02002L0087 — NL — 26.06.2021 — 007.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 2002/87/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 2002 (PB L 035 van 11.2.2003, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
RICHTLIJN 2005/1/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 9 maart 2005 |
L 79 |
9 |
24.3.2005 |
|
RICHTLIJN 2006/48/EGVAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 juni 2006 |
L 177 |
1 |
30.6.2006 |
|
RICHTLIJN 2008/25/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 11 maart 2008 |
L 81 |
40 |
20.3.2008 |
|
RICHTLIJN 2009/138/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 november 2009 |
L 335 |
1 |
17.12.2009 |
|
RICHTLIJN 2010/78/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 november 2010 |
L 331 |
120 |
15.12.2010 |
|
RICHTLIJN 2011/89/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 november 2011 |
L 326 |
113 |
8.12.2011 |
|
RICHTLIJN 2013/36/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 juni 2013 |
L 176 |
338 |
27.6.2013 |
|
RICHTLIJN (EU) 2019/2034 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 november 2019 |
L 314 |
64 |
5.12.2019 |
RICHTLIJN 2002/87/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 december 2002
betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad
HOOFDSTUK 1
DOEL EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld voor het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten waaraan vergunning is verleend in overeenstemming met artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG ( 1 ), artikel 5 van Richtlijn 2004/39/EG ( 2 ), artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG ( 3 ), artikel 6 van Richtlijn 2006/48/EG ( 4 ), artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG ( 5 ), artikel 14 van Richtlijn 2009/138/EG ( 6 ), of de artikelen 6 t/m 11 van Richtlijn 2011/61/EU ( 7 ), en die deel uitmaken van een financieel conglomeraat.
Bij deze richtlijn worden tevens wijzigingen aangebracht in de relevante sectorale voorschriften die van toepassing zijn op de entiteiten die door deze richtlijnen worden gereglementeerd.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. |
„kredietinstelling” : een kredietinstelling in de zin van artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG; |
2. |
„verzekeringsonderneming” : een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, lid 1, 2 of 3 van Richtlijn 2009/138/EG; |
3. |
„beleggingsonderneming” : een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG, met inbegrip van de ondernemingen bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), van Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen ( 8 ) of een onderneming waarvan de statutaire zetel in een derde land is gelegen en die overeenkomstig Richtlijn 2004/39/EG vergunningsplichtig zou zijn indien haar statutaire zetel zich binnen de Unie zou bevinden; |
4. |
„gereglementeerde entiteit” : een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een vermogensbeheerder of een beheerder van een alternatief beleggingsfonds; |
5. |
„vermogensbeheerder” : een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG, of een onderneming waarvan de statutaire zetel in een derde land is gelegen en die krachtens die richtlijn vergunningsplichtig zou zijn indien zij haar statutaire zetel in de Europese Unie zou bevinden; |
5 bis. |
„beheerder van alternatieve beleggingsfondsen” : beheerder van een alternatief beleggingsfonds zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), l), en ab) van Richtlijn 2011/61/EU of een onderneming waarvan de statutaire zetel in een derde land is gelegen en die krachtens die richtlijn vergunningsplichtig zou zijn indien haar statutaire zetel zich binnen de Unie zou bevinden; |
6. |
„herverzekeringsonderneming” : een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punten 4, 5 en 6, van Richtlijn 2009/138/EG of een „special purpose vehicle” in de zin van artikel 13, punt 26, van Richtlijn 2009/138/EG; |
7. |
„sectorale voorschriften” : rechtshandelingen van de Unie betreffende het prudentiële toezicht op gereglementeerde entiteiten, met name Verordeningen (EU) nr. 575/2013 ( 9 ) en (EU) 2019/2033 ( 10 ) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2009/138/EG, 2013/36/EU ( 11 ), 2014/65/EU ( 12 ) en (EU) 2019/2033 ( 13 ) van het Europees Parlement en de Raad; |
8. |
„financiële sector” : de sector die bestaat uit één of meer van de volgende entiteiten:
a)
een kredietinstelling, een financiële instelling of een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, respectievelijk punten 1), 5) of 21), van Richtlijn 2006/48/EG (hierna gezamenlijk aangeduid als „de banksector”);
b)
een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding in de zin van respectievelijk artikel 13, punten 1, 2, 4 of 5, of artikel 212, lid 1, onder f), van Richtlijn 2009/138/EG (hierna gezamenlijk aangeduid als „de verzekeringssector”);
c)
een beleggingsonderneming in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/49/EG (hierna gezamenlijk aangeduid als „de sector beleggingsdiensten”); |
9. |
„moederonderneming” : een moederonderneming als omschreven in artikel 1 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 14 ) of iedere onderneming die, naar de mening van de bevoegde autoriteiten, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent; |
10. |
„dochteronderneming” : een dochteronderneming als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG, of iedere onderneming waarop naar de mening van de bevoegde autoriteiten, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent, of alle dochterondernemingen van een dergelijke dochteronderneming; |
11. |
„deelneming” : een deelneming in de zin van artikel 17, eerste zin, van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen ( 15 ), of de rechtstreekse of middellijke eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een onderneming; |
12. |
„groep” : een groep ondernemingen die bestaat uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, of ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG, en die gelijk welke subgroep daarvan omvat; |
12 bis. |
„zeggenschap” : de relatie die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EG, of een gelijkaardige relatie tussen een natuurlijke persoon of rechtspersoon en een onderneming; |
13. |
„nauwe banden” : een situatie waarin twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen zijn verbonden door een relatie van zeggenschap of deelnemingartikel, of een situatie, waarin twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen door een relatie van zeggenschap met eenzelfde persoon zijn verbonden; |
14. |
„financieel conglomeraat” : een groep of subgroep, wanneer een gereglementeerde entiteit aan het hoofd van de groep of subgroep staat of waarvan ten minste één van de dochterondernemingen een gereglementeerde entiteit is, en die aan de volgende voorwaarden voldoet:
a)
wanneer een gereglementeerde entiteit aan het hoofd van de groep of subgroep staat:
i)
is deze entiteit een moederonderneming van een entiteit in de financiële sector, een entiteit die houder is van een deelneming in een entiteit in de financiële sector, dan wel een entiteit die met een entiteit in de financiële sector verbonden is door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;
ii)
is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een entiteit uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep is een entiteit uit de sector banken of de sector beleggingsdiensten, en
iii)
zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de sector banken en de sector beleggingsdiensten significant in de zin van artikel 3, lid 2 of lid 3, van deze richtlijn, of
b)
wanneer aan het hoofd van de groep of subgroep geen gereglementeerde entiteit staat:
i)
vinden de activiteiten van de groep of subgroep in hoofdzaak plaats in de financiële sector in de zin van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn;
ii)
is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een entiteit uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep is een entiteit uit de sector banken of de sector beleggingsdiensten, en
iii)
zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de sector banken en de sector beleggingsdiensten significant in de zin van artikel 3, lid 2 of lid 3, van deze richtlijn; |
15. |
„gemengde financiële holding” : een moederonderneming die niet een gereglementeerde entiteit is en die samen met haar dochterondernemingen — waarvan er ten minste één een gereglementeerde entiteit met statutaire zetel in de Unie is — en met andere entiteiten een financieel conglomeraat vormt; |
16. |
„bevoegde autoriteiten” : de nationale autoriteiten van de lidstaten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gemachtigd zijn om toezicht uit te oefenen op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen, vermogensbeheerders of beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, hetzij op individuele, hetzij op groepsbrede basis; |
17. |
„relevante bevoegde autoriteiten” :
a)
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het sectorale groepsbrede toezicht op de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat, en met name op de moederonderneming die aan het hoofd van een sector staat;
b)
de overeenkomstig artikel 10 benoemde coördinator indien deze verschilt van de onder a) bedoelde autoriteiten;
c)
andere betrokken bevoegde autoriteiten indien die naar het oordeel van de onder a) en onder b) bedoelde autoriteiten relevant zijn. |
18. |
„intragroeptransacties” : alle transacties waarbij gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat rechtstreeks of middellijk en al dan niet tegen betaling een beroep doen op andere ondernemingen binnen dezelfde groep of op door „nauwe banden” met de ondernemingen in die groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen voor de uitvoering van een al dan niet contractuele verplichting hetzij tot betaling, hetzij anderszins; |
19. |
„risicoconcentratie” : alle potentieel verliesgevende risicoposities die groot genoeg zijn om de solvabiliteit of de financiële positie in het algemeen van de gereglementeerde entiteiten in het financiële conglomeraat in gevaar te brengen, als gevolg van tegenpartijrisico/kredietrisico, beleggingsrisico, verzekeringsrisico, marktrisico, andere risico’s, dan wel een combinatie of wisselwerking van deze risico’s. Tot de inwerkingtreding van overeenkomstig artikel 21 bis, lid 1, onder b), vast te stellen technische reguleringsnormen, wordt in het onder punt 17, onder c), bedoelde oordeel in het bijzonder rekening gehouden met het marktaandeel dat de gereglementeerde entiteiten van het financieel conglomeraat in andere lidstaten hebben, inzonderheid indien dit meer dan 5 % bedraagt, en met het belang van iedere in een andere lidstaat gevestigde gereglementeerde entiteit in het financieel conglomeraat. |
Artikel 3
Drempels ter bepaling van een financieel conglomeraat
Voor de toepassing van deze richtlijn is de kleinste financiële sector in een financieel conglomeraat de sector met het laagste gemiddelde, en de belangrijkste financiële sector in een financieel conglomeraat de sector met het hoogste gemiddelde. Voor het berekenen van het gemiddelde en voor het meten van de kleinste en de belangrijkste financiële sector, worden de sector banken en de sector beleggingsdiensten samengenomen.
Vermogensbeheerders moeten worden toegevoegd aan de sector waartoe zij binnen de groep behoren; indien zij niet uitsluitend tot één sector binnen de groep behoren, worden zij aan de kleinste financiële sector toegevoegd.
Beheerders van alternatieve beleggingsfondsen worden toegevoegd aan de sector waartoe zij binnen de groep behoren. Indien zij niet uitsluitend tot één sector binnen de groep behoren, worden zij aan de kleinste financiële sector toegevoegd.
Indien de groep onder de in lid 2 van dit artikel bedoelde drempel blijft, kunnen de relevante bevoegde autoriteiten bij onderlinge overeenkomst besluiten de groep niet als een financieel conglomeraat aan te merken. Zij kunnen ook besluiten de bepalingen van de artikelen 7, 8 of 9 niet toe te passen, indien zij oordelen dat het onder de werkingssfeer van deze richtlijn brengen van de groep of de toepassing van die bepalingen in het licht van de doeleinden van het aanvullende toezicht onnodig, dan wel ongepast of misleidend is.
Besluiten genomen in overeenstemming met dit lid worden aan de andere bevoegde autoriteiten meegedeeld en worden, behoudens buitengewone omstandigheden, door de bevoegde autoriteiten openbaar gemaakt.
Besluiten genomen in overeenstemming met dit lid worden aan de andere bevoegde autoriteiten meegedeeld en worden, behoudens buitengewone omstandigheden, door de bevoegde autoriteiten openbaar gemaakt.
Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 kunnen de relevante bevoegde autoriteiten bij onderlinge overeenkomst:
een entiteit buiten beschouwing laten bij de berekening van de verhoudingsgetallen in de gevallen bedoeld in artikel 6, lid 5, tenzij de entiteit van een lidstaat naar een derde land verhuisd is en er aanwijzingen zijn dat de entiteit haar locatie veranderd heeft om zich aan regulering te onttrekken;
het feit dat gedurende drie opeenvolgende jaren aan de in de leden 1 en 2 bedoelde drempels is voldaan in aanmerking nemen om plotselinge regimeverschuivingen te voorkomen, en dit feit buiten beschouwing laten indien er significante wijzigingen in de structuur van de groep zijn;
één of meer deelnemingen in de kleinere sector buiten beschouwing laten indien deze deelnemingen bepalend zijn voor de identificatie van een groep als financieel conglomeraat en bijeen genomen van te verwaarlozen belang zijn in relatie tot de oogmerken van het aanvullend toezicht.
Indien een groep overeenkomstig de leden 1 en 2 als financieel conglomoraat is aangemerkt, worden de in de eerste alinea van dit lid genoemde besluiten genomen op basis van een voorstel van de coördinator van dat financieel conglomeraat.
Voor de toepassing van lid 3 wordt, indien bij reeds aan aanvullend toezicht onderworpen conglomeraten het balanstotaal van de kleinste financiële sector van de groep kleiner wordt dan 6 miljard EUR, gedurende de volgende drie jaar een bedrag van 5 miljard EUR gehanteerd, om plotselinge regimeverschuivingen te voorkomen.
Gedurende de in dit lid bedoelde periode kan de coördinator met instemming van de andere relevante bevoegde autoriteiten besluiten de in dit lid bedoelde lagere verhoudingsgetallen of het lagere bedrag niet langer te hanteren.
De in lid 2 en lid 3 bedoelde solvabiliteitsvereisten worden berekend volgens de relevante sectorale voorschriften.
Artikel 4
Aanmerking als financieel conglomeraat
Te dien einde:
De overeenkomstig artikel 10 aangewezen coördinator stelt de moederonderneming aan het hoofd van een groep, of bij ontstentenis van een moederonderneming de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector in een groep, in kennis van het feit dat de groep als financieel conglomeraat is aangemerkt, alsmede van de aanwijzing van de coördinator.
De coördinator informeert tevens de bevoegde autoriteiten die vergunningen hebben verleend aan gereglementeerde entiteiten in de groep, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, en het Gemengd Comité.
De naam van elke in artikel 1 bedoelde gereguleerde entiteit in een financieel conglomeraat wordt vermeld op een lijst, die het Gemengd Comité op zijn website bekendmaakt en actueel houdt.
HOOFDSTUK II
AANVULLEND TOEZICHT
AFDELING 1
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 5
Toepassingsgebied van het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten als bedoeld in artikel 1
De volgende entiteiten worden onderworpen aan het aanvullende toezicht op het niveau van het financiële conglomeraat overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 17:
elke gereglementeerde entiteit die aan het hoofd van een financieel conglomeraat staat;
elke gereglementeerde entiteit waarvan de moederonderneming een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie is;
elke gereglementeerde entiteit die met een andere entiteit in de financiële sector verbonden is door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG.
Indien een financieel conglomeraat een subgroep is van een ander financieel conglomeraat dat aan de vereisten van de eerste alinea voldoet, kunnen de lidstaten het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 17 alleen op de gereglementeerde entiteiten in laatstgenoemde groep toepassen en in dat geval worden alle in de richtlijn vervatte verwijzingen naar de begrippen groep en financieel conglomeraat als verwijzingen naar die laatstgenoemde groep beschouwd.
Voor de toepassing van dat aanvullend toezicht moet ten minste één van de entiteiten een gereglementeerde entiteit zijn als bedoeld in artikel 1 en moeten de voorwaarden van artikel 2, punt 14, onder a), ii), of van artikel 2, punt 14, onder b), ii), alsmede van artikel 2, punt 14, onder a), iii), of van artikel 2, punt 14, onder b), iii), vervuld zijn. De relevante bevoegde autoriteiten nemen hun besluit met inachtneming van de doeleinden van het aanvullende toezicht zoals bepaald in deze richtlijn.
Voor de toepassing van de eerste alinea op „coöperatieve groepen” houden de bevoegde autoriteiten rekening met de openbaar gemaakte financiële verplichtingen van „coöperatieve groepen” jegens andere financiële entiteiten.
AFDELING 2
FINANCIËLE POSITIE
Artikel 6
Kapitaaltoereikendheid
De lidstaten schrijven tevens voor dat de gereglementeerde entiteiten op het niveau van het financiële conglomeraat adequate kapitaaltoereikendheidsstrategieën hebben.
De in de eerste en de tweede alinea bedoelde voorschriften staan onder superviserende controle van de coördinator overeenkomstig afdeling 3.
De coördinator zorgt ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde berekening ten minste eenmaal per jaar wordt uitgevoerd, hetzij door de gereglementeerde entiteiten, hetzij door de gemengde financiële holding.
De resultaten van de berekening en de voor de berekening benodigde gegevens worden aan de coördinator voorgelegd door de gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 1 die aan het hoofd van het financieel conglomeraat staat, of, indien aan het hoofd van het financieel conglomeraat geen gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 1 staat, door de gemengde financiële holding of door de tot het financieel conglomeraat behorende gereglementeerde entiteit die door de coördinator na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en met het financieel conglomeraat is aangewezen.
Voor de berekening van de kapitaaltoereikendheidsvereisten als bedoeld in de eerste alinea van lid 2 vallen de volgende entiteiten onder het aanvullende toezicht op de wijze en in de mate als bepaald in bijlage I:
een kredietinstelling, een financiële instelling of een onderneming die nevendiensten verricht;
een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding;
een beleggingsonderneming;
een gemengde financiële holding.
Bij de toepassing van methode 2 (Aftrek en aggregatie) zoals genoemd in bijlage I wordt rekening gehouden met het proportionele deel van het geplaatst kapitaal dat rechtstreeks of middellijk door de moederonderneming of onderneming die een deelneming in een andere entiteit van de groep bezit, gehouden wordt.
De coördinator kan in de onderstaande gevallen besluiten een bepaalde entiteit niet in het toepassingsgebied op te nemen bij de berekening van de aanvullende kapitaaltoereikendheidsvereisten:
indien de entiteit gevestigd is in een derde land waar er juridische belemmeringen bestaan voor het doorgeven van de benodigde informatie, onverminderd de sectorale voorschriften die betrekking hebben op de voor de bevoegde autoriteiten geldende verplichting om de vergunning te weigeren indien de doeltreffende uitoefening van hun toezichthoudende taken wordt belemmerd;
indien de entiteit in het licht van de doeleinden van het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat van te verwaarlozen betekenis is;
indien het in aanmerking nemen van de entiteit in het licht van de doeleinden van het aanvullende toezicht misplaatst of misleidend zou zijn.
Indien evenwel op grond van de eerste alinea, onder b), het voornemen zou bestaan om verscheidene entiteiten niet bij de berekening in aanmerking te nemen, moeten deze toch in aanmerking worden genomen indien zij gezamenlijk van niet te verwaarlozen betekenis zijn.
In het onder c) bedoelde geval worden, behoudens in spoedeisende gevallen, de andere relevante bevoegde autoriteiten door de coördinator geraadpleegd voordat deze een besluit neemt.
Indien de coördinator in een van de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde gevallen besluit om een gereglementeerde entiteit niet bij de berekening in aanmerking te nemen, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar die entiteit gevestigd is, de entiteit die aan het hoofd van het financiële conglomeraat staat verzoeken alleinformatie te verstrekken die het toezicht op die gereglementeerde entiteit kan vergemakkelijken.
Artikel 7
Risicoconcentratie
Deze risicoconcentraties staan onder superviserende controle van de coördinator overeenkomstig afdeling 3.
Artikel 8
Intragroeptransacties
De benodigde informatie wordt aan de coördinator voorgelegd door de gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 1 die aan het hoofd van het financiële conglomeraat staat, of, indien aan het hoofd van het financiële conglomeraat geen gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 1 staat, door de gemengde financiële holding of door de tot het financiële conglomeraat behorende gereglementeerde entiteit die door de coördinator na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en met het financiële conglomeraat is aangewezen.
Deze intragroeptransacties staan onder de superviserende controle van de coördinator.
Artikel 9
Internecontrole- en risicobeheerprocedures
De risicobeheerprocedures omvatten:
gedegen bestuur en beheer, met goedkeuring en periodieke evaluatie van de strategieën en het beleid door de passende bestuurslichamen op het niveau van het financiële conglomeraat met betrekking tot alle risico's die zij aangaan;
een adequaat kapitaaltoereikendheidsbeleid om te anticiperen op de gevolgen van hun bedrijfsstrategie voor het risicoprofiel en de kapitaalvereisten als bepaald overeenkomstig artikel 6 en bijlage I;
adequate procedures om te waarborgen dat hun risicobewakingssystemen goed geïntegreerd zijn in hun organisatie en dat alle maatregelen zijn genomen om te waarborgen dat de systemen die worden toegepast in alle ondernemingen die onder het aanvullende toezicht vallen, met elkaar in overeenstemming zijn, zodat de risico's op het niveau van het financiële conglomeraat kunnen worden gemeten, bewaakt en beheerst;
regelmatig geactualiseerde regelingen voorhanden om bij te dragen tot herstel- en saneringsregelingen en -plannen en deze zo nodig te ontwikkelen.
De internecontroleprocedures omvatten:
adequate procedures met betrekking tot de kapitaaltoereikendheid om alle bestaande materiële risico's te bepalen en te meten en het eigen vermogen naar behoren af te stemmen op de risico's;
gedegen rapportage- en jaarrekeningsystemen, met het oog op de bepaling, meting, bewaking en beheersing van de intragroeptransacties en de risicoconcentratie.
De lidstaten verplichten de gereguleerde entiteiten op het niveau van financieel conglomeraat om hun bevoegde autoriteit regelmatig bijzonderheden mee te delen omtrent hun juridische structuur, bestuur, en organisatiestructuur, met inbegrip van alle gereguleerde entiteiten, niet gereguleerde dochterondernemingen en significante bijkantoren.
De lidstaten verplichten de gereguleerde entiteiten om op het niveau van financieel conglomeraat jaarlijks een beschrijving van hun juridische structuur, bestuur, en organisatiestructuur voor het publiek openbaar te maken, hetzij door volledige vermelding, hetzij bij wijze van verwijzingen naar gelijkwaardige informatie.
AFDELING 3
MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN AANVULLEND TOEZICHT EN AANVULLENDE BEVOEGDHEDEN VAN HET GEMENGD COMITÉ
Artikel 9 bis
Rol van het Gemengd Comité
Het Gemengd Comité ziet overeenkomstig artikel 56 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 toe op een samenhangend sector- en grensoverschrijdend toezicht en op naleving van de wetgeving van de Unie.
Artikel 9 ter
Stresstests
Artikel 10
Voor de uitoefening van het aanvullende toezicht verantwoordelijke bevoegde autoriteit (de coördinator)
De aanwijzing geschiedt aan de hand van de volgende criteria:
indien aan het hoofd van een financieel conglomeraat een gereglementeerde entiteit staat, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die aan deze gereglementeerde entiteit overeenkomstig de desbetreffende sectorale voorschriften vergunning heeft verleend;
indien aan het hoofd van een financieel conglomeraat geen gereglementeerde entiteit staat, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die op grond van de volgende beginselen wordt aangewezen:
indien de moederonderneming van een gereglementeerde entiteit een gemengde financiële holding is, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die aan deze gereglementeerde entiteit ingevolge de relevante sectorale voorschriften vergunning heeft verleend;
indien ten minste twee gereglementeerde entiteiten met statutaire zetel in de Unie dezelfde gemengde financiële holding als moederonderneming hebben en aan één van deze entiteiten vergunning is verleend in de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de gereglementeerde entiteit waaraan in die lidstaat vergunning is verleend;
indien aan meer dan één gereglementeerde entiteit, met activiteiten in verschillende financiële sectoren, vergunning is verleend in de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor het toezicht op de gereglementeerde entiteit in de belangrijkste financiële sector;
indien het financiële conglomeraat wordt geleid door meer dan één gemengde financiële holding met hoofdkantoor in verschillende lidstaten en er in elk van deze lidstaten een gereglementeerde entiteit is, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor het toezicht op de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal indien de activiteiten van deze entiteiten plaatsvinden in dezelfde financiële sector, of door de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor het toezicht op de gereglementeerde entiteit in de belangrijkste financiële sector;
indien ten minste twee gereglementeerde entiteiten met statutaire zetel in de Unie dezelfde gemengde financiële holding als moederonderneming hebben en aan geen van deze entiteiten vergunning is verleend in de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die vergunning heeft verleend aan de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector;
indien het financiële conglomeraat een groep is zonder moederonderneming aan het hoofd, of in alle andere gevallen, wordt de functie van coördinator uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die vergunning heeft verleend aan de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector.
Artikel 11
Taken van de coördinator
In de taken van de coördinator met betrekking tot het aanvullende toezicht wordt inbegrepen:
het coördineren van de vergaring en verspreiding van informatie die relevant of essentieel is in normale omstandigheden en in noodsituaties, met inbegrip van de verspreiding van informatie die van belang is voor het toezicht door een bevoegde autoriteit krachtens de sectorale voorschriften;
de superviserende controle en het beoordelen van de financiële situatie van een financieel conglomeraat;
het beoordelen van de naleving van de voorschriften inzake kapitaaltoereikendheid, risicoconcentratie en intragroeptransacties, zoals bepaald in de artikelen 6, 7 en 8;
het beoordelen van de structuur, de organisatie en de internecontroleprocedures van het financiële conglomeraat zoals bepaald in artikel 9;
het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten in normale omstandigheden en in noodsituaties, in samenwerking met de relevante betrokken bevoegde autoriteiten;
andere taken, maatregelen en besluiten die aan de coördinator zijn toegewezen door deze richtlijn of voortvloeien uit de toepassing van deze richtlijn.
De coördinator en de andere relevante bevoegde autoriteiten en, indien nodig, de andere betrokken bevoegde autoriteiten treffen de nodige coördinatieregelingen om het aanvullende toezicht te vergemakkelijken en van een brede juridische basis te voorzien. Bij de coördinatieregelingen kan de coördinator met extra taken worden belast, en kunnen de procedures worden gespecificeerd voor de besluitvorming tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 3 en 4, artikel 5, lid 4, artikel 6, artikel 12, lid 2, en de artikelen 16 en 18, alsmede voor de samenwerking met andere bevoegde autoriteiten.
Overeenkomstig artikel 8 en volgens de in artikel 56 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vermelde procedure ontwikkelen de ESA, via het Gemengd Comité, richtsnoeren ten behoeve van de convergentie van de toezichtpraktijken met betrekking tot de samenhang tussen coördinatieregelingen voor het toezicht overeenkomstig artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG en artikel 248, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG.
De in lid 1, tweede alinea, bedoelde coördinatieregelingen worden apart opgenomen in de schriftelijke coördinatieregeling die wordt ingesteld krachtens artikel 131 van Richtlijn 2006/48/EG of artikel 248 van Richtlijn 2009/138/EG. De coördinator beslist, als voorzitter van een krachtens artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG of artikel 248, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG op te richten college, welke andere bevoegde autoriteiten aan een vergadering of een activiteit van dat college deelnemen.
Artikel 12
Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten
Deze samenwerking betreft ten minste de vergaring en uitwisseling van informatie met betrekking tot de volgende aspecten:
het in kaart brengen van de juridische structuur, bestuur, en organisatiestructuur van de groep, met inbegrip van alle gereguleerde entiteiten, niet gereguleerde dochterondernemingen en significante bijkantoren die tot het financieel conglomeraat behoren, de houders van gekwalificeerde deelnemingen op niveau van de uiteindelijke moederonderneming, alsmede van de bevoegde autoriteiten voor de gereglementeerde entiteiten in de groep;
de door het financiële conglomeraat gevolgde strategie;
de financiële situatie van het financiële conglomeraat, in het bijzonder de kapitaaltoereikendheid, de intragroeptransacties, de risicoconcentratie en de winstgevendheid;
de belangrijkste aandeelhouders en het management van het financiële conglomeraat;
de organisatie en de risicobeheer- en internecontroleprocedures op het niveau van het financiële conglomeraat;
de procedures voor de vergaring van informatie bij de entiteiten in een financieel conglomeraat en de verificatie van deze informatie;
ongunstige ontwikkelingen bij gereglementeerde entiteiten of bij andere entiteiten van het financiële conglomeraat die ernstige nadelige gevolgen voor de gereglementeerde entiteiten kunnen hebben;
belangrijke sancties en buitengewone maatregelen die de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de sectorale voorschriften of deze richtlijn hebben getroffen.
De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, indien zulks voor de uitoefening van hun respectieve taken nodig is, overeenkomstig het bepaalde in de sectorale voorschriften, met betrekking tot de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat informatie uitwisselen met de volgende autoriteiten: de centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken, de Europese Centrale Bank en het Europees Comité voor systeemrisico’s overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s ( 20 ).
Onverminderd hun respectieve verantwoordelijkheden als omschreven in de sectorale voorschriften plegen de betrokken bevoegde autoriteiten, voordat zij een besluit nemen in verband met de hierna vermelde aangelegenheden, onderling overleg indien dat besluit van belang is voor de toezichthoudende taken van andere bevoegde autoriteiten:
veranderingen in het aandeelhouderschap, de organisatie of de bestuursstructuur van gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat die goedkeuring of machtiging door de bevoegde autoriteiten vereisen;
belangrijke sancties of buitengewone maatregelen getroffen door de bevoegde autoriteiten.
Een bevoegde autoriteit kan besluiten geen overleg te plegen in spoedeisende gevallen of indien dat overleg de doeltreffendheid van haar besluiten in gevaar kan brengen. In dat geval stelt de bevoegde autoriteit de andere bevoegde autoriteiten daar onverwijld van inkennis.
Indien de in artikel 14, lid 2, bedoelde informatie reeds op grond van de sectorale voorschriften aan een bevoegde autoriteit is verstrekt, kunnen de voor de uitoefening van het aanvullende toezicht verantwoordelijke bevoegde autoriteiten zich tot de eerstgenoemde autoriteit wenden om de informatie te verkrijgen.
De in het kader van het aanvullende toezicht ontvangen informatie, en in het bijzonder enigerlei informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten onderling en tussen de bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten waarin deze richtlijn voorziet, valt onder de in de sectorale voorschriften vervatte bepalingen inzake het beroepsgeheim en de mededeling van vertrouwelijke informatie.
Artikel 12 bis
Samenwerking en informatie-uitwisseling met het GCETA
Artikel 12 ter
Gemeenschappelijke richtsnoeren
Artikel 13
Leidinggevend orgaan van gemengde financiële holdings
De lidstaten eisen dat de personen die het bedrijf van een gemengde financiële holding feitelijk leiden, voldoende betrouwbaarheid en voldoende ervaring bezitten om deze functies uit te oefenen.
Artikel 14
Toegang tot informatie
Artikel 15
Verificatie
Indien de bevoegde autoriteiten bij de toepassing van deze richtlijn in welbepaalde gevallen informatie wensen te verifiëren over een al dan niet gereglementeerde, in een andere lidstaat gevestigde entiteit die deel uitmaakt van een financieel conglomeraat, verzoeken zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat ervoor te zorgen dat de verificatie wordt verricht.
De autoriteiten die een dergelijk verzoek ontvangen, geven, binnen het kader van hun bevoegdheid, hieraan gevolg door de verificatie zelf te verrichten, toe te staan dat de verificatie door een accountant of een deskundige wordt verricht, dan wel de verzoekende autoriteit toestemming te verlenen de verificatie zelf te verrichten.
De verzoekende bevoegde autoriteit kan, indien zij dat wenst, aan de verificatie deelnemen indien zij deze niet zelf verricht.
Artikel 16
Handhavingsmaatregelen
Indien de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat de in de artikelen 6 tot en met 9 gestelde vereisten niet naleven, of indien aan de vereisten wordt voldaan maar de solvabiliteit toch dreigt te worden ondermijnd, of indien de intragroeptransacties of de risicoconcentraties de financiële positie van de gereglementeerde entiteiten bedreigen, worden de nodige maatregelen getroffen om de situatie zo spoedig mogelijk recht te zetten:
Onverminderd artikel 17, lid 2, kunnen de lidstaten bepalen welke maatregelen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot gemengde financiële holdings kunnen nemen. Overeenkomstig de artikelen 16 en 56 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 kunnen de ESA, via het Gemengd Comité, richtsnoeren ontwikkelen voor maatregelen ten aanzien van gemengde financiële holdings.
Waar nodig coördineren de betrokken bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de coördinator, hun toezichtsmaatregelen.
Artikel 17
Aanvullende bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten
AFDELING 4
DERDE LANDEN
Artikel 18
Moederondernemingen in een derde land
Onverminderd de sectorale voorschriften verifiëren de bevoegde autoriteiten in het in artikel 5, lid 3, bedoelde geval of de gereglementeerde entiteiten waarvan de moederonderneming haar hoofdbestuur in een derde land heeft, onderworpen zijn aan door de bevoegde autoriteit van dat derde land uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is met het toezicht uit hoofde van deze richtlijn betreffende het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2. De verificatie geschiedt door de bevoegde autoriteit die de coördinator zou zijn indien de in artikel 10, lid 2, bepaalde criteria van toepassing waren op verzoek van de moederonderneming of van een van de gereglementeerde entiteiten die in de Unie een vergunning hebben verkregen, dan wel op haar eigen initiatief.
Die bevoegde autoriteit raadpleegt de andere relevante bevoegde autoriteiten en spant zich tot het uiterste in om te voldoen aan alle toepasselijke richtsnoeren die overeenkomstig de artikelen 16 en 56 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 via het Gemengd Comité zijn opgesteld.
Artikel 19
Samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen
Artikel 39, leden 1 en 2, van Richtlijn 2006/48/EG, artikel 10 bis van Richtlijn 98/78/EG en artikel 264 van Richtlijn 2009/138/EG zijn mutatis mutandis van toepassing bij onderhandelingen over overeenkomsten met één of meer derde landen over middelen voor de uitoefening van het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat.
HOOFDSTUK III
GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSMAATREGELEN
Artikel 20
Aan de Commissie verleende bevoegdheden
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 21 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de technische aanpassingen die in deze richtlijn moeten worden gemaakt op de volgende gebieden:
preciseren van de in artikel 2 vervatte definities om bij de toepassing van deze richtlijn rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten;
het in lijn brengen van de terminologie en de verwoording van de definities van deze richtlijn aan latere besluiten van de Unie inzake gereglementeerde entiteiten en aanverwante onderwerpen;
preciseren van de in bijlage I beschreven berekeningsmethoden om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten en bedrijfseconomische technieken.
Deze maatregelen hebben geen betrekking op de aan de Commissie gedelegeerde en verleende bevoegdheid ten aanzien van de in artikel 21 bis vermelde punten.
Artikel 21
Comité
▼M6 —————
▼M6 —————
Artikel 21 bis
Technische normen
Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen, kunnen de ESA, overeenkomstig artikel 56 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen met betrekking tot:
artikel 2, lid 11, om de toepassing van artikel 17 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad in de context van deze richtlijn nader te bepalen;
artikel 2, lid 17, om de procedures voor de aanwijzing van de „relevante bevoegde autoriteiten” vast te stellen of de criteria daarvoor nader te bepalen;
artikel 3, lid 5, om de alternatieve parameters voor de identificatie van een financieel conglomeraat nader te bepalen;
artikel 6, lid 2, teneinde uniformiteit te verzekeren van het model (met instructies) voor, en de frequenties en, waar zulks van toepassing is, de data voor rapportering te bepalen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot 14 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure.
Het Gemengd Comité legt dit ontwerp voor bindende technische normen uiterlijk op 1 januari 2015 aan de Commissie voor.
De bevoegdheid om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in de artikelen 10 tot en met 14 van respectievelijk de Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure, wordt aan de Commissie toegekend.
Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze richtlijn te garanderen, kunnen de ESA, overeenkomstig artikel 56 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen met betrekking tot:
▼M7 —————
artikel 7, lid 2, om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de procedures voor het opnemen van elementen in het toepassingsgebied van de definitie van onder superviserende controle staande „risicoconcentraties” als bedoeld in de tweede alinea van artikel 7, lid 2;
artikel 8, lid 2, om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de procedures voor het opnemen van elementen in het toepassingsgebied van de definitie van onder superviserende controle staande „intragroeptransacties” als bedoeld in de derde alinea van artikel 8, lid 2.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde van technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 13 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
De Europese toezichthoudende autoriteiten leggen die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk vijf maanden vóór de in artikel 309, lid 1, van Richtlijn 2009/138/EG bedoelde toepassingsdatum aan de Commissie voor.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 21 ter
Gemeenschappelijke richtsnoeren
De ESA vaardigen via het Gemengd Comité gemeenschappelijke richtsnoeren uit zoals bedoeld in artikel 3, lid 8, artikel 7, lid 5, artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 1, derde alinea, artikel 12 ter en artikel 21, lid 4, in overeenstemming met de procedure van respectievelijk artikel 56 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 21 quater
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
HOOFDSTUK IV
WIJZIGINGEN OP BESTAANDE RICHTLIJNEN
▼M4 —————
Artikel 23
Wijzigingen van Richtlijn 79/267/EEG
Richtlijn 79/267/EEG wordt als volgt gewijzigd:
het volgende artikel wordt ingevoegd:
„Artikel 12 bis
De bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat worden geraadpleegd alvorens een vergunning wordt verleend aan een verzekeringsonderneming die:
een dochteronderneming is van een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, dan wel
een dochteronderneming is van de moederonderneming van een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, dan wel
onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend.
De bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, moet worden geraadpleegd alvorens een vergunning wordt verleend aan een levensverzekeringsonderneming die:
een dochteronderneming is van een kredietinstelling of beleggingsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend, dan wel
een dochteronderneming is van de moederonderneming van een kredietinstelling of beleggingsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend, dan wel
onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een kredietinstelling of beleggingsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend.
aan artikel 18, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:
„De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt ook verminderd met:
deelnemingen van de verzekeringsonderneming in
elk van de volgende bestanddelen die de verzekeringsonderneming houdt met betrekking tot de onder a) omschreven entiteiten waarin zij een deelneming heeft:
Indien aandelen in een andere kredietinstelling, beleggingsonderneming, financiële instelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding tijdelijk worden gehouden met het oog op een financiële bijstandsoperatie, bedoeld om die entiteit te saneren en te redden, kan de bevoegde autoriteit ontheffing verlenen van de bepalingen inzake aftrek bedoeld in de derde alinea, onder a) en b).
Als alternatief voor de aftrek van de in de derde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die de verzekeringsonderneming in kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen houdt, mogen de lidstaten hun verzekeringsondernemingen toestaan mutatis mutandis de methoden 1, 2 of 3 van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat ( *6 ) toe te passen. Methode 1 („Consolidatie van jaarrekeningen”) wordt alleen toegepast indien de bevoegde autoriteit overtuigd is van het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle van de entiteiten die onder de consolidatie zouden vallen. De gekozen methode wordt in de loop van de tijd consequent toegepast.
Voor de berekening van de solvabiliteitsmarge als voorgeschreven bij deze richtlijn, kunnen de lidstaten bepalen dat verzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 98/78/EG dan wel aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 2002/87/EG, de in de derde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die worden gehouden in kredietinstellingen, financiële instellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings die onder het aanvullende toezicht vallen, niet hoeven af te trekken.
Voor de aftrek van deelnemingen als bedoeld in dit lid wordt onder deelneming verstaan een deelneming in de zin van artikel 1, onder f), van Richtlijn 98/78/EG.
▼M4 —————
Artikel 25
Wijzigingen van Richtlijn 92/96/EEG
Richtlijn 92/96/EEG wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 14 wordt het volgende lid ingevoegd:
in artikel 15 wordt lid 5 quater vervangen door:
Dit artikel belet een bevoegde autoriteit niet
voor de uitvoering van hun taak dienstige gegevens te doen toekomen, noch belet het deze autoriteiten of instanties om aan de bevoegde autoriteiten de gegevens toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van lid 4. De in dit verband ontvangen gegevens vallen onder het in dit artikel bedoelde beroepsgeheim.”.
Artikel 26
Wijzigingen van Richtlijn 93/6/EEG
In artikel 7, lid 3, van Richtlijn 93/6/EEG worden het eerste en tweede streepje vervangen door:
een „financiële holding” is een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk beleggingsondernemingen of andere financiële instellingen zijn, van welke er ten minste één een beleggingsonderneming is, en die geen gemengde financiële holding in de zin van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat ( *7 ) is;
een „gemengde holding” is een moederonderneming die geen financiële holding, beleggingsonderneming of gemengde financiële holding in de zin van Richtlijn 2002/87/EG is en die onder haar dochterondernemingen ten minste één beleggingsonderneming telt;
Artikel 27
Wijzigingen van Richtlijn 93/22/EEG
Richtlijn 93/22/EEG wordt als volgt gewijzigd:
aan artikel 6 wordt het volgende toegevoegd:
„De bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op kredietinstellingen of verzekeringsondernemingen, wordt geraadpleegd alvorens een vergunning wordt verleend aan een beleggingsonderneming die:
een dochteronderneming is van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend, dan wel
een dochteronderneming is van de moederonderneming van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend, dan wel
onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een kredietinstelling of verzekeringsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend.
De relevante in de eerste en de tweede alinea bedoelde bevoegde autoriteiten raadplegen elkaar in het bijzonder indien de geschiktheid van de aandeelhouders en de reputatie en ervaring van de bij de leiding van een andere entiteit van dezelfde groep betrokken bestuurders worden beoordeeld. Zij stellen elkaar in kennis van alle informatie betreffende de geschiktheid van de aandeelhouders en dereputatie en ervaring van bestuurders welke van belang is voor de andere betrokken bevoegde autoriteiten, voor het verlenen van een vergunning, alsook voor de doorlopende toetsing van de naleving van de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening.”;
artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:
▼M4 —————
Artikel 29
Wijzigingen van Richtlijn 2000/12/EG
Richtlijn 2000/12/EG wordt als volgt gewijzigd:
▼M2 —————
artikel 16, lid 2, wordt vervangen door:
▼M2 —————
HOOFDSTUK V
VERMOGENSBEHEERDERS
Artikel 30
Vermogensbeheerders
In afwachting van verdere coördinatie van de sectorale voorschriften zorgen de lidstaten ervoor dat vermogensbeheerders vallen onder:
het toepassingsgebied van het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, of het toepassingsgebied van het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep;
het toepassingsgebied van het aanvullende toezicht in de zin van deze richtlijn, indien de groep een financieel conglomeraat is, en
het identificatieproces in overeenstemming met artikel 3, lid 2.
Voor de toepassing van de eerste alinea bepalen de lidstaten, dan wel geven zij hun bevoegde autoriteiten de bevoegdheid te besluiten, volgens welke sectorale voorschriften (sector banken, sector verzekeringen of sector beleggingsdiensten) vermogensbeheerders onder het in punt a) van de eerste alinea bedoelde toezicht op geconsolideerde basis en/of aanvullende toezicht vallen. Voor de toepassing van deze bepaling zijn de relevante sectorale voorschriften betreffende de wijze waarop en de mate waarin financiële instellingen (indien vermogensbeheerders onder het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen vallen) en herverzekeringsondernemingen (indien vermogensbeheerders onder het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen vallen) daaronder vallen, mutatis mutandis van toepassing op vermogensbeheerders. Voor de toepassing van het in punt b) van de eerste alinea genoemde aanvullende toezicht wordt de vermogensbeheerder behandeld als deel uitmakend van de sector waaronder hij uit hoofde van de eerste alinea valt.
Indien een vermogensbeheerder deel uitmaakt van een financieel conglomeraat wordt elke vermelding van het begrip gereglementeerde entiteit en elke vermelding van het begrip bevoegde autoriteiten en relevante bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn geacht respectievelijk vermogensbeheerders en de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op vermogensbeheerders te omvatten. Dit is van overeenkomstige toepassing voor de in punt a) van de eerste alinea bedoelde groepen.
Artikel 30 bis
Beheerders van alternatieve beleggingsfondsen
In afwachting van verdere coördinatie van de sectorale voorschriften zorgen de lidstaten ervoor dat beheerders van alternatieve beleggingsfondsen vallen onder:
het toepassingsgebied van het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, of het toepassingsgebied van het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep;
het toepassingsgebied van het aanvullende toezicht in de zin van deze richtlijn, indien de groep een financieel conglomeraat is, en
het identificatieproces in de zin van artikel 3, lid 2.
Indien een beheerder van een alternatief beleggingsfonds deel uitmaakt van een financieel conglomeraat wordt elke vermelding van het begrip gereglementeerde entiteit en elke vermelding van het begrip bevoegde autoriteiten en relevante bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn geacht respectievelijk beheerders van alternatieve beleggingsfondsen en de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op beheerders van alternatieve beleggingsfondsen te omvatten. Dit is mutatis mutandis van toepassing op onder a) van het eerste lid bedoelde groepen.
HOOFDSTUK VI
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 31
Verslag van de Commissie
Uiterlijk op 11 augustus 2007 legt de Commissie aan het in artikel 21 bedoelde Comité voor financiële conglomeraten een verslag voor over de praktijken van de lidstaten en, indien nodig, over de behoefte aan verdere harmonisatie met betrekking tot
De Commissie raadpleegt het comité voordat zij voorstellen indient.
Artikel 32
Omzetting
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 11 augustus 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
De lidstaten bepalen dat de in de eerste alinea genoemde bepalingen voor de eerste maal van toepassing zijn op de controle van de jaarrekeningen voor de boekjaren die op 1 januari 2005 of tijdens dat kalenderjaar aanvangen.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 33
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 34
Geadresseerden
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
KAPITAALTOEREIKENDHEID
De aanvullende kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt berekend overeenkomstig de technische beginselen en één van de methoden die in deze bijlage worden beschreven.
Onverminderd de bepalingen van de volgende alinea staan de lidstaten hun bevoegde autoriteiten toe om, indien zij met betrekking tot een bepaald financieel conglomeraat de rol van coördinator vervullen, na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en het conglomeraat zelf te besluiten welke methode door dat financieel conglomeraat wordt toegepast.
De lidstaten kunnen voorschrijven dat de berekening wordt uitgevoerd volgens één bepaalde van de in deze bijlage beschreven methoden indien aan het hoofd van een financieel conglomeraat een gereglementeerde entiteit staat waaraan in die lidstaat vergunning is verleend. Indien aan het hoofd van het financiële conglomeraat geen gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 1 staat, staan de lidstaten de toepassing van alle in deze bijlage omschreven methoden toe, behalve indien de relevante bevoegde autoriteiten in dezelfde lidstaat zijn, in welk geval die lidstaat kan voorschrijven dat een van de methoden wordt toegepast.
I. Technische beginselen
1. Reikwijdte en vorm van de berekening van de aanvullende kapitaaltoereikendheid
Ongeacht welke methode wordt toegepast, wordt, indien de entiteit een dochteronderneming is en zij een solvabiliteitstekort of — in geval van een niet-gereglementeerde entiteit uit de financiële sector — een theoretisch solvabiliteitstekort heeft, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen. Ingeval de coördinator van oordeel is dat de aansprakelijkheid van de moederonderneming die een gedeelte van het kapitaal in eigendom heeft, strikt en ondubbelzinnig tot dat gedeelte van het kapitaal beperkt is, kan hij toestaan dat het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming op proportionele grondslag in aanmerking wordt genomen.
Indien tussen de entiteiten in een financieel conglomeraat geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de coördinator, na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten, het proportionele deel dat in aanmerking moet worden genomen, rekening houdend met de aansprakelijkheid waartoe de bestaande betrekkingen aanleiding geven.
2. Overige technische beginselen
Ongeacht welke van de in deel II van deze bijlage vastgestelde methoden ook wordt toegepast om de aanvullende kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat te berekenen, zien de coördinator en, indien nodig, de andere betrokken bevoegde autoriteiten, er steeds op toe dat de volgende beginselen van toepassing zijn:
het meermaals gebruiken van vermogensbestanddelen die voor de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen op het niveau van het financiële conglomeraat („multiple gearing”) en de ongepaste schepping van eigen vermogen binnen de groep moeten worden uitgesloten; met het oog op het uitsluiten van multiple gearing en ongepaste schepping van eigen vermogen binnen de groep passen de bevoegde autoriteiten de relevante beginselen van de desbetreffende sectorale voorschriften naar analogie toe;
in afwachting van verdere harmonisatie van de sectorale voorschriften worden de solvabiliteitsvereisten voor iedere onderscheiden financiële sector die in een financieel conglomeraat vertegenwoordigd is, gedekt door eigenvermogensbestanddelen als omschreven in de desbetreffende sectorale voorschriften. Indien er een tekort aan eigen vermogen is op het niveau van het financieel conglomeraat, mogen alleen de eigenvermogensbestanddelen die op grond van elk van de sectorale voorschriften in aanmerking komen („sectoroverschrijdend kapitaal”) dienen om te verifiëren of de aanvullende solvabiliteitsvereisten worden nageleefd;
indien de sectorale voorschriften het meerekenen van bepaalde als sectoroverschrijdend kapitaal aan te merken eigenvermogensinstrumenten aan beperkingen onderwerpen, zijn deze beperkingen van overeenkomstige toepassing bij de berekening van het eigen vermogen op het niveau van het financiële conglomeraat;
bij de berekening van het eigen vermogen op het niveau van het financiële conglomeraat houden de bevoegde autoriteiten er tevens rekening mee in hoeverre het eigen vermogen effectief overdraagbaar en beschikbaar is tussen de verschillende juridische entiteiten in de groep in het licht van de doeleinden van de kapitaaltoereikendheidsvoorschriften;
het overeenkomstig deel II van deze bijlage berekende theoretische solvabiliteitsvereiste voor een niet-gereglementeerde entiteit uit de financiële sector is het kapitaalvereiste waaraan een dergelijke entiteit krachtens de desbetreffende sectorale voorschriften zou moeten voldoen indien het om een gereglementeerde entiteit van die specifieke financiële sector ging; in het geval van vermogensbeheerders is het solvabiliteitsvereiste het kapitaalvereiste als bepaald in artikel 5 bis, lid 1, onder a), van Richtlijn 85/611/EEG. Het theoretische solvabiliteitsvereiste van een gemengde financiële holding wordt berekend overeenkomstig de sectorale voorschriften van de belangrijkste financiële sector in het financiële conglomeraat.
II. Technische berekeningsmethoden
Methode 1: methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen
De aanvullende kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening.
De aanvullende kapitaaltoereikendheid wordt berekend als het verschil tussen:
het eigen vermogen van het financiële conglomeraat, berekend op basis van de geconsolideerde positie van de groep; de in aanmerking komende vermogensbestanddelen zijn die welke in de desbetreffende sectorale voorschriften als zodanig worden aangemerkt;
en
de som van de solvabiliteitsvereisten voor elke onderscheiden financiële sector die in de groep vertegenwoordigd is; de solvabiliteitsvereisten voor elke onderscheiden financiële sector worden berekend volgens de desbetreffende sectorale voorschriften.
De sectorale voorschriften zijn in het bijzonder Richtlijn 2000/12/EG, titel V, hoofdstuk 3, voor kredietinstellingen, Richtlijn 98/78/EG voor verzekeringsondernemingen en Richtlijn 93/6/EEG voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.
Voor niet-gereglementeerde entiteiten uit de financiële sector welke niet bij de bovengenoemde berekeningen van de sectorale solvabiliteitsvereisten zijn meegeteld, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.
Het verschil mag niet negatief zijn.
Methode 2: aftrek en aggregatie
De aanvullende kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat wordt berekend aan de hand van de jaarrekeningen van elk van de entiteiten in de groep.
De aanvullende kapitaaltoereikendheid wordt berekend als het verschil tussen:
de som van het eigen vermogen van elke tot het financiële conglomeraat behorende gereglementeerde en niet-gereglementeerde entiteit uit de financiële sector; de in aanmerking komende vermogensbestanddelen zijn die welke in dedesbetreffende sectorale voorschriften als zodanig worden aangemerkt;
en
de som van:
Voor niet-gereglementeerde entiteiten uit de financiële sector wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend. Het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten worden voor hun proportionele deel in aanmerking genomen krachtens artikel 6, lid 4, zulks overeenkomstig deel I van deze bijlage.
Het verschil mag niet negatief zijn.
Methode 3: combinatiemethode
De bevoegde autoriteiten kunnen een combinatie van methode 1 en methode 2 toestaan.
BIJLAGE II
TECHNISCHE TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN INZAKE INTRAGROEPTRANSACTIES EN RISICOCONCENTRATIE
De coördinator bepaalt, na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten, welke categorieën transacties en risico's door de gereglementeerde entiteiten in een bepaald financieel conglomeraat moeten worden gerapporteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 2, betreffende de rapportage van intragroeptransacties en risicoconcentraties. Bij het bepalen van, of het geven van hun oordeel over, de categorieën transacties en risico's houden de coördinator en de relevante bevoegde autoriteiten rekening met de specifieke groeps- en risicobeheerstructuur van het financiële conglomeraat. Met het oog op de aanmerking als significante intragroeptransactie en significante risicoconcentratie die overeenkomstig de artikelen 7 en 8 moeten worden gerapporteerd, stelt de coördinator, na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en het conglomeraat zelf, passende drempels vast op basis van het reglementaire eigen vermogen en/of de technische voorzieningen.
Bij de superviserende controle van intragroeptransacties en risicoconcentraties let de coördinator vooral op mogelijke besmettingsrisico's in het financiële conglomeraat, het risico van belangenconflicten, het risico van omzeiling van sectorale voorschriften en het niveau of de omvang van de risico's. De lidstaten kunnen hun bevoegde autoriteiten toestaan de bepalingen van de sectorale voorschriften inzake intragroeptransacties en risicoconcentraties op het niveau van het financiële conglomeraat toe te passen, meer bepaald om te voorkomen dat de sectorale voorschriften worden omzeild.
( 1 ) Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).
( 2 ) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
( 3 ) Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).
( 4 ) Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1).
( 5 ) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
( 6 ) Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.
( 7 ) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
( 8 ) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.
( 9 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
( 10 ) Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).
( 11 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
( 12 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
( 13 ) Richtlijn (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64).
( 14 ) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.
( 15 ) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.
( 16 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.
( 17 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.
( 18 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.
( 19 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.
( 20 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.
( *1 ) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 17).
( *2 ) PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1.
( *3 ) PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG (PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37).
( *4 ) PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27).
( *5 ) PB L 141 van 11.6.1993, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 29).
( *6 ) PB L 35 van 11.2.2003.”.
( *7 ) PB L 35 van 11.2.2003.”.