1990D0424 — NL — 01.09.2008 — 017.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 26 juni 1990

betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

(90/424/EEG)

(PB L 224, 18.8.1990, p.19)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 4 maart 1991

  L 66

18

13.3.1991

 M2

VERORDENING (EEG) Nr. 3763/91 VAN DE RAAD van 16 december 1991

  L 356

1

24.12.1991

 M3

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 16 juni 1992

  L 187

45

7.7.1992

►M4

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 13 juli 1992

  L 243

27

25.8.1992

►M5

RICHTLIJN 92/117/EEG VAN DE RAAD van 17 december 1992

  L 62

38

15.3.1993

►M6

RICHTLIJN 92/119/EEG VAN DE RAAD van 17 december 1992

  L 62

69

15.3.1993

►M7

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 30 juni 1993

  L 203

34

13.8.1993

 M8

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 7 februari 1994

  L 36

15

8.2.1994

►M9

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 21 juni 1994

  L 168

31

2.7.1994

►M10

VERORDENING (EG) Nr. 1258/1999 VAN DE RAAD van 17 mei 1999

  L 160

103

26.6.1999

►M11

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 19 december 2000

  L 3

27

6.1.2001

 M12

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 23 juli 2001

  L 203

16

28.7.2001

►M13

VERORDENING (EG) Nr. 806/2003 VAN DE RAAD van 14 april 2003

  L 122

1

16.5.2003

 M14

RICHTLIJN 2003/99/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 november 2003

  L 325

31

12.12.2003

►M15

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 23 januari 2006

  L 29

37

2.2.2006

►M16

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 24 oktober 2006

  L 328

57

24.11.2006

►M17

VERORDENING (EG) Nr. 1791/2006 VAN DE RAAD van 20 november 2006

  L 363

1

20.12.2006

►M18

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 19 december 2006

  L 397

22

30.12.2006

►M19

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 20 augustus 2008

  L 224

11

22.8.2008


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 304, 1.11.1990, blz. 99  (424/90)



NB: Deze geconsolideerde versie bevat referenties naar de Europese rekeneenheid en/of ecu. Vanaf 1 januari 1999 moeten beide worden gelezen als referentie naar de euro — Verordening (EEG) nr. 3308/80 van de Raad (PB L 345 van 20.12.1980, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1).




▼B

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 26 juni 1990

betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

(90/424/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat levende dieren en produkten van dierlijke oorsprong zijn opgenomen in de lijst van produkten in bijlage II bij het Verdrag; dat, voor een groot deel van de landbouwbevolking, de veehouderij en de verkoop van produkten van dierlijke oorsprong een bron van inkomsten zijn;

Overwegende dat, met het oog op de rationele ontwikkeling van de betrokken sector en van de verbetering van de produktiviteit, veterinaire maatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd om de volks- en de diergezondheid in de Gemeenschap te beschermen en te verbeteren;

Overwegende dat daartoe moet worden voorzien in een bijdrage van de Gemeenschap voor reeds vastgestelde of nog vast te stellen maatregelen;

Overwegende dat de Gemeenschap maatregelen moet vaststellen om in de periode tot en met 31 december 1992 geleidelijk de interne markt tot stand te brengen;

Overwegende dat de Gemeenschap in dit verband, middels een financiële bijdrage, tot een zo snel mogelijke uitroeiing van alle uitbraken van ernstige besmettelijke ziekten dient bij te dragen;

Overwegende dat het uitbreken van zoönosen die een bedreiging vormen voor de gezondheid van de mens, door middel van daartoe geëigende controlemaatregelen zoveel mogelijk moet worden voorkomen;

Overwegende dat bij de nieuwe controlestrategie wordt uitgegaan van de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen en van de harmonisatie van de controleregeling voor produkten uit derde landen; dat de tenuitvoerlegging van deze nieuwe strategie moet worden vergemakkelijkt door voor de invoering en de verdere ontwikkeling ervan in financiële bijstand van de Gemeenschap te voorzien;

Overwegende dat, met het oog op de harmonisatie van de essentiële voorschriften inzake bescherming van de gezondheid van mens en dier en de bescherming van de dieren, communautaire coördinatie- en referentielaboratoria moeten worden aangewezen en acties op technisch en wetenschappelijk vlak moeten worden ondernomen; dat het dienstig is daartoe in een financiële bijdrage van de Gemeenschap te voorzien; dat het, met name in de sector van de dierbescherming, nuttig is voor het verzamelen en opslaan en de verspreiding van de nodige informatie een databasis te creëren;

Overwegende dat voor communautaire acties voor de uitroeiing van bepaalde dierziekten reeds financiële steun van de Gemeenschap wordt verleend; dat in dit verband dienen te worden vermeld: Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen ( 4 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 ( 5 ), Richtlijn 82/400/EEG van de Raad van 14 juni 1982 tot wijziging van Richtlijn 77/391/EEG en tot instelling van een aanvullende gemeenschappelijke actie voor de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen ( 6 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85, Beschikking 89/145/EEG van de Raad van 20 februari 1989 houdende instelling van een financiële maatregel van de Gemeenschap voor de uitroeiing van besmettelijke bovine pleuropneumonie (BBPP) in Portugal ( 7 ), Beschikking 80/1096/EEG van de Raad van 11 november 1980 betreffende een financiële actie van de Gemeenschap met het oog op de uitroeiing van klassieke varkenspest ( 8 ), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 87/488/EEG ( 9 ), Beschikking 86/649/EEG van de Raad van 16 december 1986 tot instelling van een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in Portugal ( 10 ), gewijzigd bij Beschikking 89/577/EEG ( 11 ), Beschikking 86/650/EEG van de Raad van 16 december 1986 tot instelling van een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in Spanje ( 12 ) en Beschikking 89/455/EEG van de Raad van 24 juli 1989 tot instelling van een communautaire actie betreffende het opzetten van proefprojecten voor de bestrijding van rabies met het oog op de uitroeiing of de voorkoming daarvan ( 13 ); dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de onderscheiden voornoemde ziekten verder in de desbetreffende beschikking geregeld moet blijven; dat er evenwel, ten aanzien van de aanvullende actie voor de uitroeiing van brucellose, van tuberculose en runderleukose bedoeld in Beschikking 87/58/EEG ( 14 ), aanleiding is om ter wille van de samenhang te voorzien in de mogelijkheid de financiële bijdrage van de Gemeenschap op te trekken tot 50 % van de kosten die de Lid-Staten maken voor het slachten van de dieren;

Overwegende dat het van belang is dat een financiële maatregel van de Gemeenschap wordt vastgesteld inzake de uitroeiing van en de controle op bepaalde dierziekten; dat alle financiële maatregelen van de Gemeenschap met betrekking tot de uitroeiing van en de controle op dierziekten die tot verplichte uitgaven op de begroting van de Gemeenschap leiden, in een enkele titel moeten worden ondergebracht;

Overwegende dat het dienstig is de Commissie op te dragen om de nodige uitvoeringsbepalingen vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:



Artikel 1

Deze beschikking bepaalt op welke wijze de Gemeenschap financieel bijdraagt aan

 gerichte veterinaire maatregelen,

 controlemaatregelen op veterinair gebied,

▼M18

 programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

▼B

Deze beschikking is niet van invloed op de mogelijkheden voor bepaalde Lid-Staten om een financiële bijdrage van de Gemeenschap van meer dan 50 % uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten ( 15 ) te ontvangen.



TITEL I

GERICHTE VETERINAIRE MAATREGELEN

Artikel 2

De gerichte veterinaire maatregelen behelzen:

 urgente maatregelen,

 de bestrijding van mond- en klauwzeer,

 maatregelen inzake de bescherming van dieren,

 de bijdrage voor maatregelen van de Lid-Staten voor de uitroeiing van bepaalde ziekten,

 acties op technisch en wetenschappelijk gebied.



Hoofdstuk 1

Urgente maatregelen

Artikel 3

1.  Dit artikel is van toepassing wanneer zich op het grondgebied van een Lid-Staat een van de volgende ziekten voordoet:

 runderpest,

 pest bij kleine herkauwers,

 vesiculaire varkensziekte,

 bluetongue,

 Teschener-ziekte,

▼M15 —————

▼B

 schaapspokken en geitepokken,

 Riftvalleykoorts,

 nodulaire dermatose,

 paardepest,

 vesiculaire stomatitis (pseudo-mond- en klauwzeer),

 Venezolaanse virale paarde-encefalomyelitis,

▼M6

 enzoötische hemorragische ziekte bij herten,

▼M7

 klassieke varkenspest,

▼M9

 Afrikaanse varkenspest,

 besmettelijke runderperipneumonie,

▼M16

 epizoötische hematopoïetische necrose bij vissen (EHN),

 epizootic ulcerative syndrome bij vissen (EUS),

 besmetting met Bonamia exitiosa,

 besmetting met Perkinsus marinus,

 besmetting met Microcytos mackini,

 Taura syndrome bij schaaldieren,

 Yellowhead disease bij schaaldieren.

▼B

2.  De betrokken Lid-Staat komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de ziekte in aanmerking, op voorwaarde dat de onverwijld toegepaste maatregelen ten minste de isolering van het bedrijf bij vermoedelijke ziekte omvatten, alsmede, direct na de officiële bevestiging van de ziekte:

▼M15

 het slachten van de dieren van de voor de ziekte vatbare soorten die lijden aan de ziekte of ermee besmet zijn, dan wel er vermoedelijk aan lijden of ermee besmet zijn, en destructie van die dieren,

▼B

 destructie van besmet voer of van besmet materiaal, voor zover dat niet overeenkomstig het derde streepje kan worden ontsmet,

 reiniging en ontsmetting van het bedrijf en van het aldaar aanwezige materieel, alsook insectenverdelging op het bedrijf en op het materieel,

 instelling van beschermingsgebieden,

 toepassing van voorschriften waarmee het risico van verspreiding van de infecties kan worden voorkomen,

 vaststelling van een termijn die in acht moet worden genomen vóór het opnieuw opnemen van dieren op het bedrijf na het slachten,

 onmiddellijke en passende schadeloosstelling van de veehouders.

▼M6

2 bis.  De betrokken Lid-Staat komt eveneens voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking wanneer bij het uitbreken van een haard van een van de in lid 1 genoemde ziekten twee of meer Lid-Staten nauw samenwerken bij de beheersing van die epizoötie, met name bij de tenuitvoerlegging van het epizoötiologisch onderzoek en van de maatregelen inzake het toezicht op de ziekte. Over de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt, onverminderd de in het kader van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordeningen vastgestelde maatregelen een besluit genomen volgens de procedure van artikel 41.

▼B

3.  De betrokken Lid-Staat stelt de Commissie en de andere Lid-Staten, overeenkomstig de communautaire wetgeving, onverwijld in kennis van de toegepaste maatregelen inzake kennisgeving en uitroeiing en de resultaten daarvan. De situatie wordt in het kader van het bij Besluit 68/361/EEG ( 16 ) opgerichte Permanent Veterinair Comité, hierna „Comité” te noemen, zo spoedig mogelijk onderzocht. Over de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt, onverminderd de in het kader van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordeningen vastgestelde maatregelen, een besluit genomen volgens de procedure van artikel 41.

▼M15

4.  Indien voortzetting van de in lid 2 en in artikel 3 bis bedoelde maatregelen gezien de ontwikkeling van de situatie in de Gemeenschap wenselijk blijkt, kan volgens de procedure van artikel 41 een nieuw besluit inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden genomen, die meer kan bedragen dan 50 % als bepaald in lid 5, eerste streepje. Bij de goedkeuring van dat besluit kan ook worden bepaald welke maatregelen, naast de in lid 2 bedoelde, door de betrokken lidstaat dienen te worden genomen om het welslagen van de actie te waarborgen.

▼B

5.  Onverminderd de in het kader van de gemeenschappelijke ordeningen der markten te nemen maatregelen ter ondersteuning van de markten, beloopt de zo nodig in verschillende tranches verdeelde financiële bijdrage van de Gemeenschap:

 50 % van de kosten die door de Lid-Staat zijn gemaakt voor de schadeloosstelling van de eigenaars voor het slachten, de destructie van de dieren en, eventueel, van de produkten ervan, het reinigen, de insectenverdelging en het ontsmetten van het bedrijf en het materiaal, en de destructie van besmet voer en materiaal, als bedoeld in lid 2, tweede streepje;

 100 % van de kosten van het geleverde vaccin en 50 % van de kosten voor het verrichten van de inenting, indien overeenkomstig lid 4 tot inenting is besloten.

▼M15

Artikel 3 bis

1.  Dit artikel en artikel 3, leden 3 en 4, zijn van toepassing wanneer zich op het grondgebied van een lidstaat aviaire influenza voordoet.

2.  De betrokken lidstaat komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van aviaire influenza in aanmerking, als de minimale bestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza ( 17 ) volledig en doeltreffend overeenkomstig de relevante communautaire wetgeving zijn uitgevoerd en — bij het doden van de dieren van de voor de ziekte vatbare soorten die lijden aan de ziekte of ermee besmet zijn, dan wel er vermoedelijk aan lijden of ermee besmet zijn — de veehouders onmiddellijk op passende wijze zijn schadeloosgesteld.

3.  De zo nodig in verschillende tranches verdeelde financiële bijdrage van de Gemeenschap beloopt:

▼M18

 50 % van de kosten van de lidstaat voor de schadeloosstelling van de veehouders voor het doden van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en voor de waarde van de vernietigde eieren;

▼M15

 50 % van de kosten van de lidstaat voor de destructie van de dieren, de destructie van de dierlijke producten, het reinigen en het ontsmetten van het bedrijf en het materiaal, de destructie van besmet voer en de destructie van besmet materiaal, voorzover het materiaal niet kan worden ontsmet;

 100 % van de kosten van het geleverde vaccin en 50 % van de kosten voor het verrichten van de vaccinatie, indien overeenkomstig artikel 54 van Richtlijn 2005/94/EG tot noodvaccinatie is besloten.

▼M16

Artikel 3 ter

De lidstaten kunnen volgens de procedures van artikel 3, leden 3, 4 en 5, van deze beschikking in het kader van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 ( 18 ) opgestelde operationele programma's middelen bestemmen voor de uitroeiing van de in artikel 3, lid 1, van deze beschikking vermelde exotische ziekten bij aquacultuurdieren, mits aan de in afdeling 3 van hoofdstuk V van Richtlijn 2006/88/EG ( 19 ) vastgestelde minimale maatregelen betreffende bestrijding en uitroeiing wordt voldaan.

▼B

Artikel 4

▼M9

1.  De bepalingen van artikel 3 zijn ook van toepassing wanneer het hoofd moet worden geboden aan voor de Unie nadelige situaties op gezondheidsgebied ten gevolge van de in lid 1 bedoelde ziekten, ook indien het grondgebied waar de ziekte zich ontwikkelt onderworpen is aan een bestrijdingsprogramma overeenkomstig artikel 24.

▼B

2.  Wanneer op het grondgebied van een Lid-Staat pseudo-vogelpest (Newcastle Disease) uitbreekt, is artikel 3 van toepassing.

Behoudens besluit van de Commissie, genomen volgens de procedure van artikel 41, waarbij wordt toegestaan dat er, op bepaalde voorwaarden en voor een beperkte tijdsduur en een beperkt gebied, inenting plaatsvindt, zal geen financiële bijdrage van de Gemeenschap worden verleend voor de levering van het vaccin of het uitvoeren van de inentingen.

▼M5

3.  Met uitzondering van lid 2, vierde streepje, en lid 5, tweede streepje, is artikel 3 van toepassing wanneer een in Richtlijn 92/117/EEG bedoelde zoönose uitbreekt, mits er onmiddellijk gevaar bestaat voor de volksgezondheid. Op grond van het in artikel 3, lid 3, bedoelde besluit zal worden beslist of dit het geval is.

▼B

Artikel 5

1.  Volgens de procedure van artikel 41 voegt de Commissie, op verzoek van een Lid-Staat, aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst een exotische ziekte toe die verplicht moet worden aangemeld en die een gevaar voor de Gemeenschap kan opleveren.

▼M16

2.  De in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst van ziekten kan, afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie, volgens de procedure van artikel 41 worden aangevuld met ziekten die volgens Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap ( 20 ) moeten worden gemeld en ziekten die op aquacultuurdieren kunnen worden overgedragen. De lijst kan ook worden gewijzigd of ingekort in verband met de vooruitgang die is geboekt in het kader van de op communautair niveau vastgestelde maatregelen ter bestrijding van sommige ziekten.

▼B

3.  De bepalingen van artikel 3, lid 2, kunnen volgens de procedure van artikel 41 worden aangevuld of gewijzigd, met name in verband met het opnemen van nieuwe ziekten in de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst, in het licht van opgedane ervaring of in verband met de aanneming van communautaire bepalingen met betrekking tot bestrijdingsmaatregelen.

Artikel 6

▼M18

1.  Indien een lidstaat rechtstreeks door het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a, artikel 3 bis, lid 1, artikel 4, leden 1 en 2, artikel 11, lid 1, of in de bijlage, op het grondgebied van een derde land of een lidstaat, wordt bedreigd, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de maatregelen die hij voornemens is te treffen om zich te beschermen.

▼B

2.  De situatie wordt zo spoedig mogelijk in het kader van het in artikel 41 bedoelde Comité onderzocht. Volgens de procedure van dat artikel kan worden besloten de in dat geval adequate maatregelen vast te stellen, met name de instelling van een bufferzone door middel van inenting en te voorzien in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de bijzondere maatregelen die nodig worden geacht met het oog op het welslagen van de desbetreffende actie.

3.  In het in lid 2 bedoelde besluit worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.

Artikel 7

1.  De Gemeenschap kan op verzoek van een Lid-Staat besluiten dat de Lid-Staten voorraden biologische produkten moeten aanleggen voor de bestrijding van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, ►M15  artikel 3 bis, lid 1, ◄ artikel 4, lid 1, (vaccins, aangepaste virusstammen, sera voor diagnostisch gebruik), en, onverminderd het in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 85/511/EEG bedoelde besluit, in artikel 11, lid 1.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregel en de uitvoeringsbepalingen, met name met betrekking tot keuze, produktie, opslag, vervoer en gebruik van deze voorraden en inzake de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 8

1.  Indien het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, ►M15  artikel 3 bis, lid 1, ◄ artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1, en artikel 11, lid 1, in een derde land voor de Gemeenschap een gevaar kan vormen, kan de Gemeenschap dat derde land bij de bestrijding van die ziekte steunen door vaccin te leveren of de aankoop van vaccin te financieren.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregel, de bepalingen ter uitvoering daarvan, de desbetreffende voorwaarden en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 9

1.  De Commissie verricht, in samenwerking met de bevoegde nationale instanties, controles ter plaatse om zich uit veterinair oogpunt van de uitvoering van de vastgestelde maatregelen te vergewissen.

2.  De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om deze controles te vergemakkelijken en met name om te waarborgen dat de deskundigen op hun verzoek kunnen beschikken over alle informatie en alle bescheiden die zij nodig hebben om de uitvoering van de maatregelen te beoordelen.

3.  De algemene bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot de frequentie en de wijze van uitvoering van de in lid 1 bedoelde controles, de aanwijzing van de veterinaire deskundigen, alsmede de procedure die deze in acht moeten nemen voor het opstellen van hun verslag, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 10

Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

▼M9

Artikel 10 bis

De financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt niet verleend wanneer met de maatregel een totaalbedrag is gemoeid van minder dan 10 000 ecu.

▼B



Hoofdstuk 2

Bestrijding van mond- en klauwzeer

Artikel 11

1.  Dit artikel is van toepassing wanneer op het grondgebied van een Lid-Staat mond- en klauwzeer uitbreekt.

2.  Aan de betrokken Lid-Staat wordt door de Gemeenschap financiële bijstand voor de uitroeiing van mond- en klauwzeer verleend, op voorwaarde dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde maatregelen en de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer ( 21 ), gewijzigd bij Richtlijn 90/423/EEG ( 22 ), onmiddellijk worden toegepast.

3.  Artikel 3, lid 3, is van toepassing.

4.  Onverminderd de maatregelen die in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen moeten worden genomen om de markt te ondersteunen, is de specifieke financiële bijdrage uit hoofde van deze beschikking gelijk aan 60 % van de door de Lid-Staat gemaakte kosten voor

a) de schadeloosstelling van de veehouders voor

i) het slachten en de destructie van de dieren,

ii) de destructie van de melk,

iii) het reinigen en ontsmetten van het bedrijf,

iv) de destructie van besmet voer en, voor zover dat niet kan worden ontsmet, van besmet materiaal,

v) de door de veehouders geleden verliezen ingevolge de beperkingen op de handel in fokdieren en mestvee ingevolge de wederinvoering van de noodslachting overeenkomstig artikel 13, lid 3, voorlaatste alinea, van Richtlijn 85/511/EEG;

b) het eventuele vervoer van de geslachte dieren naar de verwerkingsfabrieken;

c) alle andere maatregelen die nodig zijn om de ziekte in de haard uit te roeien.

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 41 de aard vast van deze in punt c) bedoelde andere maatregelen die voor dezelfde financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komen, alsmede de gevallen waarin punt a) van toepassing is.

5.  De situatie moet in het in artikel 41 bedoelde Comité voor de eerste maal uiterlijk 45 dagen nadat de eerste haard van mond- en klauwzeer officieel is bevestigd, opnieuw worden bezien, en daarna afhankelijk van de wijze waarop de toestand zich ontwikkelt. Daarbij wordt niet alleen de situatie op veterinair gebied onderzocht, maar worden ook de reeds gedane en de verwachte uitgaven geraamd. Op grond van dit onderzoek kan volgens de procedure van artikel 42 een nieuw besluit ten aanzien van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden genomen, die meer kan bedragen dan 60 % als bepaald in lid 4. In dat besluit worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld. Bij de goedkeuring van dat besluit kan bovendien worden bepaald welke maatregelen, naast de in lid 2 bedoelde, door de betrokken Lid-Staat moeten worden genomen om het welslagen van de actie te waarborgen.

6.  In afwijking van lid 4 bedraagt de specifieke financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in dat lid bedoelde maatregelen evenwel 70 % tot ►M9  1 januari 1998 ◄ .

Artikel 12

Door de Gemeenschap vastgestelde maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer buiten de Gemeenschap, met name acties uit hoofde van de artikelen 6 en 8, kunnen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Artikel 13

De in artikel 12 bedoelde maatregelen en de bepalingen ter uitvoering daarvan, de desbetreffende voorwaarden en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42.

Artikel 14

De vorming van een communautaire reserve van mond- en klauwzeervaccins, als bedoeld in artikel 14, lid 2, van Richtljn 85/511/EEG kan in aanmerking komen voor steun van de Gemeenschap.

De hoogte van de communautaire bijdrage en de voorwaarden waaronder deze kan worden verstrekt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42.

Artikel 15

Voor de in de artikelen 12, 13 en 14 vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.

Indien bij het uitbreken van een ernstige epidemie van mond- en klauwzeer uit hoofde van dit hoofdstuk uitgaven moeten worden verricht die de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde bedragen overschrijden, treft de Commissie in het kader van haar bestaande bevoegdheden de nodige maatregelen of doet zij de nodige voorstellen aan de begrotingsautoriteit, om te garanderen dat aan de in artikel 11 bedoelde financiële verplichtingen wordt voldaan.

▼M10 —————

▼B



Hoofdstuk 3

▼M18

Voorlichtingsbeleid inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid

Artikel 16

De Gemeenschap levert een financiële bijdrage aan de ontwikkeling van een voorlichtingsbeleid met betrekking tot diergezondheid, dierenwelzijn en de voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong, onder meer door:

a) de installatie en ontwikkeling van voorlichtingsinstrumenten, met inbegrip van een adequate database voor:

i) het verzamelen en opslaan van alle informatie over het Gemeenschapsrecht inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong;

ii) de verspreiding van de onder i) vermelde informatie bij de bevoegde autoriteiten, de producenten en de consumenten, in voorkomend geval rekening houdend met interfaces van nationale gegevensbestanden;

b) de uitvoering van de nodige studies ter voorbereiding en ontwikkeling van wetgeving inzake dierenwelzijn.

▼B

Artikel 17

De in artikel 16 bedoelde maatregelen, de bepalingen ter uitvoering daarvan en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 18

Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



Hoofdstuk 4

Acties op technisch en wetenschappelijk gebied

▼M18

Artikel 19

De Gemeenschap kan de nodige technische en wetenschappelijke maatregelen nemen voor de ontwikkeling van communautaire wetgeving en voor de ontwikkeling van voorlichting en opleiding op veterinair gebied, of kan de lidstaten of internationale organisaties daarin bijstaan.

▼B

Artikel 20

►C1  De in artikel 19 bedoelde maatregelen ◄ , de bepalingen ter uitvoering daarvan en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 21

Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



TITEL II

▼M18

Programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen

▼B

Artikel 22

1.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen wordt — onverminderd het bepaalde in artikel 25, lid 1 — vastgesteld bij:

 Richtlijn 77/391/EEG,

 Richtlijn 82/400/EEG,

 Beschikking 87/58/EEG.

2.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van besmettelijke bovine pleuropneumonie wordt vastgesteld bij Beschikking 89/145/EEG.

Artikel 23

1.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van klassieke varkenspest wordt vastgesteld bij Beschikking 80/1096/EEG.

2.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest wordt vastgesteld bij:

 Beschikking 86/649/EEG,

 Beschikking 86/650/EEG,

 Beschikking 90/217/EEG van de Raad van 25 april 1990 betreffende financiële steun van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest op Sardinië ( 23 ).

3.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van brucellose bij schapen wordt vastgesteld bij Beschikking 90/242/EEG van de Raad van 21 mei 1990 inzake een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van schape- en geitebrucellose ( 24 ).

4.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitroeiing van infectieuze hematopoiëtische necrose bij zalmachtigen in de Gemeenschap wordt vóór 31 december 1990 vastgesteld in het kader van een beschikking van de Raad tot instelling van een financiële maatregel van de Gemeenschap met het oog op de uitroeiing van infectieuze hematopoiëtische necrose bij zalmachtigen in de Gemeenschap.

▼M18

Artikel 24

1.  Er wordt voorzien in een financiële maatregel van de Gemeenschap om de onkosten van de lidstaten voor de financiering van nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in de bijlage vermelde dierziekten en zoönosen („programma's”) te vergoeden.

De lijst in de bijlage kan overeenkomstig de procedure van artikel 41 worden gewijzigd, vooral wanneer er sprake is van nieuwe dierziekten die een risico voor de diergezondheid en indirect voor de volksgezondheid vormen, of in het licht van nieuwe epizoötiologische of wetenschappelijke gegevens.

2.  De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk 30 april bij de Commissie de jaar- of meerjarenprogramma's in die het volgende jaar beginnen en waarvoor zij een financiële bijdrage van de Gemeenschap wensen te ontvangen.

Na 30 april ingediende programma's komen het volgende jaar niet in aanmerking voor financiering.

De door de lidstaten ingediende programma's bevatten ten minste de volgende elementen:

a) een beschrijving van de epizoötiologische situatie van de ziekte vóór de begindatum van het programma;

b) een beschrijving en afbakening van het geografische en bestuurlijke gebied waar het programma wordt uitgevoerd;

c) de vermoedelijke duur van het programma, de te treffen maatregelen en de op de einddatum van het programma te verwezenlijken doelstelling;

d) een kosten-batenanalyse van het programma.

De nadere criteria, waaronder criteria die betrekking hebben op meer dan een lidstaat, worden vastgesteld volgens de in artikel 41 omschreven procedure.

In elk door de lidstaten ingediend meerjarenprogramma's wordt de informatie die overeenkomstig de in dit lid vermelde criteria is vereist reeds voor elk programmajaar verstrekt.

3.  De Commissie kan een lidstaat verzoeken een meerjarenprogramma in te dienen of de duur van een ingediend jaarprogramma eventueel te verlengen als een meerjarenprogramma noodzakelijk wordt geacht voor een efficiëntere en doeltreffendere uitroeiing, bestrijding en bewaking van een ziekte, vooral wanneer er potentiële gevaren voor de diergezondheid en indirect voor de volksgezondheid bestaan.

De Commissie kan de regionale programma's die betrekking hebben op meer dan een lidstaat in samenwerking met de betrokken lidstaten coördineren.

4.  De Commissie beoordeelt de door de lidstaten ingediende programma's uit zowel veterinair als financieel oogpunt.

De lidstaten delen de Commissie alle toepasselijke informatie mee die zij nodig heeft om het programma te beoordelen.

De periode voor het verzamelen van alle informatie over de programma's loopt jaarlijks op 15 september af.

5.  De volgende zaken worden jaarlijks uiterlijk 30 november goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 42:

a) de programma's, eventueel gewijzigd in het licht van de in lid 4 vastgestelde beoordeling;

b) het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

c) de bovengrens van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

d) de voorwaarden waaraan de financiële bijdrage van de Gemeenschap eventueel onderworpen is.

Programma's worden voor hoogstens zes jaar goedgekeurd.

6.  Wijzigingen van de programma's worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 42.

7.  Voor elk goedgekeurd programma dienen de lidstaten de volgende verslagen bij de Commissie in:

a) tussentijdse technische en financiële verslagen;

b) jaarlijks uiterlijk 30 april een gedetailleerd technisch jaarverslag met onder meer een beoordeling van de resultaten en een gedetailleerd verslag van de uitgaven van het voorafgaande jaar.

8.  De betalingsaanvragen met betrekking tot de uitgaven van een lidstaat in het kader van een programma tijdens het voorafgaande jaar, worden uiterlijk 30 april bij de Commissie ingediend.

Bij te laat ingediende betalingsaanvragen wordt de financiële bijdrage van de Gemeenschap op 1 juni, 1 augustus, 1 september en 1 oktober van dat jaar respectievelijk met 25 %, 50 %, 75 % en 100 % verlaagd.

De Commissie beslist jaarlijks uiterlijk 30 oktober over de betalingen van de Gemeenschap en houdt daarbij rekening met de overeenkomstig lid 7 door de lidstaten ingediende technische en financiële verslagen.

9.  Deskundigen van de Commissie kunnen ter plekke en in samenwerking met de bevoegde autoriteiten controles uitvoeren voor zover het noodzakelijk is een uniforme toepassing van deze beschikking te waarborgen overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn ( 25 ).

De deskundigen van de Commissie kunnen bij deze controles worden bijgestaan door een overeenkomstig de procedure van artikel 41 opgerichte groep deskundigen.

10.  De gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van dit artikel worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 41.

11.  De lidstaten kunnen in het kader van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 ( 26 ) opgestelde operationele programma's middelen bestemmen voor de uitroeiing van de in de bijlage genoemde ziekten bij aquacultuurdieren.

De middelen worden overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedures toegewezen, met de volgende aanpassingen:

a) het steunpercentage is in overeenstemming met de in Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde steunpercentages;

b) lid 8 van dit artikel is niet van toepassing.

De uitroeiing vindt plaats overeenkomstig artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren ( 27 ) of in het kader van een overeenkomstig artikel 44, lid 2, van die richtlijn opgesteld, goedgekeurd en uitgevoerd uitroeiingsprogramma,

▼M17

13.  Voor de door Bulgarije en Roemenië in 2007 uit te voeren programma's gelden niet de in lid 3 vermelde datum van 1 juni, de in lid 4 vermelde data van 15 juli en 1 september en de in lid 5 vermelde datum van 15 oktober.

▼M16

13.  De lidstaten kunnen in het kader van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 opgestelde operationele programma's middelen bestemmen voor de uitroeiing van de in de bijlage genoemde ziekten bij aquacultuurdieren.

De middelen worden overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedures toegewezen, met de volgende aanpassingen:

a) het steunpercentage is in overeenstemming met de in Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde steunpercentages;

b) de leden 8 en 9 van dit artikel zijn niet van toepassing.

De uitroeiing vindt overeenkomstig artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2006/88/EG of in het kader van een overeenkomstig artikel 44, lid 2, van die richtlijn opgesteld, goedgekeurd en uitgevoerd uitroeiingsprogramma plaats.

▼B

Artikel 25

1.  Niettegenstaande de artikelen 22, 23 en 24 wordt het niveau van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor programma's betreffende de in deze artikelen bedoelde ziekten volgens de procedure van artikel 41 door de Commissie vastgesteld op 50 % van de kosten die in de Lid-Staat zijn gemaakt om de eigenaars wier vee wegens de betrokken ziekte is geslacht, schadeloos te stellen.

2.  Op verzoek van een Lid-Staat beziet de Commissie de situatie opnieuw in het Permanent Veterinair Comité wat betreft de ziektes waarvoor de artikelen 22, 23 en 24 gelden. Daarbij betrekt zij zowel de veterinaire situatie als de raming van de reeds gedane en de verwachte uitgaven. Daarna wordt elk nieuw besluit inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap, die meer kan bedragen dan 50 % van de kosten die de Lid-Staten hebben gemaakt om de veehouders schadeloos te stellen voor het slachten van dieren ingevolge de betrokken ziekte, genomen volgens de procedure van artikel 42.

Bij de aanneming van dit besluit kunnen alle door de betrokken Lid-Staat uit te voeren maatregelen worden vastgesteld die voor het welslagen van de actie nodig zijn.

▼M9

3.  Voor te financieren programma's die in 1994 worden goedgekeurd, kan de financiële bijdrage van de Gemeenschap echter minder bedragen dan 50 %.

4.  De Raad, die op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt, zal artikel 25 uiterlijk op 31 december 1995 in het licht van de opgedane ervaring en de doelstellingen van de interne markt, opnieuw bezien.

▼M18

Artikel 26

De communautaire vastleggingen voor de medefinanciering van de programma's worden jaarlijks vastgesteld. De vastleggingen voor de meerjarenprogramma's worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 76, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ( 28 ). Voor meerjarenprogramma's volgt de eerste vastlegging na de goedkeuring van de programma's. Alle volgende vastleggingen gebeuren door de Commissie op basis van de in artikel 24, lid 5, vermelde beslissing tot het verlenen van een bijdrage.

▼B



TITEL III

VETERINAIRE CONTROLES

Artikel 27

De Gemeenschap draagt ertoe bij de doeltreffendheid van de veterinaire controles te verbeteren door:

 financiële steun te verlenen aan de coördinatie- en referentielaboratoria;

 financieel bij te dragen in het verrichten van controles met het oog op de preventie van zoönosen;

 financieel bij te dragen in de toepassing van de nieuwe controlestrategie ingevolge de totstandbrenging van de interne markt.



Hoofdstuk 1

Coördinatie- en referentielaboratoria

Artikel 28

1.  Elk laboratorium dat overeenkomstig de communautaire veterinaire wetgeving als coördinatie- of referentielaboratorium is aangewezen en dat de taken vervult en aan de eisen voldoet die daarin zijn vastgesteld, kan voor financiële steun van de Gemeenschap in aanmerking komen.

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde steun, de voorwaarden voor de verlening van de steun en de hoogte van de steun worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

3.  Voor de in dit hoofdstuk vastgestelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



Hoofdstuk 2

Controles met het oog op de preventie van zoönosen

▼M18 —————

▼M9 —————

▼M18 —————

▼B



Hoofdstuk 3

Nieuwe controlestrategie

Artikel 34

1.  Elke Lid-Staat stelt een programma vast voor de uitwisseling van voor de veterinaire sector bevoegde ambtenaren.

2.  De uitwisselingsprogramma's worden ►C1  in het Permanent Veterinair Comité ◄ door de Commissie samen met de Lid-Staten gecoördineerd.

3.  De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om de uitvoering mogelijk te maken van de gecoördineerde uitwisselingsprogramma's.

4.  In het Comité wordt jaarlijks aan de hand van de door de Lid-Staten ingediende verslagen de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de uitwisselingsprogramma's besproken.

5.  De Lid-Staten maken van de opgedane ervaring gebruik om de uitwisselingsprogramma's te verbeteren en meer inhoud te geven.

6.  De Gemeenschap kan financiële steun verlenen met het oog op de efficiënte uitvoering van de uitwisselingsprogramma's — met name via de in artikel 36, lid 1, bedoelde bijscholingsstages. De hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de eventuele voorwaarden voor de verlening ervan worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

7.  De artikelen 20 en 21 zijn in het kader van dit artikel van toepassing.

Artikel 35

Het bepaalde in artikel 34, leden 6 en 7, is van toepassing op de programma's die dienen te worden opgesteld in het kader van het besluit bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt ( 29 ) met het oog op de organisatie van veterinaire controles aan de buitengrenzen op produkten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht.

Artikel 36

1.  De Commissie kan, rechtstreeks dan wel door bemiddeling van de bevoegde nationale instanties, bijscholingsstages of -bijeenkomsten voor personeel in de Lid-Staten organiseren, met name voor degenen die met de in artikel 35 bedoelde controle zijn belast.

▼M9

Deze bijscholingsstages of -bijeenkomsten staan, indien er plaatsen beschikbaar zijn, op verzoek van de bevoegde autoriteiten en na instemming van de Commissie, open voor personeel van derde landen, die met de Unie een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van veterinaire controles hebben gesloten, alsmede voor personen met een wetenschappelijke veterinaire opleiding die hun kennis op het gebied van de communautaire regelgeving wensen aan te vullen.

▼B

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde acties en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden door de Commissie volgens de procedure van artikel 41 vastgesteld.

Artikel 37

1.  Voor de invoering van systemen voor de identificatie van dieren en de kennisgeving van ziekten in het kader van de voorschriften inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in levende dieren in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, kan financiële steun van de Gemeenschap worden verstrekt.

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde actie en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden door de Commissie vastgesteld nadat zij het Comité heeft geraadpleegd.

▼M4

Artikel 37 bis

▼M18

1.  De Gemeenschap kan financiële steun verlenen voor de informatisering van de veterinaire procedures inzake:

a) de intracommunautaire handel in en de invoer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong;

b) de hosting, het beheer en het onderhoud van geïntegreerde veterinaire computer systemen, in voorkomend geval rekening houdend met interfaces van nationale gegevensbestanden.

▼M4

2.  De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van de in lid 1 bedoelde actie en de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.

▼B

Artikel 38

1.  Indien een Lid-Staat bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe controlestrategie ingevolge de totstandbrenging van de interne markt voor het handelsverkeer in levende dieren en produkten van dierlijke oorsprong, uit structureel of geografisch oogpunt moeilijkheden ondervindt op het gebied van personeel en infrastructuur, kan door de Gemeenschap tijdelijk een degressieve financiële bijdrage worden verleend.

2.  De betrokken Lid-Staat dient, met het oog op de verbetering van de controleregeling, bij de Commissie een nationaal programma in, samen met de nodige financiële gegevens.

▼M9

3.  De leden 3 tot en met 11 van artikel 24 zijn in het kader van dit artikel van toepassing.

▼B

Artikel 39

Voor de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen wordt jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure het bedrag van de vereiste kredieten vastgesteld.



TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

▼M10 —————

▼M11

Artikel 40 bis

De op grond van deze beschikking te financieren uitgaven worden rechtstreeks beheerd door de Commissie overeenkomstig artikel 98, tweede alinea, van het Financieel Reglement van 21 december 1977 ( 30 ).

▼M13

Artikel 41

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ( 31 ).

2.  Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG ( 32 ) van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 42

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

2.  Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee weken.

▼B

Artikel 43

1.  Beschikking 77/97/EEG van de Raad van 21 december 1976 inzake de financiering door de Gemeenschap van bepaalde dringende acties op veterinair gebied ( 33 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85, wordt ingetrokken op de dag van kennisgeving van de onderhavige beschikking.

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 41 de financieringswijze vast van de maatregelen inzake vaccinatie tegen paardepest die met ingang van 1 september 1989 zijn getroffen.

2.  De op grond van Beschikking 77/97/EEG vastgestelde uitvoeringsbesluiten blijven evenwel van kracht.

▼M18

Artikel 43 bis

De Commissie dient om de vier jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de gezondheidssituatie van dieren en een kosten- en batenanalyse van de uitvoering van de programma's in de diverse lidstaten, met inbegrip van een uitleg van de toegepaste criteria.

▼B

Artikel 44

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

▼M19




BIJLAGE

Dierziekten en zoönosen

 Rundertuberculose

 Runderbrucellose

 Schapen- en geitenbrucellose (B. melitensis)

 Bluetongue in gebieden waar de ziekte enzoötisch is, of in hoogrisicogebieden

 Afrikaanse varkenspest

 Vesiculaire varkensziekte

 Klassieke varkenspest

 Miltvuur

 Besmettelijke boviene pleuropneumonie

 Vogelgriep

 Hondsdolheid

 Echinokokkose

 Overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE)

 Campylobacteriose

 Listeriose

 Salmonellose (zoönotische salmonella)

 Trichinellose

 Verocytotoxine-producerende E. coli

 Virale hemorragische septikemie (VHS)

 Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN)

 Koi-herpesvirus (KHV)

 Infectieuze anemie bij zalm (ISA)

 Besmetting met Marteilia refringens

 Besmetting met Bonamia ostreae

 White spot disease bij schaaldieren



( 1 ) PB nr. C 84 van 2. 4. 1990, blz. 1.

( 2 ) PB nr. C 149 van 18. 6. 1990.

( 3 ) PB nr. C 168 van 10. 7. 1990, blz. 5.

( 4 ) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 44.

( 5 ) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 9.

( 6 ) PB nr. L 173 van 19. 6. 1982, blz. 18.

( 7 ) PB nr. L 53 van 25. 2. 1989, blz. 55.

( 8 ) PB nr. L 325 van 1. 12. 1980, blz. 5.

( 9 ) PB nr. L 280 van 3. 10. 1987, blz. 26.

( 10 ) PB nr. L 382 van 31. 12. 1986, blz. 5.

( 11 ) PB nr. L 322 van 7. 11. 1989, blz. 21.

( 12 ) PB nr. L 382 van 31. 12. 1986, blz. 9.

( 13 ) PB nr. L 223 van 2. 8. 1989, blz. 19.

( 14 ) PB nr. L 24 van 27. 1. 1987, blz. 51.

( 15 ) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9.

( 16 ) PB nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.

( 17 ) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

( 18 ) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

( 19 ) PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

( 20 ) PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/216/EG van de Commissie (PB L 67 van 5.3.2004, blz. 27).

( 21 ) PB nr. L 315 van 26. 11. 1985, blz. 11.

( 22 ) Zie bladzijde 13 van dit Publikatieblad.

( 23 ) PB nr. L 116 van 8. 5. 1990, blz. 24.

( 24 ) PB nr. L 140 van 1. 6. 1990, blz. 123.

( 25 ) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

( 26 ) Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).

( 27 ) PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

( 28 ) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

( 29 ) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.

( 30 ) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Reglement laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).

( 31 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

( 32 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 33 ) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 78.