2002R1605 — NL — 01.01.2007 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG, Euratom) Nr. 1605/2002 VAN DE RAAD

van 25 juni 2002

houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

(PB L 248, 16.9.2002, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1995/2006 VAN DE RAAD van 13 december 2006

  L 390

1

30.12.2006


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 025, 30.1.2003, blz. 43  (1605/02)




▼B

VERORDENING (EG, Euratom) Nr. 1605/2002 VAN DE RAAD

van 25 juni 2002

houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen



INHOUD

DEEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED …

TITEL II

BEGROTINGSBEGINSELEN …

Hoofdstuk 1

Eenheidsbeginselen en begrotingswaarachtigheidsbeginsel

Hoofdstuk 2

Jaarperiodiciteitsbeginsel

Hoofdstuk 3

Evenwichtsbeginsel

Hoofdstuk 4

Rekeneenheidsbeginsel

Hoofdstuk 5

Universaliteitsbeginsel

Hoofdstuk 6

Specialiteitsbeginsel

Hoofdstuk 7

Beginsel van goed financieel beheer

Hoofdstuk 8

Transparantiebeginsel

TITEL III

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING …

Hoofdstuk 1

Opstelling van de begroting

Hoofdstuk 2

Structuur en inrichting van de begroting

TITEL IV

UITVOERING VAN DE BEGROTING …

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2

Wijze van uitvoering

Hoofdstuk 3

Financiële actoren

Afdeling 1

Beginsel van scheiding van functies …

Afdeling 2

Ordonnateur …

Afdeling 3

Rekenplichtige …

Afdeling 4

Beheerder van gelden ter goede rekening …

Hoofdstuk 4

Verantwoordelijkheid van de financiële actoren

Afdeling 1

Algemene regels …

Afdeling 2

Regels betreffende de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs …

Afdeling 3

Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening …

Hoofdstuk 5

Ontvangsten

Afdeling 1

Terbeschikkingstelling van de eigen middelen …

Afdeling 2

Raming van schuldvorderingen …

Afdeling 3

Vaststelling van schuldvorderingen …

Afdeling 4

Invorderingsopdracht …

Afdeling 5

Invordering …

Hoofdstuk 6

Uitgaven

Afdeling 1

Vastlegging …

Afdeling 2

Betaalbaarstelling …

Afdeling 3

Betalingsopdracht …

Afdeling 4

Betaling …

Afdeling 5

Termijnen voor de uitgavenverrichtingen …

Hoofdstuk 7

Computersystemen

Hoofdstuk 8

Intern controleur

TITEL V

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN …

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Afdeling 1

Toepassingsgebied en gunningsbeginselen …

Afdeling 2

Bekendmaking …

Afdeling 3

Procedures voor het plaatsen van opdrachten …

Afdeling 4

Zekerheden en controle …

Hoofdstuk 2

Bepalingen betreffende de door de communautaire instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten

TITEL VI

SUBSIDIES …

Hoofdstuk 1

Toepassingsgebied en vorm van subsidies

Hoofdstuk 2

Beginselen

Hoofdstuk 3

Toekenningsprocedure

Hoofdstuk 4

Betaling en controle

Hoofdstuk 5

Uitvoering

TITEL VII

REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING …

Hoofdstuk 1

Rekening en verantwoording

Hoofdstuk 2

Informatie over de uitvoering van de begroting

Hoofdstuk 3

Boekhouding

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen …

Afdeling 2

Algemene boekhouding …

Afdeling 3

Begrotingsboekhouding …

Hoofdstuk 4

Inventaris van de vaste activa

TITEL VIII

EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING …

Hoofdstuk 1

Externe controle

Hoofdstuk 2

Kwijting

DEEL II

BIJZONDERE BEPALINGEN

TITEL I

EUROPEES LANDBOUWGARANTIEFONDS …

TITEL II

TRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, EUROPEES VISSERIJFONDS EN EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING …

TITEL III

ONDERZOEK …

TITEL IV

EXTERNE MAATREGELEN …

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2

Uitvoering van de maatregelen

Hoofdstuk 3

Plaatsing van opdrachten

Hoofdstuk 4

Subsidies

Hoofdstuk 5

Nazien van de rekeningen

TITEL V

EUROPESE BUREAUS …

TITEL VI

ADMINISTRATIEVE KREDIETEN …

TITEL VII

DESKUNDIGEN …

DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I

OVERGANGSBEPALINGEN …

TITEL II

SLOTBEPALINGEN …



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 279,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 183,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van de Rekenkamer ( 3 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 4 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien de context waarin het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ( 5 ) is vastgesteld, aanzienlijk is geëvolueerd, onder meer als gevolg van het met de financiële vooruitzichten aan de begroting opgelegde financieringskader en de institutionele ontwikkelingen en de verschillende uitbreidingen, heeft dat reglement verscheidene belangrijke wijzigingen ondergaan. Om in het bijzonder de vereisten van vereenvoudiging van de wetgeving en de administratie en van een nog strenger beheer van de communautaire financiën in acht te nemen, dient duidelijkheidshalve tot een omwerking van het Financieel Reglement van 21 december 1977 te worden overgegaan.

(2)

Deze verordening moet beperkt worden tot de grote beginselen en basisregels voor het gehele door de Verdragen bestreken begrotingsterrein, terwijl de toepassingsbepalingen moeten worden opgenomen in een verordening houdende uitvoeringsvoorschriften, zodat een betere hiërarchie van de regelgeving wordt gegarandeerd en zodoende de leesbaarheid van het Financieel Reglement wordt verbeterd. Daarom dient de Commissie te worden gemachtigd de uitvoeringsvoorschriften vast te stellen.

(3)

Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting moeten de vier grondbeginselen van het begrotingsrecht (eenheid, universaliteit, specialiteit, jaarperiodiciteit) worden geëerbiedigd, alsook de beginselen van begrotingswaarachtigheid, evenwicht, rekeneenheid, goed financieel beheer en transparantie.

(4)

Deze verordening moet deze beginselen opnieuw bevestigen en de uitzonderingen erop via een stringente regeling beperken tot wat strikt noodzakelijk is.

(5)

Wat het eenheidsbeginsel betreft, moet deze verordening bepalen dat dit ook van toepassing is op de beleidsuitgaven voor de implementatie van de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, wanneer deze ten laste van de begroting komen. Het beginsel van eenheid en begrotingswaarachtigheid houdt in dat alle ontvangsten en alle uitgaven van de Gemeenschappen, alsook die van de Unie wanneer deze ten laste van de begroting komen, in de begroting worden opgenomen.

(6)

Wat het universaliteitsbeginsel betreft, moeten de mogelijkheden tot terugbetaling van vooruitbetalingen en tot hergebruik worden afgeschaft en gedeeltelijk worden vervangen door bestemmingsontvangsten en door mogelijkheden tot wederopvoering van de vrijgemaakte kredieten; deze wijzigingen gelden niet voor de bijzondere regeling voor de Structuurfondsen.

(7)

Wat betreft het specialiteitsbeginsel is een zekere flexibiliteit van beheer voor de instellingen onontbeerlijk voor de kredietoverschrijvingen. Deze verordening moet immers een geïntegreerde weergave van de toewijzing van de financiële en administratieve middelen naar bestemming mogelijk maken. Bovendien moeten de procedures voor de overschrijving van kredieten voor alle instellingen worden geharmoniseerd, zodat overschrijvingen van personeels- en huishoudelijke kredieten tot de bevoegdheid van elke instelling behoren. Wat betreft de kredietoverschrijvingen die betrekking hebben op de beleidsuitgaven, kan de Commissie kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere binnen eenzelfde titel tot in totaal maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven. De vorming van reserves door de begrotingsautoriteit moet overigens worden beperkt tot twee gevallen, te weten het ontbreken van een basisbesluit of onzekerheid over de toereikendheid van de kredieten.

(8)

Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, dient het onderscheid tussen gesplitste en niet-gesplitste kredieten gehandhaafd te blijven. De besluiten tot overdracht van vastleggings- en betalingskredieten moeten door elke instelling worden genomen. Aanvullende perioden moeten beperkt blijven tot de absoluut noodzakelijke gevallen, te weten de EOGFL-betalingen.

(9)

Het evenwichtsbeginsel is een van de grondregels van de begroting. In dit verband zij er met nadruk op gewezen dat het aangaan van leningen niet verenigbaar is met het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen. Het evenwichtsbeginsel vormt evenwel geen belemmering voor door de algemene begroting van de Unie gegarandeerde leningsoperaties.

(10)

Uit hoofde van artikel 277 van het EG-Verdrag en artikel 181, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag dient de rekeneenheid te worden bepaald waarin de begroting luidt; die rekeneenheid wordt tevens gehanteerd voor de uitvoering van de begroting en het afleggen van rekening en verantwoording.

(11)

Wat het beginsel van goed financieel beheer betreft: dit beginsel moet worden gedefinieerd onder verwijzing naar de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid, en de eerbiediging ervan moet worden gewaarborgd door de bereikte resultaten te beoordelen aan de hand van per activiteit vastgestelde en meetbare resultatenindicatoren. De instellingen moeten evaluaties vooraf en achteraf verrichten overeenkomstig de door de Commissie verstrekte richtsnoeren.

(12)

Wat ten slotte het transparantiebeginsel betreft, dient te worden gezorgd voor een betere informatievoorziening met betrekking tot de uitvoering van de begroting en de boekhouding. Ook moet een vaste datum voor de publicatie van de begroting worden vastgesteld, onverminderd de voorlopige verspreiding waarvoor de Commissie zou kunnen zorgen tussen het ogenblik van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting door de voorzitter van het Europees Parlement en de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. De vorming van een negatieve reserve blijft overigens mogelijk.

(13)

Wat de opstelling en de inrichting van de begroting betreft, moeten de huidige bepalingen worden geharmoniseerd en vereenvoudigd door het onderscheid tussen aanvullende en gewijzigde begroting, dat geen praktisch nut heeft, op te heffen.

(14)

De afdeling van de begroting betreffende de Commissie moet een indeling naar bestemming („activity based budgeting”) van de kredieten en middelen mogelijk maken met het oog op een betere doorzichtigheid van het begrotingsbeheer ten aanzien van de doelstellingen goed financieel beheer en met name efficiëntie en doeltreffendheid.

(15)

De instellingen moeten bij het beheer van de statutaire ambten over een zekere vrijheid beschikken ten aanzien van de begrotingsmachtigingen, vooral in het kader van de nieuwe aanzet tot een op resultaten en niet op middelen gericht beheer. Deze vrijheid zal evenwel begrensd blijven door de dubbele limiet die wordt gevormd door de begrotingskredieten van een begrotingsjaar en het aantal toegestane ambten; bovendien worden de rangen A 1, A 2 en A 3 hiervan uitgesloten.

(16)

Wat de uitvoering van de begroting betreft, moeten de verschillende mogelijke wijzen van uitvoering worden verduidelijkt: gecentraliseerd door de Commissie, gedeeld met de lidstaten, gedecentraliseerd naar derde landen die externe steun ontvangen of gezamenlijk met internationale organisaties. Het gecentraliseerde beheer moet ofwel rechtstreeks door de diensten van de Commissie kunnen worden uitgevoerd, ofwel kunnen worden gedelegeerd aan organen naar Gemeenschapsrecht of aan nationale publiekrechtelijke organen. De verschillende wijzen van uitvoering moeten, ongeacht de entiteit die met de gehele of gedeeltelijke uitvoering belast is, in overeenstemming zijn met de procedures voor de bescherming van de communautaire middelen, waarbij steeds geldt dat de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 274 van het Verdrag bij de Commissie berust.

(17)

De verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de begroting brengt met zich mee dat het haar verboden is overheidstaken die een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden te delegeren. Deze verordening moet dit beginsel onderstrepen en de delegeerbare taken afbakenen. Bovendien moet duidelijk worden bepaald dat privaatrechtelijke organen, behalve die welke met een openbare, aan welbepaalde voorwaarden gebonden dienstverleningstaak zijn belast, geen handeling ter uitvoering van de begroting mogen stellen; zij kunnen slechts diensten van technische of administratieve deskundigheid verstrekken en voorbereidende of bijkomende taken vervullen.

(18)

Eerbiediging van het transparantiebeginsel en het beginsel van goed financieel beheer impliceert dat publiekrechtelijke organen of organen belast met een openbare dienstverleningstaak waaraan uitvoeringstaken voor rekening van de Commissie worden gedelegeerd, moeten beschikken over transparante procedures voor het plaatsen van opdrachten, doeltreffende interne controle, een systeem van indiening van de rekeningen dat losstaat van de rest van hun werkzaamheden en een externe controle.

(19)

Deze verordening bepaalt overeenkomstig artikel 279, onder c), van het Verdrag de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de ordonnateurs, de rekenplichtige en de interne controleur.

De ordonnateurs krijgen de volle verantwoordelijkheid voor alle ontvangsten- en uitgavenverrichtingen die onder hun gezag worden uitgevoerd, verrichtingen waarvan zij, eventueel ook in het kader van tuchtrechtelijke procedures, rekenschap moeten afleggen. Aan de ordonnateurs moet dus een grotere verantwoordelijkheid worden gegeven door de gecentraliseerde controles vooraf af te schaffen, in het bijzonder het voorafgaand visum van de financieel controleur op de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen en de verificatie van de kwijting door de rekenplichtige.

De rekenplichtige blijft belast met de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de schuldvorderingen. Hij zorgt voor het beheer van de kas, het voeren van de boekhouding en is belast met het opstellen van de financiële staten van de instelling.

De interne controleur oefent zijn taken uit overeenkomstig de toepasselijke internationale auditnormen. Zijn functie is bedoeld om de goede werking te verifiëren van de systemen voor beheer en controle die door de ordonnateurs zijn ingesteld.

De interne controleur is niet bij de financiële verrichtingen betrokken. Hij oefent er geen controle op uit vóór het besluit van de ordonnateurs; deze functie is voortaan aan de ordonnateurs voorbehouden.

(20)

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening verschilt niet van die van de andere ambtenaren en personeelsleden en moet in het kader van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen worden onderworpen aan de reeds bestaande tuchtrechtelijke en geldelijke sancties. Een aantal specifieke bepalingen inzake fouten die rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening wegens de bijzondere aard van hun opdrachten kunnen begaan, moet daarentegen gehandhaafd blijven; de bijzondere vergoeding en verzekering worden afgeschaft. Voorts dient de verantwoordelijkheid van de ordonnateur te worden gepreciseerd. In gevallen waarbij het niet om fraude gaat richt elke instelling, om het tot aanstelling bevoegde gezag de nodige deskundigheid te verschaffen, een gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden op, die moet vaststellen of al dan niet sprake is van een onregelmatigheid die tot de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid van een ambtenaar of ander personeelslid leidt en die, wanneer zij systeemgebonden problemen ontdekt, verslag uitbrengt bij de ordonnateur en de interne controleur. Wanneer het echter om fraude gaat moet in deze verordening worden verwezen naar de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn.

(21)

De begrippen „vastlegging in de begroting” en „juridische verbintenis” en de voorwaarden voor de uitvoering ervan moeten worden gedefinieerd. Teneinde de omvang van de „sluimerende verplichtingen” minimaal te houden, is het van belang de termijn gedurende welke individuele juridische verbintenissen kunnen worden aangegaan op basis van globale vastleggingen te beperken. Voorts moet een vrijmakingsbepaling worden opgenomen voor de individuele verbintenissen die gedurende een periode van drie jaar tot geen enkele betaling hebben geleid.

(22)

Deze verordening moet omschrijven welke soorten betalingen de ordonnateurs kunnen verrichten. Bij de uitvoering van deze soorten betalingen moeten de doelmatigheid en de resultaten van de actie prevaleren.

De onduidelijke begrippen „voorschot” en „vooruitbetaling” moeten verdwijnen; de betalingen moeten worden verricht in de vorm van voorfinancieringen, tussentijdse betalingen en saldobetalingen, wanneer het totale verschuldigde bedrag niet in één keer wordt uitbetaald.

(23)

Deze verordening moet bepalen dat de verrichtingen betaalbaarstelling, betalingsopdracht en betaling moeten geschieden binnen een termijn die in de uitvoeringsvoorschriften zal worden vastgesteld, en dat schuldeisers bij overschrijding van deze termijn recht hebben op achterstandsrente ten laste van de begroting.

(24)

Wat betreft de overheidsopdrachten die door de communautaire instellingen voor eigen rekening worden geplaatst, dient te worden bepaald dat de voorschriften van de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad tot coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en de uitvoering van werken van toepassing zijn; bovendien moeten de regels die gelden voor opdrachten voor rekening van derden in overeenstemming zijn met de in die richtlijnen neergelegde beginselen.

(25)

Ter voorkoming van onregelmatigheden, ter bestrijding van fraude en corruptie en ter bevordering van een gezond en doeltreffend beheer moet worden uitgesloten dat opdrachten worden gegund aan gegadigden of inschrijvers die zich aan dergelijke handelingen schuldig zouden hebben gemaakt of bij wie sprake is van belangenconflicten.

(26)

Bovendien moeten met het oog op de transparantie de gegadigden en inschrijvers op passende wijze op de hoogte worden gebracht van de gunning van de opdrachten.

(27)

Ten slotte moet in verband met de grotere verantwoordelijkheid van de ordonnateurs de door de huidige Raadgevende Commissie voor aankopen en overeenkomsten uitgeoefende controle worden afgeschaft.

(28)

Wat de subsidies betreft, dienen de toekenning en de follow-up van communautaire subsidies te worden geregeld in specifieke bepalingen die uitvoering geven aan de beginselen transparantie, gelijke behandeling, medefinanciering, verbod van werking met terugwerkende kracht en controle.

(29)

Om cumulatie van subsidies te vermijden, mogen deze niet worden toegekend indien eenzelfde actie of de huishoudelijke uitgaven van eenzelfde begrotingsjaar tweemaal zouden worden gefinancierd.

(30)

Zoals in de voorschriften voor de gunning van overheidsopdrachten moet worden voorzien in gronden die leiden tot uitsluiting van subsidie om de instellingen middelen ter bestrijding van fraude en corruptie te bieden.

(31)

Met het oog op de afbakening en de eerbiediging van de rechten en plichten van de instelling en die van de begunstigde van een subsidie dient de toekenning van die subsidie bij schriftelijke overeenkomst te geschieden.

(32)

Wat de boekhouding en de indiening van de rekeningen betreft, dient duidelijk te worden bepaald dat de boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding, en dat de algemene boekhouding een boekhouding op transactiebasis is, terwijl de begrotingsboekhouding bedoeld is om de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de verslagen over de uitvoering van de begroting op te stellen.

(33)

Het is dienstig om, onder verwijzing naar de internationaal erkende boekhoudbeginselen en de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, voorzover zij in de context van de openbare dienst relevant zijn, de beginselen te bepalen waarop de algemene boekhouding gebaseerd is en volgens welke de financiële staten worden ingediend.

(34)

Het blijkt nodig de bepalingen inzake verstrekking van informatie over de uitvoering van de begroting aan te passen zodat ook informatie over het gebruik van de overgedragen, wederopgevoerde en opnieuw gebruikte kredieten en over de diverse organen naar Gemeenschapsrecht wordt verstrekt en de indiening van de maandelijkse gegevens en het verslag over de uitvoering, dat drie keer per jaar aan de begrotingsautoriteit zal worden gezonden, beter wordt georganiseerd.

(35)

De door de instellingen toegepaste boekhoudmethoden moeten worden geharmoniseerd, en op dit gebied moet de rekenplichtige van de Commissie initiatiefrecht worden toegekend.

(36)

Nadrukkelijk moet worden gesteld dat het gebruik van computersystemen voor financieel beheer geen afbreuk mag doen aan het recht van toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken.

(37)

Wat de externe controle en de kwijting betreft, impliceert het belang van het met de lidstaten gedeelde beheer, hoewel de Commissie de volle verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting draagt, de medewerking van de lidstaten bij de procedure van controle door de Rekenkamer en kwijting door de begrotingsautoriteit.

(38)

Om de rekening en verantwoording en de kwijtingsprocedure optimaal te doen verlopen, dient het tijdschema dat tot de kwijting leidt te worden gewijzigd.

(39)

De Commissie dient het Europees Parlement desgevraagd alle informatie te verstrekken die nodig is voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 276 van het EG-Verdrag.

(40)

Voor bepaalde communautaire beleidsterreinen zijn specifieke bepalingen nodig die evenwel de basisbeginselen van deze verordening moeten eerbiedigen.

(41)

Het blijkt nodig voor de kredieten van het EOGFL en de administratieve kredieten te voorzien in de mogelijkheid van vervroegde vastlegging vanaf 15 november voorafgaande aan het betrokken begrotingsjaar.

(42)

Wat de Structuurfondsen betreft, moet de terugbetaling van vooruitbetalingen en de wederopvoering van kredieten onder de voorwaarden, genoemd in de verklaring van de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen ( 6 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1447/2001 ( 7 ), gehandhaafd worden.

(43)

Wat onderzoek betreft, moet de inrichting van de begroting in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen betreffende de opstelling van de begroting naar activiteit, doch met behoud van de thans aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) toegestane flexibiliteit van beheer.

(44)

Met betrekking tot de externe maatregelen moet decentralisatie van het beheer van de externe steun worden toegestaan, op voorwaarde dat de Commissie garanties krijgt voor een goed financieel beheer en dat de begunstigde staat tegenover de Commissie de verantwoordelijkheid voor de overgemaakte middelen op zich neemt.

(45)

In de financieringsovereenkomsten of -contracten die met een begunstigde staat, een nationaal, communautair of internationaal publiekrechtelijk orgaan, dan wel met natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen worden gesloten, moeten de algemene beginselen voor het plaatsen van opdrachten worden vermeld die in deel I, titel V, en deel II, titel IV, van deze verordening met betrekking tot het externe beleid worden opgesomd.

(46)

Voor de Europese bureaus moeten in een specifieke titel algemene beheervoorschriften worden gegeven.

(47)

De specifieke voorschriften voor de administratieve kredieten dienen tevens in een afzonderlijke titel te worden samengebracht. Voorts dient elk van beide takken van de begrotingsautoriteit in de gelegenheid te worden gesteld tijdig advies uit te brengen omtrent onroerendgoedprojecten die aanzienlijke financiële gevolgen voor de begrotingsuitgaven kunnen hebben.

(48)

De wijziging van het tijdschema voor de consolidatie van de rekeningen van de instellingen moet tot het begrotingsjaar 2005 worden uitgesteld, zodat er voldoende tijd is om de vereiste interne procedures in te voeren.

(49)

Wat betreft de financiële voorschriften voor de door de Gemeenschappen ingestelde organen met rechtspersoonlijkheid die subsidies uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ontvangen, dient te worden gezorgd voor een kader dat op de specifieke behoeften van hun beheer is afgestemd. Tegelijkertijd moeten de voorschriften betreffende met name kwijting en boekhouding worden geharmoniseerd onder volledige inachtneming van de organische autonomie die deze organen voor de vervulling van hun opdrachten nodig hebben. De interne controleur van de Commissie oefent jegens deze organen dezelfde bevoegdheden uit als die welke hem jegens de diensten van de Commissie zijn verleend. De interne financiële voorschriften van deze organen moeten derhalve zodanig worden aangepast dat zij verenigbaar zijn met dit Financieel Reglement. Daartoe dient de Commissie te worden gemachtigd financiële standaardvoorschriften vast te stellen, waarvan de communautaire organen slechts met toestemming van de Commissie mogen afwijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



DEEL 1

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN



TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

▼M1

Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, hierna „begroting” genoemd, en de indiening en controle van de rekeningen.

▼B

In deze verordening worden het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gelijkgesteld met de instellingen van de Gemeenschappen.

Artikel 2

Iedere bepaling betreffende de uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- of uitgavenzijde in een ander wetgevingsbesluit moet de in titel II vermelde begrotingsbeginselen eerbiedigen.



TITEL II

BEGROTINGSBEGINSELEN

▼M1

Artikel 3

Onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden worden bij de opstelling en de uitvoering van de begroting het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer, dat een effectieve en efficiënte interne controle vergt, en het transparantiebeginsel in acht genomen.

▼B



HOOFDSTUK 1

Eenheidsbeginselen en begrotingswaarachtigheidsbeginsel

Artikel 4

1.  De begroting is het besluit waarbij voor elk begrotingsjaar alle noodzakelijk geachte ontvangsten en uitgaven van de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden geraamd en goedgekeurd.

2.  De uitgaven en de ontvangsten van de Gemeenschappen omvatten:

a) de uitgaven en de ontvangsten van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van de administratieve uitgaven die voor de instellingen voortvloeien uit de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, alsmede de beleidsuitgaven die uit de uitvoering van die bepalingen voortvloeien wanneer deze ten laste van de begroting komen;

b) de uitgaven en de ontvangsten van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

3.  In de begroting worden tevens opgenomen de garantie voor de leningsoperaties van de Gemeenschappen en de overmakingen aan het Garantiefonds voor externe maatregelen.

Artikel 5

1.  Behoudens het bepaalde in artikel 74, kunnen ontvangsten slechts worden geïnd en uitgaven slechts worden verricht door aanwijzing op een begrotingsonderdeel.

2.  Voor geen enkele uitgave kan een verplichting worden aangegaan of een betalingsopdracht gegeven boven het bedrag van de goedgekeurde kredieten.

3.  In de begroting kan slechts een krediet worden uitgetrokken als er een noodzakelijk geachte uitgave tegenover staat.

▼M1

4.  Rente op middelen die eigendom van de Gemeenschappen zijn, wordt als diverse ontvangsten in de begroting opgenomen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5 bis, 18 en 74.

▼M1

Artikel 5 bis

1.  De rente op betaalde voorfinanciering wordt aan het betrokken programma of de betrokken actie toegewezen en op de betaling van het saldo van de aan de begunstigde verschuldigde bedragen in mindering gebracht.

In de verordening tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van de onderhavige verordening, hierna „uitvoeringsvoorschriften” genoemd, worden de uitzonderingsgevallen vastgesteld waarin de bevoegde ordonnateur deze rente jaarlijks invordert. De rente wordt als diverse ontvangsten in de begroting opgenomen.

2.  In de volgende gevallen is aan de Gemeenschappen geen rente verschuldigd:

a) voorfinanciering die geen aanzienlijk bedrag in de zin van de uitvoeringsvoorschriften is;

b) voorfinanciering die uit hoofde van een overheidsopdracht in de zin van artikel 88 is betaald;

c) voorfinanciering die aan lidstaten is betaald;

d) voorfinanciering die uit hoofde van pretoetredingssteun is betaald;

e) voorschotten die overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna „Statuut” genoemd, aan de leden van de instellingen en het personeel zijn betaald;

f) voorfinanciering die in het kader van gezamenlijk beheer als bedoeld in artikel 53, lid 1, punt c), is betaald.

▼B



HOOFDSTUK 2

Jaarperiodiciteitsbeginsel

Artikel 6

De in de begroting opgenomen kredieten worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december.

Artikel 7

1.  De begroting bevat gesplitste kredieten, die aanleiding geven tot vastleggingskredieten en betalingskredieten, en niet-gesplitste kredieten.

2.  Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan, behoudens het bepaalde in artikel 77, lid 2, en artikel 166, lid 2.

3.  Betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar en/of voorafgaande begrotingsjaren zijn aangegaan.

4.  De leden 1 en 2 laten de bijzondere bepalingen van deel II, titels I, IV en VI, onverlet. Zij doen niets af aan de mogelijkheid kredieten globaal vast te leggen of vastleggingen in jaartranches te verdelen.

Artikel 8

1.  De ontvangsten worden in de rekening van het begrotingsjaar verantwoord aan de hand van de in dat jaar geïnde bedragen. De eigen middelen van de maand januari van het volgende begrotingsjaar kunnen evenwel vervroegd worden gestort op grond van de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.

2.  De boekingen van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde, de aanvullende middelen op basis van het bruto nationaal product (BNP) en, in voorkomend geval, de financiële bijdragen kunnen worden aangepast overeenkomstig de in lid 1 genoemde verordening.

3.  De voor een begrotingsjaar uitgetrokken kredieten mogen alleen worden gebruikt ter dekking van de tijdens dat begrotingsjaar vastgelegde en betaalde uitgaven, alsmede ter dekking van bedragen die verschuldigd zijn op grond van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren.

4.  De vastleggingen van kredieten worden geboekt op basis van de juridische verbintenissen die tot 31 december zijn aangegaan, behoudens de in artikel 77, lid 2, bedoelde globale vastleggingen en de in artikel 166, lid 2, bedoelde financieringsovereenkomsten, welke worden geboekt op basis van de tot 31 december verrichte vastleggingen.

5.  De betalingen worden voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige verrichte betalingen.

6.  In afwijking van de leden 3, 4 en 5 worden de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord volgens de voorschriften van deel II, titel I.

Artikel 9

1.  Kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij waren uitgetrokken niet zijn gebruikt, komen te vervallen.

Zij mogen evenwel worden overgedragen, doch uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar, bij een uiterlijk op 15 februari door de betrokken instelling overeenkomstig de leden 2 en 3 genomen besluit, of worden van rechtswege overgedragen overeenkomstig lid 4.

2.  Bij de ►M1  vastleggingskredieten ◄ en bij de niet-gesplitste kredieten die bij de afsluiting van het begrotingsjaar nog niet zijn vastgelegd, kan de overdracht betrekking hebben op:

a) de bedragen die overeenstemmen met de vastleggingskredieten waarvoor de meeste voorbereidende stadia van het vastleggingsbesluit op 31 december zijn beëindigd. Deze bedragen kunnen tot 31 maart van het volgende jaar worden vastgelegd;

b) de bedragen die nodig blijken wanneer de wetgevende autoriteit het basisbesluit in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie tot 31 december de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen vastleggen.

3.  Bij de ►M1  betalingskredieten ◄ kan de overdracht betrekking hebben op de bedragen die nodig zijn ter dekking van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de kredieten van de betrokken begrotingsonderdelen in de begroting van het volgende begrotingsjaar ontoereikend zijn. De betrokken instelling zal bij voorrang de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten gebruiken en pas na de besteding daarvan de overgedragen kredieten.

4.  De niet-gesplitste kredieten die overeenkomen met bij de afsluiting van het begrotingsjaar rechtmatig aangegane verplichtingen, worden van rechtswege en uitsluitend naar het eerstvolgende begrotingsjaar overgedragen.

5.  De betrokken instelling stelt het Europees Parlement en de Raad, hierna „de begrotingsautoriteit” genoemd, uiterlijk op 15 maart in kennis van het overdrachtbesluit dat zij heeft genomen, en geeft per begrotingsonderdeel aan op welke wijze de in de leden 2 en 3 genoemde criteria voor elke overdracht zijn toegepast.

6.  In een reserve opgenomen kredieten en de kredieten voor personeelsuitgaven kunnen niet worden overgedragen.

Artikel 10

Op 31 december niet gebruikte ontvangsten en beschikbare kredieten uit hoofde van in artikel 18 bedoelde bestemmingsontvangsten worden van rechtswege overgedragen. De met de overgedragen bestemmingsontvangsten overeenstemmende beschikbare kredieten moeten als eerste worden gebruikt.

Artikel 11

Onverminderd ►M1  de artikelen 157 en 160 bis ◄ leiden vrijmakingen die, wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de acties waarvoor de kredieten bestemd waren, plaatsvinden tijdens latere begrotingsjaren dan het jaar waarin de kredieten in de begroting werden opgenomen, tot annulering van de betrokken kredieten.

Artikel 12

De kredieten die in de begroting zijn opgenomen, kunnen met ingang van 1 januari worden vastgelegd zodra de begroting definitief is vastgesteld, behoudens de in deel II, titel I en titel VI, genoemde afwijkingen.

Artikel 13

1.  Indien de begroting aan het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn artikel 273, eerste alinea, van het EG-Verdrag en artikel 178, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag van toepassing op de vastleggingen en betalingen ter zake van de uitgaven die uit hoofde van de uitvoering van de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting op een specifiek begrotingsonderdeel aangewezen hadden kunnen worden.

2.  Vastleggingen kunnen per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een vierde van het totaal van de kredieten die voor het vorige begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan, vermeerderd met een twaalfde voor elke verstreken maand.

Betalingen kunnen maandelijks per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten die voor het vorige begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan.

Het maximum van de kredieten die zijn opgenomen in de ontwerp-begroting die in voorbereiding is, mag niet worden overschreden.

3.  Indien de continuïteit van het optreden van de Gemeenschap en de eisen van beheer zulks noodzakelijk maken:

a) kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, zowel voor de vastleggingen als voor de betalingen, twee of meer voorlopige twaalfden tegelijk toestaan, boven die welke automatisch beschikbaar komen ingevolge de leden 1 en 2;

b) zijn ten aanzien van de andere uitgaven dan die welke verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, artikel 273, derde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 178, derde alinea, van het Euratom-Verdrag van toepassing.

De bijkomende twaalfden worden als een geheel toegestaan en kunnen niet worden opgedeeld.

4.  Indien voor een bepaald hoofdstuk twee of meer voorlopige twaalfden die op de voorwaarden en volgens de procedures van lid 3 zijn toegestaan, niet toereikend zijn voor de uitgaven die nodig zijn om een breuk in de continuïteit van het optreden van de Gemeenschappen op het door het betrokken hoofdstuk bestreken gebied te voorkomen, kan bij wijze van uitzondering een overschrijding van het aan kredieten geboekte bedrag in het overeenkomstige hoofdstuk van de begroting van het voorgaande begrotingsjaar worden toegestaan. De begrotingsautoriteit neemt een besluit volgens de procedures van lid 3. Het totale bedrag van de in de begroting van het voorafgaande begrotingsjaar opgenomen kredieten mag evenwel in geen geval worden overschreden.



HOOFDSTUK 3

Evenwichtsbeginsel

Artikel 14

1.  De begroting moet wat ontvangsten en betalingskredieten betreft in evenwicht zijn.

Onverminderd artikel 46, lid 1, punt 4, mogen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de door de Gemeenschap opgerichte organen bedoeld in artikel 185 geen leningen aangaan.

Artikel 15

1.  Het saldo van elk begrotingsjaar wordt, naargelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar als ontvangst of als betalingskrediet opgenomen.

2.  De ramingen van deze ontvangsten of betalingskredieten worden tijdens de begrotingsprocedure in de begroting opgenomen en door middel van de procedure van de nota van wijzigingen die wordt ingediend overeenkomstig artikel 34. Zij worden opgesteld overeenkomstig de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.

3.  Na de indiening van de rekeningen van het begrotingsjaar wordt het verschil ten opzichte van de ramingen in de begroting van het volgende begrotingsjaar opgenomen door middel van een gewijzigde begroting, die uitsluitend voor dat doel wordt opgesteld en wordt aangewend. Het voorontwerp van gewijzigde begroting moet in dat geval binnen twee weken na de indiening van de voorlopige rekeningen door de Commissie worden ingediend.



HOOFDSTUK 4

Rekeneenheidsbeginsel

Artikel 16

De begroting wordt in euro opgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording.

▼M1

De rekenplichtige en, in het geval van gelden ter goede rekening, de beheerder van gelden ter goede rekening en, ten behoeve van het administratieve beheer van de externe dienst van de Commissie, de bevoegde ordonnateur zijn evenwel gemachtigd voor de in artikel 61 bedoelde kasbehoeften transacties in nationale munteenheden te verrichten onder in de uitvoeringsvoorschriften nader te bepalen voorwaarden.

▼B



HOOFDSTUK 5

Universaliteitsbeginsel

Artikel 17

De gezamenlijke ontvangsten dienen ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten, behoudens het bepaalde in artikel 18. De ontvangsten en de uitgaven mogen niet met elkaar worden gecompenseerd, behoudens het bepaalde in artikel 20.

Artikel 18

1.   ►M1  Onverminderd artikel 160, lid 1 bis en artikel 161, lid 2, zijn de volgende ontvangsten bestemd voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven: ◄

a) de financiële bijdragen van de lidstaten voor bepaalde programma's ingevolge het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen;

▼M1

a bis) financiële bijdragen van lidstaten en andere donorlanden, inclusief in beide gevallen hun publieke en parastatale organen, of van internationale organisaties aan bepaalde externe steunprojecten of -programma's die door de Gemeenschap worden gefinancierd en namens hen door de Commissie worden beheerd, overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit;

▼B

b) de rente op deposito's en de boeten bedoeld in de verordening over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten;

c) de ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de aan elke instelling vooraf toegewezen eigen ontvangsten;

d) de deelnemingen van derde landen of diverse instellingen aan activiteiten van de Gemeenschappen;

e) ontvangsten afkomstig van derden wegens op hun verzoek verrichte leveringen, diensten en werken;

▼M1

e bis) de opbrengst van de verkoop bij vervanging of het buiten dienst stellen van voertuigen, uitrusting, installaties, materiaal en wetenschappelijke en technische apparaten na volledige afschrijving van de boekwaarde;

▼B

f) terugbetalingen van onverschuldigd betaalde bedragen;

g) de opbrengst van leveringen, diensten en werken ten behoeve van andere instellingen of organen, met inbegrip van vergoedingen voor dienstreizen betaald voor rekening van en terugbetaald door andere instellingen of organen;

h) ontvangen verzekeringsuitkeringen;

i) ontvangsten uit huurvergoedingen;

j) opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, inclusief die op elektronische drager.

2.  Het basisbesluit kan eveneens voorzien in de bestemming van de verwachte ontvangsten voor specifieke uitgaven.

3.  De begroting voorziet in een structuur voor de opname van de in de leden 1 en 2 vermelde categorieën bestemmingsontvangsten, alsmede, voorzover mogelijk, in een raming.

Artikel 19

1.  De Commissie kan alle schenkingen ten gunste van de Gemeenschappen, zoals stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, aanvaarden.

2.   ►M1  Voor het aanvaarden van schenkingen ter waarde van EUR 50 000 of meer die lasten, inclusief follow-upkosten, kunnen meebrengen welke hoger zijn dan 10 % van de waarde van de gedane schenking, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad, die zich binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie uitspreken. ◄ Indien binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar is gemaakt, neemt de Commissie een definitieve beslissing over de aanvaarding.

Artikel 20

1.  In de uitvoeringsvoorschriften kunnen de gevallen worden vastgesteld waarin bepaalde ontvangsten in mindering mogen worden gebracht op het bedrag van de rekeningen of betalingsverzoeken, in welk geval de betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven.

2.  De prijzen van aan de Gemeenschappen geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen worden terugbetaald door de lidstaten, of op grond van overeenkomsten terzake door derde landen, worden exclusief belastingen in de begroting opgenomen.

3.  De tijdens de uitvoering van de begroting geregistreerde koersverschillen mogen met elkaar worden verrekend. Het positieve of negatieve resultaat wordt opgenomen in het saldo van het begrotingsjaar.



HOOFDSTUK 6

Specialiteitsbeginsel

Artikel 21

De kredieten worden gespecificeerd per titel en hoofdstuk; de hoofdstukken worden onderverdeeld in artikelen en posten.

▼M1

Artikel 22

1.  Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting kredietoverschrijvingen verrichten:

a) van de ene titel naar de andere tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat vermeld staat op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

b) van het ene hoofdstuk naar het andere en van het ene artikel naar het andere zonder beperking.

2.  Drie weken voordat zij de in lid 1 vermelde overschrijvingen verrichten, brengen de instellingen de begrotingsautoriteit op de hoogte van hun voornemens. Worden binnen deze termijn door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.

3.  Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen van de ene titel naar de andere boven de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, aan de begrotingsautoriteit voorstellen. Deze overschrijvingen geschieden volgens de procedure van artikel 24.

4.  Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen binnen artikelen verrichten zonder de begrotingsautoriteit hiervan van tevoren in kennis te stellen.

▼B

Artikel 23

1.  De Commissie kan in haar afdeling van de begroting:

a) in ieder hoofdstuk kredieten overschrijven binnen de artikelen en van het ene artikel naar het andere;

▼M1

b) wat de personeelskosten en de huishoudelijke uitgaven betreft, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven en tot maximaal 30 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarnaar de kredieten worden overgeschreven;

▼B

c) wat de beleidsuitgaven betreft, kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere binnen eenzelfde titel tot in totaal maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

▼M1

d) kredieten overschrijven, zodra het basisbesluit overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag is aangenomen, van de in artikel 43 genoemde titel „voorzieningen” in de gevallen waarin een basisbesluit voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbrak.

▼M1

Drie weken voordat zij de in de eerste alinea, punten b) en c), vermelde overschrijvingen verricht, brengt de Commissie de begrotingsautoriteit op de hoogte van haar besluit. Worden binnen de termijn van drie weken door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.

▼M1

Tijdens de laatste twee maanden van het begrotingsjaar mag de Commissie evenwel zelfstandig kredieten met betrekking tot uitgaven voor personeel, extern personeel en andere personeelsleden van de ene titel naar de andere overschrijven tot in totaal 5 % van de kredieten van het begrotingsjaar. De Commissie brengt de begrotingsautoriteit binnen twee weken na haar besluit over deze overschrijvingen op de hoogte.

De Commissie brengt de begrotingsautoriteit binnen twee weken na haar besluit over de in de eerste alinea, punt d), vermelde overschrijvingen op de hoogte.

▼B

2.  De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting nog andere dan de in ►M1  lid 1 ◄ , bedoelde kredietoverschrijvingen voorstellen aan de begrotingsautoriteit.

Artikel 24

1.  De begrotingsautoriteit beslist op de in de leden 2, 3 en 4 beschreven wijze over de kredietoverschrijvingen, behoudens de afwijkingen genoemd in deel II, titel I.

2.  Ter zake van voorstellen tot kredietoverschrijving met betrekking tot uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, neemt de Raad, behalve in dringende gevallen, binnen een termijn van zes weken een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Het Europees Parlement brengt tijdig advies uit opdat de Raad binnen de genoemde termijn hiervan kennis kan nemen en een besluit kan nemen. Indien de Raad binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de voorstellen tot overschrijving geacht te zijn goedgekeurd.

3.  Ter zake van voorstellen tot overschrijving met betrekking tot andere uitgaven dan die welke verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, neemt het Europees Parlement, behalve in dringende gevallen, binnen een termijn van zes weken een besluit, na raadpleging van de Raad. De Raad brengt tijdig, bij gekwalificeerde meerderheid, advies uit opdat het Europees Parlement binnen de genoemde termijn hiervan kennis kan nemen en een besluit kan nemen. Indien binnen deze termijn geen besluit is genomen, worden de voorstellen tot overschrijving geacht te zijn goedgekeurd.

4.  Voorstellen tot overschrijving betreffende zowel uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien als andere uitgaven, worden geacht te zijn goedgekeurd als noch het Europees Parlement, noch de Raad binnen zes weken na ontvangst van de voorstellen anders hebben besloten. Als het Europees Parlement en de Raad het bedrag van een dergelijk voorstel tot overschrijving op verschillende wijze verminderen, wordt het laagste bedrag geacht te zijn goedgekeurd. Indien een van de twee instellingen de overschrijving in beginsel afwijst, kan geen overschrijving plaatsvinden.

Artikel 25

1.  Slechts begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die de vermelding pro memorie (p.m.) dragen, kunnen door middel van overschrijvingen van kredieten worden voorzien.

2.  De kredieten die overeenkomen met bestemmingsontvangsten kunnen slechts worden overgeschreven voorzover die ontvangsten hun bestemming behouden.

Artikel 26

▼M1

1.  Op overschrijvingen binnen de titels van de begroting die betrekking hebben op de kredieten van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en onderzoek zijn de bijzondere bepalingen van deel II, titels I, II en III, van toepassing.

▼B

2.   ►M1  Overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor spoedhulp mogelijk moeten maken, worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd op voorstel van de Commissie. Voor elke maatregel moet een afzonderlijk voorstel worden ingediend. ◄

De in artikel 24, leden 2 en 3, bepaalde procedure is van toepassing. Indien het Commissievoorstel niet door de twee takken van de begrotingsautoriteit wordt goedgekeurd en het Europees Parlement en de Raad niet tot een gemeenschappelijk standpunt inzake het gebruik van deze reserves komen, onthouden zij zich van een besluit inzake het overschrijvingsvoorstel van de Commissie.

▼M1

3.  Ingeval van internationale humanitaire rampen en crisissituaties die zich na 15 december van het begrotingsjaar voordoen, kan de Commissie in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen ongebruikte begrotingskredieten die voor het lopende begrotingsjaar nog beschikbaar zijn in begrotingstitels die onder rubriek 4 van het meerjarig financieel kader vallen, overschrijven naar de begrotingstitels die voor steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties zijn bedoeld. De Commissie stelt de twee takken van de begrotingsautoriteit onmiddellijk van deze overschrijvingen op de hoogte.

▼B



HOOFDSTUK 7

Beginsel van goed financieel beheer

Artikel 27

1.  De begrotingskredieten worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt.

2.  Zuinigheid betekent dat de door de instelling voor haar activiteiten ingezette middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld.

Efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd.

Doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.

3.  Voor alle door de begroting bestreken activiteitensectoren worden specifieke, meetbare, haalbare, relevante en van een datum voorziene doelstellingen vastgesteld. De verwezenlijking van die doelstellingen worden gecontroleerd door per activiteit vastgestelde resultatenindicatoren en er wordt aan de begrotingsautoriteit informatie verstrekt door de met de uitgave belaste administratieve diensten. Die informatie, als omschreven in artikel 33, lid 2, onder d), wordt elk jaar zo spoedig mogelijk verstrekt, en uiterlijk in de documenten die het voorontwerp van begroting vergezellen.

4.  Om de besluitvorming te verbeteren, voeren de instellingen evaluaties vooraf en achteraf uit, overeenkomstig de door de Commissie verstrekte richtsnoeren. Die evaluaties hebben betrekking op alle programma's en activiteiten die belangrijke uitgaven met zich meebrengen en de resultaten van die evaluaties worden meegedeeld aan de met de uitgave belaste administratieve diensten en aan de wetgevende en begrotingsautoriteiten.

Artikel 28

▼M1

1.  Bij ieder voorstel of initiatief dat door de Commissie of door een lidstaat in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het EG-Verdrag of het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd, alsmede de in artikel 27, lid 4, van deze verordening bedoelde evaluatie.

Bij iedere wijziging van een voorstel of initiatief dat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat is opgesteld door de instelling die de wijziging voorstelt.

▼B

2.  Tijdens de begrotingsprocedure verstrekt de Commissie de benodigde gegevens voor een vergelijking tussen de ontwikkeling van de kredietbehoeften en de oorspronkelijke ramingen in de financiële memoranda. Deze gegevens omvatten inlichtingen over de gemaakte vorderingen en de stand van de werkzaamheden van de wetgevende autoriteit met betrekking tot de ingediende voorstellen. De kredietbehoeften worden eventueel herzien op basis van de stand van de beraadslagingen over het basisbesluit.

▼M1

3.  Om het gevaar van fraude en onregelmatigheden te voorkomen, wordt in het in lid 1 genoemde financieel memorandum informatie opgenomen betreffende bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

▼M1

Artikel 28 bis

1.  De begroting wordt uitgevoerd met effectieve en efficiënte interne controle naar gelang van elke beheersvorm, en in overeenstemming met de desbetreffende sectorale verordeningen.

2.  Voor de uitvoering van de begroting wordt interne controle gedefinieerd als een proces dat op alle niveaus van het beheer van toepassing is en redelijke zekerheid moet verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

a) doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties;

b) betrouwbaarheid van de verslaglegging;

c) bescherming van activa en informatie;

d) preventie en opsporing van fraude en onregelmatigheden;

e) adequate beheersing van de risico's in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma's en met de aard van de betrokken betalingen.

▼B



HOOFDSTUK 8

Transparantiebeginsel

Artikel 29

1.  De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.

▼M1

2.  De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting.

De geconsolideerde jaarrekeningen en het door iedere instelling opgestelde verslag over het begrotings- en financieel beheer worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

▼B

Artikel 30

1.  De door de Gemeenschappen ten behoeve van derden opgenomen en verstrekte leningen worden ter informatie vermeld in een bijlage van de begroting.

2.  De verrichtingen van het Garantiefonds voor externe maatregelen worden ter informatie vermeld in de financiële staten.

▼M1

3.  De Commissie stelt op passende wijze haar informatie over de begunstigden van begrotingsmiddelen ter beschikking wanneer de begroting op een gecentraliseerde wijze en rechtstreeks door haar diensten wordt uitgevoerd; ingeval van andere beheersvormen stelt de Commissie op passende wijze de informatie over de begunstigden van middelen ter beschikking die haar wordt toegezonden door de instanties waaraan taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting zijn gedelegeerd.

Deze informatie wordt ter beschikking gesteld met inachtneming van de geheimhoudingsvereisten, met name de bescherming van persoonsgegevens als vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 8 ) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 9 ), en met inachtneming van de beveiligingsvereisten, rekening houdend met het bijzondere karakter van elk van de in artikel 53 genoemde beheersvormen en, voor zover van toepassing, in overeenstemming met de toepasselijke sectorale voorschriften.

▼B



TITEL III

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING



HOOFDSTUK 1

Opstelling van de begroting

Artikel 31

Het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming stellen een raming op van hun ontvangsten en uitgaven, die zij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie toezenden.

De ramingen worden door deze instellingen vóór 1 juli van elk jaar tevens ter informatie toegezonden aan de begrotingsautoriteit. De Commissie stelt haar eigen raming op en zendt deze ook voor dezelfde datum aan de begrotingsautoriteit toe.

Bij de opstelling van haar eigen raming maakt de Commissie gebruik van de in artikel 32 genoemde inlichtingen.

Artikel 32

Elk in artikel 185 bedoeld orgaan zendt de Commissie overeenkomstig zijn oprichtingsbesluit vóór 1 april van elk jaar een raming van zijn uitgaven en ontvangsten, met inbegrip van de tabel van zijn personeelsbestand, alsmede zijn werkprogramma toe.

De Commissie zendt deze documenten ter informatie toe aan de begrotingsautoriteit, behalve in het in artikel 46, lid 1, punt 3, onder d), bedoelde geval.

Artikel 33

1.  De Commissie legt de Raad uiterlijk op 1 september van elk jaar een voorontwerp van begroting voor. Het voorontwerp van begroting wordt tezelfdertijd aan het Europees Parlement toegezonden.

Het voorontwerp van begroting bevat een algemene, samenvattende staat van de uitgaven en ontvangsten van de Gemeenschappen en de in artikel 31 bedoelde ramingen.

2.  Bij het voorontwerp van begroting voegt de Commissie:

a) een analyse van het financiële beheer van het afgelopen begrotingsjaar en van de staat van nog betaalbaar te stellen bedragen;

b) in voorkomend geval, een advies over de ramingen van de overige instellingen, dat met redenen omklede afwijkende ramingen kan inhouden;

c) ieder nuttig geacht werkdocument over het personeelsbestand van de instellingen en de subsidies die de Commissie aan de in artikel 185 bedoelde organen en de Europese Scholen toekent;

▼M1

d) de activiteitenoverzichten met de volgende toelichting:

 gegevens over de verwezenlijking van alle eerder vastgestelde specifieke, meetbare, haalbare, relevante en van een datum voorziene doelstellingen voor de verschillende activiteiten alsmede de nieuwe doelstellingen, afgemeten aan indicatoren;

 een volledige motivering en een kosten-batenanalyse van voorgestelde wijzigingen in het niveau van de kredieten;

 een duidelijke rechtvaardiging van maatregelen op EU-niveau overeenkomstig, onder meer, het subsidiariteitsbeginsel;

 gegevens over de uitvoeringsgraad van de activiteiten van vorig jaar en de uitvoeringsgraad voor het lopende jaar.

De resultaten van de evaluaties worden onderzocht en gebruikt om de voordelen aan te tonen die een voorgestelde wijziging van de begroting kan opleveren;

▼M1

e) een overzicht van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren.

▼B

Artikel 34

1.  De Commissie kan, eigener beweging of op verzoek van de overige instellingen met betrekking tot hun respectieve afdeling, bij de Raad een nota van wijzigingen indienen waarmee het voorontwerp van begroting wordt gewijzigd op grond van nieuwe gegevens die ten tijde van de opstelling van het voorontwerp niet bekend waren.

2.  Tenzij anders tussen de instellingen wordt overeengekomen of in uitzonderlijke omstandigheden dient de Commissie de nota van wijzigingen ten minste 30 dagen vóór de eerste lezing van het ontwerp van begroting door het Europees Parlement bij de Raad in. De Raad legt de nota van wijzigingen ten minste 15 dagen vóór de genoemde eerste lezing aan het Europees Parlement voor.

Artikel 35

1.  De Raad stelt de ontwerp-begroting op volgens de procedure van artikel 272, lid 3, van het EG-Verdrag, en artikel 177, lid 3, van het Euratom-Verdrag.

2.  De Raad dient de ontwerp-begroting uiterlijk op 5 oktober van het jaar voorafgaande aan dat van de uitvoering van de begroting bij het Europees Parlement in. Hij voegt er een memorie van toelichting aan toe, waarin de redenen worden uiteengezet waarom hij van het voorontwerp van begroting is afgeweken.

Artikel 36

1.  De voorzitter van het Europees Parlement constateert volgens de procedure van artikel 272, lid 7, van het EG-Verdrag en artikel 177, lid 7, van het Euratom-Verdrag dat de begroting definitief is vastgesteld.

2.  De constatering van de definitieve vaststelling van de begroting brengt, met ingang van 1 januari van het volgende begrotingsjaar of met ingang van de datum van de constatering van de definitieve vaststelling van de begroting als deze na 1 januari valt, voor elke lidstaat de verplichting met zich mee de Gemeenschappen de verschuldigde bedragen ter beschikking te stellen op de wijze bepaald in de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.

Artikel 37

1.  De Commissie kan in geval van onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden voorontwerpen van gewijzigde begroting indienen.

Verzoeken om gewijzigde begrotingen die in de in de eerste alinea genoemde omstandigheden door andere instellingen dan de Commissie worden gedaan, worden doorgegeven aan de Commissie.

▼M1

Alvorens een voorontwerp van gewijzigde begroting in te dienen, gaan de Commissie en andere instellingen dan de Commissie na of en in hoeverre deze kredieten herverdeeld kunnen worden, daarbij rekening houdend met een eventueel verwachte onderbesteding van kredieten.

▼B

2.  De Commissie dient alle voorontwerpen van gewijzigde begroting uiterlijk op 1 september van elk jaar bij de Raad in, behoudens in uitzonderlijke omstandigheden. Zij kan bij de door andere instellingen ingediende voorontwerpen van gewijzigde begroting een advies voegen.

3.  De begrotingsautoriteit beraadslaagt met inachtneming van de vereiste spoed.

Artikel 38

1.  Wanneer de Raad een voorontwerp van gewijzigde begroting ontvangt, stelt hij een ontwerp van gewijzigde begroting op overeenkomstig de artikelen 35 en 37.

2.  De artikelen 35 en 36 zijn, behalve wat het tijdschema betreft, van toepassing op de gewijzigde begrotingen. Deze worden gemotiveerd door verwijzing naar de begroting waarvan zij de ramingen wijzigen.

Artikel 39

De Commissie en de begrotingsautoriteit kunnen overeenkomen bepaalde data voor de indiening van de ramingen en voor de aanneming en de indiening van het voorontwerp en het ontwerp van begroting te vervroegen, zonder dat dit tot gevolg mag hebben dat de perioden voor de behandeling van deze teksten, als voorgeschreven in artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag, worden verkort of verlengd.



HOOFDSTUK 2

Structuur en inrichting van de begroting

Artikel 40

De begroting omvat:

▼M1

a) een algemene staat van ontvangsten en uitgaven;

▼B

b) afdelingen, verdeeld in staten van ontvangsten en uitgaven van elke instelling.

Artikel 41

1.  De ontvangsten van de Commissie en de ontvangsten en uitgaven van de overige instellingen worden door de begrotingsautoriteit ingedeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten al naar hun aard of bestemming.

2.  De staat van uitgaven van de afdeling van de Commissie wordt ingericht volgens de door de begrotingsautoriteit vastgestelde nomenclatuur met een indeling naar bestemming.

Een titel komt overeen met een beleidsterrein en een hoofdstuk als regel met een activiteit.

Elke titel kan beleidskredieten en administratieve kredieten bevatten.

Binnen een zelfde titel worden de administratieve kredieten samengebracht in één hoofdstuk.

Artikel 42

De begroting mag geen negatieve ontvangsten bevatten.

De op grond van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen geïnde eigen middelen zijn nettobedragen en worden in de samenvattende staat van ontvangsten van de begroting als zodanig vermeld.

Artikel 43

1.  Iedere afdeling van de begroting kan een titel „voorzieningen” bevatten. De kredieten worden in de volgende twee situaties in deze titel opgenomen:

a) ontbreken van een basisbesluit voor de betrokken actie op het tijdstip van opstelling van de begroting;

b) op ernstige gronden bestaande onzekerheid over de toereikendheid of de mogelijkheid tot besteding, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, van de op de begrotingsonderdelen opgevoerde kredieten.

▼M1

De kredieten van deze titel kunnen alleen door middel van overschrijving volgens de procedure van artikel 23, lid 1, onder d), worden gebruikt in de gevallen waarin voor de aanneming van het basisbesluit de procedure van artikel 251 van het Verdrag geldt, en volgens de procedure van artikel 24 in de andere gevallen.

▼B

2.  In geval van ernstige uitvoeringsmoeilijkheden kan de Commissie tijdens het begrotingsjaar voorstellen kredieten over te schrijven naar de titel „voorzieningen”. De begrotingsautoriteit beslist over deze overschrijvingen op de in artikel 24 beschreven wijze.

Artikel 44

De afdeling van de begroting van de Commissie mag een „negatieve reserve” bevatten van ten hoogste 200 miljoen euro. Deze reserve, die in een aparte titel wordt opgenomen, kan zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten bevatten.

Het gebruik van deze reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar plaatsvinden door middel van overschrijvingen volgens de procedure van ►M1  de artikelen 23 en 25. ◄

▼M1

Artikel 45

1.  De afdeling Commissie van de begroting bevat een reserve voor spoedhulp aan derde landen.

2.  De in lid 1 genoemde reserve wordt vóór het einde van het begrotingsjaar gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 24 en 26.

▼B

Artikel 46

1.  In de begroting worden opgenomen:

1.  ►M1  in de algemene staat van ontvangsten en uitgaven: ◄

a) de ramingen van de ontvangsten van de Gemeenschappen voor het betrokken begrotingsjaar,

b) de geraamde ontvangsten van het vorige begrotingsjaar en de ontvangsten van het begrotingsjaar n - 2,

c) de vastleggings- en betalingskredieten voor het betrokken begrotingsjaar,

d) de vastleggings- en betalingskredieten van het vorige begrotingsjaar,

e) de in het begrotingsjaar n - 2 vastgelegde uitgaven en gedane betalingen,

▼M1 —————

▼M1

g) een passende toelichting bij elk in artikel 41, lid 1, bedoeld onderdeel.

2. in de afdeling van elke instelling worden de ontvangsten en uitgaven volgens dezelfde structuur als in punt 1 aangegeven;

▼B

3. met betrekking tot het personeelsbestand:

a) een personeelsformatie waarin, voor elke afdeling van de begroting, per rang in elke categorie en in elke groep, het aantal binnen de grenzen van de begrotingskredieten toegestane vaste en tijdelijke ambten is vastgesteld;

b) een personeelsformatie van de uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde personeelsleden voor eigen werkzaamheden, en een personeelsformatie van de uit dezelfde kredieten bezoldigde personeelsleden voor werkzaamheden onder contract, onderverdeeld naar categorie en naar rang en met onderscheid tussen vaste en tijdelijke ambten, waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de begrotingskredieten;

▼M1

c) de onderverdeling van het wetenschappelijk en technisch personeel kan onder de bij elke begroting vastgestelde voorwaarden volgens groepen van rangen worden aangegeven. In de personeelsformatie wordt het aantal wetenschappelijk of technisch hooggekwalificeerde personeelsleden vermeld aan wie uit hoofde van de specifieke bepalingen van het Statuut bijzondere voordelen worden toegekend;

▼B

d) een personeelsformatie waarin voor alle ►C1  in artikel 185 bedoelde ◄ organen die subsidies ten laste van de begroting ontvangen, per rang voor elke categorie het aantal ambten wordt vastgesteld.

In de personeelsformaties wordt naast het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten het aantal ambten vermeld dat voor het vorige begrotingsjaar was toegestaan;

4. met betrekking tot de opgenomen en verstrekte leningen:

a) in de algemene staat van ontvangsten, de met deze verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen die dienen voor het boeken van de eventuele aflossingen door begunstigden die aanvankelijk in gebreke waren gebleven, zodat de „honoreringsgarantie” moest worden toegepast. Deze begrotingsonderdelen worden van de vermelding „pro memorie” (p.m.) en van de passende toelichtingen voorzien;

b) in de afdeling van de Commissie:

i) de begrotingsonderdelen betreffende de „honoreringsgarantie” van de Gemeenschappen voor deze verrichtingen. Zij worden van de vermelding „pro memorie” (p.m.) voorzien zolang uit dien hoofde geen daadwerkelijke last is gebleken die uit de definitieve middelen moet worden gedekt;

ii) toelichtingen met verwijzing naar het basisbesluit en vermelding van het bedrag van de overwogen verrichtingen, de duur ervan en de financiële waarborg die de Gemeenschappen voor de afwikkeling van deze verrichtingen op zich nemen;

c) in een bijlage bij de afdeling van de Commissie, ter indicatie:

i) de lopende kapitaalverrichtingen en het lopende beheer van de schulden,

ii) de kapitaalverrichtingen en het beheer van de schulden voor het betrokken begrotingsjaar;

▼M1

5. de begrotingsonderdelen betreffende ontvangsten en uitgaven die voor de inschakeling van het Garantiefonds voor externe maatregelen noodzakelijk zijn.

▼B

2.  De begrotingsautoriteit kan naast de in lid 1 genoemde documenten nog ieder ander terzake dienend document bij de begroting voegen.

Artikel 47

1.  De in artikel 46, lid 1, punt 3, beschreven personeelsformatie vormt voor iedere instelling en elk orgaan een strikt maximum; boven dit maximum mag geen enkele aanstelling worden verricht.

Iedere instelling en ieder orgaan mag evenwel wijzigingen in de personeelsformaties aanbrengen voor 10 % van de toegestane ambten, behalve voor ►M1  de rangen AD 16, AD 15 en AD 14 ◄ , mits aan twee voorwaarden wordt voldaan:

a) de wijziging heeft geen gevolgen voor de omvang van de personeelskredieten overeenkomend met een volledig begrotingsjaar, en

b) het totale aantal toegestane ambten per personeelsformatie wordt niet overschreden.

Drie weken voordat zij de in de tweede alinea bedoelde wijzigingen aanbrengen, brengen de instellingen de begrotingsautoriteit op de hoogte van hun voornemens. Worden binnen deze termijn door een onderdeel van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan zien de instellingen af van het aanbrengen van deze wijzigingen en wordt de normale procedure gevolgd.

2.  In afwijking van lid 1, eerste alinea, kunnen de gevallen van arbeid in deeltijd waarvoor het tot aanstelling bevoegde gezag overeenkomstig de bepalingen van het statuut toestemming heeft verleend, worden gecompenseerd.



TITEL IV

UITVOERING VAN DE BEGROTING



HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 48

1.  De Commissie voert de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig deze verordening, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grens van de toegekende kredieten.

2.  De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.

▼M1

Artikel 49

1.  De in de begroting opgenomen kredieten kunnen eerst voor een actie van de Gemeenschappen of de Unie worden besteed nadat een basisbesluit is vastgesteld.

Een basisbesluit is een besluit dat een rechtsgrond geeft aan de actie en aan de uitvoering van de desbetreffende in de begroting opgenomen uitgave.

2.  Op het toepassingsgebied van het EG-Verdrag en het Euratom-Verdrag is een basisbesluit een door de wetgevende autoriteit vastgesteld besluit in de vorm van een verordening, een richtlijn, een beschikking of een besluit.

3.  Op het toepassingsgebied van titel V van het VEU (betreffende een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — GBVB) kan een basisbesluit een van de in artikel 13, leden 2 en 3, artikel 14, artikel 18, lid 5, artikel 23, leden 1 en 2, en artikel 24 van het VEU genoemde vormen hebben.

4.  Op het toepassingsgebied van titel VI van het VEU (inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken) kan een basisbesluit een van de in artikel 34, lid 2, van het VEU genoemde vormen hebben.

5.  Aanbevelingen en adviezen, alsmede resoluties, conclusies, verklaringen en andere besluiten die geen rechtswerking hebben, vormen geen basisbesluiten in de zin van dit artikel.

6.  In afwijking van de leden 1 tot en met 4 mogen de volgende kredieten zonder basisbesluit worden besteed, voor zover de gefinancierde acties onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen of de Europese Unie vallen:

a) kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste twee achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen;

b) kredieten voor voorbereidende acties op gebieden die onder het toepassingsgebied van het EG-Verdrag, het Euratom-Verdrag en titel VI van het VEU vallen, om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties. Voor de voorbereidende acties geldt een samenhangende aanpak en zij kunnen uiteenlopende vormen hebben. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste drie achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. De wetgevingsprocedure moet vóór het einde van het derde begrotingsjaar zijn beëindigd. In de loop van de wetgevingsprocedure moet de vastlegging van de kredieten de eigen kenmerken van de voorbereidende actie met betrekking tot de beoogde activiteiten en doelstellingen en de begunstigden in acht nemen. Bijgevolg mag de omvang van de aangewende middelen niet overeenstemmen met de voor de financiering van de definitieve actie zelf voorziene middelen;

Bij de indiening van het voorontwerp van begroting legt de Commissie de begrotingsautoriteit een verslag over de in de punten a) en b) bedoelde acties voor dat een evaluatie van de behaalde resultaten en een beoordeling van het overwogen vervolg bevat;

c) kredieten voor voorbereidende maatregelen op het gebied van titel V van het VEU (betreffende GBVB). Deze maatregelen worden beperkt tot een korte periode en dienen om de voorwaarden vast te stellen voor het optreden van de Europese Unie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het GBVB en voor de goedkeuring van de nodige juridische instrumenten.

Voorbereidende maatregelen voor crisisbeheersingsoperaties van de EU dienen onder meer om na te gaan wat de operationele behoeften zijn, te zorgen voor een snelle terbeschikkingstelling van de eerste middelen of ter plaatse de voorwaarden voor de start van de operatie te scheppen.

Voorbereidende maatregelen worden overeengekomen door de Raad, in volledige samenspraak met de Commissie. Hiertoe wordt de Commissie zo spoedig mogelijk door het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, geïnformeerd over het voornemen van de Raad om tot een voorbereidende maatregel over te gaan en in het bijzonder over de hiervoor naar raming benodigde middelen. In overeenstemming met de bepalingen van deze verordening neemt de Commissie alle nodige maatregelen om een snelle terbeschikkingstelling van de middelen te waarborgen;

d) kredieten voor incidentele acties, of zelfs voor acties van onbepaalde duur, die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar andere prerogatieven op institutioneel vlak uit hoofde van het EG-Verdrag en het Euratom-Verdrag dan haar in punt b) bedoelde initiatiefrecht inzake wetgeving, alsmede uit de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door deze Verdragen zijn toegekend en die in de uitvoeringsvoorschriften worden opgesomd;

e) kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling uit hoofde van haar administratieve autonomie.

▼B

Artikel 50

De Commissie kent de overige instellingen de bevoegdheden toe die nodig zijn voor de uitvoering van hun afdeling van de begroting.

▼M1

Elke instelling oefent deze bevoegdheden uit in overeenstemming met deze verordening en binnen de grenzen van de toegestane kredieten.

▼B

Artikel 51

De Commissie en elk van de overige instellingen kunnen hun bevoegdheden tot uitvoering van de begroting binnen hun diensten delegeren onder de in deze verordening en hun interne voorschriften bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen die zij in de akte van delegatie vaststellen. De delegatieverkrijgers kunnen slechts handelen binnen de grenzen van de hen uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.

▼M1

Artikel 52

1.  Het is alle financiële actoren en elke andere persoon die bij de uitvoering, het beheer, de audit of de controle van de begroting betrokken is, verboden enige handeling te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Gemeenschappen. Indien een dergelijk geval zich voordoet, dient de betrokkene van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

2.  Een belangenconflict doet zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, vriendschap, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elke andere eventuele belangengemeenschap met de begunstigde.

▼B



HOOFDSTUK 2

Wijze van uitvoering

▼M1

Artikel 53

De Commissie voert de begroting, in overeenstemming met de artikelen 53 bis tot en met 53 quinquies, op één van de volgende wijzen uit:

a) op gecentraliseerde wijze,

b) onder gedeeld of gedecentraliseerd beheer,

c) in gezamenlijk beheer met internationale organisaties.

▼M1

Artikel 53 bis

Wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten, ofwel indirect overeenkomstig de artikelen 54 tot 57 verricht.

Artikel 53 ter

1.  Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Deze methode geldt in het bijzonder voor de in deel II, titels I en II, bedoelde acties.

2.  Onverminderd aanvullende bepalingen van de desbetreffende sectorale verordeningen, en om bij gedeeld beheer ervoor te zorgen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en beginselen worden gebruikt, nemen de lidstaten alle nodige wetgevende, regelgevende, administratieve of andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Daartoe dienen zij met name:

a) zich te vergewissen van de goede uitvoering van de uit de communautaire begroting gefinancierde acties;

b) onregelmatigheden en fraude te voorkomen en aan te pakken;

c) ten onrechte betaalde, onjuist gebruikte of als gevolg van onregelmatigheden of fouten verloren gegane middelen terug te vorderen;

d) door middel van relevante sectorale verordeningen en in overeenstemming met artikel 30, lid 3, te zorgen voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

Daartoe voeren de lidstaten controles uit en voeren zij een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem in, overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 bis. Waar dat nodig en zinvol is, stellen zij gerechtelijke procedures in.

3.  Daartoe stellen de lidstaten op het passende nationale niveau jaarlijks een overzicht van de beschikbare controles en verklaringen op.

4.  Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich te nemen.

Artikel 53 quater

1.  Wanneer de Commissie de begroting onder gedecentraliseerd beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan derde landen gedelegeerd overeenkomstig artikel 56 en deel II, titel IV, onverminderd de delegatie van resterende taken aan de in artikel 54, lid 2, bedoelde organen.

2.  Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich te nemen.

3.  Derde landen waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, in overeenstemming met artikel 30, lid 3, voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

Artikel 53 quinquies

1.  Wanneer de Commissie de begroting in gezamenlijk beheer uitvoert, worden in de volgende gevallen bepaalde uitvoeringstaken aan internationale organisaties gedelegeerd overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften:

a) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een langetermijnkaderovereenkomst hebben gesloten met administratieve en financiële bepalingen inzake samenwerking,

b) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een gezamenlijk project of programma uitwerken,

c) wanneer de middelen van verschillende donoren worden samengevoegd en niet voor specifieke uitgavenposten of -categorieën bestemd zijn, dat wil zeggen in het geval van meerdonorenacties.

Deze organisaties passen inzake boekhouding, interne controle en overheidsopdrachten normen toe die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen.

2.  De individuele overeenkomst die voor de toekenning van de financiering met de internationale organisatie worden gesloten, bevat gedetailleerde bepalingen inzake de uitoefening van de aan de internationale organisatie opgedragen taken.

3.  Internationale organisaties waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, in overeenstemming met artikel 30, lid 3, voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

▼B

Artikel 54

▼M1

1.  De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de Verdragen bezit niet aan derden delegeren wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald. Uitvoeringstaken die worden gedelegeerd, moeten nauwkeurig worden omschreven en het gebruik dat ervan wordt gemaakt, moet volledig onder controle staan.

De delegatie van taken tot uitvoering van de begroting voldoet aan het beginsel van goed financieel beheer, dat een effectieve en efficiënte interne controle vergt, en waarborgt de naleving van het discriminatieverbod en de zichtbaarheid van de communautaire actie. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen niet leiden tot belangenconflicten.

▼B

2.   ►M1  Binnen de beperkingen van lid 1 mag de Commissie, wanneer zij de begroting overeenkomstig artikel 53 bis of artikel 53 quater uitvoert volgens de methode van indirect, gecentraliseerd beheer of van gedecentraliseerd beheer, overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting delegeren aan: ◄

a) agentschappen naar Gemeenschapsrecht als bedoeld in artikel 55, hierna „uitvoerende agentschappen” genoemd;

▼M1

b) door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 en andere gespecialiseerde communautaire organen, zoals de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds, voor zover de taken verenigbaar zijn met de in het basisbesluit omschreven taak van het orgaan;

c) nationale of internationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak, voldoende financiële garanties bieden en de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden in acht nemen;

▼M1

d) personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van deze verordening.

▼B

3.  Wanneer de in lid 2 bedoelde organen uitvoeringstaken verrichten, vergewissen zij zich er regelmatig van dat de door de communautaire begroting te financieren acties correct zijn uitgevoerd.

▼M1

Deze organen of personen nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval gerechtelijke procedures in om ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen.

Artikel 55

1.  De uitvoerende agentschappen zijn rechtspersonen naar Gemeenschapsrecht waaraan, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie, de uitvoering van een communautair programma of project geheel of gedeeltelijk kan worden gedelegeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd ( 10 ).

2.  De besteding van de betrokken beleidskredieten wordt verricht door de directeur van het agentschap.

Artikel 56

1.  Wanneer de Commissie de begroting door middel van indirect gecentraliseerd beheer uitvoert, vergewist zij zich eerst van het bestaan en de goede werking bij de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt van het volgende:

a) procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies die transparant en niet-discriminerend zijn, eventuele belangenconflicten voorkomen, en in overeenstemming zijn met respectievelijk titel V en titel VI;

b) een doeltreffend en efficiënt systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat voorziet in daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige of de equivalenten daarvan;

c) een boekhoudsysteem dat verificatie van het juiste gebruik van de communautaire middelen mogelijk maakt en ervoor zorgt dat het gebruik van de middelen in de rekeningen van de Gemeenschappen wordt weergegeven;

d) een onafhankelijke externe controle;

e) de toegang van het publiek tot de informatie op het door de communautaire regelgeving vastgestelde niveau;

f) adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen in overeenstemming met artikel 30, lid 3.

De Commissie kan de gelijkwaardigheid van de controle- en boekhoudsystemen en de aanbestedingsprocedures van de in de leden 1 en 2 bedoelde entiteiten met haar eigen regels erkennen, rekening houdend met de internationaal aanvaarde normen.

2.  In het geval van gedecentraliseerd beheer gelden, geheel of gedeeltelijk naar gelang van de tussen de Commissie en het betrokken derde land of de betrokken nationale of internationale publiekrechtelijke organen overeengekomen mate van decentralisatie, de in lid 1 bedoelde criteria, met uitzondering van het criterium van punt e).

Niettegenstaande lid 1, onder a), en artikel 169 bis kan de Commissie:

 in het geval van samenvoeging van middelen, en

 onder de in het basisbesluit genoemde voorwaarden,

besluiten om de aanbestedings- of subsidieprocedures van het begunstigde partnerland of zoals onder de donoren overeengekomen te gebruiken.

Alvorens een dergelijk besluit te nemen vergewist de Commissie er zich per geval van dat deze procedures voldoen aan de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en niet-discriminatie, belangenconflicten voorkomen, dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen en de naleving van de bepalingen betreffende goed financieel beheer, dat een doeltreffende en efficiënte interne controle vergt, garanderen.

Het betrokken derde land, of de betrokken nationale of internationale publiekrechtelijke organen verbindt of verbinden zich ertoe aan de volgende voorwaarden te voldoen

a) met inachtneming van de eerste alinea van dit lid, te voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria;

b) ervoor te zorgen dat de in lid 1, onder d), genoemde controle door een nationale instelling voor onafhankelijke externe controle wordt verricht;

c) regelmatige controles uit te voeren om ervoor te zorgen dat de door de begroting te financieren acties juist zijn uitgevoerd;

d) de nodige maatregelen te nemen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en zo nodig gerechtelijke procedures in te stellen om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.

3.  De Commissie zorgt voor bewaking, evaluatie en controle van de uitvoering van de toevertrouwde taken. Zij houdt rekening met de gelijkwaardigheid van de controlesystemen wanneer zij dergelijke controles uitvoert aan de hand van haar eigen controlesystemen.

▼B

Artikel 57

▼M1

1.  De Commissie mag uitvoeringshandelingen met begrotingsmiddelen, betaling en invordering daaronder begrepen, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen toevertrouwen, behalve wanneer deze met een in artikel 54, lid 2, onder c), bedoelde openbaredienstverleningstaak zijn belast, of in bijzondere gevallen waarin de betrokken betalingen aan door de Commissie bepaalde begunstigden moeten worden gedaan, deze aan door de Commissie vastgestelde voorwaarden en bedragen zijn onderworpen, en de entiteit of het orgaan dat de betalingen verricht, geen discretionaire bevoegdheid uitoefent.

▼B

2.  Taken die contractueel aan andere privaatrechtelijke externe entiteiten of organen dan die welke met een openbare dienstverleningstaak zijn belast, kunnen worden toevertrouwd, zijn: technische expertises en administratieve, voorbereidende of bijkomende taken die geen overheidstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden.



HOOFDSTUK 3

Financiële actoren



Afdeling 1

Beginsel van scheiding van functies

Artikel 58

De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en zijn onderling onverenigbaar.



Afdeling 2

Ordonnateur

Artikel 59

1.  De instelling oefent de functies van ordonnateur uit.

▼M1

1 bis.  Voor de toepassing van deze titel wordt onder „personeelsleden” verstaan personen die zijn onderworpen aan het Statuut.

▼M1

2.  Elke instelling bepaalt in haar interne administratieve voorschriften aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij, met inachtneming van de in haar reglement van orde bepaalde voorwaarden, de functies van ordonnateur delegeert, alsook de omvang van de toegekende bevoegdheden en de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te subdelegeren.

3.  De bevoegdheid van ordonnateur wordt alleen aan personeelsleden gedelegeerd of gesubdelegeerd.

▼B

4.  De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in het (sub)delegatiebesluit gestelde grenzen. De bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur kan in de uitoefening van zijn taak worden bijgestaan door een of meer personeelsleden die onder zijn verantwoordelijkheid belast zijn met bepaalde voor de uitvoering van de begroting en het afleggen van rekening en verantwoording benodigde handelingen.

Artikel 60

1.  De ordonnateur is bij elke instelling belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.

2.  Voor het verrichten van de uitgaven gaat de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur vastleggingen en juridische verbintenissen aan, stelt hij de uitgaven betaalbaar, geeft hij betalingsopdrachten en verricht hij de voor de besteding van de kredieten vereiste voorafgaande handelingen.

3.  De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van schuldvorderingsramingen, de vaststelling van de te innen rechten en de verstrekking van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.

4.  De gedelegeerde ordonnateur voert, overeenkomstig de door elke instelling vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken, in voorkomend geval met inbegrip van verificaties achteraf. Vooraleer een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften geverifieerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. Verificatie vooraf en achteraf, alsmede de inleiding van een verrichting zijn gescheiden functies.

5.  Elk personeelslid dat verantwoordelijk is voor de controle van het beheer van de financiële verrichtingen, bezit de vereiste beroepsbekwaamheden. Hij respecteert een specifieke beroepscode die door elke instelling wordt vastgesteld.

6.  Elk bij het financieel beheer en de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid dat van oordeel is dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepscode die hij gehouden is te respecteren, deelt dit schriftelijk aan de gedelegeerde ordonnateur mede en, wanneer deze niet optreedt, aan de in artikel 66, lid 4, bedoelde instantie. In geval van illegale activiteiten, fraude of corruptie die de belangen van de Gemeenschappen kunnen schaden, waarschuwt hij de bij de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.

▼M1

7.  De gedelegeerde ordonnateur legt aan zijn instelling verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van gegevens over de financiën en het beheer, zulks ter bevestiging dat de in dit verslag opgenomen gegevens een getrouw beeld geven, tenzij anders staat vermeld in voorbehouden betreffende bepaalde gebieden van ontvangsten en uitgaven.

Dat verslag behelst de resultaten van zijn verrichtingen ten opzichte van de hem opgedragen doelstellingen, de aan die verrichtingen verbonden risico's, het gebruik van de middelen die tot zijn beschikking zijn gesteld en de efficiëntie en doeltreffendheid van het systeem voor de interne controle. De interne controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag en van de andere geïdentificeerde informatie. De Commissie legt de begrotingsautoriteit uiterlijk op 15 juni van elk jaar een samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen van het voorgaande jaar voor.

▼B



Afdeling 3

Rekenplichtige

Artikel 61

1.  Elke instelling stelt een rekenplichtige aan, die binnen de instelling wordt belast met:

a) de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;

b) het opstellen en inrichten van de rekeningen overeenkomstig titel VII;

c) het voeren van de boekhouding overeenkomstig titel VII;

d) het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel overeenkomstig titel VII;

e) het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de ordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige gegevens te verstrekken of te motiveren; ►M1  de rekenplichtige is bevoegd om na te gaan of de valideringscriteria zijn nageleefd; ◄

f) het beheer van de kasmiddelen.

2.  De rekenplichtige ontvangt van de ordonnateurs, die de betrouwbaarheid ervan garanderen, alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van het vermogen van de Gemeenschappen en de uitvoering van de begroting.

▼M1

2 bis.  Voordat de rekeningen door de instelling worden goedgekeurd, tekent de rekenplichtige ze af, waarmee hij verklaart dat hij een redelijke zekerheid heeft dat de rekeningen een getrouw beeld van de financiële situatie van de instelling geven.

Daartoe vergewist de rekenplichtige zich ervan dat de rekeningen zijn opgesteld in overeenstemming met de boekhoudregels, -methoden en -systemen die overeenkomstig deze verordening onder zijn verantwoordelijkheid zijn ingevoerd voor de rekeningen van zijn instelling, en dat alle ontvangsten en uitgaven in de rekeningen zijn geboekt.

De gedelegeerde ordonnateurs verstrekken alle informatie die de rekenplichtige voor de uitoefening van zijn functie nodig heeft.

De ordonnateurs blijven volledig verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de door hen beheerde middelen en de wettigheid en de regelmatigheid van de door hen beheerde uitgaven.

2 ter.  De rekenplichtige is bevoegd de ontvangen informatie te controleren en alle verdere controles uit te voeren die hij noodzakelijk acht om de rekeningen te kunnen aftekenen.

2 quater.  De rekenplichtigen van de andere instellingen en organen tekenen hun jaarrekeningen af en zenden deze toe aan de rekenplichtige van de Commissie.

Zo nodig maakt de rekenplichtige voorbehoud, waarbij hij de aard en de draagwijdte van het voorbehoud precies omschrijft.

▼M1

3.  Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en aan kasmiddelen gelijkwaardige middelen. Hij is voor de bewaring ervan aansprakelijk.

▼B

Artikel 62

▼M1

De rekenplichtige kan voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden.

▼B

In het delegatiebesluit worden de aan de delegatieverkrijgers toevertrouwde taken omschreven.



Afdeling 4

Beheerder van gelden ter goede rekening

▼M1

Artikel 63

1.  Voor de inning van andere ontvangsten dan eigen middelen en voor de betaling van geringe bedragen in de zin van de uitvoeringsvoorschriften kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld.

Op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp in de zin van artikel 110 mogen evenwel gelden ter goede rekening worden gebruikt voor de betaling van grotere bedragen zonder beperking ten aanzien van het bedrag, mits het niveau van de door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar in acht wordt genomen.

2.  Gelden ter goede rekening worden door de rekenplichtige van de instelling ter beschikking gesteld en vallen onder de verantwoordelijkheid van door de rekenplichtige van de instelling aangewezen beheerders van gelden ter goede rekening.

▼B



HOOFDSTUK 4

Verantwoordelijkheid van de financiële actoren



Afdeling 1

Algemene regels

Artikel 64

1.  Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kan de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd tijdelijk of definitief hun delegatie of subdelegatie worden ontnomen.

2.  Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kan de rekenplichtige te allen tijde door het gezag dat hem heeft benoemd tijdelijk of definitief van zijn functies worden ontheven.

3.  Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de beheerders van gelden ter goede rekening te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd tijdelijk of definitief van hun functies worden ontheven.

Artikel 65

▼M1

1.  Het bepaalde in dit hoofdstuk doet niet af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 64 genoemde financiële actoren krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn.

▼B

2.  Onverminderd het bepaalde in de artikelen 66, 67 en 68, is elke ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden ter goede rekening tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut. Gevallen van illegale activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, worden voorgelegd aan de in de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.



Afdeling 2

Regels betreffende de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs

Artikel 66

▼M1

1.  De ordonnateur is geldelijk aansprakelijk onder de in het statuut vermelde voorwaarden.

▼M1

1 bis.  De verplichting tot schadevergoeding bestaat in het bijzonder wanneer:

a) de ordonnateur opzettelijk of met grove nalatigheid de in te vorderen rechten vaststelt of inningsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van de in dit Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde bepalingen;

b) de ordonnateur opzettelijk of door grove nalatigheid verzuimt een document op te stellen waarbij een schuldvordering wordt vastgesteld, verzuimt een inningsopdracht af te geven of deze te laat afgeeft, of een betalingsopdracht te laat afgeeft, waardoor de instelling civiel aansprakelijk wordt jegens derden.

▼B

2.  Wanneer een gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur oordeelt dat een door hem te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenend gezag. Indien dit schriftelijk de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit te nemen, is de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur van zijn aansprakelijkheid ontslagen.

▼M1

3.  In geval van subdelegatie blijft de gedelegeerde ordonnateur binnen zijn diensten verantwoordelijk voor de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het ingestelde systeem voor beheer en interne controle en de keuze van de gesubdelegeerde ordonnateur.

4.  Elke instelling richt een gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden op of neemt deel aan een door verschillende instellingen opgerichte gezamenlijke instantie. Deze instanties opereren onafhankelijk en gaan na of zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan en wat daarvan de eventuele consequenties moeten zijn.

▼B

Op grond van het advies van deze instantie neemt de instelling een beslissing over het instellen van een procedure wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid. Indien de instantie systeemgebonden problemen ontdekt, zendt zij de ordonnateur en de gedelegeerd ordonnateur, indien deze geen partij is, alsmede de interne controleur een verslag met aanbevelingen toe.



Afdeling 3

Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening

Artikel 67

De rekenplichtige is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b) bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;

c) invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;

d) nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

Artikel 68

De beheerder van gelden ter goede rekening is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b) verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden;

c) aan een ander dan de rechthebbende betalen;

d) nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.



HOOFDSTUK 5

Ontvangsten



Afdeling 1

Terbeschikkingstelling van de eigen middelen

Artikel 69

De ontvangsten gevormd door de eigen middelen bedoeld in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen worden als raming in euro in de begroting opgenomen. Zij worden ter beschikking gesteld overeenkomstig de verordening van de Raad tot uitvoering van het genoemde besluit.



Afdeling 2

Raming van schuldvorderingen

Artikel 70

1.  Elke maatregel of situatie waardoor een schuldvordering van de Gemeenschappen ontstaat of wordt gewijzigd, is vooraf het voorwerp van een schuldvorderingsraming van de bevoegde ordonnateur.

2.  In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor de eigen middelen omschreven in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen die door de lidstaten op vaste vervaldagen worden afgedragen, geen schuldvorderingsraming opgesteld vóór de terbeschikkingstelling van de bedragen door de lidstaten aan de Commissie. Voor deze middelen geeft de bevoegde ordonnateur een invorderingsopdracht af.



Afdeling 3

Vaststelling van schuldvorderingen

Artikel 71

1.  De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur:

a) het bestaan van de schuld van de debiteur verifieert;

b) het bestaan en het bedrag van de schuld vaststelt of verifieert;

c) de invorderbaarheid van de schuld verifieert.

2.  De ter beschikking van de Commissie te stellen eigen middelen en elke als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering worden vastgesteld door middel van een invorderingsopdracht aan de rekenplichtige, gevolgd door een aan de debiteur gerichte debetnota, welke beide worden opgesteld door de bevoegde ordonnateur.

3.  Ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd.

4.  De voorwaarden waaronder achterstandsrente aan de Gemeenschappen verschuldigd is, worden nader aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften.



Afdeling 4

Invorderingsopdracht

Artikel 72

1.  De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld, in te vorderen.

2.  De instelling kan de vaststelling van een schuldvordering jegens andere personen dan staten formeel neerleggen in een besluit dat een executoriale titel in de zin van artikel 256 van het EG-Verdrag vormt.



Afdeling 5

Invordering

Artikel 73

1.  De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij is gehouden zorg te dragen voor het innen van de ontvangsten van de Gemeenschappen en toe te zien op het behoud van de rechten van de Gemeenschappen.

De rekenplichtige gaat over tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van de Gemeenschappen wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op de Gemeenschappen heeft.

▼M1

2.  Wanneer de bevoegde gedelegeerd ordonnateur overweegt geheel of gedeeltelijk van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering af te zien, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel, volgens de procedures en conform de criteria vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften. Het besluit wordt gemotiveerd. De ordonnateur kan dit besluit slechts delegeren onder de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde voorwaarden.

Voorts kan de bevoegde ordonnateur een vastgestelde schuldvordering annuleren of wijzigen overeenkomstig de in de uitvoeringsvoorschriften neergelegde voorwaarden.

▼M1

Artikel 73 bis

Onverminderd de bijzondere verordeningen en de toepassing van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen, geldt voor vorderingen van de Gemeenschappen op derden en vorderingen van derden op de Gemeenschappen een verjaringstermijn van vijf jaar.

De datum voor de berekening van de verjaringstermijn en de voorwaarden voor de schorsing ervan worden neergelegd in de uitvoeringsvoorschriften.

▼B

Artikel 74

De ontvangsten uit boeten, dwangsommen en sancties, alsmede de rente hierover, worden niet definitief als begrotingsontvangsten geboekt zolang de desbetreffende beschikkingen door het Hof van Justitie nietig kunnen worden verklaard.

De eerste alinea is niet van toepassing op de beschikkingen inzake goedkeuring van de rekeningen of financiële correcties.



HOOFDSTUK 6

Uitgaven

Artikel 75

1.  Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling.

2.  Behoudens in geval van kredieten die overeenkomstig ►M1  artikel 49, lid 6, onder e) ◄ , zonder basisbesluit mogen worden besteed, wordt de vastlegging van een uitgave voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten.



Afdeling 1

Vastlegging

Artikel 76

1.  De vastlegging in de begroting is de handeling waarbij de kredieten worden gereserveerd die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van een juridische verbintenis.

Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting doet ontstaan of constateert die tot een last leidt.

De vastlegging en de juridische verbintenis worden door dezelfde ordonnateur aangegaan, behoudens naar behoren gemotiveerde gevallen die bij de uitvoeringsvoorschriften worden bepaald.

2.  Bij een individuele vastlegging zijn de begunstigde en het bedrag van de uitgave bepaald.

Van een globale vastlegging is sprake wanneer ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, niet bepaald is.

Een voorlopige vastlegging heeft betrekking op in artikel 150 bedoelde uitgaven of lopende uitgaven van administratieve aard waarvan hetzij het bedrag, hetzij de eindbegunstigden niet definitief zijn aangegeven.

3.  Vastleggingen voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan een begrotingsjaar uitstrekt, mogen slechts in jaartranches worden verdeeld wanneer het basisbesluit daarin voorziet, ook wat betreft administratieve uitgaven. Wanneer een vastlegging aldus in jaartranches wordt verdeeld, wordt dit in de juridische verbintenis vermeld, tenzij het gaat om personeelskosten.

Artikel 77

1.  Voor elke maatregel waardoor een uitgave ten laste van de begroting ontstaat, verricht de bevoegde ordonnateur een vastlegging vooraleer een individuele juridische verbintenis met derden te sluiten.

2.  Behoudens het bepaalde in deel II, titel IV, hebben de globale vastleggingen betrekking op de totale kosten van de betrokken individuele juridische verbintenissen gesloten tot 31 december van het jaar n + 1.

Behoudens het bepaalde in artikel 76, lid 3, en artikel 179, lid 2, worden de individuele juridische verbintenissen betreffende individuele of voorlopige vastleggingen uiterlijk tot 31 december van het jaar n gesloten.

Bij het verstrijken van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde perioden wordt het niet-gebruikte saldo van deze vastleggingen door de bevoegde ordonnateur vrijgemaakt.

Elke individuele juridische verbintenis die volgt op een globale vastlegging wordt vóór ondertekening door de bevoegde ordonnateur in de begrotingsboekhouding ingeschreven ten laste van de globale vastlegging.

3.  Voor juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, alsook de desbetreffende vastleggingen, behalve wanneer het personeelskosten betreft, geldt een uiterste uitvoeringsdatum die overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer wordt bepaald.

De delen van deze verbintenissen die zes maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, worden overeenkomstig artikel 11 vrijgemaakt.

▼M1

De vastlegging wordt vrijgemaakt voor het bedrag van een juridische verbintenis waarvoor gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van deze juridische verbintenis, geen enkele betaling in de zin van artikel 81 is verricht.

▼B

Artikel 78

1.  Bij elke vastlegging vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

a) de juistheid van de aanwijzing op de begroting;

b) de beschikbaarheid van de kredieten;

c) de overeenstemming van de uitgave met de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van de Verdragen en de verordeningen zijn genomen;

d) de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

2.  Bij de registratie van een juridische verbintenis vergewist de ordonnateur zich van:

a) de dekking van de verbintenis door de overeenkomstige begrotingsvastlegging;

b) de regelmatigheid en de overeenstemming van de uitgave met de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van de Verdragen en de verordeningen zijn genomen;

c) de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.



Afdeling 2

Betaalbaarstelling

Artikel 79

De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

a) het bestaan van de rechten van de crediteur verifieert;

b) het bestaan en het bedrag van de schuldvordering vaststelt of verifieert;

c) de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.



Afdeling 3

Betalingsopdracht

Artikel 80

De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige door middel van een betalingsopdracht opdraagt het bedrag van de door hem betaalbaar gestelde uitgaven te betalen.

▼M1

Wanneer periodieke betalingen worden gedaan met betrekking tot verleende diensten of geleverde goederen kan de ordonnateur, afhankelijk van een risicoanalyse, opdracht geven tot de uitvoering van automatische incasso's.

▼B



Afdeling 4

Betaling

Artikel 81

1.  Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de actie overeenkomstig het basisbesluit of het contract is en betrekking heeft op een of meer van de volgende verrichtingen:

a) betaling van het volledige verschuldigde bedrag;

b) betaling van het verschuldigde bedrag op de volgende wijze:

i) een voorfinanciering, eventueel verdeeld in verschillende stortingen;

ii) een of meer tussentijdse betalingen;

iii) betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen.

2.  In de boekhouding wordt onderscheid gemaakt tussen de in lid 1 genoemde soorten betalingen op het ogenblik waarop zij worden verricht.

Artikel 82

De betalingen worden door de rekenplichtige verricht binnen de grenzen van de beschikbare middelen.



Afdeling 5

Termijnen voor de uitgavenverrichtingen

Artikel 83

Tot betaalbaarstelling, afgifte van betalingsopdrachten en betaling van uitgaven wordt overgegaan binnen de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde termijnen. In de uitvoeringsvoorschriften worden tevens de voorwaarden aangegeven waaronder te laat betaalde crediteuren recht hebben op achterstandsrente ten laste van het begrotingsonderdeel dat de hoofdsom van de betrokken uitgaven draagt.



HOOFDSTUK 7

Computersystemen

Artikel 84

Wanneer de ontvangsten en uitgaven met behulp van computersystemen worden beheerd, kunnen de handtekeningen door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure worden aangebracht.



HOOFDSTUK 8

Intern controleur

Artikel 85

Iedere instelling stelt een interne controlefunctie in, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de terzake doende internationale normen. De door de instelling aangewezen intern controleur is haar verantwoording schuldig voor de verificatie van de goede werking van de systemen en de procedures voor de uitvoering van de begroting. De intern controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn.

Artikel 86

1.  De intern controleur adviseert zijn instelling bij het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

Hij is met name belast met:

a) het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma's en acties in relatie met de ermee verbonden risico's;

▼M1

b) het beoordelen van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de interne en andere controlesystemen die worden toegepast op alle verrichtingen tot uitvoering van de begroting.

▼B

2.  De werkzaamheden van de intern controleur strekken zich uit tot alle activiteiten en diensten van de instelling. Hij heeft volledige en onbeperkte toegang tot alle informatie die hij voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft, zo nodig ter plaatse, ook in de lidstaten en in derde landen.

3.  De intern controleur brengt aan de instelling verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De instelling zorgt ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd. De intern controleur dient tevens jaarlijks een intern controleverslag in bij de instelling waarin het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven worden genoemd.

4.  De instelling zendt de met de kwijting belaste autoriteit jaarlijks een verslag toe waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven.

Artikel 87

Voor de intern controleur wordt door de instelling een bijzondere regeling bepaald om de volledige onafhankelijkheid van zijn functie te garanderen en zijn verantwoordelijkheid vast te stellen.

▼M1

Wanneer de intern controleur een personeelslid is, is hij aansprakelijk onder de in het Statuut vastgestelde voorwaarden, welke nader worden aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften.

▼B



TITEL V

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN



HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen



Afdeling 1

Toepassingsgebied en gunningsbeginselen

▼M1

Artikel 88

1.  Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer economische subjecten en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 104 en 167 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.

Deze opdrachten kunnen betrekking hebben op:

a) aankoop of huur van een gebouw,

b) leveringen,

c) de uitvoering van werken,

d) dienstverlening.

2.  Raamovereenkomsten zijn overeenkomsten tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid. Zij vallen onder de bepalingen van deze titel met betrekking tot de gunningsprocedure, inclusief publiciteit.

3.  Onverminderd de artikelen 93 tot en met 96 vallen subsidies niet onder deze titel.

▼B

Artikel 89

1.  Bij alle geheel of gedeeltelijk door de begroting gefinancierde overheidsopdrachten worden het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie in acht genomen.

2.  Elke procedure voor de plaatsing van een opdracht begint met een zo ruim mogelijke uitnodiging tot inschrijving, behalve bij toepassing van de procedure van gunning via onderhandelingen als bedoeld in artikel 91, lid 1, onder d).

▼M1

De aanbestedende diensten mogen raamovereenkomsten niet oneigenlijk gebruiken en evenmin op een wijze die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

▼B



Afdeling 2

Bekendmaking

Artikel 90

▼M1

1.  Alle opdrachten waarvan de waarde hoger is dan de in artikel 105 of artikel 167 bedoelde drempelwaarden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De opdrachten worden vooraf bekendgemaakt, behalve in de in artikel 91, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde gevallen, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften, en bij opdrachten voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten ( 11 ) bedoelde diensten.

▼B

Bekendmaking van bepaalde inlichtingen na gunning van de opdracht kan achterwege blijven wanneer zulks aan de toepassing van de wetten in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen of een eerlijke concurrentie tussen hen onmogelijk zou maken.

▼M1

2.  Aan opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 105 of artikel 167 bedoelde drempelwaarden en aan opdrachten voor diensten als bedoeld in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG wordt met passende middelen publiciteit gegeven, conform de uitvoeringsvoorschriften.

▼B



Afdeling 3

Procedures voor het plaatsen van opdrachten

Artikel 91

▼M1

1.  Bij het plaatsen van opdrachten kan een van de volgende procedures worden gevolgd:

a) de openbare procedure,

b) de niet-openbare procedure,

c) de prijsvraag,

d) de onderhandelingsprocedure,

e) de concurrentiegerichte dialoog.

Wanneer een overheidsopdracht of een raamovereenkomst voor twee of meer instellingen, uitvoerende agentschappen of in artikel 185 bedoelde organen van belang is en wanneer zulks de efficiëntie ten goede kan komen, trachten de betrokken aanbestedende diensten de aanbestedingsprocedure op interinstitutionele basis uit te voeren.

Wanneer voor de uitvoering van een gezamenlijke actie van een instelling en een aanbestedende dienst van een lidstaat een overheidsopdracht of raamovereenkomst nodig is, kan de aanbestedingsprocedure gezamenlijk door de instelling en deze aanbestedende dienst worden uitgevoerd, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften.

▼B

2.  Bij opdrachten met een waarde die hoger is dan de in artikel 105 of artikel 167 bedoelde drempelwaarden is de procedure van gunning via onderhandelingen slechts toegestaan in de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde gevallen.

▼M1 —————

▼B

3.  De drempelwaarden waaronder de aanbestedende dienst hetzij gebruik mag maken van de procedure van gunning via onderhandelingen, hetzij in afwijking van het bepaalde in artikel 88, lid 1, eerste alinea, eenvoudig op factuur mag handelen, worden vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften.

▼M1

4.  In de uitvoeringsvoorschriften wordt de in lid 1 bedoelde procedure voor het plaatsen van opdrachten omschreven die van toepassing is op de onder bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG vallende dienstenopdrachten en op geheim verklaarde opdrachten, waarvan de uitvoering vergezeld moet gaan van speciale veiligheidsmaatregelen, of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Gemeenschappen of de Europese Unie zulks vereist.

▼M1

Artikel 92

In de inschrijvingsdocumenten wordt een volledige, duidelijke en precieze beschrijving van het voorwerp van de opdracht gegeven en worden de uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria voor de opdracht vermeld.

▼B

Artikel 93

1.   ►M1  Van deelname aan een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die: ◄

a) in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling verkeren of wier faillissement is aangevraagd of tegen wie een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling loopt, dan wel die hun werkzaamheden hebben gestaakt of in een overeenkomstige toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving;

b) bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraliteit in het gedrang brengt;

c) in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken;

d) niet hebben voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de aanbestedende dienst dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd;

e) bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt;

▼M1

f) aan wie een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 96, lid 1, is opgelegd.

▼M1

De punten a) tot en met d) van de eerste alinea zijn niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard.

▼M1

2.  De gegadigden of inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeren. Bij opdrachten van zeer geringe waarde mag de aanbestedende dienst echter afzien van het opleggen van een dergelijke verplichting, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften.

Met het oog op de juiste toepassing van lid 1 moet de gegadigde of inschrijver, wanneer de aanbestedende dienst hem daarom verzoekt:

a) wanneer de gegadigde of inschrijver een juridische entiteit is, inlichtingen verstrekken over de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over en de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit,

b) wanneer onderaanbesteding wordt overwogen, bewijzen dat de subcontractant niet in een van de in lid 1 bedoelde situaties verkeert.

▼M1

3.  In de uitvoeringsvoorschriften wordt de maximumtermijn vastgesteld gedurende welke de in lid 1 bedoelde situaties aanleiding geven tot uitsluiting van gegadigden of inschrijvers van deelname aan procedures voor het plaatsen van opdrachten. De maximumtermijn is niet langer dan tien jaar.

▼M1

Artikel 94

Van gunning van een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die naar aanleiding van de aanbestedingsprocedure voor die opdracht:

a) in een belangenconflict verkeren;

b) valse verklaringen hebben afgelegd in de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbestedingsprocedure, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt;

c) in een van de in artikel 93, lid 1, bedoelde uitsluitingssituaties voor deze aanbestedingsprocedure verkeren.

Artikel 95

1.  Er wordt een centrale gegevensbank opgericht die wordt beheerd door de Commissie, met inachtneming van de communautaire voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens. De gegevensbank bevat gegevens over de kandidaten en de inschrijvers die zich in een van de in artikel 93, artikel 94 en artikel 96, lid 1, onder b), en lid 2, onder a), bedoelde situaties bevinden. Het gaat om een gezamenlijke gegevensbank van de instellingen, de uitvoerende agentschappen en de in artikel 185 bedoelde organen.

2.  De autoriteiten van de lidstaten en derde landen, alsmede de andere organen dan de in lid 1 genoemde, die overeenkomstig de artikelen 53 en 54 aan de uitvoering van de begroting deelnemen, verstrekken aan de bevoegde ordonnateur gegevens over gegadigden en inschrijvers die zich in een van de in artikel 93, lid 1, onder e), bedoelde situaties bevinden, wanneer het gedrag van de betrokkene de financiële belangen van de Gemeenschappen heeft geschaad. De ordonnateur ontvangt deze gegevens en verzoekt de rekenplichtige deze in de gegevensbank op te nemen.

De in de eerste alinea van dit lid genoemde autoriteiten en organen hebben toegang tot de in de gegevensbank opgenomen gegevens en kunnen hiermee, waar nodig en onder hun eigen verantwoordelijkheid, rekening houden bij de gunning van opdrachten in verband met de uitvoering van de begroting.

3.  In de uitvoeringsvoorschriften worden transparante en samenhangende criteria opgenomen om een evenredige toepassing van de uitsluitingscriteria te waarborgen. De Commissie stelt gestandaardiseerde procedures en technische specificaties vast voor het beheer van de gegevensbank.

Artikel 96

1.  De aanbestedende dienst kan administratieve of financiële sancties opleggen aan:

a) gegadigden of inschrijvers die in de in artikel 94, punt b), bedoelde uitsluitingssituaties verkeren;

b) contractanten van wie is vastgesteld dat zij ernstig zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen uit hoofde van opdrachten die onder de begroting vallen.

In alle gevallen dient de aanbestedende dienst de betrokken persoon eerst de gelegenheid te geven zijn opmerkingen te maken.

2.  De in lid 1 bedoelde sancties dienen evenredig te zijn aan de omvang van de opdracht en de ernst van de begane fouten en kunnen bestaan in:

a) de uitsluiting van de gegadigde, inschrijver of contractant gedurende een periode van maximaal tien jaar van de uit de begroting gefinancierde opdrachten en subsidies; en/of

b) financiële sancties ten laste van de gegadigde of inschrijver of van de contractant zulks tot maximaal de waarde van de betrokken opdracht.

Artikel 97

1.  Opdrachten worden gegund op basis van de gunningscriteria die op de inhoud van de offertes van toepassing zijn, nadat de geschiktheid van de economische subjecten die niet zijn uitgesloten krachtens artikel 93, artikel 94 en artikel 96, lid 2, onder a), is beoordeeld aan de hand van de in de inschrijvingsdocumenten opgenomen selectiecriteria.

2.  De opdracht wordt gegund door automatische aanbesteding of door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving.

▼B

Artikel 98

▼M1

1.  De regels voor de indiening van de offertes zijn zo opgesteld dat een werkelijke concurrentie en de vertrouwelijkheid van de inhoud totdat zij gelijktijdig worden geopend, worden gegarandeerd.

2.  Wanneer dit passend en evenredig wordt geacht, kan de aanbestedende dienst, om te waarborgen dat de inschrijvers de door hen ingediende offertes gestand doen, een voorafgaande zekerheidstelling verlangen onder de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde voorwaarden.

▼B

3.  Behalve voor de in artikel 91, lid 3, bedoelde opdrachten voor een gering bedrag wordt het openen van de inschrijvingen of offertes verricht door een daartoe aangewezen openingscommissie. Elke offerte of inschrijving die door deze commissie ondeugdelijk wordt verklaard, wordt verworpen.

▼M1

4.  Alle door de openingscommissie deugdelijk verklaarde deelnemingsverzoeken of offertes worden op basis van de vooraf in de inschrijvingsdocumenten vastgestelde selectie- en gunningscriteria beoordeeld teneinde aan de aanbestedende dienst te kunnen voorstellen de opdracht te gunnen of tot een elektronische veiling over te gaan.

▼B

Artikel 99

Zolang de procedure voor het plaatsen van een opdracht loopt, mogen de contacten tussen de aanbestedende dienst en de gegadigden of inschrijvers slechts plaatshebben onder voorwaarden die doorzichtigheid en een gelijke behandeling garanderen. Zij mogen niet leiden tot wijziging van de voorwaarden van de opdracht of van de offerte.

Artikel 100

1.  De bevoegde ordonnateur maakt de naam bekend van degene aan wie de opdracht wordt gegund, met inachtneming van de selectie- en gunningscriteria die vooraf in de inschrijvingsdocumenten werden vastgesteld en de regels voor het plaatsen van opdrachten.

2.  De aanbestedende dienst deelt aan elke afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen mede waarom zijn inschrijving of offerte niet in aanmerking werd genomen, en stelt elke inschrijver die een geldige offerte heeft ingediend op zijn schriftelijk verzoek in kennis van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte en van de naam van degene aan wie de opdracht werd gegund.

De mededeling van bepaalde gegevens kan echter achterwege worden gelaten wanneer zulks aan de toepassing van de wetten in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen of een eerlijke concurrentie tussen hen onmogelijk zou maken.

Artikel 101

De aanbestedende dienst kan tot op het ogenblik van de ondertekening van het contract van de opdracht afzien of de procedure voor het plaatsen van de opdracht annuleren, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op enige schadeloosstelling.

Dit besluit moet worden gemotiveerd en ter kennis van de gegadigden of inschrijvers worden gebracht.



Afdeling 4

Zekerheden en controle

▼M1

Artikel 102

1.  De aanbestedende dienst verlangt vooraf een zekerheidstelling van de contractanten in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen.

2.  De aanbestedende dienst kan, indien dit passend en evenredig wordt geacht, van de contractanten een dergelijke zekerheidstelling verlangen om:

a) de goede uitvoering van de opdracht te verzekeren;

b) de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

Artikel 103

Indien blijkt dat de plaatsingsprocedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude, schorten de instellingen de procedure op en kunnen zij alle maatregelen nemen die nodig zijn, waaronder beëindiging van de procedure.

Indien na de gunning van de opdracht blijkt dat de plaatsingsprocedure of de uitvoering van de opdracht gepaard zijn gegaan met wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude, kunnen de instellingen, afhankelijk van het stadium van de procedure, van de opdracht afzien, of de uitvoering van de opdracht opschorten of de opdracht beëindigen.

Indien deze fouten, onregelmatigheden of fraude door de contractant zijn begaan, kunnen de instellingen bovendien weigeren te betalen, reeds betaalde bedragen terugvorderen of alle met deze contractant gesloten overeenkomsten beëindigen, in verhouding tot de ernst van de fouten, onregelmatigheden of fraude.

▼B



HOOFDSTUK 2

Bepalingen betreffende de door de communautaire instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten

Artikel 104

De communautaire instellingen worden als aanbestedende diensten beschouwd wanneer zij voor eigen rekening opdrachten plaatsen. ►M1  Zij delegeren overeenkomstig artikel 59 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van aanbestedende dienst. ◄

▼M1

Artikel 105

1.  Onder voorbehoud van deel II, titel IV, van deze verordening, worden in Richtlijn 2004/18/EG de drempelwaarden vastgelegd die bepalend zijn voor:

a) de in artikel 90 bedoelde publicatieregels,

b) de keuze van de in artikel 91, lid 1, bedoelde procedures, en

c) de betrokken termijnen.

2.  Onder voorbehoud van de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde uitzonderingen en voorwaarden, wordt bij opdrachten die onder Richtlijn 2004/18/EG vallen, het contract of de raamovereenkomst met de succesvolle inschrijver pas door de aanbestedende dienst ondertekend wanneer een wachttermijn is verstreken.

▼B

Artikel 106

De deelneming aan de inschrijvingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen die binnen de werkingssfeer van de Verdragen vallen en voor alle natuurlijke en rechtspersonen van een derde land dat een bijzondere overeenkomst heeft gesloten met de Europese Gemeenschappen, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst.

Artikel 107

Ingeval de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten multilaterale overeenkomst inzake overheidsopdrachten van toepassing is, staan de opdrachten ook open voor onderdanen van de staten die deze overeenkomst hebben geratificeerd, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst.



TITEL VI

SUBSIDIES



▼M1

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied en vorm van subsidies

▼B

Artikel 108

1.  Subsidies zijn rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:

a) een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een in het kader van het beleid van de Europese Unie passende doelstelling; of

b) de werking van een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang of een in het kader van het beleid van de Europese Unie passende doelstelling nastreeft.

▼M1

Zij zijn het voorwerp van een schriftelijke overeenkomst of van een besluit van de Commissie waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de succesvolle aanvrager.

2.  Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:

a) uitgaven voor de leden en het personeel van de instellingen en bijdragen voor de Europese scholen;

b) leningen, risicodragende instrumenten van de Gemeenschap of financiële bijdragen van de Gemeenschap voor dergelijke instrumenten, de in artikel 88 bedoelde overheidsopdrachten, de bij wijze van macrofinanciële bijstand verleende steun en begrotingssteun;

c) beleggingen in aandelen volgens het beginsel van een particuliere belegger, met eigen vermogen gelijk te stellen financiering en aandelenbezit in of deelnemingen in het aandelenkapitaal van internationale financiële instellingen, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) of gespecialiseerde Gemeenschapsorganen zoals het Europees Investeringsfonds (EIF);

d) bijdragen van de Gemeenschappen aan organisaties waarvan zij lid zijn;

e) uitgaven als deel van gedeeld, gedecentraliseerd of gezamenlijk beheer in de zin van de artikelen 53 tot en met 53 quinquies;

f) betalingen aan organen waaraan uitvoeringstaken zijn gedelegeerd overeenkomstig artikel 54, lid 2, en bijdragen die, op grond van het oprichtingsbesluit, betaald worden aan organen die door de wetgevende autoriteit zijn opgericht;

g) uitgaven betreffende de visserijmarkten als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 12 );

h) vergoeding van reis- en verblijfkosten van of, in voorkomend geval, alle andere vergoedingen betaald aan personen die door de instellingen zijn uitgenodigd of uitgezonden.

▼M1

3.  Worden gelijkgesteld aan subsidies en vallen onder deze titel:

a) het voordeel dat verbonden is aan de subsidiëring van de rente op bepaalde leningen;

b) andere beleggingen in aandelen of deelnemingen in aandelenkapitaal dan de in lid 2, onder c), bedoelde.

4.  Elke instelling kan subsidies voor communicatieactiviteiten toekennen indien om naar behoren gemotiveerde redenen het gebruik van procedures inzake overheidsopdrachten niet geschikt is.

Artikel 108 bis

1.  Subsidies kunnen de volgende vormen hebben:

a) terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten;

b) vaste bedragen;

c) forfaitaire financiering;

d) een combinatie van de in de punten a), b), en c) genoemde vormen.

2.  Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen.



▼M1

HOOFDSTUK 2

Beginselen

Artikel 109

1.  Met betrekking tot subsidies gelden het transparantiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel.

De subsidie mag in geen geval meer bedragen dan de gecumuleerde, totale, volgens de uitvoeringsvoorschriften voor financiering in aanmerking komende kosten.

2.  De subsidie mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde winst oplevert.

3.  Lid 2 is niet van toepassing op:

a) aan natuurlijke personen toegekende studie-, onderzoeks- of opleidingsbeurzen;

b) naar aanleiding van prijsvragen toegekende prijzen;

c) acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten of inkomsten voort te brengen in het kader van externe acties.

▼B

Artikel 110

▼M1

1.  Jaarlijks wordt een subsidieprogramma vastgesteld dat aan het begin van het begrotingsjaar bekend wordt gemaakt.

Dat jaarlijks werkprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien er gezien de kenmerken van de begunstigde of van de actie, voor een bepaalde actie geen andere keuze is of indien in een basisbesluit is bepaald dat de begunstigde een subsidie ontvangt.

Voor de hulp in crisissituaties en de humanitaire hulp is de eerste alinea niet van toepassing.

▼B

2.  Jaarlijks wordt een overzicht gepubliceerd van alle in de loop van het begrotingsjaar toegekende subsidies, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen inzake vertrouwelijkheid en veiligheid.

▼M1

Artikel 111

Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de begroting aan eenzelfde begunstigde worden toegekend, tenzij in het betrokken basisbesluit anders is bepaald.

Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één subsidie voor huishoudelijke uitgaven ten laste van de begroting worden toegekend.

De aanvrager stelt de ordonnateurs onmiddellijk ervan in kennis wanneer voor dezelfde actie of hetzelfde werkprogramma meer dan één aanvraag is gedaan en meer dan één subsidie is toegekend.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting gefinancierd.

Artikel 112

1.  Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de toekenning van de subsidie.

In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende kosten evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in naar behoren gemotiveerde, uitzonderlijke gevallen die in het basisbesluit worden bepaald of indien de kosten noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties, zulks onder de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden.

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

2.  Een subsidie voor huishoudelijke uitgaven wordt binnen zes maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde toegekend. De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag of vóór het begin van het boekjaar van de begunstigde zijn gedaan.

▼B

Artikel 113

1.  Subsidiëring van een actie mag niet dienen tot volledige financiering van de kosten van de actie, onder voorbehoud van het bepaalde in titel IV van deel II.

Subsidiëring van huishoudelijke uitgaven mag niet dienen tot volledige financiering van de huishoudelijke uitgaven van de begunstigde organisatie.

▼M1

2.  Tenzij anders is bepaald in het basisbesluit ten gunste van organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven, hebben subsidies voor huishoudelijke uitgaven in geval van verlenging een degressief karakter. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies in één van de vormen als bedoeld in artikel 108 bis, lid 1, punten b) en c).

▼B



HOOFDSTUK 3

Toekenningsprocedure

▼M1

Artikel 114

1.  Subsidieaanvragen worden schriftelijk ingediend.

2.  Subsidieaanvragen komen voor toekenning in aanmerking indien zij zijn ingediend door:

a) rechtspersonen; subsidieaanvragen kunnen voor toekenning in aanmerking komen indien zij zijn ingediend door op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde entiteiten die naar het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits de vertegenwoordigers van die entiteiten bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij financieel aansprakelijk zijn.

b) natuurlijke personen, voor zover de aard of de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen.

3.  Subsidies mogen niet worden toegekend aan aanvragers die zich ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een van de in artikel 93, lid 1, artikel 94 en artikel 96, lid 2, onder a), bedoelde situaties bevinden.

De aanvragers moeten bewijzen dat zij zich niet in een in de eerste alinea bedoelde situatie bevinden. De ordonnateur kan evenwel beslissen een dergelijk bewijs niet te verlangen met betrekking tot subsidies van zeer kleine bedragen zoals bepaald in de uitvoeringsvoorschriften.

4.  De ordonnateur kan de aanvragers overeenkomstig artikel 96 doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.

Deze sancties kunnen ook worden opgelegd aan begunstigden die ten tijde van de indiening van de aanvraag of tijdens de uitvoering van de subsidie valse verklaringen hebben afgelegd bij het verstrekken van de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen of die nalaten deze inlichtingen te verstrekken.

▼B

Artikel 115

1.  Aan de hand van de selectiecriteria wordt beoordeeld of de aanvrager de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde kan brengen.

2.  Aan de hand van de vooraf in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakte toekenningscriteria wordt de kwaliteit van de ingediende voorstellen beoordeeld in het licht van de doelstellingen en prioriteiten.

Artikel 116

▼M1

1.  De voorstellen worden op basis van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen.

▼B

2.  De bevoegde ordonnateur stelt vervolgens op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie de lijst van de begunstigden en de aangehouden bedragen vast.

3.  De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Indien de gevraagde subsidie niet wordt verleend, deelt de Instelling de redenen voor de verwerping van de aanvraag mede, met name in het licht van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria.



HOOFDSTUK 4

Betaling en controle

Artikel 117

Het betalingstempo is afhankelijk van de financiële risico's, de duur en het vorderingsstadium van de actie of de door de begunstigde gemaakte kosten.

▼M1

Artikel 118

1.  De bevoegde ordonnateur kan, wanneer zulks passend en evenredig wordt geoordeeld, van de begunstigde een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

2.  De ordonnateur verlangt van de begunstigde een dergelijke voorafgaande zekerheidstelling in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen.

▼B

Artikel 119

1.  Het bedrag van de subsidie wordt eerst definitief vastgesteld nadat de instelling de eindverslagen en -rekeningen heeft aanvaard, onverminderd latere controles door de instelling.

▼M1

2.  Indien de begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de subsidie opgeschort of verlaagd of ingetrokken in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen, nadat de begunstigde in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te formuleren.

▼B



HOOFDSTUK 5

Uitvoering

▼M1

Artikel 120

1.  Wanneer voor de uitvoering van de actie door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, gelden hiervoor de in de uitvoeringsvoorschriften beschreven procedures.

2.  Wanneer voor de uitvoering van de actie financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde van een communautaire subsidie dergelijke financiële steun verlenen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de financiële steun is niet het primaire doel van de actie;

b) de voorwaarden voor de toekenning van deze steun zijn nauwkeurig in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie vastgelegd, zonder discretionaire bevoegdheid;

c) de betrokken bedragen zijn klein.

Het maximumbedrag aan financiële steun dat door de begunstigde aan derden kan worden verleend, wordt voor de toepassing van punt c) vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften.

3.  In elk subsidiebesluit of elke subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

▼B



TITEL VII

REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING



HOOFDSTUK 1

Rekening en verantwoording

Artikel 121

De rekeningen van de Gemeenschappen omvatten:

▼M1

a) de in artikel 126 omschreven financiële staten van de instellingen, de financiële staten van de in artikel 185 bedoelde organen en de financiële staten van de andere organen welker rekeningen overeenkomstig de communautaire boekhoudregels moeten worden geconsolideerd;

▼B

b) de geconsolideerde financiële staten, die in samengevoegde vorm de financiële gegevens uit de onder a) bedoelde financiële staten weergeven;

c) de verslagen over de uitvoering van de begroting van de instellingen en van de in artikel 185 bedoelde organen;

▼M1

d) de samengevoegde verslagen over de uitvoering van de begroting, die de gegevens uit de in punt c) bedoelde verslagen weergeven.

Artikel 122

1.  De rekeningen van de instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen gaan vergezeld van een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar.

2.  Het in lid 1 bedoelde verslag bevat onder andere informatie over het kredietbestedingspercentage en beknopte informatie over kredietoverschrijvingen tussen begrotingsonderdelen.

▼B

Artikel 123

De rekeningen moeten regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig zijn en een getrouw beeld geven van:

a) wat de financiële staten betreft: de activa, de passiva, de lasten en baten, de rechten en verplichtingen die niet bij de activa en passiva zijn opgenomen, alsmede de kasstromen;

b) wat de verslagen over de uitvoering van de begroting betreft: de elementen van de uitvoering van de begroting aan de ontvangstenzijde en aan de uitgavenzijde.

Artikel 124

De financiële staten worden opgemaakt volgens de hierna opgesomde, algemeen erkende boekhoudbeginselen:

a) continuïteit van de activiteiten,

b) voorzichtigheid,

c) bestendigheid van de boekhoudmethoden,

d) vergelijkbaarheid van de informatie,

e) relatief belang,

f) niet-compensatie,

g) voorrang van werkelijkheid boven schijn,

h) periodetoerekening per begrotingsjaar.

Artikel 125

1.  Volgens het beginsel van de periodetoerekening worden in de financiële staten de lasten en baten van het begrotingsjaar opgenomen, ongeacht de datum van betaling of inning.

2.  De waarde van de actief- en passiefbestanddelen wordt bepaald volgens de waarderingsregels die zijn vastgesteld in de in artikel 133 bedoelde boekhoudmethoden.

Artikel 126

1.  De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro en omvatten:

a) de balans en de economische resultatenrekening, die de vermogenssituatie en de financiële situatie, alsook het economisch resultaat op 31 december van het afgelopen begrotingsjaar weergeven. Zij worden ingericht volgens de structuur die is vastgesteld in de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, evenwel met inachtneming van de bijzondere aard van de activiteiten van de Gemeenschappen;

b) de tabel van de kasstromen die de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar, alsook de eindstand weergeeft;

c) de staat van de veranderingen van het eigen vermogen die een gedetailleerd overzicht van de vermeerderingen en verminderingen van elk van de bestanddelen van de vermogensrekeningen in de loop van het begrotingsjaar geeft.

2.  De bijlage bij de financiële staten vult de in de in lid 1 bedoelde staten opgenomen informatie aan, licht deze toe, en verstrekt alle door de internationaal aanvaarde boekhoudpraktijk voorgeschreven aanvullende informaties wanneer die relevant zijn voor de activiteiten van de Gemeenschappen.

Artikel 127

De verslagen over de uitvoering van de begroting worden opgesteld in miljoen euro. Zij omvatten:

a) de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering, die een samenvatting is van de begrotingsverrichtingen van het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde; zij wordt opgesteld volgens dezelfde structuur als de begroting zelf;

b) de bijlage bij de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering, die de daarin gegeven informatie aanvult en toelicht.

▼M1

Artikel 128

De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar hun voorlopige rekeningen met een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.

De rekenplichtige van de Commissie consolideert deze voorlopige rekeningen met de voorlopige rekeningen van de Commissie en zendt de Rekenkamer uiterlijk op 31 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar de voorlopige rekeningen van de Commissie, vergezeld van zijn verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar, alsmede de voorlopige geconsolideerde rekeningen toe.

De rekenplichtige van elke instelling en van elk in artikel 121 bedoeld orgaan zendt het verslag over het begrotings- en financieel beheer voor de in de tweede alinea genoemde datum ook aan het Europees Parlement en de Raad toe.

▼B

Artikel 129

1.  Uiterlijk op 15 juni maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van elke instelling en elk in ►M1  artikel 121 ◄ bedoeld orgaan bekend.

▼M1

2.  De andere instellingen dan de Commissie en elk van de in artikel 121 bedoelde organen stellen overeenkomstig artikel 61 hun definitieve rekeningen op en zenden deze uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer toe met het oog op de opstelling van de definitieve geconsolideerde rekeningen.

▼M1

2 bis.  De rekenplichtige van de Commissie stelt op grond van de inlichtingen die de andere instellingen overeenkomstig lid 2 hebben verstrekt, de definitieve geconsolideerde rekeningen op. De definitieve geconsolideerde rekeningen gaan vergezeld van een door de rekenplichtige van de Commissie afgegeven nota dat zij zijn opgesteld overeenkomstig titel VII en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en methoden.

▼M1

3.  De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde rekeningen en haar eigen definitieve rekeningen goed en zendt deze voor 31 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

▼B

4.  De definitieve geconsolideerde rekeningen worden voor ►M1  15 november ◄ van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag en artikel 160 C van het Euratom-Verdrag.



HOOFDSTUK 2

Informatie over de uitvoering van de begroting

Artikel 130

Naast de in de artikelen 126 en 127 bedoelde staten brengt de Commissie tweemaal per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's.

Deze gegevens worden tegelijk aan de Rekenkamer toegezonden.

Artikel 131

1.  Naast de in de artikelen 126 en 127 bedoelde staten zendt ►M1  de rekenplichtige van de Commissie ◄ het Europees Parlement en de Raad eenmaal per maand, zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven betreffende alle kredieten, minstens per hoofdstuk samengevoegde kwantitatieve gegevens over de uitvoering van de begroting toe.

Deze gegevens omvatten ook gegevens over het gebruik van de overgedragen kredieten.

De kwantitatieve gegevens worden binnen tien werkdagen na het einde van elke maand toegezonden.

2.   ►M1  De rekenplichtige van de Commissie ◄ zendt driemaal per jaar, binnen dertig werkdagen na 31 mei, 31 augustus en 31 december, het Europees Parlement en de Raad een verslag over de uitvoering van de begroting toe, dat zowel betrekking heeft op de ontvangsten als op de uitgaven, die naar hoofdstuk, artikel en post worden gespecificeerd.

Dit verslag bevat ook gegevens over de besteding van de uit voorafgaande begrotingsjaren overgedragen kredieten.

3.  De kwantitatieve gegevens en het verslag over de uitvoering van de begroting worden tegelijk aan de Rekenkamer toegezonden.



HOOFDSTUK 3

Boekhouding



Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 132

1.  De boekhouding van de instellingen is een systeem van ordening van budgettaire en financiële informatie om kwantitatieve gegevens te behandelen, in te delen en te registreren.

2.  De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Deze boekhoudingen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

3.  Aan het einde van het begrotingsjaar worden de gegevens van de algemene boekhouding en van de begrotingsboekhouding afgesloten met het oog op de opstelling van de in hoofdstuk 1 bedoelde rekeningen.

4.  De leden 2 en 3 vormen geen beletsel voor de gedelegeerde ordonnateur om een analytische boekhouding te voeren.

Artikel 133

1.  De rekenplichtige van de Commissie stelt na raadpleging van de rekenplichtigen van de andere instellingen en de in ►M1  artikel 121 ◄ bedoelde organen de boekhoudmethoden en -regels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast die door alle instellingen, de in titel V van deel II bedoelde bureaus en alle in ►M1  artikel 121 ◄ bedoelde organen moeten worden toegepast.

2.  De rekenplichtige van de Commissie stelt de in lid 1 bedoelde regels en methoden vast op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, waarvan hij mag afwijken wanneer de bijzondere aard van de activiteiten van de Gemeenschappen dat wettigt.



Afdeling 2

Algemene boekhouding

Artikel 134

De algemene boekhouding volgt op chronologische wijze, volgens de methode van dubbel boekhouden, alle gebeurtenissen en verrichtingen die van invloed zijn op de economische, financiële en vermogenssituatie van de instellingen en van de in ►M1  artikel 121 ◄ bedoelde organen.

Artikel 135

1.  Alle verrichtingen per rekening en de saldi worden in de boekhouding geregistreerd.

2.  Iedere boeking, inclusief de boekhoudkundige correcties, wordt gestaafd met bewijsstukken waarnaar zij verwijst.

3.  Het boekhoudsysteem maakt het mogelijk alle boekingen terug te vinden.

Artikel 136

De rekenplichtige brengt tussen de afsluiting van het begrotingsjaar en de dag van rekening en verantwoording de correcties aan die, zonder tot een betaling of inning voor dit begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een regelmatige, getrouwe en juiste weergave van de rekeningen.



Afdeling 3

Begrotingsboekhouding

Artikel 137

1.  De begrotingsboekhouding maakt het mogelijk de uitvoering van de begroting in detail te volgen.

2.  Voor de toepassing van lid 1 worden in de begrotingsboekhouding alle handelingen tot uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde, als bedoeld in deel I, titel IV, geregistreerd.



HOOFDSTUK 4

Inventaris van de vaste activa

Artikel 138

1.  Iedere instelling en elk in ►M1  artikel 121 ◄ bedoeld orgaan houdt van alle materiële, immateriële en financiële vaste activa die tot het vermogen van de Gemeenschappen behoren, naar aantal en waarde gespecificeerde inventarislijsten bij volgens het door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde model.

Iedere instelling en elk in ►M1  artikel 121 ◄ bedoeld orgaan controleert of de stand op de inventarislijsten overeenstemt met de werkelijkheid.

2.  Verkoop van roerende goederen wordt op een daartoe geëigende wijze bekendgemaakt.



TITEL VIII

EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING



HOOFDSTUK 1

Externe controle

Artikel 139

1.  Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie stellen de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij ter uitvoering van de artikelen 9, 13, 18, 22, 23, 26 en 36 hebben genomen.

▼M1

2.  De instellingen brengen de interne voorschriften die zij op financieel gebied vaststellen ter kennis van de Rekenkamer en van de twee takken van de begrotingsautoriteit.

▼B

3.  De Rekenkamer wordt in kennis gesteld van de aanwijzing van ordonnateurs, interne controleurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening, alsmede van de delegaties krachtens de artikelen 51, 61, 62, 63 en 85.

Artikel 140

1.  De controle door de Rekenkamer van de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven vindt plaats in het licht van de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening, de uitvoeringsvoorschriften, en alle ter uitvoering van de Verdragen genomen besluiten.

2.  Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in artikel 142 vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en inlichtingen betreffende het financieel beheer van de diensten en organen betreffende alle door de Gemeenschappen gefinancierde of medegefinancierde maatregelen. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor uitgaven- of ontvangstenverrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die de bedoelde diensten en organen zijn toegekend. De controle in de lidstaten geschiedt in samenwerking met de nationale controle-instanties of, indien deze niet over de nodige bevoegdheden beschikken, in samenwerking met de bevoegde nationale diensten. De Rekenkamer en de nationale controle-instanties van de lidstaten werken samen in onderling vertrouwen en met behoud van hun onafhankelijkheid.

Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van de taak die haar bij de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten is opgedragen, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de controleverrichtingen die in het kader van de uitvoering van de begroting door of voor rekening van een communautaire instelling worden uitgevoerd.

Op verzoek van de Rekenkamer geeft elke instelling de financiële instellingen die houder zijn van communautaire tegoeden toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.

3.  Ter vervulling van haar taak deelt de Rekenkamer aan de instellingen en autoriteiten waarop deze verordening van toepassing is, de namen mede van de personeelsleden die bevoegd zijn bij hen controles te verrichten.

Artikel 141

De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze controles zelf verrichten.

Artikel 142

1.  De Commissie, de andere instellingen, de organen die ontvangsten of uitgaven namens de Gemeenschappen beheren en de eindbegunstigden van uit de begroting verrichte betalingen, verlenen de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekken haar alle inlichtingen welke zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houden ter beschikking van de Rekenkamer alle bescheiden inzake plaatsing en uitvoering van overheidsopdrachten die uit de communautaire begroting worden gefinancierd, en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsbescheiden en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen, alle inventarislijsten en alle organigrammen welke de Rekenkamer voor de controle, aan de hand van stukken of ter plaatse, van het verslag over het resultaat van de begrotingsuitvoering nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle op geautomatiseerde gegevensdragers opgestelde of bewaarde documenten en gegevens.

De verschillende interne controlediensten en -eenheden van de betrokken nationale administraties verstrekken de Rekenkamer alle faciliteiten welke zij voor de vervulling van haar taak nodig meent te hebben.

De eerste alinea geldt tevens voor de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de communautaire begroting ten goede komen.

2.  De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:

a) hun kas te openen, en hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;

b) inzage te geven in de correspondentie en ieder ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in artikel 140, lid 1, bedoelde controle.

Om mededeling van de onder b) bedoelde inlichtingen kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht.

3.  De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen te verifiëren die berusten bij de diensten van de instellingen, met name bij de diensten die verantwoordelijk zijn voor de beslissingen omtrent deze ontvangsten en uitgaven, bij de organen die ontvangsten en uitgaven namens de Gemeenschappen beheren en bij de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de begroting ten goede komen.

4.  De controle van de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van als subsidies ontvangen communautaire middelen door niet onder de instellingen ressorterende organen.

5.  Communautaire financieringen waarvan de ontvangers niet onder de instellingen ressorteren, worden slechts toegekend na schriftelijke instemming door de ontvangers of, wanneer deze niet instemmen, de contractanten en subcontractanten, met de controle door de Rekenkamer van het gebruik van de toegekende middelen.

6.  De Commissie verstrekt de Rekenkamer op verzoek alle inlichtingen over de opgenomen en verstrekte leningen.

7.  Het gebruik van geïntegreerde informatiesystemen mag niet tot gevolg hebben dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt.

Artikel 143

1.  Voor het jaarverslag van de Rekenkamer gelden de bepalingen van de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.

2.  De Rekenkamer doet uiterlijk op ►M1  30 juni ◄ aan de Commissie en de betrokken instellingen de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk. Alle instellingen zenden hun antwoorden uiterlijk op ►M1  15 oktober ◄ aan de Rekenkamer. Tegelijkertijd zenden de andere instellingen hun antwoord aan de Commissie.

3.  Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer.

4.  Het jaarverslag omvat evenveel afdelingen als er instellingen zijn. De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerking van algemene aard toevoegen.

De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de instellingen op haar opmerkingen onmiddellijk na de opmerkingen waarop zij betrekking hebben worden gepubliceerd.

▼M1

5.  De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden van de instellingen uiterlijk op 15 november toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de andere instellingen, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼B

6.  Zodra de Rekenkamer haar jaarverlag heeft toegezonden, doet de Commissie de betrokken lidstaten onmiddellijk de passages van het verslag toekomen betreffende het beheer van de middelen waarvoor zij op grond van de toepasselijke regelgeving een bevoegdheid uitoefenen.

Na ontvangst daarvan zenden de lidstaten hun antwoorden binnen 60 dagen aan de Commissie. De Commissie doet voor ►M1  28 februari ◄ een samenvatting toekomen aan de Rekenkamer, de Raad en het Europees Parlement.

Artikel 144

1.  De Rekenkamer deelt aan de betrokken instelling alle opmerkingen mede die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk.

De betrokken instelling beschikt over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer haar eventuele commentaar op deze opmerkingen mede te delen.

De Rekenkamer stelt in de daaropvolgende maand de definitieve tekst van het betrokken speciaal verslag vast.

De speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de betrokken instellingen onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

▼M1

Indien de Rekenkamer besluit sommige van haar speciale verslagen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, laat zij deze vergezeld gaan van de antwoorden van de betrokken instellingen.

▼B

2.   ►M1  De in artikel 248, lid 4, van het EG-Verdrag en artikel 160 C, lid 4, van het Euratom-Verdrag bedoelde adviezen kunnen door de Rekenkamer in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend worden gemaakt, voor zover zij geen betrekking hebben op voorstellen of ontwerpen in het kader van de wetgevingsprocedure. ◄ De Rekenkamer besluit tot publicatie na raadpleging van de instelling die het advies heeft gevraagd of waarop het advies betrekking heeft. De bekendgemaakte adviezen gaan vergezeld van de eventuele opmerkingen van de betrokken instellingen.



HOOFDSTUK 2

Kwijting

Artikel 145

1.  Vóór ►M1  15 mei ◄ van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

2.  Indien de in lid 1 bedoelde datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mede waarom het besluit moet worden uitgesteld.

3.  Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen.

Artikel 146

1.  Het kwijtingsbesluit betreft de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen, alsmede het saldo dat daaruit resulteert, en de in de financiële balans beschreven activa en passiva van de Gemeenschappen.

2.  Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de rekeningen, de financiële staten en de financiële balans genoemd in artikel 275 van het EG-Verdrag en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag. Het Parlement onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen en haar speciale verslagen met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede haar verklaring waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

3.  De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 276 van het EG-Verdrag.

Artikel 147

1.  Overeenkomstig artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 180 ter van het Euratom-Verdrag stellen de Commissie en de andere instellingen alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.

2.  Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengen de instellingen verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies die door de instellingen zijn gegeven aan hun diensten die met de uitvoering van de begroting zijn belast. De lidstaten werken met de Commissie samen door haar de maatregelen mede te delen die zij hebben genomen om aan deze opmerkingen gevolg te geven, zodat de Commissie hiermee in haar verslag rekening kan houden. De verslagen van de instellingen worden ook aan de Rekenkamer toegezonden.



DEEL II

BIJZONDERE BEPALINGEN



▼M1

TITEL I

EUROPEES LANDBOUWGARANTIEFONDS

▼B

Artikel 148

▼M1

1.  Deel I en deel III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de regelgeving inzake het Europees lanbouw- en Garantiefonds (ELGF) bedoelde diensten en organen worden verricht, alsook op de ontvangsten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

▼B

2.  De rechtstreeks door de Commissie beheerde verrichtingen worden uitgevoerd volgens de regels van deel I en deel III.

Artikel 149

▼M1

1.  Voor elk begrotingsjaar omvat het ELGF niet-gesplitste kredieten, met uitzondering van de uitgaven voor de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad bedoelde maatregelen, die door gesplitste kredieten worden gedekt.

▼B

►C1  2.  Overgedragen kredieten ◄ die aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn gebruikt, komen te vervallen.

▼M1

3.  Niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde acties kunnen uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen.

Een dergelijke overdracht kan, binnen het maximum van 2 % van de in de eerste alinea bedoelde oorspronkelijke kredieten, niet hoger zijn dan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers ( 13 ) bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betaling die in het vorige begrotingsjaar is toegepast.

Overgedragen kredieten worden uitsluitend opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde acties.

Een dergelijke overdracht kan alleen leiden tot een aanvullende betaling aan de eindbegunstigden die in het vorige begrotingsjaar onderworpen waren aan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betalingen.

Het overdrachtbesluit wordt uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar waarnaar kredieten worden overgedragen, genomen door de Commissie, die er de begrotingsautoriteit van in kennis stelt.

▼B

Artikel 150

1.  De Commissie vergoedt de uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan.

▼M1

2.  De besluiten van de Commissie houdende vaststelling van het bedrag van deze betalingen vormen globale voorlopige vastleggingen, waarbij het totaalbedrag van de kredieten van het ELGF niet mag worden overschreden.

3.  Voor de uitgaven van dagelijks beheer van het ELGF mogen vanaf 15 november vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan driekwart van het totaal van de overeenkomstige kredieten van het lopende begrotingsjaar. Zij mogen slechts betrekking hebben op uitgaven die in beginsel op een bestaand basisbesluit berusten.

▼B

Artikel 151

1.   ►M1  De uitgaven die door de in de regelgeving inzake het ELGF bedoelde diensten en organen worden verricht, worden binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten per hoofdstuk, artikel en post vastgelegd. Deze vastleggingen mogen na het verstrijken van deze termijn van twee maanden worden verricht wanneer een procedure voor de overschrijving van kredieten met betrekking tot de betrokken begrotingsonderdelen nodig is. Behalve in gevallen waarin de betaling door de lidstaten nog niet is geschied of de subsidiabiliteit onzeker is, worden de betalingen binnen dezelfde termijn van twee maanden geboekt. ◄

Deze vastlegging in de begroting wordt in mindering gebracht op de in artikel 150 bedoelde globale voorlopige vastlegging.

2.  De globale voorlopige vastleggingen uit hoofde van een begrotingsjaar die vóór 1 februari van het volgende begrotingsjaar niet hebben geleid tot nadere vastleggingen volgens de begrotingsnomenclatuur, worden uit hoofde van het oorspronkelijke begrotingsjaar vrijgemaakt.

3.  De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van de goedkeuring van de rekeningen.

▼M1

Artikel 152

In de begrotingsboekhouding worden de uitgaven in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van het betrokken begrotingsjaar, voor zover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen.

▼B

Artikel 153

▼M1

1.  Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 1, kredieten mag overschrijven, neemt zij daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar een besluit, waarvan zij de begrotingsautoriteit overeenkomstig artikel 23, lid 1, in kennis stelt.

▼B

2.  In andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen stelt de Commissie de overschrijvingen uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar aan de begrotingsautoriteit voor.

De begrotingsautoriteit neemt overeenkomstig de procedure van artikel 24 een besluit over de overschrijvingen, doch binnen een termijn van drie weken.

▼M1

Artikel 154

1.  De onder deze titel vallende bestemmingsontvangsten worden overeenkomstig artikel 18, lid 2, naar gelang van de oorsprong toegewezen.

2.  Het resultaat van de beschikkingen tot goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad wordt in één enkel artikel opgenomen.



TITEL II

STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, EUROPEES VISSERIJFONDS EN EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

▼B

Artikel 155

▼M1

1.  De delen I en III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de verordeningen inzake het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) ( 14 ), het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) ( 15 ), het Europees Sociaal Fonds (ESF) ( 16 ), het Cohesiefonds ( 17 ), het Europees Visserijfonds (EVF) ( 18 ), hierna „de Fondsen” genoemd, bedoelde diensten en organen worden gedaan, alsook op hun ontvangsten, behoudens de in deze titel bepaalde afwijkingen.

▼B

2.  De rechtstreeks door de Commissie beheerde verrichtingen worden eveneens uitgevoerd volgens de regels van deel I en deel III van deze verordening.

▼M1 —————

▼B

Artikel 156

1.  De betaling door de Commissie van de bijdrage uit de Fondsen geschiedt overeenkomstig de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

2.  De termijn waarbinnen de Commissie de tussentijdse betalingen moet verrichten, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

3.  De behandeling van de terugbetaling door de lidstaten en de gevolgen daarvan voor het bedrag van de bijdrage uit de Fondsen worden geregeld in de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

Artikel 157

De vastgelegde kredieten worden overeenkomstig de in artikel 155 bedoelde regelgeving ambtshalve door de Commissie vrijgemaakt.

▼M1

De aldus vrijgemaakte kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van een slechts aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout.

▼B

De Commissie onderzoekt daartoe de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en neemt, naargelang de behoeften, uiterlijk 15 februari van het lopende begrotingsjaar een besluit over de noodzaak tot wederopvoering van de betrokken kredieten.

▼M1

Artikel 158

Met betrekking tot de in deze titel bedoelde beleidsuitgaven kan de Commissie, behalve in het geval van het ELFPO, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, mits het om kredieten gaat die voor dezelfde doelstelling bestemd zijn in de zin van de in artikel 155 bedoelde verordeningen of die bestemd zijn voor uitgaven voor technische bijstand.

▼B

Artikel 159

De aspecten die betrekking hebben op het beheer en de selectie van de projecten, alsmede de controle worden geregeld in de in artikel 155 bedoelde regelgeving.



TITEL III

ONDERZOEK

Artikel 160

1.  Deel I en deel III zijn van toepassing op de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

Deze kredieten worden opgenomen, hetzij in een van de begrotingstitels voor het beleidsterrein onderzoek door eigen werkzaamheden of werkzaamheden onder contract, hetzij in een hoofdstuk voor onderzoeksactiviteiten dat deel uitmaakt van een andere titel.

Zij worden besteed door middel van de in de uitvoeringsvoorschriften opgesomde acties.

▼M1

1 bis.  De kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het EG-Verdrag gehechte Protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, worden als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 behandeld. De uit deze ontvangsten voortvloeiende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd en de betalingskredieten zodra de ontvangsten zijn ontvangen.

▼B

2.  De Commissie kan met betrekking tot de in deze titel bedoelde beleidsuitgaven kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, voorzover het gaat om kredieten met hetzelfde doel.

3.  De uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde deskundigen worden aangeworven volgens de procedures die bij de goedkeuring van elk kaderprogramma voor onderzoek worden vastgesteld.

▼M1

Artikel 160 bis

1.  De vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van de vastlegging dat is vrijgemaakt wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de onderzoeksprojecten waarvoor zij bestemd waren, kunnen, bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, worden wederopgevoerd wanneer het van wezenlijk belang is het aanvankelijk geplande programma absoluut uit te voeren, tenzij de begroting voor het lopende begrotingsjaar daarvoor middelen bevat.

2.  Voor de toepassing van lid 1 onderzoekt de Commissie bij de aanvang van elk begrotingsjaar de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en beoordeelt zij, in het licht van de behoeften, of wederopvoering van de kredieten nodig is.

Op grond van deze beoordeling kan de Commissie uiterlijk op 15 februari van elk begrotingsjaar bij de begrotingsautoriteit passende voorstellen indienen, waarbij voor elke begrotingspost de redenen voor de wederopvoering van de kredieten worden vermeld.

3.  De begrotingsautoriteit neemt binnen zes weken een besluit over de voorstellen van de Commissie. Indien binnen deze termijn geen besluit is genomen, worden de voorstellen geacht te zijn goedgekeurd.

De in jaar n weder op te voeren vastleggingskredieten mogen in geen geval meer bedragen dan 25 % van het totale bedrag dat in het begrotingsjaar n-1 op hetzelfde begrotingsonderdeel is vrijgemaakt.

4.  Wederopgevoerde vastleggingskredieten kunnen niet worden overgedragen.

Juridische verbintenissen met betrekking tot wederopgevoerde vastleggingskredieten worden uiterlijk op 31 december van het jaar n overeengekomen.

Aan het einde van het jaar n wordt het niet-gebruikte saldo van de wederopgevoerde vastleggingskredieten door de bevoegde ordonnateur definitief vrijgemaakt.

▼B

Artikel 161

1.  Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) kan middelen ontvangen uit andere kredieten dan die van de in artikel 160, lid 1, bedoelde titels en hoofdstukken, zulks in het kader van zijn deelneming, op basis van inschrijving of onderhandelingen, aan communautaire acties die geheel of gedeeltelijk door de algemene begroting worden gefinancierd.

2.  De kredieten voor de acties waaraan het GCO op basis van inschrijving deelneemt, worden gelijkgesteld met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18. De uit deze ontvangsten voortkomende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd.

De besteding van deze kredieten wordt per categorie van de acties in een analytische boekhouding van de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering vermeld; zij wordt gescheiden gehouden van de ontvangsten afkomstig van financiering door derden, uit de openbare of de particuliere sector, alsook van de ontvangsten uit andere diensten die de Commissie voor derden verricht.

3.  De in deel I, titel V, genoemde regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten zijn niet van toepassing op de activiteiten van het GCO voor rekening van derden.

4.  Binnen de begrotingstitel voor het beleidsterrein onderzoek door eigen werkzaamheden kan de Commissie, in afwijking van artikel 23, kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere tot maximaal 15 % van de kredieten van het begrotingsonderdeel waarvan een bedrag wordt overgeschreven.



TITEL IV

EXTERNE MAATREGELEN



HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 162

1.  Deel I en deel III zijn van toepassing op de externe maatregelen die uit de begroting worden gefinancierd, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

2.  De kredieten die voor de in lid 1 bedoelde maatregelen bestemd zijn, worden door de Commissie besteed:

a) hetzij in het kader van autonoom verleende steun;

b) hetzij in het kader van overeenkomsten met een of meer begunstigde derde landen;

c) hetzij in het kader van overeenkomsten met de in artikel 53 bedoelde internationale organisaties.



HOOFDSTUK 2

Uitvoering van de maatregelen

Artikel 163

►M1  De in deze titel bedoelde maatregelen kunnen gecentraliseerd door de Commissie worden uitgevoerd, dan wel onder gedeeld beheer, dan wel gedecentraliseerd door het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen, dan wel samen met internationale organisaties, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de artikelen 53 tot en met 57. ◄ De kredieten voor externe maatregelen kunnen worden samengevoegd met middelen uit andere bronnen om een gezamenlijke doelstelling te verwezenlijken.

▼M1 —————

▼B

Artikel 165

De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van maatregelen door begunstigde derde landen of internationale organisaties. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf of controle achteraf, dan wel volgens een gemengde procedure.

Artikel 166

1.  Voor de maatregelen die worden uitgevoerd wordt:

▼M1

a) een financieringsovereenkomst opgesteld tussen de Commissie, die namens de Gemeenschappen optreedt, en het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen of de door hen aangewezen organen, hierna „begunstigden” genoemd;

b) een contract of subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of tussen de Commissie en de natuurlijke of rechtspersonen die met de uitvoering van de acties zijn belast.

De voorwaarden van de externe steun worden vastgesteld in het instrument op grond waarvan de in de punten a) en b) van dit lid bedoelde financieringsovereenkomst of contracten of subsidies worden beheerd.

2.  De in lid 1, onder a), bedoelde financieringsovereenkomsten met begunstigde derde landen worden uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gesloten, n zijnde het jaar waarin de vastlegging werd goedgekeurd.

De individuele contracten, subsidiebesluiten en subsidieovereenkomsten waarmee deze financieringsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd, worden uiterlijk drie jaar na de datum van vastlegging gesloten of goedgekeurd.

Individuele contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op controle en evaluatie kunnen later worden gesloten.

▼M1

3.  Lid 2 is niet van toepassing op de meerjarenprogramma's in de onderstaande gevallen:

 de onderdelen grensoverschrijdende samenwerking, regionale ontwikkeling, ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen en plattelandsontwikkeling van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) ( 19 );

 het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument ( 20 ).

In die gevallen gelden de volgende voorschriften:

a) vastleggingen voor dergelijke meerjarenprogramma's worden ambtshalve doorgehaald wanneer zij uiterlijk 31 december van het derde jaar volgende op jaar n, zijnde het jaar waarin de vastlegging is gedaan:

i) niet zijn gebruikt om voorfinancieringen te betalen; of

ii) niet zijn gebruikt om tussentijdse betalingen te verrichten; of

iii) niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een uitgavendeclaratie;

b) het gedeelte van de op 31 december 2017 nog openstaande vastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december 2018 geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt ambtshalve doorgehaald.

▼B



HOOFDSTUK 3

Plaatsing van opdrachten

Artikel 167

1.  De bepalingen van artikel 56 en deel I, titel V, hoofdstuk 1, betreffende de algemene bepalingen voor de plaatsing van overheidsopdrachten zijn van toepassing op de opdrachten die onder deze titel vallen, behoudens de in de uitvoeringsvoorschriften opgenomen specifieke bepalingen betreffende de drempelwaarden en de modaliteiten voor het plaatsen van externe opdrachten. Aanbestedende diensten in de zin van dit hoofdstuk zijn:

a) de Commissie, namens en voor rekening van een of meer begunstigden;

b) de begunstigde(n);

▼M1

c) organen naar nationaal of internationaal publiekrecht of natuurlijke of rechtspersonen die begunstigde zijn van een subsidie voor de uitvoering van een externe maatregel.

2.  De procedures voor de plaatsing van opdrachten worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten, subsidiebesluiten of subsidieovereenkomsten.

▼B

Artikel 168

1.  De deelneming aan de inschrijvingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle personen die vallen onder het toepassingsgebied van de Verdragen en, overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisbesluiten betreffende het betrokken samenwerkingsterrein, voor alle natuurlijke en rechtspersonen die onderdaan zijn van de begunstigde derde landen of enig ander derde land die uitdrukkelijk in deze besluiten worden genoemd.

2.  In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen andere onderdanen van derde landen dan die bedoeld in lid 1 aan de aanbestedingen deelnemen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisbesluiten betreffende het samenwerkingsterrein.

3.  Wanneer een overeenkomst inzake de openstelling van opdrachten voor goederen en diensten waaraan de Gemeenschap deelneemt, dient te worden toegepast, staan de uit de begroting gefinancierde opdrachten onder de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden eveneens open voor andere onderdanen van derde landen dan die bedoeld in de leden 1 en 2.



▼M1

HOOFDSTUK 4

Subsidies

▼B

Artikel 169

Een maatregel kan alleen volledig door de begroting worden gefinancierd indien dat noodzakelijk blijkt voor de uitvoering ervan.

▼M1

Artikel 169 bis

De subsidieprocedures die bij gedecentraliseerd beheer door begunstigde derde landen moeten worden toegepast, worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten. Deze bepalingen zijn gebaseerd op de regels van deel I, titel VI.

▼B



HOOFDSTUK 5

Nazien van de rekeningen

▼M1

Artikel 170

In elke financierings- of subsidieovereenkomst en in elk subsidiebesluit moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen hebben ontvangen, controles op stukken en controles plaatse uit te voeren.

▼B



TITEL V

EUROPESE BUREAUS

Artikel 171

1.  Voor de toepassing van deze titel worden als „Europese bureaus” beschouwd, de administratieve structuren die door één of meer Europese instellingen zijn opgericht om specifieke horizontale taken uit te voeren.

▼M1

2.  Deze titel is van toepassing op het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), met uitzondering van de artikelen 174, artikel 174 bis en artikel 175, lid 2.

▼B

3.  Deel I en deel III zijn van toepassing op de werking van de Europese bureaus, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

Artikel 172

1.  De kredieten van elk Europees bureau, waarvan het totaalbedrag wordt opgevoerd op een specifiek begrotingsonderdeel binnen de begrotingsafdeling van de Commissie, worden in detail vermeld in een bijlage bij die afdeling.

Deze bijlage heeft de vorm van een staat van ontvangsten en uitgaven die op dezelfde wijze is onderverdeeld als de begrotingsafdelingen.

De in deze bijlage opgenomen kredieten dekken de totale financiële behoeften van elk Europees bureau in de uitoefening van zijn taak ten dienste van de instellingen van de Gemeenschappen.

2.  De personeelsformatie van elk Europees bureau wordt toegevoegd aan die van de Commissie.

3.  De directeur van elk Europees bureau beslist over de overschrijvingen binnen de in lid 1 bedoelde bijlage. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit in kennis van deze overschrijvingen.

4.  De rekeningen van elk Europees bureau maken integrerend deel uit van de in artikel 121 bedoelde rekeningen van de Gemeenschappen.

▼M1

Artikel 173

De Commissie delegeert voor de in de bijlage voor elk Europees bureau opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden aan de directeur van het betrokken bureau, overeenkomstig artikel 59.

▼B

Artikel 174

1.  Elk interinstitutioneel Europees bureau stelt een analytische boekhouding van zijn uitgaven op waaruit het aandeel van de voor elk der instellingen verrichte diensten kan worden afgeleid. ►M1  De directeur van het betrokken Europees bureau stelt, na goedkeuring door het directiecomité, de criia vast volgens welke deze boekhouding wordt gevoerd. ◄

2.  De toelichting bij het speciale begrotingsonderdeel waarop het totaal van de kredieten van elk interinstitutioneel Europees bureau is opgevoerd, bevat een voorlopige raming van de kosten van de door het bureau voor elk van de instellingen verrichte diensten op basis van de in lid 1 bedoelde analytische boekhouding.

3.  Elk interinstitutioneel Europees bureau deelt de resultaten van deze analytische boekhouding aan de betrokken instellingen mede.

▼M1

Artikel 174 bis

1.  Elke instelling kan voor het beheer van de in haar eigen afdeling opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden delegeren aan de directeur van een ininstitutioneel Europees bureau en stelt de grenzen en voorwaarden van deze delegatie van deze bevoegdheden vast.

2.  De inne controleur van de Commissie kwijt zich van alle in deel I, titel IV, hoofdstuk 8, vastgestelde verantwoordelijkheden.

▼M1

Artikel 175

Wanneer de opdracht van een Europees bureau het verrichten van diensten onder bezwarende titel aan derden inhoudt, stelt de directeur, na goedkeuring van het directiecomité, de bijzondere bepalingen vast betreffende de voorwaarden voor het verrichten van deze diensten, alsook het voeren van de desbetreffende boekhouding.

▼M1 —————

▼B



TITEL VI

ADMINISTRATIEVE KREDIETEN

Artikel 177

Deel I en deel III zijn van toepassing op de administratieve kredieten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

Artikel 178

1.  Voor de uitgaven van dagelijks beheer mogen vanaf 15 november van elk jaar vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. ►M1  Deze vastleggingen mogen ech niet meer bedragen dan een vierde van de door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar. ◄ Zij mogen geen betrekking hebben op nieuwe uitgaven die nog niet in beginsel zijn aanvaard in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting.

2.  De uitgaven die op grond van wettelijke of contractuele bepalingen vooruit betaald moeten worden, zoals huur, mogen vanaf 1 december worden betaald ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. ►M1  In dat geval is het in lid 1 bedoelde maximum niet van toepassing. ◄

Artikel 179

1.  Administratieve kredieten zijn niet-gesplitste kredieten.

2.  De huishoudelijke uitgaven die voortvloeien uit contracten voor perioden welke de duur van het begrotingsjaar overschrijden, hetzij overeenkomstig de plaatselijke gebruiken, hetzij met betrekking tot de levering van materieel, worden geboekt ten laste van de begroting van het begrotingsjaar waarin zij worden gedaan.

3.  De instellingen stellen de twee takken van de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van ieder onroerendgoedproject dat aanzienlijke financiële gevolgen voor de begrotingsuitgaven kan hebben.

▼M1

Indien een tak van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze tak binnen twee weken na ontvangst van de gegevens over het onroerendgoedproject de betrokken instelling in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies te verstrekken. Indien geen van de takken van de begrotingsautoriteit reageert, kan de betrokken instelling de voorgenomen transactie uitvoeren uit hoofde van haar administratieve autonomie, onder voorbehoud van artikel 282 van het EG-Verdrag en artikel 185 van het Euratom-Verdrag wat betreft de vertegenwoordiging van de Gemeenschap.

Het advies wordt binnen twee weken vanaf de kennisgeving aan de betrokken instelling toegezonden.

▼M1



TITEL VII

DESKUNDIGEN

Artikel 179 bis

In de uitvoeringsvoorschriften wordt een specifieke procedure opgenomen voor de selectie van deskundigen die op basis van een vaste vergoeding de instellingen bijstaan, in het bijzonder voor het beoordelen van voorstellen en subsidieaanvragen of van offertes en het verstrekken van technische bijstand voor de follow-up en de eindbeoordeling van projecten die ten laste van de begroting worden gefinancierd.

▼B



DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN



TITEL I

OVERGANGSBEPALINGEN

▼M1 —————

▼M1

Artikel 181

1.  Wat de in artikel 155, lid 1, genoemde fondsen betreft, waarvoor de basisbesluiten vóór de toepassingsdatum van de onderhavige verordening zijn ingetrokken, mogen kredieten die uit hoofde van artikel 157, eerste alinea, zijn vrijgemaakt, worden wederopgevoerd in geval van een slechts aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout of overmacht met ernstige gevolgen voor de uitvoering van de door deze fondsen gesteunde inventies.

2.  De in artikel 95 bedoelde centrale gegevensbank wordt ingesteld per 1 januari 2009.

3.  Wat betreft de kredietoverschrijvingen die betrekking hebben op beleidsuitgaven als vermeld in de verordeningen betreffende de structuurfondsen en het cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2000-2006, waarvoor nog communautaire betalingen moeten worden verricht met het oog op de financiële afwikkeling van bedragen die de Gemeenschap, in afwachting van de beëindiging van de steunregeling, nog betaalbaar moet stellen, kan de Commissie kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, mits het om kredieten gaat die:

 voor dezelfde doelstelling bestemd zijn, of

 betrekking hebben op communautaire initiatieven of op technische bijstand en innoverende acties en zij worden overgeschreven naar maatregelen van dezelfde aard.

4.  Artikel 30, lid 3, is voor het in artikel 148, lid 1, genoemde fonds voor het eerst van toepassing met betrekking tot de betalingen ten laste van de begroting 2008.

▼B



TITEL II

SLOTBEPALINGEN

Artikel 182

Het Europees Parlement en de Raad zijn gemachtigd alle terzake doende inlichtingen en verantwoordingen te verkrijgen die betrekking hebben op tot hun respectieve bevoegdheden behorende begrotingsvraagstukken.

Artikel 183

De Commissie stelt de uitvoeringsvoorschriften van deze verordening vast.

Artikel 184

Elke drie jaar en telkens wanneer zulks nodig is, wordt deze verordening opnieuw bezien volgens de procedure van artikel 279 van het EG-Verdrag en artikel 183 van het Euratom-Verdrag, na toepassing van de overlegprocedure, indien het Europees Parlement hierom verzoekt.

Artikel 185

1.   ►M1  De Commissie stelt een financiële kaderregeling vast voor de door de Gemeenschappen opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid die daadwerkelijk bijdragen ten laste van de begroting ontvangen. ◄ De financiële regelingen voor deze organen mogen slechts van de kaderregeling afwijken indien de specifieke vereisten van hun taakverrichting dit noodzakelijk maakt, en met voorafgaande instemming van de Commissie.

2.  De kwijting voor de uitvoering van de begroting van de in lid 1 bedoelde organen wordt verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

3.  Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde organen oefent de interne controleur van de Commissie dezelfde bevoegdheden uit als die welke hem zijn toegekend met betrekking tot de diensten van de Commissie.

▼M1 —————

▼B

Artikel 186

Het Financieel Reglement van 21 december 1977 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar het ingetrokken Financieel Reglement gelden als verwijzingen naar deze verordening, volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 187

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

(bedoeld in artikel 186)



Financieel Reglement van 21 december 1977

Financieel Reglement van 25 juni 2002

Deel I — Bepalingen van toepassing op de algemene begroting der Europese gemeenschappen

Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen

Titel I: Algemene beginselen

Titel II: Begrotingsbeginselen

Artikel 1, 1.1

Artikel 4, 4.1 en 4.2

Artikel 1, 1.2

Artikel 6

Artikel 1, 1.3

Artikel 179, 179.2

Artikel 1, 1.4 en 1.5

Artikel 7

Artikel 1, 1.6

Geschrapt

Artikel 1, 1.7

Artikel 77, 77.3

Artikel 2

Artikelen 27 en 48, 48.2

Artikel 3

Artikel 28

Artikel 4, 4.1

Artikel 17

Artikel 4, 4.2

Artikelen 17 en 18

Artikel 4, 4.3

Artikel 19

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikelen 6 en 8

Artikel 7, 7.1

Artikel 9.1, 9.2, 9.4 en 9.6

Artikel 7, 7.2

Artikel 9.1, 9.2, 9.3, 9.5 en 9.6

Artikel 7, 7.3

Geschrapt

Artikel 7, 7.4

Artikel 10

Artikel 7, 7.5

Artikel 9.1

Artikel 7, 7.6

Artikelen 11 en 157

Artikel 7, 7.7

Geschrapt, behalve artikel 156, 156.3

Artikel 7, 7.8

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 7, 7.9

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 8, 8.1

Artikel 12

Artikel 8, 8.2 en 8.3

Artikelen 150, 150.3 en 178

Artikel 9

Artikel 13

Artikel 10

Artikel 29, 29.2

Artikel 11

Artikel 16

Titel II: Opstelling en structuur van de begroting

Titel III: Opstelling en structuur van de begroting

Afdeling 1: Opstelling van de begroting

Hoofdstuk 1: Opstelling van de begroting

Artikel 12

Artikel 31

Artikel 13

Artikel 33

Artikel 14

Artikel 34

Artikel 15, behalve 15.2

Artikel 37

Artikelen 15, 15.2, en 16, 16.2

Artikel 38

Artikel 16, 16.1

Artikel 35

Artikel 17

Artikel 36

Artikel 18

Artikel 39

Afdeling II: Structuur en inrichting van de begroting

Hoofdstuk 2: Structuur en inrichting van de begroting

Artikel 19, 19.1

Artikelen 40 en 41

Artikel 19, 19.2 en 19.3

Artikel 41

Artikel 19, 19.4

Artikel 43

Artikel 19, 19.5

Artikel 44

Artikel 19, 19.6

Geschrapt

Artikel 19, 19.7

Artikel 30, 30.1

Artikel 19, 19.8

Artikel 45

Artikel 20, behalve 20.4

Artikel 46

Artikel 20, 20.4

Artikel 47

Titel III: Uitvoering van de begroting

Titel IV: Uitvoering van de begroting

Afdeling 1: Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 21

Artikel 58

Artikel 22, 22.1

Artikelen 48 en 49

Artikel 22, 22.2

Artikelen 50, 54.1 en 57.1

Artikel 22, 22.3

Geschrapt

Artikel 22, 22.4

Artikelen 51, 52 en 59

Artikel 22, 22.4 bis

Artikel 56

Artikel 22, 22.5

Artikel 1.2

Artikel 23

Artikel 84

Artikel 24

Geschrapt

Artikel 24 bis

Artikelen 85 en 86

Artikel 25

Artikel 61

Artikel 26, 26.1

Artikel 21

Artikel 26, 26.2 en 26.4

Artikel 22

Artikel 26, 26.3

Artikel 23

Artikel 26, 26.5

Artikel 24

Artikel 26, 26.6 en 7

Geschrapt

Artikel 26, 26.8 en 9

Artikel 25

Artikel 26, 26.10 en 11

Artikel 26

Artikel 27, 27.1

Artikel 20, 20.1

Artikel 27, 27.2 en 5

Geschrapt

Artikel 27, 27.2 bis

Artikel 20, 20.2

Artikel 27, 27.3

Geschrapt

Artikel 27, 27.4

Artikel 20, 20.3

Afdeling II: Begrotingsontvangsten en beheer van de financiële middelen

Hoofdstuk 5: Ontvangsten

Artikel 28, 28.1

Artikel 70, 70.1

Artikel 28, 28.2

Artikel 71, 71.2

Artikel 28, 28.3

Artikel 70, 70.2

Artikel 28 bis

Artikel 74

Artikel 29

Artikel 73

Artikel 30

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 31

Artikel 69

Artikel 32

Artikel 15

Artikel 33

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 34

Artikel 131

Artikel 35

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Afdeling III: Aangaan van betalingsverplichtingen, betaalbaarstelling, verstrekking van betalingsopdrachten en betaling van uitgaven

Hoofdstuk 6: Uitgaven

Artikel 36

Artikelen 77, 77.1 en 2 en 166, 166.2

Artikel 37

Geschrapt

Artikel 38

Geschrapt

Artikel 39

Geschrapt

Artikel 40

Artikel 79

Artikel 41

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 42

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 43

Artikel 80

Artikel 44

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 45

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 46

Artikel 81

Artikel 47

Geschrapt

Artikel 48

Geschrapt

Artikel 49

Artikel 71, 71.4

Artikel 50

Geschrapt

Artikel 51, 51.1

Geschrapt

Artikel 51, 51.2

Artikel 82

Artikel 51, 51.3

Geschrapt

Artikel 52

Geschrapt

Artikel 53

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 54

Artikel 63

Afdeling IV: Formatiebewaking

 

Artikel 55

Geschrapt

Titel IV: Sluiten van overeenkomsten, inventaris en boekhouding

Titel V: Plaatsing van opdrachten

Afdeling I: Overeenkomsten inzake leveringen, werken en diensten, alsmede koop- en huurovereenkomsten

 

Artikel 56

Artikel 105

Artikel 57

Geschrapt

Artikel 58, 58.1

Artikelen 88, 89, 89.2 en 91

Artikel 58, 58.2

Artikel 90

Artikel 58, 58.3

Artikel 97, 97.1

Artikel 58, 58.4

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 59

Artikel 91, 91.2

Artikel 60

Artikel 91, 91.3

Artikel 61

Geschrapt

Artikel 62

Artikel 89, 89.1

Artikel 63

Geschrapt

Artikel 64

Geschrapt

Artikel 64 bis

Artikel 102

Afdeling II: Inventaris van de roerende en onroerende goederen

Titel VII: Rekening en verantwoording en boekhouding

 

Hoofdstuk 4: Inventaris van de vaste activa

Artikel 65

Artikel 138, 138.1

Artikel 66

Artikel 138, 138.2

Artikel 67

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 68

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Afdeling III: Boekhouding

Hoofdstuk 3: Boekhouding

Artikel 69

Artikelen 132 en 134

Artikel 70

Artikelen 132, 133, 134 en 137

Artikel 70 bis

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 71

Geschrapt

Artikel 72

Artikelen 132, 132.3 en 136

Titel V: Aansprakelijkheid van ordonnateurs, financiële controleurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening

Titel IV: Uitvoering van de begroting

Hoofdstuk 4: Verantwoordelijkheid van de financiële actoren

Artikel 73

Artikel 66

Artikel 74

Geschrapt

Artikel 75, 75.1

Artikel 67

Artikel 75, 75.2

Artikel 68

Artikel 75, 75.3

Geschrapt

Artikel 75, 75.4

Geschrapt

Artikel 75, 75.5

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 76

Artikel 65, 65.2

Artikel 77

Geschrapt

Titel VI: Rekening en verantwoording — nazien van de rekeningen

Titel VII: Rekening en verantwoording en boekhouding

 

Hoofdstuk 1: Rekening en verantwoording

Artikel 78

Artikel 128

Artikel 79

Artikel 128

Artikel 80

Artikelen 122 en 127

Artikel 81

Artikelen 126 en 128

Artikel 82

Artikel 128, 128.2

Artikel 83, 83.1

Artikel 140, 140.3

Artikel 83, 83.2 tot 4

Artikel 139

Artikel 84

Geschrapt

Artikel 85

Artikel 140, 140.1 en 2

Artikel 86

Artikel 141

Artikel 87

Artikel 142, 142.1 tot 5

Artikel 88

Artikel 143

Artikel 88 bis

Geschrapt

Artikel 89, 89.1

Artikel 145, 145.1

Artikel 89, 89.2, 3 en 5

Artikel 146

Artikel 89, 89.4

Artikel 145, 145.2 en 3

Artikel 89, 89.6

Geschrapt

Artikel 89, 89.7 en 8

Artikel 147

Artikel 89, 89.9 en 10

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 90

Artikel 144

Titel VII: Bijzondere bepalingen van toepassing op de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (oto)

Deel II: Bijzondere bepalingen

Titel III: Onderzoek

Artikel 91

Artikel 160, 160.1

Artikel 92, 92.1 en 2

Artikel 160, 160.1

Artikel 92, 92.3

Artikel 161, 161.1

Artikel 92, 92.4

Artikel 161, 161.3

Artikel 93

Geschrapt

Artikel 94

Geschrapt

Artikel 95

Artikel 161, 161.4

Artikel 96, 96.1 en 4

Artikel 161, 161.2

Artikel 96, 96.2 en 3

Geschrapt

Artikel 97

Geschrapt

Titel VIII: Bijzondere bepalingen voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie

Deel II: Bijzondere bepalingen

Titel I: Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie

Artikel 98

Artikel 148

Artikel 99, 99.1

Artikel 150, 150.1 en 2

Artikel 99, 99.2

Geschrapt

Artikel 100

Artikel 151, 151.1

Artikel 101

Artikel 152

Artikel 102

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 103

Artikel 151, 151.2

Artikel 104

Artikel 153

Titel IX: Bijzondere bepalingen betreffende hulp aan derde landen

Deel II: Bijzondere bepalingen

Titel IV: Externe maatregelen

Afdeling I: Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 105, 105.1 en 2

Artikel 162

Artikel 105, 105. 3

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 105, 105. 4

Geschrapt

Artikel 105, 105. 5

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 106, 106.1

Artikel 166

Artikel 106, 106.2

Geschrapt

Artikel 106, 106.3

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Afdeling II: Uitvoering

Hoofdstuk 2: Uitvoering van de maatregelen

Artikel 107

Geschrapt

Artikel 108

Geschrapt

Artikel 109

Geschrapt

Artikel 110

Geschrapt

Artikel 111

Geschrapt

Afdeling III: Sluiten van overeenkomsten

Hoofdstuk 3: Plaatsing van overheidsopdrachten

Artikel 112

Artikel 167, 167.1

Artikel 113

Artikel 167, 167.2

Artikel 114

Artikel 168

Artikel 115

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 116

Geschrapt

Artikel 117

Geschrapt

Artikel 118

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 119

Geschrapt

Afdeling IV: Nazien van de rekeningen

Hoofdstuk 4: Nazien van de rekeningen

Artikel 120

Artikel 170

Titel X: Bijzondere bepalingen voor het beheer van de kredieten betreffende het personeel van de bureaus en de buitenkantoren in de Gemeenschap, alsook van de delegaties buiten de Gemeenschap en de desbetreffende huishoudelijke uitgaven

Geschrapt

Artikel 121

Geschrapt

Artikel 122 (geschrapt)

Geschrapt

Artikel 123

Geschrapt

Titel XI: Bijzondere bepalingen voor de financiële deelneming van derden of van diverse organisaties aan activiteiten van de Gemeenschap

Geschrapt

Afdeling I: Bepalingen van algemene aard

 

Artikel 124 tot 126

Artikel 18, lid 1, onder d)

Afdeling II: Bepalingen voor de in het kader van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte geplande deelnemingen

 

Artikel 127 tot 132

Artikel 18, lid 1, onder d)

Titel XI bis: Bijzondere bepalingen betreffende de sancties bedoeld in afdeling 4 van Verordening (EG) nr. 1467/97

 

Artikel 132 bis

Artikel 18, lid 1, onder b)

Titel XII: Bijzondere bepalingen voor het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen

Titel V: Europese bureaus

Artikel 133

Artikel 171 tot 175

Deel II: Bepalingen van toepassing op de verrichtingen terzake van opgenomen en verstrekte leningen van de Europese Gemeenschappen

 

Artikel 134

Artikel 130

Artikel 135

Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183

Artikel 136

Geschrapt

Artikel 137

Artikel 142, 142.6

Deel III: Overgangs- en slotbepalingen

Deel III: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 138

Artikel 182

Artikel 139

Artikel 183

Artikel 140

Artikel 184

Artikel 141

Artikel 186

Artikel 142

Artikel 185

Artikel 143

Artikel 187



( 1 ) PB C 96 E van 27.3.2001, blz. 1 en PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 292.

( 2 ) PB C 153 E van 27.6.2002, blz. 236 en PB C 92 van 17.4.2002, blz. 1.

( 3 ) PB C 162 van 5.6.2001, blz. 1.

( 4 ) PB C 260 van 17.9.2001, blz. 42.

( 5 ) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 762/2001 (PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1).

( 6 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

( 7 ) PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1.

( 8 ) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

( 9 ) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

( 10 ) PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

( 11 ) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2083/2005 (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 28).

( 12 ) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 320/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42).

( 13 ) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 (PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1).

( 14 ) Verordening (EG) nr. 1290/2005.

( 15 ) Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).

( 16 ) Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 12).

( 17 ) Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 79).

( 18 ) Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).

( 19 ) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

( 20 ) PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.