1997D0080 — NL — 24.03.2011 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 december 1996

houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten

(Voor de EER relevante tekst)

(97/80/EG)

(PB L 024, 25.1.1997, p.26)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 6 oktober 1998

  L 281

36

17.10.1998

►M2

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 18 maart 2005

  L 88

10

7.4.2005

►M3

BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 3 maart 2011

  L 59

66

4.3.2011




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 december 1996

houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten

(Voor de EER relevante tekst)

(97/80/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten ( 1 ), inzonderheid op artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 1,

Overwegende dat als gevolg van de vervanging van Richtlijn 72/280/EEG van de Raad door Richtlijn 96/16/EG een dienovereenkomstige algehele wijziging van de bepalingen van Beschikking 72/356/EEG van de Commissie van 18 oktober 1972 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten ( 2 ), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 86/180/EEG ( 3 ) nodig is, teneinde een onafgebroken ontwikkeling van de statistiek in overeenstemming met de economische omstandigheden te verzekeren;

Overwegende dat de bij de toepassing van beschikking 72/356/EEG opgedane ervaring heeft aangetoond dat gedetailleerdere toelichtingen bij de produkten en de tabellen dienen te worden opgesteld;

Overwegende dat, met het oog op een betere integratie van de communautaire statistieken, voor een volledige coördinatie met de in Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële produktie ( 4 ) bedoelde PRODCOM-nomenclatuur moet worden gezorgd;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanente comité voor de landbouwstatistiek,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

De lijst van zuivelprodukten waarop de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 96/16/EG bedoelde enquêtes betrekking hebben, is opgenomen in bijlage I bij deze beschikking.

Artikel 2

De modellen van de tabellen voor de indiening van de gegevens, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/16/EG zijn opgenomen in bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 3

Het in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 96/16/EG van de Raad bedoelde werkprogramma is opgenomen in bijlage III bij deze beschikking.

Artikel 4

Beschikking 72/356/EEG wordt met ingang van 1 januari 1997 ingetrokken.

Verwijzingen naar Beschikking 72/356/EEG worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige beschikking.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE I

LIJST VAN ZUIVELPRODUCTEN



Productcode

Omschrijving van de producten

1

Verse producten

11

Consumptiemelk

111

Rauwe melk

112

Volle melk

1121

gepasteuriseerd

1122

gesteriliseerd

1123

ultra-hoog verhit

113

Halfvolle melk

1131

gepasteuriseerd

1132

gesteriliseerd

1133

ultra-hoog verhit

114

Magere melk

1141

gepasteuriseerd

1142

gesteriliseerd

1143

ultra-hoog verhit

12

Karnemelk

13

Room

 

met een vetgehalte:

131

van 29 % of minder

132

van meer dan 29 %

14

Aangezuurde-melkproducten (yoghurt, drinkyoghurt en andere)

141

met toevoegingen

142

zonder toevoegingen

15

Dranken op basis van melk

16

Overige producten van verse melk (pap, vla en andere)

2

Vervaardigde producten

21

Ingedikte melk

211

zonder suiker

212

met suiker

22

Zuivelproducten in poedervorm

221

Room in poedervorm

222

Volle-melkpoeder

223

Poeder van halfvolle melk

224

Magere-melkpoeder

225

Karnemelkpoeder

226

Overige producten in poedervorm

▼M1

23

Boter en overige zuivelproducten met gele vetten

231

Boter

2311

Traditionele boter (1)

2312

Gerecombineerde boter (1)

2313

Weiboter (1)

232

Uitgesmolten boter en butteroil

233

Overige zuivelproducten met gele vetten

2331

Boter met verlaagd vetgehalte (1)

2332

Overige (1)

▼B

24

Kaas

241

Kaas, naar melksoort:

2411

kaas van (zuivere) koemelk

2412

kaas van (zuivere) schapemelk

2413

kaas van (zuivere) geitemelk

2414

overige (mengsels en kaas van (zuivere) buffelmelk)

242

Kaas (alle melksoorten), naar categorie:

2421

zachte kaas

2422

halfzachte kaas

2423

halfharde kaas

2424

harde kaas

2425

extra harde kaas

2426

verse kaas

25

Smeltkaas

26

Caseïne en caseïnaten

27

Totale hoeveelheid wei

271

Vloeibare wei, als zodanig geleverd

272

Ingedikte wei, als zodanig geleverd

273

Weipoeder en weibrokken

274

Lactose (melksuiker)

275

Lactoalbumine

28

Overige vervaardigde producten

(1)   Verzameling en verstrekking van gegevens op vrijwillige basis.

▼B

TOELICHTINGEN

CONSUMPTIEMELK (11)

Consumptiemelk: rauwe, volle, halfvolle en magere melk zonder toevoegingen.

 Betreft uitsluitend direct voor consumptie bestemde melk, in principe in verpakkingen van 2 liter of minder.

 Omvat ook gevitamineerde melk.

Rauwe melk (111): melk die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, ooien, geiten of buffelkoeien, en die niet is verwarmd tot boven 40 oC en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan (Richtlijn 92/46/EEG van de Raad, PB nr. L 268 van 14.9.1992, blz. 3).

Volle melk (112): melk die in een melkverwerkend bedrijf ten minste een warmtebehandeling of een toegestane behandeling met een gelijkwaardige uitwerking heeft ondergaan en een natuurlijk vetgehalte heeft van ten minste 3,50 % of een vetgehalte dat op ten minste 3,50 % is gebracht (Verordening (EEG) nr. 1411/71 van de Raad, PB nr. L 148 van 3.7.1971, blz. 4).

 Omvat tevens de Zweedse consumptiemelksoorten „Gammaldags mjölk” en „Standardmjölk”, waarvan het melkvetgehalte gelijk is aan respectievelijk 4,2 % en 3 %.

Halfvolle melk (113): melk die in een melkverwerkend bedrijf ten minste een warmtebehandeling of een toegestane behandeling met een gelijkwaardige uitwerking heeft ondergaan en waarvan het vetgehalte is gebracht op een gehalte van ten minste 1,50 % en ten hoogste 1,80 % (Verordening (EEG) nr. 1411/71 van de Raad, PB nr. L 148 van 3.7.1971, blz. 4).

 Omvat tevens de Finse consumptiemelk „ykkösmaito/ettans mjölk”, waarvan het melkvetgehalte gelijk is aan 1 %.

 Omvat tevens de Zweedse consumptiemelksoorten „Ekologisk mjölk” en „Mellanmjölk”, waarvan het melkvetgehalte gelijk is aan respectievelijk 2 % en 1,5 %.

 Omvat tevens Oostenrijkse consumptiemelk, waarvan het melkvetgehalte tussen 2 % en 2,5 % ligt.

Magere melk (114): melk die in een melkverwerkend bedrijf ten minste een warmtebehandeling of een toegestane behandeling met een gelijkwaardige uitwerking heeft ondergaan en waarvan het vetgehalte is gebracht op een gehalte van ten hoogste 0,30 % (Verordening (EEG) nr. 1411/71 van de Raad, PB nr. L 148 van 3.7.1971, blz 4).

 Omvat tevens de Zweedse consumptiemelksoorten „Lättmjölk” en „Minimjölk”, waarvan het melkvetgehalte gelijk is aan respectievelijk 0,5 % en 0,07 %.

 Omvat tevens de Oostenrijkse consumptiemelk waarvan het melkvetgehalte gelijk is aan 0,5 %.

Gepasteuriseerd: gepasteuriseerde melk moet zijn verkregen door een behandeling waarbij gedurende korte tijd een hoge temperatuur wordt toegepast (minimaal 71,7 oC gedurende vijftien seconden of een gelijkwaardige combinatie), ofwel door een pasteurisatieproces waarbij andere tijd/temperatuurcombinaties worden gehanteerd om een gelijkwaardig effect te krijgen (Richtlijn 92/46/EEG van de Raad, PB nr. L 268 van 14.9.1992, blz. 24).

Gesteriliseerd: gesteriliseerde melk moet:

 verhit en gesteriliseerd zijn in hermetisch gesloten verpakkingen of recipiënten; de afsluiting moet intact blijven;

 bij steekproefcontrole een zodanige houdbaarheid hebben dat, na 15 dagen bewaren in ongeopende verpakking bij een temperatuur van + 30 oC, geen enkel teken van nadelige beïnvloeding waarneembaar is (Richtlijn 92/46/EEG van de Raad, PB nr. L 268 van 14.9.1992, blz. 25).

Ultra-hoog verhit: ultra-hoog verhitte melk (of UHT-melk) moet zijn verkregen door verhitting van rauwe melk volgens een procédé waarbij de rauwe melk door middel van een ononderbroken doorvloeiing gedurende korte tijd aan een hoge temperatuur (minimaal 135 oC gedurende ten minste 1 seconde) wordt blootgesteld (Richtlijn 92/46/EEG van de Raad, PB nr. L 268 van 14.9.1992, blz. 24).

 Lid-Staten die geen onderscheid maken tussen gesteriliseerde en ultra-hoog verhitte melk kunnen deze samenvoegen.

KARNEMELK (12)

Karnemelk: bijproduct (kan ook zuur of aangezuurd zijn) van de verwerking (continue boterbereiding of „butyrificatie” en afscheiding van de vaste vetten) van melk of room tot boter.

 Karnemelk met toevoegingsmiddel dient te worden ingedeeld bij dranken op basis van melk.

ROOM (13)

Room: vetrijke laag die zich langs natuurlijke weg aan het oppervlak van melk vormt door langzame samenklontering van de vetbolletjes in de emulsie. Indien de room met de hand wordt afgeschept of door centrifugeren in ontromers wordt verkregen, bevat hij, naast de overige bestanddelen van de melk, een vrij grote hoeveelheid vetstoffen (gewoonlijk meer dan 10 gewichtspercenten van het product).

Room (13): behandelde en voor levering buiten de zuivelfabrieken beschikbare room (= menselijke consumptie, uitvoer, grondstoffen voor chocolade- of ijsbereiding enz.). Omvat niet de intermediaire productie voor de vervaardiging van andere zuivelproducten, zoals bij de andere posten.

Room met een vetgehalte van 29 % of minder (131).

Room met een vetgehalte van meer dan 29 % (132).

 Tabel A/ „Opgehaalde hoeveelheid”: (in melkequivalent) door de landbouwbedrijven aan de zuivelfabrieken geleverde grondstof.

 Tabel B/ „Beschikbare hoeveelheid”: op de boerderij gescheiden en aan een zuivelfabriek geleverde room.

 Tabel A/ „Verkregen producten” en Tabel B/ „Gebruik”:

 

 gepasteuriseerd, gesteriliseerd of ultra-hoog verhit;

 omvat tevens aangezuurde room;

 omvat tevens room in blik en conserven van room.

AANGEZUURDE-MELKPRODUCTEN (14)

Aangezuurde-melkproducten: zuivelproducten met een pH tussen 3,8 en 5,5.

 Betreft yoghurt, drinkyoghurt, bereide yoghurt, melkproducten die, na gisting, een thermische behandeling hebben ondergaan, en andere.

 Omvat tevens produkten op basis van bifidus of die bifidus bevatten.

Aangezuurde-melkprodukten met toevoegingen (141): aangezuurde-melkproducten met toegevoegde suiker vallen onder post 142.

Aangezuurde-melkproducten zonder toevoegingen (142): omvat tevens aangezuurde-melkproducten met toegevoegde suiker en/of zoetstoffen.

DRANKEN OP BASIS VAN MELK (15)

Dranken op basis van melk: overige vloeibare producten, die ten minste 50 % zuivelproducten bevatten, inclusief producten op basis van wei.

 Omvat chocolademelk, karnemelk met toevoegingen, dan wel gearomatiseerd enz.

OVERIGE VERSE PRODUCTEN (16)

 Betreft niet elders genoemde verse zuivelproducten, voornamelijk nagerechten op basis van melk (pap, vla, pudding, dessertcrème enz.) en in de meldende ondernemingen vervaardigd roomijs (en soortgelijke producten).

 Omvat tevens conserven van melkhoudende desserts.

 Omvat tevens verse boerenproducten, die op de landbouwbedrijven zijn opgehaald (in de rubriek Beschikbare hoeveelheid/III.4) en die zonder bewerking (afgezien van de verpakking) op de markt zijn gebracht.

INGEDIKTE MELK (21)

Ingedikte melk: product verkregen door de gedeeltelijke onttrekking van water, uitsluitend uit volle, halfvolle of magere melk.

 Omvat tevens geëvaporeerde melk (door thermische behandeling) en ingedikte melk met toegevoegde suiker.

 Omvat tevens ingedikte melk voor de vervaardiging van „chocolate crumb”, uit melk, suiker en cacao bestaand gedroogd product met de volgende samenstelling:

 

 van melk afkomstige vetstoffen: meer dan 6,5 en minder dan 11 gewichtspercenten;

 cacao: meer dan 6,5 en minder dan 15 gewichtspercenten;

 sacharose (inclusief invertsuiker omgerekend in saccharose): meer dan 50 en minder dan 60 gewichtspercenten;

 vetvrije droge stof van de melk: meer dan 17 en minder dan 30 gewichtspercenten;

 vocht: meer dan 0,5 en minder dan 3,5 gewichtspercenten

 Samenstelling overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 380/84 van de Commissie van 15 februari 1984 (PB nr. L 46 van 16.2.1984, blz. 26).

ZUIVELPRODUCTEN IN POEDERVORM (22)

Zuivelproducten in poedervorm: producten verkregen door onttrekking van water uit room, volle, halfvolle of magere melk, karnemelk en aangezuurde melk.

 Omvat tevens vóór de verwerking van het product tot poeder aan de grondstoffen toegevoegde middelen.

 Omvat tevens melkpoeder in poeder voor zuigelingen en in veevoeder, vervaardigd in zuivelfabrieken.

Room in poedervorm (221): melkpoeder met een melkvetgehalte van 42 of meer gewichtspercenten van het product.

Volle-melkpoeder (222): melkpoeder met een melkvetgehalte van ten minste 26 en minder dan 42 gewichtspercenten van het product.

Poeder van halfvolle melk (223): melkpoeder met een melkvetgehalte van meer dan 1,5 en minder dan 26 gewichtspercenten van het product.

Magere-melkpoeder (224): melkpoeder met een melkvetgehalte van 1,5 of minder gewichtspercenten van het product.

Karnemelkpoeder (225): op basis van karnemelk vervaardigd product in poedervorm.

Overige producten in poedervorm (226): gestremde melk en room, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao, in poedervorm.

 Omvat tevens mengsels van room-, melk-, karnemelk- en/of weipoeder.

 Omvat tevens produkten in poedervorm op basis van eiwitten.

▼M1

BOTER (23)

Boter en overige zuivelproducten met gele vetten (23): omvat boter, traditionele boter, gerecombineerde boter, weiboter, uitgesmolten boter en butteroil, alsmede de overige producten met gele vetten, uitgedrukt in boterequivalent met een melkvetgehalte van 82 gewichtspercenten van het product.

 Tabel A: Denemarken: omvat uitsluitend traditionele boter (231).

 Tabel B: de posten 231 (boter), 2311 (traditionele boter), 2312 (gerecombineerde boter), 2313 (weiboter), 232 (uitgesmolten boter en butteroil), 233 (overige zuivelproducten met gele vetten), 2331 (boter met verlaagd vetgehalte), 2332 (overige) dienen in het werkelijke gewicht te worden uitgedrukt. Alleen post 23 moet in boterequivalent worden uitgedrukt.

Boter (231): een product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan vetvrije, droge stof van ten hoogste 2 %.

 Omvat eveneens butteroil met zeer geringe hoeveelheden kruiden, specerijen, aroma's, enz.

Traditionele boter (2311): rechtstreeks en uitsluitend uit gepasteuriseerde room verkregen product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan vetvrije, droge stof van ten hoogste 2 %.

Gerecombineerde boter (2312): uit butteroil, van melk afkomstige vetvrije, droge stof en water verkregen product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan vetvrije, droge stof van ten hoogste 2 %.

Weiboter (2313): uit weiroom of een mengsel van weiroom en room verkregen product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan vetvrije, droge stof van ten hoogste 2 %.

De posten 2311, 2312 en 2313 omvatten eveneens boter met zeer geringe hoeveelheden kruiden, specerijen, aroma's enz., op voorwaarde dat het product het karakter van boter behoudt.

Uitgesmolten boter en butteroil (232):

Uitgesmolten boter: uitgesmolten boter heeft een melkvetgehalte van meer dan 85 gewichtspercenten van het product. Deze uitdrukking omvat, naast de eigenlijke uitgesmolten boter, ook soortgelijke boter waaraan water onttrokken is en die gewoonlijk met uiteenlopende benamingen zoals „gedehydreerde boter”, „watervrije boter”, „butteroil”, „botervet” (melkvet) en „boterconcentraat” wordt aangeduid.

Butteroil: product dat uit melk, room of boter wordt verkregen door toepassing van procédés voor de onttrekking van water en vetvrije, droge stof, met minimaal 99,3 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen en minimaal 0,5 gewichtspercent water.

 Omvat tevens „ghee”.

 Om dubbeltellingen te voorkomen, betreft de benaming „butteroil” uitsluitend de directe productie op basis van room.

Overige zuivelproducten met gele vetten (233):

Boter met verlaagd vetgehalte (2331): soortgelijk product als boter, maar met maximaal 80 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, met uitzondering van alle andere vetstoffen (verkoopbenamingen volgens punt A van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2991/94 ( 5 ); 3/4 boter, halfvolle boter en melkvetproduct).

Overige (2332): voornamelijk uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten: producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten minste 10 en ten hoogste 80 % van het totale vetgehalte (verkoopbenamingen volgens punt C van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2991/94: melange, 3/4 melange, halfvolle melange en melangeproduct).

Tabel B: indien de boter met verlaagd vetgehalte (2331) en/of de „overige” (2332) worden verkregen uit boter die in dezelfde zuivelfabriek wordt vervaardigd, en het type boter niet kan worden geïdentificeerd (2311, 2312 of 2313), worden deze uit post 23 gelicht onder vermelding van de desbetreffende hoeveelheid boter.

▼B

KAAS (24)

Kaas: vast of halfvast product, vers of gerijpt, verkregen door coagulatie van melk, magere melk, halfvolle melk, room, weiroom of karnemelk, of een combinatie van deze producten, door middel van stremsels of andere coaguleermiddelen en door de uit deze coagulatie voortkomende wei gedeeltelijk te laten uitlekken (Codex Alimentarius — FAO, deel XVI, norm A-6).



—  Tabel A:

— uitsluitend van koemelk;

— omvat ook kaas die wordt gebruikt voor de vervaardiging van smeltkaas, maar met uitzondering van smeltkaas.

—  Tabel B:

— omvat alle categorieën kaas (en wrongel) op basis van alle melksoorten (242);

— omvat tevens ricotta;

— de hoeveelheden kaas mogen niet de voor de vervaardiging van smeltkaas gebruikte hoeveelheden kaas omvatten;

— de onderverdeling naar hardheid geschiedt op basis van het vochtgehalte, berekend op de vetvrije kaasmassa (MFFB = „Moisture on a fat-free basis”):

— 

image

Zachte kaas (2421): kaas met een MFFB, dat, wanneer de kaas eenmaal rijp is, in principe 68 gewichtspercenten of meer bedraagt.

Halfzachte kaas (2422): kaas met een MFFB, dat, wanneer de kaas eenmaal rijp is, in principe ten minste 62 gewichtspercenten en minder dan 68 gewichtspercenten bedraagt.

Halfharde kaas (2423): kaas met een MFFB, dat, wanneer de kaas eenmaal rijp is, in principe ten minste 55 gewichtspercenten en minder dan 62 gewichtspercenten bedraagt.

Harde kaas (2424): kaas met een MFFB, dat, wanneer de kaas eenmaal rijp is, in principe ten minste 47 gewichtspercenten en minder dan 55 gewichtspercenten bedraagt.

Extra harde kaas (2425): kaas met een MFFB, dat, wanneer de kaas eenmaal rijp is, in principe minder dan 47 gewichtspercenten bedraagt.

Verse kaas (2426): product verkregen uit gestremde melk, waarvan de wei grotendeels is afgescheiden (bij voorbeeld door uitlekken of uitpersen). Omvat tevens wrongel (andere dan in poedervorm), waarvan niet meer dan 30 % van het gewicht uit toegevoegde suiker en vruchten bestaat. Omvat verse kaas van wei (kaas verkregen door het indikken van wei waaraan melk of melkvet is toegevoegd).

SMELTKAAS (25)

Smeltkaas: product verkregen door het malen, mengen, smelten en emulgeren van een of meerdere kaassoorten door middel van warmte en emulgeermiddelen, met of zonder toevoeging van melkbestanddelen en/of andere levensmiddelen (Codex Alimentarius — FAO, deel XVI, norm A-8(b)).

CASEÏNE EN CASEÏNATEN (26)

Caseïne: caseïne is het belangrijkste melkeiwit. Het wordt verkregen uit magere melk door de vaste bestanddelen te doen neerslaan, meestal door middel van zuren of stremsel (leb). Hieronder vallen diverse soorten caseïne, waarvan de kenmerken verschillen al naar gelang van het procédé dat gevolgd is bij het stremmen van de melk: bij voorbeeld zuurcaseïne en lebcaseïne (paracaseïne) (Toelichting op het Geharmoniseerd Systeem — afdeling VI, hoofdstuk 35 (nr. 35.01)).

Caseïnaten: caseïnaten (caseïnezouten) omvatten in het bijzonder natrium- en ammoniumcaseïnaat, die ook „oplosbare caseïnen” worden genoemd en meestal gebruikt worden voor het bereiden van geconcentreerde levensmiddelen of farmaceutische producten, alsmede calciumcaseïnaat, een product, dat, al naar gelang van zijn kenmerken, voornamelijk gebezigd wordt voor het bereiden van levensmiddelen of als lijm (Toelichting op het Geharmoniseerd Systeem — afdeling VI, hoofdstuk 35 (nr. 35.01)).

WEI (27)

Wei: bijprodukt van de kaas- en caseïnebereiding. Wei in vloeibare toestand bevat de natuurlijke bestanddelen (in gewichtspercenten van het product: gemiddeld 4,8 % lactose, 0,8 % eiwit en 0,2 % vet) die overblijven nadat de caseïne en het grootste deel van de vetstoffen uit de melk zijn verwijderd.

Totale hoeveelheid wei (27): omvat tevens in zuivelfabrieken gebruikte wei voor de vervaardiging van veevoeder.

 De posten 271 (vloeibare wei, als zodanig geleverd), 272 (ingedikte wei, als zodanig geleverd), 273 (weipoeder en weibrokken), 274 (lactose (melksuiker)) en 275 (lactoalbumine) worden in het reële gewicht aangegeven. Alleen post 27 (totale hoeveelheid wei) wordt in vloeibare wei-equivalent gegeven en mag in geen geval gelijk zijn aan de som van de bovengenoemde hoeveelheden.

Vloeibare wei, als zodanig geleverd (271): wei, geleverd om in hoofdzaak te worden gebruikt voor veevoeder, met uitzondering van de als grondstof gebruikte hoeveelheden.

Ingedikte wei, als zodanig geleverd (272).

Weipoeder en weibrokken (273).

Lactose (melksuiker) (274).

Lactoalbumine (275): een van de belangrijkste bestanddelen van de eiwitten van wei.

OVERIGE VERVAARDIGDE PRODUKTEN (28)

 het betreft niet elders genoemde, vervaardigde zuivelproducten (specificeren), hoofdzakelijk lactoferrines.

 Omvat tevens vervaardigde boerenproducten die op de landbouwbedrijven zijn opgehaald (in rubriek Beschikbare hoeveelheid/III.4) en die zonder bewerking (afgezien van de verpakking) op de markt zijn gebracht.




BIJLAGE II

TABEL A

image

TABEL B

image

image

image

►(1) M1  

image

►(1) M1  

TABEL C

image

▼M3



TABEL D

Verdeling van de ondernemingen (1) naar jaarlijks opgehaalde hoeveelheid melk

Land …

Stand per 31 december …

Opgehaalde hoeveelheid in t/jaar

Aantal ondernemingen

Opgehaalde hoeveelheid

(1 000 t)

5 000 en minder

5 001 tot 20 000

20 001 tot 50 000

50 001 tot 100 000

100 001 tot 300 000

300 001 tot 400 000

400 001 tot 500 000

500 001 tot 750 000

750 001 tot 1 000 000

meer dan 1 000 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL E

Verdeling van de ophaalcentra (1) naar jaarlijks opgehaalde hoeveelheid melk

Land …

Stand per 31 december …

Opgehaalde hoeveelheid in t/jaar

Aantal

Opgehaalde hoeveelheid

(1 000 t)

1 000 en minder

1 001 tot 5 000

5 001 tot 20 000

20 001 tot 50 000

50 001 tot 100 000

meer dan 100 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL F

Verdeling van de ondernemingen (1) naar behandelde hoeveelheid melk

Land …

Stand per 31 december …

Behandelde hoeveelheid in t/jaar

Aantal ondernemingen

Hoeveelheid

(1 000 t)

5 000 en minder

5 001 tot 20 000

20 001 tot 50 000

50 001 tot 100 000

100 001 tot 300 000

300 001 tot 400 000

400 001 tot 500 000

500 001 tot 750 000

750 001 tot 1 000 000

meer dan 1 000 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL G.1

Verdeling van de ondernemingen (1) naar omvang van de jaarlijkse productie van enkele groepen zuivelproducten

Land …

Stand per 31 december …

Groepen producten: VERSE PRODUCTEN (1)

Verkregen producten in t/jaar

Aantal ondernemingen

Jaarlijkse productie

(1 000 t)

1 000 en minder

1 001 tot 10 000

10 001 tot 30 000

30 001 tot 50 000

50 001 tot 100 000

100 001 tot 150 000

150 001 tot 200 000

200 001 tot 250 000

meer dan 250 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL G.2

Verdeling van de ondernemingen (1) naar omvang van de jaarlijkse productie van enkele groepen zuivelproducten

Land …

Stand per 31 december …

Groepen producten: CONSUMPTIEMELK (11)

Verkregen producten in t/jaar

Aantal ondernemingen

Jaarlijkse productie

(1 000 t)

1 000 en minder

1 001 tot 10 000

10 001 tot 30 000

30 001 tot 100 000

100 001 tot 150 000

150 001 tot 200 000

200 001 tot 250 000

meer dan 250 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL G.3

Verdeling van de ondernemingen (1) naar omvang van de jaarlijkse productie van enkele groepen zuivelproducten

Land …

Stand per 31 december …

Groepen producten: ZUIVELPRODUCTEN IN POEDERVORM (22)

Verkregen producten in t/jaar

Aantal ondernemingen

Jaarlijkse productie

(1 000 t)

1 000 en minder

1 001 tot 5 000

5 001 tot 20 000

20 001 tot 25 000

meer dan 25 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL G.4

Verdeling van de ondernemingen (1) naar omvang van de jaarlijkse productie van enkele groepen zuivelproducten

Land …

Stand per 31 december …

Groepen producten: BOTER (23)

Verkregen producten in t/jaar

Aantal ondernemingen

Jaarlijkse productie

(1 000 t)

100 en minder

101 tot 1 000

1 001 tot 5 000

5 001 tot 10 000

10 001 tot 15 000

15 001 tot 20 000

20 001 tot 25 000

meer dan 25 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG



TABEL G.5

Verdeling van de ondernemingen (1) naar omvang van de jaarlijkse productie van enkele groepen zuivelproducten

Land …

Stand per 31 december …

Groepen producten: KAAS (alle soorten) (24)

Verkregen producten in t/jaar

Aantal ondernemingen

Jaarlijkse productie

(1 000 t)

100 en minder

101 tot 1 000

1 001 tot 4 000

4 001 tot 10 000

10 001 tot 15 000

15 001 tot 20 000

20 001 tot 25 000

meer dan 25 000

Totaal

(1)   Als bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 96/16/EG

▼M2



TABEL H

Activiteiten van de zuivelfabrieken

Koemelkeiwit in de voornaamste zuivelproducten

Code

Product

Hoeveelheid (1)

(1 000 t)

Eiwitgehalte

 
 

1

2

1

Verse producten

 
 

11

Consumptiemelk

 
 

112

Volle melk

 
 

113

Halfvolle melk

 
 

114

Magere melk

 
 

12

Karnemelk

 
 

13

Room

 
 

2

Vervaardigde producten

 
 

21

Geconcentreerde melk

 
 

221

Room in poedervorm

 
 

222

Volle melkpoeder

 
 

223

Poeder van halfvolle melk

 
 

224

Magere melkpoeder

 
 

225

Karnemelkpoeder

 
 

23

Boter en overige zuivelproducten met gele vetten

 
 

2411

Kaas van koemelk

 
 

25

Smeltkaas

 
 

26

Caseïne en caseïnaten

 
 

27

Wei

 
 

(1)   Kolom 1: geproduceerde hoeveelheden (x 1 000 t) tijdens de beschouwde periode (jaar). Definitie: zie bijlage II, tabel B, kolom 1, van Beschikking 97/80/EG.



TABEL I

Regionale gegevens over de productie van koemelk

Regio

NUTS 2-code

Jaarlijkse productie van koemelk

(1 000 t) (1)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Landelijk totaal

 
 

(1)   Betreft alle koemelk met uitzondering van zoogmelk, maar inclusief de melk afkomstig van het melken (inclusief biest) die gebruikt wordt als veevoeder (bijvoorbeeld in emmers of anderszins).

▼B

TOELICHTINGEN

TABEL A

De gegevens van deze tabel hebben uitsluitend betrekking op koemelk, zowel wat de opgehaalde hoeveelheden als wat de verkregen producten betreft (mengsels zijn derhalve uitgesloten).

Bij weekstaten dienen de gegevens voor de weken die zich over twee verschillende maanden uitstrekken, gescheiden en opnieuw ingedeeld te worden overeenkomstig het aantal dagen in elk van beide maanden.



Vetgehalte:

— Melkvetten, in gewichtspercenten van het product.

— Gewogen nationaal gemiddelde op basis van de verkregen gegevens, verwijzend naar de methode van Röse-Gottlieb (code IDF/FIL 1C: 1987).

Eiwitgehalte:

— Melkeiwitten, in gewichtspercenten van het product.

— Gewogen nationaal gemiddelde op basis van de verkregen gegevens, verwijzend naar de methode van Kjeldahl.

Verkregen producten: onder de hoeveelheden behandelde verse zuivelproducten worden verstaan de buiten de zuivelfabrieken leverbare hoeveelheden.

TABEL B

Om dubbeltellingen te voorkomen blijven zuivelproducten die binnen een zelfde zuivelfabriek voor de vervaardiging van andere zuivelproducten worden gebruikt, buiten beschouwing.

Ook hebben de gegevens in deze tabel betrekking op het begrip „nationale zuivelfabriek”. Dit betekent dat de totale handel in grondstoffen of producten tussen de zuivelfabrieken in de betrokken Lid-Staat bij de nationale productie niet in aanmerking worden genomen.

Beschikbare hoeveelheid/I en II — Opgehaalde melk: betreft de aankoop van alle volle melk (van koeien, ooien, geiten en buffelkoeien) en zuivelproducten rechtstreeks bij de landbouwbedrijven.

Beschikbare hoeveelheid/II.6 — betreft de overige zuivelproducten (zoals kaas, boter of yoghurt) die bij de landbouwbedrijven worden opgehaald. Deze producten zijn, of ze nu verwerkt zijn of niet, bestemd om als gebruik te dienen voor het fabricageproces van de zuivelfabrieken en moeten in deel B — GEBRUIK van de tabel worden opgenomen.

Beschikbare hoeveelheid/III.4 — betreft de overige zuivelproducten (zoals kaas, boter of yoghurt) uit andere landen. Deze producten moeten, ongeacht of ze bestemd zijn om als gebruik te dienen voor het fabricageproces van de zuivelfabrieken, in deel B — GEBRUIK van de tabel worden opgenomen.

Als deze producten bestemd zijn om zonder verwerking (afgezien van verpakking of rijping) op de markt te worden gebracht, moeten ze worden opgenomen onder post 16 (voor verse boerenproducten) of 28 (voor vervaardigde boerenproducten).

Beschikbare hoeveelheid/III — en aankomst uit de Gemeenschap: onverpakt of in verpakkingen van 2 liter of meer.

Kolom 1 — Hoeveelheid: tenzij anders vermeld hebben de te vermelden hoeveelheden betrekking op het nettogewicht van de grondstof/het eindproduct (in 1 000 ton).

De hoeveelheden behandelde verse zuivelproducten zijn de hoeveelheden die als leverbaar buiten de zuivelfabrieken worden beschouwd.

Kolom 2/B. Gebruik — Melkvetten: hoeveelheden melkvetten (in tonnen) die worden gebruikt voor de vervaardiging van het betrokken product, met inbegrip van de eventuele verliezen tijdens het fabricageproces.

Kolom 3/A. Beschikbare hoeveelheid — Melkeiwitten: hoeveelheden melkeiwitten (in tonnen) in de opgehaalde koemelk.

Kolom 3/B. Gebruik — Gebruik van volle melk: hoeveelheden volle melk (in 1 000 ton) die worden gebruikt voor de vervaardiging van het betrokken product, met inbegrip van de eventuele verliezen tijdens het fabricageproces.

Kolom 4/B. Gebruik — Gebruik van magere melk:

 positief: hoeveelheden magere melk (in 1 000 ton) die worden gebruikt voor de vervaardiging van het betrokken product, met inbegrip van de eventuele verliezen tijdens het fabricageproces;

 negatief: hoeveelheden magere melk (in 1 000 ton) die bij het fabricageproces van het betrokken product worden teruggewonnen (b.v.: de hoeveelheden magere melk die worden teruggewonnen bij de vervaardiging van boter uit volle melk of room).

Overig gebruik (code 3 t/m 6):

Aan de boerderijen teruggegeven magere melk en karnemelk (3): magere melk en karnemelk die zijn teruggegeven aan de boerderijen.

Uitvoer en verzending binnen de Gemeenschap van niet-verpakte melk en room (4): uitvoer en intracommunautaire levering door de zuivelfabrieken van volle melk, magere melk en vloeibare room in onverpakte vorm of in verpakkingen van 2 liter of meer.

Overig gebruik (5): volle en magere melk in onverpakte vorm of in verpakkingen van meer dan 2 liter, geleverd aan de voedingsmiddelenindustrie (bij voorbeeld voor roomijs) of bestemd voor veevoeder in al zijn vormen, met uitzondering van post 3.

Verschillen (6): dit betreft de statistische verschillen.

TABEL C

Landbouwbedrijf: een landbouwbedrijf is een technisch-economische eenheid die onder één beheer is geplaatst en landbouwproducten voortbrengt.

A.   Beschikbare hoeveelheid:

Koemelk: betreft alle koemelk met uitzondering van zoogmelk, maar inclusief de melk afkomstig van het melken (inclusief biest) die gebruikt wordt als veevoeder (bij voorbeeld in emmers of anderszins).

Melkkoeien: koeien die uitsluitend of voornamelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie en/of verwerking tot zuivelproducten, inclusief in de afgedankte melkkoeien (ongeacht of zij tussen de laatste lactatie en het slachten worden vetgemest of niet).

Kolom volle melk: betreft de hoeveelheden gemolken melk.

Kolom magere melk en karnemelk:

 terug ontvangen van de zuivelfabriek (1): zie definitie tabel B/3.

 saldo van de roomleveringen (2).

B.   Gebruik:

Volle melk/eigen verbruik: het verbruik van volle melk door het huishouden van het bedrijfshoofd (dus uitsluitend voor menselijke consumptie).

Volle melk/rechtstreekse verkoop: volle consumptiemelk die rechtstreeks verkocht wordt aan de consument.

Volle melk/boerenboter en -room: volle melk (alle melksoorten) die wordt gebruikt voor de vervaardiging van boerenboter en -room.

Volle melk/boerenkaas: volle melk (alle melksoorten) die wordt gebruikt voor de vervaardiging van boerenkaas.

Volle melk/overige producten: volle melk die wordt gebruikt voor de vervaardiging van zuivelproducten die bestemd zijn voor menselijke consumptie (b.v. yoghurt).

Volle melk/veevoeder: volle melk, op de boerderij gebruikt als veevoeder, ongeacht de vorm daarvan (onbehandeld of als samengesteld veevoeder op de boerderij vervaardigd).

Volle melk/levering aan zuivelfabrieken:

 omvat de leveringen:

 

 van alle volle-melksoorten (van koeien, ooien, geiten en buffelkoeien) aan de zuivelfabrieken (in of buiten de Lid-Staat) en aan de landbouwbedrijven, als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 96/16/EG;

 van andere producten (specificeren), in melkequivalent.

 de roomleveringen worden uitgedrukt in melkequivalent.

Volle melk/verschillen en verliezen:

 betreft de statistische verschillen en de bij de vervaardiging verloren gegane hoeveelheden;

 het totaal van de kolom „gebruik volle melk” dient overeen te stemmen met het totaal van de beschikbare hoeveelheden.

Magere melk en karnemelk/consumptiemelk: magere melk en karnemelk die op de landbouwbedrijven worden gebruikt voor menselijke consumptie, met name het eigen verbruik op deze landbouwbedrijven en de rechtstreekse verkoop aan de consumenten.

Magere melk en karnemelk/boerenkaas: magere melk en karnemelk die worden gebruikt voor de vervaardiging van boerenkaas.

C.   Verkregen producten:

De op te geven hoeveelheden hebben betrekking op het nettogewicht van het eindproduct (in 1 000 ton).

Consumptiemelk = eigen verbruik + rechtstreekse verkoop.

Boerenroom: op de landbouwbedrijven geproduceerde room.

Boerenboter: op de landbouwbedrijven geproduceerde boter.

Boerenkaas: op de landbouwbedrijven geproduceerde kaas.

Overige producten: op de landbouwbedrijven geproduceerde overige producten (specificeren).

Waarvan geleverd aan zuivelfabrieken: betreft de leveringen van room, boter, kaas en overige boerenproducten aan de zuivelfabrieken (in of buiten de Lid-Staat).

TABEL D EN E

Opgehaalde hoeveelheid: hoeveelheden melk en room (in melkequivalent) die rechtstreeks zijn opgehaald bij de landbouwbedrijven.

TABEL E

Ophaalcentra: betreft uitsluitend ondernemingen die bij landbouwbedrijven melk kopen en deze in eigen naam doorverkopen aan zuivelfabrieken. De ophaalcentra die als lokale eenheden van zuivelfabrieken afhankelijk zijn, zijn hier dus niet bij inbegrepen.

De registratiecentra voor het op nationaal niveau registreren van de hoeveelheden melk die door een onderneming (zuivelfabriek) uit een andere Lid-Staat op het nationale grondgebied worden opgehaald, moeten eveneens in deze tabel worden vermeld.

TABEL F

Behandelde hoeveelheid: totale hoeveelheid van de behandelde grondstof = hoeveelheden volle melk (of volle-melkequivalent) die worden gebruikt voor de vervaardiging van zuivelproducten in de onderneming.

TABEL D, E, F EN G

Onderneming: de onderneming bestaat uit de kleinste combinatie van juridische eenheden. Zij is een organisatorische eenheid die goederen en diensten voortbrengt en die een zekere zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft, met name ten aanzien van de bestemming van haar vlottende middelen. Een onderneming oefent op een of meer lokaties een of meer activiteiten uit. Een onderneming kan uit één juridische eenheid bestaan (Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993, PB nr. L 76 van 30 maart 1993).

De onder de statistische geheimhouding vallende gegevens dienen duidelijk als zodanig te worden gemerkt.

De tabellen moeten worden ingevuld voor alle ondernemingen die er op 31 december van het referentiejaar zijn; zij hebben betrekking op de activiteiten van deze ondernemingen, met inbegrip van die van de zuivelfabrieken die zij in de loop van het jaar hebben overgenomen.

▼M2




BIJLAGE III

METHODOLOGISCHE VRAGENLIJST (*) OVER DE OPSTELLING VAN ZUIVELSTATISTIEKENOverzicht van de vragenlijstIDENTIFICATIE VAN DE CONTACTPERSOON1. Algemene gegevens2. Inzameling van basisgegevensA. Bij de zuivelfabriekenB. Bij de landbouwbedrijven3. Tabel BDeel A: Beschikbare hoeveelheidDeel B: Gebruik4. Opmerkingen en voorstellenReferentiedatum:Zijn er wijzigingen opgetreden ten opzichte van de methodologische informatie die u vorig jaar heeft verstrekt?Ja NeeIDENTIFICATIE VAN DE CONTACTPERSOON VOOR EUROSTAT VAN DE LIDSTAATAchternaam en voornaam: Dhr./Mevr.Functie:Instelling of orgaan:Dienst:Adres:Telefoon/Fax:E-mail:(*) Deze vragenlijst moet overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 96/16/EG gelijktijdig met de naar behoren ingevulde tabel B aan de Commissie worden toegezonden.

1. Algemene gegevens1.1. Verantwoordelijkheid voor de verstrekte gegevensWie is in uw land verantwoordelijk voor de toepassing van de wetgeving inzake zuivelstatistieken?Naam van de verantwoordelijkeContactgegevens van de genoemde persoon (of dienst)TABEL A:Maandelijkse statistieken (zuivelfabrieken)TABEL B:Jaarlijkse statistieken (zuivelfabrieken)TABEL C:Jaarlijkse statistieken LandbouwbedrijvenTABELLEN D t/m G:Statistieken van de structurenTABEL H:Koemelkeiwitten in de belangrijkste melkproductenTABEL I:Jaarlijkse gegevens per regioIs er een andere instelling die bijdraagt aan de opstelling van de zuivelstatistieken?Ja (*) Nee(*) Zo ja, naam en contactgegevens van de instelling:1.2. Vraag over de geheimhouding van de verstrekte gegevensHebt u problemen wat de geheimhouding van gegevens betreft?Ja (*) Nee(*) Zo ja, welke?2. Inzameling van basisgegevensA. Bij de zuivelfabrieken (tabellen A en B)2.A.1. Algemene kenmerkenAantal bestaande zuivelfabrieken op 1 januari 20… (met uitzondering van centra of ondernemingen die alleen ophalen):Aantal centra en bedrijven die ophalen (in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 96/16/EG)

2.A.2. Herkomst van het voor de maand- en jaarenquêtes gebruikte bestand van de enquête-eenhedenWat is de herkomst van het gebruikte bestand?Uittreksel uit het nationale ondernemingenregisterVoor de zuivelenquêtes opgebouwd bestandBestand van bedrijfsorganisaties (*)Voor andere enquêtes gebruikt bestand (*)Overig (*)(*) Vermeld de bron:2.A.3. Procedures en frequenties waarmee het gebruikte bestand wordt geactualiseerdActualiseert u het gebruikte bestand:voortdurendmaandelijksdriemaandelijksjaarlijksdriejaarlijksmeerjaarlijks?2.A.4. Maandelijkse vragenlijsten (zuivelfabrieken: tabel A)Aantal betrokken enquête-eenheden Aandeel dat de ondervraagde steekproef van de populatie uitmaakt (in %)Enquêtemethode:Door enquêteursPer postPer telefoonPer e-mailAndere methode, namelijk …Gebruikelijke respons (in %):Met welke methode raamt u de gegevens van de niet-respondenten?Gebruikt u aanvullende informatiebronnen?Ja (*) Nee(*) Zo ja, welke?2.A.5. Jaarlijkse vragenlijsten (zuivelfabrieken: tabellen B, C, H en I)Opmerking: De jaarlijkse enquête is uitputtendEnquêtemethode:Door enquêteursPer postPer telefoonPer e-mailAndere methode, namelijk …

Gebruikelijke respons (in %):Met welke methode raamt u de gegevens van de niet-respondenten?Gebruikt u aanvullende informatiebronnen?Ja (*) Nee(*) Zo ja, welke?B. Bij de landbouwbedrijven (boerderijen) (tabel C)Aantal betrokken landbouwbedrijven (boerderijen) op 1 januari 20…:2.B.1. Bestaan van een regelmatige enquête over de productie en het gebruik van melk op de boerderijBestaat er een enquête over de productie en het gebruik van melk op de boerderij?Ja (2.B.2) Nee (2.B.5)2.B.2. Zo ja, beschrijf deze enquête:Enquêtemethode:Door enquêteursPer postPer telefoonPer e-mailAndere methode, namelijk …Gebruikelijke respons (in %):Beschrijving van de enquêtemethode:2.B.3. Methode om de door de non-respondenten geproduceerde en gebruikte hoeveelheden te schattenMet welke methode schat u de productie en het melkverbruik op de boerderijen van de niet-respondenten?2.B.4. Gebruik van aanvullende informatiebronnenGebruikt u aanvullende informatiebronnen?Ja (*) Nee(*) Zo ja, welke?2.B.5. Zo nee, geef aan met welke methode de jaarlijkse productie en het melkverbruik op de boerderij wordt berekend of geschat:2.B.6. KoemelkWordt, met uitzondering van zoogmelk, alle door het melken verkregen melk (met inbegrip van de biest) die als diervoeder wordt gebruikt (in emmers of met andere middelen), daadwerkelijk als aanvoer geboekt?Ja Nee

3. Tabel B (betreft gegevens van de zuivelfabrieken)Deel A: Beschikbare hoeveelheid3.A.1. De invoer van melk, room en andere zuivelproductenKopen de zuivelfabrieken rauwe melk bij erkende opkopers buiten het nationale grondgebied?Ja (*) Nee(*) Zo ja, worden deze aankopen als invoer geboekt? (tabel B, kolom B)Ja NeeGebruikt u de rechtstreeks van de zuivelfabrieken afkomstige gegevens om de grensoverschrijdende handel bij te houden?Ja (*) Nee(*) Zo ja:Op basis van de maandelijkse vragenlijstAndere bronnen:Gebruikt u statistische gegevens van de buitenlandse handel?Ja (*) Nee(*) Zo ja, hoe maakt u onderscheid tussen invoer voor de zuivelindustrie en andere invoer:Hoe behandelt u leveringen van halffabrikaten tussen twee fabrieken in verschillende landen die tot dezelfde onderneming behoren?Zij worden bij de gegevens van de buitenlandse handel geteldZij worden bij de leveringen door ondernemingen geteldAnders, namelijk …Deel B: Gebruik (vervaardigde producten)3.B.1. De belangrijkste producties (kolom 1 van de tabel)Bestaat er een verband tussen de enquêtes voor de zuivelstatistieken en de PRODCOM-enquêtes (1)?Ja (*) Nee(*) Zo ja, worden de twee enquêtes door dezelfde instelling gehouden?Ja Nee3.B.2. DubbeltellingenB.2.1. In de zuivelfabriekenOp welke variabelen is de enquête gebaseerd om dubbeltellingen te voorkomen?Op de vóór de bewerking ontvangen producten (producten bij de ontvangst)Op de eindproducten (producten bij de levering)(1) Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

B.2.2. Kaas — smeltkaasHoudt u een specifieke enquête naar de grondstoffen voor de vervaardiging van smeltkaas (kaas, boter, room, andere melkproducten)?Ja NeeWorden deze grondstoffen bij de gegevens van kolom 1 van tabel B opgeteld of worden zij ervan afgetrokken?Ervan afgetrokken Erbij opgeteld3.B.3. Berekening van gegevens over melk (vol en mager)Hoe worden de gegevens over melk van tabel B berekend voor onderstaande producten:CodesProductenRechtstreekse enquêteGebruik van technische coëfficiënten11-12Vloeibare melk en karnemelk13Room14-15-16Andere verse producten (aangezuurde melkproducten, dranken op melkbasis, pap, vla, enz.)21Geconcentreerde melk22Producten in poedervorm23Boter en andere producten met geel vet24Kaas2411Kaas van koemelk25Smeltkaas27Wei3.B.4. Berekening van de gegevens over vettenHoe worden de gegevens over vetten van tabel B berekend?Bij de INPUT (namelijk op basis van de voor de productie gebruikte grondstof(fen))Bij de OUTPUT (namelijk op basis van het eindproduct)Sommige staten gebruiken beide methodes (zelfcontrole). Geef dit aan:Gebruikt u de gegevens van de zuivelfabrieken als informatiebron?Ja Nee (*)(*) Zo nee, wat is de informatiebron?3.B.5. Eiwitten (tabel H)Welke methode gebruikt u om eiwitten te meten of te schatten?Bij de INPUT (namelijk op basis van de voor de productie gebruikte grondstof(fen))Ja Nee

Bij de OUTPUT (namelijk op basis van het eindproduct)Ja NeeEventuele toelichting:3.B.6. Regionale gegevens (tabel I)Evaluatie van de regionale productie:Bestaande gegevens aan de bronJa NeeAchteraf berekende gegevensJa NeeIndien de gegevens worden berekend, welke methode wordt gebruikt?Enquête inzake de structuur van de landbouwbedrijven (Verordening (EG) nr. 143/2002 van de Commissie (1))Rundvee-enquête (Richtlijn 93/24/EEG van de Raad (2) en Beschikking 94/433/EG van de Commissie (3))Overige, namelijk …4. Opmerkingen en voorstellenGeef hier uw opmerkingen en voorstellen om de methodologische vragenlijst te verbeteren.Voeg alle naar uw oordeel nuttige informatie bij.(1) Verordening (EG) nr. 143/2002 van de Commissie van 24 januari 2002 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad met het oog op de organisatie van de communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in 2003, 2005 en 2007 (PB L 24 van 26.1.2002, blz. 16).(2) Richtlijn 93/24/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes op het gebied van de rundveeproductie (PB L 149 van 21.6.1993, blz. 5). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.(3) Beschikking 94/433/EG van de Commissie van 30 mei 1994 houdende toepassingsbepalingen van Richtlijn 93/24/EEG van de Raad wat de statistische enquêtes naar de rundveestapel en naar de productie van rundvee betreft en tot wijziging van die richtlijn (PB L 179 van 13.7.1994, blz. 27). Beschikking laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.



( 1 ) PB nr. L 78 van 28.3.1996, blz. 27.

( 2 ) PB nr. L 246 van 30.10.1972, blz. 1.

( 3 ) PB nr. L 138 van 24.5.1986, blz. 49.

( 4 ) PB nr. L 374 van 31.12.1991, blz. 1.

( 5 ) PB L 316 van 9.12.1994, blz. 2.