2001R0382 — NL — 12.12.2005 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 382/2001 VAN DE RAAD

van 26 februari 2001

betreffende de tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1035/1999

(PB L 057, 27.2.2001, p.10)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 1900/2005 VAN DE RAAD van 21 november 2005

  L 303

22

22.11.2005




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 382/2001 VAN DE RAAD

van 26 februari 2001

betreffende de tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1035/1999



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113 en artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 1 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er dient te worden gestreefd naar bevordering van de samenwerking en van handelsbetrekkingen met de geïndustrialiseerde landen indien dit in het belang is van de Gemeenschap en van het betrokken partnerland.

(2)

Het Europees Parlement heeft in 1994, 1998 en 1999 verschillende resoluties aangenomen over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika. De Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika zijn in de trans-Atlantische Verklaring van 1990, de Nieuwe trans-Atlantische Agenda van 1995, het trans-Atlantisch Economisch Partnerschap van 1998 en de Verklaring van Bonn van 1999 overeengekomen hun betrekkingen te versterken. Het gemeenschappelijk handelsbeleid dient te worden aangevuld met een verdere verspreiding van de algemene kennis via een intensievere dialoog tussen de actoren die een rol spelen in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika.

(3)

Het Europees Parlement heeft in 1996 een resolutie aangenomen, en het Economisch en Sociaal Comité heeft in dat jaar advies uitgebracht over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada waarin wordt opgeroepen tot nauwere betrekkingen met Canada. De Europese Unie en Canada hebben in 1976 een kaderovereenkomst inzake commerciële en economische samenwerking ( 2 ) en in 1990 een verklaring over de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Canada ondertekend en zijn in het gemeenschappelijk actieplan en de gemeenschappelijke politieke verklaring van 1996 overeengekomen hun betrekkingen te versterken. De betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada zijn gediversifieerder geworden en Canada is één van de belangrijkste partners in de multilaterale handel en in kwesties die verband houden met mondiale uitdagingen en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Deze betrekkingen moeten bijgevolg verder worden versterkt door middel van een intensiever proces van overleg en samenwerking op een toenemend aantal gebieden.

(4)

Activiteiten in het kader van specifieke instrumenten, zoals de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika en tussen de Gemeenschap en Canada tot vaststelling van programma's voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en opleiding, worden door deze verordening niet ongunstig beïnvloed, doch wel gecompleteerd.

(5)

De Europese Unie en Japan hebben in de gemeenschappelijke verklaring van 1991 besloten hun dialoog op te voeren en hun samenwerking en partnerschap te versterken. Het Europees Parlement heeft een resolutie aangenomen over de mededeling van de Commissie aan de Raad: „Europa en Japan: de volgende stappen” ( 3 ). De Raad heeft in zijn conclusies inzake de mededeling van de Commissie over Japan de duidelijke en specifieke problemen in verband met de toegang tot de markt in Japan onderkend. De Raad is van oordeel dat voorrang dient te worden gegeven aan het verbeteren van de toegang tot de Japanse markt. In het licht daarvan heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 1035/1999 van de Raad van 11 mei 1999 betreffende de uitvoering door de Commissie van een programma van specifieke maatregelen en acties om de toegang van goederen en grensoverschrijdende diensten van de Europese Unie tot de Japanse markt te verbeteren ( 4 ). Deze verordening vervalt op 31 december 2001. Uit de resultaten van de evaluatie van het hierboven genoemde programma van de Commissie zijn het nut en de effectiviteit van het programma gebleken. Het wordt daarom nodig geacht de in de genoemde verordening beschreven programma's van de Commissie verder uit te voeren. Deze verordening doet geen afbreuk aan Besluit 92/278/EEG van de Raad van 18 mei 1992 betreffende de consolidatie van het Centrum voor Industriële Samenwerking EG-Japan ( 5 ), dat onverminderd van toepassing blijft. Verordening (EG) nr. 1035/1999 dient te worden ingetrokken en te worden vervangen door deze verordening.

(6)

De bilaterale samenwerking op economisch en andere gebieden met de Republiek Korea dient te worden uitgebreid in overeenstemming met de beginselen van de kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking met Korea, het advies van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad over het Koreaanse schiereiland. De Europese Unie dient de marktbeginselen in Korea te steunen en de opheffing van de bestaande belemmeringen voor handel en investeringen te bevorderen.

(7)

De Europese Unie en Australië zijn in de gemeenschappelijke verklaring van 1997 overeengekomen hun betrekkingen te versterken en samen te werken op de talrijke gebieden van wederzijds belang. Met het oog op de verdere versterking van die betrekkingen is een intensief proces van overleg en samenwerking in een toenemend aantal bilaterale en internationale kwesties nodig.

(8)

De Europese Unie en Nieuw-Zeeland zijn in de gezamenlijke verklaring van 1999 overeengekomen hun betrekkingen en samenwerking te versterken tot wederzijds voordeel van hun volkeren en om hun wederzijdse betrekkingen een perspectief op lange termijn te geven.

(9)

Er bestaan thans vele kleine begrotingslijnen waaruit de verschillende acties van de Gemeenschap voor het bevorderen van de samenwerking en de handelsbetrekkingen met de in deze verordening bedoelde geïndustrialiseerde landen worden gefinancierd. In het kader van deze begrotingslijnen is een aantal kredieten beschikbaar gesteld voor het financieren van proefprojecten en voorbereidende acties. Na twee jaar ervaring met deze proefprojecten en voorbereidende acties hebben de tot dusver uitgevoerde maatregelen hun nut bewezen en aangetoond dat zij als regelmatige activiteiten moeten worden voortgezet. De Gemeenschap moet op geregelde basis over de nodige middelen beschikken om deze maatregelen in de toekomst ten uitvoer te kunnen leggen. Bijgevolg moet ten behoeve van de efficiency, de rationalisatie en de continuering van de maatregelen één begrotingslijn worden ingesteld voor de financiering van de in deze verordening bedoelde activiteiten. De transparantie bij het gebruik van deze begrotingslijnen, die nodig is voor de controleprocedures van het Europees Parlement, mag hierdoor evenwel niet worden aangetast.

(10)

Maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening dienen te worden goedgekeurd in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 6 ).

(11)

Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de lidstaten een programma van maatregelen en acties op te zetten en uit te voeren om hun exporteurs te helpen hun commerciële aanwezigheid op buitenlandse markten te vergroten.

(12)

Deze verordening dient de activiteiten van de lidstaten ter bevordering van hun export van goederen en grensoverschrijdende diensten naar de markten van derde landen onverlet te laten.

(13)

De Commissie dient samen te werken met de lidstaten om een specifiek, coherent en gericht programma van maatregelen en acties ten uitvoer te brengen dat de inspanningen van de lidstaten op de Japanse markt aanvult en er een toegevoegde waarde aan geeft.

(14)

Een deel van de activiteiten in het kader van deze verordening vallen onder artikel 133 van het Verdrag. Voor de overige activiteiten voorziet het Verdrag in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308.

(15)

Deze verordening moet op 31 december 2005 verstrijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

De Gemeenschap legt verder acties ten uitvoer ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de Gemeenschap en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië verstaan: de Verenigde Staten, Canada, Japan, de Republiek Korea (hierna „Korea” genoemd), Australië en Nieuw-Zeeland, hierna de „partnerlanden” genoemd.

Artikel 2

De communautaire kredieten die nodig worden geacht voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde acties, worden door de begrotingsautoriteit op jaarbasis goedgekeurd.

Artikel 3

Samenwerking

Acties ter bevordering van de samenwerking worden gebruikt ter ondersteuning van de doelstellingen die in de verschillende bilaterale instrumenten op dit gebied tussen de Europese Unie en de partnerlanden zijn vastgelegd, om een gunstiger klimaat te creëren voor de instandhouding en verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de partnerlanden.

Artikel 4

Op het gebied van samenwerking financiert de Gemeenschap de volgende soorten activiteiten:

a) educatie en voorlichting van het publiek over de bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de partnerlanden, in het bijzonder ten behoeve van de besluit- en opinievormers en andere multiplicatoren;

b) versterking van de culturele en academische banden en van de banden tussen de volkeren;

c) bevordering van de dialoog tussen de politieke, economische en sociale partners en niet-gouvernementele organisaties in verschillende relevante sectoren;

d) onderzoek en studies waarvan gebruik wordt gemaakt voor de werkzaamheden van de Commissie met het oog op de verdere ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen;

e) projecten voor samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, energie, vervoer en milieu;

f) uitbreiding van de samenwerking op douanegebied tussen de Europese Unie en de partnerlanden;

g) vergroting van de zichtbaarheid van de Europese Unie in de partnerlanden;

h) proefprojecten die kunnen leiden tot nieuwe regelmatige activiteiten die moeten worden gefinancierd.

Artikel 5

Samenwerkingsprojecten worden integraal dan wel in de vorm van medefinanciering met andere bronnen in de partnerlanden en/of de Europese Unie uit de begroting van de Gemeenschap gefinancierd. Bij de tenuitvoerlegging van artikel 4 ziet de Commissie erop toe dat de samenwerkingsprojecten juridisch en qua inhoud verenigbaar zijn met de activiteiten die in het kader van andere relevante beleidsmaatregelen van de Gemeenschap worden gefinancierd.

▼M1

In voorkomende gevallen, met name bij projecten op het gebied van onderwijs en opleiding of vergelijkbare projecten ten bate van individuele personen kan de communautaire financiering de vorm aannemen van subsidies aan natuurlijke personen. Deze subsidies kunnen de vorm aannemen van beurzen.

▼B

Artikel 6

Handelsbetrekkingen

1.  In samenwerking met de lidstaten, die als eerste bevoegd zijn voor het opzetten en uitvoeren van programma's en acties ter bevordering van de export van goederen uit de Gemeenschap en van grensoverschrijdende diensten naar derde landen, legt de Gemeenschap een specifiek, coherent en gericht programma van maatregelen en acties ten uitvoer die de inspanningen van de lidstaten en van andere openbare instanties van de Europese Unie op de Japanse markt completeren en daaraan toegevoegde waarde geven.

Deze verordening doet niet af aan de activiteiten van de lidstaten bij de ontwikkeling en uitvoering van beleidsmaatregelen, programma's en regelingen ter bevordering van hun export van goederen en grensoverschrijdende diensten naar de markten van derde landen.

2.  Op dit gebied financiert de Gemeenschap in het bijzonder de indienstneming, opleiding, voorbereiding op missies en deelname van groepen Europese bedrijfsleiders, met name van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), aan acties in Japan om hun commerciële aanwezigheid op de Japanse markt te verbeteren (campagne „Gateway to Japan”).

3.  Naast de in lid 2 bedoelde maatregel kan, indien nodig, ook steun worden verleend voor de volgende acties en maatregelen:

a) het verzamelen van informatie en beleidsadvies over met de handel met Japan verband houdende kwesties;

b) conferenties en seminars om de betrekkingen tussen de Europese Unie en Japan op het gebied van handel en investeringen te bevorderen;

c) zakenmissies op hoog niveau om specifieke kwesties in verband met de markttoegang in Japan te onderzoeken;

d) speciale acties die de toegang tot de Japanse markt voor ondernemingen uit de Gemeenschap, met name KMO's, vergemakkelijken.

4.  Bij de tenuitvoerlegging van lid 3 zorgt de Commissie ervoor dat de specifieke activiteiten volledig in overeenstemming zijn met het beleid van de Gemeenschap en de lidstaten.

Artikel 7

De Gemeenschap handhaaft haar financiering van opleidingsprogramma's voor het vormen van kernen van Europese kaderleden die in staat zijn in het Japanse en Koreaanse ondernemingsklimaat te communiceren en te functioneren („Executive Training Programmes”).

▼M1

Daartoe kan de communautaire financiering de vorm aannemen van subsidies aan natuurlijke personen. Deze subsidies kunnen de vorm aannemen van beurzen.

▼B

Artikel 8

De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de artikelen 6 en 7 worden aangenomen overeenkomstig de raadgevende procedure van artikel 9.

Artikel 9

Uitvoeringsprocedures

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4.  Het Europees Parlement wordt door de Commissie regelmatig op de hoogte gehouden van de werkzaamheden van het comité. Hiertoe ontvangt het de agenda's van de vergaderingen van het comité, de ontwerp-maatregelen die ter uitvoering van de projecten aan het comité worden voorgelegd, het resultaat van de stemmingen en de beknopte verslagen van de besprekingen tijdens de vergaderingen.

Artikel 10

1.  De Commissie verschaft alle actoren in de Gemeenschap en in de partnerlanden desgevraagd uitvoerige documentatie en alle noodzakelijke informatie over programma's en over voorwaarden van deelname.

2.  Het resultaat van een uitnodiging tot inschrijving, met daarbij informatie over het aantal ingekomen inschrijvingen, de datum van gunning van het contract en de naam en het adres van de gekozen inschrijvers, wordt op internet bekendgemaakt. Tevens wordt dit resultaat regelmatig aan het Europees Parlement meegedeeld.

Artikel 11

De Commissie legt aan het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Het verslag bevat de resultaten van de uitvoering van de begroting en vermeldt de acties en programma's die in dat jaar zijn gefinancierd.

Daarnaast evalueert de Commissie de in het kader van deze verordening gefinancierde acties en programma's om na te gaan of zij hun doelstellingen hebben bereikt. Deze evaluatie gebeurt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening. Indien nodig wordt in de evaluatieverslagen ook rekening gehouden met de contractuele verplichtingen en beginselen van goed beheer en bevatten zij de resultaten van een kosteneffectiviteitsanalyse.

Een beperkt deel van de jaarlijkse begroting wordt gebruikt voor de financiering van studies voor het evalueren van de acties en programma's die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd.

Artikel 12

1.  Verordening (EG) nr. 1035/1999 wordt ingetrokken.

2.  Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

▼M1

Zij verstrijkt op 31 december 2007.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Advies uitgebracht op 31 januari 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 2 ) PB L 260 van 24.9.1976, blz. 2.

( 3 ) PB C 304 van 6.10.1997, blz. 119.

( 4 ) PB L 127 van 21.5.1999, blz. 1.

( 5 ) PB L 144 van 26.5.1992, blz. 19.

( 6 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 3.