1986L0278 — NL — 20.04.2009 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 12 juni 1986

betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw

(86/278/EEG)

(PB L 181, 4.7.1986, p.6)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTLIJN VAN DE RAAD 91/692/EEG van 23 december 1991

  L 377

48

31.12.1991

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 807/2003 VAN DE RAAD van 14 april 2003

  L 122

36

16.5.2003

►M3

VERORDENING (EG) Nr. 219/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 maart 2009

  L 87

109

31.3.2009


Gewijzigd bij:

 A1

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden

  C 241

21

29.8.1994

 

(aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad)

  L 001

1

..




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 12 juni 1986

betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw

(86/278/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 100 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat deze richtlijn tot doel heeft voorschriften te geven voor het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw, zodat nadelige gevolgen voor bodem, planten, dier en mens worden voorkomen, en tevens een juist gebruik van zuiveringsslib wordt bevorderd;

Overwegende dat het feit dat de bepalingen in de verschillende Lid-Staten inzake het gebruik van slib in de landbouw onderling afwijken, van invloed zou kunnen zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt; dat het derhalve gewenst is op dit gebied over te gaan tot de in artikel 100 van het Verdrag bedoelde aanpassing van de wetgevingen;

Overwegende dat voor landbouwdoeleinden gebruikt zuiveringsslib buiten de werkingssfeer van Richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( 4 ) valt;

Overwegende dat de maatregelen die zijn vastgesteld in Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende giftige en gevaarlijke afvalstoffen ( 5 ) ook van toepassing zijn op zuiveringsslib voor zover dit slib in de bijlage van de richtlijn vermelde stoffen die door hun aard dan wel door de aanwezige hoeveelheden of concentraties een gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, bevat, of ermee is besmet;

Overwegende dat er een speciale regeling moet worden ingevoerd die de bescherming garandeert van mensen, dieren, planten en milieu tegen de schadelijke gevolgen van het ongecontroleerde gebruik van slib;

Overwegende dat deze richtlijn voorts ten doel heeft een aantal eerste maatregelen van de Gemeenschap in het kader van de bodembescherming vast te stellen;

Overwegende dat slib nuttige eigenschappen kan hebben voor de landbouw en dat het derhalve gerechtvaardigd is toepassing ervan in de landbouw aan te moedigen mits het correct wordt gebruikt; dat het gebruik van zuiveringsslib geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de bodem en van de landbouwproduktie;

Overwegende dat sommige zware metalen giftig kunnen zijn voor planten en, door hun aanwezigheid in geoogste gewassen, ook voor de mens, en dat voor de aanwezigheid van deze elementen in de bodem bindende grenswaarden dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat het gebruik van slib dient te worden verboden wanneer de concentratie van deze metalen in de bodem deze grenswaarden overschrijdt;

Overwegende voorts dat dient te worden vermeden dat deze grenswaarden tengevolge van het gebruik van slib worden overschreden; dat daartoe het inbrengen van zware metalen in landbouwgronden moet worden beperkt, ofwel door de maximale hoeveelheden slib vast te stellen die per jaar op de bodem mogen worden aangebracht, waarbij erop moet worden toegezien dat bepaalde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen in het gebruikte slib niet worden overschreden, ofwel door erop toe te zien dat bepaalde grenswaarden voor de hoeveelheden zware metalen die op basis van een gemiddelde over tien jaar in de bodem mogen worden gebracht, niet worden overschreden;

Overwegende dat het slib moet worden behandeld alvorens in de landbouw te worden gebruikt; dat de Lid-Staten echter onder bepaalde voorwaarden het gebruik van niet behandeld slib kunnen toestaan waar het geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier oplevert, indien dit slib in de grond wordt geïnjecteerd of ondergeploegd;

Overwegende dat een bepaalde termijn in acht moet worden genomen tussen het gebruik van het slib en het beweiden van de weilanden, het oogsten van voedergewassen of van bepaalde gewassen die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd; dat het gebruik van slib op groente- en fruitaanplant, met uitzondering van fruitboomgaarden, gedurende de groeiperiode moet worden verboden;

Overwegende dat het gebruik zodanig moet geschieden dat de bescherming van bodem, oppervlaktewater en grondwater is verzekerd, overeenkomstig de Richtlijnen 75/440/EEG ( 6 ) en 80/68/EEG ( 7 );

Overwegende dat het hiertoe nodig is de eigenschappen van slib en van de gronden waarop het wordt toegepast vast te stellen en derhalve slib en bodem te analyseren en bepaalde resultaten ervan aan de gebruikers door te geven,

Overwegende dat bepaalde essentiële gegevens moeten worden bewaard met het oog op een betere kennis inzake het gebruik van slib in de landbouw; dat deze gegevens in de vorm van periodieke rapporten aan de Commissie moeten worden toegezonden; dat de Commissie aan de hand van deze rapporten zo nodig voorstellen zal doen met het oog op een betere bescherming van bodem en milieu;

Overwegende dat slib afkomstig van kleine zuiveringsinstallaties die in hoofdzaak slechts huishoudelijk afvalwater verwerken, weinig gevaar voor mensen, dieren, planten en milieu met zich meebrengt en dat dit slib daarom van een aantal verplichtingen inzake informatie en analyse kan worden vrijgesteld;

Overwegende dat de Lid-Staten strengere voorschriften moeten kunnen vaststellen dan in deze richtlijn zijn bepaald; dat de Commissie van deze voorschriften in kennis dient te worden gesteld;

Overwegende dat de technische en wetenschappelijke vooruitgang een snelle aanpassing van sommige bepalingen van deze richtlijn noodzakelijk kan maken; dat ter vergemakkelijking van de uitvoering van de voor dit doel vereiste maatregelen een procedure dient te worden ingestelt die voorziet in een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie; dat deze samenwerking moet plaatsvinden in een comité voor de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang;

Overwegende dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet in alle vereiste bevoegdheid voorziet,

HEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

Deze richtlijn heeft tot doel voorschriften te geven voor het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw zodat nadelige gevolgen voor bodem, planten, dieren en mensen worden voorkomen en tevens een juist gebruik van zuiveringsslib wordt bevorderd.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „slib”

i) zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater en van andere zuiveringsinstallaties voor afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk en stedelijk afvalwater;

ii) zuiveringsslib van septic tanks en andere soortgelijke installaties voor de behandeling van afvalwater;

iii) ander zuiveringsslib dan het onder i) en ii) genoemde;

b) „behandeld slib”

Slib dat is behandeld langs biologische, chemische of thermische weg, door langdurige opslag of volgens enig ander geschikt procédé, om de vergistbaarheid en de hygiënische bezwaren van het gebruik ervan aanzienlijk te verminderen;

c) „landbouw”

Elke teelt van gewassen voor handel en voeding, ook die ten behoeve van de veeteelt;

d) „gebruik”

Het verspreiden van slib op de bodem, alsmede elke andere toepassing van slib op of in de bodem;

Artikel 3

1.  Het in artikel 2, onder a), i), genoemde slib mag uitsluitend in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn in de landbouw worden gebruikt.

2.  Onverminderd de Richtlijnen 75/442/EEG en 78/319/EEG mag:

 het in artikel 2, onder a), ii), genoemde slib in de landbouw worden gebruikt onder de voorwaarden die de betrokken Lid-Staat noodzakelijk acht voor de bescherming van de gezondheid van mens en milieu;

 het in artikel 2, onder a), iii), genoemde slib in de landbouw uitsluitend worden gebruikt indien de betrokken Lid-Staat regels stelt voor het gebruik ervan.

Artikel 4

In de bijlagen I A, I B en I C zijn waarden opgenomen voor de concentratie van zware metalen in met slib behandelde bodems, de concentratie van zware metalen in het slib en de maximale jaarlijkse hoeveelheden van deze zware metalen die op landbouwgrond mogen worden opgebracht.

Artikel 5

Onverminderd artikel 12

1. verbieden de Lid-Staten het gebruik van slib, wanneer de concentratie van één of meer zware metalen in de bodem de grenswaarden die zij overeenkomstig bijlage I A vaststellen te boven gaat, en nemen zij de nodige maatregelen om te waarborgen dat deze grenswaarden tengevolge van het gebruik van slib niet worden overschreden.

2. stellen de Lid-Staten zodanige voorschriften voor het gebruik van slib vast dat de accumulatie van zware metalen in de bodem niet leidt tot overschrijding van de in punt 1 bedoelde grenswaarden. Hiertoe passen zij een van de twee hierna onder a) en b) genoemde procedures toe:

a) de Lid-Staten stellen de maximale hoeveelheden slib vast, uitgedrukt in ton droge stof, die per oppervlakte-eenheid en per jaar op de bodem mogen worden gebracht, met inachtneming van de overeenkomstig bijlage I B door hen vastgestelde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen in slib; of

b) de Lid-Staten zorgen ervoor dat de in bijlage I C genoemde grenswaarden voor de per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid in de bodem gebrachte hoeveelheden metalen in acht worden genomen.

Artikel 6

Onverminderd artikel 7

a) wordt slib behandeld alvorens in de landbouw te worden gebruikt. De Lid-Staten kunnen evenwel onder door hen vast te stellen voorwaarden het gebruik van niet behandeld slib toestaan wanneer het in de bodem wordt geïnjecteerd of ondergeploegd;

b) verstrekken de producenten van zuiveringsslib de gebruikers regelmatig alle in bijlage II A bedoelde informatie.

Artikel 7

De Lid-Staten verbieden het gebruik van slib of de levering van slib voor gebruik:

a) op weideland of velden voor de teelt van voedergewassen, indien dit weideland wordt beweid, respectievelijk deze voedergewassen worden geoogst voor het verstrijken van een bepaalde termijn. Deze termijn, die door de Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van met name de geografische situatie en de klimatologische omstandigheden, mag in geen geval minder dan drie weken bedragen;

b) op groente- en fruitaanplant, met uitzondering van die van fruitbomen, gedurende de groeiperiode;

c) op bodems welke bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van 10 maanden voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf.

Artikel 8

Het gebruik van slib is aan de volgende regels gebonden:

 het gebruik dient zodanig te geschieden dat met de voedingsbehoeften van de planten rekening wordt gehouden en de kwaliteit van bodem, oppervlaktewater en grondwater niet wordt aangetast;

 indien slib wordt gebruikt op bodems waarvan de pH-waarde onder 6 ligt, houden de Lid-Staten rekening met de toenemende mobiliteit van de zware metalen en met de toenemende opneming daarvan door de planten en verlagen zij zo nodig de grenswaarden die zij overeenkomstig bijlage I A hebben vastgesteld.

Artikel 9

Slib en bodems waarop slib wordt gebruikt moeten worden geanalyseerd volgens het schema van de bijlagen II A en II B.

De referentiemethoden voor bemonstering en analyse zijn aangegeven in bijlage II C.

Artikel 10

1.  De Lid-Staten zien erop toe dat registers worden bijgehouden waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

a) de hoeveelheden geproduceerd slib en de hoeveelheden aan de landbouw geleverd slib;

b) samenstelling en eigenschappen van het slib op de in bijlage II A genoemde punten;

c) de behandelingsmethode als omschreven in artikel 2, onder b);

d) de namen en adressen van de ontvangers van het slib en de plaatsen waar het slib wordt gebruikt.

2.  Deze registers staan ter beschikking van de bevoegde autoriteiten. Aan de hand ervan wordt het in artikel 17 genoemde overzichtsrapport opgesteld.

3.  Gegevens over de behandelingsmethoden en analyseresultaten worden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten overgelegd.

Artikel 11

De Lid-Staten kunnen ontheffing van de bepalingen van artikel 6, onder b), en artikel 10, lid 1, onder b), c) en d), en lid 2, verlenen voor slib afkomstig van afvalwaterzuiveringsinstallaties die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, met een verwerkingscapaciteit van minder dan 300 kg BZV5 per dag, overeenkomend met 5 000 inwonerequivalenten.

Artikel 12

De Lid-Staten kunnen, indien de omstandigheden dat noodzakelijk maken, strengere maatregelen nemen dan die van deze richtlijn.

Een desbetreffend besluit wordt overeenkomstig de bestaande akkoorden aan de Commissie medegedeeld.

▼M3

Artikel 13

De bepalingen van de bijlagen bij de richtlijn, met uitzondering van de parameters en waarden die zijn aangegeven in de bijlagen I A, I B en I C, alsook elk gegeven dat van invloed kan zijn op de beoordeling van die waarden en de te analyseren parameters die worden genoemd in de bijlagen II A en II B, worden door de Commissie aangepast aan de vooruitgang van de techniek en de wetenschap.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

▼B

Artikel 14

1.  Er wordt een comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek en de wetenschap ingesteld, hierna „Comité” te noemen, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

▼M2 —————

▼M3

Artikel 15

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

▼B

Artikel 16

1.  De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn aan de richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.  De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

Artikel 17

▼M1

Elke drie jaar lichten de Lid-Staten de Commissie in over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in het kader van een verslag dat per sector wordt uitgebracht en ook de andere communautaire richtlijnen op dit gebied bestrijkt. Dit verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst of een schema, uitgewerkt door de Commissie volgens de procedure van artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG ( 8 ). Zes maanden vóór de aanvang van de verslagperiode wordt de vragenlijst of het schema aan de Lid-Staten toegezonden. Het verslag wordt aan de Commissie voorgelegd binnen negen maanden na de periode van drie jaar waarop het betrekking heeft.

Het eerste verslag bestrijkt de periode van 1995 tot en met 1997.

Binnen negen maanden na ontvangst van de verslagen van de Lid-Staten publiceert de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de Gemeenschap.

▼B

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE I A

GRENSWAARDEN VOOR DE CONCENTRATIE VAN ZWARE METALEN IN DE BODEM

(mg/kg droge stof van een representatief monster, zoals bepaald in bijlage II C, in bodems met een pH van 6 à 7)



Parameters

Grenswaarden (1)

Cadmium

1 à 3

Koper (2)

50 à 140

Nikkel (2)

30 à 75

Lood

50 à 300

Zink (2)

150 à 300

Kwik

1 à 1,5

Chroom (3)

(1)   De Lid-Staten kunnen overschrijding van de door hen vastgestelde grenswaarden toestaan voor gebruik van slib op grond die bij de kennisgeving van deze richtlijn bestemd is voor het wegwerken van slib, doch waarop commerciële gewassen voor uitsluitend dierlijke consumptie worden verbouwd. De Lid-Staten delen de Commissie het aantal en de aard van de betrokken terreinen mee. Voorts zien zij erop toe dat dit geen gevaar voor mens of milieu met zich meebrengt.

(2)   De Lid-Staten kunnen overschrijding van de grenswaarden voor deze parameters toestaan op bodems waarin de pH permanent hoger dan 7 is. In geen geval mogen de toegestane maximumconcentraties van deze zware metalen de hierboven gegeven waarden met meer dan 50 % te boven gaan. De Lid-Staten zien er voorts op toe dat daaruit geen gevaar voor mens of milieu, en met name voor het grondwater, voortvloeit.

(3)   Het is in dit stadium niet mogelijk grenswaarden voor chroom vast te stellen. De Raad zal deze grenswaarden later vaststellen op basis van voorstellen die de Commissie binnen een jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet indienen.




BIJLAGE I B

GRENSWAARDEN VOOR DE CONCENTRATIE VAN ZWARE METALEN IN SLIB BESTEMD VOOR GEBRUIK IN DE LANDBOUW

(mg/kg droge stof)



Parameters

Grenswaarden

Cadmium

20 à 40

Koper

1 000 à 1 750

Nikkel

300 à 400

Lood

750 à 1 200

Zink

2 500 à 4 000

Kwik

16 à 25

Chroom (1)

(1)   Het is in dit stadium niet mogelijk grenswaarden voor chroom vast te stellen. De Raad zal deze grenswaarden later vaststellen op basis van voorstellen die de Commissie binnen een jaar na kennisgeving van deze richtlijn moet indienen.




BIJLAGE I C

MAXIMALE HOEVEELHEDEN ZWARE METALEN DIE JAARLIJKS OP BASIS VAN EEN GEMIDDELDE OVER 10 JAAR OP LANDBOUWGROND MOGEN WORDEN OPGEBRACHT

(kg/ha/jaar)



Parameters

Grenswaarden (1)

Cadmium

0,15

Koper

12

Nikkel

3

Lood

15

Zink

30

Kwik

0,1

Chroom (2)

(1)   De Lid-Staten kunnen overschrijding van bovengenoemde grenswaarden toestaan voor gebruik van slib op grond die bij de kennisgeving van deze richtlijn bestemd is voor het wegwerken van slib, doch waarop commerciële gewassen voor uitsluitend dierlijke consumptie worden verbouwd. De Lid-Staten delen de Commissie het aantal en de aard van de betrokken terreinen mee. Voorts zien zij erop toe dat dit geen gevaar voor mens of milieu met zich meebrengt.

(2)   Het is in dit stadium niet mogelijk grenswaarden voor chroom vast te stellen. De Raad zal deze grenswaarden later vaststellen op basis van voorstellen die de Commissie binnen een jaar na kennisgeving van deze richtlijn moet indienen.




BIJLAGE II A

SLIBANALYSE

1.

Als algemene regel geldt dat slib ten minste om de zes maanden moet worden geanalyseerd. Als zich veranderingen in de kwaliteit van het behandelde afvalwater voordoen, wordt de frequentie van deze analyses verhoogd. Als de resultaten van de analyses in een jaar niet noemenswaardig veranderen, moet het slib ten minste éénmaal per 12 maanden worden geanalyseerd.

2.

Indien het slib afkomstig van zuiveringsinstallaties als bedoeld in artikel 11 niet is geanalyseerd tijdens de twaalf maanden die voorafgaan aan de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in elke Lid-Staat, dient een analyse te worden verricht binnen een termijn van twaalf maanden na die tenuitvoerlegging of, in voorkomend geval, binnen zes maanden na het besluit om het gebruik in de landbouw van slib afkomstig van een dergelijke installatie toe te staan. De Lid-Staten stellen de frequentie van latere analyses vast in het licht van de resultaten van de eerste analyse, de eventuele veranderingen in de aard van het behandelde afvalwater en alle andere desbetreffende gegevens.

3.

Onverminderd het bepaalde in artikel 4 dienen de volgende parameters te worden geanalyseerd:

 droge stof, organische stof;

 pH;

 stikstof en fosfor;

 cadmium, koper, nikkel, lood, zink, kwik, chroom.

4.

Voor koper, zink en chroom stellen de Lid-Staten de frequentie van de te verrichten analyses vast, indien ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat is aangetoond dat deze metalen niet of slechts in verwaarloosbare hoeveelheden voorkomen in het afvalwater dat door de zuiveringsinstallatie wordt behandeld.




BIJLAGE II B

BODEMANALYSE

1.

Voor het gebruik van slib dat niet afkomstig is van zuiveringsinstallaties als bedoeld in artikel 11, moeten de Lid-Staten nagaan of de gehalten aan zware metalen van de bodems de grenswaarden die overeenkomstig bijlage I A zijn vastgesteld, niet te boven gaan. Hiertoe stellen de Lid-Staten de te verrichten analyses vast, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke gegevens over de kenmerken en de homogeniteit van de bodems.

2.

De Lid-Staten stellen de frequentie van de latere analyses vast, rekening houdend met het gehalte aan metalen in de bodems voor het gebruik van slib, de hoeveelheid en de samenstelling van het gebruikte slib en alle andere relevante gegevens.

3.

De volgenden parameters dienen te worden geanalyseerd:

 pH;

 cadmium, koper, nikkel, lood, zink, kwik, chroom.




BIJLAGE II C

BEMONSTERINGS- EN ANALYSEMETHODEN

1.   Bodembemonstering

De te analyseren representatieve monsters worden normaliter gemaakt door menging van ten minste 25 afzonderlijke bodemmonsters genomen uit een homogeen geëxploiteerde oppervlakte van ten hoogste 5 ha.

De afzonderlijke monsters moeten worden genomen op een diepte van 25 cm, behalve indien de diepte van de ploeglaag geringer is, doch zonder dat de bemonsteringsdiepte in dat geval minder dan 10 cm bedraagt.

2.   Slibbemonstering

Het slib moet worden bemonsterd na behandeling, maar vóór levering aan de gebruiker en dient representatief te zijn voor het geproduceerde slib.

3.   Analysemethoden

De analyse van zware metalen geschiedt na ontsluiting door middel van een sterk zuur. De referentieanalysemethode is atoomabsorptiespectrometrie. De waarnemingsdrempel mag voor elk metaal niet hoger zijn dan 10 % van de toepasselijke grenswaarde.



( 1 ) PB nr. C 264 van 8.10.1982, blz. 3 en PB nr. C 154 van 14. 6. 1984, blz. 6.

( 2 ) PB nr. C 77 van 19.3.1984, blz. 136.

( 3 ) PB nr. C 90 van 5.4.1983, blz. 27.

( 4 ) PB nr. L 194 van 25.7.1975, blz. 39.

( 5 ) PB nr. L 84 van 31.3.1978, blz. 43.

( 6 ) PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 26.

( 7 ) PB nr. L 20 van 26.1.1980, blz. 43.

( 8 ) PB nr. L 377 van 31.12.1991, blz. 48.