01992L0043 — NL — 01.07.2013 — 006.006
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 92/43/EEG VAN DE RAAD van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
M1 |
L 305 |
42 |
8.11.1997 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1882/2003 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 september 2003 |
L 284 |
1 |
31.10.2003 |
|
L 363 |
368 |
20.12.2006 |
||
L 158 |
193 |
10.6.2013 |
RICHTLIJN 92/43/EEG VAN DE RAAD
van 21 mei 1992
inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna
Definities
Artikel 1
In deze richtlijn wordt verstaan onder
instandhouding: een geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantesoorten in een gunstige staat van instandhouding als bedoeld in de letters e) en i);
natuurlijke habitats: land- of waterzones met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken, en die zowel geheel natuurlijk als halfnatuurlijk kunnen zijn;
typen natuurlijke habitats van communautair belang: habitats die op het in artikel 2 bedoelde grondgebied:
gevaar lopen in hun natuurlijke verspreidingsgebied te verdwijnen;
of
een beperkt natuurlijk verspreidingsgebied hebben ten gevolge van hun achteruitgang of wegens hun intrinsiek beperkte areaal;
of
opmerkelijke voorbeelden zijn van één of meer van de volgende negen biogeografische regio's: Alpiene gebied, Atlantische zone, Zwarte-Zeegebied, boreale zone, continentale zone, Macaronesië, Middellandse-Zeegebied, Pannonisch gebied en steppengebied.
Deze typen habitats zijn of kunnen worden opgenomen in bijlage I;
prioritaire typen natuurlijke habitats: op het in artikel 2 bedoelde grondgebied voorkomende typen natuurlijke habitats die gevaar lopen te verdwijnen en voor welker instandhouding de Gemeenschap een bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied op het in artikel 2 bedoelde grondgebied ligt. Deze prioritaire typen natuurlijke habitats zijn in bijlage I met een sterretje (*) gemerkt;
staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: de som van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten op het in artikel 2 bedoelde grondgebied.
De „staat van instandhouding” van een natuurlijke habitat wordt als „gunstig” beschouwd wanneer:
habitat van een soort: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft;
soorten van communautair belang: soorten die op het in artikel 2 bedoelde grondgebied:
bedreigd zijn, uitgezonderd de soorten waarvan het natuurlijke verspreidingsgebied slechts een marginaal gedeelte van dat grondgebied beslaat en die in het west-palearctische gebied niet bedreigd of kwetsbaar zijn of
kwetsbaar zijn, dat wil zeggen waarvan het waarschijnlijk wordt geacht dat zij in de naaste toekomst bij voortbestaan van de bedreigende factoren zullen overgaan naar de categorie van bedreigde soorten, of
zeldzaam zijn, dat wil zeggen waarvan de populaties van kleine omvang zijn en die, hoewel zij momenteel noch bedreigd noch kwetsbaar zijn, in die situatie dreigen te komen. Deze soorten leven in geografische gebieden die van beperkte omvang zijn, of zijn over een grotere oppervlakte versnipperd, of
endemisch zijn en bijzondere aandacht vereisen wegens het specifieke karakter van hun habitat en/of de potentiële gevolgen van hun exploitatie voor hun staat van instandhouding.
Deze soorten zijn of kunnen worden opgenomen in bijlage II en/of IV of V;
prioritaire soorten: de in letter g), onder i), bedoelde soorten voor welker instandhouding de Gemeenschap bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied op het in artikel 2 bedoelde grondgebied ligt. Deze prioritaire soorten zijn in bijlage II met een sterretje (*) gemerkt;
staat van instandhouding van een soort: het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort op het in artikel 2 bedoelde grondgebied.
De „staat van instandhouding” wordt als „gunstig” beschouwd wanneer:
gebied: een geografisch bepaalde zone, waarvan de oppervlakte duidelijk is afgebakend;
gebied van communautair belang: een gebied dat er in de biogeografische regio of regio's waartoe het behoort, significant toe bijdraagt een type natuurlijke habitat van bijlage I of een soort van bijlage II in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen en ook significant kan bijdragen tot de coherentie van het in artikel 3 bedoelde Natura 2000-netwerk, en/of significant bijdraagt tot de instandhouding van de biologische diversiteit in de betrokken biogeografische regio of regio's.
Voor de diersoorten met een zeer groot territorium komen de gebieden van communautair belang overeen met de plaatsen, binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn;
speciale beschermingszone: een door de Lid-Staten bij een wettelijk, bestuursrechtelijk en/of op een overeenkomst berustend besluit aangewezen gebied van communautair belang waarin de instandhoudingsmaatregelen worden toegepast die nodig zijn om de natuurlijke habitats en/of de populaties van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen;
specimen: elk dier of elke plant, levend of dood, van de in de bijlagen IV en V genoemde soorten, elk deel van een dier of plant van deze soorten of elk daaruit verkregen produkt, alsmede alle andere goederen, voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren of planten van deze soorten of daaruit verkregen produkten;
comité: het bij artikel 20 ingestelde comité.
Artikel 2
1. Deze richtlijn heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de Lid-Staten waarop het Verdrag van toepassing is.
2. De op grond van deze richtlijn genomen maatregelen beogen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantesoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.
3. In de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.
Instandhouding van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten
Artikel 3
1, Er wordt een coherent Europees ecologisch netwerk gevormd van speciale beschermingszones, Natura 2000 genaamd. Dit netwerk, dat bestaat uit gebieden met in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats en habitats van in bijlage II genoemde soorten, moet de betrokken typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen.
Het Natura 2000-netwerk bestrijkt ook de door de Lid-Staten overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG aangewezen speciale beschermingszones.
2. Elke Lid-Staat draagt bij tot de totstandkoming van Natura 2000 al naar gelang van de aanwezigheid op zijn grondgebied van de typen natuurlijke habitats en habitats van soorten als bedoeld in lid 1. Hij wijst daartoe, overeenkomstig artikel 4 en met inachtneming van de doelstellingen van lid 1, gebieden als speciale beschermingszones aan.
3. Waar zij zulks nodig achten, streven de Lid-Staten naar bevordering van de ecologische coherentie van Natura 2000 door het handhaven en in voorkomend geval ontwikkelen van de in artikel 10 genoemde landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.
Artikel 4
1. Op basis van de criteria van bijlage III (fase 1) en van de relevante wetenschappelijke gegevens stelt elke Lid-Staat een lijst van gebieden voor, waarop staat aangegeven welke typen natuurlijke habitats van bijlage I en welke inheemse soorten van bijlage II in die gebieden voorkomen. Voor diersoorten met een zeer groot territorium komen deze gebieden overeen met de plaatsen, binnen het natuurljike verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. Voor aquatische soorten met een groot territorium worden deze gebieden alleen voorgesteld indien het mogelijk is een zone duidelijk af te bakenen die de fysische en biologische elementen vertoont welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. Zo nodig stellen de Lid-Staten aanpassingen van de lijst voor in het licht van de resultaten van het in artikel 11 bedoelde toezicht.
De lijst wordt binnen drie jaar na kennisgeving van de richtlijn aan de Commissie toegezonden met informatie over elk gebied. Deze informatie omvat een kaart, de naam, de ligging en de oppervlakte van het gebied, alsmede de gegevens die zijn verkregen uit toepassing van de in bijlage III (fase 1) vermelde criteria, en wordt verstrekt op basis van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 21 opgesteld formulier.
2. Op basis van de in bijlage III (fase 2) vermelde criteria werkt de Commissie met instemming van iedere Lid-Staat voor elk van de ►M3 negen ◄ in artikel 1, letter c) onder iii), genoemde biogeografische regio's en voor het gehele in artikel 2, lid 1, bedoelde grondgebied aan de hand van de lijsten van de Lid-Staten een ontwerp-lijst van de gebieden van communautair belang uit, waarop staat aangegeven in welke gebieden een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten voorkomen.
De Lid-Staten waar de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats en een of meer prioritaire soorten in oppervlakte meer dan 5 % van het nationale grondgebied beslaan, kunnen, met instemming van de Commissie, verzoeken dat de criteria van bijlage III (fase 2) voor de selectie van alle gebieden van communautair belang op hun grondgebied flexibeler worden toegepast.
De lijst van gebieden van communautair belang, waarop de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten staan aangegeven, wordt door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.
3. De in lid 2 genoemde lijst wordt binnen zes jaar na de kennisgeving van deze richtlijn vastgesteld.
4. Wanneer een gebied volgens de procedure van lid 2 tot een gebied van communautair belang is verklaard, wijst de betrokken Lid-Staat dat gebied zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes jaar, aan als speciale beschermingszone en stelt hij tevens de prioriteiten vast gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat van bijlage I of van een soort van bijlage II alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging.
5. Zodra een gebied op de in lid 2, derde alinea, bedoelde lijst is geplaatst, gelden voor dat gebied de bepalingen van artikel 6, leden 2, 3 en 4.
Artikel 5
1. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de Commissie constateert dat een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort die haar op grond van relevante en betrouwbare wetenschappelijke informatie onontbeerlijk lijkt voor het behoud van dat prioritaire type natuurlijke habitat of het voortbestaan van die prioritaire soort, ontbreekt op een nationale lijst als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt een procedure voor bilateraal overleg tussen deze Lid-Staat en de Commissie geopend om de door beide partijen gebruikte wetenschappelijke gegevens te vergelijken.
2. Indien het meningsverschil na een overlegperiode van ten hoogste zes maanden niet is opgelost, zendt de Commissie de Raad een voorstel toe betreffende de selectie van dat gebied als gebied van communautair belang.
3. De Raad spreekt zich binnen drie maanden na de indiening van het voorstel met eenparigheid van stemmen uit.
4. Gedurende de overlegperiode en in afwachting van een besluit van de Raad is het betrokken gebied onderworpen aan de bepalingen van artikel 6, lid 2.
Artikel 6
1. De Lid-Staten treffen voor de speciale beschermingszones de nodige instandhoudingsmaatregelen; deze behelzen zo nodig passende specifieke of van ruimtelijke-ordeningsplannen deel uitmakende beheersplannen en passende wettelijke, bestuursrechtelijke of op een overeenkomst berustende maatregelen, die beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II die in die gebieden voorkomen.
2. De Lid-Staten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben.
3. Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.
4. Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de Lid-Staat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De Lid-Staat stelt de Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen.
Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd.
Artikel 7
De uit artikel 6, leden 2, 3 en 4, voortvloeiende verplichtingen komen in de plaats van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4, lid 4, eerste zin, van Richtlijn 79/409/EEG, voor wat betreft de speciale beschermingszones die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die richtlijn zijn aangewezen of bij analogie overeenkomstig artikel 4, lid 2, van die richtlijn zijn erkend, zulks vanaf de datum van toepassing van de onderhavige richtlijn, dan wel vanaf de datum van de aanwijzing of erkenning door een Lid-Staat overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG, indien deze datum later valt.
Artikel 8
1. Samen met hun voorstellen voor gebieden die vermoedelijk zullen worden aangewezen als speciale beschermingszones met prioritaire typen natuurlijke habitats en/of prioritaire soorten, doen de Lid-Staten de Commissie in voorkomend geval hun ramingen toekomen betreffende de communautaire co-financiering die zij nodig achten om aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 6, lid 1, te kunnen voldoen.
2. In overeenstemming met elke betrokken Lid-Staat stelt de Commissie vast welke maatregelen voor gebieden van communautair belang waarvoor om co-financiering is verzocht, van essentieel belang zijn voor het behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding van de prioritaire typen natuurlijke habitats en prioritaire soorten in de betrokken gebieden en wat de totale kosten van die maatregelen zijn.
3. De Commissie maakt in overeenstemming met de betrokken Lid-Staat een raming van de financiering, inclusief co-financiering, die voor de uitvoering van de in lid 2 bedoelde maatregelen nodig is en houdt daarbij onder andere rekening met de concentratie van prioritaire natuurlijke habitats en/of prioritaire soorten op het grondgebied van die Lid-Staat en met de relatieve lasten die de benodigde maatregelen met zich brengen.
4. De Commissie stelt aan de hand van de in de leden 2 en 3 bedoelde raming, rekening houdend met de financieringsbronnen die uit hoofde van de relevante communautaire instrumenten beschikbaar zijn, volgens de procedure van artikel 21, een prioritair actiekader vast van voor co-financiering in aanmerking komende maatregelen die genomen moeten worden wanneer het gebied overeenkomstig artikel 4, lid 4, wordt aangewezen.
5. De maatregelen die bij gebrek aan voldoende middelen niet in het actiekader zijn opgenomen, worden, evenals de maatregelen van bovengenoemd actiekader die niet voor de noodzakelijke co-financiering of slechts voor een gedeeltelijke co-financiering in aanmerking zijn gekomen, overeenkomstig de procedure van artikel 21 in het kader van de om de twee jaar plaatsvindende herziening van het actiekader opnieuw bezien en kunnen in afwachting van deze herziening door de Lid-Staten worden uitgesteld. Bij deze herziening wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de nieuwe situatie in het betrokken gebied.
6. In gebieden waarin de maatregelen die afhangen van co-financiering zijn uitgesteld, onthouden de Lid-Staten zich van alle nieuwe maatregelen die wellicht tot achteruitgang van die gebieden zullen leiden.
Artikel 9
De Commissie evalueert volgens de procedure van artikel 21 periodiek de bijdrage van Natura 2000 tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen. In dit verband kan, wanneer de natuurlijke ontwikkeling, zoals die blijkt uit het in artikel 11 bedoelde toezicht, dat rechtvaardigt, worden overwogen om een speciale beschermingszone haar status te ontnemen.
Artikel 10
Wanneer de Lid-Staten zulks in verband met hun ruimtelijke-ordeningsbeleid en hun ontwikkelingsbeleid nodig achten, en met name om Natura 2000 ecologisch meer coherent te maken, streven zij ernaar een adequaat beheer te bevorderen van landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.
Het gaat daarbij om elementen die door hun lineaire en continue structuur (zoals waterlopen met hun oevers of traditionele systemen van terreinbegrenzing) of hun verbindingsfunctie (zoals vijvers of bosjes) essentieel zijn voor de migratie, de geografische verdeling en de genetische uitwisseling van wilde soorten.
Artikel 11
De Lid-Staten zien toe op de staat van instandhouding van de in artikel 2 bedoelde soorten en natuurlijke habitats, waarbij zij bijzondere aandacht schenken aan de prioritaire typen natuurlijke habitats en de prioritaire soorten.
Bescherming van de soorten
Artikel 12
1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, letter a), vermelde diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied, waarbij een verbod wordt ingesteld op:
het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten;
het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek;
het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur;
de beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen.
2. Met betrekking tot deze soorten verbieden de Lid-Staten het in bezit hebben, vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken specimens, uitgezonderd die welke reeds legaal waren onttrokken vóór de toepassing van deze richtlijn.
3. De in lid 1, letters a) en b), en in lid 2 opgenomen verbodsbepalingen gelden ongeacht de levensfase waarin de in dit artikel bedoelde dieren zich bevinden.
4. De Lid-Staten stellen een systeem in van toezicht op het bij toeval vangen en doden van de diersoorten, genoemd in bijlage IV, letter a). In het licht van de verkregen gegevens verrichten de Lid-Staten de verdere onderzoekwerkzaamheden of treffen zij de instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat het bij toeval vangen en doden geen significante negatieve weerslag heeft op de betrokken soorten.
Artikel 13
1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, letter b), vermelde plantesoorten, waarbij een verbod wordt ingesteld op:
het opzettelijk plukken en verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van specimens van de genoemde soorten in de natuur, in hun natuurlijke verspreidingsgebied;
het in bezit hebben, vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken specimens van de genoemde soorten, uitgezonderd die welke reeds legaal waren onttrokken vóór de toepassing van deze richtlijn.
2. De in lid 1, letters a) en b), opgenomen verbodsbepalingen gelden ongeacht de fase van de biologische cyclus waarin de in dit artikel bedoelde planten zich bevinden.
Artikel 14
1. Indien de Lid-Staten zulks op grond van het in artikel 11 genoemde toezicht nodig achten, treffen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het aan de natuur onttrekken en de exploitatie van specimens van de in bijlage V genoemde wilde dier- en plantesoorten verenigbaar zijn met het behoud van die soorten in een gunstige staat van instandhouding.
2. Indien dergelijke maatregelen nodig worden geacht, moeten zij de voortzetting van het in artikel 11 genoemde toezicht omvatten. Voorts kunnen zij met name behelzen:
Artikel 15
Wat betreft het vangen of doden van in bijlage V, letter a), genoemde wilde diersoorten verbieden de Lid-Staten, in gevallen waarin overeenkomstig artikel 16 afwijkingen worden toegepast voor het aan de natuur onttrekken, het vangen of het doden van de in bijlage IV, letter a), genoemde soorten, alle niet-selectieve middelen die de plaatselijke verdwijning of ernstige verstoring van de rust van de populaties van deze soorten tot gevolg kunnen hebben, en in het bijzonder:
het gebruik van de middelen voor het vangen en het doden die worden genoemd in bijlage VI, letter a);
elke vorm van vangen en doden vanuit de in bijlage VI, letter b), genoemde vervoermiddelen.
Artikel 16
1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, mogen de. Lid-Staten afwijken van het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14 en 15, letters a) en b):
in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna en van de instandhouding van de natuurlijke habitats;
ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;
in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;
ten einde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, door de bevoegde nationale instanties vastgesteld aantal van bepaalde specimens van de in bijlage IV genoemde soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben.
2. De Lid-Staten zenden de Commissie om de twee jaar een verslag toe conform het door het comité opgestelde model over de op grond van lid 1 toegestane afwijkingen. De Commissie geeft uiterlijk binnen twaalf maanden na ontvangst van het verslag haar mening over die afwijkingen en stelt het comité daarvan op de hoogte.
3. In het verslag moet het volgende worden vermeld:
voor welke soorten en om welke reden de afwijking is toegestaan, met inbegrip van de aard van het risico, met in voorkomend geval een opgave van de alternatieve oplossingen die niet zijn gekozen en van de gebruikte wetenschappelijke gegevens;
welke middelen, inrichtingen of methoden mogen worden gebruikt voor het vangen of doden en om welke redenen;
waar en wanneer dergelijke afwijkingen worden toegestaan;
welke autoriteit de bevoegdheid heeft om te verklaren en te controleren dat aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan en om te beslissen welke middelen, inrichtingen of methoden mogen worden gebruikt, door welke diensten en binnen welke grenzen, en wie met de uitvoering belast zijn;
welke controlemaatregelen er zijn genomen en welke resultaten er zijn verkregen.
Informatie
Artikel 17
1. Na afloop van de in artikel 23 bedoelde periode stellen de Lid-Staten om de zes jaar een verslag op over de toepassing van de in het kader van deze richtlijn genomen maatregelen. Dat verslag bevat met name informatie over de in artikel 6, lid 1, bedoelde instandhoudingsmaatregelen, alsmede een beoordeling van het effect van die maatregelen op de staat van instandhouding van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II en de voornaamste resultaten van het in artikel 11 bedoelde toezicht. Het verslag wordt in een redactie conform het door het comité opgestelde model aan de Commissie toegezonden en openbaar gemaakt.
2. De Commissie stelt op basis van de in lid 1 bedoelde verslagen een samenvattend verslag op. Dit verslag bevat een passende beoordeling van de gemaakte vorderingen en in het bijzonder van de bijdrage van Natura 2000 tot de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen. Het gedeelte van het ontwerp-verslag dat betrekking heeft op de door een Lid-Staat verstrekte gegevens wordt ter verificatie aan de autoriteiten van die Lid-Staat toegestuurd. De eindversie van het verslag wordt, na aan het comité te zijn voorgelegd, uiterlijk twee jaar na ontvangst van de in lid 1 bedoelde verslagen gepubliceerd door de Commissie en toegezonden aan de Lid-Staten, het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.
3. De Lid-Staten kunnen de krachtens deze richtlijn aangewezen zones aangeven door middel van daartoe door het comité ontworpen communautaire borden.
Onderzoek
Artikel 18
1. De Lid-Staten en de Commissie bevorderen onderzoek en wetenschappelijk werk dat met het oog op de in artikel 2 genoemde doelstellingen en de in artikel 11 bedoelde verplichting nodig is. Ten behoeve van een goede coördinatie van het onderzoek dat in de Lid-Staten en op communautair niveau wordt verricht, wisselen zij gegevens uit.
2. Zij besteden daarbij bijzondere aandacht aan het wetenschappelijk werk dat nodig is om uitvoering te geven aan de artikelen 4 en 10 en stimuleren het onderzoek in grensoverschrijdend samenwerkingsverband tussen de Lid-Staten.
Wijziging van de bijlagen
Artikel 19
Wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen I, II, III, V en VI van deze richtlijn aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, worden op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Raad vastgesteld.
Wijzigingen die nodig zijn om bijlage IV van deze richtlijn aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, worden op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen door de Raad vastgesteld.
Comité
Artikel 20
De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
Artikel 21
1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG ( 1 ) van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
2. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Aanvullende bepalingen
Artikel 22
Bij de uitvoering van deze richtlijn dienen de Lid-Staten:
na te gaan of herintroductie van de inheemse soorten van bijlage IV wenselijk is, wanneer die kan bijdragen tot de instandhouding van die soorten, op voorwaarde dat een onderzoek, waarbij ook rekening wordt gehouden met de ter zake in andere Lid-Staten of elders opgedane ervaring, heeft uitgewezen dat die herintroductie een doeltreffende bijdrage is tot het herstel van een gunstige staat van instandhouding voor die soorten en eerst na passende raadpleging van de belanghebbenden plaatsvindt;
erop toe te zien dat de opzettelijke introductie in de vrije natuur van een soort die op hun grondgebied niet inheems is, zodanig aan voorschriften wordt gebonden dat daardoor geen schade wordt toegebracht aan de natuurlijke habitats in hun natuurlijke verspreidingsgebied of aan de inheemse wilde flora en fauna, en een dergelijke introductie te verbieden indien zij zulks nodig achten. De resultaten van de verrichte evaluaties worden ter informatie aan het comité gezonden;
zich in te zetten voor bevolkingseducatie en algemene voorlichting aangaande de noodzaak wilde dier- en plantesoorten te beschermen en hun habitats alsmede de natuurlijke habitats in stand te houden.
Slotbepalingen
Artikel 23
1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen twee jaar na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2. Wanneer de Lid-Staten die bepalingen aannemen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 24
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
BIJLAGE I
TYPEN NATUURLIJKE HABITATS VAN COMMUNAUTAIR BELANG VOOR DE INSTANDHOUDING WAARVAN AANWIJZING VAN SPECIALE BESCHERMINGSZONES VEREIST IS
Interpretatie
Aanwijzigingen voor de interpretatie van habitattypes vindt men in de „Interpretation Manual of European Union Habitats”, zoals goedgekeurd door het Comité opgericht volgens art. 20 („Habitat Comité”) en gepubliceerd door de Europese Commissie ( 2 ).
De code komt overeen met de code van Natura 2000.
Het teken „*” duidt een prioritair habitattype aan.
1. KUSTHABITATS EN HALOFYTENVEGETATIES
11. Mariene wateren en getijdengebieden
1110 |
Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken |
1120 |
* Posidonia-velden (Posidonion oceanicae) |
1130 |
Estuaria |
1140 |
Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten |
1150 |
* Kustlagunen |
1160 |
Grote, ondiepe kreken en baaien |
1170 |
Riffen |
1180 |
Onderzeese structuren, ontstaan door het opborrelen van gassen |
12. Kliffen en keienstranden
1210 |
Eenjarige vloedmerkvegetatie |
1220 |
Meerjarige vegetatie van keienstranden |
1230 |
Klifvegetatie van de Atlantische kust en de Oostzeekust |
1240 |
Klifvegetatie van de Middellandse-Zeekust met endemische Limonium spp. |
1250 |
Klifvegetatie van het Macaronesisch gebied |
13. Atlantische en continentale kwelders en schorren
1310 |
Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende soorten |
1320 |
Schorren met slijkgrasvegetatie (Spartinion maritimae) |
1330 |
Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) |
1340 |
* Zoutmoerassen in het binnenland |
14. Mediterrane en thermo-atlantische kwelders en schorren
1410 |
Mediterrane schorren (Juncetalia maritimi) |
1420 |
Mediterrane en thermo-atlantische zoutminnende struikvegetaties (Sarcocornetea fruticosi) |
1430 |
Zout- en stikstofminnende struikvegetaties (Pegano-Salsoletea) |
15. Inlandse zout- en gipssteppen
1510 |
* Mediterrane zoutsteppen (Limonietalia) |
1520 |
* Iberische gipsvegetaties (Gypsophiletalia) |
1530 |
* Pannonische zoutsteppen en zoutmoerassen |
16. Archipels, kusten en oprijzingsgebieden van de boreale Oostzee
1610 |
Esker-eilanden van de Oostzee met hun zandstrand-, keienstrand- en rotskustvegetaties en sublittorale vegetaties |
1620 |
Eilandjes van de boreale Oostzee |
1630 |
* Kustweiden van de boreale Oostzee |
1640 |
Zandstranden met meerjarige vegetatie van de boreale Oostzee |
1650 |
Smalle baaien van de boreale Oostzee |
2. ZEEKUST- EN LANDDUINEN
21. Kustduinen van de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Oostzee
2110 |
Embryonale wandelende duinen |
2120 |
Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria („witte duinen”) |
2130 |
* Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie („grijze duinen”) |
2140 |
* Vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum |
2150 |
* Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea) |
2160 |
Duinen met Hippophaë rhamnoides |
2170 |
Duinen met Salix repens ssp. argentea (Salicion arenariae) |
2180 |
Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied |
2190 |
Vochtige duinvalleien |
21A0 |
Machairs (* in Ierland) |
22. Kustduinen van de Middellandse Zeekust
2210 |
Vastgelegde kustduinen van Crucianellion maritimae |
2220 |
Duinen met Euphorbia terracina |
2230 |
Duingrasland van Malcolimietalia |
2240 |
Duingrasland van Brachypodietalia en eenjarige planten |
2250 |
* Littorale jeneverbesbosjes (Juniperus spp.) |
2260 |
Sclerofiele duinvegetatie van het Cisto-Lavenduletalia |
2270 |
* Duinbossen met Pinus pinea en/of Pinus pinaster |
23. Oude, ontkalkte landduinen
2310 |
Psammofiele heide met Calluna en Genista |
2320 |
Psammofiele heide met Calluna en Empetrum nigrum |
2330 |
Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen |
2340 |
* Pannonische binnenlandse duinen |
3. ZOETWATERHABITATS
31. Stilstaande wateren
3110 |
Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflorae) |
3120 |
Mineraalarme oligotrofe wateren van de zandvlakten in het westelijke Middellandse-Zeegebied met Isoetes spp. |
3130 |
Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea |
3140 |
Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties |
3150 |
Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition |
3160 |
Dystrofe natuurlijke poelen en meren |
3170 |
* Niet-permanente poelen in het Middellandse-Zeegebied |
3180 |
* Turloughs |
3190 |
Gipskarstmeren |
31A0 |
* Lotusvelden in warmwaterbronnen in Transsylvanië |
32. Stromende wateren — delen van waterlopen met een natuurlijke of halfnatuurlijke dynamiek (kleine, middelgrote en grote beddingen) waarvan de waterkwaliteit niet significant aangetast is
3210 |
Natuurlijke rivieren van Fennoscandinavië |
3220 |
Alpiene rivieren met oevervegetatie van kruidachtige planten |
3230 |
Alpiene rivieren en hun houtige oevervegetatie met Myricaria germanica |
3240 |
Alpiene rivieren met houtige oevervegetatie met Salix elaeagnos |
3250 |
Continu stromende mediterrane rivieren met Glaucium flavum |
3260 |
Submontane en laagland rivierenlaaglandrivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion |
3270 |
Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodion rubri p.p. en Bidention p.p. |
3280 |
Continu stromende mediterrane rivieren behorend tot het Paspalo-Agrostidion met rivierbossen met Salix spp. en Populus alba |
3290 |
Mediterrane rivieren met periodiek stromend water behorend tot het Paspalo-Agrostidion |
32A0 |
Tufsteenwatervallen in karstrivieren in de Dinarische Alpen |
4. HEIDE- EN STRUIKVEGETATIES VAN DE GEMATIGDE KLIMAATZONE
4010 |
Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix |
4020 |
* Gematigde Atlantische vochtige heide met Erica ciliaris en Erica tetralix |
4030 |
Droge Europese heide |
4040 |
* Littorale Atlantische droge heide met Erica vagans |
4050 |
* De endemische heide van Macaronesische gebied |
4060 |
Alpiene en boreale heide |
4070 |
* Duinbossen met Pinus mugo en/of Rhododendron hirsutum (Mugo-Rhododendretum hirsuti) |
4080 |
Struikvegetaties van subarctische Salix spp. |
4090 |
Endemische heide met Genista anglica in het montane Middellandse Zeegebied |
40A0 |
* Subcontinentale peri-Pannonische struikvegetatie |
40B0 |
Potentilla fruticosa-kreupelbos in het Rhodope-gebergte |
40C0 |
* Pontisch-Sarmatisch loofverliezend kreupelbos |
5. SCLEROFIEL STRUIKGEWAS (MATORRALS)
51. Submediterraan en gematigd struikgewas
5110 |
Stabiele xero-thermofiele formaties met Buxus sempervirens op rotshellingen (Berberidion p.p.) |
5120 |
Bergformaties van Cytisus purgans |
5130 |
Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland |
5140 |
* Formaties van Cistus palhinhae op maritieme heide |
52. Mediterrane matorrals met boomlaag
5210 |
Boomvormige matorrals met Juniperus spp. |
5220 |
* Boomvormige matorrals met Zyziphus |
5230 |
* Boomvormige matorrals met Laurus nobilis |
53. Thermo-mediterrane en halfsteppe-struikvegetaties
5310 |
Laurus nobilis-kreupelbos |
5320 |
Lage wolfsmelkvegetaties nabij kliffen |
5330 |
Thermo-mediterrane en halfwoestijn-struikvegetaties |
54. Phrygana-vegetaties
5410 |
West-mediterrane phrygana's van kliftoppen (Astralago-Plantaginetum subulatae) |
5420 |
Sarcopoterium spinosum phryganas |
5430 |
Endemische phrygana's van het Euphorbio-Verbascion |
6. NATUURLIJKE EN HALFNATUURLIJKE GRASLANDEN
61. Natuurlijke graslanden
6110 |
* Kalkminnend of basifiel grasland op rotsbodem behorend tot het Alysso-Sedion albi |
6120 |
* Kalkminnend grasland op dorre zandbodem |
6130 |
Grasland op zinkhoudende bodem behorend tot het Violetalia calaminariae |
6140 |
Silicicool grasland met Festuca eskia in de Pyreneeën |
6150 |
Boreo-alpien silicicool grasland |
6160 |
Oro-Iberisch grasland met Festuca indigesta |
6170 |
Alpien en subalpien kalkminnend grasland |
6180 |
Mesofiele Macaronesische graslanden |
6190 |
Pannonisch grasland op rotsbodem (Stipo-Festucetalia pallentis) |
62. Halfnatuurlijke droge graslanden met struikopslag
6210 |
Droge half-natuurlijkehalfnatuurlijke graslanden en struikvormende facies op kalkhoudende bodems (Festuco-Brometalia) (* gebieden waar opmerkelijke orchideeën groeien) |
6220 |
* Halfsteppen met grassen en eenjarige planten (Thero-Brachypodietea) |
6230 |
* Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) |
6240 |
* Sub-Pannonisch steppengrasland |
6250 |
* Pannonische steppengraslanden op loess |
6260 |
* Pannonische steppengraslanden op zand |
6270 |
* Soortenrijke, laaggelegen, droge tot mesofiele Fennoscandinavische graslanden |
6280 |
* Noordse Alvar en vlakke pre-Cambrische kalkplateaus |
62A0 |
Oostelijke submediterrane droge graslanden (Scorzoneratalia villosae) |
62B0 |
* Cypriotisch grasland op serpentijngesteente |
62C0 |
* Pontisch-Sarmatische steppen |
62D0 |
Zuurminnende graslanden in het montane Moesia-gebied |
63. Sclerofiele bossen met beweiding (Dehesa’s)
6310 |
Dehesa's met wintergroene Quercus ssp. |
64. Halfnatuurlijke vochtige graslanden met hoge kruiden
6410 |
Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) |
6420 |
Mediterraan vochtig grasland met hoge kruiden van het Molinion-Holoschoenion |
6430 |
Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones |
6440 |
Periodiek overstroomd alluviaal grasland van Cnidion dubii |
6450 |
Alluviale noord-boreale graslanden |
6460 |
Venige graslanden van Troodos |
65. Mesofiele graslanden
6510 |
Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) |
6520 |
Hooiland in gebergte |
6530 |
* Fennoscandinavische bosgraslanden |
6540 |
Submediterraan grasland van het Molinion-Holoschoenion |
7. VENEN
71. Hoogveen
7110 |
* Actief hoogveen |
7120 |
Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is |
7130 |
Bedekkingsveen (* voor actief veen) |
7140 |
Overgangs- en trilveen |
7150 |
Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion |
7160 |
Mineraalrijke bronnen en bronnen van laagvenen in Fennoscandinavië |
72. Laagveen
7210 |
* Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae |
7220 |
* Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion) |
7230 |
Alkalisch laagveen |
7240 |
* Alpiene pionierformaties van het Caricion bicoloris-atrofuscae |
73. Boreale venen
7310 |
* Aapa-veen |
7320 |
* Palsa-veen |
8. ROTSACHTIGE HABITATS EN GROTTEN
81. Puinhellingen
8110 |
Kiezelhoudende puinhellingen van de montane tot de sneeuwzone (Androsacetalia alpinae en Galeopsietalia ladani) |
8120 |
Kalkhoudende puinhellingen en kalkhoudende leistenen van de montane tot de alpine zone (Thlapsietea rotundifolii) |
8130 |
Thermofiele puinhellingen van het westelijke Middellandse-Zeegebied |
8140 |
Puinhellingen van het oostelijke Middellandse-Zeegebied |
8150 |
Midden-Europese kiezelpuinhellingen van hooggelegen gebieden |
8160 |
* Midden-Europese kalkpuinhellingen van het heuvelgebied tot het montaan gebied |
82. Chasmofytische vegetatie van rotshellingen
8210 |
Kalkhoudende rotshellingen met rotsvegetaties |
8220 |
Kiezelhoudende rotshellingen met rotsvegetaties |
8230 |
Kiezelhoudende rotsen met pioniervegetatie van het Sedo-Scleranthion of van het Sedo albi-Veronicion dillenii |
8240 |
* Naakte, kalkhoudende rotsbodem |
83. Overige rotsachtige habitats
8310 |
Niet voor publiek opengestelde grotten |
8320 |
Lavavlakten en natuurlijke uitgravingen |
8330 |
Geheel of gedeeltelijk onder het zeeoppervlak gelegen grotten |
8340 |
Permanente gletsjers |
9. BOSSEN
Natuurlijke en nagenoeg natuurlijke bossen van inheemse soorten. Het betreft bossen met hoog opstaande bomen, met inbegrip van struiklaag, en een typische ondergroei, die aan de volgende criteria beantwoorden: zij zijn zeldzaam of restanten en/of zij vormen het leefgebied van soorten van communautair belang
90. Bossen van het Europese boreaal gebied
9010 |
* Westelijke taiga |
90.20 |
* Oude natuurlijke loofbossen van het hemi-boreale deel van Fennoscandinavië, rijk aan epifyten (Quercus, Tilia, Acer, Fraxinus, Ulmus) |
9030 |
* Natuurlijke bossen van de eerste fasen in de successie op geologisch omhoogrijzende kustgebieden |
9040 |
Noordse subalpiene/subarctische bossen met Betula pubescens ssp. czerepanovii |
9050 |
Fennoscandinavische bossen met Picea abies met soortenrijke kruidlaag |
9060 |
Naaldbossen op of in de nabijheid van fluvio-glaciale eskers |
9070 |
Fennoscandinavische bosweiden |
9080 |
* Moerasbossen van loofbomen in Fennoscandinavië |
91. Bossen van het Europese gematigd gebied
9110 |
Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum |
9120 |
Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) |
9130 |
Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum |
9140 |
Midden-Europese subalpiene beukenbossen met Acer spp. en Rumex arifolius |
9150 |
Midden-Europese kalkminnende beukenbossen behorend tot het Cephalanthero-Fagion |
9160 |
Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli |
9170 |
Eikenbossen van het type Galio-Carpinetum |
9180 |
* Hellingbossen of ravijnbossen behorend tot het Tilio-Acerion |
9190 |
Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlaktenmet Quercus robur |
91A0 |
Oude eikenbossen van de Britse eilanden met Ilex- en Blechnum |
91B0 |
Warmteminnende essenbossen met Fraxinus angustofolia |
91C0 |
* De Caledonische bossen |
91D0 |
* Veenbossen |
91E0 |
* Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) |
91F0 |
Gemengde oeverformaties met Quercus robur, Ulmus laevis en Ulmus minor, Fraxinus excelsior of Fraxinus angustifolia, langs de grote rivieren (Ulmenion minoris) |
91G0 |
* Pannonische bossen met Quercus petraea en Carpinus betulus |
91H0 |
* Pannonische bossen met Quercus pubescens |
91I0 |
* Euro-Siberische steppebossen met Quercus spp. |
91J0 |
* Bossen van de Britse eilanden met Taxus baccata |
91K0 |
Illyrische beukenbossen (Aremonio-Fagion) |
91L0 |
Illyrische eiken-haagbeukenbossen (Erythronio-carpinion) |
91M0 |
Pannonisch-Balkanese bossen met moseik en wintereik |
91N0 |
* Pannonische kreupelbos op landduinen (Junipero-Populetum albae) |
91P0 |
Poolse variant van het zilversparren-lariksbos (Abietetum polonicum) |
91Q0 |
West-Karpatische kalkminnende grovedennenbossen |
91R0 |
Dinarische grovedennenbossen op dolomietbodem (Genisto januensis-Pinetum) |
91S0 |
* West-Pontische beukenbossen |
91T0 |
Midden-Europese korstmos-grovedennenbossen |
91U0 |
Sarmatisch steppe-dennenbos |
91V0 |
Dacische beukenbossen (Symphyto-Fagion) |
91W0 |
Beukenbossen in het Moesia-gebied |
91X0 |
* Beukenbossen in het Dobroedzja-gebied |
91Y0 |
Dacische eiken-haagbeukenbossen |
91Z0 |
Bossen van zilverlinden in het Moesia-gebied |
91AA |
* Oostelijke witte-eikenbossen |
91BA |
Zilversparrenbossen in het Moesia-gebied |
91CA |
Grovedennenbossen in het Rhodope- en het Balkangebergte |
92. Mediterrane winterkale bossen
9210 |
* Beukenbossen in de Apennijnen met Taxus en Ilex |
9220 |
* Beukenbossen in de Apennijnen met Abies alba en beukenbossen met Abies nebrodensis |
9230 |
De Galicisch-Portugese eikenbossen met Quercus robur en Quercus pyrenaica |
9240 |
Iberische eikenbossen met Quercus faginea of Quercus canariensis |
9250 |
Bossen met Quercus trojana |
9260 |
Bossen met Castanea sativa |
9270 |
Griekse beukenbossen met Abies borisii regis |
9280 |
Beukenbossen met Quercus frainetto |
9290 |
Cipressenbossen (Acero-Cupression) |
92A0 |
Galerijbossen met Salix alba en Populus alba |
92B0 |
Oeverformaties langs mediterrane waterlopen met periodiek stromend water, met Rhododendron ponticum, Salix en andere |
92C0 |
Bossen met Platanus orientalis en Liquidambar orientalis (Platanion orientalis) |
92D0 |
Zuidelijke galerijbossen en stroombegeleidende struikvegetaties (Nerio-Tamariceteae en Securinegion tinctoriae) |
93. Mediterrane sclerofiele bossen
9310 |
Egeïsche bossen met Quercus brachyphylla |
9320 |
Bossen met Olea en Ceratonia |
9330 |
Bossen met Quercus suber |
9340 |
Bossen met Quercus ilex en Quercus rotundifolia |
9350 |
Bossen met Quercus macrolepis |
9360 |
* Laurierbossen op de Macaronesische eilanden (Laurus, Ocotea) |
9370 |
* Palmbossen met Phoenix |
9380 |
Bossen met Ilax aquifolium |
9390 |
* Struikgewas en lage bosvegetatie met Quercus alnifolia |
93A0 |
Bosland met Quercus infectoria (Anagyro foetidae-Quercetum infectoriae) |
94. Naaldbossen van de gematigde bergen
9410 |
Zuurminnende bossen met Picea van het montane en alpiene gebied (Vaccinio-Picetea) |
9420 |
Alpiene bossen met Larix decidua en/of Pinus cembra |
9430 |
Montane en subalpiene bossen met Pinus uncinata (*op gips- of kalkhoudend substraat) |
95. Naaldbossen van de mediterrane en Macaronesische bergen
9510 |
* Bossen van de zuidelijke Apennijnen met Abies alba |
9520 |
Sparrenbossen met Abies pinsapo |
9530 |
* (Sub)-mediterrane dennenbossen met endemische zwarte den |
9540 |
Mediterrane dennenbossen van het type endemische mesogeïsche den |
9550 |
Canarische endemische dennebossen |
9560 |
* Endemische bossen met Juniperus spp. |
9570 |
* Bossen met Tetraclinis articulata |
9580 |
* Mediterrane bossen met Taxus baccata |
9590 |
* Bossen met Cedrus brevifolia (Cedrosetum brevifoliae) |
95A0 |
Hoge dennenbossen in het montane Middellandse-Zeegebied |
BIJLAGE II
DIEREN- EN PLANTENSOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG VOOR DE INSTANDHOUDING WAARVAN AANWIJZING VAN SPECIALE BESCHERMINGSZONES VEREIST IS
Interpretatie
a) |
Bijlage II is complementair aan Bijlage I voor de realisatie van een coherent netwerk van speciale beschermingsgebieden. |
b) |
De soorten die in deze bijlage voorkomen, worden aangeduid door:
—
de naam van de soort of van de ondersoort, of
—
door de verzamelnaam van de soorten die behoren tot een hoger taxon of tot een aangegeven deel van dit taxon.
De afkorting „spp.” achter de naam van een familie of een genus dient ter aanduiding van alle soorten van deze familie of van dit genus.
|
c) |
Symbolen Een sterretje (*) voor de naam geeft aan dat dit een prioritaire soort is. De meeste soorten in deze bijlage vermeld, komen in bijlage IV voor. Indien een in deze bijlage vermelde soort niet in bijlage IV of V voorkomt, staat achter de naam van die soort het teken (o). Indien een in deze bijlage vermelde soort niet in bijlage IV voorkomt, maar wel in bijlage V, dan staat achter de naam van die soort het teken (V). |
a) DIEREN
GEWERVELDE DIEREN
ZOOGDIEREN
INSECTIVORA
Talpidae
Galemys pyrenaicus
CHIROPTERA
Rhinolophidae
Rhinolophus blasii
Rhinolophus euryale
Rhinolophus ferrumequinum
Rhinolophus hipposideros
Rhinolophus mehelyi
Vespertilionidae
Barbastella barbastellus
Miniopterus schreibersii
Myotis bechsteinii
Myotis blythii
Myotis capaccinii
Myotis dasycneme
Myotis emarginatus
Myotis myotis
Pteropodidae
Rousettus aegyptiacus
RODENTIA
Gliridae
Myomimus roachi
Sciuridae
* Marmota marmota latirostris
* Pteromys volans (Sciuropterus russicus)
Spermophilus citellus (Citellus citellus)
* Spermophilus suslicus (Citellus suslicus)
Castoridae
Castor fiber (met uitzondering van de Estse, de Letse, de Litouwse, de Finse en de Zweedse populaties)
Cricetidae
Mesocricetus newtoni
Microtidae
Dinaromys bogdanovi
Microtus cabrerae
* Microtus oeconomus arenicola
* Microtus oeconomus mehelyi
Microtus tatricus
Zapodidae
Sicista subtilis
CARNIVORA
Canidae
* Alopex lagopus
* Canis lupus (met uitzondering van de Estse populatie; Griekse populaties: enkel bezuiden de 39e breedtegraad; Spaanse populaties: enkel die bezuiden de Duero; met uitzondering van de Letse, de Litouwse en de Finse populaties).
Ursidae
* Ursus arctos (met uitzondering van de Estse, de Finse en de Zweedse populaties)
Mustelidae
* Gulo gulo
Lutra lutra
Mustela eversmanii
* Mustela lutreola
Vormela peregusna
Felidae
Lynx lynx (met uitzondering van de Estse, de Letse en de Finse populaties)
* Lynx pardinus
Phocidae
Halichoerus grypus (V)
* Monachus monachus
Phoca hispida bottnica (V)
* Phoca hispida saimensis
Phoca vitulina (V)
ARTIODACTYLA
Cervidae
* Cervus elaphus corsicanus
Rangifer tarandus fennicus (o)
Bovidae
* Bison bonasus
Capra aegagrus (natuurlijke populaties)
* Capra pyrenaica pyrenaica
Ovis gmelini musimon (Ovis ammon musimon) (natuurlijke populaties - Corsica en Sardinië)
Ovis orientalis ophion (Ovis gmelini ophion)
* Rupicapra pyrenaica ornata (Rupicapra rupicapra ornata)
Rupicapra rupicapra balcanica
* Rupicapra rupicapra tatrica
CETACEA
Phocoena phocoena
Tursiops truncatus
REPTIELEN
CHELONIA (TESTUDINES)
Testudinidae
Testudo graeca
Testudo hermanni
Testudo marginata
Cheloniidae
* Caretta caretta
* Chelonia mydas
Emydidae
Emys orbicularis
Mauremys caspica
Mauremys leprosa
SAURIA
Lacertidae
Dinarolacerta mosorensis
Lacerta bonnali (Lacerta monticola)
Lacerta monticola
Lacerta schreiberi
Gallotia galloti insulanagae
* Gallotia simonyi
Podarcis lilfordi
Podarcis pityusensis
Scincidae
Chalcides simonyi (Chalcides occidentalis)
Gekkonidae
Phyllodactylus europaeus
OPHIDIA (SERPENTES)
Colubridae
* Coluber cypriensis
Elaphe quatuorlineata
Elaphe situla
* Natrix natrix cypriaca
Viperidae
* Macrovipera schweizeri (Vipera lebetina schweizeri)
Vipera ursinii (met uitzondering van Vipera ursinii rakosiensis en Vipera ursinii macrops)
* Vipera ursinii macrops
* Vipera ursinii rakosiensis
AMFIBIEËN
CAUDATA
Salamandridae
Chioglossa lusitanica
Mertensiella luschani (Salamandra luschani)
* Salamandra aurorae (Salamandra atra aurorae)
Salamandrina terdigitata
Triturus carnifex (Triturus cristatus carnifex)
Triturus cristatus (Triturus cristatus cristatus)
Triturus dobrogicus (Triturus cristatus dobrogicus)
Triturus karelinii (Triturus cristatus karelinii)
Triturus montandoni
Triturus vulgaris ampelensis
Proteidae
* Proteus anguinus
Plethodontidae
Hydromantes (Speleomantes) ambrosii
Hydromantes (Speleomantes) flavus
Hydromantes (Speleomantes) genei
Hydromantes (Speleomantes) imperialis
Hydromantes (Speleomantes) strinatii
Hydromantes (Speleomantes) supramontis
ANURA
Discoglossidae
* Alytes muletensis
Bombina bombina
Bombina variegata
Discoglossus galganoi (inclusief Discoglossus „jeanneae”)
Discoglossus montalentii
Discoglossus sardus
Ranidae
Rana latastei
Pelobatidae
* Pelobates fuscus insubricus
VIS
PETROMYZONIFORMES
Petromyzonidae
Eudontomyzon spp. (o)
Lampetra fluviatilis (V) (met uitzondering van de Finse en de Zweedse populaties)
Lampetra planeri (o) (met uitzondering van de Estse, de Finse en de Zweedse populaties)
Lethenteron zanandreai (V)
Petromyzon marinus (o) (met uitzondering van de Zweedse populaties)
ACIPENSERIFORMES
Acipenseridae
* Acipenser naccarii
* Acipenser sturio
CLUPEIFORMES
Clupeidae
Alosa spp. (V)
SALMONIFORMES
Salmonidae
Hucho hucho (natuurlijke populaties) (V)
Salmo macrostigma (o)
Salmo marmoratus (o)
Salmo salar (enkel in zoetwater) (V) (met uitzondering van de Finse populaties)
Salmothymus obtusirostris (o)
Coregonidae
* Coregonus oxyrhynchus (anadrome populaties in bepaalde sectoren van de Noordzee)
Umbridae
Umbra krameri (o)
CYPRINIFORMES Karperachtigen
Cyprinidae
Alburnus albidus (o) (Alburnus vulturius)
Aulopyge huegelii (o)
Anaecypris hispanica
Aspius aspius (V) (met uitzondering van de Finse populaties)
Barbus comiza (V)
Barbus meridionalis (V)
Barbus plebejus (V)
Chalcalburnus chalcoides (o)
Chondrostoma genei (o)
Chondrostoma knerii (o)
Chondrostoma lusitanicum (o)
Chondrostoma phoxinus (o)
Chondrostoma polylepis (o) (inclusief C. willkommi)
Chondrostoma soetta (o)
Chondrostoma toxostoma (o)
Gobio albipinnatus (o)
Gobio kessleri (o)
Gobio uranoscopus (o)
Iberocypris palaciosi (o)
* Ladigesocypris ghigii (o)
Leuciscus lucumonis (o)
Leuciscus souffia (o)
Pelecus cultratus (V)
Phoxinellus spp. (o)
* Phoxinus percnurus
Rhodeus sericeus amarus (o)
Rutilus pigus (V)
Rutilus rubilio (o)
Rutilus arcasii (o)
Rutilus macrolepidotus (o)
Rutilus lemmingii (o)
Rutilus frisii meidingeri (V)
Rutilus alburnoides (o)
Scardinius graecus (o)
Squalius microlepis (o)
Squalius svallize (o)
Cobitidae
Cobitis elongata (o)
Cobitis taenia (o) (met uitzondering van de Finse populaties)
Cobitis trichonica (o)
Misgurnus fossilis (o)
Sabanejewia aurata (o)
Sabanejewia larvata (o) (Cobitis larvata en Cobitis conspersa)
SILURIFORMES
Siluridae
Silurus aristotelis (V)
ATHERINIFORMES
Cyprinodontidae
Aphanius iberus (o)
Aphanius fasciatus (o)
* Valencia hispanica
* Valencia letourneuxi (Valencia hispanica)
PERCIFORMES
Percidae
Gymnocephalus baloni
Gymnocephalus schraetzer (V)
* Romanichthys valsanicola
Zingel spp. ((o) met uitzondering van Zingel asper en Zingel zingel (V))
Gobiidae
Knipowitschia croatica (o)
Knipowitschia (Padogobius) panizzae (o)
Padogobius nigricans (o)
Pomatoschistus canestrini (o)
SCORPAENIFORMES
Cottidae
Cottus gobio (o) (met uitzondering van de Finse populaties)
Cottus petiti (o)
ONGEWERVELDE DIEREN
GELEEDPOTIGEN
CRUSTACEA
Decapoda
Austropotamobius pallipes (V)
* Austropotamobius torrentium (V)
Isopoda
* Armadillidium ghardalamensis
INSECTA
Coleoptera
Agathidium pulchellum (o)
Bolbelasmus unicornis
Boros schneideri (o)
Buprestis splendens
Carabus hampei
Carabus hungaricus
* Carabus menetriesi pacholei
* Carabus olympiae
Carabus variolosus
Carabus zawadszkii
Cerambyx cerdo
Corticaria planula (o)
Cucujus cinnaberinus
Dorcadion fulvum cervae
Duvalius gebhardti
Duvalius hungaricus
Dytiscus latissimus
Graphoderus bilineatus
Leptodirus hochenwarti
Limoniscus violaceus (o)
Lucanus cervus (o)
Macroplea pubipennis (o)
Mesosa myops (o)
Morimus funereus (o)
* Osmoderma eremita
Oxyporus mannerheimii (o)
Pilemia tigrina
* Phryganophilus ruficollis
Probaticus subrugosus
Propomacrus cypriacus
* Pseudogaurotina excellens
Pseudoseriscius cameroni
Pytho kolwensis
Rhysodes sulcatus (o)
* Rosalia alpina
Stephanopachys linearis (o)
Stephanopachys substriatus (o)
Xyletinus tremulicola (o)
Hemiptera
Aradus angularis (o)
Lepidoptera
Agriades glandon aquilo (o)
Arytrura musculus
* Callimorpha (Euplagia, Panaxia) quadripunctaria (o)
Catopta thrips
Chondrosoma fiduciarium
Clossiana improba (o)
Coenonympha oedippus
Colias myrmidone
Cucullia mixta
Dioszeghyana schmidtii
Erannis ankeraria
Erebia calcaria
Erebia christi
Erebia medusa polaris (o)
Eriogaster catax
Euphydryas (Eurodryas, Hypodryas) aurinia (o)
Glyphipterix loricatella
Gortyna borelii lunata
Graellsia isabellae (V)
Hesperia comma catena (o)
Hypodryas maturna
Leptidea morsei
Lignyoptera fumidaria
Lycaena dispar
Lycaena helle
Maculinea nausithous
Maculinea teleius
Melanargia arge
* Nymphalis vaualbum
Papilio hospiton
Phyllometra culminaria
Plebicula golgus
Polymixis rufocincta isolata
Polyommatus eroides
Proterebia afra dalmata
Pseudophilotes bavius
Xestia borealis (o)
Xestia brunneopicta (o)
* Xylomoia strix
Mantodea
Apteromantis aptera
Odonata
Coenagrion hylas (o)
Coenagrion mercuriale (o)
Coenagrion ornatum (o)
Cordulegaster heros
Cordulegaster trinacriae
Gomphus graslinii
Leucorrhina pectoralis
Lindenia tetraphylla
Macromia splendens
Ophiogomphus cecilia
Oxygastra curtisii
Orthoptera
Baetica ustulata
Brachytrupes megacephalus
Isophya costata
Isophya harzi
Isophya stysi
Myrmecophilus baronii
Odontopodisma rubripes
Paracaloptenus caloptenoides
Pholidoptera transsylvanica
Stenobothrus (Stenobothrodes) eurasius
ARACHNIDA
Pseudoscorpiones
Anthrenochernes stellae (o)
WEEKDIEREN
GASTROPODA
Anisus vorticulus
Caseolus calculus
Caseolus commixta
Caseolus sphaerula
Chilostoma banaticum
Discula leacockiana
Discula tabellata
Discus guerinianus
Elona quimperiana
Geomalacus maculosus
Geomitra moniziana
Gibbula nivosa
* Helicopsis striata austriaca (o)
Hygromia kovacsi
Idiomela (Helix) subplicata
Lampedusa imitatrix
* Lampedusa melitensis
Leiostyla abbreviata
Leiostyla cassida
Leiostyla corneocostata
Leiostyla gibba
Leiostyla lamellosa
* Paladilhia hungarica
Sadleriana pannonica
Theodoxus transversalis
Vertigo angustior (o)
Vertigo genesii (o)
Vertigo geyeri (o)
Vertigo moulinsiana (o)
BIVALVIA
Unionoida
Margaritifera durrovensis (Margaritifera margaritifera) (V)
Margaritifera margaritifera (V)
Unio crassus
Dreissenidae
Congeria kusceri
b) PLANTEN
PTERIDOPHYTA
ASPLENIACEAE
Asplenium jahandiezii (Litard.) Rouy
Asplenium adulterinum Milde
BLECHNACEAE
Woodwardia radicans (L.) Sm.
DICKSONIACEAE Dicksoniafamilie
Culcita macrocarpa C. Presl
DRYOPTERIDACEAE
Diplazium sibiricum (Turcz. ex Kunze) Kurata
* Dryopteris corleyi Fraser-Jenk.
Dryopteris fragans (L.) Schott
HYMENOPHYLLACEAE
Trichomanes speciosum Willd.
ISOETACEAE
Isoetes boryana Durieu
Isoetes malinverniana Ces. & De Not.
MARSILEACEAE
Marsilea batardae Launert
Marsilea quadrifolia L.
Marsilea strigosa Willd.
OPHIOGLOSSACEAE
Botrychium simplex Hitchc.
Ophioglossum polyphyllum A. Braun
GYMNOSPERMAE
PINACEAE
* Abies nebrodensis (Lojac.) Mattei
ANGIOSPERMAE
ALISMATACEAE
* Alisma wahlenbergii (Holmberg) Juz.
Caldesia parnassifolia (L.) Parl.
Luronium natans (L.) Raf.
AMARYLLIDACEAE
Leucojum nicaeense Ard.
Narcissus asturiensis (Jordan) Pugsley
Narcissus calcicola Mendonça
Narcissus cyclamineus DC.
Narcissus fernandesii G. Pedro
Narcissus humilis (Cav.) Traub
* Narcissus nevadensis Pugsley
Narcissus pseudonarcissus L. subsp. nobilis (Haw.) A. Fernandes
Narcissus scaberulus Henriq.
Narcissus triandrus L. subsp. capax (Salisb.) D. A. Webb.
Narcissus viridiflorus Schousboe
ASCLEPIADACEAE
Vincetoxicum pannonicum (Borhidi) Holub
BORAGINACEAE
* Anchusa crispa Viv.
Echium russicum J.F.Gemlin
* Lithodora nitida (H. Ern) R. Fernandes
Myosotis lusitanica Schuster
Myosotis rehsteineri Wartm.
Myosotis retusifolia R. Afonso
Omphalodes kuzinskyanae Willk.
* Omphalodes littoralis Lehm.
* Onosma tornensis Javorka
Solenanthus albanicus (Degen & al.) Degen & Baldacci
* Symphytum cycladense Pawl.
CAMPANULACEAE
Adenophora lilifolia (L.) Ledeb.
Asyneuma giganteum (Boiss.) Bornm.
* Campanula bohemica Hruby
* Campanula gelida Kovanda
Campanula romanica Săvul.
* Campanula sabatia De Not.
* Campanula serrata (Kit.) Hendrych
Campanula zoysii Wulfen
Jasione crispa (Pourret) Samp. subsp. serpentinica Pinto da Silva
Jasione lusitanica A. DC.
CARYOPHYLLACEAE
Arenaria ciliata L. subsp. pseudofrigida Ostenf. & O.C. Dahl
Arenaria humifusa Wahlenberg
* Arenaria nevadensis Boiss. & Reuter
Arenaria provincialis Chater & Halliday
* Cerastium alsinifolium Tausch Cerastium dinaricum G.Beck & Szysz.
Dianthus arenarius L. subsp. arenarius
* Dianthus arenarius subsp. bohemicus (Novak) O.Schwarz
Dianthus cintranus Boiss. & Reuter subsp. cintranus Boiss. & Reuter
* Dianthus diutinus Kit.
* Dianthus lumnitzeri Wiesb.
Dianthus marizii (Samp.) Samp.
* Dianthus moravicus Kovanda
* Dianthus nitidus Waldst. et Kit.
Dianthus plumarius subsp. regis-stephani (Rapcs.) Baksay
Dianthus rupicola Biv.
* Gypsophila papillosa P. Porta
Herniaria algarvica Chaudhri
* Herniaria latifolia Lapeyr. subsp. litardierei Gamis
Herniaria lusitanica (Chaudhri) subsp. berlengiana Chaudhri
Herniaria maritima Link
* Minuartia smejkalii Dvorakova
Moehringia jankae Griseb. ex Janka
Moehringia lateriflora (L.) Fenzl.
Moehringia tommasinii Marches.
Moehringia villosa (Wulfen) Fenzl
Petrocoptis grandiflora Rothm.
Petrocoptis montsicciana O. Bolos & Rivas Mart.
Petrocoptis pseudoviscosa Fernández Casas
Silene furcata Rafin. subsp. angustiflora (Rupr.) Walters
* Silene hicesiae Brullo & Signorello
Silene hifacensis Rouy ex Willk.
* Silene holzmanii Heldr. ex Boiss.
Silene longicilia (Brot.) Otth.
Silene mariana Pau
* Silene orphanidis Boiss
* Silene rothmaleri Pinto da Silva
* Silene velutina Pourret ex Loisel.
CHENOPODIACEAE
* Bassia (Kochia) saxicola (Guss.) A. J. Scott
* Cremnophyton lanfrancoi Brullo et Pavone
* Salicornia veneta Pignatti & Lausi
CISTACEAE
Cistus palhinhae Ingram
Halimium verticillatum (Brot.) Sennen
Helianthemum alypoides Losa & Rivas Goday
Helianthemum caput-felis Boiss.
* Tuberaria major (Willk.) Pinto da Silva & Rozeira
COMPOSITAE
* Anthemis glaberrima (Rech. f.) Greuter
Artemisia campestris L. subsp. bottnica A.N. Lundström ex Kindb.
* Artemisia granatensis Boiss.
* Artemisia laciniata Willd.
Artemisia oelandica (Besser) Komaror
* Artemisia pancicii (Janka) Ronn.
* Aster pyrenaeus Desf. ex DC
* Aster sorrentinii (Tod) Lojac.
Carlina onopordifolia Besser
* Carduus myriacanthus Salzm. ex DC.
* Centaurea alba L. subsp. heldreichii (Halacsy) Dostal
* Centaurea alba L. subsp. princeps (Boiss. & Heldr.) Gugler
* Centaurea akamantis T. Georgiadis & G. Chatzikyriakou
* Centaurea attica Nyman subsp. megarensis (Halacsy & Hayek) Dostal
* Centaurea balearica J. -D. Rodriguez
* Centaurea borjae Valdes-Berm. & Rivas Goday
* Centaurea citricolor Font Quer
Centaurea corymbosa Pourret
Centaurea gadorensis G. Blanca
* Centaurea horrida Badaro
Centaurea immanuelis-loewii Degen
Centaurea jankae Brandza
* Centaurea kalambakensis Freyn & Sint.
Centaurea kartschiana Scop.
* Centaurea lactiflora Halacsy
Centaurea micrantha Hoffmanns.
* Centaurea niederi Heldr.
* Centaurea peucedanifolia Boiss. & Orph.
* Centaurea pinnata Pau
Centaurea pontica Prodan & E. I. Nyárády
Centaurea pulvinata (G. Blanca) G. Blanca
Centaurea rothmalerana (Arènes) Dostál
Centaurea vicentina Mariz
Cirsium brachycephalum Juratzka
* Crepis crocifolia Boiss. & Heldr.
Crepis granatensis (Willk.) B. Blanca & M. Cueto
Crepis pusilla (Sommier) Merxmüller
Crepis tectorum L. subsp. nigrescens
Erigeron frigidus Boiss. ex DC.
* Helichrysum melitense (Pignatti) Brullo et al
Hymenostemma pseudanthemis (Kunze) Willd.
Hyoseris frutescens Brullo et Pavone
* Jurinea cyanoides (L.) Reichenb.
* Jurinea fontqueri Cuatrec.
* Lamyropsis microcephala (Moris) Dittrich & Greuter
Leontodon microcephalus (Boiss. ex DC.) Boiss.
Leontodon boryi Boiss.
* Leontodon siculus (Guss.) Finch & Sell
Leuzea longifolia Hoffmanns. & Link
Ligularia sibirica (L.) Cass.
* Palaeocyanus crassifolius (Bertoloni) Dostal
Santolina impressa Hoffmanns. & Link
Santolina semidentata Hoffmanns. & Link
Saussurea alpina subsp. esthonica (Baer ex Rupr) Kupffer
* Senecio elodes Boiss. ex DC.
Senecio jacobea L. subsp. gotlandicus (Neuman) Sterner
Senecio nevadensis Boiss. & Reuter
* Serratula lycopifolia (Vill.) A.Kern
Tephroseris longifolia (Jacq.) Griseb et Schenk subsp. moravica
CONVOLVULACEAE
* Convolvulus argyrothamnus Greuter
* Convolvulus fernandesii Pinto da Silva & Teles
CRUCIFERAE
Alyssum pyrenaicum Lapeyr.
* Arabis kennedyae Meikle
Arabis sadina (Samp.) P. Cout.
Arabis scopoliana Boiss
* Biscutella neustriaca Bonnet
Biscutella vincentina (Samp.) Rothm.
Boleum asperum (Pers.) Desvaux
Brassica glabrescens Poldini
Brassica hilarionis Post
Brassica insularis Moris
* Brassica macrocarpa Guss.
Braya linearis Rouy
* Cochlearia polonica E. Fröhlich
* Cochlearia tatrae Borbas
* Coincya rupestris Rouy
* Coronopus navasii Pau
Crambe tataria Sebeok
* Degenia velebitica (Degen) Hayek
Diplotaxis ibicensis (Pau) Gómez-Campo
* Diplotaxis siettiana Maire
Diplotaxis vicentina (P. Cout.) Rothm.
Draba cacuminum Elis Ekman
Draba cinerea Adams
Draba dorneri Heuffel.
Erucastrum palustre (Pirona) Vis.
* Erysimum pieninicum (Zapal.) Pawl.
* Iberis arbuscula Runemark
Iberis procumbens Lange subsp. microcarpa Franco & Pinto da Silva
* Jonopsidium acaule (Desf.) Reichenb.
Jonopsidium savianum (Caruel) Ball ex Arcang.
Rhynchosinapis erucastrum (L.) Dandy ex Clapham subsp. cintrana (Coutinho) Franco & P. Silva (Coincya cintrana (P. Cout.) Pinto da Silva)
Sisymbrium cavanillesianum Valdés & Castroviejo
Sisymbrium supinum L.
Thlaspi jankae A.Kern.
CYPERACEAE
Carex holostoma Drejer
* Carex panormitana Guss.
Eleocharis carniolica Koch
DIOSCOREACEAE
* Borderea chouardii (Gaussen) Heslot
DROSERACEAE
Aldrovanda vesiculosa L.
ELATINACEAE
Elatine gussonei (Sommier) Brullo et al
ERICACEAE
Rhododendron luteum Sweet
EUPHORBIACEAE
* Euphorbia margalidiana Kuhbier & Lewejohann
Euphorbia transtagana Boiss.
GENTIANACEAE
* Centaurium rigualii Esteve
* Centaurium somedanum Lainz
Gentiana ligustica R. de Vilm. & Chopinet
Gentianella anglica (Pugsley) E. F. Warburg
* Gentianella bohemica Skalicky
GERANIACEAE
* Erodium astragaloides Boiss. & Reuter
Erodium paularense Fernández-González & Izco
* Erodium rupicola Boiss.
GLOBULARIACEAE
* Globularia stygia Orph. ex Boiss.
GRAMINEAE
Arctagrostis latifolia (R. Br.) Griseb.
Arctophila fulva (Trin.) N. -J. Anderson
Avenula hackelii (Henriq.) Holub
Bromus grossus Desf. ex DC.
Calamagrostis chalybaea (Laest.) Fries
Cinna latifolia (Trev.) Griseb.
Coleanthus subtilis (Tratt.) Seidl
Festuca brigantina (Markgr.-Dannenb.) Markgr.-Dannenb.
Festuca duriotagana Franco & R. Afonso
Festuca elegans Boiss.
Festuca henriquesii Hack.
Festuca summilusitana Franco & R. Afonso
Gaudinia hispanica Stace & Tutin
Holcus setiglumis Boiss. & Reuter subsp. duriensis Pinto da Silva
Micropyropsis tuberosa Romero - Zarco & Cabezudo
Poa granitica Br.-Bl. subsp. disparilis (E. I. Nyárády) E. I. Nyárády
* Poa riphaea (Ascher et Graebner) Fritsch
Pseudarrhenatherum pallens (Link) J. Holub
Puccinellia phryganodes (Trin.) Scribner + Merr.
Puccinellia pungens (Pau) Paunero
* Stipa austroitalica Martinovsky
* Stipa bavarica Martinovsky & H. Scholz
Stipa danubialis Dihoru & Roman
* Stipa styriaca Martinovsky
* Stipa veneta Moraldo
* Stipa zalesskii Wilensky
Trisetum subalpestre (Hartman) Neuman
GROSSULARIACEAE
* Ribes sardoum Martelli
HIPPURIDACEAE
Hippuris tetraphylla L. Fil.
HYPERICACEAE
* Hypericum aciferum (Greuter) N.K.B. Robson
IRIDACEAE
Crocus cyprius Boiss. et Kotschy
Crocus hartmannianus Holmboe
Gladiolus palustris Gaud.
Iris aphylla L. subsp. hungarica Hegi
Iris humilis Georgi subsp. arenaria (Waldst. et Kit.) A. et D.Löve
JUNCACEAE
Juncus valvatus Link
Luzula arctica Blytt
LABIATAE
Dracocephalum austriacum L.
* Micromeria taygetea P. H. Davis
Nepeta dirphya (Boiss.) Heldr. ex Halacsy
* Nepeta sphaciotica P. H. Davis
Origanum dictamnus L.
Phlomis brevibracteata Turril
Phlomis cypria Post
Salvia veneris Hedge
Sideritis cypria Post
Sideritis incana subsp. glauca (Cav.) Malagarriga
Sideritis javalambrensis Pau
Sideritis serrata Cav. ex Lag.
Teucrium lepicephalum Pau
Teucrium turredanum Losa & Rivas Goday
* Thymus camphoratus Hoffmanns. & Link
Thymus carnosus Boiss.
* Thymus lotocephalus G. López & R. Morales (Thymus cephalotos L.)
LEGUMINOSAE
Anthyllis hystrix Cardona, Contandr. & E. Sierra
* Astragalus algarbiensis Coss. ex Bunge
* Astragalus aquilanus Anzalone
Astragalus centralpinus Braun-Blanquet
* Astragalus macrocarpus DC. subsp. lefkarensis
* Astragalus maritimus Moris
Astragalus peterfii Jáv.
Astragalus tremolsianus Pau
* Astragalus verrucosus Moris
* Cytisus aeolicus Guss. ex Lindl.
Genista dorycnifolia Font Quer
Genista holopetala (Fleischm. ex Koch) Baldacci
Melilotus segetalis (Brot.) Ser. subsp. fallax Franco
* Ononis hackelii Lange
Trifolium saxatile All.
* Vicia bifoliolata J.D. Rodríguez
LENTIBULARIACEAE
* Pinguicula crystallina Sm.
Pinguicula nevadensis (Lindb.) Casper
LILIACEAE
Allium grosii Font Quer
* Androcymbium rechingeri Greuter
* Asphodelus bento-rainhae P. Silva
* Chionodoxa lochiae Meikle in Kew Bull.
Colchicum arenarium Waldst. et Kit.
Hyacinthoides vicentina (Hoffmans. & Link) Rothm.
* Muscari gussonei (Parl.) Tod.
Scilla litardierei Breist.
* Scilla morrisii Meikle
Tulipa cypria Stapf
Tulipa hungarica Borbas
LINACEAE
* Linum dolomiticum Borbas
* Linum muelleri Moris (Linum maritimum muelleri)
LYTHRACEAE
* Lythrum flexuosum Lag.
MALVACEAE
Kosteletzkya pentacarpos (L.) Ledeb.
NAJADACEAE
Najas flexilis (Willd.) Rostk. & W.L. Schmidt
Najas tenuissima (A. Braun) Magnus
OLEACEAE
Syringa josikaea Jacq. Fil. ex Reichenb.
ORCHIDACEAE
Anacamptis urvilleana Sommier et Caruana Gatto
Calypso bulbosa L.
* Cephalanthera cucullata Boiss. & Heldr.
Cypripedium calceolus L.
Dactylorhiza kalopissii E. Nelson
Gymnigritella runei Teppner & Klein
Himantoglossum adriaticum Baumann
Himantoglossum caprinum (Bieb.) V. Koch
Liparis loeselii (L.) Rich.
* Ophrys kotschyi H.Fleischm. et Soo
* Ophrys lunulata Parl.
Ophrys melitensis (Salkowski) J et P Devillers-Terschuren
Platanthera obtusata (Pursh) subsp. oligantha (Turez.) Hulten
OROBANCHACEAE
Orobanche densiflora Salzm. ex Reut.
PAEONIACEAE
Paeonia cambessedesii (Willk.) Willk.
Paeonia clusii F.C. Stern subsp. rhodia (Stearn) Tzanoudakis
Paeonia officinalis L. subsp. banatica (Rachel) Soo
Paeonia parnassica Tzanoudakis
PALMAE
Phoenix theophrasti Greuter
PAPAVERACEAE
Corydalis gotlandica Lidén
Papaver laestadianum (Nordh.) Nordh.
Papaver radicatum Rottb. subsp. hyperboreum Nordh.
PLANTAGINACEAE
Plantago algarbiensis Sampaio (Plantago bracteosa (Willk.) G. Sampaio)
Plantago almogravensis Franco
PLUMBAGINACEAE
Armeria berlengensis Daveau
* Armeria helodes Martini & Pold
Armeria neglecta Girard
Armeria pseudarmeria (Murray) Mansfeld
* Armeria rouyana Daveau
Armeria soleirolii (Duby) Godron
Armeria velutina Welw. ex Boiss. & Reuter
Limonium dodartii (Girard) O. Kuntze subsp. lusitanicum (Daveau) Franco
* Limonium insulare (Beg. & Landi) Arrig. & Diana
Limonium lanceolatum (Hoffmans. & Link) Franco
Limonium multiflorum Erben
* Limonium pseudolaetum Arrig. & Diana
* Limonium strictissimum (Salzmann) Arrig.
POLYGONACEAE
Persicaria foliosa (H. Lindb.) Kitag.
Polygonum praelongum Coode & Cullen
Rumex rupestris Le Gall
PRIMULACEAE
Androsace mathildae Levier
Androsace pyrenaica Lam.
* Cyclamen fatrense Halda et Sojak
* Primula apennina Widmer
Primula carniolica Jacq.
Primula nutans Georgi
Primula palinuri Petagna
Primula scandinavica Bruun
Soldanella villosa Darracq.
RANUNCULACEAE
* Aconitum corsicum Gayer (Aconitum napellus subsp. corsicum)
Aconitum firmum (Reichenb.) Neilr subsp. moravicum Skalicky
Adonis distorta Ten.
Aquilegia bertolonii Schott
Aquilegia kitaibelii Schott
* Aquilegia pyrenaica D.C. subsp. cazorlensis (Heywood) Galiano
* Consolida samia P.H. Davis
* Delphinium caseyi B.L. Burtt
Pulsatilla grandis Wenderoth
Pulsatilla patens (L.) Miller
* Pulsatilla pratensis (L.) Miller subsp. hungarica Soo
* Pulsatilla slavica G.Reuss.
* Pulsatilla subslavica Futak ex Goliasova
Pulsatilla vulgaris Hill. subsp. gotlandica (Johanss.) Zaemelis & Paegle
Ranunculus kykkoensis Meikle
Ranunculus lapponicus L.
* Ranunculus weyleri Mares
RESEDACEAE
Reseda decursiva Forssk.
ROSACEAE
Agrimonia pilosa Ledebour
Potentilla delphinensis Gren. & Godron
Potentilla emilii-popii Nyárády
* Pyrus magyarica Terpo
Sorbus teodorii Liljefors
RUBIACEAE
Galium cracoviense Ehrend.
* Galium litorale Guss.
Galium moldavicum (Dobrescu) Franco
* Galium sudeticum Tausch
* Galium viridiflorum Boiss. & Reuter
SALICACEAE
Salix salvifolia Brot. subsp. australis Franco
SANTALACEAE
Thesium ebracteatum Hayne
SAXIFRAGACEAE
Saxifraga berica (Beguinot) D.A. Webb
Saxifraga florulenta Moretti
Saxifraga hirculus L.
Saxifraga osloënsis Knaben
Saxifraga tombeanensis Boiss. ex Engl.
SCROPHULARIACEAE
Antirrhinum charidemi Lange
Chaenorrhinum serpyllifolium (Lange) Lange subsp. lusitanicum R. Fernandes
* Euphrasia genargentea (Feoli) Diana
Euphrasia marchesettii Wettst. ex Marches.
Linaria algarviana Chav.
Linaria coutinhoi Valdés
Linaria loeselii Schweigger
* Linaria ficalhoana Rouy
Linaria flava (Poiret) Desf.
* Linaria hellenica Turrill
Linaria pseudolaxiflora Lojacono
* Linaria ricardoi Cout.
Linaria tonzigii Lona
* Linaria tursica B. Valdés & Cabezudo
Odontites granatensis Boiss.
* Pedicularis sudetica Willd.
Rhinanthus oesilensis (Ronniger & Saarsoo) Vassilcz
Tozzia carpathica Wol.
Verbascum litigiosum Samp.
Veronica micrantha Hoffmanns. & Link
* Veronica oetaea L.-A. Gustavsson
SOLANACEAE
* Atropa baetica Willk.
THYMELAEACEAE
* Daphne arbuscula Celak
Daphne petraea Leybold
* Daphne rodriguezii Texidor
ULMACEAE
Zelkova abelicea (Lam.) Boiss.
UMBELLIFERAE
* Angelica heterocarpa Lloyd
Angelica palustris (Besser) Hoffm.
* Apium bermejoi Llorens
Apium repens (Jacq.) Lag.
Athamanta cortiana Ferrarini
* Bupleurum capillare Boiss. & Heldr.
* Bupleurum kakiskalae Greuter
Eryngium alpinum L.
* Eryngium viviparum Gay
* Ferula sadleriana Lebed.
Hladnikia pastinacifolia Reichenb.
* Laserpitium longiradium Boiss.
* Naufraga balearica Constans & Cannon
* Oenanthe conioides Lange
Petagnia saniculifolia Guss.
Rouya polygama (Desf.) Coincy
* Seseli intricatum Boiss.
Seseli leucospermum Waldst. et Kit
Thorella verticillatinundata (Thore) Briq.
VALERIANACEAE
Centranthus trinervis (Viv.) Beguinot
VIOLACEAE
Viola delphinantha Boiss.
* Viola hispida Lam.
Viola jaubertiana Mares & Vigineix
Viola rupestris F.W. Schmidt subsp. relicta Jalas
LAGERE PLANTEN
BRYOPHYTA
Bruchia vogesiaca Schwaegr. (o)
Bryhnia novae-angliae (Sull & Lesq.) Grout (o)
* Bryoerythrophyllum campylocarpum (C. Müll.) Crum. (Bryoerythrophyllum machadoanum (Sergio) M.-O. Hill) (o)
Buxbaumia viridis (Moug.) Moug. & Nestl. (o)
Cephalozia macounii (Aust.) Aust. (o)
Cynodontium suecicum (H. Arn. & C. Jens.) I. Hag. (o)
Dichelyma capillaceum (Dicks) Myr. (o)
Dicranum viride (Sull. & Lesq.) Lindb. (o)
Distichophyllum carinatum Dix. & Nich. (o)
Drepanocladus (Hamatocaulis) vernicosus (Mitt.) Warnst. (o)
Encalypta mutica (I. Hagen) (o)
Hamatocaulis lapponicus (Norrl.) Hedenäs (o)
Herzogiella turfacea (Lindb.) I. Wats. (o)
Hygrohypnum montanum (Lindb.) Broth. (o)
Jungermannia handelii (Schiffn.) Amak. (o)
Mannia triandra (Scop.) Grolle (o)
* Marsupella profunda Lindb. (o)
Meesia longiseta Hedw. (o)
Nothothylas orbicularis (Schwein.) Sull. (o)
Ochyraea tatrensis Vana (o)
Orthothecium lapponicum (Schimp.) C. Hartm. (o)
Orthotrichum rogeri Brid. (o)
Petalophyllum ralfsii (Wils.) Nees & Gott. (o)
Plagiomnium drummondii (Bruch & Schimp.) T. Kop. (o)
Riccia breidleri Jur. (o)
Riella helicophylla (Bory & Mont.) Mont. (o)
Scapania massolongi (K. Müll.) K. Müll. (o)
Sphagnum pylaisii Brid. (o)
Tayloria rudolphiana (Garov) B. & S. (o)
Tortella rigens (N. Alberts) (o)
MACARONESISCHE SOORTEN
PTERIDOPHYTA
HYMENOPHYLLACEAE
Hymenophyllum maderensis Gibby & Lovis
DRYOPTERIDACEAE
* Polystichum drepanum (Sw.) C. Presl.
ISOETACEAE
Isoetes azorica Durieu & Paiva ex Milde
MARSILEACEAE
* Marsilea azorica Launert & Paiva
ANGIOSPERMAE
ASCLEPIADACEAE
Caralluma burchardii N. E. Brown
* Ceropegia chrysantha Svent.
BORAGINACEAE
Echium candicans L. fil.
* Echium gentianoides Webb & Coincy
Myosotis azorica H.-C. Watson
Myosotis maritima Hochst. in Seub.
CAMPANULACEAE
* Azorina vidalii (H.-C. Watson) Feer
Musschia aurea (L. f.) DC.
* Musschia wollastonii Lowe
CAPRIFOLIACEAE
* Sambucus palmensis Link
CARYOPHYLLACEAE
Spergularia azorica (Kindb.) Lebel
CELASTRACEAE
Maytenus umbellata (R.-Br.) Mabb.
CHENOPODIACEAE
Beta patula Ait.
CISTACEAE
Cistus chinamadensis Banares & Romero
* Helianthemum bystropogophyllum Svent.
COMPOSITAE
Andryala crithmifolia Ait.
* Argyranthemum lidii Humphries
Argyranthemum thalassophylum (Svent.) Hump.
Argyranthemum winterii (Svent.) Humphries
* Atractylis arbuscula Svent. & Michaelis
Atractylis preauxiana Schultz.
Calendula maderensis DC.
Cheirolophus duranii (Burchard) Holub
Cheirolophus ghomerytus (Svent.) Holub
Cheirolophus junonianus (Svent.) Holub
Cheirolophus massonianus (Lowe) Hansen & Sund.
Cirsium latifolium Lowe
Helichrysum gossypinum Webb
Helichrysum monogynum Burtt & Sund.
Hypochoeris oligocephala (Svent. & Bramw.) Lack
* Lactuca watsoniana Trel.
* Onopordum nogalesii Svent.
* Onorpordum carduelinum Bolle
* Pericallis hadrosoma (Svent.) B. Nord.
Phagnalon benettii Lowe
Stemmacantha cynaroides (Chr. Son. in Buch) Ditt
Sventenia bupleuroides Font Quer
* Tanacetum ptarmiciflorum Webb & Berth
CONVOLVULACEAE
* Convolvulus caput-medusae Lowe
* Convolvulus lopez-socasii Svent.
* Convolvulus massonii A. Dietr.
CRASSULACEAE
Aeonium gomeraense Praeger
Aeonium saundersii Bolle
Aichryson dumosum (Lowe) Praeg.
Monanthes wildpretii Banares & Scholz
Sedum brissemoretii Raymond-Hamet
CRUCIFERAE
* Crambe arborea Webb ex Christ
Crambe laevigata DC. ex Christ
* Crambe sventenii R. Petters ex Bramwell & Sund.
* Parolinia schizogynoides Svent.
Sinapidendron rupestre (Ait.) Lowe
CYPERACEAE
Carex malato-belizii Raymond
DIPSACACEAE
Scabiosa nitens Roemer & J.-A. Schultes
ERICACEAE
Erica scoparia L. subsp. azorica (Hochst.) D. A. Webb
EUPHORBIACEAE
* Euphorbia handiensis Burchard
Euphorbia lambii Svent.
Euphorbia stygiana H.-C. Watson
GERANIACEAE
* Geranium maderense P.-F. Yeo
GRAMINEAE
Deschampsia maderensis (Haeck. & Born.) Buschm.
Phalaris maderensis (Menezes) Menezes
GLOBULARIACEAE
* Globularia ascanii D. Bramwell & Kunkel
* Globularia sarcophylla Svent.
LABIATAE
* Sideritis cystosiphon Svent.
* Sideritis discolor (Webb ex de Noe) Bolle
Sideritis infernalis Bolle
Sideritis marmorea Bolle
Teucrium abutiloides L'Hér.
Teucrium betonicum L'Hér.
LEGUMINOSAE
* Anagyris latifolia Brouss. ex. Willd.
Anthyllis lemanniana Lowe
* Dorycnium spectabile Webb & Berthel
* Lotus azoricus P.-W. Ball
Lotus callis-viridis D. Bramwell & D. H. Davis
* Lotus kunkelii (E. Chueca) D. Bramwell & al.
* Teline rosmarinifolia Webb & Berthel.
* Teline salsoloides Arco & Acebes.
Vicia dennesiana H.-C. Watson
LILIACEAE
* Androcymbium psammophilum Svent.
Scilla maderensis Menezes
Semele maderensis Costa
LORANTHACEAE
Arceuthobium azoricum Wiens & Hawksw.
MYRICACEAE
* Myrica rivas-martinezii Santos.
OLEACEAE
Jasminum azoricum L.
Picconia azorica (Tutin) Knobl.
ORCHIDACEAE
Goodyera macrophylla Lowe
PITTOSPORACEAE
* Pittosporum coriaceum Dryand. ex. Ait.
PLANTAGINACEAE
Plantago malato-belizii Lawalree
PLUMBAGINACEAE
* Limonium arborescens (Brouss.) Kuntze
Limonium dendroides Svent.
* Limonium spectabile (Svent.) Kunkel & Sunding
* Limonium sventenii Santos & Fernández Galván
POLYGONACEAE
Rumex azoricus Rech. fil.
RHAMNACEAE
Frangula azorica Tutin
ROSACEAE
* Bencomia brachystachya Svent.
Bencomia sphaerocarpa Svent.
* Chamaemeles coriacea Lindl.
Dendriopoterium pulidoi Svent.
Marcetella maderensis (Born.) Svent.
Prunus lusitanica L. subsp. azorica (Mouillef.) Franco
Sorbus maderensis (Lowe) Dode
SANTALACEAE
Kunkeliella subsucculenta Kammer
SCROPHULARIACEAE
* Euphrasia azorica H.C. Watson
Euphrasia grandiflora Hochst. in Seub.
* Isoplexis chalcantha Svent. & O' Shanahan
Isoplexis isabelliana (Webb & Berthel.) Masferrer
Odontites holliana (Lowe) Benth.
Sibthorpia peregrina L.
SOLANACEAE
* Solanum lidii Sunding
UMBELLIFERAE
Ammi trifoliatum (H.-C. Watson) Trelease
Bupleurum handiense (Bolle) Kunkel
Chaerophyllum azoricum Trelease
Ferula latipinna Santos
Melanoselinum decipiens (Schrader & Wendl.) Hoffm.
Monizia edulis Lowe
Oenanthe divaricata (R. Br.) Mabb.
Sanicula azorica Guthnick ex Seub.
VIOLACEAE
Viola paradoxa Lowe
LAGERE PLANTEN
BRYOPHYTA
* Echinodium spinosum (Mitt.) Jur. (o)
* Thamnobryum fernandesii Sergio (o).
BIJLAGE III
CRITERIA VOOR DE SELECTIE VAN GEBIEDEN DIE KUNNEN WORDEN AANGEWEZEN ALS GEBIEDEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN ALS SPECIALE BESCHERMINGSZONES
FASE 1 Nationale beoordeling van het relatieve belang van de gebieden voor elk type natuurlijke habitat van bijlage I en elke soort van bijlage II (met inbegrip van de prioritaire typen natuurlijke habitats en de prioritaire soorten)
A. Criteria voor de beoordeling van het gebied voor een type natuurlijke habitat van bijlage I
Mate van representativiteit van het type natuurlijke habitat in het gebied.
Door het type natuurlijke habitat bestreken oppervlakte van het gebied ten opzichte van de totale door dit type natuurlijke habitat op het nationale grondgebied bestreken oppervlakte.
Mate van instandhouding van de structuur en de functies van het betrokken type natuurlijke habitat en herstelmogelijkheid.
Algemene beoordeling van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van het betrokken type natuurlijke habitat.
B. Criteria voor de beoordeling van het gebied voor een soort van bijlage II
Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied.
Mate van instandhouding van de elementen van de habitat die van belang zijn voor de betrokken soort en herstelmogelijkheid.
Mate van isolatie van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort.
Algemene beoordeling van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort.
C. |
Volgens deze criteria delen de Lid-Staten de gebieden in die zij op de nationale lijst voorstellen als gebieden welke in aanmerking komen voor aanwijzing als gebied van communautair belang, al naar gelang van hun betekenis voor de instandhouding van de in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats of de in bijlage II genoemde soorten. |
D. |
Deze lijst omvat de gebieden met prioritaire typen natuurlijke habitats en de prioritaire soorten die volgens de onder A en B aangegeven criteria door de Lid-Staten zijn geselecteerd. |
FASE 2 Beoordeling van het communautair belang van de op de nationale lijsten geplaatste gebieden
1. |
Alle door de Lid-Staten in fase 1 aangewezen gebieden met prioritaire typen natuurlijke habitats en/of prioritaire soorten worden beschouwd als gebieden van communautair belang. |
2. |
De beoordeling van het communautaire belang van de overige gebieden die voorkomen op de lijsten van de Lid-Staten, d.w.z. van de bijdrage die zij leveren tot het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een natuurlijke habitat uit bijlage I of van een soort uit bijlage II en/of de coherentie van Natura 2000, geschiedt met inachtneming van de volgende criteria:
a)
de relatieve betekenis van het gebied op nationaal niveau;
b)
de geografische ligging van het gebied ten opzichte van de trekroutes van diersoorten van bijlage II, mede gelet op de vraag of het gebied eventueel deel uitmaakt van een samenhangend ecosysteem aan weerszijden van een of meer binnengrenzen van de Gemeenschap;
c)
de totale oppervlakte van het gebied;
d)
het aantal typen natuurlijke habitats van bijlage I en soorten van bijlage II in het gebied;
e)
de algemene ecologische waarde van het gebied voor de betrokken bio-geografische regio's en/of voor het gehele in artikel 2 bedoelde grondgebied, zowel wat betreft het karakteristieke of unieke aspect van de bestanddelen als wat betreft de combinatie daarvan. |
BIJLAGE IV
DIER- EN PLANTENSOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG DIE STRIKT MOETEN WORDEN BESCHERMD
De soorten die in deze bijlage voorkomen, worden aangeduid door:
De afkorting „spp.” achter de naam van een familie of een genus dient ter aanduiding van alle soorten van deze familie of van dit genus.
a) DIEREN
GEWERVELDE DIEREN
ZOOGDIEREN
INSECTIVORA
Erinaceidae
Erinaceus algirus
Soricidae
Crocidura canariensis
Crocidura sicula
Talpidae
Galemys pyrenaicus
MICROCHIROPTERA
Alle soorten
MEGACHIROPTERA
Pteropodidae
Rousettus aegyptiacus
RODENTIA
Gliridae
Alle soorten, met uitzondering van Glis glis en Eliomys quercinus
Sciuridae
Marmota marmota latirostris
Pteromys volans (Sciuropterus russicus)
Spermophilus citellus (Citellus citellus)
Spermophilus suslicus (Citellus suslicus)
Sciurus anomalus
Castoridae
Castor fiber (met uitzondering van de Estse, de Letse, de Litouwse, de Poolse, de Finse en de Zweedse populaties)
Cricetidae
Cricetus cricetus (met uitzondering van de Hongaarse populaties)
Mesocricetus newtoni
Microtidae
Dinaromys bogdanovi
Microtus cabrerae
Microtus oeconomus arenicola
Microtus oeconomus mehelyi
Microtus tatricus
Zapodidae
Sicista betulina
Sicista subtilis
Hystricidae
Hystrix cristata
CARNIVORA
Canidae
Alopex lagopus
Canis lupus (met uitzondering van de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad; de Estse populaties, de Spaanse populaties benoorden de Duero; de Bulgaarse, de Letse, de Litouwse, de Poolse, de Slowaakse populaties en de Finse populaties in het rendierbeschermingsgebied als omschreven in paragraaf 2 van de Finse Wet nr. 848/90 van 14 september 1990 inzake rendierbescherming)
Ursidae
Ursus arctos
Mustelidae
Lutra lutra
Mustela eversmanii
Mustela lutreola
Vormela peregusna
Felidae
Felis silvestris
Lynx lynx (met uitzondering van de Estse populatie)
Lynx pardinus
Phocidae
Monachus monachus
Phoca hispida saimensis
ARTIODACTYLA
Cervidae
Cervus elaphus corsicanus
Bovidae
Bison bonasus
Capra aegagrus (natuurlijke populaties)
Capra pyrenaica pyrenaica
Ovis gmelini musimon (Ovis ammon musimon) (natuurlijke populaties - Corsica en Sardinië)
Ovis orientalis ophion (Ovis gmelini ophion)
Rupicapra pyrenaica ornata (Rupicapra rupicapra ornata)
Rupicapra rupicapra balcanica
Rupicapra rupicapra tatrica
CETACEA
Alle soorten
REPTIELEN
TESTUDINATA
Testudinidae
Testudo graeca
Testudo hermanni
Testudo marginata
Cheloniidae
Caretta caretta
Chelonia mydas
Lepidochelys kempii
Eretmochelys imbricata
Dermochelyidae
Dermochelys coriacea
Emydidae
Emys orbicularis
Mauremys caspica
Mauremys leprosa
SAURIA
Lacertidae
Algyroides fitzingeri
Algyroides marchi
Algyroides moreoticus
Algyroides nigropunctatus
Dalmatolacerta oxycephala
Dinarolacerta mosorensis
Gallotia atlantica
Gallotia galloti
Gallotia galloti insulanagae
Gallotia simonyi
Gallotia stehlini
Lacerta agilis
Lacerta bedriagae
Lacerta bonnali (Lacerta monticola)
Lacerta monticola
Lacerta danfordi
Lacerta dugesi
Lacerta graeca
Lacerta horvathi
Lacerta schreiberi
Lacerta trilineata
Lacerta viridis
Lacerta vivipara pannonica
Ophisops elegans
Podarcis erhardii
Podarcis filfolensis
Podarcis hispanica atrata
Podarcis lilfordi
Podarcis melisellensis
Podarcis milensis
Podarcis muralis
Podarcis peloponnesiaca
Podarcis pityusensis
Podarcis sicula
Podarcis taurica
Podarcis tiliguerta
Podarcis wagleriana
Scincidae
Ablepharus kitaibelii
Chalcides bedriagai
Chalcides ocellatus
Chalcides sexlineatus
Chalcides simonyi (Chalcides occidentalis)
Chalcides viridianus
Ophiomorus punctatissimus
Gekkonidae
Cyrtopodion kotschyi
Phyllodactylus europaeus
Tarentola angustimentalis
Tarentola boettgeri
Tarentola delalandii
Tarentola gomerensis
Agamidae
Stellio stellio
Chamaeleontidae
Chamaeleo chamaeleon
Anguidae
Ophisaurus apodus
OPHIDIA
Colubridae
Coluber caspius
Coluber cypriensis
Coluber hippocrepis
Coluber jugularis
Coluber laurenti
Coluber najadum
Coluber nummifer
Coluber viridiflavus
Coronella austriaca
Eirenis modesta
Elaphe longissima
Elaphe quatuorlineata
Elaphe situla
Natrix natrix cetti
Natrix natrix corsa
Natrix natrix cypriaca
Natrix tessellata
Telescopus falax
Viperidae
Vipera ammodytes
Macrovipera schweizeri (Vipera lebetina schweizeri)
Vipera seoanni (met uitzondering van de Spaanse populaties)
Vipera ursinii
Vipera xanthina
Boidae
Eryx jaculus
AMFIBIEËN
CAUDATA
Salamandridae
Chioglossa lusitanica
Euproctus asper
Euproctus montanus
Euproctus platycephalus
Mertensiella luschani (Salamandra luschani)
Salamandra atra
Salamandra aurorae
Salamandra lanzai
Salamandrina terdigitata
Triturus carnifex (Triturus cristatus carnifex)
Triturus cristatus (Triturus cristatus cristatus)
Triturus italicus
Triturus karelinii (Triturus cristatus karelinii)
Triturus marmoratus
Triturus montandoni
Triturus vulgaris ampelensis
Proteidae
Proteus anguinus
Plethodontidae
Hydromantes (Speleomantes) ambrosii
Hydromantes (Speleomantes) flavus
Hydromantes (Speleomantes) genei
Hydromantes (Speleomantes) imperialis
Hydromantes (Speleomantes) strinatii (Hydromantes (Speleomantes) italicus)
Hydromantes (Speleomantes) supramontis
ANURA
Discoglossidae
Alytes cisternasii
Alytes muletensis
Alytes obstetricans
Bombina bombina
Bombina variegata
Discoglossus galganoi (inclusief Discoglossus „jeanneae”)
Discoglossus montalentii
Discoglossus pictus
Discoglossus sardus
Ranidae
Rana arvalis
Rana dalmatina
Rana graeca
Rana iberica
Rana italica
Rana latastei
Rana lessonae
Pelobatidae
Pelobates cultripes
Pelobates fuscus
Pelobates syriacus
Bufonidae
Bufo calamita
Bufo viridis
Hylidae
Hyla arborea
Hyla meridionalis
Hyla sarda
VISSEN
ACIPENSERIFORMES
Acipenseridae
Acipenser naccarii
Acipenser sturio
SALMONIFORMES
Coregonidae
Coregonus oxyrhynchus (anadrome populaties in bepaalde sectoren van de Noordzee, met uitzondering van de Finse populaties)
CYPRINIFORMES
Cyprinidae
Anaecypris hispanica
Phoxinus percnurus
ATHERINIFORMES
Cyprinodontidae
Valencia hispanica
PERCIFORMES
Percidae
Gymnocephalus baloni
Romanichthys valsanicola
Zingel asper
ONGEWERVELDE DIEREN
GELEEDPOTIGEN
CRUSTACEA
Isopoda
Armadillidium ghardalamensis
INSECTA
Coleoptera
Bolbelasmus unicornis
Buprestis splendens
Carabus hampei
Carabus hungaricus
Carabus olympiae
Carabus variolosus
Carabus zawadszkii
Cerambyx cerdo
Cucujus cinnaberinus
Dorcadion fulvum cervae
Duvalius gebhardti
Duvalius hungaricus
Dytiscus latissimus
Graphoderus bilineatus
Leptodirus hochenwarti
Pilemia tigrina
Osmoderma eremita
Phryganophilus ruficollis
Probaticus subrugosus
Propomacrus cypriacus
Pseudogaurotina excellens
Pseudoseriscius cameroni
Pytho kolwensis
Rosalia alpina
Lepidoptera
Apatura metis
Arytrura musculus
Catopta thrips
Chondrosoma fiduciarium
Coenonympha hero
Coenonympha oedippus
Colias myrmidone
Cucullia mixta
Dioszeghyana schmidtii
Erannis ankeraria
Erebia calcaria
Erebia christi
Erebia sudetica
Eriogaster catax
Fabriciana elisa
Glyphipterix loricatella
Gortyna borelii lunata
Hypodryas maturna
Hyles hippophaes
Leptidea morsei
Lignyoptera fumidaria
Lopinga achine
Lycaena dispar
Lycaena helle
Maculinea arion
Maculinea nausithous
Maculinea teleius
Melanargia arge
Nymphalis vaualbum
Papilio alexanor
Papilio hospiton
Parnassius apollo
Parnassius mnemosyne
Phyllometra culminaria
Plebicula golgus
Polymixis rufocincta isolata
Polyommatus eroides
Proserpinus proserpina
Proterebia afra dalmata
Pseudophilotes bavius
Xylomoia strix
Zerynthia polyxena
Mantodea
Apteromantis aptera
Odonata
Aeshna viridis
Cordulegaster heros
Cordulegaster trinacriae
Gomphus graslinii
Leucorrhinia albifrons
Leucorrhinia caudalis
Leucorrhinia pectoralis
Lindenia tetraphylla
Macromia splendens
Ophiogomphus cecilia
Oxygastra curtisii
Stylurus flavipes
Sympecma braueri
Orthoptera
Baetica ustulata
Brachytrupes megacephalus
Isophya costata
Isophya harzi
Isophya stysi
Myrmecophilus baronii
Odontopodisma rubripes
Paracaloptenus caloptenoides
Pholidoptera transsylvanica
Saga pedo
Stenobothrus (Stenobothrodes) eurasius
ARACHNIDA
Araneae
Macrothele calpeiana
WEEKDIEREN
GASTROPODA
Anisus vorticulus
Caseolus calculus
Caseolus commixta
Caseolus sphaerula
Chilostoma banaticum
Discula leacockiana
Discula tabellata
Discula testudinalis
Discula turricula
Discus defloratus
Discus guerinianus
Elona quimperiana
Geomalacus maculosus
Geomitra moniziana
Gibbula nivosa
Hygromia kovacsi
Idiomela (Helix) subplicata
Lampedusa imitatrix
Lampedusa melitensis
Leiostyla abbreviata
Leiostyla cassida
Leiostyla corneocostata
Leiostyla gibba
Leiostyla lamellosa
Paladilhia hungarica
Patella ferruginea
Sadleriana pannonica
Theodoxus prevostianus
Theodoxus transversalis
BIVALVIA
Anisomyaria
Lithophaga lithophaga
Pinna nobilis
Unionoida
Margaritifera auricularia
Unio crassus
Dreissenidae
Congeria kusceri
ECHINODERMATA
Echinoidea
Centrostephanus longispinus
b) PLANTEN
Bijlage IV, onder b), bevat alle in bijlage II, onder b) ( *1 ) vermelde plantensoorten, met bovendien de onderstaande soorten:
PTERIDOPHYTA
ASPLENIACEAE
Asplenium hemionitis L.
ANGIOSPERMAE
AGAVACEAE
Dracaena draco (L.) L.
AMARYLLIDACEAE
Narcissus longispathus Pugsley
Narcissus triandrus L.
BERBERIDACEAE
Berberis maderensis Lowe
CAMPANULACEAE
Campanula morettiana Reichenb.
Physoplexis comosa (L.) Schur.
CARYOPHYLLACEAE
Moehringia fontqueri Pau
COMPOSITAE
Argyranthemum pinnatifidum (L.f.) Lowe subsp. succulentum (Lowe) C. J. Humphries
Helichrysum sibthorpii Rouy
Picris willkommii (Schultz Bip.) Nyman
Santolina elegans Boiss. ex DC.
Senecio caespitosus Brot.
Senecio lagascanus DC. subsp. lusitanicus (P. Cout.) Pinto da Silva
Wagenitzia lancifolia (Sieber ex Sprengel) Dostal
CRUCIFERAE
Murbeckiella sousae Rothm.
EUPHORBIACEAE
Euphorbia nevadensis Boiss. & Reuter
GESNERIACEAE
Jankaea heldreichii (Boiss.) Boiss.
Ramonda serbica Pancic
IRIDACEAE
Crocus etruscus Parl.
Iris boissieri Henriq.
Iris marisca Ricci & Colasante
LABIATAE
Rosmarinus tomentosus Huber-Morath & Maire
Teucrium charidemi Sandwith
Thymus capitellatus Hoffmanns. & Link
Thymus villosus L. subsp. villosus L.
LILIACEAE
Androcymbium europaeum (Lange) K. Richter
Bellevalia hackelli Freyn
Colchicum corsicum Baker
Colchicum cousturieri Greuter
Fritillaria conica Rix
Fritillaria drenovskii Degen & Stoy.
Fritillaria gussichiae (Degen & Doerfler) Rix
Fritillaria obliqua Ker-Gawl.
Fritillaria rhodocanakis Orph. ex Baker
Ornithogalum reverchonii Degen & Herv.-Bass.
Scilla beirana Samp.
Scilla odorata Link
ORCHIDACEAE
Ophrys argolica Fleischm.
Orchis scopulorum Simsmerh.
Spiranthes aestivalis (Poiret) L.-C.-M. Richard
PRIMULACEAE
Androsace cylindrica DC.
Primula glaucescens Moretti
Primula spectabilis Tratt.
RANUNCULACEAE
Aquilegia alpina L.
SAPOTACEAE
Sideroxylon marmulano Banks ex Lowe
SAXIFRAGACEAE
Saxifraga cintrana Kuzinsky ex Willk.
Saxifraga portosanctana Boiss.
Saxifraga presolanensis Engl.
Saxifraga valdensis DC.
Saxifraga vayredana Luizet
SCROPHULARIACEAE
Antirrhinum lopesianum Rothm.
Lindernia procumbens (Krocker) Philcox
SOLANACEAE
Mandragora officinarum L.
THYMELAEACEAE
Thymelaea broterana P. Cout.
UMBELLIFERAE
Bunium brevifolium Lowe
VIOLACEAE
Viola athois W. Becker
Viola cazorlensis Gandoger
BIJLAGE V
DIER- EN PLANTENSOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG WAARVOOR HET ONTTREKKEN AAN DE NATUUR EN DE EXPLOITATIE AAN BEHEERSMAATREGELEN KUNNEN WORDEN ONDERWORPEN
De soorten die in deze bijlage voorkomen, worden aangeduid door:
De afkorting „spp.” achter de naam van een familie of een genus dient ter aanduiding van alle soorten van deze familie of van dit genus.
a) DIEREN
GEWERVELDE DIEREN
ZOOGDIEREN
RODENTIA
Castoridae
Cricetidae
CARNIVORA
Canidae
Mustelidae
Felidae
Phocidae
Viverridae
DUPLICIDENTATA
Leporidae
ARTIODACTYLA
Bovidae
AMFIBIEËN
ANURA
Ranidae
VISSEN
PETROMYZONIFORMES
Petromyzonidae
ACIPENSERIFORMES
Acipenseridae
CLUPEIFORMES
Clupeidae
SALMONIFORMES
Salmonidae
CYPRINIFORMES
Cyprinidae
SILURIFORMES
Siluridae
PERCIFORMES
Percidae
ONGEWERVELDE DIEREN
COELENTERATA
CNIDARIA
MOLLUSCA
GASTROPODA — STYLOMMATOPHORA
BIVALVIA — UNIONOIDA
Margaritiferidae
Unionidae
ANNELIDA
HIRUDINOIDEA — ARHYNCHOBDELLAE
Hirudinidae
ARTHROPODA
CRUSTACEA — DECAPODA
Astacidae
Scyllaridae
INSECTA — LEPIDOPTERA
Saturniidae
b) PLANTEN
ALGAE
RHODOPHYTA
CORALLINACEAE
LICHENES
CLADONIACEAE
BRYOPHYTA
MUSCI
LEUCOBRYACEAE
SPHAGNACEAE
PTERIDOPHYTA
ANGIOSPERMAE
AMARYLLIDACEAE
COMPOSITAE
CRUCIFERAE
GENTIANACEAE
IRIDACEAE
LABIATAE
LEGUMINOSAE
LILIACEAE
PLUMBAGINACEAE
ROSACEAE
SCROPHULARIACEAE
BIJLAGE VI
VERBODEN METHODEN EN MIDDELEN VOOR HET VANGEN EN DODEN EN VERBODEN WIJZEN VAN VERVOER
a) Niet-selectieve middelen
ZOOGDIEREN
VISSEN
b) Wijzen van vervoer
Vangen en/of doden vanuit
( 1 ) Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).
( 2 )
(+) „De Interpretation Manual of European Union Habitats, version Eur 15/2”, goedgekeurd door het Habitat Comité op 4 oktober 1999 en „Amendments to the „Interpretation Manual of European Union Habitats” with a view to EU enlargement” (Hab. 01/11b-rev.1), goedgekeurd door het Habitat Comité op 24 april 2002 na schriftelijk overleg, Europese Commissie, DG ENV;
( *1 ) Met uitzondering van de bryophyta in bijlage II, onder b).