alle partijen die de betrokken opdracht vormen.

▼B

3.  Wanneer een voorgenomen aankoop van homogene goederen aanleiding kan geven tot opdrachten die gelijktijdig in afzonderlijke partijen worden geplaatst, wordt voor de evaulatie van de toepasselijke drempelwaarde de geraamde totale waarde van deze partijen als grondslag genomen.

▼M3

4.  Wanneer een opdracht in afzonderlijke partijen wordt geplaatst, worden de inschrijvingen voor iedere partij afzonderlijk geëvalueerd. Indien verschillende partijen aan dezelfde inschrijver worden gegund, mag voor die partijen één gezamenlijk contract worden ondertekend.

▼B

Artikel 156

Raming van de waarde van bepaalde opdrachten

(Artikel 105 van het Financieel Reglement)

▼M1

1.  Bij de berekening van het geraamde bedrag van een opdracht houdt de aanbestedende dienst rekening met de geraamde totale vergoeding van de inschrijver.

Wanneer een opdracht voorziet in opties of een eventuele verlenging, is de berekeningsbasis het toegestane maximumbedrag, met inbegrip van het gebruik van de opties en de verlenging.

Deze raming wordt verricht op het tijdstip van verzending van de aankondiging van de opdracht of wanneer deze aankondiging niet vereist is, op het tijdstip waarop de aanbestedende dienst de procedure voor de gunning van de opdracht inleidt.

▼M1

1 bis.  Bij raamovereenkomsten en dynamische aankoopsystemen wordt rekening gehouden met de maximale waarde van alle voor de totale duur van de raamovereenkomst of van het dynamische aankoopsysteem voorgenomen opdrachten.

▼B

2.  Bij dienstenopdrachten wordt rekening gehouden met:

▼M1

a) voor verzekeringen, de te betalen premie en andere vormen van vergoeding;

▼B

b) voor bankdiensten of financiële diensten, de honoraria, provisies, rente en andere vormen van vergoeding;

▼M1

c) voor opdrachten betreffende een ontwerp, de te betalen honoraria, provisies en andere wijzen van bezoldiging.

▼B

3.  In geval van dienstenopdrachten waarvoor geen totale prijs is vastgesteld of leveringsopdrachten met als voorwerp leasing, huur of huurkoop van producten geldt als grondslag voor de berekening van het geraamde bedrag:

a) bij opdrachten met een vastgestelde looptijd:

i) die gelijk is aan of korter dan achtenveertig maanden voor diensten of twaalf maanden voor leveringen, de totale waarde voor de gehele looptijd;

ii) die langer is dan twaalf maanden voor leveringen, de totale waarde inclusief het geraamde bedrag van de restwaarde;

b) bij opdrachten voor onbepaalde duur of, voor diensten, met een looptijd van meer dan achtenveertig maanden, het maandbedrag vermenigvuldigd met achtenveertig.

4.  In geval van opdrachten voor diensten of leveringen die met een zekere regelmaat worden geplaatst of gedurende een bepaalde periode zullen worden herhaald, geldt als berekeningsgrondslag:

a) hetzij de totale reële waarde van de tijdens de voorafgaande twaalf maanden of het afgelopen begrotingsjaar voor dezelfde categorie diensten of producten geplaatste soortgelijke opdrachten, indien mogelijk gecorrigeerd om rekening te houden met de wijzigingen in hoeveelheid of waarde die zich in de twaalf maanden na het eerste contract kunnen voordoen;

b) hetzij de totale geraamde waarde van de achtereenvolgende contracten in de twaalf maanden volgende op de eerste prestatie of levering of tijdens de volledige looptijd van het contract, indien deze meer dan twaalf maanden bedraagt.

5.  Bij opdrachten voor werken wordt naast het bedrag van de werken rekening gehouden met de totale geraamde waarde van de leveringen die voor de uitvoering van de werken nodig zijn en door de aanbestedende dienst ter beschikking van de aannemer zijn gesteld.

▼M1

Artikel 157

Drempelwaarden voor de vooraankondigingen

(Artikel 105 van het Financieel Reglement)

De in artikel 118 bedoelde drempelbedragen waarboven een vooraankondiging wordt bekendgemaakt, worden gesteld op:

a) 750 000 EUR voor de in bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor leveringen en diensten;

▼M2

b) 5 278 000 EUR voor opdrachten voor de uitvoering van werken.

▼M1

Artikel 158

Drempelwaarden voor de toepassing van de procedures van Richtlijn 2004/18/EG

(Artikel 105 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  De in artikel 105 van het Financieel Reglement bedoelde drempelwaarden zijn de volgende:

a) 137 000 EUR voor de in bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor leveringen en diensten, met uitzondering van de in categorie 8 van die bijlage vermelde opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling;

b) 211 000 EUR voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor diensten en voor de in categorie 8 van bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling;

c) 5 278 000 EUR voor opdrachten voor de uitvoering van werken.

▼B

2.  De in artikel 105 van het Financieel Reglement bedoelde termijnen worden nader aangegeven in de artikelen 140, 141 en 142.

▼M3

Artikel 158 bis

Wachttermijn voor de ondertekening van het contract

(Artikel 105 van het Financieel Reglement)

1.  De aanbestedende dienst ondertekent het contract of het kadercontract, dat onder Richtlijn 2004/18/EG valt, met de succesvolle inschrijver pas wanneer 14 kalenderdagen zijn verstreken.

Deze termijn begint te lopen vanaf een van de volgende data:

a) de dag volgende op de datum van de gelijktijdige kennisgeving van de gunningsbesluiten en afwijzingsbesluiten;

b) indien het contract of het kadercontract is gegund uit hoofde van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht, de datum na de publicatie van het in artikel 118 bedoelde gunningsbericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Indien nodig, kan de aanbestedende dienst de ondertekening van het contract voor aanvullend onderzoek opschorten, indien dit gerechtvaardigd is op grond van verzoeken of opmerkingen die afgewezen of benadeelde inschrijvers of gegadigden hebben geformuleerd, of op grond van andere relevante informatie die is ontvangen. De verzoeken, opmerkingen of informatie moeten zijn ontvangen gedurende de in de eerste alinea vastgestelde termijn. In geval van opschorting worden alle gegadigden of inschrijvers binnen drie werkdagen na het besluit tot opschorting in kennis gesteld.

Behalve in de in lid 2 genoemde gevallen, zijn contracten die voor het verstrijken van de in de eerste alinea vastgestelde termijn zijn ondertekend, nietig.

Wanneer het contract of het kadercontract niet aan de beoogde succesvolle inschrijver kan worden toegekend, kan de aanbestedende dienst het toekennen aan de op één na best gerangschikte inschrijver.

2.  De in lid 1, eerste alinea, vastgestelde termijn is niet van toepassing in de volgende gevallen:

a) openbare procedures, indien slechts één inschrijving is ingediend;

b) niet-openbare procedures of onderhandelingsprocedures na publicatie van een bekendmakingsbericht, indien de inschrijver aan wie de opdracht moet worden gegund, de enige is die aan de uitsluitings- en selectiecriteria voldoet, mits overeenkomstig artikel 149, lid 3, eerste alinea, onder a), de andere gegadigden of inschrijvers van hun uitsluiting of afwijzing in kennis zijn gesteld, kort na het daartoe strekkende, op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria genomen besluit;

c) specifieke contracten op basis van een kadercontract, door toepassing van de in het kadercontract bepaalde voorwaarden, zonder een hernieuwde oproep tot mededinging;

d) dwingende spoed zoals bedoeld in artikel 126, lid 1, onder c).

▼B

Artikel 159

Bewijzen inzake toegang tot de markten

(Artikelen 106 en 107 van het Financieel Reglement)

De bestekken verplichten de inschrijvers de staat te vermelden waar zij hun zetel of woonplaats hebben, en de bewijzen te leveren die de wet van hun land voorschrijft.



TITEL VI

SUBSIDIES



HOOFDSTUK 1

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 160

Toepassingsgebied

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

1.  De procedure voor de toekenning en sluiting van overeenkomsten door de Commissie met de in artikel 54 van het Financieel Reglement bedoelde organen, in het kader van de medefinanciering van hun huishoudelijke uitgaven en voor de terbeschikkingstelling van de beleidskredieten waarvan het beheer aan hen is gedelegeerd, en met de begunstigden van de in artikel 166 van het Financieel Reglement bedoelde financieringsovereenkomsten valt niet onder deze titel.

▼M3 —————

▼M3

Artikel 160 bis

Bijdragen aan organisaties

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

De in artikel 108, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement bedoelde bijdragen zijn de sommen die aan de organisaties waarvan de Gemeenschap lid is, worden overgemaakt overeenkomstig de begrotingsbesluiten en de betalingsvoorwaarden die door de betrokken organisatie zijn vastgesteld.

Artikel 160 ter

Deelnemingen

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

Voor de toepassing van artikel 108, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement wordt verstaan onder:

a) „deelneming in het aandelenkapitaal”: een belang verworven in een organisatie of onderneming door middel van een investering, waarbij het rendement van de investering afhankelijk is van de winstgevendheid van de organisatie of onderneming;

b) „aandelenbezit”: een deelneming in het kapitaal van een organisatie of onderneming in de vorm van aandelen;

c) „belegging in aandelen”: de verstrekking van kapitaal aan een vennootschap door een belegger, die in ruil daarvoor gedeeltelijk eigenaar wordt, zeggenschap krijgt en deelt in de eventuele toekomstige winst;

d) „met eigen vermogen gelijk te stellen financiering”: de financieringswijze die een combinatie van deelneming in het aandelenkapitaal en een lening omvat en waarbij de deelneming de investeerders in staat stelt een hoog rendement op hun investering te verwerven bij welslagen van de onderneming of waarbij het leninggedeelte de investeerder een premie bovenop het investeringsrendement verschaft;

e) „risicodragend instrument”: een financieel instrument dat de gehele of gedeeltelijke dekking van een bepaald risico garandeert, zo mogelijk in ruil voor een overeengekomen vergoeding.

Artikel 160 quater

Bijzondere regels

(Artikel 108, lid 3, van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer de Commissie de in artikel 108, lid 3, van het Financieel Reglement bedoelde subsidies toekent onder direct gecentraliseerd beheer, zijn hierop de bepalingen van deze titel van toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen:

a) de in artikel 165 van deze verordening bedoelde regel dat een subsidie geen winst mag opleveren;

b) het in artikel 172 van deze verordening bedoelde vereiste inzake medefinanciering;

c) met betrekking tot acties die tot doel hebben de financiële slagkracht van de begunstigde te vergroten of een inkomen te verschaffen, de in artikel 173, lid 4, van deze verordening bedoelde beoordeling van de financiele levensvatbaarheid van de aanvrager;

d) het in artikel 182 van deze verordening bedoelde vereiste van een voorafgaande garantie.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan de boekhoudkundige behandeling van de betrokken subsidies, die door de rekenplichtige wordt bepaald met inachtneming van de internationale boekhoudkundige normen.

2.  In alle gevallen waarin een financiële bijdrage wordt betaald, ziet de bevoegde ordonnateur erop toe, dat met de ontvanger van de bijdrage passende afspraken zijn gemaakt inzake de wijze van betaling en controle.

Artikel 160 quinquies

Prijzen

(Artikel 109, lid 3, onder b), van het Financieel Reglement)

Voor de toepassing van artikel 109, lid 3, onder b), van het Financieel Reglement wordt onder „prijs” verstaan de beloning bij deelneming aan een prijsvraag.

De inzendingen worden op de grondslag van het prijsvraagreglement beoordeeld door een jury, die afhankelijk van de kwaliteit van de inzendingen zelfstandig beslist, de prijzen al dan niet toe te kennen.

De hoogte van de prijs is niet gekoppeld aan de kosten die de ontvanger ervan heeft gemaakt.

De toekenningsvoorwaarden en -criteria en het bedrag van de prijs worden vastgesteld in het prijsvraagreglement.

Artikel 160 sexies

Subsidieovereenkomst en besluit tot toekenning van subsidie

(Artikel 108, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  Voor alle programma's of acties van de Gemeenschap, bepaalt het jaarlijkse werkprogramma, of voor subsidies een besluit wordt genomen dan wel een schriftelijke overeenkomst wordt gesloten.

2.  Ter bepaling van welk instrument moet worden gebruikt, wordt met de volgende punten rekening gehouden:

a) gelijke behandeling en niet-discriminatie van de begunstigden onderling, met name op grond van nationaliteit of aardrijkskundige plaats;

b) samenhang van het betrokken instrument met de andere instrumenten die in het kader van hetzelfde programma of dezelfde actie van de Gemeenschap worden ingezet;

c) de complexiteit en de standaardisering van de inhoud van de gefinancierde acties of werkprogramma's.

3.  Wanneer de programma's door verscheidene ordonnateurs worden beheerd, wordt het te gebruiken instrument in overleg tussen die ordonnateurs gekozen.

Artikel 160 septies

Uitgaven voor de leden van de instellingen

(Artikel 108, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement)

De in artikel 108, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde uitgaven voor de leden van de instellingen omvatten de bijdragen voor verenigingen van huidige en vroegere leden van het Europees Parlement. Deze bijdragen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de interne administratieve regels van het Europees Parlement.

▼B

Artikel 161

Voor subsidiëring in aanmerking komende acties

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

Voor subsidiëring in de zin van artikel 108 van het Financieel Reglement in aanmerking komende acties moeten duidelijk worden beschreven.

Geen enkele actie mag worden opgesplitst met de bedoeling haar aan de financieringsregels van deze verordening te onttrekken.

Artikel 162

Organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

Een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft, is:

▼M2

a) hetzij een Europees orgaan dat zich bezighoudt met onderwijs, opleiding, voorlichting, innovatie of onderzoek en studie over Europese beleidsmaatregelen, activiteiten ter bevordering van het burgerschap of de mensenrechten, of een Europese normalisatie-instelling;

▼B

b) hetzij een representatief Europees netwerk van organisaties zonder winstoogmerk die in de lidstaten of in kandidaat-lidstaten werkzaam zijn en met de Verdragsdoelstellingen overeenstemmende beginselen en beleidsmaatregelen bevorderen.

▼M3

Artikel 163

Partnerschappen

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

1.  De specifieke subsidies kunnen onder een kaderpartnerschap vallen.

2.  Een kaderpartnerschap kan worden ingesteld als een samenwerkingsrelatie op lange termijn tussen de begunstigden van subsidies en de Commissie. Dit kan geschieden in de vorm van een overeenkomst of een besluit.

De partnerschapskaderovereenkomst of partnerschapskaderbesluit beschrijft de gemeenschappelijke doelstellingen, de aard van de incidentele of in het kader van een goedgekeurd jaarlijks werkprogramma voorgenomen acties, de procedure voor de toekenning van specifieke subsidies, met inachtneming van de procedurele beginselen en regels van deze titel, alsmede de algemene rechten en verplichtingen van elke partij op grond van de specifieke overeenkomsten of besluiten.

De duur van het partnerschap mag niet langer zijn dan vier jaar, behalve in uitzonderingsgevallen die naar behoren zijn gerechtvaardigd door met name het onderwerp van het kaderpartnerschap.

De ordonnateurs mogen partnerschapskaderovereenkomsten of partnerschapskaderbesluiten niet misbruiken om de beginselen van doorzichtigheid en gelijke behandeling van aanvragers te schenden.

3.  De partnerschapskaderovereenkomsten en partnerschapskaderbesluiten worden, wat de toekenningsprocedure betreft, gelijkgesteld met subsidies. Zij vallen onder de in artikel 167 bedoelde procedures inzake voorafgaande bekendmaking.

4.  De specifieke subsidies op grond van de partnerschapskaderovereenkomsten of partnerschapskaderbesluiten worden toegekend volgens de procedures waarin deze overeenkomsten of besluiten voorzien, en met inachtneming van de beginselen van deze titel.

Zij zijn onderworpen aan de in artikel 169 vastgestelde procedures inzake de bekendmaking achteraf.

▼B

Artikel 164

Inhoud van de subsidieovereenkomsten

(Artikel 108 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  In de subsdieovereenkomst worden met name vastgesteld:

▼B

a) het voorwerp;

b) de begunstigde;

c) de duur, namelijk:

i) de begin- en einddatum van de overeenkomst;

ii) de aanvangsdatum en de duur van de gesubsidieerde actie of activiteit;

▼M3

d) de totale geraamde kosten van de actie en de financiering door de Gemeenschap, uitgedrukt als een algemeen maximum in absolute waarde, in voorkomend geval aangevuld met een opgave van:

i) het maximale financieringspercentage van de kosten van de actie of het goedgekeurde werkprogramma in het in artikel 108 bis, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde geval;

ii) het vaste bedrag of de forfaitaire financiering bedoeld in artikel 108 bis, lid 1, onder b) en c), van het Financieel Reglement;

iii) de in de punten i) en ii) van het onderhavige punt bedoelde opgaven in het in artikel 108 bis, lid 1, onder d), van het Financieel Reglement bedoelde geval.

▼B

e) de gedetailleerde beschrijving van de actie of, voor een exploitatiesubsidie, het door de ordonnateur goedgekeurde werkprogramma voor het begrotingsjaar;

▼M3

f) de algemene voorwaarden die gelden voor alle overeenkomsten van dezelfde soort, zoals de aanvaarding door de begunstigde van controles van de Commissie, het OLAF en de Rekenkamer, alsmede de in artikel 169 bedoelde regels inzake de bekendmaking achteraf, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001; deze algemene voorwaarden bevatten ten minste:

i) de bepaling dat op de overeenkomst het Gemeenschapsrecht van toepassing is, alsmede in voorkomend geval het nationale recht dat partijen zijn overeengekomen;

ii) de aanwijzing van de in geval van geschillen bevoegde rechter;

g) de geraamde totale begroting.

▼B

h) wanneer voor de actie opdrachten moeten worden geplaatst, de in artikel 184 bedoelde beginselen of de regels voor het plaatsen van opdrachten die de begunstigde moet naleven;

▼M3

i) de verantwoordelijkheden van de begunstigde, ten minste inzake goed financieel beheer en indiening van activiteitsverslagen en financiële verslagen; indien passend, worden tussentijdse doelstellingen vastgesteld, op grond waarvan die verslagen dienen te worden opgesteld;

▼B

j) de wijze van en termijnen voor goedkeuring van deze verslagen en betaling door de Commissie;

▼M3

k) in voorkomend geval, de bijzonderheden van de subsidiabele kosten van de actie of het goedgekeurde werkprogramma of van de in artikel 108 bis, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde vaste bedragen of forfaitaire financieringen;

l) bepalingen inzake de openbare weergave van verwijzingen naar de begrotingssteun van de Europese Gemeenschappen, tenzij dit op grond van een gemotiveerd besluit van de ordonnateur niet mogelijk of passend is.

▼M2

1 bis.  De subsidieovereenkomst kan overeenkomstig artikel 183 regels en termijnen inzake opschorting bevatten.

▼M3

2.  In de in artikel 163 bedoelde gevallen bevatten het partnerschapskaderbesluit of de partnerschapskaderovereenkomst de in lid 1, onder a), b), c) i), d) i), f) en h) tot en met k), van dit artikel bedoelde gegevens.

Het specifieke besluit of de specifieke overeenkomst bevat de in lid 1, onder a) tot en met e), g), k), en zo nodig i), bedoelde gegevens.

▼B

3.  Subsidieovereenkomsten kunnen uitsluitend bij schriftelijk aanhangsel worden gewijzigd. Deze aanhangsels mogen niet als doel of tot gevolg hebben in de overeenkomst wijzigingen aan te brengen die het besluit tot toekenning van de subsidie ter discussie stellen, en zij mogen evenmin inbreuk maken op de gelijke behandeling van de aanvragers.

▼M3

4  De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidiebesluiten.

Sommige in lid 1 bedoelde gegevens kunnen worden verstrekt in de oproep tot het indienen van voorstellen of elk daarmee verband houdend document in plaats van in het subsidiebesluit.

▼B



HOOFDSTUK 2

BEGINSELEN VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES

Artikel 165

Regel dat de subsidie geen winst mag opleveren

(Artikel 109, lid 2, van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Voor de toepassing van deze titel wordt onder „winst” verstaan:

a) bij een subsidie voor een actie: een overschot van de ontvangsten ten opzichte van de door de begunstigde gemaakte kosten bij de indiening van het laatste betalingsverzoek;

b) bij een exploitatiesubsidie: een overschot op de exploitatiebegroting van de begunstigde.

2.  De vaste bedragen en forfaitaire financieringen worden op basis van de kosten of kostencategorieën waarop zij betrekking hebben, overeenkomstig artikel 181, aan de hand van statistische gegevens en met behulp van soortgelijke objectieve middelen, vastgesteld, op een zodanige wijze dat winst a priori uitgesloten is. Deze bedragen worden op dezelfde grondslagen om de twee jaar door de Commissie herbeoordeeld en zo nodig aangepast.

In dat geval wordt ten aanzien van iedere subsidie bij het vaststellen van de bedragen de afwezigheid van een winstoogmerk geverifieerd.

Wanneer achteraf blijkt, dat de gebeurtenis op grond waarvan een subsidie wordt toegekend, niet heeft plaatsgevonden en er een onverschuldigde betaling aan de begunstigde van een vast bedrag of forfaitaire financiering is gedaan, is de Commissie gerechtigd het vaste bedrag of de forfaitaire financiering volledig terug te vorderen en, in het geval van valse verklaringen inzake het vaste bedrag of de forfaitaire financiering, een geldboete op te leggen, die tot 50 % van het vaste bedrag of de forfaitaire financiering kan bedragen.

Deze controles worden uitgevoerd, onverminderd de verificatie en certificering van de werkelijke kosten die vereist zijn voor de betaling van de subsidies of de subsidies die bestaan in de vergoeding van een vastgesteld percentage van de subsidiabele kosten.

▼M2

3.  In het geval van exploitatiesubsidies aan organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, mag de Commissie het percentage van de jaarwinst invorderen dat overeenkomt met de communautaire bijdrage aan de exploitatiebegroting van de betrokken organen, wanneer deze organen ook worden gefinancierd door overheidsinstanties die zelf het percentage van de jaarwinst moeten invorderen dat overeenkomt met hun bijdrage. Voor de berekening van het in te vorderen bedrag wordt het percentage van de bijdragen in natura aan de exploitatiebegroting buiten beschouwing gelaten.

▼M3

Artikel 165 bis

Beginsel inzake medefinanciering

(Artikel 109 van het Financieel Reglement)

1.  De medefinanciering vereist dat een gedeelte van de kosten van een actie of de exploitatiekosten van een entiteit worden gedragen door de begunstigde van een subsidie, of wordt bekostigd uit andere bijdragen dan die van de Gemeenschap afkomstig zijn.

2.  Wanneer subsidies een van de in artikel 180 bis, lid 1, onder b) of c), van het Financieel Reglement genoemde vormen aannemen, of een combinatie daarvan, wordt de medefinanciering slechts beoordeeld in de fase van de evaluatie van de subsidieaanvraag.

▼M1

Artikel 166

Jaarlijkse programmering

(Artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Elke bevoegde ordonnateur stelt een jaarlijks werkprogramma voor subsidies op. Dit werkprogramma wordt door de instelling aangenomen en zo spoedig mogelijk op de internetsite van de betrokken instelling over subsidies bekendgemaakt, indien noodzakelijk in het jaar voorgaande aan de tenuitvoerlegging van de begroting, doch uiterlijk op 31 maart van jaar van de tenuitvoerlegging.

▼M1

Het werkprogramma vermeldt het basisbesluit, de doelstellingen, het tijdschema van de oproep tot het indienen van voorstellen, het indicatieve bedrag en de verwachte resultaten.

2.  Elke belangrijke wijziging van het werkprogramma in de loop van het begrotingsjaar wordt op de in lid 1 aangegeven wijze aangenomen en bekendgemaakt.

▼B

Artikel 167

Inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen

(Artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  In een oproep tot het indienen van voorstellen worden aangegeven:

a) de doelstellingen;

▼M3

b) de in de artikelen 114 en 115 van het Financieel Reglement bedoelde subsidiabiliteits-, uitsluitings-, selectie- en toekenningscriteria alsmede de bijbehorende bewijsstukken;

▼B

c) de wijze van financiering door de Gemeenschap;

d) de wijze van en de uiterste termijn voor de indiening van voorstellen, de mogelijke aanvangsdatum van de acties en de geplande datum voor de afsluiting van de toekenningsprocedure.

▼M3

2.  De oproepen tot het indienen van voorstellen worden bekendgemaakt op de internetsite van de Europese instellingen en eventueel op een andere gepaste wijze, zoals het Publicatieblad van de Europese Unie, om er bij potentiële begunstigden zo ruim mogelijke bekendheid aan te geven. Zij mogen worden bekendgemaakt tijdens het jaar dat voorafgaat aan de tenuitvoerlegging van de begroting. Wijzigingen van de inhoud van oproepen tot het indienen van voorstellen worden op dezelfde wijze bekendgemaakt.

▼B

Artikel 168

Uitzonderingen op de oproepen tot het indienen van voorstellen

(Artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  Subsidies kunnen alleen in de volgende gevallen zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend:

a) in het kader van de humanitaire hulp in de zin van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad ( 21 ) en hulp in crisissituaties in de zin van lid 2;

b) in andere uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde noodgevallen;

▼M2

c) aan organisaties die zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden, naar behoren gemotiveerd in het desbetreffende toekenningsbesluit;

▼M3

d) aan organisaties waarvan in een basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement is vastgesteld dat zij begunstigden van een subsidie zijn;

▼M3

e) op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, aan organen die worden aangewezen in het in artikel 110 van het Financieel Reglement bedoelde werkprogramma, mits het basisbesluit uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet en het project niet valt onder het bereik van een oproep tot het indienen van voorstellen;

f) voor acties met bijzondere kenmerken waarvoor een beroep moet worden gedaan op een orgaan met een bepaalde technische deskundigheid, zeer specialistische kennis of administratieve bevoegdheid, mits de betrokken acties niet vallen onder het bereik van een oproep tot het indienen van voorstellen.

De in de eerste alinea, onder f), bedoelde gevallen worden in het toekenningsbesluit naar behoren gemotiveerd.

▼B

2.  Crisissituaties zijn voor derde landen situaties die de openbare orde en de veiligheid van personen bedreigen en die dreigen in een gewapend conflict te ontaarden of het land te destabiliseren en die ernstige schade kunnen toebrengen aan:

a) de bescherming van de gemeenschappelijke waarden, de fundamentele belangen, de onafhankelijkheid en de integriteit van de Europese Unie,

b) de veiligheid van de Europese Unie, de handhaving van de vrede en de internationale veiligheid, de bevordering van de internationale samenwerking of de ontwikkeling en versterking van de democratie en de rechtsstaat, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad ( 22 ).

Artikel 169

Bekendmaking achteraf

(Artikel 110, lid 2, van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Alle tijdens een begrotingsjaar toegekende subsidies, met uitzondering van aan natuurlijke personen betaalde beurzen, worden in het eerste halfjaar volgende op de afsluiting van het begrotingsjaar waarvoor zij zijn toegekend, volgens een geharmoniseerde presentatie bekendgemaakt op een specifieke en gemakkelijk toegankelijke plaats van de internetsite van de betrokken communautaire instelling.

In de gevallen waarin het beheer wordt gedelegeerd aan de in artikel 54 van het Financieel Reglement bedoelde organen, wordt ten minste verwezen naar het adres van de website waar deze gegevens te vinden zijn, wanneer zij niet rechtstreeks op de specifieke plaats van de internetsite van de communautaire instellingen worden bekendgemaakt.

De gegevens kunnen ook volgens een geharmoniseerde presentatie worden bekendgemaakt door andere gepaste middelen, zoals het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼B

2.  Met toestemming van de begunstigde worden overeenkomstig artikel 164, lid 1, onder f), bekendgemaakt:

a) de naam en het adres van de begunstigden;

b) het voorwerp van de subsidie;

▼M3

c) het toegekende bedrag en, behalve in het geval van de in artikel 108 bis, lid 1, onder b) en c), van het Financieel Reglement bedoelde vaste bedragen of forfaitaire financieringen, het financieringspercentage van de kosten van de actie of het goedgekeurde werkprogramma.

▼B

Van de in de eerste alinea bedoelde verplichting mag worden afgeweken indien bekendmaking van de informatie de veiligheid van de begunstigden in gevaar kan brengen of hun commerciële belangen kan schaden.

▼M3

3.  Na de bekendmaking overeenkomstig lid 2, brengt de Commissie, indien de begrotingsautoriteit hierom heeft verzocht, aan die autoriteit verslag uit over:

a) het aantal aanvragers in het afgelopen jaar;

b) het aantal en het percentage succesvolle aanvragen per oproep tot het indienen van voorstellen;

c) de gemiddelde duur van de procedure vanaf de datum waarop de oproep tot het indienen van voorstellen is afgesloten, tot de datum waarop de subsidie is toegekend;

d) het aantal en het bedrag van de subsidies, wanneer in het verleden van de bekendmaking achteraf is afgezien, om de veiligheid van de begunstigden niet in gevaar te brengen of hun commerciële belangen niet te schaden.

Artikel 169 bis

Inlichtingen voor de aanvragers

(Artikel 110 van het Financieel Reglement)

De Commissie verstrekt de aanvragers op de volgende wijzen inlichtingen en advies:

a) zij stelt gemeenschappelijke normen op voor de aanvraagformulieren voor soortgelijke subsidies en ziet toe op de omvang en leesbaarheid van de aanvraagformulieren;

b) zij verstrekt potentiële aanvragers inlichtingen, in het bijzonder door het organiseren van studiebijeenkomsten en het aanbieden van handboeken;

c) zij bewaart in het in artikel 64 bedoelde derdenbestand permanente gegevens over de begunstigden.

▼B

Artikel 170

Gezamenlijke financieringen

(Artikel 111 van het Financieel Reglement)

Een actie kan door verschillende ordonnateurs gezamenlijk worden gefinancierd uit verschillende begrotingsplaatsen.

Artikel 171

Terugwerkende kracht voor het beheer van humanitaire hulp en hulp in crisissituaties

(Artikel 112 van het Financieel Reglement)

Om te zorgen voor een goed verloop van humanitaire steunverleningsoperaties of steunverleningsoperaties in crisissituaties in de zin van artikel 168, lid 2, komen uitgaven die door een begunstigde zijn gedaan vóór de datum van indiening van zijn aanvraag, uitsluitend voor communautaire financiering in aanmerking in de volgende gevallen:

a) wanneer de uitgaven verband houden met het aanleggen van voorraden welke voor de gesubsidieerde actie bestemd zijn;

b) uitzonderlijk, en om naar behoren gemotiveerde redenen, wanneer het financieringsbesluit en de subsidieovereenkomst uitdrukkelijk daarin voorzien door vaststelling van een subsidiëringsdatum die vroeger valt dan de datum van indiening van de aanvraag.

Artikel 172

Externe medefinanciering

(Artikel 113 van het Financieel Reglement)

▼M1

1.  De begunstigde verantwoordt het bedrag van de ingebrachte medefinanciering, hetzij bij wijze van eigen middelen, hetzij in de vorm van financiële overdrachten van derden, hetzij in natura, behalve in de gevallen van de in artikel 181, lid 1, bedoelde bijdragen van een forfaitair bedrag en tabellen van eenheidskosten.

▼B

2.   ►M2  De bevoegde ordonnateur mag medefinanciering in natura aanvaarden, indien zulks noodzakelijk of passend wordt geacht. ◄ In dat geval mogen de ingebrachte goederen niet hoger worden gewaardeerd dan:

a) hetzij de werkelijk gedragen kosten, naar behoren gestaafd door boekhoudstukken;

b) hetzij de op de beschouwde markt algemeen aanvaarde kosten.

Ingebrachte onroerende goederen in de zin van artikel 116, lid 1, worden buiten de berekening van het bedrag van de medefinanciering gelaten.

▼M2

3.  Voor subsidies met een totale waarde minder dan of gelijk aan 25 000 EUR mag de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat, vrijstelling verlenen van de verplichting, het in lid 1 bedoelde bewijs voor medefinanciering te verstrekken.

Wanneer aan een begunstigde in een begrotingsjaar verschillende subsidies zijn toegekend, geldt de drempelwaarde van 25 000 EUR voor het totaal van deze subsidies.

▼M3

4.  Het beginsel van medefinanciering wordt geacht te zijn geëerbiedigd wanneer de bijdrage van de Gemeenschap bedoeld is om bepaalde administratieve kosten van een financiële instelling te dekken, waaronder, indien passend, een variabele, aan het resultaat gekoppelde vergoeding die een stimulans vormt voor het beheer van een project of programma dat één ondeelbaar geheel vormt.

Artikel 172 bis

Subsidiabele kosten

(Artikel 113 van het Financieel Reglement)

1.  Subsidiabele kosten zijn de door de begunstigde van een subsidie daadwerkelijk gemaakte kosten die aan alle onderstaande criteria voldoen:

a) zij worden gemaakt tijdens de looptijd van de actie of het werkprogramma, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op de eindverslagen en controlecertificaten;

b) zij zijn aangegeven in de geraamde totale begroting van de actie of het werkprogramma;

c) zij zijn noodzakelijk ter uitvoering van de actie die of het werkprogramma dat het voorwerp is van de subsidie;

d) zij zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhouding van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;

e) zij zijn in overeenstemming met de vereisten van de geldende sociale en belastingwetgeving;

f) zij zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft.

2.  Behoudens lid 1 en het basisbesluit, kan de bevoegde ordonnateur de volgende kosten als subsidiabel beschouwen:

a) de kosten die verband houden met een bankgarantie of een vergelijkbare zekerheid die de begunstigde van de subsidie overeenkomstig artikel 118 van het Financieel Reglement moet stellen;

b) de kosten die verband houden met externe controles die de bevoegde ordonnateur bij het verzoek om financiering of het verzoek om betaling verlangt;

c) de betaalde belasting over de toegevoegde waarde die volgens de toepasselijke nationale wetgeving niet aan de begunstigde kan worden terugbetaald;

d) de afschrijvingskosten, op voorwaarde dat de begunstigde deze werkelijk heeft gemaakt;

e) de administratieve uitgaven, kosten van personeel en uitrusting, met inbegrip van de salariskosten van personeel van de nationale overheid, voor zover deze verband houden met de kosten van activiteiten die de betrokken overheidsinstantie niet zou ondernemen indien het betrokken project niet zou worden uitgevoerd.

Artikel 172 ter

Beginsel van geleidelijke vermindering van exploitatiesubsidies

(Artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement)

De vermindering van de exploitatiesubsidies geschiedt op een evenredige en billijke wijze.

Artikel 172 quater

Financieringsaanvragen

(Artikel 114 van het Financieel Reglement)

1.  De voorwaarden inzake de indiening van subsidieaanvragen worden bepaald door de bevoegde ordonnateur, die de wijze van indiening kan kiezen. Subsidieaanvragen kunnen bij brief of langs elektronische weg worden ingediend.

De gekozen communicatiemiddelen zijn niet-discriminerend en mogen de toegang van de aanvragers tot de toekenningsprocedure niet beperken.

Het gekozen communicatiemiddel dient te waarborgen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) elke aanvraag bevat alle vereiste gegevens voor de beoordeling ervan;

b) de integriteit van de gegevens blijft behouden;

c) de vertrouwelijkheid van de voorstellen blijft behouden.

Voor de toepassing van punt c), neemt de bevoegde ordonnateur pas na het verstrijken van de termijn voor de indiening kennis van de aanvragen.

De bevoegde ordonnateur kan eisen, dat bij indiening langs elektronische weg gebruik wordt gemaakt van een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van Richtlijn 1999/93/EG.

2.  Wanneer de bevoegde ordonnateur de indiening van aanvragen langs elektronische weg toestaat, moeten de te gebruiken middelen en de technische kenmerken daarvan niet-discriminerend en algemeen voor het publiek beschikbaar zijn en in combinatie met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten kunnen functioneren. De gegevens betreffende de specificaties die nodig zijn voor de indiening van de aanvragen, waaronder begrepen de versleuteling, worden de aanvragers ter beschikking gesteld.

De apparatuur die voor de elektronische ontvangst van de aanvragen wordt gebruikt, dient bovendien veiligheid en vertrouwelijkheid te waarborgen.

3.  Wanneer de aanvragen bij brief worden ingediend, geschiedt de indiening naar keuze van de aanvragers op een van de volgende wijzen:

a) per post of per besteldienst, in welk geval in de oproep tot het indienen van voorstellen wordt vermeld, dat de datum van verzending, het poststempel of de datum van het bewijs van afgifte als bewijs dient;

b) door de eigenhandige indiening bij de diensten van de instelling, door de aanvrager zelf of door een gemachtigde, in welk geval in de oproep tot het indienen van voorstellen de dienst wordt vermeld, waarbij de aanvragen tegen een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs moeten worden afgegeven.

▼B



HOOFDSTUK 3

TOEKENNINGSPROCEDURE

Artikel 173

Financieringsaanvraag

(Artikel 114 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  De aanvraag wordt ingediend met behulp van het overeenkomstig de op grond van artikel 169 bis, onder a), vastgestelde gemeenschappelijke normen opgestelde formulier, dat door de bevoegde ordonnateurs beschikbaar wordt gesteld, en volgens de in het basisbesluit en de oproep tot het indienen van voorstellen vermelde criteria.

▼M2

2.  Uit de aanvraag blijkt de juridische status van de aanvrager en diens financiële en operationele vermogen, de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma uit te voeren, onverminderd artikel 176, lid 4.

Daartoe dient de aanvrager een verklaring op erewoord in en voor aanvragen voor een subsidie van meer dan 25 000 EUR alle andere bewijsstukken die de bevoegde ordonnateur op grond van zijn risicoanalyse heeft gevraagd. Van het verzoek om deze bewijsstukken wordt in de oproep tot het indienen van voorstellen melding gemaakt.

De bewijsstukken kunnen met name bestaan uit de jaarrekening en de balans van het laatste afgesloten boekjaar.

▼M3

3.  Het bij de aanvraag gevoegde budget van de actie of exploitatiebudget is, met de nodige voorzieningen voor eventuele wisselkoersschommelingen, wat de uitgaven en ontvangsten betreft in evenwicht en vermeldt de voor de financiering ten laste van de Gemeenschapsbegroting in aanmerking komende kosten.

▼B

4.   ►M2  Wanneer de aanvraag betrekking heeft op subsidies voor een actie waarvoor het bedrag hoger is dan 500 000 EUR of exploitatiesubsidies van meer dan 100 000 EUR, wordt een controleverslag ingediend dat door een erkende externe accountant is opgesteld. Dit verslag certificeert de rekeningen van het laatste beschikbare boekjaar. ◄

De eerste alinea geldt uitsluitend voor de eerste aanvraag die een begunstigde tijdens een bepaald begrotingsjaar bij een ordonnateur indient.

Bij overeenkomsten van de Commissie met verschillende begunstigden moeten deze drempelbedragen per begunstigde worden toegepast.

▼M2

In het geval van de in artikel 163 bedoelde partnerschappen wordt het in de eerste alinea bedoelde controleverslag over de laatste twee beschikbare boekjaren overgelegd, voordat de kaderovereenkomst wordt gesloten.

De bevoegde ordonnateur mag instellingen voor secundair of hoger onderwijs en begunstigden die gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn in geval van overeenkomsten met verschillende begunstigden, van de in de eerste alinea bedoelde verplichting inzake controle vrijstellen, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat.

▼M2

De eerste alinea is niet van toepassing op overheidsinstanties en internationale organisaties in de zin van artikel 43, lid 2.

▼B

5.  De aanvrager vermeldt de bronnen en bedragen van andere financieringen die hij tijdens hetzelfde boekjaar voor dezelfde actie of andere acties of uit hoofde van zijn lopende activiteiten geniet of aanvraagt.

▼M3

Artikel 174

Bewijs van niet-uitsluiting

(Artikel 114 van het Financieel Reglement)

De aanvragers verklaren op erewoord, dat zij zich niet in een van de in artikel 93, lid 1, of artikel 94 van het Financieel Reglement genoemde situaties bevinden. De bevoegde ordonnateur kan, afhankelijk van zijn risicoanalyse, tevens om het in artikel 134 bedoelde bewijs verzoeken. De aanvragers zijn verplicht dit bewijs te verstrekken, behalve wanneer zulks feitelijk onmogelijk is en dit door de bevoegde ordonnateur wordt erkend.

▼M3

Artikel 174 bis

Aanvragers zonder rechtspersoonlijkheid

(Artikel 114 van het Financieel Reglement)

Wanneer een subsidieaanvraag overeenkomstig artikel 114, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement wordt ingediend door een aanvrager die geen rechtspersoonlijkheid heeft, dienen de vertegenwoordigers van die aanvrager het bewijs over te leggen dat zij bevoegd zijn, namens de aanvrager juridische verbintenissen aan te gaan, en dienen zij financiële waarborgen te verstrekken, die gelijkwaardig zijn met die van rechtspersonen.

▼M3

Artikel 175

Financiële en administratieve sancties

(Artikel 114 van het Financieel Reglement)

Aanvragers die zich aan valse verklaringen, aanzienlijke fouten of onregelmatigheden of fraude schuldig hebben gemaakt, kunnen onder de in artikel 134 ter genoemde voorwaarden financiële of administratieve sancties, of beide, worden opgelegd, die evenredig zijn aan de waarde van de betrokken subsidies.

Begunstigden die ernstig in gebreke zijn gebleven, omdat zij hun contractuele verplichtingen niet zijn nagekomen, kunnen dezelfde financiële of administratieve sancties, of beide, worden opgelegd.

▼M3

Artikel 175 bis

Geschiktheidscriteria

(Artikel 114 van het Financieel Reglement)

1.  De geschiktheidscriteria worden in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakt.

2.  De geschiktheidscriteria behelzen de voorwaarden waarop aan een oproep tot het indienen van voorstellen kan worden deelgenomen. Zij worden opgesteld met inachtneming van de doelstellingen van de actie en van de beginselen van doorzichtigheid en niet-discriminatie.

Artikel 175 ter

Subsidies van zeer kleine bedragen

(Artikel 114, lid 3, van het Financieel Reglement)

Als subsidies van een zeer klein bedrag worden subsidies beschouwd die lager zijn dan of gelijk aan 5 000 EUR.

▼B

Artikel 176

Selectiecriteria

(Artikel 115, lid 1, van het Financieel Reglement)

1.  De selectiecriteria worden in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakt en maken het mogelijk het financiële en operationele vermogen van de aanvrager om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde te brengen, te evalueren.

2.  De aanvrager moet over solide financieringsbronnen beschikken die toereikend zijn om zijn werkzaamheden gedurende de looptijd van de actie of de gesubsidieerde operatie te kunnen voortzetten en aan de financiering ervan bij te dragen. Hij moet de vereiste beroepsbekwaamheden en -kwalificaties bezitten om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde te brengen, behoudens specifieke bepalingen van het basisbesluit.

▼M2

3.  De verificatie van het financiële en operationele vermogen geschiedt met name op de grondslag van een onderzoek van de in artikel 173 bedoelde bewijsstukken en wordt door de bevoegde ordonnateur in de oproep tot het indienen van voorstellen gevraagd.

▼M3

Indien in de oproep tot het indienen van voorstellen geen bewijsstukken zijn gevraagd en de bevoegde ordonnateur twijfelt aan het financiële en operationele vermogen van een aanvrager, verzoekt hij hem alle passende documenten te verstrekken.

▼B

4.   ►M2  De verificatie van het financiële vermogen overeenkomstig lid 3 geldt niet voor natuurlijke personen die een beurs ontvangen, overheidsinstanties en internationale organisaties in de zin van artikel 43, lid 2. ◄

Bij partnerschappen in de zin van artikel 163 geschiedt deze verificatie voordat de kaderovereenkomst wordt gesloten.

Artikel 177

Toekenningscriteria

(Artikel 115, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  De toekenningscriteria worden in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakt.

2.  De toekenningscriteria maken het mogelijk subsidies toe te kennen aan acties die de algehele doeltreffendheid maximaliseren van het communautaire programma dat zij uitvoeren, en aan organisaties wier werkprogramma hetzelfde resultaat beoogt. Deze criteria worden zodanig geformuleerd dat ook goed beheer van de communautaire middelen wordt gewaarborgd.

De toepassing van deze criteria maakt het mogelijk de voorstellen voor acties of werkprogramma's te selecteren die de Commissie de garantie bieden dat haar doelstellingen en prioriteiten in acht worden genomen en dat de communautaire financiering zichtbaar is.

3.  De toekenningscriteria worden zodanig geformuleerd dat zij later kunnen worden geëvalueerd.

Artikel 178

Evaluatie van de aanvragen en gunning

(Artikel 116 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  De bevoegde ordonnateur benoemt een comité voor de evaluatie van de voorstellen, tenzij de Commissie in het kader van specifieke sectorale programma's iets anders besluit. De ordonnateur kan een dergelijk comité aanstellen voor de in artikel 167, onder d), bedoelde uiterste termijn voor de indiening van voorstellen.

▼B

Dit comité is samengesteld uit ten minste drie personen van ten minste twee verschillende organisatorische eenheden van de Commissie die ten opzichte van elkaar niet in een hierarchische verhouding staan. Ter voorkoming van belangenconflicten zijn deze personen onderworpen aan de in artikel 52 van het Financieel Reglement bedoelde verplichtingen.

In de in artikel 254 bedoelde vertegenwoordigingen en plaatselijke entiteiten en de in artikel 160, lid 1, bedoelde delegatieverkrijgende organen die niet over verschillende eenheden beschikken, geldt de verplichting van organisatorische eenheden zonder hiërarchische verhouding niet.

De bevoegde ordonnateur kan besluiten dat dit comité door externe deskundigen wordt bijgestaan.

▼M3

1bis.  De bevoegde ordonnateur verdeelt, indien nodig, het evaluatieproces in enige procedurele fasen. De regels die van toepassing zijn op het evaluatieproces, worden in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakt.

Wanneer in een oproep tot het indienen van voorstellen in een indieningsprocedure in twee fasen wordt voorzien, worden alleen de aanvragers van voorstellen die aan de evaluatiecriteria van de eerste fase voldoen, verzocht in de tweede fase een volledig voorstel in te dienen.

Wanneer in een oproep tot het indienen van voorstellen in een evaluatieprocedure in twee fasen wordt voorzien, gaan alleen de voorstellen die op grond van de toetsing aan een beperkt aantal criteria door de eerste fase komen, door voor verdere evaluatie.

De aanvragers wier voorstellen in een van de fasen worden afgewezen, worden ingelicht overeenkomstig artikel 116, lid 3, van het Financieel Reglement.

Iedere opeenvolgende fase van de procedure moet duidelijk onderscheiden zijn van de voorgaande fase.

Het verstrekken van dezelfde bewijsstukken en gegevens mag gedurende dezelfde procedure niet meer dan eenmaal worden gevraagd.

▼M3

2.  Het evaluatiecomité, of in voorkomend geval de bevoegde ordonnateur, kan de aanvrager verzoeken bijkomende inlichtingen te verstrekken of de ingediende bewijsstukken met betrekking tot de aanvraag toe te lichten, met name in het geval van kennelijke schrijffouten.

De ordonnateur houdt een passend register bij van al zijn contacten met aanvragers gedurende de procedure.

▼B

3.  Aan het einde van de werkzaamheden van het evaluatiecomité tekenen zijn leden een proces-verbaal waarin alle onderzochte voorstellen worden opgenomen, de kwaliteit ervan wordt beoordeeld en wordt vastgesteld welke voor financiering in aanmerking komen. Zo nodig wordt in dit proces-verbaal een rangorde van de onderzochte voorstellen opgesteld.

Het proces-verbaal wordt bewaard zodat het later kan worden geraadpleegd.

4.  De bevoegde ordonnateur neemt vervolgens een besluit waarin ten minste worden vermeld:

a) het voorwerp en het totale bedrag van het besluit;

b) de naam van de begunstigden, de omschrijving van de acties, de toegekende bedragen en de redenen voor deze keuze, met inbegrip van de gevallen waarin hij van het advies van het evaluatiecomité afwijkt;

c) de naam van de afgewezen aanvragers en de redenen voor deze keuze.

5.  De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op begunstigden van subsidies die in het basisbesluit worden vermeld.

▼M2

Artikel 179

Kennisgeving aan de aanvragers

(Artikel 116 van het Financieel Reglement)

De aanvragers worden zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 15 kalenderdagen na de toezending van het toekenningsbesluit aan de begunstigden, in kennis gesteld.

▼B



HOOFDSTUK 4

BETALING EN CONTROLE

Artikel 180

Motivering van de betalingsverzoeken

(Artikel 117 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  Voor elke subsidie mag de voorfinanciering in verschillende tranches worden opgesplitst.

De volledige betaling van de nieuwe tranche van de voorfinanciering is afhankelijk van het verbruik van de vorige voorfinanciering tot ten minste 70 % van het totale bedrag.

Wanneer het verbruik van de vorige voorfinanciering minder dan 70 % beloopt, wordt het bedrag van de nieuwe tranche verminderd met het niet-verbruikte deel van de vorige voorfinanciering.

De begunstigde legt ter motivering van zijn nieuwe betalingsverzoek een afrekening van de gemaakte kosten over.

▼M1

1 bis.  De begunstigde verklaart op erewoord dat de in zijn betalingsverzoeken verstrekte gegevens volledig, betrouwbaar en waarheidsgetrouw zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 104. Hij verklaart tevens dat de gemaakte kosten volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst als subsidiabel kunnen worden beschouwd en dat de betalingsverzoeken worden gestaafd door adequate bewijsstukken die aan een controle kunnen worden onderworpen.

▼B

2.   ►M1   ►M2  Ter motivering van de betalingen kan de bevoegde ordonnateur op basis van zijn risicoanalyse een certificaat eisen betreffende de financiële staten en de onderliggende rekeningen, opgesteld door een erkende accountant of, voor overheidsinstanties, een bevoegde en onafhankelijke ambtenaar. Het certificaat wordt in het geval van een exploitatiesubsidie of een subsidie voor een actie bij het betalingsverzoek gevoegd en certificeert, volgens een door de bevoegde ordonnateur goedgekeurde methode, dat de kosten die de begunstigde heeft gedeclareerd in de financiële staten waarop het betalingsverzoek is gebaseerd, werkelijk gemaakt en precies geboekt zijn en op grond van de subsidieovereenkomst subsidiabel zijn. ◄

▼M2

Behalve in het geval van vaste bedragen en forfaitaire financiering, is het certificaat betreffende de financiële staten en de onderliggende rekeningen in de volgende gevallen voor tussentijdse betalingen per begrotingsjaar en voor saldobetalingen verplicht:

▼M3

a) subsidies voor een actie van 750 000 EUR of meer, indien het cumulatieve bedrag van de betalingsverzoeken ten minste 325 000 EUR is;

▼B

b) exploitatiesubsidies van 100 000 EUR of meer. ◄

▼M1 —————

▼M2

Wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat, mag de bevoegde ordonnateur echter van de verplichting tot het overleggen van een certificaat betreffende de financiële staten en de onderliggende rekeningen vrijstellen:

▼M1

a) de in artikel 43 bedoelde overheidsorganen en internationale organisaties;

b) de begunstigden van subsidies voor humanitaire hulp en van subsidies in crisissituaties, behalve voor saldobetalingen;

c) voor saldobetalingen, de begunstigden van subsidies voor humanitaire hulp die een partnerschapskaderovereenkomst in de zin van artikel 163 hebben gesloten en die over een controlesysteem beschikken dat voor deze betalingen gelijkwaardige garanties biedt;

▼M3

d) de begunstigden van meervoudige subsidies die hebben voorzien in een onafhankelijke certificering die gelijkwaardige garanties biedt inzake de controlesystemen en methoden die voor het opstellen van hun vorderingen worden gebruikt.

▼B

Bij overeenkomsten van de Commissie met verschillende begunstigden moeten de in de tweede alinea onder a) en b), bedoelde drempelbedragen per begunstigde worden toegepast.

▼M3

Artikel 180 bis

Vormen van subsidie

(Artikel 108 bis van het Financieel Reglement)

1.  De subsidies van de Gemeenschap in de in artikel 108 bis, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde vorm worden berekend op grond van de subsidiabele kosten, zijnde de door de begunstigde werkelijk gedane uitgaven, waarvoor samen met het voorstel een voorlopige raming wordt ingediend die in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst wordt opgenomen.

2.  De vaste bedragen, bedoeld in artikel 108 bis, lid 1, onder b), van het Financieel Reglement, worden gebruikt om, in overeenstemming met het bepaalde in de overeenkomst en op grond van een raming, sommige uitgaven te dekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een actie of voor de gewone bedrijfsvoering van een begunstigde.

3.  De forfaitaire financieringen, bedoeld in artikel 108 bis, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, worden gebruikt om sommige van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën uitgaven te dekken, door toepassing van hetzij een vooraf bepaald percentage, hetzij een tabel van eenheidskosten.

▼M3

Artikel 181

Vaste bedragen en forfaitaire financieringen

(Artikel 108 bis van het Financieel Reglement)

1.  De Commissie kan kan bij besluit toestaan, gebruik te maken van het volgende:

a) één of meer vaste bedragen van, per bedrag, 25 000 EUR of minder, ter dekking van één of meer categorieën subsidiabele kosten;

b) forfaitaire financiering, in het bijzonder op grond van de tabel die als bijlage bij het statuut is gevoegd of jaarlijks door de Commissie wordt vastgesteld, van verblijfkosten en dagvergoedingen voor de kosten van dienstreizen.

Het besluit bepaalt het maximumbedrag dat voor het totaal van deze financieringen wordt toegestaan, vastgesteld per subsidie of soort subsidie.

2.  Vaste bedragen van meer dan 25 000 EUR per bedrag worden, indien van toepassing, toegestaan in het basisbesluit waarbij de toekenningsvoorwaarden en de maximumbedragen zijn vastgesteld.

Deze bedragen worden om de twee jaar door de Commissie aangepast aan de hand van statistische gegevens en met behulp van soortgelijke objectieve middelen, zoals bedoeld in artikel 165, lid 2.

3.  Het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst mag een forfaitaire financiering van de indirecte kosten van de begunstigde toestaan tot maximaal 7 % van de totale subsidiabele directe kosten van de actie, tenzij de begunstigde een uit de communautaire begroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangt. Het maximum van 7 % mag worden overschreden bij een met redenen omkleed besluit van de Commissie.

4.  Het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst bevat alle nodige bepalingen om na te gaan of aan de voorwaarden voor de toekenning van vaste bedragen of forfaitaire financieringen is voldaan.

▼B

Artikel 182

Voorafgaande garanties

(Artikel 118 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  Ter beperking van de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s mag de bevoegde ordonnateur op basis van zijn risicoanalyse hetzij van de begunstigde een voorafgaande zekerheidsstelling verlangen voor hetzelfde bedrag als de voorfinanciering, hetzij de betalingen in verschillende tranches splitsen.

Voor subsidies met een waarde minder dan of gelijk aan 10 000 EUR mag de bevoegde ordonnateur slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen van de begunstigde een voorafgaande zekerheidsstelling verlangen.

De bevoegde ordonnateur mag afhankelijk van zijn risicoanalyse ook een dergelijke zekerheid verlangen in het licht van de in de subsidieovereenkomst overeengekomen financieringsmethode.

Wanneer een zekerheid wordt verlangd, wordt deze door de bevoegde ordonnateur beoordeeld en aanvaard.

▼B

2.   ►M2  Wanneer de voorfinanciering meer dan 80 % van het totale bedrag van de subsidie uitmaakt en mits zij meer dan 60 000 EUR bedraagt, wordt een zekerheid verlangd. ◄

Voor NGO's die actief zijn op het gebied van de externe acties, is deze zekerheidstelling vereist voor voorfinancieringen waarmee meer dan een miljoen EUR is gemoeid of die meer dan 90 % van het totale bedrag van de subsidie vertegenwoordigen.

De zekerheid moet betrekking hebben op een periode die toereikend is om uitwinning mogelijk te maken.

3.   ►M1  De zekerheid wordt verstrekt door een erkende bank of financiële instelling die in een van de lidstaten is gevestigd. Wanneer de begunstigde in een derde land is gevestigd, kan de bevoegde ordonnateur aanvaarden dat een in dit derde land gevestigde bank of financiële instelling deze zekerheid verstrekt, indien hij van oordeel is dat deze bank of financiële instelling dezelfde waarborgen biedt en kenmerken heeft als een in een lidstaat gevestigde bank of financiële instelling.

Op verzoek van de begunstigde kan deze zekerheidstelling worden vervangen door een persoonlijke en hoofdelijke borgstelling van een derde of door de onherroepelijke en onvoorwaardelijke hoofdelijke zekerheidstelling van de begunstigden van een actie die partij zijn bij dezelfde subsidieovereenkomst, nadat de bevoegde ordonnateur daarmee heeft ingestemd. ◄

Deze zekerheid luidt in euro.

Zij heeft tot doel de bank, de financiële instelling, de derde of de andere begunstigden op eerste vordering onherroepelijk hoofdelijk aansprakelijk of garant te stellen voor de verplichtingen van de begunstigde van de subsidie.

4.  Zij wordt vrijgegeven naarmate de voorfinanciering wordt vereffend door aanrekening op de tussentijdse betalingen of saldobetalingen aan de begunstigde overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst.

▼M1

In de in lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen wordt zij slechts vrijgegeven bij de betaling van het saldo.

▼B

5.  De ordonnateur mag van de in lid 2 gestelde verplichting afwijken ten voordele van overheidsinstanties en internationale organisaties als bedoeld in artikel 43.

De bevoegde ordonnateur kan ook begunstigden die overeenkomstig artikel 163 een partnerschapskaderovereenkomst hebben gesloten, van deze verplichting vrijstellen.

▼M1

Artikel 183

Opschorting en verlaging van subsidies

(Artikel 119 van het Financieel Reglement)

De bevoegde ordonnateur schort de betalingen in de volgende gevallen op:

a) ingeval de actie of het goedgekeurde werkprogramma niet, slecht, gedeeltelijk of laattijdig wordt uitgevoerd;

b) ingeval hogere bedragen dan de in de overeenkomst vastgestelde financieringsmaxima zijn uitbetaald;

c) ingeval de overeenkomstig de subsidieovereenkomst betaalde bedragen hoger zijn dan de kosten die door de begunstigde werkelijk voor de actie zijn gemaakt of ingeval het exploitatiebudget achteraf een overschot vertoont.

Afhankelijk van het stadium van de procedure en na de begunstigde of begunstigden in de gelegenheid te hebben gesteld zijn of hun opmerkingen te maken, verlaagt de ordonnateur de subsidie of verzoekt hij om terugbetaling daarvan naar evenredigheid, door de begunstigde of begunstigden.

▼B



HOOFDSTUK 5

UITVOERING

▼M3

Artikel 184

Uitvoeringsopdrachten

(Artikel 120 van het Financieel Reglement)

1.  Onverminderd Richtlijn 2004/18/EG gunnen, wanneer voor de uitvoering van de gesubsidieerde acties een overheidsopdracht moet worden geplaatst, de begunstigden de opdracht aan de economisch voordeligste inschrijving, dat wil zeggen die welke de beste verhouding tussen de kwaliteit en de prijs biedt, met inachtneming van het doorzichtigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling van potentiële contractanten, en waarbij er geen belangenconflict is.

2.  Wanneer voor de uitvoering van de gesubsidieerde acties een overheidsopdracht moet worden geplaatst met een waarde van meer dan 60 000 EUR, kan de bevoegde ordonnateur de begunstigden specifieke regels opleggen naast die welke in lid 1 worden bedoeld.

Die specifieke regels zijn gebaseerd op de regels in het Financieel Reglement, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de waarde van de betrokken opdrachten, het relatieve belang van de Gemeenschapsbijdrage in de totale kosten van de actie en het risico. Deze specifieke regels worden opgenomen in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst.

▼M3

Artikel 184 bis

Financiële steun aan derden

(Artikel 120, lid 2, van het Financieel Reglement)

1.  Mits de doelstellingen of te behalen resultaten voldoende nauwkeurig in de in artikel 120, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde voorwaarden zijn vastgelegd, kan de discretionaire bevoegdheid worden geacht te zijn geëindigd indien in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst tevens worden bepaald:

a) het minimumbedrag en het maximumbedrag aan financiële steun dat aan een derde kan worden uitbetaald, alsmede de criteria voor het vaststellen van het precieze bedrag;

b) een vaste lijst van de verschillende soorten activiteiten waarvoor financiële steun kan worden toegekend.

2.  Voor de toepassing van artikel 120, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement is het maximumbedrag aan financiële steun dat een begunstigde aan derden mag uitbetalen, 100 000 EUR, waarbij voor iedere derde een maximum van 10 000 EUR geldt.

▼B



TITEL VII

REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING



HOOFDSTUK 1

REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 185

Verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar

(Artikel 122 van het Financieel Reglement)

Het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar geeft een getrouw overzicht van:

a) de verwezenlijking van de doelstellingen van het begrotingsjaar overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer;

b) de financiële situatie en de gebeurtenissen die een belangrijke invloed hebben gehad op de activiteiten van het begrotingsjaar.

▼M3

Het verslag over het begrotings- en financiële beheer staat los van het in artikel 121 van het Financieel Reglement bedoelde verslag over de uitvoering van de begroting.

▼B

Artikel 186

Afwijking van de boekhoudbeginselen

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

Wanneer de rekenplichtigen in een bijzonder geval van oordeel zijn dat van de inhoud van de in de artikelen 187 tot en met 194 genoemde boekhoudbeginselen moet worden afgeweken, wordt deze afwijking vermeld en naar behoren gemotiveerd in de in artikel 203 bedoelde bijlage.

Artikel 187

Beginsel van continuïteit van de activiteiten

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

1.  Het beginsel van continuïteit van de activiteiten houdt in dat de Instellingen en de in ►M3  artikel 121 ◄ van het Financieel Reglement bedoelde organen voor de opstelling van de financiële staten geacht worden een onbepaalde levensduur te hebben.

2.  Wanneer uit objectieve elementen blijkt dat een Instelling of een in ►M3  artikel 121 ◄ van het Financieel Reglement bedoeld orgaan haar of zijn activiteiten gaat beëindigen, vermeldt de rekenplichtige dit gegeven, met de redenen, in de bijlage. Hij past de boekhoudkundige regels toe om de vereffeningswaarde van de Instelling of het orgaan te bepalen.

Artikel 188

Voorzichtigheidsbeginsel

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

Het voorzichtigheidsbeginsel houdt in dat de activa of de baten niet worden overgewaardeerd en de passiva of de lasten niet worden ondergewaardeerd. Het voorzichtigheidsbeginsel staat evenwel niet toe dat geheime reserves of buitensporige voorzieningen worden gevormd.

Artikel 189

Beginsel van bestendigheid van de boekhoudmethoden

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

1.  Het beginsel van bestendigheid van de boekhoudmethoden houdt in dat de samenstelling van de financiële staten, de boekingsmethoden en de waarderingsregels niet van begrotingsjaar tot begrotingsjaar mogen worden veranderd.

2.  De rekenplichtige van de Commissie mag slechts in uitzonderlijke gevallen van het beginsel van bestendigheid van de boekhoudmethoden afwijken, met name:

a) bij een belangrijke verandering in de aard van de verrichtingen van de entiteit;

b) wanneer de wijziging tot een passender presentatie van de boekhoudkundige verrichtingen leidt.

Artikel 190

Beginsel van vergelijkbaarheid van de informatie

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

1.  Het beginsel van vergelijkbaarheid van de informatie houdt in dat elke post in de financiële staten het bedrag van de overeenkomende post van het vorige begrotingsjaar vermeldt.

2.  Wanneer overeenkomstig lid 1 de presentatie of indeling van een van de elementen van de financiële staten wordt gewijzigd, worden de overeenkomende bedragen van het vorige begrotingsjaar vergelijkbaar gemaakt en heringedeeld.

Indien herindeling onmogelijk is, wordt dat in de in artikel 203 bedoelde bijlage vermeld.

Artikel 191

Beginsel van het relatieve belang

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

1.  Het beginsel van het relatieve belang houdt in dat alle verrichtingen die voor de gezochte informatie van betekenis zijn in de financiële staten worden opgenomen. Het relatieve belang wordt met name beoordeeld aan de aard of het bedrag van de verrichting.

2.  Verrichtingen kunnen worden gehergroepeerd voorzover:

a) de aard van de verrichtingen identiek is, ook als het om een groot bedrag gaat;

b) het bedrag van de verrichtingen te verwaarlozen is;

c) hergroepering de duidelijkheid van de financiële staten ten goede komt.

Artikel 192

Beginsel van niet-compensatie

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

Het beginsel van niet-compensatie houdt in dat schuldvorderingen en schulden of lasten en baten niet met elkaar mogen worden verrekend, tenzij de lasten en baten uit dezelfde verrichting, gelijksoortige verrichtingen of afdekkingsverrichtingen voortvloeien en voorzover zij afzonderlijk niet belangrijk zijn.

Artikel 193

Beginsel van voorrang van werkelijkheid boven schijn

(Artikel 124 van het Financieel Reglement)

Het beginsel van voorrang van werkelijkheid boven schijn houdt in dat de boekhoudkundige verrichtingen in de financiële staten worden vermeld op basis van hun economische aard.

Artikel 194

Beginsel van periodetoerekening per begrotingsjaar

(Artikel 125 van het Financieel Reglement)

1.  Het beginsel van de periodetoerekening houdt in dat de verrichtingen en gebeurtenissen worden geboekt op het moment waarop zij zich voordoen, en niet op het moment van de daadwerkelijke betaling of inning. Zij worden opgenomen in de rekeningen van het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben.

2.  De in artikel 133 van het Financieel Reglement bedoelde boekhoudmethoden voorzien in een duidelijke vermelding van het ontstaansfeit van de boeking van elke verrichting.

▼M2 —————

▼B

Artikel 199

Economische resultatenrekening

(Artikel 126 van het Financieel Reglement)

De economische resultatenrekening is de weergave van de baten en lasten van het begrotingsjaar, welke volgens hun aard worden ingedeeld.

▼M2 —————

▼B

Artikel 201

Tabellen van de kasstromen

(Artikel 126 van het Financieel Reglement)

De tabel van de kasstromen geeft de mutaties van de kasmiddelen weer.

De kasmiddelen bestaan uit:

a) liquide middelen,

b) bankrekeningen en -deposito's op zicht, en

c) andere beschikbare waarden die snel in contanten kunnen worden omgezet en waarvan de waarde stabiel is.

▼M2 —————

▼B

Artikel 203

Bijlage bij de financiële staten

(Artikel 126 van het Financieel Reglement)

De in artikel 126 van het Financieel Reglement bedoelde bijlage maakt integrerend deel uit van de financiële staten. Deze bijlage omvat ten minste de volgende informatie:

a) de boekhoudbeginselen, -regels en -methoden;

b) de toelichtingen die aanvullende informatie verstrekken die niet in de financiële staten zelf is opgenomen maar die wel nodig is om een getrouw beeld te geven;

c) de niet in de balanstelling opgenomen verbintenissen, die de rechten en verplichtingen vermelden die niet in de balans zijn opgenomen en die een belangrijke invloed op het vermogen, de financiële situatie of het resultaat van de betrokken entiteit kunnen hebben.

Artikel 204

Toelichting

(Artikel 126 van het Financieel Reglement)

De toelichtingen worden gegeven onder kruisverwijzing naar de posten van de financiële staten waarop zij betrekking hebben en in dezelfde volgorde.

Artikel 205

De resultatenrekening van de begrotingsuitvoering

(Artikel 127 van het Financieel Reglement)

1.  De resultatenrekening van de begrotingsuitvoering bevat:

a) gegevens over de ontvangsten, te weten:

i) de ontwikkeling van de ramingen van de ontvangstenbegroting;

ii) de uitvoering van de ontvangstenbegroting;

iii) de ontwikkeling van de vastgestelde rechten;

b) gegevens over de ontwikkeling van alle beschikbare vastleggings- en betalingskredieten;

c) gegevens over de besteding van alle beschikbare vastleggings- en betalingskredieten;

d) gegevens over de ontwikkeling van de nog te betalen vastleggingen van het begrotingsjaar en de van het vorige begrotingsjaar overgedragen vastleggingen.

2.  Aan de gegevens over de ontvangsten wordt tevens een staat toegevoegd waarin per lidstaat de verdeling wordt gegeven van de aan het einde van het begrotingsjaar nog te innen bedragen aan eigen middelen waarvoor een invorderingsopdracht is gegeven.

Artikel 206

Bijlage bij de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering

(Artikel 127 van het Financieel Reglement)

De in artikel 127 van het Financieel Reglement bedoelde bijlage bij de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering bevat ten minste:

a) gegevens over de begrotingsbeginselen, de kredietsoorten en de opbouw van de begroting;

b) gegevens over de nog betaalbaar te stellen vastleggingen;

c) voor een goed begrip van de begrotingsuitvoering vereiste informatie.



HOOFDSTUK 2

(HOOFDSTUK 3 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

BOEKHOUDING



Afdeling 1

Organisatie van de boekhouding

Artikel 207

Organisatie van de boekhouding

(Artikel 132 van het Financieel Reglement)

1.  De rekenplichtige van elke Instelling en van elk in ►M3  artikel 121 ◄ van het Financieel Reglement bedoeld orgaan stelt documentatiemateriaal samen waarin de boekhoudkundige organisatie en procedures van zijn Instelling worden beschreven, en werkt dit materiaal regelmatig bij.

2.  Voor de opstelling van de financiële staten wordt zo min mogelijk gebruikgemaakt van extracomptabele inventarisaties.

3.  De begrotingsontvangsten en -uitgaven worden volgens de economische aard van de verrichting in het in artikel 208 bedoelde computersysteem geregistreerd als lopende uitgaven of ontvangsten of als kapitaal.

Artikel 208

Computersystemen

(Artikel 132 van het Financieel Reglement)

1.  De boekhouding wordt gevoerd met behulp van een geïntegreerd computersysteem.

2.  De organisatie van de met behulp van computersystemen en -subsystemen gevoerde boekhouding vereist een volledige beschrijving van de systemen en subsystemen.

Deze beschrijving bepaalt de inhoud van alle gegevensvelden en de wijze waarop het systeem de individuele verrichtingen verwerkt. In deze beschrijving wordt aangegeven hoe het systeem het bestaan van een volledig controlespoor garandeert voor elke verrichting en voor elke wijziging die in de computersystemen en -subsystemen wordt aangebracht, zodat op elk moment de aard van de wijzigingen en de identiteit van degene die deze heeft aangebracht, kunnen worden achterhaald.

In de beschrijvingen van de geautomatiseerde boekhoudsystemen en -subsystemen worden eventueel de verbanden tussen deze laatste en het centrale boekhoudsysteem vermeld, met name wat gegevensoverdracht en afstemming van de saldi betreft.

3.  De toegang tot de computersystemen en -subsystemen is beperkt tot de personen die zijn opgenomen in een lijst van toegestane gebruikers die door elke Instelling wordt bijgehouden.



Afdeling 2

Boeken

Artikel 209

Boeken

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

1.  Elke Instelling en elk in ►M3  artikel 121 ◄ van het Financieel Reglement bedoeld orgaan voert een journaal, een grootboek en een inventaris.

2.  Het journaal bestaat uit computerdocumenten die door de rekenplichtige geïdentificeerd zijn en alle garanties inzake bewijskracht bieden.

3.  De journaalposten worden naar de rekeningen van het grootboek overgeboekt volgens de inrichting van het in artikel 212 bedoelde rekeningstelsel.

4.  Het journaal en het grootboek kunnen worden ingedeeld in zoveel hulpjournalen en hulpboeken als nuttig en nodig is.

5.  De boekingen in de hulpjournalen en hulpboeken worden ten minste maandelijks gecentraliseerd in het journaal en in het grootboek.

Artikel 210

Algemene staat van de rekeningen

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

Alle in ►M3  artikel 121 ◄ van het Financieel Reglement bedoelde Instellingen en organen stellen een staat van de rekeningen op, die een overzicht geeft van alle rekeningen van de algemene boekhouding, met inbegrip van de tijdens het begrotingsjaar afgesloten rekeningen, met voor elk ervan:

a) het rekeningnummer;

b) de omschrijving;

c) het totaal van de debetposten;

d) het totaal van de creditposten;

e) het saldo.

▼M2

Artikel 211

Boekhoudkundige afstemmingen

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

1.  De gegevens in het grootboek worden bewaard en geordend teneinde de inhoud van elke in de algemene staat van de rekeningen opgenomen rekening te kunnen verantwoorden.

2.  Op de inventaris van de vaste activa zijn de artikelen 220 tot en met 227 van toepassing.

▼B



Afdeling 3

Rekeningstelsel

▼M2 —————

▼B



Afdeling 4

Boeking

Artikel 213

Boekingen

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

1.  De boekingen worden verricht volgens de methode van dubbel boekhouden, waarbij elke verrichting of verandering in de boekhouding leidt tot een boekingspost die de gelijkheid tussen de debitering en de creditering van de verschillende bij de boeking betrokken rekeningen vastlegt.

2.  Van een verrichting in een andere valuta dan de euro wordt de tegenwaarde in euro berekend en geboekt.

De valuta transacties van herwaardeerbare rekeningen ondergaan ten minste bij elke afsluiting een monetaire herwaardering.

Deze herwaardering wordt uitgevoerd op basis van de overeenkomstig artikel 8 vastgestelde koersen.

▼M2

De koers die moet worden gebruikt voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta voor de opstelling van de balans op 31 december van het jaar N is die van de laatste werkdag van het jaar N.

▼M2

3.  De overeenkomstig artikel 133 van het Financieel Reglement vastgestelde boekhoudregels vermelden de regels inzake de omrekening en herwaardering die ten behoeve van de boekhouding op transactiebasis moeten worden vastgesteld.

▼B

Artikel 214

Boekingsposten

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

Bij elke boekingspost worden de oorsprong, de inhoud en de aanrekening van elk gegeven, alsmede het kenmerk van het desbetreffende bewijsstuk vermeld.

Artikel 215

Bewijsstukken

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

1.  Elke boeking is gebaseerd op een gedateerd en genummerd bewijsstuk op papier of een andere drager dat de betrouwbaarheid en de bewaring van de inhoud tijdens de in artikel 49 bedoelde termijnen waarborgt.

2.  Verrichtingen van dezelfde aard die op dezelfde plaats en dezelfde dag hebben plaatsgevonden, kunnen op één enkel bewijsstuk worden samengevoegd.

Artikel 216

Registratie in het journaal

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

De boekhoudverrichtingen worden in het journaal geregistreerd volgens een van de volgende methoden, die elkaar niet uitsluiten:

a) hetzij per dag en verrichting,

b) hetzij door maandelijkse samenvatting van de totalen van de verrichtingen, mits alle documenten worden bewaard waarmee de verrichtingen elk afzonderlijk en per dag kunnen worden geverifieerd.

Artikel 217

Validering van de registratie

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

1.  Het definitieve karakter van de boekingen in het journaal en het inventarisboek wordt gewaarborgd door een valideringsprocedure die iedere wijziging of schrapping van de boeking verbiedt.

2.  Vóór de indiening van de definitieve financiële staten wordt een afsluitingsprocedure gevolgd om de chronologische volgorde vast te leggen en de onaantastbaarheid van de boekingen te garanderen.



Afdeling 5

Afstemming en verificatie

Artikel 218

Afstemming van de rekeningen

(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

1.  De saldi op de rekeningen van de algemene staat worden periodiek, en ten minste bij elke afsluiting, afgestemd met de gegevens van de beheersystemen die door de ordonnateurs worden gebruikt voor het beheer van de vermogensbestanddelen en voor de dagelijkse invoer in het boekhoudsysteem.

2.  Periodiek, en ten minste bij elke afsluiting, verifieert de rekenplichtige of de gegevens in het in artikel 209 bedoelde inventarisboek met de werkelijkheid overeenkomen, en met name:

a) de banktegoeden, door afstemming van de door de financiële instellingen verstrekte rekeninguittreksels;

b) de kasmiddelen, door afstemming met het kasboek.

Voor de rekeningen van de vaste activa wordt dit onderzoek uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 224.

3.  De rekeningen tussen de Instellingen worden maandelijks afgestemd en vereffend.

4.  Tussenrekeningen worden jaarlijks door de rekenplichtige onderzocht om deze zo spoedig mogelijk te vereffenen.



Afdeling 6

Begrotingsboekhouding

Artikel 219

Inhoud en bijhouden van de begrotingsboekhouding

(Artikel 137 van het Financieel Reglement)

1.  In de begrotingsboekhouding worden voor elk onderdeel van de begroting geregistreerd:

a) wat betreft de uitgaven:

i) de in de oorspronkelijke begroting uitgetrokken kredieten, de kredieten van de gewijzigde begrotingen, de overgedragen kredieten, de kredieten in verband met de inning van bestemmingsontvangsten, de overgeschreven kredieten en het totale bedrag van de aldus beschikbaar gestelde kredieten;

ii) de vastleggingen en de betalingen van het begrotingsjaar;

b) wat betreft de ontvangsten:

i) de ramingen van de oorspronkelijke begroting, de ramingen van de gewijzigde begrotingen, de bestemmingsontvangsten en het totale bedrag van de aldus berekende ramingen;

ii) de vastgestelde rechten en de invorderingen van het begrotingsjaar;

c) de nog te betalen vastleggingen en nog te innen ontvangsten van de voorafgaande begrotingsjaren.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde vastleggingskredieten en betalingskredieten worden afzonderlijk geregistreerd en gevolgd.

In de begrotingsboekhouding worden tevens de samenvattende voorlopige vastleggingen van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw ►M3  EGFL, ◄ en de desbetreffende betalingen geregistreerd.

Deze vastleggingen worden aangegeven tegenover het geheel van de kredieten van het ►M3   EGFL. ◄

2.  De begrotingsboekhouding maakt afzonderlijk toezicht mogelijk op:

a) het gebruik van de overgedragen kredieten en de kredieten van het begrotingsjaar;

b) de betaalbaarstelling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen.

Aan de ontvangstenzijde wordt op de nog te innen schuldvorderingen van voorafgaande begrotingsjaren afzonderlijk toezicht gehouden.

3.  De begrotingsboekhouding kan zodanig worden georganiseerd dat een analytische boekhouding ontstaat.

4.  De begrotingsboekhouding wordt met behulp van computersystemen, in boeken of op fiches bijgehouden.



HOOFDSTUK 3

(HOOFDSTUK 4 VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

INVENTARIS VAN DE VASTE ACTIVA

Artikel 220

Inventaris van de vaste activa

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

Het inventarissysteem voor de vaste activa wordt door de ordonnateur met bijstand van de rekenplichtige vastgesteld. Dit systeem verstrekt alle informatie die nodig is voor het voeren van de boekhouding en het behoud van de activa.

Artikel 221

Behoud van de goederen

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

Elke Instelling stelt voor wat haar betreft de bepalingen vast betreffende het behoud van de in haar balans opgenomen goederen en wijst de administratieve diensten aan die voor het inventarissysteem verantwoordelijk zijn.

▼M2

Artikel 222

Opneming van de goederen in de inventaris

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

Alle aankopen van goederen waarvan de gebruiksduur meer dan een jaar is, die niet het karakter van een verbruiksgoed hebben en waarvan de aankoopprijs of de kostprijs hoger is dan die welke in de overeenkomstig artikel 133 van het Financieel Reglement vastgestelde boekhoudregels is vermeld, worden in de inventaris en de rekeningen van de vaste activa opgenomen.

▼B

Artikel 223

Inhoud van de inventaris voor de goederen

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

In de inventaris worden een beschrijving, de plaats, de datum van aankoop en de eenheidskosten van het goed vermeld.

Artikel 224

Inventariscontroles

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

Bij de inventariscontroles door de Instellingen wordt nagegaan of elk goed materieel aanwezig is en met de beschrijving in de inventarislijst overeenkomt. Deze controles worden in het kader van een jaarlijks controleprogramma verricht, behalve voor materiële en immateriële vaste activa waarvoor de controle ten minste om de drie jaar wordt verricht.

Artikel 225

Doorverkoop van de goederen

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

De leden, ambtenaren en andere personeelsleden van de Instellingen en de in ►M3  artikel 121 ◄ van het Financieel Reglement bedoelde organen kunnen de door deze Instellingen en organen doorverkochte goederen niet aankopen, tenzij de goederen via een openbare aanbestedingsprocedure worden verkocht.

Artikel 226

Verkoopprocedure voor vaste activa

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

1.  Verkopen van vaste activa worden op passende wijze op plaatselijk niveau bekendgemaakt wanneer de aankoopwaarde per eenheid 8 100 EUR of meer bedraagt. De tijd tussen de publicatie van deze aankondiging en de sluiting van het verkoopcontract bedraagt ten minste veertien kalenderdagen.

Zij worden door een verkoopbericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt wanneer de aankoopwaarde per eenheid 391 100 EUR of meer bedraagt. Bovendien kan de verkoop op passende wijze in de pers van de lidstaten worden bekendgemaakt. De tijd tussen de bekendmaking van het verkoopbericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en de sluiting van het verkoopcontract bedraagt ten minste één maand.

2.  Indien de kosten van de publiciteit hoger zijn dan de verwachte opbrengst van de verrichting, kan van bekendmaking worden afgezien.

3.  De Instellingen trachten bij iedere verkoop van vaste activa de hoogste prijs te verkrijgen.

Artikel 227

Vervreemdingsprocedure voor vaste activa

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

Van vervreemding onder bezwarende titel of om niet, afdanking, verhuur en verdwijning door verlies, diefstal of welke oorzaak ook van goederen of voorwerpen die op de inventarislijsten voorkomen, wordt een verklaring of proces-verbaal opgemaakt door de ordonnateur.

In de verklaring of het proces-verbaal wordt met name de eventuele vervangingsverplichting ten laste van een ambtenaar of ander personeelslid van de Gemeenschappen of enige andere persoon vastgesteld.

De kosteloze terbeschikkingstelling van onroerende goederen of grote installaties geeft aanleiding tot de opstelling van een contract en een jaarlijkse mededeling aan het Europees Parlement en de Raad ter gelegenheid van de indiening van het voorontwerp van begroting.



DEEL II

BIJZONDERE BEPALINGEN



▼M3

TITEL I

(DEEL II, TITEL II, VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, EUROPEES VISSERIJFONDS EN LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

▼B

Artikel 228

Terugbetaling van vooruitbetalingen

(Artikel 157 van het Financieel Reglement)

Overeenkomstig de regelgeving inzake ►M3  de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling ◄ heeft de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van uit hoofde van een interventie verrichte vooruitbetalingen geen vermindering van de deelname van de Fondsen aan de betrokken interventie tot gevolg.

De terugbetaalde bedragen vormen bestemmingsontvangsten zoals bedoeld in artikel 18, lid 1, onder f), van het Financieel Reglement.



TITEL II

(TITEL III VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

ONDERZOEK

Artikel 229

Soorten acties

(Artikel 160 van het Financieel Reglement)

1.  De kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling worden besteed aan de uitvoering van eigen werkzaamheden, werkzaamheden onder contract in het kader van het in artikel 166 van het EG-Verdrag bedoelde kaderprogramma voor onderzoek, en de in artikel 165 van het EG-Verdrag bedoelde activiteiten door de deelname aan programma's en door activiteiten op concurrentiebasis van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO).

2.  De eigen werkzaamheden worden uitgevoerd door de vestigingen van het GCO en worden in beginsel volledig gefinancierd ten laste van de begroting. Zij bestaan uit:

a) onderzoekprogramma's,

b) verkennend onderzoek,

c) wetenschappelijke en technische ondersteuning van institutionele aard.

3.  De werkzaamheden onder contract bestaan uit programma's die in het kader van met derden te sluiten contracten worden uitgevoerd. Het GCO kan op dezelfde voet als derden aan deze contracten deelnemen.

4.  Teneinde de wederzijdse samenhang van het beleid van de lidstaten en het beleid van de Gemeenschap op onderzoeksgebied te verzekeren, kan de Commissie initiatieven nemen overeenkomstig artikel 165 van het EG-Verdrag en louter administratieve uitgaven ten laste van de begroting nemen.

5.  Naast de in artikel 166, lid 3, van het EG-Verdrag bedoelde specifieke programma's kan de Gemeenschap besluiten tot aanneming van:

a) aanvullende programma's waaraan alleen wordt deelgenomen door bepaalde lidstaten, overeenkomstig artikel 168 van het EG-Verdrag,

b) door verscheidene lidstaten opgezette programma's, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma's tot stand gebrachte structuren, overeenkomstig artikel 169 van het EG-Verdrag,

c) acties inzake samenwerking met derde landen of internationale organisaties, overeenkomstig artikel 170 van het EG-Verdrag,

d) gemeenschappelijke ondernemingen, overeenkomstig artikel 171 van het EG-Verdrag.

6.  De activiteiten op concurrentiebasis van het GCO bestaan uit:

a) wetenschappelijke en technische ondersteuning in de kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling, welke in beginsel volledig door de begroting worden gefinancierd;

b) activiteiten voor rekening van derden.

▼M3

7.  De in artikel 160, lid 1 bis, van het Financieel Reglement bedoelde schuldvorderingsramingen worden voor registratie aan de rekenplichtige toegezonden.

▼B

Artikel 230

Regels betreffende het GCO

(Artikel 161 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 161, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde schuldvorderingsramingen worden voor registratie aan de rekenplichtige toegezonden.

2.  Wanneer voor activiteiten van het GCO voor rekening van derden een overheidsopdracht moet worden geplaatst, wordt bij de procedure voor de plaatsing van deze opdracht rekening gehouden met de beginselen van doorzichtigheid en gelijke behandeling.



TITEL III

(TITEL IV VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

EXTERNE MAATREGELEN



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 231

Maatregelen die voor financiering in aanmerking komen

(Artikel 162 van het Financieel Reglement)

De kredieten met betrekking tot de in deel II, titel IV, hoofdstuk 1, van het Financieel Reglement bedoelde maatregelen kunnen met name dienen voor de financiering van opdrachten, subsidies, met inbegrip van rentesubsidies, speciale leningen, garanties op leningen en maatregelen inzake financiële bijstand, steun voor de begroting en andere specifieke vormen van budgettaire bijstand.



HOOFDSTUK 2

UITVOERING VAN DE MAATREGELEN

Artikel 232

Gedecentraliseerd beheerde financieringsovereenkomst

(Artikel 166 van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  Vóór het sluiten van een financieringsovereenkomst voor de uitvoering van een actie die gedecentraliseerd zal worden beheerd, vergewist de bevoegde ordonnateur er zich door verificaties aan de hand van stukken en ter plaatse van, of het systeem dat het begunstigde derde land voor het beheer en de controle van de communautaire middelen heeft ingevoerd, met artikel 56 van het Financieel Reglement in overeenstemming is.

▼B

2.  Iedere in het kader van het gedecentraliseerd beheer gesloten financieringsovereenkomst bevat uitdrukkelijk, geheel of gedeeltelijk naar gelang van de overeengekomen mate van decentralisatie, bepalingen:

▼M3

a) die de inachtneming van de in artikel 56, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement bedoelde criteria waarborgen;

b) waarin wordt vastgesteld dat, wanneer niet meer aan de in artikel 56, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement bedoelde minimumcriteria wordt voldaan, de uitvoering van de overeenkomst door de Commissie kan worden opgeschort of beëindigd;

▼B

c) waarin de procedure op tegenspraak voor de goedkeuring van de rekeningen wordt vastgesteld welke kan leiden tot het aansprakelijk stellen van het derde land, zoals bedoeld in ►M3  artikel 53 quater, ◄ van het Financieel Reglement;

▼M3

d) waarin de in artikel 53 quater van het Financieel Reglement bedoelde en in artikel 42 van de onderhavige verordening nader bepaalde financiële correctiemechanismen worden vastgesteld, met name de toepassing van de invordering door middel van verrekening wanneer de actie volledig gedecentraliseerd is;

▼M3

e) die de bekendmaking van de begunstigden van de begrotingsmiddelen betreffen.

3.  De in lid 2, onder e), bedoelde bepalingen eisen, dat het derde land de in artikel 169, lid 2, bedoelde gegevens volgens een geharmoniseerde presentatie op een specifieke en gemakkelijk toegankelijke plaats van zijn internetsite bekendmaakt. Indien bekendmaking op het internet onmogelijk is, worden de gegevens op een andere gepaste wijze, met inbegrip van het nationale publicatieblad, bekendgemaakt.

De bekendmaking geschiedt tijdens het eerste halfjaar volgende op de afsluiting van het begrotingsjaar waarvoor de middelen aan het derde land zijn toegekend.

Het derde land deelt de Commissie het adres van de plaats van bekendmaking mee en op de in artikel 169, lid 1, bedoelde specifieke plaats van de internetsite van de communautaire instellingen wordt naar dit adres verwezen. Wanneer de gegevens op een andere wijze worden bekendgemaakt, verstrekt het derde land de Commissie alle nadere bijzonderheden aangaande de gebruikte middelen.

▼B

Artikel 233

Speciale leningen

(Artikel 166 van het Financieel Reglement)

Voor elk investeringsproject dat met een speciale lening wordt gefinancierd, wordt tussen de Commissie, die namens de Gemeenschappen optreedt, en de leningnemer een leningscontract gesloten.

▼M3

Artikel 233 bis

Ambtshalve doorhaling van gesplitste vastleggingskredieten bij meerjarenprogramma's

(Artikel 166, lid 3, van het Financieel Reglement)

1.  Bij de berekening van de in artikel 166, lid 3, onder a), van het Financieel Reglement bedoelde ambtshalve doorhalingen wordt het volgende buiten beschouwing gelaten:

a) het gedeelte van de vastleggingen waarvoor op 31 december van jaar n+3 een uitgavendeclaratie is ingediend, maar de Commissie de vergoeding heeft onderbroken of geschorst;

b) het gedeelte van de vastleggingen waarvoor door overmacht geen betaling kon worden verricht of geen uitgavendeclaratie kon worden opgesteld, in het geval dat deze situatie ernstige gevolgen heeft voor de tenuitvoerlegging van het programma.

De nationale autoriteiten die zich op overmacht overeenkomstig de eerste alinea, onder b), beroepen, moeten de rechtstreekse gevolgen voor de tenuitvoerlegging van het programma als geheel of van een deel daarvan aantonen.

2.  De Commissie licht de begunstigde landen en de betrokken autoriteiten tijdig in wanneer het gevaar van ambtshalve doorhaling bestaat. De Commissie stelt de begunstigde landen en de betrokken autoriteiten in kennis van het bedrag dat volgens de gegevens in haar bezit ambtshalve moet worden doorgehaald. De begunstigde landen beschikken over een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van die kennisgeving om akkoord te gaan met het betrokken bedrag of hun opmerkingen kenbaar te maken. De Commissie gaat tot doorhaling ambtshalve over, uiterlijk negen maanden na de in artikel 166, lid 3, onder a) en b), van het Financieel Reglement vastgestelde termijn.

3.  In geval van ambtshalve doorhaling wordt de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de betrokken programma's voor het betrokken jaar met het desbetreffende bedrag verlaagd. Het begunstigde land legt zo nodig een herzien financieringsplan over, waarin de verlaging van de steun over de verschillende prioriteiten en maatregelen wordt verdeeld. Doet het begunstigde land dit niet, dan verlaagt de Commissie zo nodig de voor de onderscheiden prioriteiten en maatregelen toegewezen bedragen verhoudingsgewijs.

▼B

Artikel 234

Bankrekeningen

(Artikel 166 van het Financieel Reglement)

1.   ►M1  Voor de betalingen in de munteenheid van de begunstigde staat worden bij een financiële instelling in die staat of in een van de lidstaten rekeningen in euro op naam van de Commissie of, in onderlinge overeenstemming, op naam van de begunstigde geopend. ◄ Via de benamingen van deze rekeningen kunnen de betrokken middelen worden geïdentificeerd.

2.  De in lid 1 bedoelde rekeningen worden van middelen voorzien naar gelang van de werkelijke kasbehoeften. De overdrachten worden verricht in euro en worden zo nodig overeenkomstig de artikelen 7 en 8 in de munteenheid van de begunstigde staat omgezet naarmate de te verrichten betalingen opeisbaar worden.



HOOFDSTUK 3

PLAATSING VAN OPDRACHTEN

Artikel 235

Huur van gebouwen

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

De enige opdrachten voor onroerende goederen die met beleidskredieten voor externe maatregelen kunnen worden gefinancierd, zijn die betreffende de huur van gebouwen die op de dag van de ondertekening van het huurcontract reeds bestaan. Deze opdrachten worden op de in artikel 119 bedoelde wijze bekendgemaakt.

Artikel 236

Definities

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  Opdrachten voor diensten omvatten opdrachten voor studies en technische bijstand.

Er is een opdracht voor studies wanneer het contract tussen een dienstverlener en de aanbestedende dienst onder meer betrekking heeft op studies betreffende het vaststellen en voorbereiden van projecten, haalbaarheidsstudies, economische en marktstudies, technische studies, evaluaties en audits.

Er is een opdracht voor technische bijstand wanneer de dienstverlener een raadgevende functie moet uitoefenen, leiding moet geven aan of toezicht moet houden op een project dan wel in de opdracht gespecificeerde deskundigen ter beschikking moet stellen.

2.  Indien een derde land in zijn overheidsdiensten of semi-overheidsinstellingen beschikt over gekwalificeerd leidinggevend personeel, kunnen de opdrachten rechtstreeks in eigen beheer door deze diensten of instellingen worden uitgevoerd.

Artikel 237

Specifieke bepalingen betreffende drempelwaarden en regels voor het plaatsen van externe opdrachten

(Artikel 167, lid 1, onder a) en b), van het Financieel Reglement)

▼M3

1.  De artikelen 118 tot en met 121, behalve de definitie, artikel 122, leden 3 en 4, artikel 123, de artikelen 126 tot en met 129, artikel 131, leden 3 tot en met 6, artikel 139, lid 2, de artikelen 140 tot en met 146, artikel 148, en de artikelen 151, 152 en 158 bis van de onderhavige verordening zijn niet van toepassing op door of voor rekening van de in artikel 167, lid 1, onder a) en b), van het Financieel Reglement bedoelde aanbestedende diensten te plaatsen opdrachten.

▼B

De Commissie neemt een besluit over de tenuitvoerlegging van de bepalingen voor opdrachten die onder dit hoofdstuk vallen.

2.  Indien de in lid 1 bedoelde procedures niet worden nageleefd, komen de uitgaven met betrekking tot de desbetreffende maatregelen niet voor communautaire financiering in aanmerking.

▼M3 —————

▼B

4.  Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de in artikel 167, lid 1, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde aanbestedende diensten indien de Commissie hun na de in artikel 35 bedoelde controles heeft toegestaan hun eigen procedures voor het plaatsen van opdrachten te gebruiken in het kader van gedecentraliseerd beheer.

Artikel 238

Door de in artikel 167, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement bedoelde aanbestedende diensten te plaatsen opdrachten

(Artikel 167, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement)

1.  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de door de in artikel 167, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement bedoelde aanbestedende diensten te plaatsen opdrachten.

2.  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de maatregelen die worden genomen in het kader van Verordening (EG) nr. 1257/96.

3.  De Commissie neemt een besluit in overeenstemming met de in artikel 184 bedoelde beginselen over de specifieke procedures voor de in leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde opdrachten.

4.  Indien de in lid 3 bedoelde procedures niet worden nageleefd, komen de uitgaven met betrekking tot de desbetreffende maatregelen niet in aanmerking voor communautaire financiering.

Artikel 239

Bekendmaking en niet-discriminatie

(Artikelen 167 en 168 van het Financieel Reglement)

De Commissie neemt passende maatregelen om een zo ruim mogelijke deelname, onder gelijke voorwaarden, aan de inschrijving voor de door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten te verzekeren. Daartoe wordt er met name op toegezien dat:

a) de vooraankondigingen, aanbestedingsberichten en gunningsberichten binnen een redelijke termijn worden bekendgemaakt;

b) geen gebruik kan worden gemaakt van discriminerende praktijken of technische specificaties die een ruime deelname, onder gelijke voorwaarden, van de in artikel 168 van het Financieel Reglement bedoelde natuurlijke en rechtspersonen in de weg staan.

Artikel 240

Bekendmakingsmaatregelen

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

▼M2

1.  De vooraankondiging voor internationale aanbestedingen wordt voor de opdrachten voor leveringen en diensten zo spoedig mogelijk aan het Publicatiebureau toegezonden en voor de opdrachten voor werken zo spoedig mogelijk na het besluit waarbij het programma wordt goedgekeurd.

▼B

2.  Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt het aanbestedingsbericht bekendgemaakt:

a) ten minste in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op internet, wat de internationale opdrachten betreft.

b) ten minste in het Staatsblad van de begunstigde staat of langs gelijkwaardige weg voor plaatselijke aanbestedingen.

Wanneer het aanbestedingsbericht ook plaatselijk wordt bekendgemaakt, moet het identiek zijn aan het in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op internet bekendgemaakte bericht en gelijktijdig worden bekendgemaakt. De Commissie zorgt voor de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op internet. De begunstigde zorgt voor de eventuele plaatselijke bekendmaking.

▼M3

3.  Het gunningsbericht wordt na de ondertekening van het contract toegezonden, behalve indien de opdracht geheim is verklaard, mocht dat nog noodzakelijk zijn, of de uitvoering van de opdracht gepaard moet gaan met speciale veiligheidsmaatregelen, of indien de bescherming van de wezenlijke belangen van de Europese Unie of het begunstigde land zulks vereist, en de bekendmaking van het gunningsbericht ongepast wordt geacht.

▼B

Artikel 241

Drempelwaarden en procedures voor de plaatsing van opdrachten voor diensten

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 167 van het Financieel Reglement bedoelde drempelwaarden en procedures worden voor opdrachten voor diensten als volgt vastgesteld:

▼M2

a) opdrachten met een waarde van 200 000 EUR of meer: internationale niet-openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

▼B

b) opdrachten met een waarde van minder dan 200 000 EUR: concurrentiële onderhandelingsprocedure in de zin van lid 3, voor zover gebruikmaking van een bestaande raamovereenkomst onmogelijk of zinloos is;

▼M3

Voor opdrachten met een waarde van minder dan of gelijk aan 10 000 EUR volstaat één inschrijving.

▼B

2.  In de in lid 1, onder a), bedoelde internationale niet-openbare procedure wordt in het aanbestedingsbericht vermeld aan hoeveel gegadigden zal worden gevraagd een offerte in te dienen. Voor opdrachten voor diensten ligt het aantal gegadigden tussen vier en acht. Het aantal gegadigden dat mag inschrijven, moet voldoende zijn om voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen.

De lijst van de geselecteerde gegadigden wordt bekendgemaakt op de website van de Commissie.

▼M2

Wanneer het aantal gegadigden die aan de selectiecriteria of de minimumgeschiktheidsniveaus voldoen, kleiner is dan het minimumaantal, mag de aanbestedende dienst alleen de gegadigden die aan de criteria voor het indienen van een inschrijving voldoen, vragen een inschrijving in te dienen.

▼M2

3.  In de in lid 1, onder b), bedoelde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen inschrijvers op. Deze procedure houdt een beperkte concurrentie in zonder publicatie, valt niet onder artikel 124 en wordt concurrentiële onderhandelingsprocedure genoemd.

De inschrijvingen worden geopend en geëvalueerd door een evaluatiecomité dat over de nodige technische en administratieve deskundigheid beschikt. De leden van het evaluatiecomité moeten een onpartijdigheidsverklaring ondertekenen.

Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de inschrijvers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.

▼B

4.  De offertes worden onder een dubbele omslag toegezonden: de buitenste omslag bevat twee afzonderlijke verzegelde omslagen met de vermeldingen „Omslag A — Technische offerte” en „Omslag B — Financiële offerte”. Op de buitenste omslag worden vermeld:

a) het adres waar overeenkomstig het aanbestedingsdossier de offertes moeten worden ingediend;

b) het referentienummer van het aanbestedingsbericht waarop de inschrijver reageert;

c) eventueel de nummers van de partijen waarvoor een offerte wordt ingediend;

d) de vermelding „niet openen vóór de hiertoe bestemde zitting” in de taal van het aanbestedingdossier.

▼C1

Wanneer het aanbestedingsdossier in gesprekken voorziet, kan het evaluatiecomité, nadat het voorlopige schriftelijke conclusies heeft opgesteld en voordat het de evaluatie van de technische offertes definitief afsluit, spreken met de belangrijkste leden van het door een inschrijver voorgestelde team van deskundigen, indien de offerte technisch gezien aanvaardbaar is. In dat geval worden de deskundigen, bij voorkeur gezamenlijk wanneer het gaat om een team, door het evaluatiecomité ondervraagd, met korte tussenpozen om vergelijking mogelijk te maken. De gesprekken met de uitgenodigde deskundigen of teams verlopen volgens een van tevoren door het evaluatiecomité afgesproken patroon. De dag en het tijdstip van het gesprek worden ten minste tien kalenderdagen van tevoren aan de inschrijvers medegedeeld. Wanneer de inschrijver door overmacht niet aanwezig kan zijn, wordt hij opnieuw uitgenodigd.

▼B

5.  De criteria voor de gunning van de opdracht dienen ter bepaling van de economisch voordeligste offerte.

Voor de keuze van de economisch voordeligste offerte wordt een afweging gemaakt tussen de technische kwaliteit en de prijs van de offertes volgens een verhouding 80/20. Daartoe:

a) worden de aan de technische offertes toegekende punten vermenigvuldigd met 0,80;

b) worden de aan de financiële offertes toegekende punten vermenigvuldigd met 0,20.

Artikel 242

Toepassing van de onderhandelingsprocedure voor opdrachten voor diensten

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.   ►M2  Voor opdrachten voor diensten mogen de aanbestedende diensten in de volgende gevallen van een onderhandelingsprocedure met één inschrijving gebruikmaken: ◄

a) wanneer de termijnen voor de in artikel 91, lid 1, onder a), b) en c), van het Financieel Reglement bedoelde procedures niet in acht kunnen worden genomen wegens dringende noodzaak als gevolg van gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende diensten niet konden voorzien en die in geen geval aan hen te wijten zijn.

b) wanneer de opdrachten aan overheidsorganen of aan instellingen of verenigingen zonder winstoogmerk worden toevertrouwd en gericht zijn op acties van institutionele aard of ter uitvoering van bijstand aan de bevolking op sociaal gebied;

c) voor opdrachten in het verlengde van reeds begonnen dienstverlening, onder de in lid 2 vermelde voorwaarden;

d) wanneer een aanbesteding zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen offertes heeft opgeleverd die op kwalitatief en/of financieel vlak kunnen worden aanvaard. In dat geval kan de aanbestedende dienst na annulering van de aanbesteding onderhandelingen beginnen met de inschrijver of inschrijvers van zijn keuze die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

e) wanneer de opdracht het gevolg is van een prijsvraag en overeenkomstig de toepasselijke regels aan de winnaar of een van de winnaars moet worden toegekend. In dit geval worden alle winnaars van de prijsvraag tot de onderhandelingen uitgenodigd;

f) voor diensten waarvan de uitvoering om technische redenen of wegens de bescherming van uitsluitende rechten slechts aan een bepaalde dienstverlener kan worden toevertrouwd;

▼M2

g) wanneer een poging de concurrentiële onderhandelingsprocedure te gebruiken heeft gefaald nadat zonder succes een raamovereenkomst is gebruikt. In dit geval mag de aanbestedende dienst na annulering van de concurrentiële onderhandelingsprocedure onderhandelingen beginnen met een of meer inschrijvers van zijn keuze onder degenen die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

▼M3

h) voor opdrachten die geheim zijn verklaard, of voor opdrachten waarvan de uitvoering met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan, of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Europese Unie of het begunstigde land dit vereist.

▼B

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), gelden interventies in het kader van de in artikel 168, lid 2, bedoelde crisissituaties als situaties van dringende noodzaak. De gedelegeerde ordonnateur stelt, eventueel in overleg met de andere betrokken gedelegeerde ordonnateurs, de situatie van dringende noodzaak vast en herziet zijn beslissing regelmatig met het oog op het beginsel van goed financieel beheer.

▼M2

Wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet de bevoegde ordonnateur van tevoren toestemming geven voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure.

▼B

2.  Opdrachten in het verlengde van de in lid 1, onder c), bedoelde diensten zijn de volgende:

a) aanvullende opdrachten die geen deel uitmaken van de hoofdopdracht, maar die door onverwachte omstandigheden voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijk zijn geworden, mits de aanvullende opdracht technisch of economisch niet van de hoofdopdracht kan worden gescheiden zonder overwegende bezwaren voor de aanbestedende dienst en het samengevoegde bedrag van de aanvullende opdrachten niet meer bedraagt dan 50 % van de waarde van de hoofdopdracht;

▼M2

b) aanvullende opdrachten die bestaan in een herhaling van gelijksoortige diensten die zijn toevertrouwd aan de dienstverlener aan wie de eerste opdracht is gegund, mits:

i) deze opdracht voorwerp is geweest van een aankondiging van de opdracht en de mogelijkheid gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure voor de nieuwe opdrachten van het project en de geraamde kosten ervan duidelijk in de aankondiging van de eerste opdracht zijn vermeld;

ii) de uitbreiding van de opdracht eenmalig is en voor een waarde en duur die niet hoger en langer zijn dan de waarde en de duur van de oorspronkelijke opdracht.

▼B

Artikel 243

Drempelwaarden en procedures voor de plaatsing van opdrachten voor leveringen

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 167 van het Financieel Reglement bedoelde drempelwaarden en procedures worden voor opdrachten voor leveringen als volgt vastgesteld:

▼M2

a) opdrachten met een waarde van 150 000 EUR of meer: internationale openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

b) opdrachten met een waarde van ►M3  60 000 EUR ◄ of meer, maar minder dan 150 000 EUR: plaatselijke openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder b);

▼M3

c) opdrachten met een waarde van minder dan 60 000 EUR: concurrentiële onderhandelingsprocedure in de zin van lid 2;

Voor opdrachten met een waarde van minder dan of gelijk aan 10 000 EUR volstaat één inschrijving.

▼M2

2.  In de in lid 1, onder c), bedoelde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen leveranciers op. Deze procedure houdt een beperkte concurrentie in zonder publicatie, valt niet onder artikel 124 en wordt concurrentiële onderhandelingsprocedure genoemd.

De inschrijvingen worden geopend en geëvalueerd door een evaluatiecomité dat over de nodige technische en administratieve deskundigheid beschikt. De leden van het evaluatiecomité moeten een onpartijdigheidsverklaring ondertekenen.

Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de leveranciers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.

▼B

3.  Iedere technische en financiële offerte moet in één verzegelde omslag worden geplaatst binnen een andere omslag. Op de verzegelde omslag moet worden vermeld:

a) het adres waar overeenkomstig het aanbestedingsdossier de offertes moeten worden ingediend;

b) het referentienummer van het aanbestedingsbericht waarop de inschrijver reageert;

c) eventueel de nummers van de partijen waarvoor een offerte wordt ingediend;

d) de vermelding „niet openen vóór de hiertoe bestemde zitting” in de taal van het aanbestedingdossier.

Op de plaats en het tijdstip die in het aanbestedingsdossier zijn vermeld, worden de offertes tijdens een openbare zitting geopend door het evaluatiecomité. Tijdens de openbare opening van de offertes moeten de naam van de inschrijvers, de voorgestelde prijs, het bestaan van de vereiste inschrijvingsgarantie en iedere andere formaliteit die de aanbestedende dienst gepast acht, worden bekendgemaakt.

4.  Bij een opdracht voor leveringen zonder klantenservice is de prijs het enige gunningscriterium.

Indien voorstellen voor klantenservice of opleiding van bijzonder belang zijn, wordt de economisch voordeligste offerte gekozen, gelet op de technische kwaliteit van de aangeboden dienst en de voorgestelde prijs.

Artikel 244

Toepassing van de onderhandelingsprocedure voor opdrachten voor levering

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.   ►M2  Opdrachten voor levering kunnen in de volgende gevallen via een onderhandelingsprocedure worden geplaatst op grond van één inschrijving: ◄

a) wanneer de termijnen voor de in artikel 91, lid 1, onder a), b) en c), van het Financieel Reglement bedoelde procedures niet in acht kunnen worden genomen wegens dringende noodzaak als gevolg van gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende diensten niet konden voorzien en die in geen geval aan hen te wijten zijn.

b) wanneer de aard of de bijzondere kenmerken van bepaalde leveringen zulks rechtvaardigen, bijvoorbeeld wanneer de uitvoering van de opdracht uitsluitend voorbehouden is aan houders van octrooien of licenties die het gebruik regelen;

c) voor aanvullende leveringen door de eerste leverancier die bestemd zijn voor, hetzij de gedeeltelijke vervanging van benodigdheden of installaties van courant gebruik, hetzij de uitbreiding van benodigdheden of bestaande installaties, en wanneer verandering van leverancier de aanbestedende dienst zou verplichten materieel met andere technische kenmerken aan te kopen, hetgeen zou leiden tot incompatibiliteit of overmatige technische problemen bij gebruik en onderhoud;

d) wanneer een aanbesteding zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen offertes heeft opgeleverd die op kwalitatief en/of financieel vlak kunnen worden aanvaard. In dat geval kan de aanbestedende dienst na annulering van de aanbesteding onderhandelingen beginnen met de inschrijver of inschrijvers van zijn keuze die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

▼M2

e) wanneer de concurrentiële onderhandelingsprocedure na twee pogingen zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen administratief en technisch geldige dan wel kwalitatief en/of financieel aanvaardbare inschrijvingen heeft opgeleverd. In dit geval mag de aanbestedende dienst na annulering van de concurrentiële onderhandelingsprocedure onderhandelingen beginnen met een of meer inschrijvers van zijn keuze onder degenen die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

▼M3

f) voor opdrachten die geheim zijn verklaard, of voor opdrachten waarvan de uitvoering met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan, of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Europese Unie of het begunstigde land dit vereist;

g) voor opdrachten met betrekking tot op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte leveringen;

h) voor opdrachten met betrekking tot de aankoop tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit staakt, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een gerechtelijk akkoord, of een procedure van dezelfde aard naar nationaal recht.

▼M2

Wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet de bevoegde ordonnateur van tevoren toestemming geven voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure.

▼B

2.  Voor de toepassing van lid 1, onder a) gelden interventies in het kader van de in artikel 168, lid 2, bedoelde crisissituaties als situaties van dringende noodzaak. De gedelegeerde ordonnateur stelt, eventueel in overleg met de andere betrokken gedelegeerde ordonnateurs, de situatie van dringende noodzaak vast en herziet zijn beslissing regelmatig met het oog op het beginsel van goed financieel beheer.

Artikel 245

Drempelwaarden en procedures voor de plaatsing van opdrachten voor werken

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 167 van het Financieel Reglement bedoelde drempelwaarden en procedures worden voor opdrachten voor werken als volgt vastgesteld:

▼M2

a) opdrachten met een waarde van 5 000 000 EUR of meer:

i) in beginsel internationale openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

ii) uitzonderlijk, gelet op het bijzondere karakter van bepaalde werken en met voorafgaande instemming van de bevoegde ordonnateur wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, internationale niet-openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

b) opdrachten met een waarde van 300 000 EUR of meer, maar minder dan 5 000 000 EUR: plaatselijke openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder b);

▼B

c) opdrachten met een waarde van minder dan 300 000 EUR: concurrentiële onderhandelingsprocedure in de zin van lid 2;

▼M3

Voor opdrachten met een waarde van minder dan of gelijk aan 10 000 EUR of minder volstaat één inschrijving.

▼M2

2.  In de in lid 1, onder c), bedoelde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen aannemers op. Deze procedure houdt een beperkte concurrentie in zonder een publicatie, valt niet onder artikel 124 en wordt concurrentiële onderhandelingsprocedure genoemd.

De inschrijvingen worden geopend en geëvalueerd door een evaluatiecomité dat over de nodige technische en administratieve deskundigheid beschikt. De leden van het evaluatiecomité moeten een onpartijdigheidsverklaring ondertekenen.

Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de aannemers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.

▼B

3.  De selectiecriteria hebben betrekking op de geschiktheid van de inschrijver om een dergelijke opdracht uit te voeren, met name op grond van werken die gedurende de voorbije jaren zijn uitgevoerd. Na deze selectie en de verwijdering van niet-conforme offertes, is de prijs van de offerte het enige criterium voor de gunning van de opdracht.

4.  Iedere technische en financiële offerte moet in één verzegelde omslag worden geplaatst binnen een andere omslag. Op de verzegelde omslag moet worden vermeld:

a) het adres waar overeenkomstig het aanbestedingsdossier de offertes moeten worden ingediend;

b) het referentienummer van het aanbestedingsbericht waarop de inschrijver reageert;

c) eventueel de nummers van de partijen waarvoor een offerte wordt ingediend;

d) de vermelding „niet openen vóór de hiertoe bestemde zitting” in de taal van het aanbestedingdossier.

Op de plaats en het tijdstip die in het aanbestedingsdossier zijn vermeld, worden de offertes tijdens een openbare zitting geopend door het evaluatiecomité. Tijdens de openbare opening van de offertes moeten de naam van de inschrijvers, de voorgestelde prijs, het bestaan van de vereiste inschrijvingsgarantie en iedere andere formaliteit die de aanbestedende dienst gepast acht, worden bekendgemaakt.

Artikel 246

Toepassing van de onderhandelingsprocedure voor opdrachten voor werken

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.   ►M2  Opdrachten voor werken kunnen in de volgende gevallen via een onderhandelingsprocedure worden geplaatst op grond van één inschrijving: ◄

a) wanneer de termijnen voor de in artikel 91, lid 1, onder a), b) en c), van het Financieel Reglement bedoelde procedures niet in acht kunnen worden genomen wegens dringende noodzaak als gevolg van gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende diensten niet konden voorzien en die in geen geval aan hen te wijten zijn.

b) Voor aanvullende werken die geen deel uitmaken van de eerste opdracht en die door onvoorziene omstandigheden noodzakelijk zijn geworden voor de uitvoering van de werken, onder de in lid 2 vermelde voorwaarden;

c) wanneer een aanbesteding zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen offertes heeft opgeleverd die op kwalitatief en/of financieel vlak kunnen worden aanvaard. In dat geval kan de aanbestedende dienst na annulering van de aanbesteding onderhandelingen beginnen met de inschrijver of inschrijvers van zijn keuze die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

▼M2

d) wanneer de concurrentiële onderhandelingsprocedure na twee pogingen zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen administratief en technisch geldige dan wel kwalitatief en/of financieel aanvaardbare inschrijvingen heeft opgeleverd. In dit geval mag de aanbestedende dienst na annulering van de concurrentiële onderhandelingsprocedure, onderhandelingen beginnen met een of meer inschrijvers van zijn keuze onder degenen die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

▼M3

e) voor opdrachten die geheim zijn verklaard, of voor opdrachten waarvan de uitvoering met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan, of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Europese Unie of het begunstigde land dit vereist.

▼B

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), gelden interventies in het kader van de in artikel 168, lid 2, bedoelde crisissituaties als situaties van dringende noodzaak. De gedelegeerde ordonnateur stelt, eventueel in overleg met de andere betrokken gedelegeerde ordonnateurs, de situatie van dringende noodzaak vast en herziet zijn beslissing regelmatig met het oog op het beginsel van goed financieel beheer;

▼M2

Wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet de bevoegde ordonnateur van tevoren toestemming geven voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure.

▼B

2.  De in lid 1, onder b), bedoelde aanvullende werken worden gegund aan de ondernemer die de werken reeds uitvoert, mits:

a) deze werken technisch of economisch niet van de hoofdopdracht kunnen worden gescheiden zonder overwegende bezwaren voor de begunstigde;

b) deze werken, hoewel zij te scheiden zijn van de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht, absoluut noodzakelijk zijn voor de voltooiing ervan;

c) het samengevoegde bedrag van de voor aanvullende werken geplaatste opdrachten niet meer bedraagt dan 50 % van de waarde van de hoofdopdracht.

Artikel 247

Toepassing van de onderhandelingsprocedure voor onroerendgoedopdrachten

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

De in artikel 235 bedoelde onroerendgoedopdrachten kunnen na onderzoek van de plaatselijke markt worden geplaatst met behulp van de onderhandelingsprocedure na voorafgaande instemming van de Commissie indien zij niet zelf de aanbestedende dienst is.

Artikel 248

Keuze van de plaatsingsprocedure voor gemengde opdrachten

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

Wanneer opdrachten betrekking hebben op een combinatie van diensten, leveringen en werken, stelt de aanbestedende dienst, met instemming van de Commissie indien zij niet de aanbestedende dienst is, de toepasselijke drempelwaarden en procedures vast; daartoe wordt aan de hand van de relatieve waarde en het operationele belang van de diverse onderdelen van de opdracht het overwegende onderdeel bepaald.

Artikel 249

Inschrijvingsdocumenten

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  De in artikel 130 bedoelde inschrijvingsdocumenten worden opgesteld op grond van de beste internationale praktijken en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk wat betreft de bekendmakingsmaatregelen en de contacten tussen de aanbestedende dienst en de inschrijvers.

2.  Het aanbestedingsdossier voor opdrachten voor diensten bevat de volgende documenten:

a) instructies voor de inschrijvers, waarin onder meer moet zijn bepaald:

i) het soort opdracht;

ii) de criteria voor de gunning van de opdracht en hun relatieve gewicht;

iii) eventueel de mogelijkheid van gesprekken en het tijdschema hiervoor;

iv) de eventuele toelating van varianten;

v) het eventueel toegelaten aandeel van onderaanneming;

vi) het maximaal beschikbare budget voor de opdracht; en

vii) de munteenheid van de offerte;

b) een niet-openbare lijst van de geselecteerde gegadigden (waarbij het verbod wordt vermeld om onderling afspraken te maken);

c) algemene voorwaarden voor opdrachten voor diensten;

d) bijzondere voorwaarden die nadere uitwerking, aanvulling of afwijking van de algemene voorwaarden behelzen;

e) de taakomschrijving met het voorlopige tijdschema van het project en de voorlopige data vanaf wanneer de belangrijkste deskundigen beschikbaar moeten zijn;

f) een prijsborderel (in te vullen door de inschrijver);

g) een inschrijvingsformulier;

h) een opdrachtformulier;

i) formulieren voor een door een bank of soortgelijke instelling verstrekte garantie, voor de betaling van voorfinancieringen.

3.  Het aanbestedingsdossier voor opdrachten voor levering bevat de volgende documenten:

a) instructies voor de inschrijvers, waarin onder meer moet zijn bepaald:

i) de criteria voor de selectie en de gunning van de opdracht;

ii) de eventuele toelating van varianten en

iii) de munteenheid van de offerte;

b) algemene voorwaarden voor leveringsopdrachten;

c) bijzondere voorwaarden die nadere uitwerking, aanvulling of afwijking van de algemene voorwaarden behelzen;

d) technische bijlage met eventuele plannen, technische specificaties en het voorlopige tijdschema voor de uitvoering van de opdracht;

e) een prijsborderel (in te vullen door de inschrijver);

f) een inschrijvingsformulier;

g) een opdrachtformulier;

h) formulieren voor een door een bank of soortgelijke instelling verstrekte garantie, voor:

i) de inschrijving;

ii)  ►C1  de betaling van voorfinancieringen, en ◄

iii) goede uitvoering.

4.  Het aanbestedingsdossier voor opdrachten voor werken bevat de volgende documenten:

a) instructies voor de inschrijvers, waarin onder meer moet zijn bepaald:

i) de criteria voor de selectie en de gunning van de opdracht;

ii) de eventuele toelating van varianten;

iii) de munteenheid van de offerte;

b) algemene voorwaarden voor opdrachten voor werken;

c) bijzondere voorwaarden die nadere uitwerking, aanvulling of afwijking van de algemene voorwaarden behelzen;

d) technische bijlagen met de plannen, de technische specificaties en het voorlopige tijdschema voor de uitvoering van de opdracht;

e) een prijsborderel (in te vullen door de inschrijver) met bijzonderheden;

f) een inschrijvingsformulier;

g) een opdrachtformulier;

h) formulieren voor een door een bank of soortgelijke instelling verstrekte garantie, voor:

i) de inschrijving;

ii) de betaling van voorfinancieringen; en

iii) goede uitvoering.

5.  Wanneer zij elkaar tegenspreken hebben de in lid 2, onder d), lid 3, onder c) en lid 4, onder c), bedoelde bijzondere voorwaarden voorrang op de algemene voorwaarden.

Artikel 250

Garanties

(Artikelen 102 en 167 van het Financieel Reglement)

1.  In afwijking van artikel 150 luiden voorafgaande garanties in euro of in de munteenheid van de overeenkomst die zij dekken.

2.  De aanbestedende dienst kan een inschrijvingsgarantie in de zin van dit hoofdstuk eisen die 1 tot 2 % van de totale waarde van de opdracht vertegenwoordigt bij opdrachten voor leveringen en werken; deze garantie voldoet aan de bepalingen van artikel 150. Zij wordt vrijgegeven bij de gunning van de opdracht. Zij wordt in beslag genomen wanneer de ingediende offerte na de vastgestelde uiterste datum wordt ingetrokken.

▼M2

3.  Bij een voorfinanciering van meer dan 150 000 EUR wordt een garantie verlangd. Wanneer de contractant een overheidsinstantie is, mag de bevoegde ordonnateur van deze verplichting afzien, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat.

De garantie wordt vrijgegeven wanneer de voorfinanciering wordt afgetrokken van de tussentijdse betalingen of saldobetalingen aan de contractant volgens de voorwaarden van de overeenkomst.

4.  De aanbestedende dienst mag een uitvoeringsgarantie verlangen voor een bedrag dat in het aanbestedingsdossier wordt vastgesteld en dat overeenkomt met 5 tot 10 % van de totale waarde van de opdracht. Deze garantie wordt bepaald op grond van objectieve criteria, zoals het type en de waarde van de opdracht.

Een uitvoeringsgarantie is echter verplicht indien de volgende drempelwaarden overschreden zijn:

i) 345 000 EUR voor opdrachten voor werken;

ii) 150 000 EUR voor opdrachten voor leveringen.

Deze garantie vervalt ten vroegste bij de definitieve oplevering van de goederen en werken. Wanneer de overeenkomst slecht is uitgevoerd, wordt de garantie volledig in beslag genomen.

▼B

Artikel 251

Proceduretermijnen

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  De aanbestedende dienst moet de offertes ontvangen op het adres en uiterlijk op de dag en het tijdstip die in die uitnodiging tot inschrijving zijn vermeld. De termijnen voor de indiening van de offertes en deelnemingsverzoeken worden door de aanbestedende instanties vastgesteld en zijn lang genoeg opdat de belangstellenden over een redelijke en passende tijd beschikken om hun offerte voor te bereiden en in te dienen.

De minimumtermijn tussen de datum van verzending van de uitnodigingsbrief en de uiterste datum voor de ontvangst van offertes voor dienstenopdrachten bedraagt vijftig dagen. In dringende gevallen kan, met voorafgaande toestemming van de Commissie, een andere termijn worden vastgesteld.

2.  De inschrijvers kunnen schriftelijk vragen stellen tot eenentwintig dagen voor de datum waarop de offertes moeten worden ingediend. De aanbestedende dienst beantwoordt de vragen van de inschrijvers uiterlijk elf dagen voor de datum waarop de offertes moeten worden ingediend.

3.  Bij internationale niet-openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de indiening van de deelnemingsverzoeken dertig dagen vanaf de publicatie van het aanbestedingsbericht. De minimumtermijn tussen de verzending van de uitnodigingsbrief en de uiterste datum voor de ontvangst van de offertes bedraagt vijftig dagen. In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan, met voorafgaande toestemming van de Commissie, een andere termijn worden vastgesteld.

4.  Bij internationale openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de offertes, te rekenen vanaf de datum van verzending van de publicatie van het aanbestedingsbericht, respectievelijk:

a) negentig dagen voor opdrachten voor werken;

b) zestig dagen voor opdrachten voor levering.

In bepaalde uitzonderlijke gevallen, met voorafgaande toestemming van de Commissie, een andere termijn worden vastgesteld.

5.  Bij plaatselijke openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de offertes, te rekenen vanaf de bekendmaking van het aanbestedingsbericht, respectievelijk:

a) zestig dagen voor opdrachten voor werken;

b) dertig dagen voor leveringsopdrachten.

In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan, met voorafgaande toestemming van de Commissie,een andere termijn worden vastgesteld.

6.  Voor de in artikel 241, lid 1, onder b), artikel 243, lid 1, onder c), en artikel 245, lid 1, onder c), bedoelde concurrentiële onderhandelingsprocedures wordt aan de geselecteerde gegadigden voor de indiening van hun offertes een minimale termijn toegekend van dertig dagen, te rekenen vanaf de verzending van de uitnodigingsbrief.

7.  De geldigheidsduur van de offertes voor opdrachten voor diensten wordt vastgesteld op negentig dagen te rekenen vanaf de uiterste datum voor de indiening van de offertes. In uitzonderlijke gevallen kan de aanbestedende dienst de inschrijver vóór het verstrijken van de geldigheidsduur vragen deze periode met een bepaald aantal, maar niet meer dan veertig dagen te verlengen. De inschrijver wiens offerte wordt geselecteerd, moet bovendien de geldigheid van zijn inschrijving handhaven gedurende zestig dagen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de gunning van de opdracht.

8.  De geldigheidsduur van offertes voor opdrachten voor levering wordt vastgesteld op negentig dagen te rekenen vanaf de uiterste datum voor de indiening van de offertes. In uitzonderlijke gevallen kan de aanbestedende dienst de inschrijver vóór het verstrijken van de geldigheidsduur vragen deze periode met een bepaald aantal, maar niet meer dan veertig dagen te verlengen. De inschrijver wiens offerte wordt geselecteerd, moet bovendien de geldigheid van zijn inschrijving handhaven gedurende zestig dagen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de gunning van de opdracht.

9.  De geldigheidsperiode van offertes voor opdrachten voor werken wordt vastgesteld op negentig dagen te rekenen vanaf de uiterste datum voor de indiening van de offertes. In uitzonderlijke gevallen kan de aanbestedende dienst de inschrijver vóór het verstrijken van de geldigheidsduur vragen deze periode met een bepaald aantal, maar niet meer dan veertig dagen te verlengen. De inschrijver wiens offerte wordt geselecteerd, moet bovendien de geldigheid van zijn inschrijving handhaven gedurende zestig dagen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de gunning van de opdracht.

10.  De in de leden 1 tot en met 9 genoemde termijnen worden vastgesteld in kalenderdagen.

Artikel 252

Evaluatiecomité

(Artikel 167 van het Financieel Reglement)

1.  Alle deelnemingsverzoeken en offertes waarvan is vastgesteld dat zij aan de eisen voldoen, worden door een evaluatiecomité geëvalueerd en gerangschikt op basis van vooraf bekendgemaakte uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria. Dit comité bestaat uit een oneven aantal leden, ten minste drie, die beschikken over alle nodige technische en administratieve deskundigheid om een geldig oordeel over de offertes te kunnen uitspreken.

2.  Indien de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet zij systematisch op de hoogte worden gehouden. Zij wordt telkens als waarnemer uitgenodigd bij de opening en de analyse van de offertes en ontvangt een kopie van iedere offerte. De aanbestedende dienst zendt de Commissie ter goedkeuring het resultaat van het onderzoek van de offertes toe, alsmede een voorstel tot gunning van de opdracht. Zodra de Commissie haar goedkeuring heeft verleend, ondertekent de aanbestedende dienst de contracten en stelt hij de Commissie hiervan in kennis.

3.  Offertes die niet alle in de inschrijvingsdocumenten vermelde essentiële elementen bevatten of die niet aan de daarin gestelde specifieke eisen voldoen, worden uitgesloten.

▼M2

Het evaluatiecomité of de aanbestedende dienst mag de gegadigden of de inschrijvers echter met inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling verzoeken, de ingediende bewijsstukken met betrekking tot de uitsluitings- en de selectiecriteria aan te vullen of toe te lichten binnen de termijn die het comité of de dienst vaststelt.

▼B

4.  Bij abnormaal lage offertes zoals bedoeld in artikel 139, vraagt het comité om de nodige toelichting over de samenstelling van de offerte.



HOOFDSTUK 4

TOEKENNING VAN SUBSIDIES

Artikel 253

Volledige financiering

(Artikel 169 van het Financieel Reglement)

1.  In afwijking van de verplichting tot medefinanciering bij subsidies zoals bedoeld in artikel 109 van het Financieel Reglement, kan, voorzover het basisbesluit dit niet verbiedt, volledige financiering van een actie worden toegestaan in de volgende gevallen:

a) humanitaire hulp, met inbegrip van bijstand aan vluchtelingen en ontheemden, wederopbouw en ontmijning;

b) steun in crisissituaties in de zin van artikel 168, lid 2;

c) acties ter bescherming van de gezondheid of de fundamentele rechten van de bevolking;

d) acties ten gevolge van de tenuitvoerlegging van financieringsovereenkomsten met derde landen of acties in samenwerking met internationale organisaties, zoals bedoeld in artikel 43;

▼M3

e) wanneer het in het belang van de Gemeenschap is om als enige donor van een actie op te treden, en met name om de zichtbaarheid van een communautaire actie te waarborgen.

▼B

2.  De in lid 1 bedoelde afwijkingen van de verplichting tot medefinanciering worden verantwoord in het kader van de gunningsbesluiten voor de betrokken acties.

De ordonnateur moet kunnen aantonen dat de volledige financiering onontbeerlijk is voor de verwezenlijking is van de betrokken actie.

▼M3

Wanneer echter lid 1, onder e), van toepassing is, wordt de afwijking verantwoord in het financieringsbesluit van de Commissie.

▼B



HOOFDSTUK 5

BEHEER VAN GELDEN TER GOEDE REKENING EN INVENTARISSEN

Artikel 254

Instelling van beheer van gelden ter goede rekening

(Artikel 63 van het Financieel Reglement)

Overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement kan of kunnen voor de betaling van bepaalde soorten uitgaven bij elke plaatselijke entiteit buiten de Gemeenschap een of meer gevallen van beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld. Plaatselijke entiteiten zijn met name delegaties, bureaus of bijkantoren van de Gemeenschap in derde landen.

Het besluit houdende instelling van beheer van gelden ter goede rekening bepaalt de werkingsvoorwaarden op basis van de specifieke behoeften van elke plaatselijke entiteit, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 67.

Artikel 255

Personen die over rekeningen mogen beschikken

►C1  (Artikel 62 van het Financieel Reglement) ◄

Elke Instelling stelt de voorwaarden vast waaronder het de personeelsleden die door haar zijn aangewezen en gemachtigd om over de rekeningen te beschikken die bij de in artikel 254 bedoelde plaatselijke entiteiten worden geopend, wordt toegestaan de namen en de specimens van de handtekeningen aan de financiële instellingen ter plaatse mede te delen.

Artikel 256

Inventaris en bekendmaking van verkopen

(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

1.  Vaste inventarissen van roerende goederen die deel uitmaken van het vermogen van de Gemeenschappen worden, wat de delegaties betreft, ter plaatse bijgehouden. Zij worden op de door elke Instelling vastgestelde wijze regelmatig aan de centrale diensten medegedeeld.

Roerende goederen die zich op doorvoer naar de delegaties bevinden, worden, in afwachting van opname in de vaste inventaris, in een voorlopige lijst geregistreerd.

2.  Verkopen van roerende goederen van de delegaties worden volgens de plaatselijke gebruiken bekendgemaakt.



TITEL IV

(TITEL V VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

EUROPESE BUREAUS

Artikel 257

Toepassingsgebied

(Artikel 171 van het Financieel Reglement)

De in artikel 171 van het Financieel Reglement bedoelde bureaus zijn:

a) het Bureau voor officiële publicaties,

b) het Bureau voor fraudebestrijding,

▼M2

c) Het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen en de Europese Bestuursschool, die administratief is gekoppeld aan dit bureau.

▼B

d) het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten,

e) het Bureau voor infrastructuur en logistiek in Brussel en het Bureau voor infrastructuur en logistiek in Luxemburg.

Een of meer Instellingen kan of kunnen extra bureaus oprichten voorzover dit door een kosten-batenanalyse kan worden gerechtvaardigd en de zichbaarheid van het optreden van de Gemeenschap wordt gewaarborgd.

▼M3

Artikel 258

Delegatie van bevoegdheden van de instellingen aan interinstitutionele Europese bureaus

(Artikelen 171 en 174 bis van het Financieel Reglement)

Elke instelling is verantwoordelijk voor de vastleggingen in de begroting. De instellingen kunnen aan de directeur van het betrokken interinstitutionele Europese bureau de bevoegdheid delegeren inzake alle daaropvolgende handelingen, in het bijzonder het aangaan van juridische verbintenissen, het valideren van uitgaven, het goedkeuren van betalingen en het innen van ontvangsten, en stellen de grenzen en voorwaarden van deze delegatie van bevoegdheden vast.

▼M3

Artikel 258 bis

Specifieke regels voor het Bureau voor officiële publicaties

(Artikelen 171 en 174 bis van het Financieel Reglement)

Elke instelling beslist ten aanzien van het Bureau voor officiële publicaties (OPOCE) over het te voeren publicatiebeleid.

Overeenkomstig artikel 18 van het Financieel Reglement worden de netto-opbrengsten van de verkoop van publicaties door de instelling die er de auteur van is, als bestemmingsontvangsten gebruikt.

▼B

Artikel 259

Delegatie van bepaalde functies door de rekenplichtige

(Artikel 172 van het Financieel Reglement)

De rekenplichtige van de Commissie kan op voorstel van het directiecomité van een bureau sommige van zijn functies betreffende de inning van de ontvangsten en de rechtstreeks door het bureau verrichte uitgaven aan een personeelslid van dat bureau delegeren.

Artikel 260

Kas — Bankrekeningen

(Artikel 172 van het Financieel Reglement)

Voor de kasbehoeften van een interinstitutioneel bureau kunnen op voorstel van zijn directiecomité door de Commissie bank- of postrekeningen op naam van het bureau worden geopend.

▼M2 —————

▼B

Het jaarlijkse kassaldo wordt aan het einde van het begrotingsjaar afgestemd en vereffend tussen het bureau en de Commissie.

▼M3 —————

▼B



TITEL V

(TITEL VI VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

ADMINISTRATIEVE KREDIETEN

Artikel 262

Toepassingsgebied

(Artikel 177 van het Financieel Reglement)

De deze titel heeft betrekking op de administratieve kredieten in de zin van artikel 27.

▼M2

Vastleggingen voor administratieve kredieten die in alle titels voorkomen en die globaal worden beheerd, mogen globaal in de begrotingsboekhouding worden opgenomen volgens de in artikel 27 bedoelde samenvattende indeling naar aard.

De bijbehorende uitgaven worden op de begrotingsonderdelen van elke titel geboekt volgens dezelfde verdeling als voor kredieten.

▼B

Artikel 263

Onroerendgoedverrichtingen

(Artikel 179, lid 3, van het Financieel Reglement)

Vóór het sluiten van een contract zoals bedoeld in artikel 179, lid 3, van het Financieel Reglement dient elke Instelling bij de begrotingsautoriteit een mededeling in waarin zij alle relevante informatie verstrekt over het voorgenomen project, de kosten ten laste van de begroting van het lopende begrotingsjaar en volgende begrotingsjaren, de verantwoording van het project gelet op het beginsel van goed financieel beheer, alsmede de gevolgen voor de financiële vooruitzichten.

De betrokken Instelling deelt bij deze gelegenheid de begrotingsautoriteit de programmering van haar onroerendgoedprojecten mede.

Artikel 264

Huurwaarborgen

(Artikel 177 van het Financieel Reglement)

Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen verstrekt de Commissie huurwaarborgen in de vorm van een bankgarantie of een storting in euro op een geblokkeerde rekening ten name van de Commissie en de verhuurder.

▼M2

Wanneer het echter voor transacties in derde landen niet mogelijk is een van deze vormen van huurgaranties te gebruiken, mag de bevoegde ordonnateur andere vormen aanvaarden, mits deze vormen een gelijkwaardige bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen bieden.

▼B

Artikel 265

Voorschotten aan het personeel en aan leden van de Instellingen

(Artikel 177 van het Financieel Reglement)

Onder de in het Statuut genoemde voorwaarden kunnen voorschotten aan het personeel en aan de leden van de Instellingen worden betaald.



▼M3

TITEL VI

(DEEL II, TITEL VII, VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT)

DESKUNDIGEN

Artikel 265 bis

Externe deskundigen

(Artikel 179 bis van het Financieel Reglement)

1.  Wanneer de waarde minder bedraagt dan de in artikel 158, lid 1, onder a), vastgestelde drempelwaarden, kunnen volgens de in lid 2 van dit artikel neergelegde procedure externe deskundigen worden geselecteerd voor taken die met name de beoordeling van voorstellen en de technische bijstand inhouden.

2.  Een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt in het bijzonder geplaatst in het Publicatieblad van de Europese Unie of op de internetsite van de betrokken instelling, om er bij potentiële gegadigden zo ruim mogelijke bekendheid aan te geven en met het oog op het opstellen van een lijst van deskundigen.

De lijst die uit de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voortvloeit, is niet langer geldig dan de looptijd van een meerjarenprogramma.

Belangstellenden kunnen zich op elk tijdstip van de geldigheidsduur van de lijst aanmelden, behalve tijdens de laatste drie maanden.

3.  Externe deskundigen worden niet op de in lid 2 bedoelde lijst geplaatst wanneer zij in een van de in artikel 93 van het Financieel Reglement bedoelde uitsluitingssituaties verkeren.

4.  Externe deskundigen die voorkomen op de in lid 2 bedoelde lijst, worden geselecteerd op grond van hun geschiktheid om de in lid 1 bedoelde taken uit te voeren, met inachtneming van de beginselen van niet-discriminatie, gelijke behandeling en afwezigheid van belangenconflicten.

▼B



DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN



TITEL I

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 266

(Artikel 160 van het Financieel Reglement)

Overschrijving van kredieten voor onderzoek

Voor de in artikel 229, leden 2 tot en met 5, bedoelde eigen werkzaamheden en werkzaamheden onder contract op het gebied van onderzoek geldt voor de procedure voor de overschrijving van de kredieten van het begrotingsjaar 2003 het bepaalde in artikel 95, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement van 21 december 1977.

Artikel 267

Uitbetaling van de waarborgrekening

1.  Het creditsaldo van de waarborgrekening die ten name van elke rekenplichtige of ondergeschikt rekenplichtige in de algemene boekhouding is geopend en waarop de bijzondere vergoeding in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 is gecrediteerd, wordt bij besluit van de Instellingen aan de betrokkenen of hun rechthebbenden uitgekeerd, na verlening van kwijting voor de begrotingsjaren 2001 en 2002 en na advies van de rekenplichtige indien hij niet persoonlijk betrokken is.

2.  Het creditsaldo van de waarborgrekening die ten name van elke beheerder van gelden ter goede rekening in de algemene boekhouding is geopend en waarop de bijzondere vergoeding in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 is gecrediteerd, wordt aan de betrokkenen of hun rechthebbenden uitgekeerd met instemming en na controle van de rekenplichtige en de betrokken ordonnateur.

3.  De waarborgrekening wordt gecrediteerd voor een rente ter hoogte van het jaarlijkse gemiddelde van de maandelijkse rentepercentages die de Europese Centrale Bank toepast op haar basisherfinancieringsoperaties in euro zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, tot de datum van uitbetaling.

Artikel 268

Omrekening in euro van vastleggingen of schuldvorderingsramingen van vóór 1 januari 2003

(Artikel 16 van het Financieel Reglement)

De in artikel 161, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde vastleggingen en schuldvorderingsramingen die vóór 1 januari 2003 zijn verricht in een andere valuta dan de euro, worden uiterlijk op 30 juni 2003 in euro omgerekend tegen de in artikel 7 bedoelde koers, die op 1 januari 2003 geldt.

▼M3

Artikel 269

Gedecentraliseerd beheer van pretoetredingssteun

(Artikel 53 quater van het Financieel Reglement)

In het kader van de in Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad ( 23 ) en Verordening (EG) nr. 555/2000 van de Raad ( 24 ) bedoelde pretoetredingssteun hebben de in artikel 35 vastgestelde regels betreffende de controle geen gevolgen voor het gedecentraliseerde beheer dat reeds samen met de betrokken kandidaat-lidstaten ten uitvoer wordt gelegd.

▼B



TITEL II

SLOTBEPALINGEN

Artikel 270

In artikel 185 van het Financieel Reglement bedoelde organen

(Artikel 185 van het Financieel Reglement)

De in artikel 14, lid 2, artikel 46, lid 1, punt 3, onder d), en artikel 185 van het Financieel Reglement bedoelde verplichtingen gelden voor de organen die daadwerkelijk een subsidie uit de communautaire begroting ontvangen en die worden genoemd in een door de Commissie opgestelde lijst die aan het voorontwerp van begroting voor elk begrotingsjaar wordt toegevoegd.

Artikel 271

Aanpassing van drempelbedragen en bedragen

▼M3

1.  De in de artikelen 54, 67, 119, 126, 128, 129, 130, 135, 151, 152, 164, 172, 173, 175 ter, 180, 181, 182, 226, 241, 243, 245 en 250 bepaalde drempelwaarden en bedragen worden om de drie jaar aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de Gemeenschap.

▼M2

2.  De in artikel 157, onder b), en artikel 158, lid 1, bedoelde drempelwaarden voor de overheidsopdrachten worden om de twee jaar aangepast overeenkomstig artikel 78, lid 1, van Richtlijn 2004/18/EG.

▼B

3.  De Commissie stelt de nieuwe bedragen en drempelwaarden vast volgens de in de leden 1 en 2 genoemde vervaldagen en criteria, deelt deze aan de andere Instellingen mede en zorgt voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 272

Intrekking

Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. 3418/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 273

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

( 2 ) PB L 315 van 16.12.1993, blz. 1.

( 3 ) PB L 228 van 24.8.2001, blz. 8.

( 4 ) PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.

( 5 ) PB L 200 van 8.8.2000, blz. 35.

( 6 ) PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1.

( 7 ) PB L 199 van 9.8.1993, blz. 1.

( 8 ) PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54.

( 9 ) PB L 285 van 29.10.2001, blz. 1.

( 10 ) (SEC(1999) 1801).

( 11 ) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

( 12 ) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

( 13 ) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

( 14 ) PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1.

( 15 ) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

( 16 ) PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

( 17 ) PB L 351 van 29.12.1998, blz. 1.

( 18 ) PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77.

( 19 ) PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1.

( 20 ) PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

( 21 ) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

( 22 ) PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1.

( 23 ) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11.

( 24 ) PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3.