2002D0741 — NL — 19.12.2008 — 002.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 september 2002

tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor kopieerpapier en grafisch papier en tot wijziging van Beschikking 1999/554/EG

(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 3294)

(Voor de EER relevante tekst)

(2002/741/EG)

(PB L 237, 5.9.2002, p.6)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 21 juni 2007

  L 173

29

3.7.2007

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 1288/2008 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2008

  L 340

115

19.12.2008




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 september 2002

tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor kopieerpapier en grafisch papier en tot wijziging van Beschikking 1999/554/EG

(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 3294)

(Voor de EER relevante tekst)

(2002/741/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren ( 1 ), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur worden vastgesteld.

(3)

In de verordening wordt eveneens bepaald dat de herziening van de milieukeurcriteria en van de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving van de criteria tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de voor iedere productengroep gespecificeerde criteria moet plaatsvinden en moet uitmonden in een voorstel tot verlenging, intrekking of herziening.

(4)

Gelet op de ontwikkelingen op de markt dienen de milieucriteria die zijn vastgesteld bij Beschikking 1999/554/EG van de Commissie van 19 juli 1999 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor kopieerpapier ( 2 ), te worden herzien. Tegelijkertijd dient de definitie van de productengroep te worden gewijzigd zodat grafisch papier er ook onder valt.

(5)

Er dient een nieuwe beschikking van de Commissie te worden vastgesteld met de specifieke milieucriteria voor deze productengroep, die gedurende een periode van vijf jaar geldig zullen zijn.

(6)

Gedurende een beperkte periode van niet meer dan twaalf maanden dienen zowel de nieuwe bij de onderhavige beschikking vastgestelde criteria als de bij Beschikking 1999/554/EG vastgestelde criteria tegelijkertijd geldig te zijn om bedrijven die vóór de datum van toepassing van de onderhavige beschikking de milieukeur voor hun producten hebben gekregen of aangevraagd, voldoende tijd te geven om deze producten zodanig aan te passen dat ze aan de nieuwe criteria voldoen.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn gebaseerd op de ontwerpcriteria die zijn ontwikkeld door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie, dat is ingesteld krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1980/2000.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

Voor de toekenning van de communautaire milieukeur in het kader van Verordening (EG) nr. 1980/2000 dient papier te vallen onder de productengroep „Kopieerpapier en grafisch papier” zoals gedefinieerd in artikel 2, en dient het te voldoen aan de in de bijlage bij deze beschikking beschreven milieucriteria.

Artikel 2

1.  De productengroep „Kopieerpapier en grafisch papier” omvat vellen of rollen onbedrukt papier die worden gebruikt voor het afdrukken of kopiëren of schrijven of tekenen.

2.  Krantenpapier, warmtegevoelig papier en koolstofvrij papier vallen niet onder deze productengroep.

Artikel 3

Het voor administratieve doeleinden aan de productengroep „Kopieerpapier en grafisch papier” toegekende codenummer is „011”.

Artikel 4

Artikel 3 van Beschikking 1999/554/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De definitie van en de specifieke milieucriteria voor de productengroep zijn geldig tot en met 31 augustus 2003.”

▼M2

Artikel 5

De milieucriteria voor de productgroep „kopieerpapier en grafisch papier”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 mei 2010..

▼B

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE

KADER

Doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn hoofdzakelijk gericht op:

 de vermindering van de lozingen van toxische of eutrofische stoffen in water,

 het beperken van milieuschade of risico's verbonden aan het gebruik van energie (opwarming van de aarde, verzuring, afbraak van de ozonlaag, uitputting van niet-hernieuwbare bronnen) door het verminderen van het energieverbruik en de hiermee samenhangende luchtemissies,

 het beperken van milieuschade of risico's verbonden aan het gebruik van gevaarlijke chemicaliën,

 de toepassing van duurzame beheersprincipes met het oog op de bescherming van de bossen.

De criteria worden op een zodanig niveau vastgesteld dat wordt bevorderd dat kopieerpapier en grafisch papier met geringere milieueffecten de milieukeur krijgen.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analyses, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze, zoals aangewezen, afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s), enz.

In voorkomend geval mogen andere testmethoden worden gebruikt dan voor elk criterium worden vermeld, indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt als gelijkwaardig worden geaccepteerd.

Voorzover mogelijk worden tests verricht door erkende laboratoria die voldoen aan de algemene eisen geformuleerd in norm EN ISO 17025.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De bevoegde instanties wordt aangeraden bij de beoordeling van aanvragen en het toezicht op de inachtneming van de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieuzorgsystemen, zoals EMAS of ISO 14001. (NB: Toepassing van dergelijke milieuzorgsystemen is niet verplicht).

CRITERIA

1.   Emissies in het water en de lucht

a)  COD, zwavel (S), NO x: Voor iedere parameter moeten de emissies in de lucht en/of het water bij de productie van pulp en papier worden uitgedrukt in punten (PCOD, PS, PNOx) zoals hierna in detail wordt beschreven.

Geen van de afzonderlijke punten PCOD, PS of PNOx mag de 1,5 overschrijden.

Het totale aantal punten (Ptotaal = PCOD+ PS+ PNOx) mag de 3,0 niet overschrijden.

De berekening van PCOD vindt als volgt plaats (de berekeningen van PS en PNOx moeten op precies dezelfde manier plaatsvinden).

Berekening voor pulpproductie: Voor iedere pulp i die wordt gebruikt, moeten de hiermee samenhangende COD-emissies (CODpulp, i uitgedrukt in kg/luchtgedroogde ton — ADT) gedeeld worden door de referentiewaarde voor dat type pulp (CODreferentie, pulp) die in de onderstaande tabel wordt gegeven. Deze quotiënten moeten worden gewogen in overeenstemming met de proportie van iedere gebruikte pulp (pi met betrekking tot vochtig papier) en moeten worden opgeteld om het aantal punten voor de pulpproductie (PCOD, pulp) te verkrijgen. Daarom:

PCOD, pulp = Σ (pi × CODpulp, i/CODreferentie, pulp).

Berekening voor papierproductie: Het aantal punten voor de papierproductie (PCOD, papier) moet berekend worden door de hiermee samenhangende COD-emissies (CODpapier) te delen door de referentiewaarde voor papier (CODreferentie, papier) die in de onderstaande tabel wordt gegeven. Daarom:

PCOD, papier = CODpapier/CODreferentie, papier.

Totaalberekening van punten PCOD: Een totale referentiewaarde voor pulp gewogen aan de hand van de verschillende gebruikte pulpsoorten (CODgewogen referentie, pulp) moet als volgt berekend worden:

CODgewogen referentie, pulp = Σ (pi × CODreferentie, pulp).

Ten slotte worden de punten voor de productie van pulp en papier samengevoegd om het totale aantal punten (PCOD) als volgt te verkrijgen:

PCOD = PCOD, pulp × CODgewogen referentie, pulp/(CODgewogen referentie, pulp + CODreferentie, papier) + PCOD, papier × CODreferentie, papier/(CODgewogen referentie, pulp + CODreferentie, papier).

Tabel met referentiewaarden voor emissies bij de productie van verschillende soorten pulp en papier:



Pulpkwaliteit/Papier

Emissies (kg/ADT)

CODreferentie

Sreferentie

NO× referentie

Chemische pulp (kraftpapier en alle overige, behalve sulfiet)

18,0

0,6

1,6

Chemische pulp (sulfiet)

25,0

0,6

1,6

CTMP

15,0

0,2

0,3

TMP/PGroundwood-pulp

3,0

0,2

0,3

Gerecycleerde vezelpulp

2,0

0,2

0,3

Papier (niet-geïntegreerde fabrieken waar alle gebruikte pulpsoorten zijn ingekocht)

1,0

0,3

0,8

Papier (overige fabrieken)

1,0

0,3

0,7

Beoordeling en controle: De aanvrager moet gedetailleerde berekeningen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving die testverslagen moet omvatten waarbij van de volgende testmethoden gebruik wordt gemaakt: COD: ISO 6060; NOx: ISO 11564; S(oxid.): EPA nr. 8; S(red.): EPA nr. 16A; S-gehalte in olie: ISO 8754:1995; S-gehalte in kool: ISO 351.

De documentatie ter staving dient een indicatie te bevatten van de meetfrequentie en de berekening van de punten voor COD, S en NOx. Alle emissies van S en NOx die tijdens de productie van pulp en papier plaatsvinden, moeten zijn opgenomen, met inbegrip van stoom die buiten de productieplaats wordt geproduceerd, met uitzondering van de emissies die verband houden met de productie van elektriciteit. De metingen moeten omvatten: terugwinningsinstallaties, kalkovens, stoomketels en verbrandingsovens voor sterk riekende gassen. Ook met diffuse emissies moet rekening worden gehouden. Gemelde emissiewaarden voor S in de lucht moeten zowel geoxideerde als gereduceerde S-emissies omvatten (dimethylsulfide, methylmercaptaan, hydrogeensulfide, en dergelijke). De S-emissies met betrekking tot warmteopwekking uit olie, kool en overige externe brandstoffen met een S-gehalte dat bekend is, kunnen worden berekend in plaats van gemeten en moeten in rekening worden gebracht.

Metingen van lozingen in water dienen te worden verricht op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, hetzij na behandeling in de fabriek, hetzij na behandeling in een openbare zuiveringsinstallatie. De periode voor de metingen moet gebaseerd zijn op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De metingen moeten representatief zijn voor de desbetreffende productieperiode.

b)  AOX: De AOX-emissies afkomstig van de productie van iedere gebruikte pulp mogen de 0,25 kg/ADT niet overschrijden.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de volgende testmethode wordt gebruikt: AOX ISO 9562 (1989). De documentatie ter staving moet een indicatie bevatten van de meetfrequentie. AOX moet alleen gemeten worden bij processen waarbij chloorverbindingen worden gebruikt voor het bleken van de pulp. AOX hoeft niet te worden gemeten in het effluent van niet-geïntegreerde papierproductie of in de effluenten van pulpproductie zonder bleking of waar de bleking wordt uitgevoerd met chloorvrije stoffen.

Metingen dienen te worden verricht op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, hetzij na behandeling in de fabriek, hetzij na behandeling in een openbare zuiveringsinstallatie. De periode voor de metingen moet gebaseerd zijn op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De metingen moeten representatief zijn voor de desbetreffende productieperiode.

c)  CO 2: De emissies van koolstofdioxide uit niet-hernieuwbare bronnen mogen niet hoger zijn dan 1 000 kg per ton geproduceerd papier, inclusief de uitstoot als gevolg van elektriciteitsproductie (op of buiten het bedrijfsterrein). Voor niet-geïntegreerde fabrieken (waar alle gebruikte pulpsoorten worden ingekocht) mogen de emissies niet hoger zijn dan 1 100 kg per ton. De emissies dienen te worden berekend als de som van de emissies bij de productie van pulp en papier.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet gedetailleerde berekeningen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving.

De aanvrager moet gegevens verstrekken over de uitstoot van kooldioxide in de lucht. Deze moeten alle bronnen van niet-hernieuwbare brandstoffen bij de productie van pulp en papier omvatten, met inbegrip van de uitstoot bij de productie van elektriciteit (zowel op als buiten de bedrijfslocatie).

Bij de berekening van de CO

2

-uitstoot van brandstoffen moeten de volgende emissiefactoren worden gebruikt:



Brandstof

CO2, fossiel-uitstoot

Eenheid

Kolen

95

g CO2, fossiel/MJ

Ruwe aardolie

73

g CO2, fossiell/MJ

Stookolie 1

74

g CO2, fossiel/MJ

Stookolie 2-5

77

g CO2, fossiel/MJ

LPG

69

g CO2, fossiel/MJ

Aardgas

56

g CO2, fossiel/MJ

Elektriciteit van het net

400

g CO2, fossiel/KWh

Voor elektriciteit van het net moet de in de voorgaande tabel genoemde waarde (het Europees gemiddelde) worden gebruikt, tenzij de aanvrager documentatie indient waarin de gemiddelde waarde voor zijn elektriciteitsleverancier(s) wordt vastgesteld, in welk geval de aanvrager deze waarde mag gebruiken in plaats van de waarde in de tabel.

De periode voor de berekeningen of de massabalansen moet gebaseerd zijn op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De berekeningen moeten representatief zijn voor de desbetreffende productieperiode.

2.   Energieverbruik

a)  Elektriciteit: Het elektriciteitsverbruik met betrekking tot de productie van pulp en papier wordt in punten (PE) uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

Het aantal punten, PE, moet minder zijn dan of gelijk aan 1,5.

De berekening voor PE vindt als volgt plaats.

Berekening voor pulpproductie: Voor iedere pulp i die wordt gebruikt, wordt het hiermee samenhangende elektriciteitsverbruik (Epulp, i uitgedrukt in kWh/ADT) als volgt berekend:

Epulp, i = intern geproduceerde elektriciteit + gekochte elektriciteit - verkochte elektriciteit.

Deze waarde moet gedeeld worden door de referentiewaarde voor dat type pulp (Ereferentie, pulp) die in de onderstaande tabel wordt gegeven. Deze quotiënten moeten worden gewogen aan de hand van de proportie van iedere gebruikte pulp (pi met betrekking tot vochtig papier) en worden opgeteld om het aantal punten te verkrijgen voor het elektriciteitsverbruik bij de productie van pulp (PE, pulp). Daarom:

PE, pulp = Σ (pi×Epulp, i/Ereferentie, pulp).

Berekening voor papierproductie: Op dezelfde wijze moet het elektriciteitsverbruik met betrekking tot de papierproductie (Epapier) worden berekend en gedeeld door de referentiewaarde voor dat type papier (Ereferentie, papier) die in de onderstaande tabel wordt gegeven, en wel als volgt:

Epapier = intern geproduceerde elektriciteit + gekochte elektriciteit - verkochte elektriciteit

PE, papier = Epapier/Ereferentie, papier.

Totaalberekening van punten PE: Een totale gewogen referentiewaarde voor pulp (Egewogen referentie, pulp), moet als volgt worden berekend:

Egewogen referentie, pulp = Σ (pi× Ereferentie, pulp).

Ten slotte moeten de punten voor de productie van pulp en papier als volgt worden samengevoegd om het totaalaantal punten (PE) te verkrijgen:

PE = PE, pulp × Egewogen referentie, pulp/(Egewogen referentie, pulp + Ereferentie, papier) + PE, papier × Ereferentie, papier/(Egewogen referentie, pulp + Ereferentie, papier).

b)  Brandstof (warmte): Het brandstofverbruik met betrekking tot de productie van pulp en papier moet in punten (PF) worden uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

Het aantal punten, PF, moet minder zijn dan of gelijk aan 1,5.

De berekening voor PF moet als volgt worden gemaakt.

Berekening voor pulpproductie: Voor iedere pulp i die wordt gebruikt, moet het hiermee samenhangende brandstofverbruik (Fpulp, i uitgedrukt in kWh/ADT) als volgt worden berekend:

Fpulp, i = intern geproduceerde brandstof + gekochte brandstof - verkochte brandstof - 1,25 × intern geproduceerde elektriciteit.

NB:

Fpulp, i (en de bijdrage ervan aan PF, pulp) hoeft niet te worden berekend voor mechanische pulp, tenzij het ingekochte luchtgedroogde mechanische pulp betreft met ten minste 90 % droge stof.

Fpulp, i moet gedeeld worden door de referentiewaarde voor het desbetreffende type pulp (Freferentie, pulp) die in de onderstaande tabel wordt gegeven. Deze quotiënten moeten worden gewogen aan de hand van de proportie van iedere gebruikte pulp (pi met betrekking tot vochtig papier) en worden opgeteld om het aantal punten voor de brandstof bij de productie van pulp te verkrijgen (PF, pulp). Daarom:

PF, pulp = Σ (pi×Fpulp, i/Freferentie, pulp).

Berekening voor papierproductie: Op dezelfde manier moet het brandstofverbruik met betrekking tot de papierproductie (Fpapier, uitgedrukt in kWh/ADT) als volgt worden berekend:

Fpapier = intern geproduceerde brandstof + gekochte brandstof - verkochte brandstof - 1,25 x intern geproduceerde elektriciteit

PF, papier = Fpapier/Freferentie, papier.

Totale berekening van punten PF: Een totale gewogen referentiewaarde voor pulp (Fgewogen referentie, pulp) moet als volgt worden berekend:

Fgewogen referentie, pulp = Σ (pi × Freferentie, pulp).

Ten slotte moeten de punten voor de productie van pulp en papier als volgt samengevoegd worden om het totale aantal punten (PF) te verkrijgen:

PF = PF, pulp × Fgewogen referentie, pulp/(Fgewogen referentie, pulp + Freferentie, papier) + PF, papier × Freferentie, papier/(Fgewogen referentie, pulp + Freferentie, papier).

Tabel met referentiewaarden voor elektriciteit en brandstof:



Pulpkwaliteit

Brandstof kWh/ADT Freferentie

Elektriciteit kWh/ADT Ereferentie

Chemische pulp

4 000

(

NB:

Voor luchtdroge ingekochte pulp met ten minste 90 % droog materiaal (admp), kan deze waarde worden bijgesteld met 25 % voor de energie die wordt gebruikt voor het drogen

)

800

Mechanische pulp

900

(

NB:

Deze waarde is alleen van toepassing op admp)

2 500

Gerecycleerde vezelpulp

1 800

(

NB:

Voor admp kan deze waarde met 25 % worden bijgesteld voor de energie die wordt gebruikt voor het drogen)

800



Papierkwaliteit

Brandstof kWh/ton

Elektriciteit kWh/ton

Houtvrij dun papier zonder coating

Tijdschriftpapier (SC)

1 800

600

Houtvrij dun papier met coating

Tijdschriftpapier met coating (LWC, MWC)

1 800

800

Beoordeling en controle (voor zowel a) als b)): De aanvrager moet gedetailleerde berekeningen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede alle hiermee samenhangende documentatie ter staving. De nadere bijzonderheden die worden gegeven, moeten zodoende ook het totale elektriciteits- en brandstofverbruik bevatten.

De aanvrager dient het gehele energieverbruik, onderverdeeld in warmte/brandstof en elektriciteit gebruikt voor de productie van pulp en papier, te berekenen, met inbegrip van de energie die wordt gebruikt bij het ontinkten van afvalpapier voor de productie van kringlooppapier. De energie die wordt gebruikt bij het transport van grondstoffen, alsmede de omzetting en verpakking, is niet begrepen in de berekeningen voor het energieverbruik.

De totale warmte-energie is inclusief alle gekochte brandstoffen. Tevens omvat zij de warmte-energie die wordt teruggewonnen bij de verbranding van afvalloog en afval van processen op het bedrijfsterrein (bv. houtafval, zaagsel, afvalloog, -papier en papieruitval), alsmede de warmte die wordt teruggewonnen bij de interne opwekking van elektriciteit — bij de berekening van de totale warmte-energie behoeft de aanvrager evenwel slechts 80 % van de warmte-energie uit dergelijke bronnen mee te rekenen.

Met elektrische energie bedoelt men netto ingevoerde energie, afkomstig van het elektriciteitsnet en de interne opwekking van elektriciteit, gemeten als elektrisch vermogen. De voor de behandeling van afvalwater gebruikte elektriciteit behoeft niet te worden meegerekend.

Daar waar stoom wordt opgewekt met gebruik van elektriciteit als warmtebron, moet de warmtewaarde van de stoom worden berekend, vervolgens worden gedeeld door 0,8 en bij het totale brandstofverbruik worden opgeteld.

3.   Vezels — duurzaam bosbeheer

Bij vezels kan het om houtvezels, gerecycleerde vezels van teruggewonnen papier of andere cellulosevezels gaan. Vezels van papieruitval van de papierfabrieken worden niet beschouwd als gerecycleerde vezels.

Ten minste 10 % van nieuwe houtvezels uit bossen moet afkomstig zijn uit bossen waarvan gecertificeerd is dat zij zodanig worden beheerd dat de beginselen en maatregelen worden toegepast die erop gericht zijn een duurzaam bosbeheer te verzekeren.

De resterende nieuwe houtvezels uit bossen moeten uit bossen afkomstig zijn die zodanig worden beheerd dat de beginselen en maatregelen worden toegepast die erop gericht zijn een duurzaam bosbeheer te verzekeren.

De herkomst van alle nieuwe vezels die worden gebruikt, dient te worden aangegeven.

In Europa moeten de hierboven genoemde beginselen en maatregelen ten minste overeenstemmen met die van de pan-Europese operationele richtsnoeren voor duurzaam bosbeheer, zoals onderschreven door de ministeriële conferentie van Lissabon over de bescherming van de bossen in Europa (2-4 juni 1998). Buiten Europa moeten zij ten minste beantwoorden aan de principes voor bosbeheer van de UNCED (Rio de Janeiro, juni 1992) en, wanneer deze van toepassing zijn, aan de criteria of richtsnoeren voor duurzaam bosbeheer die zijn vastgesteld als onderdeel van diverse internationale en regionale initiatieven (ITTO, Montreal-proces, Tarapoto-proces, „Dry-Zone Africa”-initiatief van UNEP/FAO).

Beoordeling en controle: De aanvrager moet type, hoeveelheid en oorsprong aangeven van de vezels die worden gebruikt voor de productie van pulp en papier. De oorsprong van nieuwe vezels moet voldoende nauwkeurig worden aangegeven, zodat eventueel kan worden gecontroleerd of de nieuwe vezels afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bossen. Daar waar nieuwe vezels uit bossen worden gebruikt, moet de aanvrager het juiste certificaat of de juiste certificaten indienen alsmede documentatie ter staving waaruit blijkt dat het certificeringssysteem de bovengenoemde beginselen en maatregelen voor duurzaam bosbeheer correct beoordeelt. Voor nieuwe houtvezels uit bossen die niet zijn gecertificeerd als zijnde afkomstig uit duurzaam beheerde bossen, moet de aanvrager de desbetreffende verklaringen, handvest, gedragscode of verklaring indienen, waarin wordt bevestigd dat aan de bovengenoemde vereisten wordt voldaan.

4.   Gevaarlijke chemische stoffen

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een lijst indienen van de chemische producten die worden gebruikt bij de productie van pulp en papier, tezamen met de juiste documentatie (zoals MSDS). Deze lijst moet de hoeveelheid, de functie en de leveranciers van alle gebruikte proceschemicaliën bevatten.

a)  Chloor: Chloorgas mag niet als bleekmiddel worden gebruikt. Dit verbod geldt niet voor het gebruik van chloorgas in samenhang met de productie en de toepassing van chloordioxide.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring van de pulpproducent(en) indienen, waarin staat dat er geen chloorgas als bleekmiddel is gebruikt. Opmerking: Hoewel deze vereiste ook van toepassing is op het bleken van gerecycleerde vezels, wordt aanvaard dat de vezels in hun vorige levenscyclus met chloorgas zijn gebleekt.

b)  APEO's: Alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten mogen niet worden toegevoegd aan reinigingschemicaliën, ontinktingschemicaliën, schuiminhibitoren, dispergeermiddelen of coatings. Alkylfenolderivaten worden gedefinieerd als stoffen die bij afbraak alkylfenolen produceren.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring of verklaringen van zijn leverancier(s) van chemicaliën overleggen waarin staat dat er geen alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten aan hun producten zijn toegevoegd.

c)  Restmonomeren: De totale hoeveelheid restmonomeren (met uitzondering van acrylamide) waarvoor een van de onderstaande risicozinnen (of combinaties daarvan) geldt of kan gelden:

R45 (kan kanker veroorzaken)

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken)

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing)

R50/53 (zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken)

R51/53 (giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken)

R52/53 (schadelijk voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken)

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden)

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

zoals omschreven in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen ( 3 ) en de latere wijzigingen daarvan, mogen niet aanwezig zijn in coatings, retentiehulpmiddelen, versterkende middelen, waterafstotende middelen of chemicaliën die worden gebruikt bij de interne en externe waterzuivering in concentraties die hoger zijn dan 100 ppm (berekend op basis van hun vaste inhoud).

Acrylamide mag niet aanwezig zijn in coatings, retentiehulpmiddelen, versterkende middelen, waterafstotende middelen of chemicaliën die worden gebruikt bij de interne en externe waterzuivering in concentraties die hoger zijn dan 1 000 ppm (berekend op basis van hun vaste inhoud).

De bevoegde instantie kan de aanvrager van deze vereisten vrijstellen met betrekking tot chemicaliën die worden gebruikt bij de externe waterzuivering.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, tezamen met de juiste documentatie (zoals MSDS).

d)  Oppervlakteactieve stoffen in ontinktingsformules voor retourvezels: Daar waar oppervlakteactieve stoffen worden gebruikt in hoeveelheden van ten minste 100 g/ADT (totaal van alle oppervlakteactieve stoffen die worden gebruikt in alle verschillende formules die worden toegepast bij het ontinkten van retourvezels), moet iedere oppervlakteactieve stof goed biologisch afbreekbaar zijn. Wanneer dergelijke oppervlakteactieve stoffen in kleinere hoeveelheden dan 100 g/ADT worden gebruikt, moet iedere oppervlakteactieve stof goed biologisch afbreekbaar of uiteindelijk biologisch afbreekbaar zijn (zie onderstaande testmethoden en passeerniveaus).

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, samen met de relevante gegevensbladen voor materiaalveiligheid of testverslagen voor iedere oppervlakteactieve stof waarin de testmethode, de drempelwaarde en de desbetreffende conclusie worden aangegeven, waarbij een van de volgende testmethoden en passeerniveaus wordt gebruikt: voor snelle biologische afbreekbaarheid OESO 301 A-F (of gelijkwaardige ISO-normen), met een afbreekpercentage binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 301 A en E en van ten minste 60 % voor 301 B, C, D en F; voor uiteindelijke biologische afbreekbaarheid OESO 302 A-C (of vergelijkbare ISO-normen), met een afbreekpercentage (inclusief adsorptie) binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 302 A en B en van ten minste 60 % voor 302 C.

e)  Biociden: De actieve componenten in biociden of biostatische middelen die worden gebruikt om slijmvormende organismen tegen te gaan in circulatiewatersystemen met vezels, mogen niet potentieel bioaccumulerend zijn.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, samen met het relevante gegevensblad voor materiaalveiligheid of het testverslag, waarin de testmethode, de drempelwaarde en de desbetreffende conclusie worden aangegeven, met gebruikmaking van de volgende testmethoden: OESO 107, 117 of 305 A-E.

f)  Azokleurstoffen

: Er mogen geen azokleurstoffen worden gebruikt die in de volgende aromatische amines kunnen ontleden:



4-amino-bifenyl

(92-67-1)

benzidine

(92-87-5)

4-chloor-o-toluidine

(95-69-2)

2-naftylamine

(91-59-8)

o-aminoazo-toluol

(97-56-3)

2-amino-4-nitro-toluol

(99-55-8)

p-chloor-aniline

(106-47-8)

2,4-diamino-anisole

(615-05-4)

2,4'-diamino-difenylmethaan

(101-77-9)

3,3'-dichloorbenzidine

(91-94-1)

3,3'-dimethoxy-benzidine

(119-90-4)

3,3'-dimethyl-benzidine

(119-93-7)

3,3'-dimethyl-4,4'-diamino-difenylmethaan

(838-88-0)

p-cresidine

(120-71-8)

4,4'-methylene-bis(2-chloor-aniline)

(101-14-4)

4,4'-oxy-dianiline

(101-80-4)

4,4'-thio-dianiline

(139-65-1)

o-toluidine

(95-53-4)

2,4-toluylendiamine

(95-80-7)

2,4,5-trimethyl-aniline

(137-17-7)

0-anisidine 2-methoxyaniline

(90-04-0)

4-amino azo-benzeen

(60-09-3).

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan.

g)  Kleurstoffen: Er mogen geen commerciële kleurstofformules worden gebruikt bij pulp of papier waarvoor ten tijde van de aanvraag een van de volgende risicozinnen (of combinaties ervan) geldt of kan gelden:

R50 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen)

R51 (vergiftig voor in het water levende organismen)

R52 (schadelijk voor in het water levende organismen)

R53 (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

zoals omschreven in Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen ( 4 ), en de latere wijzigingen daarvan.

Er mag geen commerciële kleurstofformulering worden gebruikt bij pulp of papier die meer dan een totaal van 2 gewichtsprocenten bevat van stoffen waarvoor ten tijde van de toepassing een van de bovenstaande risicozinnen geldt of kan gelden (of combinaties ervan) overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG en de latere wijzigingen ervan.

Dit criterium geldt niet voor formuleringen waarbij de classificatie alleen het gevolg is van de aanwezigheid van kleurcomponent(en) met een fixatiegraad van ten minste 98 %. De fixatiegraad wordt genomen als de totale kleurstofretentie op de vezels in het proces.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium wordt voldaan, tezamen met de juiste documentatie ter staving, zoals de relevante gegevensbladen voor materiaalveiligheid.

h)  Metaalcomplexkleurstoffen of pigmenten: Er mogen geen kleurstoffen of pigmenten worden gebruikt die zijn gebaseerd op lood, koper, chroom, nikkel of aluminium. Koperfthalocyaninekleurstoffen of -pigmenten mogen echter wel worden gebruikt.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat hieraan wordt voldaan.

i)  Ionische verontreinigingen in kleurstoffen: Het gehalte aan ionische verontreinigingen in de gebruikte kleurstoffen mag niet hoger zijn dan Ag 100 ppm; As 50 ppm; Ba 100 ppm; Cd 20 ppm; Co 500 ppm; Cr 100 ppm; Cu 250 ppm; Fe 2 500 ppm; Hg 4 ppm; Mn 1 000 ppm; Ni 200 ppm; Pb 100 ppm; Se 20 ppm; Sb 50 ppm; Sn 250 ppm; Zn 1 500 ppm.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat hieraan wordt voldaan.

5.   Afvalbeheer

Alle locaties voor de productie van pulp en papier moeten een systeem hebben voor de behandeling van afval (zoals omschreven door de desbetreffende regelgevende instanties die bevoegd zijn voor de pulp- en papierproductielocaties in kwestie) en restproducten die afkomstig zijn van de productie van het product met de milieukeur. In de aanvraag moet dit systeem worden gedocumenteerd of uitgelegd met ten minste informatie betreffende de volgende aspecten:

 procedures voor het scheiden en gebruiken van recycleerbare materialen afkomstig van de afvalstroom;

 procedures voor de terugwinning van materialen voor andere toepassingen, zoals verbranding voor processtoomopwekking of warmteopwekking of voor agrarische toepassingen;

 procedures voor de behandeling van gevaarlijk afval (zoals omschreven door de desbetreffende regelgevende instanties die bevoegd zijn voor de pulp- en papierproductielocaties in kwestie).

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een beschrijving van het afvalbeheer voor de desbetreffende locaties indienen en een verklaring dat aan dit criterium wordt voldaan.

6.   Geschiktheid voor gebruik

Het product moet geschikt voor gebruik zijn.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet de adequate documentatie en/of testresultaten overleggen.

7.   Informatie op de verpakking

Op de primaire en secundaire verpakking van het product moet de volgende tekst (of vergelijkbare tekst) staan:

„Dit product verkreeg de milieukeur van de Europese Unie, aangezien het voldoet aan vereisten die, onder andere, de emissies in het water (COD, AOX), in de lucht (S, NOx, CO2), het energieverbruik en het gebruik van fossiele brandstoffen en gevaarlijke stoffen beperken.”

„Meer informatie over de milieukeur van de Europese Unie is te vinden op de website: http://europa.eu.int/ecolabel.”

„Gelieve oud papier met het oog op hergebruik in te zamelen.”.

Bovendien kan de fabrikant ook een verklaring met het minimumpercentage gerecycleerde vezels verstrekken.

Beoordeling en controle: De aanvrager dient een monster van de verpakking van het product te verstrekken alsmede van de informatie die bij het product wordt geleverd, tezamen met een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.

8.   Informatie op de milieukeur

Kader 2 van de milieukeur moet de volgende tekst bevatten:

„Geringe lucht- en waterverontreiniging

Laag energieverbruik

Schadelijke stoffen beperkt”.

Beoordeling en controle: De aanvrager dient een monster van de verpakking van het product met het etiket te verstrekken, alsmede een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.



( 1 ) PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

( 2 ) PB L 210 van 10.8.1999, blz. 16.

( 3 ) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

( 4 ) PB L 200 van 31.5.1999, blz. 1.