02002A0430(03) — NL — 21.12.2022 — 011.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg

(PB L 114 van 30.4.2002, blz. 91)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

BESLUIT Nr. 2/2004 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 22 juni 2004

  L 75

60

22.3.2005

 M2

BESLUIT Nr. 1/2009 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 16 juni 2009

  L 273

15

17.10.2009

 M3

BESLUIT Nr. 1/2010 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 22 december 2010

  L 19

34

22.1.2011

 M4

BESLUIT Nr. 1/2013 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 6 december 2013

  L 352

79

24.12.2013

►M5

BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 16 december 2015

  L 23

82

29.1.2016

 M6

BESLUIT Nr. 2/2016 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 10 juni 2016

  L 186

38

9.7.2016

 M7

BESLUIT Nr. 1/2018 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 12 juni 2018

  L 166

20

3.7.2018

 M8

BESLUIT Nr. 1/2019 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 7 juni 2019

  L 180

22

4.7.2019

 M9

BESLUIT nr. 2/2019 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 13 december 2019

  L 13

43

17.1.2020

 M10

BESLUIT nr. 2/2020 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 11 december 2020

  L 15

34

18.1.2021

►M11

BESLUIT nr.°1/2021 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 30 juni 2021

  L 255

7

16.7.2021

 M12

BESLUIT nr. 2/2021 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 17 december 2021

  L 46

125

25.2.2022

►M13

BESLUIT nr. 1/2022 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND van 21 december 2022

  L 19

144

20.1.2023


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 033, 10.2.2016, blz.  38 (1/2016)




▼B

OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg



DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna te noemen „Zwitserland”,

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna te noemen „de Gemeenschap”,

beide hierna te noemen „de overeenkomstsluitende partijen”,

ZICH BEWUST van het wederzijdse belang van de overeenkomstsluitende partijen om de samenwerking en de handel te bevorderen, met name door elkaar toegang te verlenen tot hun vervoersmarkt, zoals bepaald in artikel 13 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het goederenvervoer over de weg en per spoor van 2 mei 1992, hierna te noemen de overeenkomst van 1992,

VERLANGENDE een gecoördineerd vervoerbeleid te bevorderen met als doel het gebruik van milieuvriendelijker middelen van goederen- en personenvervoer te stimuleren, teneinde de bescherming van het milieu te koppelen aan de efficiëntie van de vervoersystemen, met name in het Alpengebied,

VERLANGENDE een gezonde concurrentie tussen de verschillende vervoerstakken te bewerkstelligen, overwegende dat de verschillende vervoerstakken zelf de door hen gemaakte kosten moeten dekken,

ZICH BEWUST van de noodzaak om te zorgen voor samenhang tussen het Zwitserse vervoerbeleid en de algemene beginselen van het communautaire vervoerbeleid, met name met het oog op de tenuitvoerlegging van een gecoördineerde kaderwet- en regelgeving,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:



TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Algemene beginselen en doelstellingen

1.  
Deze overeenkomst tussen de Gemeenschap en Zwitserland beoogt enerzijds de toegang van de overeenkomstsluitende partijen tot hun markt van het goederen- en personenvervoer over de weg en per spoor zodanig te liberaliseren dat het verkeer efficiënter doorstroomt op de route die voor alle in de overeenkomst bedoelde wijzen van vervoer technisch, geografisch en economisch het meest geëigend is, en anderzijds de voorwaarden voor een gecoördineerd vervoerbeleid vast te stellen.
2.  
De bepalingen van de overeenkomst en de toepassing ervan zijn gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid en van vrije keuze van wijze van vervoer.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe geen discriminerende maatregelen te treffen in het kader van de toepassing van deze overeenkomst.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  
Deze overeenkomst is van toepassing op het bilaterale goederen- en personenvervoer over de weg tussen de overeenkomstsluitende partijen en het transitovervoer over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen, onverminderd de overeenkomst van 1992 en onder voorbehoud van artikel 7, lid 3, op het goederen- en personenvervoer over de weg met driehoeksvervoerkarakter, en op de grote cabotage voor Zwitserland.
2.  
Deze overeenkomst is van toepassing op het internationale personen- en goederenvervoer per spoor, alsmede op het internationale gecombineerde vervoer. Zij is niet van toepassing op spoorwegondernemingen waarvan de activiteit beperkt is tot de exploitatie van stads-, voorstads- of regionaal vervoer.
3.  
Deze overeenkomst is van toepassing op het vervoer dat wordt verzorgd door wegvervoerders of spoorwegondernemingen die zijn gevestigd in één van de overeenkomstsluitende partijen.

Artikel 3

Definities

1.  

Wegvervoer

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
— 
beroep van vervoerder van goederen over de weg: de activiteit van iedere onderneming die met een motorrijtuig of een samenstel van voertuigen goederen vervoert voor rekening van derden;
— 
beroep van vervoerder van personen over de weg: de activiteit van iedere onderneming die voor rekening van derden het internationaal personenvervoer per bus en touringcar verzorgt;
— 
onderneming: iedere natuurlijke persoon, iedere rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, iedere organisatie of iedere groep van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede iedere overheidsinstantie, hetzij met een eigen rechtspersoonlijkheid hetzij afhankelijk van een autoriteit die daarover beschikt;
— 
voertuig: motorrijtuig dat bij een overeenkomstsluitende partij is geregistreerd of samenstel van voertuigen waarvan tenminste het motorrijtuig bij een overeenkomstsluitende partij is geregistreerd en dat uitsluitend is bestemd voor goederenvervoer, of ieder motorrijtuig dat op grond van het bouwtype en de uitrusting geschikt is om, met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren, en daartoe is bestemd;
— 
internationaal vervoer: rit van een voertuig waarvan het vertrekpunt zich bevindt op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij en waarvan de bestemming zich bevindt op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij of in een derde land en omgekeerd, alsmede de lege ritten over voornoemd traject; wanneer het vertrekpunt of de bestemming zich in een derde land bevindt, moet het vervoer worden verricht door een voertuig dat is geregistreerd bij de overeenkomstsluitende partij waar zich het vertrekpunt of de bestemming van de rit bevindt;
— 
doorvoer: vervoer van goederen of personen over het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij (waarbij niet wordt geladen of gelost) alsmede de lege ritten;
— 
grote cabotage voor Zwitserland: ieder goederenvervoer voor rekening van derden vanuit een lidstaat van de Gemeenschap naar een andere lidstaat, middels een in Zwitserland geregistreerd voertuig, ongeacht of het voertuig tijdens dezelfde reis en volgens de normale route al dan niet Zwitserland in doorvoer passeert;
— 
driehoeksvervoer met derde landen: ieder goederen- of personenvervoer vanaf het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij naar een derde land en omgekeerd, middels een voertuig dat bij de andere overeenkomstsluitende partij is geregistreerd, ongeacht of het voertuig tijdens dezelfde reis en volgens de normale route het land waar het is geregistreerd, in doorvoer passeert;
— 
vergunning: machtiging, vergunning of concessie die krachtens de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij kan worden vereist;
2.  

Spoorvervoer

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
— 
spoorwegonderneming: iedere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke onderneming waarvan de voornaamste activiteit bestaat uit dienstverlening in de vorm van goederen- en/of personenvervoer per spoor, waarbij de onderneming voor de tractie moet zorgen; de tractie mag worden verricht met materieel dat niet het eigendom is van de betreffende spoorwegonderneming en met behulp van personeel dat niet het eigen personeel van de betreffende spoorwegonderneming is;
— 
internationaal samenwerkingsverband: het samengaan van ten minste twee spoorwegondernemingen die in verschillende lidstaten van de Gemeenschap gevestigd zijn, of waarvan er één in Zwitserland is gevestigd, dat dienstverlening in de vorm van internationaal vervoer tussen de Gemeenschap en Zwitserland beoogt;
— 
beheerder van de infrastructuur: overheidsinstantie of onderneming die met name belast is met de totstandbrenging en het onderhoud van de spoorweginfrastructuur, alsmede met het beheer van de regel- en beveiligingssystemen;
— 
vergunning: machtiging door de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij verleend aan een onderneming die als spoorwegonderneming is erkend. De hoedanigheid van spoorwegonderneming kan beperkt zijn tot de exploitatie van bepaalde typen vervoer;
— 
vergunningverlenende instanties: de organen die door iedere overeenkomstsluitende partij zijn belast met het verlenen van de vergunningen;
— 
spoorwegtraject: de infrastructuurcapaciteit die nodig is om een trein op een gegeven tijdstip tussen twee punten te laten rijden;
— 
toewijzing: het beschikbaar stellen van spoorweginfrastructuurcapaciteit door een toewijzende instantie;
— 
toewijzende instantie: de autoriteit en/of de beheerder van de infrastructuur die door een van de overeenkomstsluitende partijen belast is met de toewijzing van infrastructuurcapaciteit;
— 
stads- en voorstadsvervoer: vervoer dat is afgestemd op de vervoersbehoeften van een stadscentrum of agglomeratie, alsmede op de behoeften aan vervoer tussen dat centrum of die agglomeratie en de omliggende gebieden;
— 
regionaal vervoer: vervoer dat is afgestemd op de vervoersbehoeften van een regio;
— 
gecombineerd vervoer: goederenvervoer door wegvoertuigen of ladingeenheden, waarbij een deel van het traject per spoor, en het begin- en/of eindtraject over de weg wordt afgelegd.
— 
concurrerende prijzen van de spoorwegen: de prijzen van de spoorwegen worden geacht concurrerend te zijn, wanneer de gemiddelde prijzen van de spoorwegen in Zwitserland niet hoger zijn dan de kosten van vervoer over de weg, als omschreven in bijlage 9, over een soortgelijk traject.

Artikel 4

Voorbehoud betreffende de overeenkomst van 1992

Onder voorbehoud van de bij deze overeenkomst ingevoerde uitzonderingen hebben de bepalingen van deze overeenkomst geen invloed op de rechten en verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen die voortvloeien uit de overeenkomst van 1992.



TITEL II

INTERNATIONAAL WEGVERVOER



A.

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 5

Toegang tot het beroep

1.  

De ondernemingen die het beroep van wegvervoerder wensen uit te oefenen, moeten aan de volgende drie voorwaarden voldoen:

a) 

betrouwbaarheid

b) 

voldoende financiële capaciteit

c) 

vakkundigheid.

2.  
De terzake van toepassing zijnde bepalingen staan in deel 1 van bijlage 1.

Artikel 6

Sociale normen

De op sociaal gebied van toepassing zijnde wetgeving staat vermeld in deel 2 van bijlage 1.

Artikel 7

Technische normen

1.  
Behoudens het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel, stelt Zwitserland uiterlijk zes maanden na ondertekening van deze overeenkomst regelingen vast die gelijkwaardig zijn aan de in deel 3 van bijlage 1 vermelde communautaire wetgeving inzake de technische voorwaarden voor het wegvervoer.
2.  
Zwitserland beschikt bij wijze van overgangsperiode over twee jaar vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige overeenkomst om zijn wetgeving inzake de technische controle van voertuigen in overeenstemming te brengen met de communautaire wetgeving.
3.  
Vanaf 1 januari 2001 mag het totale effectieve gewicht in beladen toestand van gelede voertuigen en opleggercombinaties in Zwitserland maximaal 34 ton bedragen voor alle verkeerstypen.

Vanaf 1 januari 2005 brengt Zwitserland zijn wetgeving inzake het maximaal in het internationale verkeer toegestane gewicht van deze voertuigen in overeenstemming met de op het moment van de ondertekening van de overeenkomst in de Gemeenschap geldende wetgeving.

4.  
De invoering van de in artikel 40 omschreven heffingen op het wegvervoer vindt tegelijk met de geleidelijke verhoging van het in lid 3 genoemde maximumgewicht plaats.
5.  
Iedere overeenkomstsluitende partij verbindt zich ertoe aan de door de andere overeenkomstsluitende partij goedgekeurde voertuigen geen voorwaarden te stellen die strenger zijn dan de op haar eigen grondgebied geldende voorwaarden.

Artikel 8

Overgangsregeling voor het gewicht van voertuigen

1.  
Met het oog op de geleidelijke invoering van de definitieve regeling van artikel 7, lid 3, tweede alinea, geldt er voor het goederenvervoer door voertuigen, waarvan het totale effectieve gewicht in beladen toestand meer dan 28 t (vóór 31 december 2000) of 34 t (tussen 1 januari 2001 en 31 december 2004), maar niet meer dan 40 t bedraagt, dat plaatsvindt vanuit de Gemeenschap naar een plaats over de grenszone van Zwitserland, als omschreven in bijlage 6, (en omgekeerd) of dat Zwitserland in doorvoer passeert, een contingenteringsregeling die voorziet in betaling van een vergoeding voor het gebruik van de infrastructuur, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel. Voor in Zwitserland geregistreerde voertuigen kan deze contingenteringsregeling ook worden toegepast op vervoer binnen de grenzen van Zwitserland.
2.  
De Gemeenschap ontvangt een contingent van 250 000 vergunningen voor het jaar 2000. Zwitserland ontvangt een contingent van 250 000 vergunningen voor het jaar 2000. Indien de overeenkomst niet op 1 januari 2000 in werking treedt, wordt het voor het jaar 2000 beoogde aantal vergunningen naar verhouding teruggebracht.
3.  
De Gemeenschap ontvangt zowel voor het jaar 2001 als voor het jaar 2002 een contingent van 300 000 vergunningen. Zwitserland ontvangt een contingent van 300 000 vergunningen, zowel voor het jaar 2001 als voor het jaar 2002.
4.  
De Gemeenschap ontvangt zowel voor het jaar 2003 als voor het jaar 2004 een contingent van 400 000 vergunningen. Zwitserland ontvangt een contingent van 400 000 vergunningen, zowel voor het jaar 2003 als voor het jaar 2004.
5.  
Met het oog op het gebruik van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde vergunningen dient iedere Zwitserse of communautaire exploitant een vergoeding voor het gebruik van de Zwitserse infrastructuur te betalen, die berekend en geïnd wordt volgens de wijze van toepassing van bijlage 2.
6.  
Vanaf 1 januari 2005 zijn voertuigen die aan de in artikel 7, lid 3, tweede alinea, bedoelde technische normen voldoen, conform artikel 32 vrijgesteld van ieder contingenterings- en vergunningsstelsel.



B.

INTERNATIONAAL GOEDERENVERVOER OVER DE WEG

Artikel 9

Goederenvervoer tussen de grondgebieden van de partijen

1.  
Het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden alsmede de lege ritten tussen de grondgebieden van de overeenkomstsluitende partijen vinden plaats onder dekking van de communautaire vergunning voor communautaire vervoerders zoals opgesteld in Verordening (EEG) nr. 881/92, waarvan het model in bijlage 3 wordt gegeven, en onder dekking van een soortgelijke Zwitserse vergunning voor Zwitserse vervoerders.
2.  
De aldus verleende vergunningen vervangen, voor wat betreft vervoer dat binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst valt, de tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland uitgewisselde bilaterale vergunningen die nodig waren tot aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
3.  
Het in bijlage 4 vermelde vervoer is vrijgesteld van elke vergunningsregeling en iedere vervoersvergunning.
4.  
De procedures betreffende het verlenen, het gebruik, het vernieuwen en het intrekken van vergunningen alsmede de procedures inzake wederzijdse bijstand vallen onder de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 881/92 voor communautaire vervoerders en onder vergelijkbare Zwitserse bepalingen.

Artikel 10

Goederenvervoer dat het grondgebied van de partijen in doorvoer passeert

1.  
Het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, alsmede de lege ritten in verband met dit vervoer, dat de grondgebieden van de overeenkomstsluitende partijen in doorvoer passeert, wordt geliberaliseerd. Dit vervoer vindt plaats onder dekking van de in artikel 9 bedoelde vergunningen.
2.  
De leden 2, 3 en 4 van artikel 9 zijn van toepassing.

Artikel 11

Transitovervoer door Oostenrijk

Een ecopuntensysteem dat vergelijkbaar is met het systeem genoemd in artikel 11 van Protocol 9 van de Akte van Toetreding van Oostenrijk tot de Europese Unie, is van toepassing op het transitovervoer van Zwitserse exploitanten over het grondgebied van Oostenrijk, binnen de grenzen van de geldigheid van dit protocol. De berekeningsmethode en de gedetailleerde regels en procedures voor het beheer van en het toezicht op de ecopunten worden omschreven in een administratieve regeling die in onderlinge overeenstemming door de overeenkomstsluitende partijen is vastgesteld op het moment dat de overeenkomst werd gesloten, en zullen mutatis mutandis in overeenstemming zijn met de bepalingen van bovengenoemd Protocol 9.

Artikel 12

Grote cabotage voor Zwitserland

1.  

Vanaf het jaar 2001 is de grote cabotage voor Zwitserland onder de volgende voorwaarden toegestaan:

— 
dit vervoer vindt plaats onder dekking van de in artikel 9, lid 1, bedoelde Zwitserse vergunning,
— 
het is beperkt tot een vervoeractiviteit op de terugweg, volgend op het vervoer van goederen tussen Zwitserland en een lidstaat van de Gemeenschap.
2.  
Tot deze datum kunnen de bestaande rechten die voortvloeien uit de geldende bilaterale overeenkomsten, evenwel blijven worden uitgeoefend. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 5 van deze overeenkomst.
3.  
Vanaf het jaar 2005 is de grote cabotage voor Zwitserland volledig vrij. Het vervoer vindt plaats onder dekking van de in artikel 9, lid 1, bedoelde Zwitserse vergunning.

Artikel 13

Driehoeksvervoer met derde landen

1.  
De regeling betreffende het driehoeksvervoer met derde landen wordt in onderlinge overeenstemming vastgesteld, na sluiting van de noodzakelijke overeenkomst tussen enerzijds de Gemeenschap en het derde land in kwestie, en anderzijds Zwitserland en het derde land in kwestie. Deze regeling dient om een gelijke behandeling van de communautaire en Zwitserse exploitanten wat dit driehoeksvervoer betreft te waarborgen.
2.  
In afwachting van de sluiting van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betreffende derde landen heeft deze overeenkomst geen invloed op de bepalingen inzake dit driehoeksvervoer en van bilaterale overeenkomsten die tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland zijn gesloten met betrekking tot het vervoer met derde landen. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 5 van deze overeenkomst.
3.  
Na het opstellen van de in lid 1 bedoelde regeling sluit Zwitserland voorzover nodig bilaterale overeenkomsten met deze derde landen of past ze aan.

Artikel 14

Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap of tussen twee punten op het grondgebied van Zwitserland

Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap dat plaatsvindt door middel van een in Zwitserland geregistreerd voertuig, alsmede vervoer tussen twee punten op het grondgebied van Zwitserland dat plaatsvindt door middel van in een lidstaat van de Gemeenschap geregistreerd voertuig, is ingevolge deze overeenkomst niet toegestaan.

Artikel 15

Verbod om 's nachts en op zondag te rijden en vrijstellingen van de gewichtsbeperking

1.  
Het verbod om 's nachts over het grondgebied van Zwitserland te rijden geldt slechts tussen 22.00 uur en 5.00 uur.
2.  
De vrijstellingen van de gewichtsbeperking en van het verbod om 's nachts en op zondag te rijden, staan vermeld in bijlage 6.
3.  
De vrijstellingen van het verbod om 's nachts te rijden worden op een niet-discriminerende wijze verleend en zijn verkrijgbaar bij een centraal loket. De vrijstellingen worden verleend na betaling van een voor dekking van de administratiekosten bestemd bedrag.

Artikel 16

Afschaffing van bepaalde vrijstellingen van de gewichtsbeperking

De bepalingen van bijlage 6, II, punten 3 en 4 van de overeenkomst van 1992 zullen niet meer van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige overeenkomst.



C.

INTERNATIONAAL PERSONENVERVOER PER BUS EN TOURINGCAR

Artikel 17

Voorwaarden die van toepassing zijn op vervoerders

1.  

Iedere vervoerder die voor rekening van derden vervoert, mag het in artikel 1 van bijlage 7 omschreven vervoer verrichten zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats, mits:

— 
hij in de lidstaat van de Gemeenschap waar de vervoerder is gevestigd, of in Zwitserland gerechtigd is vervoer per bus en touringcar te verzorgen in de vorm van geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer inbegrepen, of ongeregeld vervoer,
— 
hij op het gebied van de verkeersveiligheid voldoet aan de voorschriften voor wat betreft de op de bestuurders en voertuigen van toepassing zijnde normen.
2.  

Iedere vervoerder die voor eigen rekening vervoert, mag het in artikel 1, punt 3, van bijlage 7 bedoelde vervoer verrichten zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats, mits:

— 
hij in de lidstaat van de Gemeenschap waar de vervoerder is gevestigd, of in Zwitserland gerechtigd is vervoer per bus en touringcar te verzorgen volgens de in de nationale wetgeving vastgelegde voorwaarden betreffende de toegang tot de markt,
— 
hij voldoet aan de verkeersveiligheidsvoorschriften voor wat betreft de op de bestuurders en voertuigen van toepassing zijnde normen.
3.  
Om internationaal reizigersvervoer per touringcar of autobus te mogen verrichten, moet iedere vervoerder die voldoet aan de voorwaarden van lid 1 in het bezit zijn van een communautaire vergunning voor communautaire vervoerders of een soortgelijke vergunning voor Zwitserse vervoerders.

Het model en de procedures voor afgifte, gebruik, en vernieuwing van de vergunningen zijn vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 684/92, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98 voor communautaire vervoerders alsmede in daarmee gelijkstaande Zwitserse bepalingen.

Artikel 18

Toegang tot de markt

1.  
Het ongeregeld vervoer, als omschreven in artikel 1, punt 2.1, van bijlage 7, is vrijgesteld van iedere vergunning.
2.  
De bijzondere vorm van geregeld vervoer zoals omschreven in artikel 1, punt 1.2, van bijlage 7, is vrijgesteld van vergunningen, mits het, op het grondgebied van de Gemeenschap, plaatsvindt onder dekking van een contract tussen de organisator en de vervoerder.
3.  
De lege ritten van voertuigen in verband met het in de leden 1 en 2 bedoelde vervoer zijn eveneens vrijgesteld van iedere vergunning.
4.  
Voor het geregeld vervoer zijn conform de artikelen 2 en volgende van bijlage 7 vergunningen vereist.
5.  
Voor de bijzondere vorm van geregeld vervoer die niet onder een contract tussen organisator en vervoerder valt, zijn op het grondgebied van de Gemeenschap vergunningen vereist overeenkomstig de artikelen 2 en volgende van bijlage 7.

In Zwitserland is dergelijk vervoer vrijgesteld van iedere vergunning.

6.  
Het wegvervoer voor eigen rekening zoals omschreven in artikel 1, punt 3, van bijlage 7 is vrijgesteld van vergunningen en op het grondgebied van de Gemeenschap geldt daarvoor een attestregeling.

Artikel 19

Driehoeksvervoer met derde landen

1.  
De regeling betreffende het driehoeksvervoer met derde landen wordt in onderlinge overeenstemming vastgesteld, na sluiting van de noodzakelijke overeenkomst tussen enerzijds de Gemeenschap en het derde land in kwestie, en anderzijds Zwitserland en het derde land in kwestie. De regeling dient om een gelijke behandeling van de communautaire en Zwitserse exploitanten voor wat dit driehoeksvervoer betreft te waarborgen.
2.  
In afwachting van de sluiting van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betreffende derde landen heeft deze overeenkomst geen invloed op de bepalingen inzake het in lid 1 bedoelde vervoer in bilaterale overeenkomsten die tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland met betrekking tot het vervoer met derde landen zijn gesloten. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 8 van deze overeenkomst.
3.  
Na het opstellen van de in lid 1 bedoelde regeling sluit Zwitserland voorzover noodzakelijk bilaterale overeenkomsten met deze derde landen of past ze aan.

Artikel 20

Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van één overeenkomstsluitende partij

1.  
Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van één overeenkomstsluitende partij door op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij gevestigde vervoerders, is krachtens deze overeenkomst niet toegestaan.
2.  
De bestaande rechten die voortvloeien uit de geldende bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland, kunnen evenwel blijven worden uitgeoefend, mits er op geen enkele wijze tussen communautaire vervoerders wordt gediscrimineerd en er geen concurrentievervalsing is. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 8 van deze overeenkomst.

Artikel 21

Procedures

De procedures betreffende het verlenen, gebruiken, vernieuwen en vervallen raken van vergunningen alsmede de procedures inzake wederzijdse bijstand staan beschreven in bijlage 7 van de onderhavige overeenkomst.

Artikel 22

Overgangsbepaling

De vervoersvergunningen die op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst van kracht zijn, blijven geldig totdat ze aflopen, voorzover voor het desbetreffende vervoer nog steeds vergunningen vereist zijn.



TITEL III

INTERNATIONAAL SPOORWEGVERVOER

Artikel 23

Bestuurlijke onafhankelijkheid

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe

— 
de bestuurlijke onafhankelijkheid van spoorwegondernemingen te garanderen, met name door hun een onafhankelijke status te verschaffen, hen in staat te stellen hun activiteiten op de markt af te stemmen en hen te beheren onder verantwoordelijkheid van hun bestuursorganen,
— 
het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoer door de spoorwegondernemingen, tenminste wat de boekhouding betreft, van elkaar te scheiden; de steun die aan één van beide activiteiten wordt verleend, kan niet naar de andere activiteit worden overgeheveld.

Artikel 24

Toegangs- en doorvoerrechten met betrekking tot de spoorweginfrastructuur

1.  
De spoorwegondernemingen en de internationale samenwerkingsverbanden hebben de toegangs- en doorvoerrechten die staan omschreven in de communautaire wetgeving waarnaar wordt verwezen in bijlage 1, deel 4.
2.  
Aan de op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij gevestigde spoorwegondernemingen wordt voor exploitatie van het internationaal gecombineerd vervoer het recht van toegang verleend tot de infrastructuur op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij.
3.  
De spoorwegondernemingen en internationale samenwerkingsverbanden die hun toegangs-, respectievelijk doorgangsrechten exploiteren, sluiten met de beheerders van de gebruikte spoorweginfrastructuur de administratieve, technische en financiële overeenkomsten die nodig zijn voor regeling van de verkeersregelings- en verkeersveiligheidsproblemen in verband met het in de leden 1 en 2 bedoeld internationaal vervoer.

Artikel 25

Vergunningen voor spoorvervoer

1.  
Alvorens toegang tot of doorvoer via de spoorweginfrastructuur, en dus het recht om vervoer te exploiteren, te kunnen aanvragen, moet men over de bij het betreffende type spoorvervoer passende vergunning beschikken. Deze vergunning geeft op zichzelf geen recht op toegang tot de spoorweginfrastructuur.
2.  
Een spoorwegonderneming is gerechtigd een vergunning aan te vragen in Zwitserland of in de lidstaat van de Gemeenschap waar zij is gevestigd. Vergunningen worden niet door de overeenkomstsluitende partijen verleend of verlengd, wanneer niet aan de eisen van de onderhavige overeenkomst wordt voldaan.
3.  
De vergunningen worden, onder de verantwoordelijkheid van de overeenkomstsluitende partijen, afgegeven door de vergunningverlenende autoriteit die verantwoordelijk is voor de speciaal voor de bestaande en nieuwe ondernemingen bestemde vergunningen.
4.  
De vergunningen worden in de Gemeenschap of in Zwitserland op basis van wederkerigheid erkend.
5.  
Zij moeten voldoen aan door de overeenkomstsluitende partijen opgestelde eisen inzake betrouwbaarheid, financieel vermogen en vakbekwaamheid, alsmede inzake wettelijke-aansprakelijkheidsdekking, en wel voor hun volledige geldigheidsduur. De bepalingen die hierop van toepassing zijn, worden vermeld in deel 4 van bijlage 1.
6.  
De vergunningen blijven geldig zolang de spoorwegonderneming de in bovengenoemde wettelijke bepalingen vervatte verplichtingen nakomt. De vergunningverlenende autoriteit kan evenwel bepalen dat zij regelmatig opnieuw moeten worden bekeken.
7.  
De procedures voor het controleren, wijzigen, opschorten of intrekken van een vergunning worden geregeld door bovengenoemde wettelijke bepalingen.

Artikel 26

Toekenning van het veiligheidscertificaat

1.  
De overeenkomstsluitende partijen verplichten de spoorwegondernemingen er bovendien toe een veiligheidscertificaat voor te leggen waarin de aan hen gestelde veiligheidseisen ter waarborging van een veilige dienstverlening op de desbetreffende trajecten vermeld staan.
2.  
De spoorwegonderneming kan het veiligheidscertificaat aanvragen bij een instantie die is aangewezen door de overeenkomstsluitende partij waarvan de infrastructuur wordt gebruikt.
3.  
Om het veiligheidscertificaat te verkrijgen, moet de spoorwegonderneming zich houden aan de voor het Zwitserse gedeelte van het traject geldende voorschriften van de Zwitserse wetgeving en aan de voorschriften van de wetgeving die in de Gemeenschap van toepassing is op het gedeelte van het traject dat op het grondgebied van de Gemeenschap ligt.

Artikel 27

Toewijzing van spoorwegtrajecten

1.  

Iedere overeenkomstsluitende partij wijst de instantie aan die verantwoordelijk is voor de toewijzing van de capaciteit; dit kan een specifieke instantie zijn of de beheerder van de infrastructuur. De toewijzende instantie, die kennis heeft van alle beschikbare spoorwegtrajecten, ziet er met name op toe dat:

— 
de spoorweginfrastructuurcapaciteit wordt toegewezen op een billijke en niet-discriminerende wijze,
— 
de toewijzingsprocedure leidt tot een doeltreffend en optimaal gebruik van de infrastructuur, onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 3 en 4 van dit artikel.
2.  
Spoorwegondernemingen of internationale samenwerkingsverbanden, die verzoeken om toewijzing van een of meerdere spoorwegtrajecten, richten zich tot de toewijzende instantie(s) van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan zich het vertrekpunt van het vervoer bevindt. De toewijzende instantie bij welke een aanvraag is ingediend, stelt onmiddellijk de andere betrokken toewijzende instanties daarvan in kennis. Laatstgenoemden nemen uiterlijk een maand na ontvangst van de vereiste inlichtingen een besluit; elke toewijzende instantie kan een aanvraag afwijzen. De toewijzende instantie bij welke een aanvraag is ingediend, beslist — in overleg met de andere belanghebbende toewijzende instanties — uiterlijk twee maanden nadat alle vereiste inlichtingen zijn verstrekt over de aanvraag. De procedures betreffende de behandeling van een aanvraag om infrastructuurcapaciteit worden geregeld door de in deel 4 van bijlage 1 genoemde richtlijnen.
3.  

De Gemeenschap en Zwitserland kunnen de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat bij de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit voorrang wordt gegeven aan het volgende spoorvervoer:

a) 

in het belang van het publiek verricht vervoer,

b) 

vervoer dat geheel of gedeeltelijk wordt verricht op een speciaal daarvoor aangelegde of uitgeruste infrastructuur (bijvoorbeeld speciale lijnen voor hogesnelheidstreinen of goederenvervoer).

4.  
De Gemeenschap en Zwitserland kunnen de toewijzende instantie gelasten om aan spoorwegondernemingen die bepaalde typen vervoer verrichten of deze in bepaalde regio's verrichten, op een niet-discriminerende grondslag bijzondere rechten te verlenen inzake de toewijzing van infrastructuurcapaciteit, indien deze rechten onmisbaar zijn voor een goede openbare dienstverrichting of voor een doeltreffend gebruik van de infrastructuurcapaciteit dan wel om de financiering van nieuwe infrastructuur mogelijk te maken.
5.  
De overeenkomstsluitende partijen kunnen bepalen dat het mogelijk moet zijn dat bij de aanvragen om toegang tot de infrastructuur een borgsom wordt gestort dan wel dat een vergelijkbare zekerheid wordt gesteld.
6.  
De Gemeenschap en Zwitserland stellen de procedures voor de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit vast en publiceren deze. Bovendien stellen zij het krachtens artikel 51 van de onderhavige overeenkomst opgericht Gemengd Comité daarvan in kennis.

Artikel 28

Rekeningen en gebruiksrechten

1.  
De rekeningen van de infrastructuurbeheerder moeten — beschouwd over een redelijke termijn — een evenwicht vertonen tussen de voor de infrastructuur ontvangen gebruiksrechten en eventuele overheidsbijdragen enerzijds en de infrastructuuruitgaven anderzijds.
2.  
De infrastructuurbeheerder heft rechten voor het gebruik van de infrastructuur die hij beheert, die moeten worden betaald door de spoorwegondernemingen of internationale samenwerkingsverbanden die van deze infrastructuur gebruik maken.
3.  
De rechten die worden geheven voor het gebruik van de infrastructuur worden met name bepaald op grond van de aard van het vervoer, de periode gedurende welke het vervoer wordt verricht, de marktsituatie, en de aard en slijtage van de infrastructuur.
4.  
De gebruiksrechten worden betaald aan de infrastructuurbeheerder(s).
5.  
Iedere overeenkomstsluitende partij stelt na overleg met de infrastructuurbeheerder de nadere regels voor de bepaling van deze rechten vast. De rechten voor diensten van vergelijkbare aard op eenzelfde markt worden op niet-discriminerende wijze geheven.
6.  
De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen of de internationale samenwerkingsverbanden die van zijn infrastructuur gebruik maken voor het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 24, tijdig in kennis van alle belangrijke wijzigingen in de kwaliteit of de capaciteit van de betrokken infrastructuur.

Artikel 29

Beroep

1.  
De Gemeenschap en Zwitserland treffen de nodige maatregelen om te waarborgen dat tegen de besluiten met betrekking tot toewijzing van infrastructuurcapaciteit of heffing van rechten, beroep kan worden aangetekend bij een onafhankelijke instantie. Deze instantie neemt een besluit binnen twee maanden nadat alle nodige inlichtingen zijn verstrekt.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de overeenkomstig lid 1 en artikel 25, lid 3 genomen besluiten aan een rechterlijke toetsing worden onderworpen.



TITEL IV

GECOÖRDINEERD VERVOERBELEID



A.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 30

Doelstellingen

1.  
De overeenkomstsluitende partijen zijn overeengekomen om voorzover nodig een gecoördineerd goederen- en personenvervoersbeleid te ontwikkelen. De doelstelling van dit beleid is efficiëntie van vervoersystemen te aan bescherming van het milieu, zodat een duurzame mobiliteit wordt gewaarborgd.
2.  
De partijen trachten op hun respectieve grondgebieden voor het vervoer sterk vergelijkbare voorwaarden te scheppen, met inbegrip van de voorwaarden betreffende belastingheffing, met name om te voorkomen dat het verkeer het Alpengebied zal mijden of om daar een betere verdeling van het verkeer te bewerkstelligen.

Artikel 31

Maatregelen

1.  
Teneinde deze doelstelling te verwezenlijken, treffen de overeenkomstsluitende partijen maatregelen om te zorgen voor een gezonde concurrentie tussen en binnen de verschillende vervoerstakken, en om het gebruik van milieuvriendelijker goederen- en personenvervoermiddelen te bevorderen.
2.  

De maatregelen omvatten, in aanvulling op de bepalingen van de Titels II en III:

— 
de ontwikkeling van spoorweginfrastructuren door de Alpen en de beschikbaarstelling van diensten op het gebied van vervoer per spoor en gecombineerd vervoer die in prijs en kwaliteit concurrerend zijn,
— 
de invoering van heffingsystemen voor het wegvervoer,
— 
begeleidende maatregelen.
3.  
De door de overeenkomstsluitende partijen in het kader van deze overeenkomst getroffen maatregelen worden geleidelijk en, indien mogelijk, gecoördineerd ten uitvoer gelegd.

Artikel 32

Beginselen

Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 47 zijn de in artikel 31 genoemde maatregelen conform de volgende beginselen:

— 
geen rechtstreekse of indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van de vervoerder of van de herkomst of bestemming van de vervoerde goederen,
— 
vrije keuze van de wijze van vervoer,
— 
geen eenzijdige kwantitatieve beperkingen,
— 
territorialiteit,
— 
de heffing van rechten moet evenredig zijn aan de vervoerskosten, waarbij ook rekening wordt gehouden met het type voertuig,
— 
doorzichtigheid,
— 
vergelijkbaarheid van de gebruiksvoorwaarden tussen Alpenpassages,
— 
voorkoming van verstoringen van de verkeersstromen in het Alpengebied,
— 
wederkerigheid.



B.

VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER

Artikel 33

Doelstellingen

1.  
De overeenkomstsluitende partijen stellen zich tot doel vervoer per spoor en gecombineerd vervoer aan te bieden in het Alpengebied dat kwantitatief, kwalitatief en in economisch opzicht kan concurreren met het wegvervoer, waarbij de in artikel 32 opgesomde beginselen in acht worden genomen, en het vrije spel van de krachten van de markt — met name in het kader van de in titel III voorziene openstelling van de spoorweginfrastructuur — en de zelfstandigheid van de spoorwegondernemingen wordt gewaarborgd.
2.  

Hiertoe handelen de overeenkomstsluitende partijen als volgt:

— 
zij treffen, zowel in Zwitserland als op het grondgebied van de Gemeenschap, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, infrastructurele en operationele maatregelen om de levensvatbaarheid op lange termijn, de innerlijke samenhang en de integratie van het Zwitserse aanbod in een systeem van langeafstandsvervoer per spoor te waarborgen,
— 
zij verbinden zich er eveneens toe de onderlinge verbinding en interoperabiliteit van hun spoorwegnetten en gecombineerd vervoersnetwerken te ontwikkelen. Hiertoe zorgen zij voor de nodige samenwerking met de betrokken internationale organisaties en instanties en zij dragen het Gemengd Comité op deze aspecten te volgen.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de nodige maatregelen te treffen om, tegelijk met de geleidelijke invoering van de in artikel 40 bedoelde heffingsystemen voor het wegvervoer, het aanbieden van meer vervoer per spoor en gecombineerd vervoer aan de gebruikers te bevorderen; dit aanbod moet qua capaciteit, prijs en kwaliteit zodanig zijn dat het verkeer evenwichtig over de diverse Alpenpassages wordt verdeeld.

Artikel 34

Capaciteit van het spoorvervoersaanbod

1.  
De overeenkomstsluitende partijen bevestigen de in de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst van 1992 neergelegde afspraken die voorzien in de aanleg door Zwitserland van de NLFA en de verhoging door de Gemeenschap van de capaciteit van de toegangswegen ten noorden en zuiden van de NLFA. Zij komen overeen dat deze nieuwe spoorweginfrastructuur onder profiel C van de Internationale Spoorwegunie zal worden verwezenlijkt.
2.  
Voor de Gemeenschap behoren de in lid 1 bedoelde infrastructuurmaatregelen tot de maatregelen die zijn genomen en de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een Trans-Europees vervoersnet, waaronder ook de spoor- en gecombineerd vervoerverbindingen door de Alpen vallen, met name de toegangswegen tot de Zwitserse spoorweginfrastructuur, alsmede de installaties voor gecombineerd vervoer.
3.  
De twee overeenkomstsluitende partijen werken samen om hun respectieve bevoegde instanties in staat te stellen de planning en uitvoering van de spoorweginfrastructuurwerkzaamheden en de maatregelen ter bevordering van het gecombineerde vervoer die nodig zijn om te voldoen aan de in leden 1 en 2 genoemde verplichtingen, gecoördineerd te doen plaatsvinden en het draaiboek van de werkzaamheden naar gelang van de vereiste capaciteit te harmoniseren. Daarbij streven zij ernaar de gedane investeringen rendabel te maken. Hiertoe treffen zij binnen het Gemengd Comité alle nuttige maatregelen.
4.  
Het Comité kan een subcomité instellen dat wordt belast met het toezicht op de coördinatie van de infrastructuurprojecten in het Alpengebied. Het Subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van Zwitserland, de Gemeenschap en de lidstaten van de Gemeenschap die zich in het Alpengebied bevinden.

Artikel 35

Economische parameters

1.  
De overeenkomstsluitende partijen treffen alle maatregelen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 aangegeven doelstelling. Hiertoe zien zij er op toe dat het goederenvervoer per spoor en het gecombineerd vervoer door Zwitserland, met inbegrip van het begeleide gecombineerd vervoer, middels een vergelijkbaar kwaliteits- en prijsniveau kan blijven concurreren met het wegvervoer op hetzelfde traject, waarbij de zelfstandigheid van de spoorwegondernemingen gewaarborgd blijft.
2.  
Ter realisering van een aangepast aanbod van vervoer per spoor en gecombineerd vervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen financiële steun geven ten behoeve van investeringen in spoorweginfrastructuur, vaste of mobiele overslaginstallaties voor vervoer over land, speciaal voor gecombineerd vervoer bestemd en gebruikt materieel, en, voorzover hun respectievelijke wetgevingen dit toelaten, in de exploitatie van gecombineerd vervoer dat het Zwitsers grondgebied in doorvoer passeert, voorzover deze maatregelen ertoe bijdragen de kwaliteit van het dienstenaanbod in het vervoer per spoor en het gecombineerd vervoer te verbeteren, de prijzen concurrerender te maken, en voorzover zij niet tot buitensporige concurrentievervalsing tussen exploitanten leiden. De prijsvaststelling voor het spoorwegtraject blijft de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten of organen.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen kunnen eveneens met de spoorwegondernemingen openbare-dienstverleningscontracten ter waarborging van voldoende spoorwegvervoer afsluiten, met name op grond van sociale en milieuoverwegingen.
4.  
De overeenkomstsluitende partijen zien er — binnen de grenzen van hun respectievelijke bevoegdheid — op toe dat het effect op de markt van eventuele door één van de overeenkomstsluitende partijen verleende overheidssteun niet wordt tegengegaan door de handelwijze van de andere overeenkomstsluitende partij of van een orgaan op haar eigen grondgebied of dat van de andere partij.

Artikel 36

Kwaliteitsparameters

1.  
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 aangegeven doelstelling. Te dien einde verbinden zij zich ertoe het gecombineerd vervoer te bevorderen.
2.  
Tijdens de in artikel 8 bedoelde overgangsperiode verbindt Zwitserland zich er eveneens toe om, overeenkomstig de overeenkomst van 1992, begeleid gecombineerd vervoer („rijdende weg”) aan te bieden dat in kwaliteit en prijs met het wegvervoer kan concurreren.
3.  

De overeenkomstsluitende partijen treffen alle maatregelen die nodig zijn om het gecombineerde vervoer te bevorderen. Zij zien er in het bijzonder op toe dat de volgende bepalingen worden toegepast:

— 
inachtneming van de regelgeving op het gebied van technische en sociale normen voor het wegvervoer, met name betreffende rij- en rusttijden, snelheidsbeperkingen en normen voor maximaal gewicht en maximale afmetingen,
— 
beperking van de grenscontroles voor het spoorwegvervoer en verplaatsing van deze controles naar de laad- of los- en op- of uitstapplaats, conform de overeenkomst van 20 mei 1987 tussen de Gemeenschap en Zwitserland, alsmede tussen de EVA-staten, betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer,
— 
vergemakkelijking van de organisatie van de gecombineerd vervoerketen door vereenvoudiging van de regelgeving en van de administratieve voorwaarden die voor elk van de betrokken overeenkomstsluitende partijen gelden,
— 
aanmoediging van exploitanten van gecombineerd vervoer en spoorwegondernemingen om de kwaliteit van hun diensten te verbeteren.

Een opsomming van spoorwegparameters wordt gegeven in bijlage 9. Met deze parameters wordt rekening gehouden ingeval een beroep wordt gedaan op artikel 46.

4.  
In het kader van hun bevoegdheden spannen de overeenkomstsluitende partijen zich in om passende maatregelen te treffen teneinde een snelle vorming van spoorwegcorridors voor het vrachtvervoer mogelijk te maken. Zij stellen elkaar regelmatig in kennis van de maatregelen die zij met betrekking tot deze spoorwegcorridors van plan zijn te nemen.
5.  
Het Gemengd Comité stelt om de twee jaar een verslag op over de invoering van de in dit artikel bedoelde maatregelen.



C.

HEFFINGSYSTEMEN VOOR HET WEGVERVOER

Artikel 37

Doelstellingen

Overeenkomstig de doelstellingen van Titel III van de overeenkomst van 1992 stellen de overeenkomstsluitende partijen zich in het kader van hun bevoegdheden en volgens hun respectieve procedures ten doel geleidelijk heffingsystemen in te voeren, die erop gericht zijn om aan de wegvoertuigen, evenals aan de andere vervoerswijzen, de kosten aan te rekenen die zij veroorzaken

Artikel 38

Beginselen

1.  
De heffingsystemen zijn gebaseerd op de in artikel 32 genoemde beginselen, met name non-discriminatie, evenredigheid en doorzichtigheid.
2.  
De tarifering omvat voertuigbelastingen, brandstofheffingen en heffingen voor het gebruik van het wegennet.
3.  
Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 37 genoemde doelstellingen wordt bij voorkeur voor maatregelen gekozen die het verkeer niet verleggen ten opzichte van de technisch, economisch en geografisch meest geëigende route tussen het vertrekpunt en de plaats van eindbestemming van het vervoer te nemen.
4.  
De maatregelen worden zodanig toegepast dat het vrije verkeer van goederen of diensten tussen de overeenkomstsluitende partijen niet wordt belemmerd, met name voor wat betreft het beheer en de inning van tolgelden of van de rechten voor het gebruik van het net, de afwezigheid van systematische controle aan de grenzen tussen de overeenkomstsluitende partijen en de afwezigheid van buitensporig veel formaliteiten. Teneinde moeilijkheden op dit punt te voorkomen, tracht Zwitserland de geldende communautaire regelgeving terzake toe te passen.
5.  
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op voertuigen met een op het kentekenbewijs vermeld maximaal toegestaan gewicht in beladen toestand van ten minste 12 ton. De onderhavige overeenkomst belet evenwel niet de vaststelling door overeenkomstsluitende partijen van maatregelen op hun eigen grondgebied met betrekking tot voertuigen met een maximaal toegestaan gewicht in beladen toestand 12 ton of meer.
6.  
De overeenkomstsluitende partijen verlenen geen rechtstreekse of indirecte staatssteun aan ondernemingen, met name aan vervoerders, om de gevolgen voor hen van de aanrekening van kosten aan het wegvervoer middels de in de onderhavige overeenkomst voorziene heffingen op te vangen.

Artikel 39

Interoperabiliteit van de instrumenten

Ter realisering van een voldoende mate van interoperabiliteit van de elektronische systemen voor de inning van gebruiksrechten voor het wegvervoer plegen de overeenkomstsluitende partijen overleg binnen het Gemengd Comité.

Artikel 40

Zwitserse maatregelen

1.  
Om de in artikel 37 omschreven doelstellingen te bereiken en met het oog op de verhogingen van het maximumgewicht zoals aangegeven in artikel 7, lid 3, voert Zwitserland een niet-discriminerend heffingsysteem in voor voertuigen, en wel in twee fasen, die respectievelijk ingaan op 1 januari 2001 en 1 januari 2005. Dit heffingsysteem is onder meer gebaseerd op de in artikel 38, lid 1, vermelde principes en de bepalingen van bijlage 10.
2.  
De heffingen worden gedifferentieerd op basis van 3 categorieën emissienormen (EURO). In het vanaf 1 januari 2005 geldende heffingsysteem moet het verschil in heffingen tussen de verschillende categorieën zo groot mogelijk zijn, maar mag niet meer bedragen dan 15 % van het in lid 4 vermelde gewogen gemiddelde van de heffingen.
3.  
a) 

In het vanaf 1 januari 2001 geldende heffingsysteem bedraagt de maximale aanslag voor voertuigen waarvan het effectief totaal gewicht in beladen toestand de 34 t niet overschrijdt, en die een afstand van 300 km door het Alpengebied afleggen, respectievelijk niet meer dan 205 CHF voor een voertuig dat niet aan de EURO-normen voldoet, 172 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-I-norm voldoet, en 145 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-II-norm voldoet.

b) 

In afwijking van bovenstaand lid 3(a) ontvangt de Gemeenschap gedurende de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2004 een jaarlijks contingent geldend voor 220 000 enkele transitoritten door het Zwitserse Alpengebied van lege of met lichte producten beladen voertuigen, voorzover het totaal effectief gewicht in beladen toestand van het voertuig de 28 ton niet overschrijdt bedraagt, tegen betaling van een vergoeding voor het gebruik van de infrastructuur ten bedrage van 50 CHF in het jaar 2001, 60 CHF in het jaar 2002, 70 CHF in het jaar 2003 en 80 CHF in het jaar 2004. Zwitserland ontvangt eveneens een contingent tegen dezelfde voorwaarden. De normale controleprocedures zullen van toepassing zijn.

4.  
In het vanaf 1 januari 2005 geldende heffingsysteem bedraagt het gewogen gemiddelde van de heffingen niet meer dan 325 CHF voor voertuigen met een effectief totaal gewicht in beladen toestand van niet meer dan 40 t die een afstand van 300 km door het Alpengebied afleggen. De heffing voor de meest verontreinigende categorie bedraagt niet meer dan 380 CHF.
5.  
Een deel van de in de leden 3 en 4 vermelde heffingen mag bestaan uit tolgelden voor het gebruik van speciale Alpen-infrastructuur. Dit deel mag niet meer dan 15 % van de in de leden 3 en 4 vermelde heffingen bedragen.
6.  
De in lid 4 vermelde wegingen worden vastgesteld op basis van het aantal voertuigen per EURO-normcategorie dat in Zwitserland rijdt. Het aantal voertuigen van iedere categorie wordt bepaald aan de hand van tellingen die door het Gemengd Comité worden onderzocht. Het Gemengd Comité stelt het gemiddelde vast op basis van tweejarige onderzoeken, waarvan de eerste plaatsvindt vóór 1 juli 2004, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de structuur van het wagenpark in Zwitserland, en de ontwikkeling van de EURO-normen.

Artikel 41

Communautaire maatregelen

De Gemeenschap gaat door met het ontwikkelen van op haar grondgebied geldende heffingsystemen, die gekoppeld zijn aan de door het gebruik van de infrastructuur veroorzaakte kosten. Deze systemen zijn gebaseerd op het beginsel van de „gebruiker betaalt”.

Artikel 42

Nieuw onderzoek van de hoogte van de heffingen

1.  
Vanaf 1 januari 2007, worden om de twee jaar de in artikel 40, lid 4, vastgestelde maximale hoogtes van de heffingen aangepast, om rekening te houden met de inflatie in Zwitserland van de afgelopen twee jaar. Met het oog op die aanpassing deelt Zwitserland uiterlijk 30 september van het aan de aanpassing voorafgaande jaar het Gemengd Comité de statistische gegevens mede die nodig zijn om de beoogde aanpassing te rechtvaardigen. Het Gemengd Comité komt op verzoek van de Gemeenschap binnen 30 dagen na deze mededeling bijeen voor overleg over de beoogde aanpassing.

Indien in de periode tussen de datum van ondertekening van deze overeenkomst en 31 december 2004 de gemiddelde jaarlijkse inflatie in Zwitserland meer dan 2 % bedraagt, worden de in artikel 40, lid 4, vastgestelde maximale hoogtes van de heffingen aangepast, waarbij uitsluitend rekening wordt gehouden met de inflatie boven het gemiddelde jaarlijkse inflatiepercentage van 2 %. De in voorgaand lid beschreven procedure is van toepassing.

2.  

Vanaf 1 januari 2007 kan het Gemengd Comité op verzoek van één van de overeenkomstsluitende partijen de in artikel 40, lid 4, vastgestelde maximale hoogtes van de heffingen opnieuw onderzoeken, met het oog op een besluit om deze aan te passen, dat gezamenlijk moet worden genomen. Dit onderzoek vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:

— 
de hoogte en de structuur van de fiscale heffingen op het grondgebied van beide overeenkomstsluitende partijen, en met name de heffingen voor vergelijkbare Alpenpassages,
— 
de verdeling van het verkeer over vergelijkbare Alpenpassages,
— 
de ontwikkeling van de modale verdeling in het Alpengebied,
— 
de ontwikkeling van de spoorweginfrastructuur in het Alpengebied.



D.

BEGELEIDENDE MAATREGELEN

Artikel 43

Vereenvoudiging van de grenscontroles

1.  
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de formaliteiten voor de vervoersector te beperken en te vereenvoudigen, in het bijzonder op douanegebied.
2.  
De Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer van 21 november 1990, de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 alsmede, voor wat betreft het spoorwegvervoer, de overeenkomst tussen spoorwegondernemingen inzake de technische controle bij de overdracht van goederenwagons in het internationale vervoer dienen als basis voor de maatregelen die ter uitvoering van lid 1 door de overeenkomstsluitende partijen zijn genomen.

Artikel 44

Milieunormen voor vrachtwagens

1.  
Met het oog op een betere milieubescherming, en onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 7, willen de overeenkomstsluitende partijen onder meer milieunormen invoeren die een hoog beschermingsniveau waarborgen, teneinde de emissie van uitlaatgassen, deeltjes en geluid van zware vrachtwagens te verminderen.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen plegen tijdens de uitwerking van deze normen regelmatig overleg.
3.  
De emissiecategorie (EURO) waartoe een vrachtwagen behoort (als omschreven in de communautaire wetgeving) wordt, als zij niet op het kentekenbewijs van het voertuig vermeld wordt, gecontroleerd op de op genoemd bewijs vermelde datum van het voor de eerste maal in het verkeer brengen, of eventueel, aan de hand van een speciaal door de bevoegde instanties van de staat van afgifte opgesteld document.

Artikel 45

Waarnemingspost voor het verkeer

1.  
Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt een permanente waarnemingspost ingericht voor het volgen van het weg-, spoorweg- en gecombineerd verkeer in het Alpengebied. Deze rapporteert jaarlijks over de ontwikkelingen in het verkeer aan het Gemengd Comité dat ingevolge artikel 51 van deze overeenkomst wordt opgericht. Het Gemengd Comité kan de waarnemingspost eveneens verzoeken een speciaal verslag op te stellen, met name ingeval van toepassing van het bepaalde in de artikelen 46 en 47 van deze overeenkomst.
2.  
De werkzaamheden van de waarnemingspost worden gefinancierd door de overeenkomstsluitende partijen. De verdeelsleutel voor de financiering wordt door het Gemengd Comité vastgesteld
3.  
De overeenkomstsluitende partijen stellen een bestuurlijke regeling voor de werking van de waarnemingspost vast middels een op de eerste vergadering genomen besluit van het Gemengd Comité.



E.

CORRIGERENDE MAATREGELEN

Artikel 46

Eenzijdige beschermende maatregelen

1.  
Indien na 1 januari 2005, ondanks concurrerende spoorwegprijzen en een correcte toepassing van de maatregelen van artikel 36 betreffende de kwaliteitsparameters, er moeilijkheden zijn met de doorstroming van het transalpijns Zwitsers wegverkeer, en indien, gedurende een periode van 10 weken, de gemiddelde benuttingsgraad van de bij het spoorwegaanbod op het Zwitserse grondgebied behorende capaciteit (begeleid en niet begeleid gecombineerd vervoer) lager is dan 66 %, mag Zwitserland, in afwijking van het bepaalde in artikel 40, leden 4 en 5, de in artikel 40, lid 4, voorziene heffingen met ten hoogste 12,5 % verhogen. De opbrengst van deze verhoging wordt integraal bestemd voor het spoorweg- en gecombineerd vervoer, om hun concurrentiepositie tegenover het wegvervoer te versterken.
2.  
Wanneer zich een situatie als beschreven in lid 1 op haar grondgebied voordoet, kan de Gemeenschap, in vergelijkbare omstandigheden, soortgelijke maatregelen nemen om de situatie te verbeteren.
3.  
a) 

De duur en werkingssfeer van de in de voorgaande leden voorziene beschermende maatregel zijn beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verbeteren. De maatregel duurt ten hoogste zes maanden, maar kan met nog eens zes maanden worden verlengd. Het Gemengd Comité kan met eenparigheid van stemmen tot verdere verlengingen besluiten.

b) 

Wanneer een overeenkomstsluitende partij reeds eerder de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen heeft toegepast, gelden in geval van hernieuwde toepassing de volgende voorwaarden:

— 
wanneer de voorafgaandelijke toepassingsperiode niet meer dan zes maanden heeft geduurd, mogen er pas nadat sinds het einde van de vorige toepassing 12 maanden zijn verstreken, nieuwe maatregelen worden toegepast,
— 
wanneer de toepassingsperiode meer dan zes maanden heeft geduurd, mogen er pas nadat sinds het einde van de vorige toepassing 18 maanden zijn verstreken, nieuwe maatregelen worden toegepast,
— 
in geen geval mogen er binnen een tijdsbestek van 5 jaar, gerekend vanaf het begin van de eerste periode van toepassing van de beschermende maatregelen, meer dan twee perioden zijn waarin beschermende maatregelen worden genomen.

Het Gemengd Comité kan in speciale gevallen met eenparigheid van stemmen besluiten van de hierboven vermelde beperkingen af te wijken.

4.  
Alvorens de in de voorgaande leden voorziene maatregelen te nemen, stelt de betreffende overeenkomstsluitende partij het Gemengd Comité in kennis van haar voornemen. Het Gemengd Comité komt bijeen om de kwestie te onderzoeken. Tenzij het Gemengd Comité anders beslist, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij de maatregel in kwestie treffen, 30 dagen na de datum van kennisgeving daarvan aan het Gemengd Comité.

Artikel 47

Maatregelen genomen in onderling overleg

1.  
In geval van ernstige verstoringen van de verkeersstromen door het Alpengebied, die afbreuk doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 30 van deze overeenkomst, komt het Gemengd Comité op verzoek van één van de overeenkomstsluitende partijen bijeen, teneinde passende maatregelen vast te stellen om de situatie te verhelpen. De overeenkomstsluitende partij die het verzoek doet stelt de waarnemingspost voor het verkeer daarvan onmiddellijk in kennis, en deze stelt binnen 14 dagen een rapport op over de situatie en eventueel te nemen maatregelen.
2.  
Het Gemengd Comité komt bijeen binnen 15 dagen na het verzoek. Het onderzoekt de situatie, waarbij het naar behoren rekening houdt met het rapport van de waarnemingspost voor het verkeer. Het Gemengd Comité stelt eventueel te treffen maatregelen vast binnen 60 dagen na de datum van de eerste vergadering over de kwestie. Deze termijn kan met eenparigheid van stemmen worden verlengd.
3.  
De maatregelen zijn, wat werkingssfeer en duur betreft, beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verbeteren. Er moet bij voorrang worden gekozen voor maatregelen die de werking van de overeenkomst het minst belemmeren.

Artikel 48

Maatregelen in geval van crisis

Bij ernstige verstoringen van het verkeer door het Alpengebied door overmacht, bijvoorbeeld door natuurrampen, nemen de overeenkomstsluitende partijen op gecoördineerde wijze, ieder voor haar eigen grondgebied, alle mogelijke dienstige maatregelen om de doorgang van dit verkeer mogelijk te maken. Bepaalde gevoelige transporten, zoals bederfelijke waren, krijgen een voorkeursbehandeling.



TITEL V

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 49

Tenuitvoerlegging van de overeenkomst

1.  
De overeenkomstsluitende partijen treffen alle passende algemene of bijzondere maatregelen om nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te waarborgen.
2.  
Zij onthouden zich van iedere maatregel die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kan brengen.
3.  
De bepalingen van deze overeenkomst inzake het maximaal toegestane gewicht van gelede voertuigen en opleggercombinaties en inzake de tarifering van het vervoer worden ten uitvoer gelegd volgens een procedure die in twee etappes verloopt, van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, en vanaf 1 januari 2005.

Artikel 50

Maatregelen om het evenwicht te herstellen

Indien een overeenkomstsluitende partij constateert dat de andere overeenkomstsluitende partij de in deze overeenkomst vastgestelde verplichtingen niet nakomt, of dat deze een besluit van het Gemengd Comité niet uitvoert, kan de benadeelde partij na overleg binnen het Gemengd Comité passende maatregelen treffen om het evenwicht in deze overeenkomst te handhaven. De overeenkomstsluitende partijen verstrekken het Gemengd Comité alle nuttige inlichtingen om een diepgaand onderzoek van de situatie mogelijk te maken.

Artikel 51

Gemengd Comité

1.  
Er wordt een Gemengd Comité opgericht, het zogeheten „Comité inlandvervoer Gemeenschap/Zwitserland”, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen en dat verantwoordelijk is voor het beheer en de juiste tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. Hiertoe formuleert het aanbevelingen. Het neemt besluiten in de in de overeenkomst voorziene gevallen; de overeenkomstsluitende partijen voeren deze besluiten volgens hun eigen regels uit. Het Gemengd Comité neemt besluiten met eenparigheid van stemmen.
2.  
In het bijzonder zorgt het Gemengd Comité voor het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze overeenkomst en met name van de artikelen 27, lid 6, 33, 34, 35, 36, 39, 40, 42, 45, 46, 47 en 54. Het past de in de artikelen 52 en 55 bedoelde aanpassings- en herzieningsbepalingen toe.
3.  
Met het oog op een goede uitvoering van deze overeenkomst wisselen de overeenkomstsluitende partijen regelmatig informatie uit en plegen zij, wanneer één van de overeenkomstsluitende partijen daarom vraagt, overleg binnen het Gemengd Comité. De partijen verstrekken elkaar de gegevens van de instanties die zijn belast met de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name met het verlenen van vergunningen en het uitoefenen van controle. Deze instanties corresponderen rechtstreeks.
4.  
Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast, dat onder andere de voorwaarden voor het bijeenroepen van vergaderingen, het benoemen van de voorzitter en het omschrijven van het mandaat van laatstgenoemde regelt.
5.  
Het Gemengd Comité komt bijeen, wanneer dat nodig is, doch minstens eenmaal per jaar. Iedere partij kan om bijeenroeping van een vergadering verzoeken.
6.  
Het Gemengd Comité kan besluiten een werkgroep of groep van deskundigen te vormen om het te helpen bij de vervulling van zijn taken.
7.  
Dit comité voert ook de taken uit die voorheen door het bij artikel 18 van de overeenkomst van 1992 opgericht gemengd comité, het zogeheten „Comité inlandvervoer Gemeenschap/Zwitserland” werden verricht.

Artikel 52

Ontwikkeling van het recht

1.  
Deze overeenkomst laat van iedere overeenkomstsluitende partij het recht onverlet om, onder voorbehoud van de eerbiediging van het beginsel van non-discriminatie en van het bepaalde in deze overeenkomst, haar binnenlandse wetgeving op de gebieden waarop deze overeenkomst betrekking heeft, zelfstandig te wijzigen.
2.  
Wanneer een overeenkomstsluitende partij nieuwe wetgeving ontwikkelt op een gebied waarop deze overeenkomst betrekking heeft, vraagt zij deskundigen van de andere overeenkomstsluitende partij informeel om advies. In de periode voorafgaand aan de formele goedkeuring van deze nieuwe wetgeving houden de overeenkomstsluitende partijen elkaar op de hoogte en plegen zij voorzover nodig overleg. Indien één van de overeenkomstsluitende partijen daarom vraagt, vindt binnen het Gemengd Comité een voorlopige bespreking plaats, met name van de gevolgen van een dergelijke wijziging voor de werking van de overeenkomst.
3.  
Zodra de gewijzigde wetgeving is goedgekeurd, en uiterlijk acht dagen na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen of in de Zwitserse staatscourant, maakt de betreffende overeenkomstsluitende partij de tekst van de nieuwe bepalingen aan de andere overeenkomstsluitende partij bekend. Indien één van de overeenkomstsluitende partijen daarom vraagt, vindt uiterlijk binnen twee maanden na de datum van dit verzoek in het Gemengd Comité een bespreking plaats van de gevolgen van de wijziging voor de werking van deze overeenkomst.
4.  

Het Gemengd Comité

— 
beslist de bijlagen 1, 3, 4 en 7 te herzien of stelt, indien nodig, voor de bepalingen van deze overeenkomst te herzien, om, voorzover nodig, op basis van wederkerigheid de betreffende wetswijzigingen daarin te verwerken; of
— 
neemt een besluit op grond waarvan de betreffende wetswijzigingen worden geacht conform deze overeenkomst te zijn; of
— 
besluit tot andere maatregelen ter waarborging van de goede werking van deze overeenkomst.
5.  
Het Gemengd Comité stelt de voorwaarden vast voor de aanpassing van deze overeenkomst aan de relevante bepalingen van de toekomstige overeenkomsten tussen de Gemeenschap of Zwitserland enerzijds, en de in de artikelen 13 en 19 bedoelde derde landen anderzijds.
6.  
Om de in deze overeenkomst gestelde doelen te bereiken, treffen de overeenkomstsluitende partijen, volgens het in artikel 49 genoemde tijdschema, alle nodige maatregelen om de rechten en verplichtingen die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vervat in de in bijlage I opgenomen wetsteksten van de Gemeenschap, op hun betrekkingen van toepassing te laten zijn.

Artikel 53

Geheimhouding

De vertegenwoordigers, deskundigen en andere functionarissen van overeenkomstsluitende partijen mogen, zelfs na de beëindiging van hun taken, de in het kader van deze overeenkomst verkregen informatie, die door haar aard onder het beroepsgeheim valt, niet bekendmaken.

Artikel 54

Beslechting van geschillen

Iedere overeenkomstsluitende partij kan een geschil over de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen. Het Comité tracht het geschil te beslechten. Alle informatie die van belang is voor een op het vinden van een aanvaardbare oplossing gericht diepgaand onderzoek van de situatie, worden aan het Gemengd Comité verstrekt. Te dien einde onderzoekt het Gemengd Comité alle mogelijkheden tot handhaving van de goede werking van deze overeenkomst.

Artikel 55

Herziening van de overeenkomst

1.  
Indien een overeenkomstsluitende partij een herziening wenst van de bepalingen van deze overeenkomst, stelt zij het Gemengd Comité daarvan op de hoogte. Onder voorbehoud van onderstaande leden 2 en 3, treedt de wijziging van de onderhavige overeenkomst in werking nadat de respectievelijke interne procedures zijn voltooid.
2.  
De bijlagen 1, 3, 4 en 7 kunnen middels een besluit van het Gemengd Comité conform artikel 51, lid 1, worden gewijzigd, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op dit gebied.
3.  
De bijlagen 5, 6, 8 en 9 kunnen middels een besluit van het Gemengd Comité conform artikel 51, lid 1, worden gewijzigd.

Artikel 56

Bijlagen

De bijlagen 1 tot en met 10 vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Artikel 57

Grondgebieden waarop de overeenkomst van toepassing is

Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toepasselijk is onder de in dat Verdrag genoemde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van Zwitserland.

Artikel 58

Slotbepalingen

1.  

Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd. Zij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de laatste bekendmaking van de nederlegging van de ratificatieoorkonden of van de goedkeuring van alle zeven onderstaande overeenkomsten:

— 
Overeenkomst inzake het Goederen- en Personenvervoer per Spoor en over de Weg.
— 
Overeenkomst inzake het Vrije Verkeer van Personen,
— 
Overeenkomst inzake het Luchtvervoer,
— 
Overeenkomst inzake de Handel in Landbouwproducten,
— 
Overeenkomst inzake Wederzijdse Erkenning op het Gebied van Conformiteitsbeoordeling,
— 
Overeenkomst inzake Bepaalde Aspecten van Overheidsopdrachten,
— 
Overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking.
2.  
Deze overeenkomst wordt gesloten voor een beginperiode van zeven jaar. Zij wordt voor onbepaalde tijd verlengd, tenzij de Gemeenschap of Zwitserland voor het verstrijken van de beginperiode aan de andere overeenkomstsluitende partij kennis geeft van het tegendeel. In geval van kennisgeving zijn de bepalingen van lid 4 van toepassing.
3.  
De Gemeenschap of Zwitserland kan deze overeenkomst opzeggen door middel van kennisgeving hiervan aan de andere overeenkomstsluitende partij. In geval van kennisgeving zijn de bepalingen van lid 4 van toepassing.
4.  
De in het eerste lid vermelde zeven overeenkomsten zijn zes maanden na ontvangst van de kennisgeving betreffende de in lid 2 bedoelde niet-verlenging of de in lid 3 bedoelde opzegging niet langer van kracht.

Hecho en Luxemburgo, el veintiuno de junio de mil novecientos noventa y nueve, en doble ejemplar en lenguas alemana, danesa, española, finesa, francesa, griega, inglesa, italiana, neerlandesa, portuguesa y sueca, siendo cada uno de estos textos igualmente auténtico.

Udfærdiget i Luxembourg, den enogtyvende juni nitten hundrede og nioghalvfems, i to eksemplarer på dansk, engelsk, finsk, fransk, græsk, italiensk, nederlandsk, portugisisk, spansk, svensk og tysk, idet hver af disse tekster har samme gyldighed.

Geschehen zu Luxemburg am einundzwanzigsten Juni neunzehnhundertneunundneunzig in zwei Urschriften in dänischer, deutscher, englischer, finnischer, französischer, griechischer, italienischer, niederländischer, portugiesischer, spanischer und schwedischer Sprache, wobei jeder dieser Wortlaute gleichermaßen verbindlich ist.

Έγινε στο Λουξεμβούργο, στις είκοσι μία Ιουνίου χίλια εννιακόσια ενενήντα εννέα, εις διπλούν στην αγγλική, γαλλική, γερμανική, δανική, ελληνική, ισπανική, ιταλική, ολλανδική, πορτογαλική, σουηδική, και φινλανδική γλώσσα, κάθε κείμενο από τα οποία είναι αυθεντικό.

Done at Luxembourg on the twenty-first day of June in the year one thousand and ninety-nine, and drawn up in duplicate in the Danish, Dutch, English, Finnish, French, German, Greek, Italian, Portuguese, Spanish and Swedish languages, each text being equally authentic.

Fait à Luxembourg, le vingt-et-un juin mil neuf cent quatre-vingt dix-neuf, en double exemplaire en langues allemande, anglaise, danoise, espagnole, finnoise, française, grecque, italienne, néerlandaise, portugaise et suédoise, chacun de ces textes faisant également foi.

Fatto a Lussemburgo, addì ventuno giugno millenovecentonovantanove, in duplice copia, in lingua danese, finlandese, francese, greca, inglese, italiana, olandese, portoghese, spagnola, svedese e tedesca, ciascun testo facente ugualmente fede.

Gedaan te Luxemburg, de eenentwintigste juni negentienhonderd negenennegentig, in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Feito em Luxemburgo, em vinte e um de Junho de mil novecentos e noventa e nove, em duplo exemplar nas línguas alemã, dinamarquesa, espanhola, finlandesa, francesa, grega, inglesa, italiana, neerlandesa, portuguesa e sueca, fazendo fé qualquer dos textos.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäensimmäusenä päivänä kesäkuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäyhdeksän kahtena kappaleena englannin, espanjan, hollannin, italian, kreikan, portugalin, ranskan, ruotsin, saksan, suomen ja tanskan kielellä, ja kaikki teksti ovat yhtä todistusvoimaiset.

Utfärdat i Luxemburg den tjugoförsta juni nittonhundranittionio i två exemplar på det danska, engelska, finska, franska, grekiska, italienska, nederländska, portugisiska, spanska, svenska och tyska språket, vilka samtliga texter är lika giltiga.

Por la Comunidad Europea

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Voor de Europese Gemeenschap

Pela Comunidade Europeia

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

signatory

signatory

Por la Confederación Suiza

For Det Schweiziske Edsforbund

Für der Schweizerischen Eidgenossenschaft

Για την Ελβετική Συνομοσπονδία

For the Swiss Confederation

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Voor de Zwitserse Bondsstaat

Pela Confederação Suíça

Sveitsin valaliiton puolesta

På Schweiziska Edsförbundets vägnar

signatory

signatory

LIJST VAN BIJLAGEN



Bijlage 1:

artikelen 5, lid 2, 6, 7, lid 1, 24, lid 1, 25, lid 5 en 27, lid 2: toepasselijke bepalingen

Bijlage 2:

artikel 8, lid 5: wijze van toepassing van de in artikel 8 voorgeschreven heffingen

Bijlage 3:

artikel 9, lid 1: model van een vergunning voor het internationale beroepsgoederenvervoer over de weg

Bijlage 4:

artikel 9, lid 3: vervoer waarvoor geen vergunningsregeling of een vervoersvergunning vereist is

Bijlage 5:

artikelen 12 en 13: lijst van bestaande uit de geldende bilaterale overeenkomsten voortvloeiende rechten

Bijlage 6:

artikel 15, lid 2: vrijstellingen van de gewichtsbeperking en het verbod om 's nachts en 's zondags te rijden

Bijlage 7:

artikelen 17, 18 en 21: internationaal personenvervoer en vergunningsprocedures

Bijlage 8:

artikelen 19 en 20: lijst van bestaande uit de geldende bilaterale overeenkomsten voortvloeiende rechten

Bijlage 9:

artikel 36: kwaliteitsparameters voor spoorvervoer en gecombineerd vervoer

Bijlage 10:

artikel 40, lid 1: wijze van toepassing van de in artikel 40 voorgeschreven heffingen

▼M11

BIJLAGE 1

TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

Overeenkomstig artikel 52, lid 6, van deze overeenkomst past Zwitserland wettelijke bepalingen toe die gelijkwaardig zijn aan de hieronder vermelde bepalingen:

Relevante bepalingen van de wetgeving van de Europese Unie

Deel 1 – Toegang tot het beroep

— 
Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (gecodificeerde versie) (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).
— 
Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).
— 
Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).
Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst:
(a) 

ontslaan de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat iedere onderdaan van de Zwitserse Bondsstaat, een lidstaat van de Europese Unie en een lidstaat van de Europese Economische Ruimte van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest;

(b) 

mag de Zwitserse Bondsstaat onderdanen van andere staten dan bedoeld onder a) alleen ontslaan van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest na raadpleging en met instemming van de Europese Unie;

(c) 

zijn de bepalingen van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1072/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.

— 
Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).
Voor de toepassing van deze overeenkomst is hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1073/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.
— 
Besluit 2009/992/EU van de Commissie van 17 december 2009 betreffende minimumeisen voor de in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen in te voeren gegevens (PB L 339 van 22.12.2009, blz. 36).
— 
Verordening (EU) nr. 1213/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 21).
— 
Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het internationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).
— 
Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de classificatie van ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers kunnen leiden, en tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 8).

Deel 2 – Sociale normen

— 
Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35).
— 
Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).
— 
Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).
— 
Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 8).
— 
Verordening (EU) nr. 581/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 inzake de maximumtermijnen voor het downloaden van relevante gegevens van voertuigunits en bestuurderskaarten (PB L 168 van 2.7.2010, blz. 16).
— 
Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/68 van de Commissie van 21 januari 2016 betreffende gemeenschappelijke procedures en specificaties die nodig zijn voor de onderlinge verbinding van elektronische registers van bestuurderskaarten (PB L 15 van 22.1.2016, blz. 51), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1503 van de Commissie van 25 augustus 2017 (PB L 221 van 26.8.2017, blz. 10).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen (PB L 139 van 26.5.2016, blz. 1), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/502 van de Commissie van 28 februari 2018 (PB L 85 van 28.3.2018, blz. 1).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/548 van de Commissie van 23 maart 2017 tot vaststelling van een standaardformulier voor de schriftelijke verklaring over de verwijdering of verbreking van de verzegeling van een tachograaf (PB L 79 van 24.3.2017, blz. 1).
— 
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1013 van de Commissie van 30 maart 2017 tot vaststelling van het standaardschema als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 153 van 16.6.2017, blz. 28).

Deel 3 – Technische normen

Motorvoertuigen

— 
Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/34/EG van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 49).
— 
Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie van 10 april 2001 (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10).
— 
Richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/37/EU van de Commissie van 27 februari 2014 (PB L 59 van 28.2.2014, blz. 32).
— 
Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 327 van 4.12.2002, blz. 8).
— 
Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 (PB L 67 van 9.3.2002, blz. 47).
— 
Verordening (EG) nr. 2411/98 van de Raad van 3 november 1998 inzake de erkenning van het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in het verkeer binnen de Gemeenschap (PB L 299 van 10.11.1998, blz. 1).
— 
Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2010/47/EU van de Commissie van 5 juli 2010 (PB L 173 van 8.7.2010, blz. 33).
— 
Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/74/EG van de Commissie van 18 juli 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51).
— 
Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 (PB L 47 van 18.2.2014, blz. 1).
— 
Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1004 van 22 juni 2016 (PB L 165 van 23.6.2016, blz. 1).
— 
Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 627/2014 van 12 juni 2014 (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 28).
— 
Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51).
— 
Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 131), zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1576 van de Commissie van 26 juni 2017 (PB L 239 van 19.9.2017, blz. 3).

▼M13

Vervoer van gevaarlijke goederen

— 
Richtlijn (EU) 2022/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (codificatie) (PB L 274 van 24.10.2022, blz. 1).
— 
Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1095 van de Commissie van 29 juni 2022 (PB L 176 van 1.7.2022, blz. 33).
Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende afwijkingen van Richtlijn 2008/68/EG in Zwitserland:

1.    Wegvervoer

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, punt a), van Richtlijn 2008/68/EG betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen

RO-a-CH-1

Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1202 in tankcontainers.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: punten 1.1.3.6 en 6.8.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: afwijkingen met betrekking tot de vervoerde hoeveelheden per vervoerseenheid, voorschriften voor de constructie van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN-nummer 1202 die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, komen in aanmerking voor de afwijkingen in punt 1.1.3.6 ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punten 1.6.14.4, 4.8 en 6.14 van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2029.

RO-a-CH-2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen als gedefinieerd onder 1.1.3.6.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: punten 1.1.3.6 en 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: de in punt 5.4.1 gestelde verplichting om een vervoersdocument bij te hebben geldt niet voor het vervoer van ongereinigde lege houders van categorie 4, met uitzondering van categorie UN 3509, en volle of lege gascilinders voor ademhalingsapparatuur voor noodhulpdiensten of voor duikapparatuur, in hoeveelheden die de grenswaarden van punt 1.1.3.6 niet overschrijden.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 8.1.2.1, a), van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2029.

RO-a-CH-3

Betreft: vervoer van ongereinigde lege tanks door bedrijven die diensten verlenen aan faciliteiten voor de opslag van vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor water.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: punten 6.5, 6.8, 8.2 en 9.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervaardiging, uitrusting en inspectie van tanks en voertuigen; bestuurdersopleiding.

Inhoud van de nationale wetgeving: voertuigen en ongereinigde lege tanks/houders die worden gebruikt door bedrijven die diensten verlenen aan faciliteiten voor de opslag van vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor water en die bestemd zijn om vloeistoffen op te vangen terwijl stationaire tanks worden onderhouden, vallen niet onder de in de ADR vastgestelde regels inzake vervaardiging, uitrusting en inspectie, noch onder de regels inzake etikettering en identificatie aan de hand van oranje borden. Ze vallen onder bijzondere etiketterings- en identificatieregels, en de bestuurder van het voertuig hoeft de in 8.2 beschreven opleiding niet te hebben gevolgd.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.6, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2029.

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, punt b), i), van Richtlijn 2008/68/EG.

RO-bi-CH-1

Betreft: vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: punten 2, 4.1.10, 5.2 en 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, gecombineerde verpakking, markering en etikettering, documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: de regels hebben onder meer betrekking op de vereenvoudigde classificatie van huishoudelijk afval dat (huishoudelijke) gevaarlijke goederen bevat door een deskundige die erkend is door de bevoegde autoriteit, op het gebruik van aangepaste houders en op bestuurdersopleidingen. Huishoudelijk afval dat niet door de deskundige kan worden geclassificeerd, mag in kleine hoeveelheden, die per pakket en per vervoerseenheid zijn geïdentificeerd, worden vervoerd naar een behandelingsinstallatie.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.11, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: deze regels mogen alleen worden toegepast op het vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat tussen openbare behandelingsvestigingen en afvalverwijderingsinstallaties.

Vervaldatum: 1 januari 2029.

RO-bi-CH-2

Betreft: terugvervoer van vuurwerk.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: punten 2.1.2 en 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie en documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: om het terugvervoer van vuurwerk met UN-nummers 0335, 0336 en 0337 van detailhandelaars naar leveranciers te vergemakkelijken, is voorzien in vrijstellingen van de vermelding van het nettogewicht en de productclassificatie in het vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.12, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: een gedetailleerde controle van de exacte inhoud van elk niet-verkocht product in elke verpakking is praktisch onmogelijk voor producten die voor de detailhandel zijn bestemd.

Vervaldatum: 1 januari 2029.

RO-bi-CH-3

Betreft: ADR-opleidingscertificaat voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren, herstellingen uit te voeren, tankvoertuigen en tanks te inspecteren, en reizen met tankvoertuigen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van het voertuig in kwestie.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: punt 8.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bestuurders moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: ADR-opleiding en certificaten zijn niet vereist voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren of voor testritten na herstellingen, voor reizen met tankvoertuigen teneinde het tankvoertuig/de tank te inspecteren en voor reizen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van tankvoertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 8.2.1, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: in sommige gevallen bevatten defecte voertuigen of voertuigen die worden hersteld en tankvoertuigen die worden voorbereid op een technische inspectie of worden gecontroleerd, op het ogenblik van de inspectie nog steeds gevaarlijke goederen.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 1 januari 2029.

2.    Spoorvervoer

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, punt a), van Richtlijn 2008/68/EG.

RA-a-CH-1

Betreft: vervoer van dieselbrandstof met UN-nummer 1202 in tankcontainers.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij de richtlijn: punt 6.8

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: regels met betrekking tot de constructie van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers voor werven die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, mogen worden gebruikt voor het vervoer van dieselbrandstof van UN-nummer 1202.

Referentie van de nationale wetgeving: bijlage 2.1 bij de verordening van 31 oktober 2012 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en kabelspoor (RSD; RS 742.412) en aanhangsel 1, hoofdstukken 1.6, 4.8 en 6.14, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2029.

RA-a-CH-2

Betreft: vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij de richtlijn: punt 5.4.1.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: het gebruik van een collectieve benaming in het vervoersdocument is toegestaan als bij dat vervoersdocument een lijst is gevoegd met de bovenvermelde informatie.

Referentie van de nationale wetgeving: bijlage 2.1 bij de verordening van 31 oktober 2012 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en kabelspoor (RSD; RS 742.412).

Vervaldatum: 1 januari 2029.

— 
Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1).

▼M11

Deel 4 – Toegangs- en transitorechten voor het spoor

— 
Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25).
— 
Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 70).
— 
Richtlijn 95/19/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 75).
— 
Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (“spoorwegveiligheidsrichtlijn”) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 (PB L 201 van 10.7.2014, blz. 9).
— 
Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/554 van de Commissie van 5 april 2019 (PB L 97 van 8.4.2019, blz. 1).
— 
Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie van 13 juni 2007 betreffende het gebruik van een gemeenschappelijk Europees formaat voor veiligheidscertificaten en aanvraagdocumenten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad en betreffende de geldigheid van overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad afgegeven veiligheidscertificaten (PB L 153 van 14.6.2007, blz. 9), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).
— 
Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30), zoals gewijzigd bij Besluit 2011/107/EU van de Commissie van 10 februari 2011 (PB L 43 van 17.2.2011, blz. 33).
— 
Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).
— 
Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking) (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/38/EU van de Commissie van 10 maart 2014 (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 20).
— 
Beschikking 2009/965/EG van de Commissie van 30 november 2009 betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2299 van de Commissie van 17 november 2015 (PB L 324 van 10.12.2015, blz. 15).
— 
Verordening (EU) nr. 36/2010 van de Commissie van 3 december 2009 inzake communautaire modellen voor vergunningen van machinisten, aanvullende bevoegdheidsbewijzen, gewaarmerkte afschriften van aanvullende bevoegdheidsbewijzen en aanvraagformulieren voor vergunningen van machinisten, in het kader van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 13 van 19.1.2010, blz. 1).
— 
Besluit 2010/713/EU van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).
— 
Verordening (EU) nr. 1158/2010 van de Commissie van 9 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen (PB L 326 van 10.12.2010, blz. 11).
— 
Verordening (EU) nr. 1169/2010 van de Commissie van 10 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen (PB L 327 van 11.12.2010, blz. 13).
— 
Verordening (EU) nr. 201/2011 van 1 maart 2011 betreffende het model voor de verklaring van overeenstemming met een goedgekeurd type spoorvoertuig (PB L 57 van 2.3.2011, blz. 8).
— 
Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 betreffende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).
— 
Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen ten dienste van passagiers van het trans-Europees spoorwegsysteem (PB L 123 van 12.5.2011, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/775 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 103).
— 
Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— 
Besluit 2011/765/EU van de Commissie van 22 november 2011 inzake criteria voor de erkenning van opleidingscentra voor treinbestuurders, inzake criteria voor de erkenning van examinatoren van treinbestuurders en inzake criteria voor de organisatie van examens overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 314 van 29.11.2011, blz. 36).
— 
Verordening (EU) nr. 1078/2012 van de Commissie van 16 november 2012 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor de controle die moet worden uitgevoerd door met onderhoud belaste entiteiten alsmede door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders nadat zij een veiligheidscertificaat of veiligheidsvergunning hebben ontvangen (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 8).
— 
Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel – goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1136 van de Commissie van 13 juli 2015 (PB L 185 van 14.7.2015, blz. 6).
— 
Verordening (EU) nr. 1299/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “infrastructuur” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— 
Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/772 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 1).
Het volgende nationale voorschrift als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité, is van toepassing in Zwitserland:
— 
CH-TSI PRM-001 (versie 2.0 van juni 2021): autonome toegang tot treinen
— 
Verordening (EU) nr. 1301/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “energie” van het spoorwegsysteem in de Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 179), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
De volgende specifieke gevallen als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— 
Permanent specifiek geval CH-TSI ENE-001: omgrenzingsprofiel pantograaf (4.2.10 (2) van de TSI)
Voor nieuwe, verbeterde of vernieuwde subsystemen energie op het interoperabele spoornetwerk van Zwitserland wordt het omgrenzingsprofiel van de pantograaf overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van de verordening inzake de spoorwegen van 15 december 1983 (DE-OCF), versie van 1.11.2020, ad art. 18, normaal spoor, DE 18, figuren, figuur 12, en ad art. 18/47, DE 18.2/47.2, referentieomtrek, ch 14, als volgt gespecificeerd:
— 
OCF S1: geometrie stroomafnemerkop type 1 450  mm met hoorns van isolerend materiaal;
— 
OCF S2: geometrie stroomafnemerkop type 1 450  mm of type 1 600  mm met hoorns van isolerend materiaal;
— 
OCF S3: geometrie stroomafnemerkop type 1 600  mm;
— 
OCF S4: geometrie stroomafnemerkop type 1 950  mm
Opmerking: Om op bestaande baanvakken te kunnen rijden, moet elektrisch rollend materieel zijn uitgerust met een pantograaf met een stroomafnemerkop die 1 450 mm breed is (met hoorns van isolerend materiaal) overeenkomstig figuur B.1 van EN 50367:2020.
— 
Permanent specifiek geval CH-TSI ENE-002: verklaring van gemiddelde nuttige spanning (punt 6.2.4.1 van de TSI)
Als alternatief voor de beoordeling van de gemiddelde nuttige spanning volgens ontwerpnorm EN 50388:xxxx, voorschrift 15.4, mag de prestatie van het elektriciteitsvoorzieningssysteem ook worden beoordeeld aan de hand van:
— 
een vergelijking met een referentie waarbij de oplossing voor de elektriciteitsvoorziening is gebruikt voor een vergelijkbare of een meer veeleisende dienstregeling. De volgende referentie-aspecten moeten vergelijkbaar of groter zijn:
— 
de afstand tot de voltage gestuurde geleider (frequentieomvormer);
— 
de impedantie van de bovenleiding.
— 
een ruwe schatting van de gemiddelde nuttige spanning voor eenvoudige gevallen die resulteert in een verhoogde extra capaciteit voor toekomstige verkeersbehoeften.
— 
Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 228), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
De volgende specifieke gevallen als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— 
Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-004: dwarskrachten (punt 4.2.3.4 van de TSI)
De maximaal toelaatbare dwarskrachten (som van de geleidingskrachten) per as worden aan de infrastructuurzijde begrensd door de weerstand van het spoor tegen de toegelaten dwarskrachten. Gezien het ontwerp van de bovenbouw van het spoor in Zwitserland moet een coëfficiënt α = k1 = 0,85 als voorgeschreven waarde worden gehanteerd voor de berekening van de maximaal toelaatbare dwarskrachten.
In uitzonderlijke gevallen kan een coëfficiënt α = k1 = 1,0 worden toegepast; in dat geval zijn bijzondere controles vereist.
De dynamische homologatieproeven moeten worden uitgevoerd op basis van de coëfficiënt α = k1 = 0,85.
— 
Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-005: verkantingstekort (punt 4.2.3.4.2 van de TSI LOC&PAS en punt 4.2.3.5 van de TSI WAG)
De toegestane rijsnelheid op het Zwitserse spoorwegnet wordt bepaald op basis van een verkantingstekort van 130 mm (goederentreinen) en 150 mm (passagierstreinen); die verkantingstekorten worden zonder verder onderzoek aanvaard. Met het oog op een veilige exploitatie is het daarom noodzakelijk te onderzoeken of voertuigen geschikt zijn voor die verkantingstekorten.
Voertuigen waarvan de geschiktheid voor dergelijke verkantingstekorten niet is onderzocht, mogen niet op het Zwitserse spoorwegnet rijden.
— 
Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-017: omgrenzingsprofiel: algemeen (punt 4.2.3.1 van de TSI LOC&PAS)
De compatibiliteit van de OCF-omgrenzingsprofielen met de internationale profielen van EN 15273-1:2013 is als volgt:
— 
Profiel G1: toelating zonder beperkingen;
— 
Profiel GA: toelating met beperkingen binnen het profiel OCF O1.De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de berekening van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O1 is compatibel met standaardladingen voor profiel GA, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— 
Profiel GB: toelating met beperkingen binnen het profiel OCF O2. De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de berekening van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O2 is compatibel met standaard ladingen voor profiel GB, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— 
Profiel GC: toelating met beperkingen binnen het profiel OCF O4.
Het infrastructuurprofiel (bovenste deel) voor alle typen omgrenzingsprofielen (bv. OCF O1, OCF O2 en OCF O4) wordt berekend overeenkomstig EN 15273-1:2013, bijlage C, C.2.1, tabel C1 (respectievelijk bijlage C, C.2.3, tabel C4), met inachtneming van de kinematische referentieprofielen en de bijbehorende berekeningsregels. In Zwitserland mogen de formules in EN 15273-3:2013, bijlage C, tabellen C.2 en C.3 (voor hoogten h > 3,250 m) niet worden gebruikt.
— 
Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-028: vrij ruimteprofiel, deuren (punt 4.2.3.1 van de TSI LOC&PAS)
Instapdeuren die voldoen aan de voorschriften van UIC-fiches 560, punten 1.1.4 t.e.m. 1.1.4.3, zijn toegestaan. In het algemeen zijn de volgende punten van toepassing:
De compatibiliteit van OCF-profielen met de internationale profielen van EN 15273-1:2013 is als volgt:
— 
Profiel G1 toelating zonder beperkingen;
— 
Profiel GA: toelating met beperkingen in het profiel OCF O1. De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de berekening van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O1 is compatibel met standaardladingen voor profiel GA, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— 
Profiel GB: toelating met beperkingen in het profiel OCF O2. De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de berekening van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O2 is compatibel met standaardladingen voor profiel GB, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— 
Profiel GC: toelating met beperkingen in het profiel OCF O4.
Het infrastructuurprofiel (bovenste deel) voor alle typen omgrenzingsprofielen (bv. OCF O1, OCF O2 en OCF O4) wordt berekend overeenkomstig EN 15273-1:2013, bijlage C, C.2.1, tabel C1 (respectievelijk bijlage C, C.2.3, tabel C4), met inachtneming van de kinematische referentieprofielen en de bijbehorende berekeningsregels. In Zwitserland mogen de formules in EN 15273-3:2013, bijlage C, tabellen C.2 en C.3 (voor hoogten h > 3,250 m) niet worden gebruikt.
De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— 
CH-TSI LOC&PAS-001 (versie 1.0 van juni 2015): breedte van de stroomafnemerkop;
— 
CH-TSI LOC&PAS-002 (versie 2.0 van juni 2021): scherpe wissels / rijtest op wissels;
— 
CH-TSI LOC&PAS-003 (versie 2.0 van juni 2021): kleine boogstraal r < 250 m;
— 
CH-TSI LOC&PAS-006 (versie 2.0 van juni 2021): homologatie van kantelbakvoertuigen overeenkomstig categorie N;
— 
CH-TSI LOC&PAS-007 (versie 2.0 van juni 2021): wielflenssmering;
— 
CH-TSI LOC&PAS-009 (versie 1.0 van juni 2015): uitlaatemissies van dieselmaterieel (dit voorschrift is mogelijk niet verenigbaar met Verordening (EU) 2016/1628 en moet voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-011 (versie 2.0 van juni 2021): beperking van het tractievermogen;
— 
CH-TSI LOC&PAS-012 (versie 1.0 van juli 2016): geleidingsvermogen;
— 
CH-TSI LOC&PAS-013 (versie 1.0 van juli 2016): interactie tussen stroomafnemer en rijdraad;
— 
CH-TSI LOC&PAS-014a (versie 2.0 van juni 2021): eigenschappen van het rollend materieel voor compatibiliteit met een treindetectiesysteem op basis van spoorstroomkringen;
— 
CH-TSI LOC&PAS-014b (versie 2.0 van juni 2021): vereiste eigenschappen van rollend materieel voor compatibiliteit met een treindetectiesysteem op basis van assentellers;
— 
CH-TSI LOC&PAS-019 (versie 2.0 van juni 2019): signaal “non leading input” voor het kopvoertuig (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-020 (versie 2.0 van juni 2019): signaal “sleeping input” bij de exploitatie van gekoppelde motorvoertuigen of stuurstandrijtuigen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-022 (versie 2.1 van juni 2021): resetten van de noodrem;
— 
CH-TSI LOC&PAS-025 (versie 2.0 van juni 2019): beveiliging van het systeem voor de ontkoppeling van de ETCS-treinapparatuur (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-026 (versie 2.0 van juni 2019): SIGNUM/ZUB niet toegestaan op voertuigen die zijn uitgerust met ERTMS/ETCS Baseline 3;
— 
CH-TSI LOC&PAS-027 (versie 2.0 van juni 2019): handmatige radiobesturing tijdens het rangeren (rangeermodus) (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-030 (versie 2.0 van juni 2021): gebruik van remsystemen die niet op basis van adhesie werken;
— 
CH-TSI LOC&PAS-031 (versie 2.1 van november 2020): veilige tractieuitschakeling (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-035 (versie 2.1 van november 2020): toereikend remvermogen van de noodrem (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI LOC&PAS-036 (versie 2.0 van juni 2019): voertuigen met een stuurstand voor beide rijrichtingen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);

▼M13 —————

▼M11

— 
Verordening (EU) nr. 1303/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende “veiligheid in spoorwegtunnels” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 394), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— 
Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel – geluidsemissies”, tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).
— 
Verordening (EU) nr. 1305/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006 (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 438), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/778 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 356).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/171 van de Commissie van 4 februari 2015 betreffende bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 29 van 5.2.2015, blz. 3).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PB L 148 van 13.6.2015, blz. 17).
— 
Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44). In Zwitserland gelden alleen de volgende bepalingen: artikel 7 (leden 1 t.e.m. 3), artikelen 8 t.e.m. 10, artikelen 12, 15, 17, 21 (behalve lid 7), 22 t.e.m. 25, 27 t.e.m. 42, 44, 45 en 49, en de bijlagen II, III en IV.
— 
Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102). In Zwitserland gelden alleen de volgende bepalingen: artikelen 9, 10 (behalve lid 7), 13, 14 en 17 en bijlage III.
— 
Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen “besturing en seingeving” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 158 van 15.6.2016, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— 
CH-TSI CCS-003 (versie 2.0 van juni 2019): activering/deactivering van de transmissie van het pack 44 naar de ZUB / SIGNUM-systemen;
— 
CH-TSI CCS-006 (versie 2.1 van november 2020): verlies van het signaal “non leading permitted” in de bedrijfsmodus “non leading” (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI CCS-007 (versie 3.0 van november 2020): regel inzake de remcurves voor ERTMS/ETCS Baseline 2;
— 
CH-TSI CCS-008 (versie 3.0 van juni 2021): minimale uitvoering van wijzigingsverzoeken;
— 
CH-TSI CCS-011 (versie 2.0 van juni 2019): Euroloopfunctie;
— 
CH-TSI CCS-015 (versie 2.0 van juni 2019): gelijktijdig beheer van twee GSM-R-datakanalen;
— 
CH-TSI CCS-016 (versie 3.0 van juni 2021): gebruik van landspecifieke parameters en functies;
— 
CH-TSI CCS-018 (versie 2.0 van juni 2019): verbod op de STM/NTC-niveaus voor ZUB/SIGNUM;
— 
CH-TSI CCS-019 (versie 3.0 van november 2020): automatische verwerving en weergave van treingegevens (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI CCS-022 (versie 2.0 van juni 2019): achteruit rijden in bedrijfsmodus “unfitted”;
— 
CH-TSI CCS-023 (versie 2.0 van juni 2019): weergave van tekstberichten;
— 
CH-TSI CCS-024 (versie 3.0 van juni 2021): flexibele gegevensinvoer;
— 
CH-TSI CCS-026 (versie 2.1 van november 2020): onlinemonitoring van de spooruitrusting vanuit het voertuig (regel die mogelijkerwijs onverenigbaar met Verordening (EU) nr. 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI CCS-032 (versie 2.1 van november 2020): initiële invoer van het treinnummer voor de ETCS-treinapparatuur en de GSM-R-CabRadio (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI CCS-033 (versie 1.1 van november 2020): functionaliteit GSM-R Voice (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-TSI CCS-034 (versie 1.0 van juni 2019): bedrijfsmodus “non leading”;

▼M13 —————

▼M11

— 
CH-TSI CCS-038 (versie 1.1 van november 2020): waarschuwing dat het betrouwbaarheidsinterval van de odometrie aanzienlijk is toegenomen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— 
CH-CSM-RA-001 (versie 1.0 van juni 2019): model van het veiligheidsdossier voor de aanvraag van een ETCS-homologatie in Zwitserland (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M13  31 december 2023 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);

▼M13 —————

▼M11

— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).
— 
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/761 van de Commissie van 16 februari 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden voor toezicht door nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een uniek veiligheidscertificaat of een veiligheidsvergunning overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2012 (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 16).
— 
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 van de Commissie van 8 maart 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden inzake de eisen voor veiligheidsbeheersystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1158/2010 en (EU) nr. 1169/2010 (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 26).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/763 van de Commissie van 9 april 2018 tot vaststelling van praktische regelingen voor de afgifte van unieke veiligheidscertificaten aan spoorwegondernemingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 49).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/250 van 12 februari 2019 van de Commissie inzake de modellen voor EG-verklaringen en certificaten voor interoperabiliteitsonderdelen en -subsystemen, het model voor de verklaring van conformiteit met een vergund voertuigtype en de EG-keuringsprocedures voor subsystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 201/2011 van de Commissie (PB L 42 van 13.2.2019, blz. 9).
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem “exploitatie en verkeersleiding” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Besluit 2012/757/EU van de Commissie (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).
De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— 
CH-TSI OPE-006 (versie 1.0 van juli 2020): spoorwegexploitatie: communicatieconcepten;
— 
CH-TSI OPE-007 (versie 1.0 van juli 2020): processen voor de exploitatie van spoorlijnen, zonder grondslag in de TSI OPE;
— 
CH-TSI OPE-008 (versie 1.0 van juli 2020): verordeningen die uitsluitend betrekking hebben op infrastructuurbeheerders of die uitsluitend betrekking hebben op de ETF.
— 
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties voor het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312).
— 
Aanbeveling van de Commissie (EU) 2019/780 van 16 mei 2019 over de praktische regelingen voor de afgifte van veiligheidsvergunningen aan infrastructuurbeheerders (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 390).

Deel 5 – Andere gebieden

— 
Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19).
— 
Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 39).
— 
Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 59).
— 
Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

▼B

BIJLAGE 2

WIJZE VAN TOEPASSING VAN DE IN ARTIKEL 8 VOORGESCHREVEN HEFFINGEN

1. De Zwitserse heffing voor voertuigen met de in artikel 8, lid 2, bedoelde vergunning en een totaal effectief gewicht in beladen toestand van meer dan 28 t bedraagt ten hoogste:

— 
180 CHF voor een transitorit door Zwitserland,
— 
70 CHF voor een retourrit in het bilaterale verkeer vanuit of naar Zwitserland.

2. De maximale Zwitserse heffing voor voertuigen met de in artikel 8, lid 3, bedoelde vergunning, met een totaal effectief gewicht in beladen toestand van meer dan 34 t maar minder dan 40 t bedraagt voor een afstand van 300 km door het Alpengebied respectievelijk 252 CHF voor een voertuig dat niet aan de EURO-normen voldoet, 211 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-I-norm voldoet, en 178 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-II-norm voldoet. De heffing wordt toegepast op de wijze van artikel 40.

3. De maximale Zwitserse heffing voor voertuigen met de in artikel 8, lid 4, bedoelde vergunning en een totaal effectief gewicht in beladen toestand van meer dan 34 t maar minder dan 40 t bedraagt voor een afstand van 300 km door het Alpengebied respectievelijk 300 CHF voor een voertuig dat niet aan de EURO-normen voldoet, 240 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-I-norm voldoet, en 210 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-II-norm voldoet. De heffing wordt toegepast op de wijze van artikel 40.

▼M5

BIJLAGE 3

EUROPESE GEMEENSCHAP

(a)   (Kleur: pantone lichtblauw 290, of pantone lichtblauw dat daar zo sterk mogelijk op gelijkt, formaat DIN A4 cellulosepapier, 100 g/m2 of meer)

(Eerste blad van de vergunning)

(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft)



Kenteken van de lidstaat (1) die de vergunning afgeeft

 

Benaming van de bevoegde autoriteit of instantie

(1)   

De kentekens van de lidstaten zijn: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (HR) Kroatië, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk.

VERGUNNING Nr. …

of

VOOR EENSLUIDEND GEWAARMERKT AFSCHRIFT Nr. …

voor het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden

Deze vergunning machtigt ( 1 ) …

tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, en volgens de algemene voorwaarden van deze vergunning.



Bijzondere opmerkingen: …

Deze vergunning is geldig van …

tot …

Afgegeven te …

op …

… (1)

(1)   

Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.

(b)   (Tweede blad van de vergunning)

(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft)

ALGEMENE BEPALINGEN

Deze vergunning is afgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1072/2009.

Zij machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, en eventueel op de in deze vergunning gestelde voorwaarden, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden:

— 
waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst in twee verschillende lidstaten zijn gelegen, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen,
— 
van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via één of meer lidstaten of derde landen,
— 
tussen derde landen met doorvoer via het grondgebied van een of meer lidstaten,

alsmede lege ritten in verband met dit vervoer.

In geval van vervoer van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, is deze vergunning geldig voor het op het grondgebied van de Gemeenschap afgelegde traject. Zij is pas geldig in de lidstaat waar wordt geladen en gelost zodra de daartoe vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1072/2009 is gesloten.

De vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.

Zij kan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van afgifte worden ingetrokken wanneer de houder met name:

— 
niet aan alle voorwaarden heeft voldaan waaraan het gebruik van de vergunning was onderworpen,
— 
onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of verlenging van de vergunning.

Het origineel van de vergunning moet door de vervoeronderneming worden bewaard.

Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden ( 2 ). In het geval van een samenstel van voertuigen moet zij het trekkende voertuig vergezellen. Zij geldt voor het samenstel van voertuigen, ook wanneer de aanhanger of oplegger niet op naam van de houder van de vergunning is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer of wanneer deze is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer in een andere staat.

De vergunning moet op verzoek van de met controle belaste beambten worden getoond.

De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.

BIJLAGE 4

SOORTEN VERVOER EN LEGE RITTEN IN HET KADER VAN DERGELIJK VERVOER DIE ZIJN VRIJGESTELD VAN ELKE COMMUNAUTAIRE VERGUNNINGENREGELING EN VAN ALLE VERVOERVERGUNNINGEN

1. Postvervoer in het kader van een universele dienst.

2. Vervoer van beschadigde of defecte voertuigen.

3. Goederenvervoer met motorvoertuigen waarvan de toegestane massa in beladen toestand, met inbegrip van die van de aanhangwagen(s), niet meer dan 3,5 t bedraagt.

4. Goederenvervoer met motorvoertuigen voor zover aan de volgende eisen wordt voldaan:

a) 

de vervoerde goederen zijn eigendom van de onderneming of zijn door haar verkocht of gekocht, verhuurd of gehuurd, geproduceerd, gedolven, bewerkt of hersteld;

b) 

het doel van het vervoer is de goederen naar de onderneming te brengen of deze vanuit de onderneming te verzenden, ofwel deze te verplaatsen binnen de onderneming of voor eigen behoeften buiten de onderneming;

c) 

de voor dit vervoer gebruikte motorvoertuigen worden bestuurd door personeel dat in dienst is of ter beschikking gesteld is van de onderneming krachtens een contractuele verplichting;

d) 

de voertuigen die de goederen vervoeren, zijn eigendom van de onderneming, door haar op krediet gekocht of door haar gehuurd, in het laatste geval mits zij voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

Deze bepaling is niet van toepassing bij gebruik van een reservevoertuig bij een kortdurend defect aan het normaal gebruikte voertuig;

e) 

het vervoer mag slechts een secundaire bedrijvigheid zijn in het kader van de algemene werkzaamheden van de onderneming.

5. Vervoer van geneesmiddelen, medische apparaten en uitrusting, alsmede van andere artikelen die nodig zijn voor eerstehulpverlening, met name in geval van natuurrampen.

▼B

BIJLAGE 5

LIJST VAN BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET GOEDERENVERVOER IN DRIEHOEKSVERKEER IN DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN HET WEGVERKEER TUSSEN ZWITSERLAND EN VERSCHILLENDE LIDSTATEN VAN DE GEMEENSCHAP



Land

Overeenkomst getekend op

In werking getreden op

Voorwaarden

Duitsland

17.12.1953

1.2.1954

artikel 7

volgens nationaal recht: eigenlijk driehoekverkeer toegestaan; oneigenlijk driehoeksverkeer verboden.

Oostenrijk

22.10.1958

4.4.1959

artikel 8

Ondernemers die gerechtigd zijn goederenvervoer te verrichten mogen, met voertuigen die in één van de overeenkomstsluitende staten geregistreerd zijn:

a)  goederen die één van die staten als bestemming of herkomst hebben vervoeren.

Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan; Oneigenlijk driehoeksverkeer verboden.

België

25.2.1975

24.7.1975

artikel 4, punt. 1, onder b)

Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan; Oneigenlijk driehoeksverkeer verboden.

Denemarken

27.8.1981

25.3.1982

artikel 4, punt 2

Voor vervoer vanuit een derde land naar de andere overeenkomstsluitende partij of vanuit de andere overeenkomstsluitende partij naar een derde land is een voor ieder geval afzonderlijk door de andere overeenkomstsluitende partij afgegeven vergunning vereist.

Spanje

23.1.1963

21.8.1963

Protocol van 29 oktober 1971:

Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan; Oneigenlijk driehoeksverkeer verboden.

Finland

16.1.1980

28.5.1981

artikel 6, punt 2 + Verslag van de vergadering van de gemengde Zwitsers-Finse Commissie van 23 en 24 mei 1989 ad punt 2.2: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer toegestaan met vergunning.

Frankrijk

20.11.1951

1.4.1952

Volgens nationaal recht.

Zwitserse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer in Frankrijk verboden.

Franse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer in Zwitserland verboden.

Griekenland

8.8.1970

6.9.1971

artikel 3 + Verslag van de vergadering van de gemengde Zwitsers-Griekse Commissie van 11-13 december 1972 = eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer toegestaan (met speciale gecontingenteerde vergunningen).

Italië

Verslag van de gemengde Zwitsers-Italiaanse Commissie van 14 juni 1993

Zwitserse vervoerders: gecontingenteerde vergunningen voor het eigenlijk driehoeksverkeer. Het oneigenlijk driehoeksverkeer is verboden.

Italiaanse vervoerders: eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan zonder vergunning. Gecontingenteerde vergunningen voor het oneigenlijk driehoeksverkeer.

Ierland

Volgens nationaal recht.

Zwitserse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer verboden, behalve met door de Ierse autoriteiten afgegeven vergunning.

Ierse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer met Zwitserland toegestaan.

Luxemburg

17.5.1972

1.6.1972

De overeenkomst is niet van toepassing op personenvervoer. Voor het goederenvervoer is geen enkele regeling overeengekomen. Driehoeksverkeer volgens het nationaal recht toegestaan. (Toepassing van het wederkerigheidsbeginsel). Eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer toegestaan.

Nederland

20.5.1952

15.6.1952

De overeenkomst is niet van toepassing op personenvervoer. Voor het goederen vervoer is geen enkele regeling overeengekomen. Driehoeksverkeer is volgens nationaal recht toegestaan. (Toepassing van het wederkerigheidsbeginsel). Eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer is toegestaan.

Portugal

28.6.1973

1.1.1974

Eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer is geliberaliseerd krachtens het door de gemengde Zwitsers-Portugese Commissie op de vergadering van 6 juni genomen besluit.

Verenigd Koninkrijk

20.12.1974

21.11.1975

artikel 3, onder b)

Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan. Oneigenlijk driehoeksverkeer verboden.

Zweden

12.12.1973

22.4.1974

artikel 4, punten 1 en 2

Driehoeksverkeer toegestaan met speciale gecontingenteerde vergunning.

Eigenlijk driehoeksverkeer: wanneer het voertuig langs de normale route door het land rijdt waar het geregistreerd staat. Bijvoorbeeld een Zwitsers voertuig verricht vervoer van Duitsland naar Italië in doorvoer door Zwitserland.

Oneigenlijk driehoeksverkeer: wanneer een voertuig niet door het land rijdt waar het geregistreerd staat. Bijvoorbeeld een Zwitsers voertuig verricht vervoer van Duitsland naar Italië in doorvoer door Oostenrijk.

BIJLAGE 6

VRIJSTELLINGEN VAN DE GEWICHTSBEPERKING EN HET VERBOD OM 'S NACHTS EN 'S ZONDAGS TE RIJDEN

I.   Vrijstelling van de gewichtsbeperking tot 31 december 2004

Voor ritten afkomstig uit het buitenland met als bestemming de Zwitserse grenszone ( 4 ) (en omgekeerd) worden, zonder leges, uitzonderingen toegestaan voor om het even welke goederen tot een totaalgewicht van 40 ton en voor het vervoer van 40-voets ISO-containers in het gecombineerd vervoer tot ten hoogste 44 ton. Sommige douanekantoren passen om wegenbouwtechnische redenen lagere gewichten toe.

II.   Andere vrijstellingen van de gewichtsbeperking

Voor ritten afkomstig uit het buitenland met als bestemming een plaats buiten de Zwitserse grenszone ( 5 ) (en omgekeerd) en het transitovervoer door Zwitserland mag een totaal effectief gewicht in belaste toestand dat het in Zwitserland toegestane maximale gewicht overschrijdt wat het niet in artikel 8 bedoelde vervoer worden toegestaan voor:

a) 

het vervoer van ondeelbare goederen wanneer, zelfs indien een aangepast voertuig wordt gebruikt, de voorschriften niet kunnen worden nageleefd;

b) 

de overbrenging of het gebruik van speciale voertuigen, met name voertuigen gebruikt bij de uitvoering van werken, die vanwege het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, niet kunnen worden aangepast aan de voorschriften met betrekking tot het gewicht;

c) 

het vervoer, in spoedgevallen, van beschadigde of defecte voertuigen;

d) 

het vervoer van producten bestemd voor de bevoorrading van vliegtuigen (catering);

e) 

het voor- en natransport over de weg bij gecombineerd vervoer, in de regel binnen een straal van 30 km vanaf de terminal.

III.   Vrijstelling van het verbod om 's nachts en 's zondags te rijden

Het verbod om 's nachts en 's zondags te rijden geldt niet in de volgende gevallen:

a) 

zonder speciale vergunning

— 
ritten in het kader van de eerstehulpverlening bij rampen;
— 
ritten in het kader van de eerstehulpverlening bij bedrijfsongevallen, met name in de openbaar vervoersondernemingen en in het luchtverkeer;
b) 

met speciale vergunning

Vervoer van goederen die, vanwege hun aard, nachtritten en, om werkelijk gegronde redenen, zondagsritten rechtvaardigen:

— 
bederfelijke landbouwproducten (bijvoorbeeld bessen, groenten of fruit, planten (snijbloemen inbegrepen) of vers geperste vruchtensappen) gedurende het gehele kalenderjaar;
— 
slachtvarkens en -pluimvee;
— 
verse melk en bederfelijke zuivelproducten;
— 
circusmaterieel, muziekinstrumenten van orkesten, theaterdecors enz.;
— 
dagbladen met een redactioneel gedeelte en postzendingen in het kader van de wettelijk verplichte dienstverlening.

Ten einde de procedures voor de toekenning van vergunningen te vergemakkelijken, mogen vergunningen worden afgegeven die tot twaalf maanden geldig zijn voor om het even welk aantal ritten, voorzover al deze ritten van dezelfde aard zijn.

▼M5

BIJLAGE 7

INTERNATIONAAL PERSONENVERVOER MET TOURINGCARS EN AUTOBUSSEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende definities:

1.    Geregeld vervoer

1.1.

Geregeld vervoer is vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.

Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.

1.2.

Tevens wordt als geregeld vervoer beschouwd, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, voor zover dat vervoer op de in punt 1.1 bepaalde wijze geschiedt. Dergelijk vervoer wordt „bijzondere vorm van geregeld vervoer” genoemd.

De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:

a) 

vervoer van werknemers van en naar het werk;

b) 

vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen.

Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.

1.3.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer met dezelfde clientèle als bij het bestaande geregelde vervoer, het doorrijden op bepaalde stopplaatsen of het inlassen van extra stopplaatsen in het bestaande geregelde vervoer gelden dezelfde regels als die voor dat geregeld vervoer.

2.    Ongeregeld vervoer

2.1.

Ongeregeld vervoer is vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het transport van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde clientèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van afdeling I.

2.2.

Het ongeregelde karakter van het in punt 2 bedoelde vervoer gaat niet verloren doordat het met een zekere regelmaat geschiedt.

2.3.

Ongeregeld vervoer kan worden geëxploiteerd door een groep vervoerders die voor rekening van dezelfde opdrachtgever werken.

De namen van deze vervoerders en, waar van toepassing, de overstapplaatsen onderweg, worden meegedeeld aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland volgens een regeling die het Gemengd Comité vaststelt.

3.    Vervoer voor eigen rekening

Vervoer voor eigen rekening is vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, met dien verstande:

— 
dat de vervoersactiviteit voor de natuurlijke of rechtspersoon slechts een bijkomende activiteit vormt,
— 
dat de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door hem op afbetaling zijn aangekocht dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij worden bestuurd door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf of door personeel dat in dienst is van de onderneming of krachtens een contractuele verbintenis ter beschikking van de onderneming is gesteld.



Afdeling I

AAN EEN VERGUNNING ONDERWORPEN GEREGELD VERVOER

Artikel 2

Aard van de vergunning

1.  
Vergunningen worden gesteld op naam van de vervoerder; zij mogen door hem niet aan derden worden overgedragen. De vervoerder die de vergunning heeft gekregen mag evenwel, met instemming van de instantie bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze bijlage het vervoer door een onderaannemer laten verrichten. In dat geval moet de naam en de hoedanigheid van de onderaannemer op de vergunning worden vermeld. De onderaannemer moet voldoen aan de in artikel 17 van de overeenkomst vermelde voorwaarden.

In het geval van een associatie van ondernemingen voor de exploitatie van geregeld vervoer wordt de vergunning gesteld op naam van alle ondernemingen. Zij wordt afgegeven aan de ondernemer die het vervoer beheert; de overige ondernemingen ontvangen een kopie. Op de vergunning worden de namen van alle exploitanten vermeld.

2.  
De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt maximaal vijf jaar.
3.  

In de vergunning worden vermeld:

a) 

het soort vervoer;

b) 

de reisweg, in het bijzonder het punt van vertrek en van bestemming;

c) 

de geldigheidsduur van de vergunning;

d) 

de stopplaatsen en de dienstregeling.

4.  
De vergunning moet conform het model van Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie ( 6 ) zijn.
5.  
De vergunningen geven de houder(s) het recht om op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geregeld vervoer te verrichten.
6.  
De exploitant van geregeld vervoer mag extra voertuigen gebruiken om het hoofd te bieden aan tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden.

In dat geval moet de vervoerder ervoor zorgen dat de volgende documenten zich in het voertuig bevinden:

— 
een afschrift van de vergunning voor geregeld vervoer,
— 
een afschrift van de overeenkomst tussen de exploitant van het geregelde vervoer en het bedrijf dat de extra voertuigen ter beschikking stelt, of een daaraan gelijkwaardig document,
— 
een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van een soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders die aan de exploitant die de extra voertuigen voor de dienst ter beschikking stelt, is afgegeven.

Artikel 3

Indiening van de vergunningaanvragen

1.  
Vervoersondernemers van de Europese Unie dienen hun vergunningaanvragen in overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) en Zwitserse vervoersondernemers dienen hun vergunningsaanvragen in overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3 van de verordening van 4 november 2009 inzake personenvervoer (ordonnance sur le transport de voyageurs of OTV) ( 8 ). Voor diensten waarvoor in Zwitserland niet, maar in de Europese Unie wel een vergunning vereist is, worden de vergunningaanvragen door Zwitserse vervoerondernemers bij de Zwitserse bevoegde instanties ingediend, indien het punt van vertrek zich in Zwitserland bevindt.
2.  
De aanvragen moeten conform het model van Verordening (EU) nr. 361/2014 zijn.
3.  
De aanvrager van de vergunning verstrekt, ter ondersteuning van zijn vergunningsaanvraag, alle aanvullende inlichtingen die hij dienstig acht of die hem door de instantie van afgifte worden gevraagd, met name een rijschema aan de hand waarvan de toepassing van de regelgeving inzake rij- en rusttijden kan worden gecontroleerd, alsmede een afschrift van de aan de exploitant van het geregeld vervoer afgegeven communautaire vergunning voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van een soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.

Artikel 4

Vergunningsprocedure

1.  
De vergunning wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet. De instantie van afgifte doet hun, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten van de Europese Unie over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, samen met haar beoordeling, een afschrift van de aanvraag en van alle andere dienstige documenten toekomen.
2.  
De bevoegde instanties van Zwitserland en de lidstaten van de Europese Unie waaraan om instemming is gevraagd, geven de instantie van afgifte binnen twee maanden uitsluitsel. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om instemming is ontvangen, welke wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de instantie van afgifte binnen deze termijn geen antwoord ontvangt, worden de geraadpleegde instanties geacht hun instemming te hebben gegeven en verleent de instantie van afgifte de vergunning. Een negatieve beslissing van de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen waaraan instemming is gevraagd, wordt naar behoren gemotiveerd.
3.  
Onverminderd de leden 7 en 8 neemt de instantie van afgifte een besluit binnen vier maanden na de datum van indiening van de vergunningaanvraag door de vervoerder.
4.  

De vergunning wordt verleend tenzij:

a) 

de aanvrager niet in staat is het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, te verrichten met het materieel waarover hij rechtstreeks beschikt;

b) 

de aanvrager in het verleden niet heeft voldaan aan de nationale of internationale regels inzake het wegvervoer, meer bepaald aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer, of ernstige inbreuken heeft gepleegd op de regels inzake het wegvervoer, met name ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders;

c) 

in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning, de voorwaarden voor de vergunning niet zijn vervuld;

d) 

de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij, op basis van een grondig onderzoek, besluit dat de betrokken dienst, op de betrokken rechtstreekse trajecten, de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst waarop een of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in overeenstemming zijn met de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij, ernstig in het gedrang kan brengen. In dat geval stelt die bevoegde instantie niet-discriminerende criteria vast aan de hand waarvan kan worden bepaald of het vervoer waarvoor een aanvraag is ingediend, de levensvatbaarheid van bovengenoemd vergelijkbaar vervoer ernstig in het gedrang zou brengen, en brengt hij die criteria op verzoek ter kennis van het Gemengd Comité;

e) 

de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij op grond van een gedetailleerde analyse besluit dat het hoofddoel van de vervoerdienst er niet in bestaat passagiers tussen haltes in verschillende overeenkomstsluitende partijen te vervoeren.

In de gevallen waarin een bestaande internationale vervoerdienst met touringcars en met autobussen de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst waarop één of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in overeenstemming zijn met de wetgeving van een overeenkomstsluitende partij, op de betrokken rechtstreekse trajecten ernstig in het gedrang brengt om uitzonderlijke redenen die op het moment van de verlening van de vergunning niet konden worden voorzien, kan de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij, met instemming van het Gemengd Comité, zes maanden na kennisgeving daarvan aan de vervoerder de vergunning voor internationaal vervoer met touringcars en autobussen schorsen of intrekken.

Het feit dat een vervoerder lagere prijzen biedt dan andere ondernemingen voor vervoer over de weg, of dat de verbinding in kwestie reeds door andere ondernemingen voor vervoer over de weg wordt geëxploiteerd, kan op zich geen rechtvaardiging vormen voor afwijzing van de aanvraag.

5.  
De instantie van afgifte mag de aanvraag slechts op met deze overeenkomst verenigbare gronden afwijzen.
6.  
Indien geen instemming kan worden bereikt als bedoeld in lid 1, kan de zaak bij het Gemengd Comité aanhangig worden gemaakt.
7.  
Het Gemengd Comité neemt zo spoedig mogelijk een besluit, dat binnen dertig dagen na kennisgeving aan Zwitserland en de betrokken lidstaten van de Europese Unie van toepassing wordt.
8.  
Nadat de in dit artikel vastgestelde procedure is afgewikkeld, stelt de instantie van afgifte alle in lid 1 bedoelde instanties in kennis van haar besluit en doet zij hun in voorkomend geval een afschrift van de vergunning toekomen.

Artikel 5

Afgifte en verlenging van de vergunning

1.  
Zodra de procedure van artikel 4 van deze bijlage is afgewikkeld, wordt door de instantie van afgifte een vergunning afgegeven of wordt de vergunning formeel geweigerd.
2.  
Besluiten waarbij een vergunning wordt geweigerd, moeten met redenen worden omkleed. De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de vervoerders de mogelijkheid krijgen om tegen een weigering in beroep te gaan.
3.  
Artikel 4 van deze bijlage is van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor de verlenging van een vergunning of voor de wijziging van de voorwaarden van het aan vergunning onderworpen vervoer.

In geval van minder belangrijke wijzigingen van de exploitatievoorwaarden, zoals aanpassingen van de tarieven en dienstregelingen, volstaat het dat de instantie van afgifte de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij in kennis stelt van deze wijzigingen.

Artikel 6

Verval van een vergunning

De bij het vervallen van een vergunning te volgen procedure is conform de bepalingen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1073/2009 en artikel 46 van de OTV.

Artikel 7

Verplichtingen van de vervoerders

1.  
De exploitant van geregeld vervoer moet, behalve in geval van overmacht, tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning, alle maatregelen nemen om een vervoerdienst te garanderen die voldoet aan de normen op het vlak van continuïteit, regelmaat en capaciteit alsook aan de overige door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 2, lid 3, van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.
2.  
De vervoerder zorgt ervoor dat de reisweg, de stopplaatsen, de dienstregeling, de tarieven en de overige vervoersvoorwaarden door alle gebruikers gemakkelijk kunnen worden geraadpleegd.
3.  
Zwitserland en de betrokken lidstaten van de Europese Unie hebben de bevoegdheid om, in onderling overleg en in overleg met de houder van de vergunning, in de exploitatievoorwaarden van een geregelde vervoerdienst wijzigingen aan te brengen.



Afdeling II

ONGEREGELD VERVOER EN ANDER VERVOER WAARVOOR GEEN VERGUNNING IS VEREIST

Artikel 8

Controleformulier

1.  
Bij het vervoer als bedoeld in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst is steeds een controleformulier (reisblad) vereist.
2.  
Een vervoerder die ongeregeld vervoer verricht, dient vóór de aanvang van iedere reis het reisblad in te vullen.
3.  
Reisbladboekjes worden afgegeven door de bevoegde instanties van Zwitserland en van de lidstaat van de Europese Unie waar de vervoerder is gevestigd, of door de door hen aangewezen organen.
4.  
Het model van het controleformulier en de wijze waarop het dient te worden gebruikt, zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 361/2014.
5.  
In het geval van het in artikel 18, lid 2, van de overeenkomst bedoeld vervoer dient het contract of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan als controledocument.

Artikel 9

Attest

Het in artikel 18, lid 6, van de overeenkomst voorgeschreven attest wordt afgegeven door de bevoegde instantie van Zwitserland of de lidstaat van de Europese Unie waar het voertuig is geregistreerd.

Het is conform het bij Verordening (EU) nr. 361/2014 vastgestelde model.



Afdeling III

CONTROLE EN SANCTIES

Artikel 10

Reisdocumenten

1.  

Vervoerders die geregeld vervoer verrichten, met uitzondering van een bijzondere vorm van geregeld vervoer, moeten persoonlijke of collectieve reisdocumenten afgeven waarin de volgende gegevens worden vermeld:

— 
het punt van vertrek en bestemming en eventueel de terugreis,
— 
de geldigheidsduur van het document,
— 
het tarief van het vervoer.
2.  
De in lid 1 bedoelde reisdocumenten moeten op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.

Artikel 11

Controle op de weg en in de ondernemingen

1.  
In het geval van vervoer voor rekening van derden moet een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie en van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders, alsmede, naargelang van de aard van het vervoer, de vervoersvergunning (dan wel een eensluidend afschrift daarvan) of het reisblad in het voertuig aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.

In het geval van vervoer voor eigen rekening moet het attest (of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan) zich aan boord van het voertuig bevinden en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.

2.  
Vervoerders die internationaal personenvervoer verrichten met touringcars en autobussen, staan toe dat het correct verrichten van het vervoer wordt gecontroleerd, met name ten aanzien van de rij- en rusttijden.

Artikel 12

Onderlinge bijstand en sancties

1.  
De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand met het oog op de toepassing van en het toezicht op de bepalingen van deze bijlage. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 ( 9 ) opgerichte nationale contactpunten.
2.  

De communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders wordt ingetrokken door de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen wanneer de houder:

a) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 17, lid 1, van de overeenkomst, of

b) 

onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.

3.  
De instantie van afgifte trekt een vergunning in wanneer de houder niet meer voldoet aan de voorwaarden die bepalend waren voor de afgifte van de vergunning op grond van deze overeenkomst, en met name wanneer de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, daarom verzoeken. Zij stelt de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij hiervan onmiddellijk in kennis.
4.  
In geval van ernstige inbreuk op de regelgeving inzake vervoer en verkeersveiligheid, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 1, punt 2.1, kunnen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd, is gevestigd, met name overgaan tot intrekking van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders of tot tijdelijke en/of gedeeltelijke intrekking van de conforme afschriften van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.

Deze sancties worden bepaald naargelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders heeft gepleegd, en naargelang van het totale aantal conforme afschriften van de vergunning waarover hij voor het internationaal vervoer beschikt.

De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, delen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan de inbreuken zijn geconstateerd, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na hun definitieve besluit in de zaak mee of een van de bovenbedoelde sancties is opgelegd. Indien dergelijke sancties niet zijn opgelegd, wordt dit door de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, gemotiveerd.

5.  

Wanneer de bevoegde instanties van een overeenkomstsluitende partij kennis nemen van een ernstige inbreuk op de bepalingen van deze bijlage of op de wetgeving inzake vervoer over de weg die aan een niet-ingezeten vervoerder is toe te schrijven, geeft de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan de inbreuk is vastgesteld, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na het definitieve besluit ter zake, de volgende informatie door aan de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd:

a) 

een beschrijving van de inbreuk en de datum en het tijdstip waarop deze werd gepleegd;

b) 

de categorie, het type en de ernst van de inbreuk; en

c) 

de opgelegde sancties en de uitgevoerde sancties.

De bevoegde instanties van de ontvangende overeenkomstsluitende partij kunnen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, verzoeken overeenkomstig lid 4 bestuursrechtelijke sancties op te leggen.

6.  
De overeenkomstsluitende partijen waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeenkomstig dit artikel worden opgelegd.

Artikel 13

Opneming in het nationale elektronische register

De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat ernstige inbreuken op de wetgeving inzake vervoer over de weg, die toe te schrijven zijn aan op hun grondgebied gevestigde vervoerders en hebben geleid tot het opleggen van een sanctie door de bevoegde instanties van een lidstaat van de Europese Unie of van Zwitserland, alsook het feit dat de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders of het conforme afschrift van de communautaire vergunning of van de soortgelijke Zwitserse vergunning tijdelijk of definitief is ingetrokken, worden opgenomen in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen. De aantekeningen in het register die betrekking hebben op de tijdelijke of definitieve intrekking van een communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders, worden in de gegevensbank bewaard gedurende ten minste twee jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de intrekkingstermijn, bij een schorsing, of de datum van intrekking, bij definitieve intrekking.

▼B

BIJLAGE 8

LIJST VAN BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET GOEDERENVERVOER IN DRIEHOEKSVERKEER IN DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN DIE TUSSEN ZWITSERLAND EN VERSCHILLENDE LIDSTATEN VAN DE GEMEENSCHAP OP HET GEBIED VAN HET WEGVERKEER ZIJN GESLOTEN



Land

Overeenkomst getekend op

In werking getekend op

Voorwaarden

Duitsland

17.12.1953

1.2.1954

Artikel 4 en 5

— volgens nationaal recht

— inachtneming van de wederkerigheid

Oostenrijk

22.10.1958

4.4.1959

Artikel 6

— volgens nationaal recht

— inachtneming van de wederkerigheid

België

25.2.1975

24.7.1975

Artikel 3

— volgens nationaal recht

Denemarken

27.8.1981

25.3.1982

Artikel 3 en 5

— volgens nationaal recht

Spanje

23.1.1963

21.8.1963

Artikel 2 en 3

— uitdrukkelijke toestemming van de andere overeenkomstsluitende partij

— in onderlinge overeenstemming (wederkerigheid)

Finland

16.1.1980

28.5.1981

Artikel 3

— volgens nationaal recht

Frankrijk

20.11.1951

1.4.1952

Hoofdstuk II

— in onderlinge overeenstemming

— inachtneming van de wederkerigheid

Griekenland

8.8.1970

6.9.1971

Artikel 2

— in onderlinge overeenstemming (wederkerigheid)

Italië

volgens nationaal recht (geen bilaterale overeenkomst)

Ierland

volgens nationaal recht (geen bilaterale overeenkomst)

Luxemburg

17.5.1972

1.6.1972

Artikel 3

volgens nationaal recht

Nederland

20.5.1952

15.6.1952

Lid 2, punt 2

volgens nationaal recht

Portugal

28.6.1973

1.1.1974

Protocol bij de overeenkomst, punten. 5 en 6

— wederzijdse overeenstemming

— wederkerigheid

Verenigd Koninkrijk

20.12.1974

21.11.1975

volgens nationaal recht (de overeenkomst heeft geen betrekking op het goederenvervoer)

Zweden

12.12.1973

22.4.1974

Artikel 3

volgens nationaal recht

BIJLAGE 9

BETREFFENDE DE KWALITEIT VAN HET SPOORVERVOER EN HET GECOMBINEERD VERVOER

Indien Zwitserland zijn toevlucht wil nemen tot de in artikel 46 van de overeenkomst voorziene beschermende maatregelen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

1. 

De gemiddelde prijs van het spoorvervoer en het gecombineerd vervoer door Zwitserland ligt niet boven de kosten van een voertuig met een maximaal toegestaan gewicht van 40 t over een afstand van 300 km door het Alpengebied. Met name de gemiddelde prijs die wordt toegepast voor het begeleid gecombineerd vervoer („rollende weg”) ligt niet boven de kosten van de weg (tolheffingen en variabele kosten).

2. 

Zwitserland heeft maatregelen genomen om het concurrentievermogen van het goederenvervoer per spoor en het gecombineerd vervoer door Zwitserland te versterken.

3. 

De parameters waarmee het concurrentievermogen van het goederenvervoer per spoor en het gecombineerd vervoer wordt beoordeeld omvatten ten minste:

— 
de mate waarin dienstregelingen en snelheid zijn afgestemd op de behoeften van de gebruiker,
— 
de mate waarin verantwoordelijkheid wordt genomen voor de kwaliteit van de dienstverlening en deze wordt gewaarborgd,
— 
de mate waarin de beloften inzake de kwaliteit van de dienstverlening worden waargemaakt en de gebruikers worden vergoed in geval van niet-nakoming daarvan door de Zwitserse vervoersondernemers,
— 
boekingsvoorwaarden.

BIJLAGE 10

WIJZE VAN TOEPASSING VAN DE IN ARTIKEL 40 VOORGESCHREVEN HEFFINGEN

Behoudens het bepaalde in de leden 3b en 5 van artikel 40 worden de in artikel 40 voorgeschreven heffingen op de volgende wijze toegepast:

a) 

voor transporten door Zwitserland over afstanden van minder of meer dan 300 km worden de heffingen berekend op basis van de daadwerkelijk in Zwitserland afgelegde afstand,

b) 

de hoogte van een heffing hangt af van de gewichtsklasse van het voertuig.

SLOTAKTE



de gevolmachtigden

van de EUROPESE GEMEENSCHAP

en

van de ZWITSERSE BONDSSTAAT,

bijeengekomen te Luxemburg, de eenentwintigste juni negentienhonderd negenennegentig, voor de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg, hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen die aan deze slotakte zijn gehecht:



— 
Gemeenschappelijke verklaring met betrekking tot artikel 38, lid 6,
— 
Gemeenschappelijke verklaring over toekomstige verdere onderhandelingen.

Zij hebben tevens akte genomen van de volgende verklaringen die aan deze slotakte zijn gehecht:

— 
Verklaring van Zwitserland over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités en commissies,
— 
Verklaring van Zwitserland over de benutting van contingenten (40 T),
— 
Verklaring van de Europese Gemeenschap over de benutting van contingenten (40 T),
— 
Verklaring van Zwitserland over artikel 40, lid 4,
— 
Verklaring van Zwitserland over de vereenvoudiging van de douaneprocedures (artikel 43, lid 1).

Hecho en Luxemburgo, el ventiuno de junio de mil novecientos noventa y nueve.

Udfærdiget i Luxembourg den enogtyvende juni nitten hundrede og nioghalvfems.

Geschehen zu Luxemburg am einundzwanzigsten Juni neunzehnhundertneunundneunzig.

Έγινε στο Λουξεμβούργο, στις είκοσι μία Ιουνίου χίλια εννιακόσια ενενήντα εννέα.

Done at Luxembourg on the twenty-first day of June in the year one thousand nine hundred and ninety-nine.

Fait à Luxembourg, le vingt-et-un juin mil neuf cent quatre-vingt dix-neuf.

Fatto a Lussemburgo, addì ventuno giugno millenovecentonovantanove.

Gedaan te Luxemburg, de eenentwintigste juni negentienhonderd negenennegentig.

Feito em Luxemburgo, em vinte e um de Junho de mil novecentos e noventa e nove.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäensimmäisenä päivänä kesäkuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäyhdeksän.

Som skedde i Luxemburg den tjugoförsta juni nittonhundranittionio

Por la Comunidad Europea

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Voor de Europese Gemeenschap

Pela Comunidade Europeia

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

signatory

signatory

Por la Confederación Suiza

For Det Schweiziske Edsforbund

Für der Schweizerischen Eidgenossenschaft

Για την Ελβετική Συνομοσπονδία

For the Swiss Confederation

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Voor de Zwitserse Bondsstaat

Pela Confederação Suíça

Sveitsin valaliiton puolesta

På Schweiziska Edsförbundets vägnar

signatory

signatory

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING MET BETREKKING

tot artikel 38, lid 6

De overeenkomstsluitende partijen verklaren dat de bepalingen van artikel 38, lid 6, de toepassing, in het kader van het Zwitserse federale stelsel, van de federale financiële vereffeningsinstrumenten onverlet laten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

over toekomstige verdere onderhandelingen

De Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat verklaren voornemens te zijn onderhandelingen te openen over sluiting van overeenkomsten betreffende onderwerpen van gemeenschappelijk belang, zoals de herziening van Protocol nr. 2 bij de vrijhandelsovereenkomst van 1972 en de deelname van Zwitserland aan bepaalde communautaire programma's op het gebied van opleidingen, jeugdzaken, media, statistiek en milieu. De voorbereidingen voor die onderhandelingen moeten binnen korte tijd na de afronding van de thans lopende bilaterale onderhandelingen beginnen.

VERKLARING

over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités en commissies

De Raad komt overeen dat de vertegenwoordigers van Zwitserland, als waarnemers en voor de punten die hen betreffen, de vergaderingen van de volgende comités, commissies en groepen van deskundigen bijwonen:

— 
comités en commissies voor onderzoeksprogramma's, waaronder het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST);
— 
Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers;
— 
coördinatiegroep voor de wederzijdse erkenning van diploma's van het hoger onderwijs;
— 
raadgevende comités voor de luchtvaart en voor de toepassing van de mededingingsvoorschriften in het luchtvervoer.

De stemming in deze commissies en comités wordt door de vertegenwoordigers van Zwitserland niet bijgewoond.

In het geval van andere commissies en comités die onderwerpen behandelen waarop deze Overeenkomsten van toepassing zijn en op welk gebied Zwitserland ofwel de communautaire wetgeving heeft overgenomen of gelijkwaardige wetgeving toepast, raadpleegt de Commissie de deskundigen van Zwitserland overeenkomstig het bepaalde in artikel 100 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

VERKLARING VAN ZWITSERLAND

over de benutting van contingenten (40 T)

Zwitserland verklaart dat ten hoogste 50 % van de contingenten die in artikel 8 van de Overeenkomst zijn vastgesteld voor Zwitserse voertuigen waarvan het totale effectieve gewicht in beladen toestand niet meer dan 40 ton bedraagt, zal worden benut voor de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen.

VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

over de benutting van contingenten (40 T)

De Gemeenschap verklaart dat volgens haar huidige raming ongeveer 50 % van de contingenten waarop zij op grond van artikel 8 recht heeft, voor bilateraal vervoer zal worden benut.

VERKLARING VAN ZWITSERLAND

over artikel 40, lid 4

Zwitserland verklaart met betrekking tot de heffingen bedoeld in lid 4 van artikel 40 van de Overeenkomst, dat het de tot de opening van de eerste basistunnel of tot 1 januari 2008, indien dat eerder is, daadwerkelijk toe te passen heffingen zal vaststellen op een niveau dat lager is dan het maximum dat volgens artikel 40, lid 4, is toegestaan. Zwitserland is op basis van de huidige planning voornemens de heffing voor 2005, 2006 en 2007 vast te stellen op gemiddeld 292,50 Zwitserse frank en ten hoogste 350 Zwitserse frank.

VERKLARING VAN ZWITSERLAND

over de vereenvoudiging van de douaneprocedures (artikel 43, lid 1)

Om de douaneafhandeling aan de grensovergangen op de weg tussen de Europese Unie en Zwitserland te vereenvoudigen stemt Zwitserland in met de volgende maatregelen, die in de loop van 1999 met voorrang zullen worden vastgesteld in het bij de Overeenkomst van 1992 ingestelde Gemengd Comité:

— 
In samenwerking met de douanekantoren van de buurlanden wordt erop toegezien dat de openingstijden van de kantoren aan de belangrijkste grensovergangen zodanig zijn dat vrachtwagens hun reis door Zwitserland kunnen aanvangen zodra het nachtelijk rijverbod wordt opgeheven, dan wel hun reis kunnen voortzetten zodra het nachtelijk rijverbod wordt opgeheven of hun reis kunnen voortzetten totdat dit verbod ingaat. Indien nodig mag hiervoor een met de extra kosten overeenstemmend recht worden geheven. Dit recht mag echter niet meer bedragen dan 8 CHF.
— 
In samenwerking met de douaneautoriteiten van de buurlanden dient erop te worden toegezien dat met ingang van 1 januari 2000 de douaneafhandeling voor vrachtwagens aan elke grensovergang tussen Zwitserland en de Europese Unie niet meer dan 30 minuten duurt (gemeten vanaf aankomst bij het eerste douanekantoor tot toestemming tot verderrijden bij het tweede kantoor).



( 1 ) Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.

( 2 ) Onder „voertuig” dient te worden verstaan een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een lidstaat is geregistreerd, dat uitsluitend voor het vervoer van goederen is bestemd.

( 3 ) Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).

( 4 ) Het begrip „grenszone” staat omschreven in bijlage μ4 van het verslag van de vijfde, op 2 april 1998 te Brussel gehouden vergadering van het in het kader van de Overeenkomst van 1992 opgericht Gemengd Comité. In de regel gaat het om een zone met een straal van 10 km gemeten vanaf het douanekantoor.

( 5 ) Het begrip „grenszone” staat omschreven in bijlage μ4 van het verslag van de vijfde, op 2 april 1998 te Brussel gehouden vergadering van het in het kader van de Overeenkomst van 1992 opgericht Gemengd Comité. In de regel gaat het om een zone met een straal van 10 km gemeten vanaf het douanekantoor.

( 6 ) Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het internationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).

( 7 ) Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88).

( 8 ) RS/SR/745.11.

( 9 ) Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).