2002R2182 — NL — 01.01.2006 — 002.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 2182/2002 VAN DE COMMISSIE

van 6 december 2002

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad wat het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak betreft

(PB L 331, 7.12.2002, p.16)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 480/2004 VAN DE COMMISSIE van 15 maart 2004

  L 78

8

16.3.2004

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 1881/2005 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2005

  L 301

3

18.11.2005




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 2182/2002 VAN DE COMMISSIE

van 6 december 2002

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad wat het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak betreft



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak ( 1 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 546/2002 van de Raad ( 2 ), en met name op artikel 14 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 546/2002 is artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2075/92, dat betrekking heeft op de instelling van een Communautair Fonds voor tabak, gewijzigd. De wijzigingen betreffen de werkterreinen van het Fonds. Derhalve moeten terzake uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

(2)

Het is dienstig om enerzijds acties op het gebied van de bestrijding van tabaksverslaving en met name de verbetering van de kennis van het publiek over de schadelijke gevolgen van tabaksverbruik, te steunen, en anderzijds specifieke acties inzake omschakeling van de producenten van ruwe tabak, in synergie met het programma voor de opkoop van quota, alsmede onderzoek naar de mogelijkheden voor de omschakeling van producenten van ruwe tabak op andere teelten of activiteiten, te financieren.

(3)

Het is opportuun de financiële middelen op de juiste manier te spreiden over de twee belangrijkste doelstellingen van het Fonds, namelijk voorlichting en omschakeling. Wanneer echter zou blijken dat de voor een bepaalde doelstelling toegewezen middelen niet volledig worden besteed, zou de oorspronkelijke verdeling moeten worden herzien ten voordele van de andere doelstelling.

(4)

Het Fonds voor tabak ontvangt zijn middelen uit een inhouding op de aan de tabaksproducenten toegekende premies en derhalve is het gerechtvaardigd ernaar te streven dat alle overheidssteun uit de eigen communautaire middelen van het Fonds wordt gefinancierd.

(5)

Voor de voorlichtingsprogramma's moeten de voorstellen die in het kader van de vastgestelde procedures worden ingediend, worden beoordeeld aan de hand van criteria die een optimale keuze garanderen. Ook moet worden voorzien in de mogelijkheid projecten op initiatief en voor rekening van de Commissie uit te voeren. Hiertoe lijken, afhankelijk van het geval, oproepen tot het indienen van voorstellen of aanbestedingsprocedures de aangewezen methoden.

(6)

Er moeten criteria worden opgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald welke natuurlijke of rechtspersonen voorstellen mogen indienen in het kader van de voorlichtingsprogramma's.

(7)

Met het oog op een deugdelijk beheer van de voorlichtingsprogramma's is het dienstig dat de door de Commissie goedgekeurde projecten binnen een vastgestelde termijn worden uitgevoerd. Soms blijkt dat het moeilijk is de oorspronkelijke termijn in acht te nemen. Derhalve moet worden bepaald dat die termijn onder bepaalde voorwaarden mag worden verlengd.

(8)

Om van de in het kader van de voorlichtingsprogramma's gefinancierde projecten de beste te kunnen uitkiezen en om te garanderen dat de goedgekeurde projecten naar behoren worden uitgevoerd, moet worden bepaald dat de Commissie bij de selectie van de projecten wordt bijgestaan door een wetenschappelijk en technisch comité. Voor de beoordeling moet de Commissie de hulp van onafhankelijke deskundigen kunnen inroepen.

(9)

Om te garanderen dat alle in het kader van de voorlichtingsprogramma's gefinancierde projecten naar behoren worden uitgevoerd, moeten de voorwaarden voor de uitvoering van deze projecten nader worden omschreven in het met de Commissie gesloten contract. Wanneer de contractant een voorschot vraagt, moet hij ten gunste van de Commissie een zekerheid stellen overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten ( 3 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1932/1999 ( 4 ).

(10)

Wat de voorlichtingsprogramma's betreft moet worden voorkomen dat hetzelfde project ten onrechte ook op grond van andere maatregelen wordt gefinancierd, en moet worden bepaald dat de uitbetaalde bedragen in sommige gevallen, met name bij onregelmatigheden, worden teruggevorderd.

(11)

Wat de specifieke omschakelingsacties betreft moet worden vastgesteld welke individuele acties voor de omschakeling van de tabaksproducenten en welke acties van algemeen belang alsmede studies inzake de omschakelingsmogelijkheden voor de tabaksproducenten, voor steun uit het Fonds in aanmerking komen. Ook moet worden vastgesteld wie als begunstigde voor de verschillende soorten acties in aanmerking kan komen.

(12)

Om ervoor te zorgen dat de acties ter ondersteuning van de omschakeling doeltreffend zijn, moeten de steunintensiteit voor elk van de verschillende acties en het totale bedrag van de steun per producent voor het geheel van de acties, worden vastgesteld. Het niveau van de steun voor de individuele acties moet voldoende aantrekkelijk zijn om de tabaksproducenten ertoe aan te zetten van de omschakelingsmogelijkheid te profiteren, rekening houdend met het feit dat het om een belangrijke wijziging in de productiestructuur van het bedrijf gaat.

(13)

Het Fonds moet steun voor de omschakeling van de producenten op het hele grondgebied van de Gemeenschap garanderen en in synergie met het programma voor de opkoop van quota handelen. Daarom moeten de middelen van het Fonds over de producerende lidstaten worden verdeeld. Om rekening te houden met de feitelijke situatie in de verschillende landen wat betreft het verlaten van de tabaksproductie, zou ook moeten worden voorzien in een tweede verdeling van de middelen waarbij wordt uitgegaan van de steunaanvragen die zijn ontvangen.

(14)

Om de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen ten behoeve van de omschakeling van de tabaksproducenten binnen een kader te plaatsen, moet door de producerende lidstaten een programma worden opgesteld. Derhalve moet de inhoud van deze programma's worden vastgesteld, met name wat de prioriteiten en de selectiecriteria van de projecten betreft, en moet worden bepaald dat de lidstaten verplicht zijn de Commissie te informeren over de monitoring die zij hebben uitgevoerd om het verloop van de programma's van jaar tot jaar te volgen.

(15)

Elk risico van dubbele financiering van een zelfde project door het Fonds voor tabak en via andere steunregelingen moet worden vermeden. Verder moet het voor tabaksproducenten aantrekkelijker worden gemaakt om met de tabaksteelt te stoppen. Er moet worden vastgesteld welke voorwaarden gelden om te bepalen of een aanvraag om steun uit het Fonds voor tabak kan worden goedgekeurd; tevens moet worden voorzien in de mogelijkheid om dat project voor te stellen voor steun in het kader van een andere regeling als de financiële middelen van het Fonds voor tabak zijn uitgeput. Ook moet worden bepaald welke controles moeten worden verricht en welke sancties er bestaan.

(16)

Om de lidstaten voldoende tijd te geven voor het opstellen van de financieringsplannen voor de omschakelingsacties voor 2003 moeten voor dat jaar de datum van de mededeling van deze financieringsplannen aan de Commissie en dus ook de datum van de definitieve verdeling van de middelen tussen de lidstaten, worden verschoven.

(17)

Verordening (EEG) nr. 1648/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad wat het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak betreft ( 5 ) moet derhalve worden ingetrokken en worden vervangen. Zij moet echter van toepassing blijven op de projecten die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn goedgekeurd.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor tabak,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

ALGEMEEN

Artikel 1

Bij deze verordening worden de bepalingen vastgesteld inzake de financiering door het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak, hierna „het Fonds” genoemd, van de acties op de twee gebieden als bedoeld in artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 in de vorm van voorlichtingsprogramma's en van omschakelingsacties.

Artikel 2

Naar elk van de in lid 1 bedoelde soorten acties gaat in principe maximaal 50 % van de middelen van het Fonds.

Wanneer er echter sprake is van onderbesteding van de beschikbare middelen voor een van beide gebieden, wijst de Commissie bedragen opnieuw toe voor het andere gebied, op voorwaarde dat er daarvoor nog in aanmerking komende projecten zijn.



HOOFDSTUK II

VOORLICHTINGSPROGRAMMA'S

Artikel 3

1.  De door het Fonds gefinancierde voorlichtingsprogramma's zijn bedoeld om de kennis van het publiek over de schadelijke gevolgen van alle vormen van tabaksverbruik te verbeteren.

2.  De programma's bestaan uit projecten op het gebied van voorlichting en onderwijs, van het verzamelen van gegevens en van het uitvoeren van studies. De projecten betreffen in het bijzonder:

a) de bijdrage tot de bewustmaking van het publiek ten aanzien van de schadelijke gevolgen van tabaksverbruik, met inbegrip van die van passief roken;

b) de verbetering van de relevantie van de boodschap en van de doeltreffendheid van de methoden die worden gebruikt voor de communicatie via woord en beeld over de schadelijke gevolgen van tabaksverbruik;

c) preventie van tabaksverslaving en stoppen met roken;

d) verspreiding van de op de onder a), b) en c), bedoelde gebieden verkregen resultaten onder de nationale autoriteiten en de betrokken sectoren.

Artikel 4

1.  Het Fonds wordt, wat de voorlichtingsprogramma's betreft, beheerd door de Commissie, bijgestaan door een Wetenschappelijk en Technisch Comité.

2.  Het Wetenschappelijk en Technisch Comité bestaat uit negen door de Commissie benoemde leden. De Commissie levert de voorzitter van het comité. De Commissie ziet toe op de onafhankelijkheid van de leden van het comité voor de projecten die aan hen worden voorgelegd.

Artikel 5

Projectvoorstellen moeten worden ingediend op basis van, naar gelang van het geval, oproepen tot het indienen van voorstellen dan wel aanbestedingsprocedures, die worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, volgens de terzake geldende bepalingen en binnen de in de betrokken bekendmaking gestelde termijn.

Artikel 6

1.  Een project kan worden ingediend door iedere in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die:

a) bekendstaat om zijn vakbekwaamheid op het betrokken gebied en op dit gebied ten minste vijf jaar beroepservaring heeft;

b) zich ertoe verbindt zelf ten minste 25 % van de voor het project benodigde totale financiële middelen in te brengen. Projecten die op initiatief en voor rekening van de Commissie worden uitgevoerd, worden echter voor de volle 100 % uit het Fonds gefinancierd;

c) zich ertoe verbindt het voorgestelde programma binnen de vastgestelde termijn uit te voeren;

d) aanvaardt op gezette tijden voortgangsrapporten in te dienen;

e) aanvaardt aan de Commissie inzage te geven van zijn boekhouding en andere bewijsstukken in verband met de uitgaven;

f) de in de artikelen 9, 10 en 11 vermelde voorwaarden aanvaardt.

2.  De projecten mogen over een periode van een jaar worden uitgevoerd, met mogelijkheid van verlenging, maar moeten binnen vijf jaar na de ondertekening van het contract beëindigd zijn.

De uitvoeringstermijn kan echter worden verlengd wanneer de belanghebbende daartoe bij de Commissie een verzoek indient waarin hij aantoont dat hij door buitengewone omstandigheden buiten zijn wil niet in staat was de oorspronkelijke termijn in acht te nemen.

Artikel 7

1.  De projecten die naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen worden ingediend, worden ter beoordeling voorgelegd aan een door de Commissie gekozen groep onafhankelijke deskundigen. Bij deze beoordeling van de projecten wordt rekening gehouden met de volgende punten:

a) de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door samenwerkingsverbanden van in verschillende lidstaten gevestigde natuurlijke of rechtspersonen;

b) de projecten moeten, met name wat de voorlichtingscampagnes voor een breed publiek betreft, terdege rekening houden met de culturele en taalkundige situatie in de lidstaten, en moeten zijn afgestemd op de risicogroepen;

c) de projecten moeten methodologisch verantwoord en in wetenschappelijk opzicht degelijk onderbouwd zijn. Zij moeten innoverend zijn alsmede rekening houden met het werk dat is verricht en de ervaring die is opgedaan in het kader van lopende of voorbije nationale of communautaire programma's, teneinde doublures bij de toewijzing van communautaire middelen te voorkomen;

d) de projecten moeten, naar gelang van het geval, objectief en doeltreffend bijdragen aan de verbetering van de kennis van het publiek inzake de voor de gezondheid schadelijke gevolgen van het gebruik van tabak en aan de verzameling en de analyse van relevante epidemiologische gegevens, dan wel de snelle uitvoering van concrete preventieve acties mogelijk maken;

e) de contractsluitende partijen moeten erop toezien dat de resultaten van hun projecten via erkende wetenschappelijke publicaties worden verspreid en/of tijdens internationale congressen worden gepresenteerd;

f) de voorkeur wordt gegeven aan projecten die het hele grondgebied van de Gemeenschap bestrijken en die zijn ingediend door erkende volksgezondheidsorganisaties en/of die uitdrukkelijk worden gesteund door de nationale of regionale volksgezondheidsautoriteiten.

2.  Op basis van deze evaluatie legt de Commissie aan het in artikel 4 bedoelde Wetenschappelijk en Technisch Comité een lijst van voor financiering in aanmerking komende projecten voor. Het comité brengt advies uit over deze lijst.

3.  Bij aanbestedingsprocedures worden ook de projecten die op initiatief en voor rekening van de Commissie worden uitgevoerd en die voor financiering in aanmerking moeten worden genomen, door de Commissie aan het in artikel 4 bedoelde Wetenschappelijk en Technisch Comité voorgelegd. Het comité brengt advies uit over deze projecten.

4.  Overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Besluit 646/96/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) informeert de Commissie het in artikel 5 van dat besluit bedoelde comité over de voor financiering in aanmerking te nemen projecten vergezeld van het advies van het in artikel 4 van deze verordening bedoelde Wetenschappelijk en Technisch Comité.

Artikel 8

1.  De Commissie selecteert de projecten, rekening houdend met de in artikel 7, leden 2 en 3, bedoelde adviezen, en neemt een besluit over financiering ervan door het Fonds. Zij kan besluiten aan geen enkel project gevolg te geven.

2.  Voor de projecten die voor financiering door het Fonds in aanmerking worden genomen, wordt met de Commissie een contract gesloten. De lijst van gefinancierde projecten wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

3.  De Commissie volgt de uitvoering van de projecten die uit het Fonds worden gefinancierd. Zij houdt het Comité van beheer voor tabak regelmatig op de hoogte van de gesloten contracten en van de stand van de werkzaamheden.

Artikel 9

1.  De contracten worden opgesteld op basis van het speciale modelcontract dat door de Commissie is opgesteld, waarbij in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de verschillende betrokken activiteiten. In deze contracten wordt met name het volgende bepaald:

a) de mogelijkheid dat het Fonds binnen twee maanden na ondertekening van het contract een voorschot betaalt;

b) de aard van de documenten die in het kader van het project moeten worden geleverd om in aanmerking te komen voor verdere betalingen die, naarmate de werkzaamheden vorderen, worden gedaan op basis van facturen en deugdelijke bewijsstukken;

c) de termijn voor de indiening van de saldoaanvraag, na voltooiing van de in het contract vastgestelde acties, en de aard van de te leveren documenten waarvan deze aanvraag vergezeld moet gaan en die minstens omvatten: een overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden, de nodige bewijsstukken, de evaluatie van de behaalde resultaten en van het gebruik dat ervan kan worden gemaakt;

d) een maximumtermijn van 60 dagen voor de betalingen van het Fonds, te rekenen vanaf de dag van goedkeuring door de Commissie van de in het kader van het project te leveren documenten, waarbij de Commissie deze termijn kan verlengen om aanvullende controles uit te voeren.

2.  Er kan slechts een voorschot uit het Fonds worden betaald nadat de contractant overeenkomstig het bepaalde in titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie ten gunste van de Commissie een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan 110 % van dit voorschot. Overheidsinstellingen kunnen echter van deze verplichting worden ontheven.

3.  De zekerheid wordt pas vrijgegeven nadat het saldo van de bijdrage voor de betrokken werkzaamheden is betaald.

4.  Wanneer blijkt dat het voorschot hoger was dan het bedrag waarvoor bewijsstukken zijn ingediend, wordt, totdat het ten onrechte uitbetaalde bedrag is ingevorderd, een deel van de zekerheid verbeurd, namelijk een bedrag dat gelijk is aan het ten onrechte uitgekeerde bedrag.

Artikel 10

Uit de middelen van het Fonds gefinancierde projecten komen niet voor andere financiële bijdragen van de Gemeenschap in aanmerking.

Artikel 11

1.  Wanneer een bedrag voor de financiering van een project ten onrechte blijkt te zijn betaald, vordert de Commissie het betrokken bedrag terug, vermeerderd met een rente die loopt vanaf de dag waarop het bedrag is uitgekeerd tot de dag waarop het daadwerkelijk wordt terugbetaald.

De toe te passen rentevoet is de door de Europese Centrale Bank voor zijn verrichtingen in euro toegepaste rentevoet, die de eerste werkdag van elke maand in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt bekendgemaakt.

2.  De terugbetaalde bedragen en de rente worden overgemaakt aan de Commissie, en worden in mindering gebracht op de uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw te financieren uitgaven voor de tabakssector.



HOOFDSTUK III

OMSCHAKELINGSACTIES

Artikel 12

De door het Fonds gefinancierde omschakelingsacties bestaan uit specifieke individuele acties en acties van algemeen belang op het gebied van de omschakeling van de tabaksproducenten op andere teelten of andere werkscheppende economische activiteiten alsmede uit studies betreffende de mogelijkheden voor omschakeling van producenten van ruwe tabak op andere teelten of activiteiten.

Artikel 13

De individuele acties voor de omschakeling van de tabaksproducenten betreffen het volgende:

a) omschakeling op andere teelten en verbetering van de kwaliteit van de andere landbouwproducten dan tabak, alsmede stimulering van de diversifiëring van de activiteiten op het bedrijf;

b) opleiding ten behoeve van de producenten in verband met de heroriëntatie van de landbouwproductie buiten de productie van tabak;

c) totstandbrenging van structuren voor de afzet van andere kwaliteitsproducten dan tabak, alsmede van diensten voor de economie en de bevolking op het platteland, diversifiëring van de landbouwactiviteiten of aanverwante activiteiten met het oog op de ontwikkeling van talrijke activiteiten die voor nieuwe werkgelegenheid en voor nieuwe bronnen van inkomsten zorgen, en met name stimulering van de toeristische en de ambachtelijke activiteiten.

Artikel 14

De acties van algemeen belang en de studies inzake de omschakelingsmogelijkheden voor de tabaksproducenten betreffen het volgende:

a) studies die zijn bedoeld om de kansen voor omschakeling van de tabaksproducenten op andere teelten of activiteiten te verruimen;

b) maatregelen voor begeleiding en advisering van de producenten die besluiten de tabaksproductie te verlaten;

c) innovatieve experimenten met een demonstratief karakter.

Deze acties kunnen gepaard gaan met maatregelen voor de verspreiding en de promotie van de resultaten.

Artikel 15

▼M2

1.  Begunstigden van de in artikel 13 bedoelde acties zijn de producenten van ruwe tabak die houder zijn van een productiequotum voor tabak voor de oogst 2005 overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 2848/98, gevestigd in een regio waar titel IV, hoofdstuk 10 quater, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad ( 7 ) wordt toegepast, en zich er uiterlijk op 15 februari 2006 toe verbinden om met ingang van de oogst 2006 afstand te doen van het recht op de in het genoemde hoofdstuk bedoelde productiesteun voor ruwe tabak.

De lidstaten delen de Commissie per soortengroep mee hoeveel producenten een dergelijke verbintenis hebben ingediend, en wat de omvang van hun quota is.

De mogelijkheid een aanvraag voor steun uit het Fonds in te dienen wordt beperkt tot het jaar 2006.

▼B

2.  De begunstigden van de in artikel 14 bedoelde acties zijn:

a) de overheidsinstanties van de productiegebieden;

b) de door de lidstaten aangewezen overheidsinstanties voor agronomisch onderzoek en/of voor plattelandseconomie.

Artikel 16

1.  De totale waarde van de ter uitvoering van dit hoofdstuk toegekende communautaire steun bedraagt maximaal:

 voor de in artikel 13, onder a) en c), bedoelde acties: 75 % van de voor steun in aanmerking komende uitgaven;

 voor de in artikel 13, onder b), en in artikel 14 bedoelde acties: 100 % van de voor steun in aanmerking komende uitgaven.

▼M2

2.  Het totale bedrag van de communautaire steun per producent voor alle in artikel 13 bedoelde acties bedraagt maximaal:

a) driemaal het bedrag van de premie in 2005 voor de hoeveelheden ruwe tabak van het quotum waarop de producent overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 2848/98 recht had voor de oogst 2005, tot en met 10 ton;

b) tweemaal het bedrag van de premie in 2005 voor de hoeveelheden ruwe tabak van het quotum waarop hij overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 2848/98 recht had voor de oogst 2005, boven 10 ton en tot en met 40 ton;

c) eenmaal het bedrag van de premie in 2005 voor de hoeveelheden ruwe tabak van het quotum waarop hij overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 2848/98 recht had voor de oogst 2005, boven 40 ton.

▼B

3.  De totale communautaire steun per producent voor alle in artikel 13 bedoelde acties mag niet meer bedragen dan 300 000 EUR. Voor de acties die geen betrekking hebben op de productie, de afzet en de verwerking van producten van bijlage I bij het Verdrag mag de totale communautaire steun per producent niet meer bedragen dan 100 000 EUR.

Artikel 17

1.  De bijdrage van de Gemeenschap komt overeen met de gehele overheidsbijdrage voor de in de artikelen 13 en 14 bedoelde acties.

▼M2

2.  Volgens de in artikel 23, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde procedure wordt vóór 15 februari 2006 een indicatieve verdeling over de lidstaten van de middelen uit het Fonds voor de in de artikelen 13 en 14 van de onderhavige verordening bedoelde acties vastgesteld op basis van de voor de oogst 2005 vastgestelde nationale garantiedrempel.

3.  Vóór 30 april 2006 stellen de lidstaten de financieringsplannen voor de acties met betrekking tot de steunaanvragen vast en delen zij deze plannen aan de Commissie mee.

4.  Als uit de in lid 3 bedoelde gegevens blijkt dat van de aan een of meer lidstaten toegewezen middelen een gedeelte niet zal worden besteed bij gebrek aan steunaanvragen, stelt de Commissie vóór 30 juni 2006 een definitieve verdeling van die middelen vast over de lidstaten die steunaanvragen hebben ontvangen voor een totaalbedrag dat hoger ligt dan hun overeenkomstig lid 2 vastgestelde budget. Deze definitieve verdeling is evenredig aan de ter uitvoering van lid 2 vastgestelde indicatieve verdeling.

▼B

Artikel 18

1.  De lidstaten stellen de programma's vast met betrekking tot de in de artikelen 13 en 14 bedoelde acties.

De programma's omvatten:

a) de gekwantificeerde beschrijving van de huidige situatie in de sector tabak en van de richtsnoeren voor de omschakelingsacties alsmede van de betrokken bedrijven en van de sociaal-economische context van de productiegebieden, met name wat de werkgelegenheid en het ontwikkelingspotentieel betreft;

b) een beschrijving van de voorgestelde strategie, de gekwantificeerde doelstellingen en de gekozen prioriteiten voor de omschakeling op het gebied van de tabaksproductie;

c) een overzicht van de verwachte gevolgen op economisch en sociaal gebied en op milieugebied, met name wat de werkgelegenheid betreft;

d) een indicatief financieel overzicht;

e) een beschrijving van de nationale bepalingen die zijn gepland om de programma's ten uitvoer te leggen, en met name de regelingen inzake controle;

f) de omschrijving van de criteria voor de selectie van de projecten waarvoor een steunaanvraag is ingediend.

2.  De lidstaten stellen de nationale bepalingen vast die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de in lid 1 bedoelde programma's, met inbegrip van de procedure voor de goedkeuring van de projecten, en wijzen de autoriteiten aan die met de tenuitvoerlegging worden belast.

3.  De lidstaten dienen elk jaar vóór 31 maart een uitvoerig rapport bij de Commissie in dat gegevens bevat over het verloop van de programma's in de periode 1 januari-31 december van het vorige jaar.

Artikel 19

1.  De aanvrager van steun voor projecten in het kader van de artikelen 13 en 14 moet een verklaring ondertekenen waarin hij zich ertoe verbindt om voor één en hetzelfde project geen steunaanvraag in het kader van een andere steunregeling in te dienen. Hij wordt echter van die verplichting ontheven als het verzoek om financiering van zijn project in het kader van het Fonds definitief is afgewezen.

2.  Niet-inachtneming van de in lid 1 bedoelde verplichting leidt tot:

 het verlies van de rechten in het kader van het in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde programma voor het opkopen van quota, en

 het verlies van de steun voor de in de artikelen 13 en 14 van deze verordening bedoelde acties.

▼M2

3.  In geval van een andere opzettelijke onregelmatigheid dan niet nakoming van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde verplichting, betaalt de aanvrager van steun in het kader van de artikelen 13 en 14 een bedrag dat gelijk is aan het bedrag waarop de steunaanvraag betrekking heeft. Dit bedrag wordt in het credit van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) geboekt.

▼B

Artikel 20

1.  De lidstaten stellen, volgens door de Commissie nog vast te stellen gemeenschappelijke bepalingen, een geautomatiseerd gegevensbestand samen dat alle elementen bevat van de in het kader van dit hoofdstuk gefinancierde projecten. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld van de Commissie.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de ter uitvoering van lid 1 verzamelde gegevens toegankelijk zijn voor de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van de andere communautaire of nationale programma's voor structurele bijstand.

3.  De lidstaten treffen de nodige maatregelen om een doeltreffende controle op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk, met name via een administratieve controle en een controle ter plaatse, te garanderen. Deze maatregelen zorgen er met name voor dat de ter uitvoering van dit hoofdstuk gefinancierde projecten geen steun in het kader van een andere steunregeling hebben gekregen.

4.  De in lid 3 bedoelde controles betreffen alle uit het Fonds gefinancierde activiteiten.

Artikel 21

De lidstaten delen de maatregelen die zij ter uitvoering van de artikelen 18, 19 en 20 vaststellen, onverwijld mee aan de Commissie.

Artikel 22

▼M2

1.  De projecten worden binnen twee jaar na de datum waarop de lidstaat aan de begunstigde heeft meegedeeld dat het project is goedgekeurd, uitgevoerd. De lidstaten kunnen deze termijn evenwel verlengen tot 30 maanden.

▼B

2.  De steun wordt betaald nadat de controle op de uitvoering van het betrokken project is uitgevoerd en uiterlijk binnen drie jaar na de datum waarop de lidstaat aan de begunstigde heeft meegedeeld dat het project is goedgekeurd.

3.  In afwijking van lid 2, kunnen de lidstaten bepalen dat de steun bij wijze van voorschot wordt betaald op voorwaarde dat:

a) de uitvoering van het project van start is gegaan;

b) de begunstigde een garantie heeft gesteld waarvan het bedrag gelijk is aan 120 % van het voorschot. Overheidsinstellingen kunnen hiervan worden vrijgesteld.

In het kader van de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 2220/85 geldt de verplichting dat het betrokken project binnen de in lid 1 vastgestelde termijn moet worden uitgevoerd.

Artikel 23

De lidstaten doen uiterlijk in de laatste staat van de uitgaven van dit begrotingsjaar opgave van de uitgaven voor de omschakelingsacties die in het lopende begrotingsjaar daadwerkelijk zijn gedaan, als gespecificeerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie ( 8 ).

Artikel 24

Voor elke lidstaat worden de voor een begrotingsjaar gedeclareerde werkelijke uitgaven slechts gefinancierd tot de overeenkomstig artikel 23 aan de Commissie meegedeelde bedragen, voorzover deze de financiële toewijzing aan de lidstaat als bedoeld in artikel 17 niet overschrijden.

Artikel 25

De lidstaten bewaren de krachtens dit hoofdstuk geregistreerde gegevens gedurende ten minste tien jaar na dat van de registratie ervan.



HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

De uiterste datum voor het meedelen van de financieringsplannen voor de acties met betrekking tot steunaanvragen die zijn ingediend in het kader van het opkoopprogramma voor de oogst 2002 wordt, in afwijking van artikel 17, lid 3, verschoven van 31 maart 2003 naar 31 mei 2003, en de in lid 4 van datzelfde artikel genoemde datum wordt derhalve verschoven van 31 mei 2003 naar 30 juni 2003.

▼M1

De uiterste datum voor het meedelen van de financieringsplannen voor de acties met betrekking tot steunaanvragen die zijn ingediend in het kader van het opkoopprogramma voor de oogst 2003, wordt, in afwijking van artikel 17, lid 3, verschoven van 31 maart 2004 naar 31 mei 2004, en de in lid 4 van datzelfde artikel genoemde datum wordt derhalve verschoven van 31 mei 2004 naar 30 juni 2004.

▼B

Artikel 27

Het bedrag van de door de lidstaten aan de telers uit te keren premie en de aan de bedrijven van eerste bewerking over te maken vergoeding, overeenkomstig respectievelijk artikel 18 en artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak ( 9 ), wordt verminderd met de in artikel 13, lid 1, van Verordening 2075/92 bedoelde inhouding.

De lidstaten declareren het aldus verlaagde bedrag als uitgave van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie.

Artikel 28

Verordening (EEG) nr. 1648/2000 wordt ingetrokken. Zij blijft echter van toepassing voor projecten die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn goedgekeurd.

Artikel 29

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70.

( 2 ) PB L 84 van 28.3.2002, blz. 4.

( 3 ) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

( 4 ) PB L 240 van 10.9.1999, blz. 11.

( 5 ) PB L 189 van 27.7.2000, blz. 9.

( 6 ) PB L 95 van 16.4.1996, blz. 9.

( 7 ) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

( 8 ) PB L 39 van 17.2.1996, blz. 5.

( 9 ) PB L 358 van 31.12.1998, blz. 17.