02001R0044 — NL — 14.03.2012 — 009.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 44/2001 VAN DE RAAD van 22 december 2000 (PB L 012 van 16.1.2001, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EG) Nr. 1496/2002 VAN DE COMMISSIE van 21 augustus 2002 |
L 225 |
13 |
22.8.2002 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1937/2004 VAN DE COMMISSIE van 9 november 2004 |
L 334 |
3 |
10.11.2004 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 2245/2004 VAN DE COMMISSIE van 27 december 2004 |
L 381 |
10 |
28.12.2004 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1791/2006 VAN DE RAAD van 20 november 2006 |
L 363 |
1 |
20.12.2006 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1103/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2008 |
L 304 |
80 |
14.11.2008 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 280/2009 VAN DE COMMISSIE van 6 april 2009 |
L 93 |
13 |
7.4.2009 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 416/2010 VAN DE COMMISSIE van 12 mei 2010 |
L 119 |
7 |
13.5.2010 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 156/2012 VAN DE COMMISSIE van 22 februari 2012 |
L 50 |
3 |
23.2.2012 |
Gewijzigd bij:
L 236 |
33 |
23.9.2003 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 44/2001 VAN DE RAAD
van 22 december 2000
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Zij is niet van toepassing op:
de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen;
het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;
de sociale zekerheid;
de arbitrage.
HOOFDSTUK II
BEVOEGDHEID
Afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Afdeling 2
Bijzondere bevoegdheid
Artikel 5
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is;
ten aanzien van onderhoudsverplichtingen: voor het gerecht van de plaats waar de tot onderhoud gerechtigde woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft of, indien het een bijkomende eis is die verbonden is met een vordering betreffende de staat van personen, voor het gerecht dat volgens zijn eigen recht bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen;
ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen;
ten aanzien van een op een strafbaar feit gegronde rechtsvordering tot schadevergoeding of tot teruggave: voor het gerecht waarbij de strafvervolging is ingesteld, voorzover dit gerecht volgens de interne wetgeving van de burgerlijke vordering kennis kan nemen;
ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging: voor het gerecht van de plaats waar zij gelegen zijn;
als oprichter, trustee of begunstigde van een trust, die in het leven is geroepen op grond van de wet of bij geschrifte dan wel bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst: voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de trust woonplaats heeft;
ten aanzien van een geschil betreffende de betaling van de beloning wegens de hulp en berging die aan een lading of vracht ten goede is gekomen: voor het gerecht in het rechtsgebied waarvan op deze lading of de daarop betrekking hebbende vracht:
beslag is gelegd tot zekerheid van deze betaling,
of
daartoe beslag had kunnen worden gelegd, maar borgtocht of andere zekerheid is gesteld;
deze bepaling is slechts van toepassing indien wordt beweerd dat de verweerder een recht heeft op de lading of de vracht, of dat hij daarop een zodanig recht had op het tijdstip van deze hulp of berging.
Artikel 6
Deze persoon kan ook worden opgeroepen:
indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven;
bij een vordering tot vrijwaring of bij een vordering tot voeging of tussenkomst: voor het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering aanhangig is, tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die deze verordening hem toekent;
ten aanzien van een tegenvordering die voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke vordering gegrond is: voor het gerecht waar deze laatste aanhangig is;
ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed tegen dezelfde verweerder: voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het onroerend goed gelegen is.
Artikel 7
Wanneer een gerecht van een lidstaat uit hoofde van deze verordening bevoegd is kennis te nemen van vorderingen terzake van aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van een schip, neemt dit gerecht, of elk ander gerecht dat volgens het interne recht van deze lidstaat in zijn plaats treedt, tevens kennis van de vorderingen tot beperking van deze aansprakelijkheid.
Afdeling 3
Bevoegdheid in verzekeringszaken
Artikel 8
De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5.
Artikel 9
De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen:
voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of
in een andere lidstaat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser, of
indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een lidstaat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld.
Artikel 10
De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering van onroerend goed betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op onroerende als op roerende goederen die door eenzelfde polis gedekt zijn en door hetzelfde onheil getroffen zijn.
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:
gesloten na het ontstaan van het geschil, of
die aan de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of
waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde lidstaat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die lidstaat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die lidstaat dergelijke overeenkomsten verbiedt, of
gesloten door een verzekeringnemer die zijn woonplaats niet in een lidstaat heeft, behalve wanneer het gaat om een verplichte verzekering of een verzekering van een in een lidstaat gelegen onroerend goed, of
betreffende een verzekeringsovereenkomst, voorzover daarmee een of meer van de risico's bedoeld in artikel 14 worden gedekt.
Artikel 14
De in artikel 13, punt 5, bedoelde risico's zijn de volgende:
elke schade
aan zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden,
aan andere goederen dan de bagage van passagiers, toegebracht tijdens het vervoer met deze schepen of luchtvaartuigen of tijdens gemengd vervoer waarbij mede met deze schepen of luchtvaartuigen wordt vervoerd;
elke aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor lichamelijk letsel van passagiers of schade aan hun bagage
voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), voorzover, wat luchtvaartuigen betreft, voor de verzekering van zulke risico's overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht niet verboden zijn bij de wet van de lidstaat waar de luchtvaartuigen zijn ingeschreven,
veroorzaakt door de goederen gedurende vervoer als bedoeld in punt 1, onder b);
de geldelijke verliezen in verband met het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), met name verlies van vracht of verlies van opbrengst van vervrachting;
elk risico dat komt bij een van de in punt 1 tot en met punt 3 genoemde risico's;
Afdeling 4
Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten
Artikel 15
Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5, wanneer
het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,
het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken,
in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.
Artikel 16
Artikel 17
Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:
gesloten na het ontstaan van het geschil,
of
die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken,
of
waarbij een consument en zijn wederpartij, die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde lidstaat hebben, de gerechten van die lidstaat bevoegd verklaren, tenzij het recht van die lidstaat dergelijke overeenkomsten verbiedt.
Afdeling 5
Bevoegdheid voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst
Artikel 18
Artikel 19
De werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
voor de gerechten van de lidstaat waar hij woonplaats heeft, of
in een andere lidstaat:
voor het gerecht van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt, of
wanneer de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt of heeft gewerkt, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.
Artikel 20
Artikel 21
Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:
gesloten na het ontstaan van het geschil, of
die aan de werknemer de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken.
Afdeling 6
Exclusieve bevoegdheid
Artikel 22
Ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd:
voor zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen: de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is.
Voor huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden: ook de gerechten van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft, mits de huurder of pachter een natuurlijke persoon is en de eigenaar en de huurder of pachter woonplaats in dezelfde lidstaat hebben;
voor de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een lidstaat, dan wel van de besluiten van hun organen: de gerechten van die lidstaat. Om deze plaats van vestiging vast te stellen, past het gerecht de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe;
voor de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers: de gerechten van de lidstaat waar deze registers worden gehouden;
voor de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten die aanleiding geven tot deponering of registratie: de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een besluit van de Gemeenschap of een internationale overeenkomst.
Onverminderd de bevoegdheid van het Europees octrooibureau krachtens het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, ondertekend te München op 5 oktober 1973, zijn ongeacht de woonplaats, de gerechten van elke lidstaat bij uitsluiting bevoegd voor de registratie of de geldigheid van een voor die lidstaat verleend Europees octrooi;
voor de tenuitvoerlegging van beslissingen: de gerechten van de lidstaat van de plaats van tenuitvoerlegging.
Afdeling 7
Door partijen aangewezen bevoegd gerecht
Artikel 23
Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
Artikel 24
Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, is het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 22 bij uitsluiting bevoegd is.
Afdeling 8
Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid
Artikel 25
Het gerecht van een lidstaat waarbij een geschil aanhangig is gemaakt met als inzet een vordering waarvoor krachtens artikel 22 een gerecht van een andere lidstaat bij uitsluiting bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.
Artikel 26
Afdeling 9
Aanhangigheid en samenhang
Artikel 27
Artikel 28
Artikel 29
Wanneer voor de vorderingen meer dan één gerecht bij uitsluiting bevoegd is, worden partijen verwezen naar het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.
Artikel 30
Voor de toepassing van deze afdeling wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een gerecht
op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of
indien het stuk betekend of meegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving het stuk ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.
Afdeling 10
Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht
Artikel 31
In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.
HOOFDSTUK III
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING
Artikel 32
Onder beslissing in de zin van deze verordening wordt verstaan, elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag van de proceskosten.
Afdeling 1
Erkenning
Artikel 33
Artikel 34
Een beslissing wordt niet erkend indien:
de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of meegedeeld is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;
de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;
de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.
Artikel 35
Artikel 36
In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.
Artikel 37
Afdeling 2
Tenuitvoerlegging
Artikel 38
Artikel 39
Artikel 40
Artikel 41
De beslissing wordt uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van artikel 53 vervuld zijn, zonder toetsing uit hoofde van de artikelen 34 en 35. De partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.
Artikel 42
Artikel 43
Artikel 44
Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kunnen slechts de in bijlage IV genoemde middelen worden aangewend.
Artikel 45
Artikel 46
Artikel 47
Artikel 48
Artikel 49
In den vreemde gegeven beslissingen die een veroordeling tot een dwangsom inhouden, kunnen in de aangezochte lidstaat slechts ten uitvoer worden gelegd indien het bedrag ervan door de gerechten van de lidstaat van herkomst definitief is bepaald.
Artikel 50
De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure, vermeld in deze afdeling, in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de aangezochte lidstaat is vastgesteld.
Artikel 51
Aan de partij die in een lidstaat de tenuitvoerlegging vraagt van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd wegens de hoedanigheid van vreemdeling dan wel wegens het ontbreken van een woonplaats of verblijfplaats in eerstgenoemde lidstaat.
Artikel 52
Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid wordt in de aangezochte lidstaat geen belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang van de zaak, geheven.
Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 53
Artikel 54
Het gerecht of de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een beslissing is gegeven, geeft ten verzoeke van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage V bij deze verordening.
Artikel 55
Artikel 56
Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de in artikel 53, en in artikel 55, lid 2, genoemde documenten of de procesvolmacht.
HOOFDSTUK IV
AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN
Artikel 57
Artikel 58
Gerechtelijke schikkingen die in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de lidstaat van herkomst, zijn op dezelfde voet als authentieke akten uitvoerbaar in de aangezochte staat. Het gerecht of de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een gerechtelijke schikking tot stand is gekomen, geeft ten verzoeke van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage V bij deze verordening.
HOOFDSTUK V
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 59
Artikel 60
Voor de toepassing van deze verordening hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:
hun statutaire zetel, of
hun hoofdbestuur, of
hun hoofdvestiging.
Artikel 61
Zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit vervolgd worden voor de gerechten van een andere lidstaat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen. Het gerecht dat de zaak berecht, kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden, behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige lidstaten niet te worden erkend, noch ten uitvoer te worden gelegd.
Artikel 62
In Zweden wordt in het kader van de summiere procedures betreffende de „betalningsföreläggande” (aanmaningen tot betaling) en de „handräckning” (bijstandszaken) onder de term „gerecht” ook de Zweedse gerechtsdeurwaarderinstantie („kronofogdemyndighet”) verstaan.
Artikel 63
Artikel 64
Artikel 65
De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in artikel 6, punt 2, en artikel 11 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan in Duitsland en in Oostenrijk niet worden ingeroepen. Eenieder die woonplaats heeft in een andere lidstaat, kan worden opgeroepen voor de gerechten van:
Duitsland, met toepassing van de artikelen 68, 72, 73 en 74 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio;
Oostenrijk, overeenkomstig artikel 21 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio;
Hongarije, overeenkomstig de artikelen 58 t/m 60 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Polgári perrendtartás) betreffende de litis denuntiato.
HOOFDSTUK VI
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 66
Indien de vordering in de lidstaat van herkomst werd ingesteld voor de inwerkingtreding van deze verordening worden beslissingen die na die datum zijn gegeven evenwel erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig hoofdstuk III:
indien de vordering in de lidstaat van herkomst werd ingesteld na de inwerkingtreding van het Verdrag van Brussel of het Verdrag van Lugano in zowel de lidstaat van herkomst als de aangezochte lidstaat;
in alle overige gevallen, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met hetzij de regels van hoofdstuk II, hetzij met de regels van een verdrag dat tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.
HOOFDSTUK VII
VERHOUDING TOT ANDERE BESLUITEN
Artikel 67
Deze verordening laat onverlet de toepassing van de bepalingen die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen en die opgenomen zijn of zullen worden in de besluiten van de Gemeenschap of in de nationale wetgevingen die ter uitvoering van deze besluiten geharmoniseerd zijn.
Artikel 68
Artikel 69
Onverminderd artikel 66, lid 2, en artikel 70 vervangt deze verordening tussen de lidstaten de volgende, tussen twee of meer van deze lidstaten gesloten verdragen en overeenkomsten:
Artikel 70
Artikel 71
Teneinde de eenvormige uitlegging van lid 1 te waarborgen wordt dat lid als volgt toegepast:
deze verordening belet niet dat een gerecht van een lidstaat die partij is bij een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, overeenkomstig dat verdrag of die overeenkomst kennisneemt van een zaak, ook indien de verweerder zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat die geen partij is bij dat verdrag of die overeenkomst. Het gerecht past in ieder geval artikel 26 van deze verordening toe;
beslissingen die een gerecht van een lidstaat heeft gegeven uit hoofde van rechterlijke bevoegdheid die ontleend wordt aan een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, worden in de andere lidstaten overeenkomstig de onderhavige verordening erkend en ten uitvoer gelegd.
Indien een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, waarbij zowel de lidstaat van herkomst als de aangezochte lidstaat partij is, voorwaarden vaststelt voor de erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen vinden die voorwaarden toepassing. In elk geval kunnen de bepalingen van deze verordening betreffende de procedures voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen worden toegepast.
Artikel 72
Deze verordening laat onverlet de overeenkomsten waarbij de lidstaten zich krachtens artikel 59 van het Verdrag van Brussel vóór de inwerkingtreding van deze verordening hebben verbonden om een beslissing, met name die welke in een andere staat die partij is bij dat verdrag, gegeven zijn tegen een verweerder die zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft in een derde land, niet te erkennen indien in een door artikel 4 van genoemd verdrag bedoeld geval de beslissing slechts gegrond kon worden op een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, tweede alinea, van dat verdrag.
HOOFDSTUK VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 73
Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit verslag gaat eventueel vergezeld van voorstellen tot wijziging van de verordening.
Artikel 74
Artikel 75
Artikel 76
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2002.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
BIJLAGE I
Nationale bevoegdheidsregels bedoeld in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2
— |
in België : de artikelen 5 tot en met 14 van de Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht; |
— |
in Bulgarije : artikel 4, lid 1, punt 2, van het Wetboek betreffende het internationaal privaatrecht; |
— |
in de Tsjechië : artikel 86 van Wet nr. 99/1963 Sb., betreffende het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „občanský soudní řád”, zoals gewijzigd; |
— |
in Denemarken : artikel 246, leden 2 en 3, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering „lov om rettens pleje”; |
— |
in Duitsland : artikel 23 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „Zivilprozessordnung”; |
— |
in Estland : artikel 86 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „tsiviilkohtumenetluse seadustik”; |
— |
in Griekenland : artikel 40 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „Κώδικας Πολιτικής Δικονομίας”; |
— |
in Frankrijk : de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek „Code civil”; |
— |
in Ierland : de bepalingen inzake de bevoegdheid gebaseerd op een het geding inleidend stuk dat wordt betekend of meegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in Ierland verblijft; |
— |
in Italië : de artikelen 3 en 4 van Wet 218 van 31 mei 1995; |
— |
in Cyprus : artikel 21, lid 2, van de Wet op de rechterlijke organisatie „Wet 14 van 1960”, zoals gewijzigd; |
— |
in Letland : artikel 27 en artikel 28, leden 3, 5, 6 en 9, van de Wet inzake de burgerlijke rechtsvordering „Civilprocesa likums”; |
— |
in Litouwen : artikel 31 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „Civilinio proceso kodeksas”; |
— |
in Luxemburg : de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek „Code civil”; |
— |
in Hongarije : artikel 57 van Wetsdecreet nr. 13 van 1979 inzake het internationaal privaatrecht „a nemzetközi magánjogról szóló 1979. évi 13. törvényerejű rendelet”; |
— |
in Malta : de artikelen 742, 743 en 744 van het Wetboek van organisatie en burgerlijke rechtsvordering - Cap. 12 „Kodiċi ta’ Organizzazzjoni u Proċedura Ċivili — Kap. 12” en artikel 549 van het Handelswetboek - Cap. 13 „Kodiċi tal-kummerċ — Kap. 13”; |
— |
in Oostenrijk : artikel 99 van de Wet op de rechterlijke bevoegdheid „Jurisdiktionsnorm”; |
— |
in Polen : artikel 1103, lid 4, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „Kodeksu postępowania cywilnego”; |
— |
in Portugal : artikel 65, lid 1, onder b”, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering „Código de Processo Civil”, voor zover het exorbitante gronden van bevoegdheid bevat, zoals de gerechten van de plaats waar zich een filiaal, een agentschap of een andere vestiging bevindt (in Portugal” van een verweerder waarvan de hoofdzetel in een derde staat is gevestigd, en artikel 10 van het Wetboek van rechtsvordering in arbeidszaken „Código de Processo do Trabalho”, voor zover het exorbitante gronden van bevoegdheid bevat, zoals de gerechten van de woonplaats van de verweerder in zaken in verband met arbeidsovereenkomsten die door de werknemer tegen de werkgever worden ingesteld; |
— |
in Roemenië : de artikelen 148-157 van Wet nr. 105/1992 inzake betrekkingen betreffende het internationaal privaatrecht; |
— |
in Slovenië : artikel 48, lid 2, van de Wet betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering „Zakon o medarodnem zasebnem pravu in postopku”, juncto artikel 47, lid 2, van de Wet betreffende het burgerlijk procesrecht „Zakon o pravdnem postopku”; artikel 58 van de Wet betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering „Zakon o medarodnem zasebnem pravu in postopku”, juncto artikel 59 van de Wet betreffende het burgerlijk procesrecht „Zakon o pravdnem postopku”; |
— |
in Slowakije : artikel 37 tot en met artikel 37e van Wet 97/1963 betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering; |
— |
in Finland : artikel 18, lid 1, eerste en tweede alinea, van hoofdstuk 10 van het Wetboek van rechtsvordering „oikeudenkäymiskaari/rättegångsbalken”; |
— |
in Zweden : artikel 3, eerste alinea, eerste zin, van hoofdstuk 10 van het Wetboek van rechtsvordering „rättegångsbalken”; |
— |
in het Verenigd Koninkrijk : de bepalingen inzake de bevoegdheid die berust op:
a)
de omstandigheid dat het gedinginleidend stuk aan de verweerder wordt betekend terwijl hij tijdelijk in het Verenigd Koninkrijk verblijft, of
b)
de omstandigheid dat de verweerder goederen in het Verenigd Koninkrijk bezit, of
c)
het beslag dat de eiser heeft gelegd op goederen die zich in het Verenigd Koninkrijk bevinden. |
BIJLAGE II
De gerechten of bevoegde autoriteiten waarbij het in artikel 39 bedoelde verzoek kan worden ingediend, zijn:
de president van een kamer van het „Landgericht”;
een notaris in het kader van een procedure van verklaring van uitvoerbaarheid van een authentiek instrument;
de „greffier en chef du tribunal de grande instance”;
de „président de la chambre départementale des notaires” in het geval van een verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid van een authentieke notariële akte;
a) |
in Engeland en Wales : de „High court of Justice” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de „Secretary of State”, de „Magistrates’ Court”; |
b) |
in Schotlandi : de „Court of Session” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Schotse ministers, de „Sheriff Court”; |
c) |
in Noord-Ierland : de „High Court of Justice” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van het „Department of Justice”, de „Magistrates’ Court”; |
d) |
in Gibraltar : de „Supreme Court of Gibraltar” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de „Attorney General of Gibraltar”, de „Magistrates’ Court”. |
BIJLAGE III
De gerechten waarbij de in artikel 43, lid 2, bedoelde rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld, zijn:
wat het rechtsmiddel van de verweerder betreft, de rechtbank van eerste aanleg „tribunal de première instance” of „erstinstanzliches Gericht”;
wat het rechtsmiddel van de verzoeker betreft: het hof van beroep „Cour d’appel”;
de „cour d’appel” in het geval van beslissingen waarbij het verzoek wordt ingewilligd;
de president van het „tribunal de grande instance” in het geval van beslissingen waarbij het verzoek wordt afgewezen;
a) |
in Engeland en Wales : de „High Court of Justice” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de „Magistrates’ Court”; |
b) |
in Schotland : de „Court of Session” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de „Sheriff Court”; |
c) |
in Noord-Ierland : de „High Court of Justice” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de „Magistrates’ Court”; |
d) |
in Gibraltar : de „Supreme Court of Gibraltar” of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de „Magistrates’ Court”. |
BIJLAGE IV
De rechtsmiddelen die op grond van artikel 44 kunnen worden ingesteld, zijn:
BIJLAGE V
BIJLAGE VI
( 1 ) PB C 376 van 28.12.1999, blz. 1.
( 2 ) Advies van 21 september 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
( 3 ) PB C 117 van 26.4.2000, blz. 6.
( 4 ) PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32.
PB L 304 van 30.10.1978, blz. 1.
PB L 388 van 31.12.1982, blz. 1.
PB L 285 van 3.10.1989, blz. 1.
PB C 15 van 15.1.1997, blz. 1.
Zie de geconsolideerde versie in PB C 27 van 26.1.1998, blz. 1.
( 5 ) PB L 204 van 2.8.1975, blz. 28.
PB L 304 van 30.10.1978, blz. 1.
PB L 388 van 31.12.1982, blz. 1.
PB L 285 van 3.10.1989, blz. 1.
PB C 15 van 15.1.1997, blz. 1.
Zie de geconsolideerde versie in PB C 27 van 26.1.1998, blz. 28.
( 6 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
( 7 ) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65).
( 8 ) PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG.
( 9 ) PB L 330 van 29.11.1990, blz. 44.
( 10 ) PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.