02002L0054 — NL — 01.09.2022 — 004.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLJN 2002/54/EG VAN DE RAAD van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 165 |
23 |
3.7.2003 |
||
L 14 |
18 |
18.1.2005 |
||
UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2016/317 VAN DE COMMISSIE van 3 maart 2016 |
L 60 |
72 |
5.3.2016 |
|
UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2021/971 VAN DE COMMISSIE van 16 juni 2021 |
L 214 |
62 |
17.6.2021 |
RICHTLJN 2002/54/EG VAN DE RAAD
van 13 juni 2002
betreffende het in de handel brengen van bietenzaad
Artikel 1
Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van bietenzaad binnen de Gemeenschap.
Zij geldt niet voor bietenzaad waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen.
Artikel 2
In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) |
In de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik. Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:
—
de beschikbaarstelling van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;
—
de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaaad op dat moment voldoet. De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld. |
b) |
Bieten : suikerbieten en voederbieten van de soort Beta vulgaris L. |
c) |
Basiszaad : zaad
i)
dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het ras,
ii)
dat bestemd is voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad,
iii)
dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in bijlage I voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
iv)
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage IB vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet. |
d) |
Gecertificeerd zaad : zaad
i)
dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad,
ii)
dat bestemd is voor de voortbrenging van bieten,
iii)
dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, onder b), voldoet aan de in bijlage I voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv)
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet. |
e) |
Eenkiemig zaad : genetisch eenkiemig zaad. |
f) |
Precisiezaad : zaad dat bestemd is voor precisiezaaimachines en dat overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, deel B, punt 3, onder b), onder bb) en cc), slechts één zaadkiem geeft. |
g) |
Officiële maatregelen : maatregelen die genomen zijn
i)
door autoriteiten van een staat, of
ii)
onder verantwoordelijkheid van een staat, door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, of
iii)
voor hulpwerkzaamheden, eveneens onder toezicht van een staat, door beëdigde natuurlijke personen, mits de onder ii) en iii) genoemde personen, geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen. |
h) |
Kleine EG-verpakkingen : gecertificeerd zaad bevattende verpakkingen
i)
voor eenkiemig zaad of precisiezaad: met ten hoogste 100 000 kluwens of zaden, of een nettogewicht van ten hoogste 2,5 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;
ii)
voor ander zaad dan eenkiemig zaad of precisiezaad: met een nettogewicht van ten hoogste 10 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen. |
Het onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, onder c), iv), en lid 1, onder d), iv), moet aan de volgende eisen voldoen:
Veldkeuring
De keurmeesters:
moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;
moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;
moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.
Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd, waarvan de resultaten bevredigend waren.
Een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.
Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.
De lidstaat stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
Zaadcontrole
Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.
Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.
De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.
De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.
Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.
Het zaadcontrolelaboratorium moet:
een onafhankelijk laboratorium zijn;
of
tot een zaadbedrijf behoren.
In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.
De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.
Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.
De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
▼M2 —————
Artikel 3
Artikel 4
In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat:
in de handel mogen worden gebracht.
Artikel 5
De lidstaten mogen, in afwijking van artikel 3, machtiging verlenen tot:
officiële goedkeuring en het in de handel brengen van basiszaad dat niet voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht; daartoe worden alle dienstige maatregelen getroffen, opdat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt die hij bij het in de handel brengen vermeldt op een speciaal etiket met zijn naam en adres en het nummer van de partij;
officiële goedkeuring en het in de handel brengen tot en met de eerste commerciële afnemer, in het belang van een snelle voorziening met zaad, van basiszaad of gecertificeerd zaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet is voltooid. De goedkeuring geschiedt uitsluitend, indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld; alle dienstige maatregelen worden getroffen, opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt die is vastgesteld bij de voorlopige analyse; de aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 22 betreffende de vermeerdering buiten de Gemeenschap.
De lidstaten die gebruikmaken van de onder a) of b) bedoelde afwijking, verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.
Artikel 6
In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om:
kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;
passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.
In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend wanneer alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband moet worden uitgevoerd, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2002/53/EG van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7
De lidstaten mogen, wat de in bijlage I opgesomde voorwaarden betreft, aanvullende voorwaarden of strengere voorwaarden voor de goedkeuring van hun eigen productie vaststellen.
Artikel 8
De lidstaten schrijven voor dat de eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen op verzoek van de kweker geheim wordt gehouden.
Artikel 9
De in lid 1 bedoelde zaadbemonstering onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:
Zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in b), c) en d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd,
Monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.
Zaadbemonstering moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.
Monsternemers zijn:
onafhankelijke natuurlijke personen;
personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;
of
personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel in zaad handelen.
In het in iii) bedoelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.
De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend.
Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.
De lidstaten vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen.
De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officiële monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het bemonsterde zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
Artikel 10
Artikel 11
Voor een goede sluiting moet ten minste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht.
De in de tweede alinea bedoelde maatregelen zijn niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.
Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kan worden vastgesteld of een bepaald sluitingssysteem aan de bepalingen van dit lid voldoet.
Artikel 12
De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad, behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad:
aan de buitenkant worden voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage III, deel A, en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Gemeenschap. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad. Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, onder a), het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage I, met betrekking tot de kiemkracht, wordt dit op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;
een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de in bijlage III, deel A I, punten 3, 5, 6, 11 en 12, voor het etiket voorgeschreven gegevens. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het onder a) bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer overeenkomstig het bepaalde onder a) een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt.
Artikel 13
De lidstaten schrijven voor dat kleine EG-verpakkingen:
aan de buitenkant overeenkomstig bijlage III, deel B, worden voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een van de officiële talen van de Gemeenschap; bij doorzichtige verpakkingen mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen; de kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad;
aan de buitenkant of op het onder a) bedoelde etiket van de leverancier, worden voorzien van een officieel volgnummer; bij gebruik van een officieel gometiket is de kleur van het etiket wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad; de wijze van aanbrenging van genoemd volgnummer kan overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld.
Artikel 14
De lidstaten kunnen bepalen dat kleine EG-verpakkingen op aanvraag officieel of onder officieel toezicht worden gesloten en van een aanduiding worden vorzien overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 12.
Artikel 15
De lidstaten treffen alle nodige maatregelen opdat, met name bij splitsing van partijen, de controle op de echtheid van het zaad in kleine verpakkingen wordt verzekerd. Te dien einde kunnen zij voorschrijven dat de op hun grondgebied gesplitste kleine verpakkingen officieel of onder officiële controle worden gesloten.
Artikel 16
Artikel 17
Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.
Artikel 18
De lidstaten schrijven voor dat, in geval van een chemische behandeling van het basiszaad of van het gecertificeerde zaad, hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier, alsmede op of in de verpakking melding wordt gemaakt.
Artikel 19
Om betere alternatieven te vinden voor sommige bepalingen van deze richtlijn, kan volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure worden besloten onder nader bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.
In het kader van dergelijke experimenten kunnen de lidstaten worden vrijgesteld van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.
Artikel 20
De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.
Artikel 21
Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 4, eerste streepje, in de handel worden gebracht:
het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften;
het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en
de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:
Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.
Artikel 22
De lidstaten schrijven voor dat bietenzaad:
op verzoek en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/53/EG in elke lidstaat officieel wordt goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I, deel A, voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage I, deel B, voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de lidstaten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, wanneer voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.
Bietenzaad dat in de Gemeenschap geoogst is en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig lid 1, moet:
De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering behoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.
De lidstaten schrijven eveneens voor dat in een derde land geoogst bietenzaad op verzoek officieel wordt goedgekeurd indien:
het rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of een derde land dat krachtens artikel 23, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen;
het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 23, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;
bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in deel B van bijlage I voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
Artikel 23
Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast:
of, in het geval bedoeld in artikel 22, de veldkeuring in een derde land voldoet aan de in bijlage I, deel A, opgesomde voorwaarden;
of in een derde land geoogst bietenzaad, dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.
Artikel 24
Artikel 25
Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:
soort,
ras,
categorie,
producerend land en officiële keuringsdienst,
land van verzending,
importeur,
hoeveelheid zaad.
Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.
Artikel 26
Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van bietenzaad dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:
De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.
Artikel 27
De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
Artikel 28
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op een maand.
Artikel 29
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen, dieren of planten of ter bescherming van de industriële of commerciële eigendom.
Artikel 30
Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:
de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;
de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;
de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.
De in lid 1, onder b), bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:
het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;
passende kwantitatieve beperkingen.
Artikel 30 bis
Volgens de in artikel 28, lid 2, vastgelegde procedure kan een lidstaat desgevraagd volledig of ten dele worden vrijgesteld van de verplichting om de bepalingen van deze richtlijn toe te passen, met uitzondering van artikel 20, voorzover de bietenteelt en het in de handel brengen van bietenzaad op zijn grondgebied van gering economisch belang zijn.
Artikel 31
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 32
De Commissie legt ten laatste op 1 februari 2004 een gedetailleerde evaluatie van de bij artikel 1 van Richtlijn 98/96/EG vastgestelde vereenvoudigingen van de certificeringsprocedure voor. Bij deze evaluatie dient de klemtoon te worden gelegd op de eventuele gevolgen voor de kwaliteit van het zaaizaad.
Artikel 33
Artikel 34
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 35
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
VOORWAARDEN VOOR GOEDKEURING
A. Gewas
1. |
Het vorige gewas op dat veld mag niet onverenigbaar zijn met de productie van zaaizaad van Beta vulgaris van het desbetreffende ras en het veld moet voldoende vrij zijn van spontaan opgeschoten planten van het vorige gewas. |
2. |
Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn. |
3. |
De zaadproducent moet alle vermeerderingen van een bepaald ras aan de controle van de keuringsdienst onderwerpen. |
4. |
Voor alle categorieën „gecertificeerd zaaizaad” dient ten minste één veldkeuring — hetzij een officiële keuring, hetzij een keuring onder officieel toezicht — plaats te vinden; voor basiszaad moeten ten minste twee officiële veldkeuringen plaatsvinden waarvan er een betrekking heeft op stekkelingen en een op de zaaddragende planten. |
5. |
De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de rasechtheid en de raszuiverheid mogelijk maken. |
5 bis. |
Wanneer na de toepassing van de punten 2 tot en met 5 twijfel blijft bestaan over de rasechtheid van het zaad, kan de certificeringsdienst voor het onderzoek naar die rasechtheid een internationaal erkende en reproduceerbare biochemische of moleculaire techniek gebruiken, overeenkomstig de toepasselijke internationale normen. |
6. |
De minimumafstand tot in de buurt liggende bestuivingsbronnen bedraagt:
Met bovengenoemde afstanden hoeft geen rekening te worden gehouden wanneer er voldoende bescherming is tegen ongewenste vreemdbestuiving. Zaaizaadgewassen waarbij dezelfde bestuiver wordt gebruikt, behoeven niet van elkaar te worden gescheiden. De ploïdie van zowel zaaddragende als stuifmeel afscheidende componenten van het zaaizaad producerende gewas moet worden bepaald aan de hand van de gemeenschappelijke rassenlijst die is vastgesteld bij Richtlijn 2002/53/EG of van de krachtens die richtlijn vastgestelde nationale rassenlijsten. Indien dit gegeven voor een bepaald ras niet vermeld is, moet worden aangenomen dat de ploïdie onbekend is en is derhalve een minimumafstand van 600 m vereist. |
B. Zaad
1. |
Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn. |
2. |
De aanwezigheid van ziekten die de waarde voor het gebruik als zaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. |
3. |
Het zaad moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen:
a)
b)
Aanvullende voorwaarden voor eenkiemig zaad en precisiezaad:
aa)
Eenkiemig zaad: ten minste 90 % van de gekiemde kluwens mogen slechts één zaadkiem geven.
Het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan vijf bedragen berekend op de gekiemde kluwens.
bb)
Precisiezaad van suikerbieten: ten minste 70 % van de gekiemde kluwens mogen slechts één zaadkiem geven. Het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan vijf bedragen berekend op de gekiemde kluwens.
cc)
Precisiezaad van voederbieten: voor de rassen waarbij het percentage diploïde zaden meer bedraagt dan 85, mogen ten minste 58 % van de gekiemde kluwens slechts één zaadkiem geven; voor al het overige zaad mogen ten minste 63 % van de gekiemde kluwens slechts één zaadkiem geven. Het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan vijf bedragen berekend op de gekiemde kluwens.
dd)
Voor zaad van de categorie „basiszaad” bedraagt het gewichtspercentage aan inerte stof niet meer dan 1,0. Voor zaad van de categorie „gecertificeerd zaaizaad” bedraagt het gewichtspercentage aan inerte stof niet meer dan 0,5. Voor ingehuld zaad van beide categorieën wordt geconstateerd of aan deze voorwaardewordt voldaan aan de hand van overeenkomstig artikel 9, lid 1, uit bewerkt zaad, dat gedeeltelijk is gepeld (geslepen of gebroken), maar dat nog niet werd ingehuld, getrokken monsters, zonder dat hiermee wordt vooruitgelopen op het officiële onderzoek van de minimale analytische zuiverheid van het ingehulde zaad.
c)
Andere bijzondere voorwaarden: De lidstaten zorgen ervoor dat geen bietenzaad met een gewichtspercentage aan inerte stof van meer dan 0,5 wordt binnengebracht in gebieden die op basis van passende communautaire procedures als „rhizomanie-vrije zones” zijn erkend.
|
BIJLAGE II
Maximumgewicht van een partij: 20 ton
Minimumgewicht van een monster: 500 gram
Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.
BIJLAGE III
AANDUIDINGEN
A. Officieel etiket
I. Te vermelden gegevens
1. |
„EG-systeem”. |
2. |
Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken. |
2 bis. |
Officieel volgnummer. |
3. |
Partijnummer. |
4. |
Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: „gesloten in …” (maand en jaar), maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven: „monster genomen in …” (maand en jaar). |
5. |
Soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten. |
6. |
Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift. |
7. |
Categorie. |
8. |
Producerend land. |
9. |
Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal kluwens of zuiverde zaden. |
10. |
Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht an de kluwens of zuivere zaden en het totale gewicht. |
11. |
Voor eenkiemig zaad, de vermelding: „Eenkiemig”. |
12. |
Voor precisiezaad, de vermelding: „Precisiezaad”. |
13. |
Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden „Nacontrole verricht … (maand en jaar)” en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. |
II. Minimumafmetingen
110 mm × 67 mm.
B. Etiket van de leverancier of tekst op de verpakking (kleine EG-verpakking)
Te vermelden gegevens
1. |
„Kleine EG-verpakking” |
2. |
Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier. |
3. |
Officieel volgnummer. |
4. |
Dienst die het volgnummer heeft toegekend en lidstaat of desbetreffend kenteken. |
5. |
Partijnummer indien de partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd. |
6. |
Soort, ten minste vermeld in Latijns schrift; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten. |
7. |
Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift |
8. |
Categorie. |
9. |
Netto- of brutogewicht of aantal kluwens of zuivere zaden. |
10. |
Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der kluwens of zuivere zaden en het totale gewicht. |
11. |
Voor eenkiemig zaad, de vermelding: „Eenkiemig”. |
12. |
Voor precisiezaad, de vermelding: „Precisiezaad”. |
BIJLAGE IV
ETIKET EN DOCUMENT VOOR NIET DEFINITIEF GOEDGEKEURD ZAAD DAT IS GEOOGST IN EEN ANDERE LIDSTAAT
A. Op het etiket te vermelden gegevens
B. Kleur van het etiket
Grijs.
C. Op het document te vermelden gegevens
BIJLAGE V
DEEL A
INGETROKKEN RICHTLIJN EN HAAR OPEENVOLGENDE WIJZIGINGEN
(bedoeld in artikel 33)
Richtlijn 66/400/EEG (PB 125 van 11.7.1966, blz. 2290/66) |
|
Richtlijn 69/61/EEG van de Raad (PB L 48 van 26.2.1969, blz. 4) |
|
Richtlijn 71/162/EEG van de Raad (PB L 87 van 17.4.1971, blz. 24) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 72/274/EEG van de Raad (PB L 171 van 29.7.1972, blz. 37) |
enkel wat de verwijzingen, in de artikelen 1 en 2, naar Richtlijn 66/400/EEG betreft |
Richtlijn 72/418/EEG van de Raad (PB L 287 van 26.12.1972, blz. 22) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 73/438/EEG van de Raad (PB L 356 van 27.12.1973, blz. 79) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 75/444/EEG van de Raad (PB L 196 van 26.7.1975, blz. 6) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 76/331/EEG van de Commissie (PB L 83 van 30.3.1976, blz. 34) |
|
Richtlijn 78/55/EEG van de Raad (PB L 16 van 20.1.1978, blz. 23) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 78/692/EEG van de Raad (PB L 236 van 26.8.1978, blz. 13) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 87/120/EEG van de Commissie (PB L 49 van 18.2.1987, blz. 39) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 88/95/EEG van de Commissie (PB L 56 van 2.3.1988, blz. 42) |
|
Richtlijn 88/332/EEG van de Raad (PB L 151 van 17.6.1988, blz. 82) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 88/380/EEG van de Raad (PB L 187 van 16.7.1988, blz. 31) |
enkel artikel 1 |
Richtlijn 90/654/EEG van de Raad (PB L 353 van 17.12.1990, blz. 48) |
enkel wat de verwijzingen, in artikel 2 en in bijlage II, deel I.1, onder a), naar Richtlijn 66/400/EEG betreft |
Richtlijn 96/72/EG van de Raad (PB L 304 van 27.11.1996, blz. 10) |
enkel artikel 1, punt 1 |
Richtlijn 98/95/EG van de Raad (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 1) |
enkel artikel 1 en artikel 9, lid 2 |
Richtlijn 98/96/EG van de Raad (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27) |
enkel artikel 1, artikel 8, lid 2, en artikel 9 |
DEEL B
LIJST VAN DE TERMIJNEN VOOR OMZETTING IN NATIONAAL RECHT
(zoals bedoeld in artikel 33)
Richtlijn |
Uiterste datum voor omzetting |
66/400/EEG |
1 juli 1968 (artikel 14, lid 1) |
69/61/EEG |
1 juli 1969 (3) |
71/162/EEG |
1 juli 1970 (artikel 1, lid 3) |
1 juli 1972 (artikel 1, lid 1) |
|
1 juli 1971 (overige bepalingen) (1) |
|
72/274/EEG |
1 juli 1972 (artikel 1) |
1 januari 1973 (artikel 2) |
|
72/418/EEG |
1 juli 1973 |
73/438/EEG |
1 juli 1973 (artikel 1, lid 1) |
1 januari 1974 (artikel 1, lid 2) |
|
75/444/EEG |
1 juli 1977 |
76/331/EEG |
1 juli 1978 (artikel 1) |
1 juli 1979 (overige bepalingen) |
|
78/55/EEG |
1 juli 1979 |
78/692/EEG |
1 juli 1977 (artikel 1) |
1 juli 1979 (overige bepalingen) |
|
87/120/EEG |
1 juli 1988 |
88/95/EEG |
1 juli 1988 |
88/332/EEG |
|
88/380/EEG |
1 juli 1992 (artikel 1, lid 8) |
1 juli 1990 (overige bepalingen) |
|
90/654/EEG |
|
96/72/EG |
1 juli 1997 (3) |
98/95/EG |
1 februari 2000 (rectificatie PB L 126 van 20.5.1999, blz. 23) |
98/96/EG |
1 februari 2000 |
(1)
Voor Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk 1 juli 1973 voor artikel 14, lid 1, 1 juli 1974 voor de bepalingen betreffende de basisplanten en 1 juli 1976 voor de overige bepalingen.
(2)
Voor Griekenland 1 januari 1986, voor Spanje 1 maart 1986, voor Portugal 1 januari 1991 en voor Oostenrijk, Finland en Zweden 1 januari 1995.
(3)
Resterende voorraden etiketten met de afkorting „EEG” mogen tot en met 31 december 2001 worden gebruikt. |
BIJLAGE VI
CONCORDANTIETABEL
Richtlijn 66/400/EEG |
Onderhavige richtlijn |
Artikel 1 |
Artikel 1, eerste alinea |
Artikel 18 |
Artikel 1, tweede alinea |
Artikel 1 bis |
Artikel 2, lid 1, onder a) |
Artikel 2, lid 1, deel A |
Artikel 2, lid 1, onder b) |
Artikel 2, lid 1, deel B, onder a) |
Artikel 2, lid 1, onder c), i) |
Artikel 2, lid 1, deel B, onder b) |
Artikel 2, lid 1, onder c), ii) |
Artikel 2, lid 1, deel B onder, c) |
Artikel 2, lid 1, onder c), iii) |
Artikel 2, lid 1, deel B, onder d) |
Artikel 2, lid 1, onder c), iv) |
Artikel 2, lid 1, deel C, onder a) |
Artikel 2, lid 1, onder d), i) |
Artikel 2, lid 1, deel C, onder b) |
Artikel 2, lid 1, onder d), ii) |
Artikel 2, lid 1, deel C, onder c) |
Artikel 2, lid 1, onder d), iii) |
Artikel 2, lid 1, deel C, onder d), i) |
Artikel 2, lid 1, onder d), iv), eerste streepje |
Artikel 2, lid 1, deel C, onder d), ii) |
Artikel 2, lid 1, onder d), iv), tweede streepje |
Artikel 2, lid 1, deel D |
Artikel 2, lid 1, onder e) |
Artikel 2, lid 1, deel E |
Artikel 2, lid 1, onder f) |
Artikel 2, lid 1, deel F, onder a) |
Artikel 2, lid 1, onder g), i) |
Artikel 2, lid 1, deel F, onder b) |
Artikel 2, lid 1, onder g), ii) |
Artikel 2, lid 1, deel F, onder c) |
Artikel 2, lid 1, onder g), iii) |
Artikel 2, lid 1, deel G, eerste streepje |
Artikel 2, lid 1, onder h), i) |
Artikel 2, lid 1, deel G, tweede streepje |
Artikel 2, lid 1, onder h), ii) |
Artikel 2, lid 1 bis |
Artikel 2, lid 2 |
Artikel 2, lid 2 |
— |
Artikel 2, lid 3, onder i) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder a) |
Artikel 2, lid 3, onder i), a) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder a), i) |
Artikel 2, lid 3, onder i), b) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder a), ii) |
Artikel 2, lid 3, onder i), c) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder a), iii) |
Artikel 2, lid 3, onder i), d) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder a), iv) |
Artikel 2, lid 3, onder ii) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder b) |
Artikel 2, lid 3, onder iii) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder c) |
Artikel 2, lid 3, onder iv) |
Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder d) |
Artikel 2, lid 3, onder v) |
Artikel 2, lid 3, tweede alinea |
Artikel 2, lid 4 |
Artikel 2, lid 4 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 3 bis |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 4 bis |
Artikel 6 |
Artikel 5 |
Artikel 7 |
Artikel 6 |
Artikel 8 |
Artikel 7 |
Artikel 9 |
Artikel 9 |
Artikel 10 |
Artikel 10 |
Artikel 11 |
Artikel 11 |
Artikel 12 |
Artikel 11 bis |
Artikel 13 |
Artikel 11 ter |
Artikel 14 |
Artikel 11 quater |
Artikel 15 |
Artikel 12 |
Artikel 16 |
Artikel 12 bis |
Artikel 17 |
Artikel 13 |
Artikel 18 |
Artikel 13 bis |
Artikel 19 |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 20 |
Artikel 14 bis |
Artikel 21 |
Artikel 15 |
Artikel 22 |
Artikel 16, lid 1 |
Artikel 23, lid 1 |
Artikel 16, lid 2 |
— |
Artikel 16, lid 3 |
Artikel 23, lid 2 |
Artikel 16, lid 4 |
— |
Artikel 17 |
Artikel 24 |
Artikel 19 |
Artikel 25 |
Artikel 20 |
Artikel 26 |
Artikel 21 bis |
Artikel 27 |
Artikel 21 |
Artikel 28 |
Artikel 22 |
Artikel 29 |
Artikel 22 bis, lid 1 |
Artikel 30, lid 1 |
Artikel 22 bis, lid 2, onder i) |
Artikel 30, lid 2, onder a) |
Artikel 22 bis, lid 2, onder ii) |
Artikel 30, lid 2, onder b) |
— |
Artikel 31 (1) |
— |
Artikel 32 (2) |
— |
Artikel 33 |
— |
Artikel 34 |
— |
Artikel 35 |
Bijlage I, deel A, punt 01 |
Bijlage I, deel A, punt 1 |
Bijlage I, deel A, punt 1 |
Bijlage I, deel A, punt 2 |
Bijlage I, deel A, punt 2 |
Bijlage I, deel A, punt 3 |
Bijlage I, deel A, punt 3 |
Bijlage I, deel A, punt 4 |
Bijlage I, deel A, punt 4 |
Bijlage I, deel A, punt 5 |
Bijlage I, deel A, punt 5 |
Bijlage I, deel A, punt 6 |
Bijlage I, deel B, punt 1 |
Bijlage I, deel B, punt 1 |
Bijlage I, deel B, punt 2 |
Bijlage I, deel B, punt 2 |
Bijlage I, deel B, punt 3, a) |
Bijlage I, deel B, punt 3, a) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder aa) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder aa) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder aa) bis |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder bb) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder bb) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder cc) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder cc) |
Bijlage I, deel B, punt 3, b), onder dd) |
Bijlage I, deel B, punt 3, c) |
Bijlage I, deel B, punt 3, c) |
Bijlage II |
Bijlage II |
Bijlage III, deel A, punt 1.1 |
Bijlage III, deel A, punt 1.1 |
Bijlage III, deel A, punt 1.2 |
Bijlage III, deel A, punt 1.2 |
Bijlage III, deel A, punt 1.3 |
Bijlage III, deel A, punt 1.3 |
Bijlage III, deel A, punt 1.3 bis |
Bijlage III, deel A, punt 1.4 |
Bijlage III, deel A, punt 1.4 |
Bijlage III, deel A, punt 1.5 |
Bijlage III, deel A, punt 1.5 |
Bijlage III, deel A, punt 1.6 |
Bijlage III, deel A, punt 1.6 |
Bijlage III, deel A, punt 1.7 |
Bijlage III, deel A, punt 1.7 |
Bijlage III, deel A, punt 1.8 |
Bijlage III, deel A, punt 1.8 |
Bijlage III, deel A, punt 1.9 |
Bijlage III, deel A, punt 1.9 |
Bijlage III, deel A, punt 1.10 |
Bijlage III, deel A, punt 1.10 |
Bijlage III, deel A, punt 1.11 |
Bijlage III, deel A, punt 1.11 |
Bijlage III, deel A, punt 1.12 |
Bijlage III, deel A, punt 1.12 |
Bijlage III, deel A, punt 1.13 |
Bijlage III, deel A, punt II |
Bijlage III, deel A, punt II |
Bijlage III, deel B |
Bijlage III, deel B |
Bijlage IV |
Bijlage IV |
— |
Bijlage V |
— |
Bijlage VI |
(1)
Richtlijn 98/95/EG artikel 9, lid 2, en Richtlijn 98/96/EG artikel 8, lid 2.
(2)
Richtlijn 98/96/EG artikel 9. |
( 1 ) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2289/66.