1978L0660 — NL — 29.06.2006 — 007.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
VIERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaar- rekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222, 14.8.1978, p.11) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
ZEVENDE RICHTLIJN VAN DE RAAD VAN 83/349/EEG van 13 juni 1983 |
L 193 |
1 |
18.7.1983 |
|
L 314 |
28 |
4.12.1984 |
||
L 395 |
36 |
30.12.1989 |
||
L 317 |
57 |
16.11.1990 |
||
L 317 |
60 |
16.11.1990 |
||
L 82 |
33 |
25.3.1994 |
||
L 162 |
65 |
26.6.1999 |
||
RICHTLIJN 2001/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 september 2001 |
L 283 |
28 |
27.10.2001 |
|
L 120 |
22 |
15.5.2003 |
||
L 178 |
16 |
17.7.2003 |
||
L 157 |
87 |
9.6.2006 |
Gewijzigd bij:
L 291 |
17 |
19.11.1979 |
||
L 302 |
23 |
15.11.1985 |
||
C 241 |
21 |
29.8.1994 |
||
|
(aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad) |
L 001 |
1 |
.. |
L 236 |
33 |
23.9.2003 |
NB: Deze geconsolideerde versie bevat referenties naar de Europese rekeneenheid en/of ecu. Vanaf 1 januari 1999 moeten beide worden gelezen als referentie naar de euro — Verordening (EEG) nr. 3308/80 van de Raad (PB L 345 van 20.12.1980, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1). |
VIERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 25 juli 1978
op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen
(78/660/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, lid 3, sub g),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese (SIC! Europees) Parlement ( 1 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),
Overwegende dat de coördinatie van de nationale voorschriften inzake de indeling en de inhoud van de jaarrekening en het jaarverslag, de waarderingsmethoden, alsmede de openbaarmaking van deze stukken, met name voor wat betreft de naamloze vennootschap en de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid van bijzonder belang is voor de bescherming van de deelnemers in deze vennootschappen en van derden;
Overwegende dat de coördinatie van de desbetreffende voorschriften voor de vennootschappen van voormelde rechtsvormen tegelijkertijd moet plaatsvinden aangezien hun werkzaamheid vaak de grenzen van het nationale grondgebied overschrijdt en door hen aan derden geen andere waarborg wordt geboden dan het vermogen van de vennootschap; dat voorts in artikel 2, lid 1, sub f), van Richtlijn 68/151/EEG ( 3 ) de noodzaak en het dringende karakter van deze coördinatie werden erkend en bevestigd;
Overwegende dat het bovendien nodig is dat in de Gemeenschap gelijkwaardige juridische minimumvereisten worden vastgesteld inzake de omvang van de door concurrerende vennootschappen openbaar te maken financiële gegevens;
Overwegende dat de jaarrekening een getrouw beeld moet geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap; dat te dien einde voor de opstelling van de balans en de winst- en verliesrekening schema's moeten worden voorgeschreven en dat de minimum- inhoud van de toelichting alsmede van het jaarverslag moet worden vastgesteld; dat echter aan bepaalde vennootschappen, wegens hun gering economisch en sociaal belang, afwijkingen kunnen worden toegestaan;
Overwegende dat de verschillende waarderingsmethoden voor zover nodig moeten worden gecoördineerd opdat de vergelijkbaarheid en de gelijkwaardigheid van de door de jaarrekening verschafte inlichtingen wordt verzekerd;
Overwegende dat de jaarrekening van alle vennootschappen waarop deze richtlijn van toepassing is, overeenkomstig Richtlijn 68/151/EEG openbaar moet worden gemaakt; dat echter ook op dit gebied bepaalde afwijkingen kunnen worden toegestaan ten behoeve van kleine en middelgrote vennootschappen;
Overwegende dat de jaarrekening moet worden gecontroleerd door daartoe bevoegde personen wier minimum-kwalificaties (SIC! minimumkwalificaties) later zullen worden gecoördineerd en dat alleen kleine vennootschappen van deze controleplicht kunnen worden ontheven;
Overwegende dat wanneer een vennootschap deel uitmaakt van een concern, het wenselijk is dat een concernjaarrekening wordt gepubliceerd die een getrouw beeld geeft van de activiteiten van het concern als geheel; dat echter, totdat een richtlijn van de Raad inzake geconsolideerde rekeningen in werking treedt, ontheffing van bepaalde voorschriften van de onderhavige richtlijn moet worden verleend;
Overwegende dat de termijn voor de toepassing van bepaalde voorschriften van de richtlijn, gelet op de moeilijkheden die voortvloeien uit de huidige stand der wetgevingen van bepaalde Lid-Staten, langer dient te zijn dan doorgaans daarvoor wordt gesteld,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De bij deze richtlijn voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten die betrekking hebben op vennootschappen van de volgende rechtsvorm:
— in de Bondsrepubliek Duitsland:
—die Aktiengesellschaft, die Kommanditgesellschaft auf Aktien, die Gesellschaft mit beschränkter Haftung;
— in België:
—de naamloze vennootschap/la société anonyme, de commanditaire vennootschap op aandelen/la société en commandite par actions, de personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid/la société de personnes à responsabilité limitée;
— in Denemarken:
—aktieselskaber, kommanditaktieselskaber, anpartsselskaber;
— in Frankrijk:
—la société anonyme, la société en commandite par actions, la société à responsabilité limitée;
— in Ierland:
—public companies limited by shares or by guarantee, private companies limited by shares or by guarantee;
— in Italië:
—la società per azioni, la società in accomandita per azioni, la società a responsabilità limitata;
— in Luxemburg:
—la société anonyme, la société en commandite par actions, la société à responsabilité limitée;
— in Nederland:
—de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;
— in het Verenigd Koninkrijk:
—public companies limited by shares or by guarantee, private companies limited by shares or by guarantee;
— voor Griekenland:
—η ανώνυμη εταιρία, η εταιρία περιωρισμένης ευθύνης, η ετερόρρυθμη κατά μετοχές εταιρία;
— voor Spanje:
—la sociedad anónima, la sociedad comanditaria por acciones, la sociedad de responsabilidad limitada;
— voor Portugal:
—a sociedade anónima de responsabilidade limitada, a sociedade em comandita por acções, a sociedade por quotas de responsabilidade limitada;·
— in Oostenrijk:
—die Aktiengesellschaft, die Gesellschaft mit beschränkter Haftung;
— in Finland:
—osakeyhtiö/aktiebolag;
— in Zweden:
—aktiebolag;
— in Tsjechië:
—společnost s ručením omezeným, akciová společnost;
— in Estland:
—aktsiaselts, osaühing;
— in Cyprus:
—Δημόσιες εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή με εγγύηση, ιδιωτικές εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή με εγγύηση;
— in Letland:
—akciju sabiedrība, sabiedrība ar ierobežotu atbildību;
— in Litouwen:
—akcinės bendrovės, uždarosios akcinės bendrovės;
— in Hongarije:
—részvénytársaság, korlátolt felelősségű társaság;
— in Malta:
—kumpanija pubblika —public limited liability company,kumpanija privataprivate limited liability company,
socjeta in akkomandita bil-kapital maqsum f'azzjonijiet —partnership en commandite with the capital divided into shares;
— in Polen:
—spółka akcyjna, spółka z ograniczoną odpowiedzialnością, spółka komandytowo-akcyjna;
— in Slovenië:
—delniška družba, družba z omejeno odgovornostjo, komanditna delniška družba;
— in Slowakije:
—akciová spoločnosť, spoločnosť s ručením obmedzeným'.
De bij deze richtlijn voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn ook van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten die betrekking hebben op vennootschappen van de volgende rechtsvorm:
a) in de Bondsrepubliek Duitsland:
die offene Handelsgesellschaft, die Kommanditgesellschaft;
b) in België:
de vennootschap onder firma/la société en nom collectif, de gewone commanditaire vennootschap/la société en commandite simple;
c) in Denemarken:
interessentskaber, kommanditselskaber;
d) in Frankrijk:
la société en nom collectif, la société en commandite simple;
e) in Griekenland:
η ομόρρυθμος εταιρία, η ετερόρρυθμος εταιρία;
f) in Spanje:
sociedad colectiva, sociedad en comandita simple;
g) in Ierland:
the partnership, the limited partnership, the unlimited company;
h) in Italië:
la società in nome collettivo, la società in accomandita semplice;
i) in Luxemburg:
la société en nom collectif, la société en commandite simple;
j) in Nederland:
de vennootschap onder firma, de commanditaire vennootschap;
k) in Portugal:
sociedade em nome colectivo, sociedade em comandita simples;
l) in het Verenigd Koninkrijk:
the partnership, the limited partnership, the unlimited company;
m) in Oostenrijk:
die offene Handelsgesellschaft, die Kommanditgesellschaft;
n) in Finland:
avoin yhtiö/öppet bolag, kommandiittiyhtiö/kommanditbolag;
n) in Zweden:
handelsbolag, kommanditbolag;
p) in Tsjechië:
veřejná obchodní společnost, komanditní společnost;
q) in Estland:
täisühing, usaldusühing;
r) in Cyprus:
Ομόρρυθμες και ετερόρρυθμες εταιρείες (συνεταιρισμοί);
s) in Letland:
pilnsabiedrība, komanditsabiedrība;
t) in Litouwen:
tikrosios ūkinės bendrijos, komanditinės ūkinės bendrijos;
u) in Hongarije:
közkereseti társaság, betéti társaság, közös vállalat, egyesülés;
v) in Malta:
Socjeta f'isem kollettiv jew socjeta in akkomandita, bil-kapital li mhux maqsum f'azzjonijiet meta s-socji kollha li ghandhom responsabbilita' llimitata huma socjetajiet tat-tip deskritt f'sub paragrafu 1 —Partnership en nom collectif of commandite met kapitaal dat niet in aandelen verdeeld is, als alle partners met onbeperkte aansprakelijkheid voldoen aan het bepaalde in de eerste alinea;
w) in Polen:
spółka jawna, spółka komandytowa;
x) in Slovenië:
družba z neomejeno odgovornostjo, komanditna družba;
y) in Slowakije:
verejná obchodná spoločnosť, komanditná spoločnosť
indien al hun onbeperkt aansprakelijke vennoten vennootschappen zijn als bedoeld in de eerste alinea of vennootschappen die niet onder het recht van een Lid-Staat vallen maar die een rechtsvorm hebben die vergelijkbaar is met die welke in Richtlijn 68/151/EEG zijn genoemd.
Deze richtlijn is ook van toepassing op vennootschappen met één van de in de tweede alinea genoemde rechtsvormen, indien al hun onbeperkt aansprakelijke vennoten één van de in de eerste of in de tweede alinea genoemde rechtsvormen hebben.
2. Tot aan een latere coördinatie behoeven de Lid-Staten de bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen op banken en andere financiële instellingen, noch op verzekeringsmaatschappijen.
AFDELING 1
Algemene bepalingen
Artikel 2
1. De jaarrekening bestaat uit de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichting. Deze stukken vormen een geheel.
De lidstaten kunnen toestaan of voorschrijven dat de jaarrekening andere stukken bevat ter aanvulling van die bedoeld in de eerste alinea.
2. De jaarrekening wordt duidelijk en overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn opgesteld.
3. De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap.
4. Wanneer de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn niet voldoende is om het in lid 3 bedoelde getrouwe beeld te geven, moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt.
5. Indien in uitzonderingsgevallen blijkt dat toepassing van een bepaling van deze richtlijn in strijd is met de in lid 3 bedoelde verplichting, dient van deze bepaling te worden afgeweken opdat een getrouw beeld in de zin van lid 3 wordt gegeven. Zulk een afwijking moet in de toelichting worden medegedeeld en naar behoren gemotiveerd onder vermelding van de invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat. De Lid-Staten kunnen de uitzonderingsgevallen nader omschrijven en de daarmee overeenstemmende afwijkende regeling vaststellen.
6. De Lid-Staten kunnen toestaan of verlangen dat in de jaarrekening meer inlichtingen worden verschaft dan deze richtlijn vereist.
AFDELING 2
Algemene bepalingen betreffende de balans en de winst- en verliesrekening
Artikel 3
De indeling van de balans en de winst- en verliesrekening en in het bijzonder de wijze van opstelling mogen niet van het ene boekjaar op het andere worden gewijzigd. Afwijkingen van dit beginsel zijn in uitzonderingsgevallen toegestaan. Deze afwijkingen moeten in de toelichting worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
Artikel 4
1. In de balans en in de winst- en verliesrekening moeten de in de artikelen 9, 10 en 23 tot en met 26 van deze richtlijn vermelde posten afzonderlijk en in de aangegeven volgorde worden opgenomen. Een verdere splitsing van de posten is toegestaan, mits hierbij de indeling van de schema's in acht wordt genomen. Nieuwe posten kunnen worden toegevoegd voor zover hun inhoud niet door een van de in de schema's vermelde posten wordt gedekt. De Lid-Staten kunnen een dergelijke splitsing of toevoeging van nieuwe posten voorschrijven.
2. De indeling, omschrijving en terminologie van de met arabische (SIC! Arabische) cijfers aangeduide posten van de balans en de winst- en verliesrekening moeten worden aangepast wanneer zulks vereist is wegens de bijzondere aard van de onderneming. De Lid-Staten kunnen een dergelijke aanpassing voorschrijven voor ondernemingen die deel uitmaken van een bepaalde economische sector.
3. De met arabische (SIC! Arabische) cijfers aangeduide posten van de balans en de winst- en verliesrekening mogen worden samengevoegd:
a) wanneer zij, gelet op het doel van artikel 2, lid 3, slechts een te verwaarlozen bedrag vertegenwoordigen,
b) wanneer de samenvoeging de duidelijkheid ten goede komt en mits de samengevoegde posten in de toelichting afzonderlijk worden vermeld. De Lid-Staten kunnen een dergelijke samenvoeging voorschrijven.
4. Bij elk van de posten van de balans en de winst- en verliesrekening moet het bedrag van de overeenkomstige post van het voorafgaande boekjaar worden vermeld. De Lid-Staten kunnen voorschrijven dat wanneer deze bedragen niet vergelijkbaar zijn, het bedrag van het voorafgaande boekjaar moet worden aangepast. In elk geval moeten het ontbreken van vergelijkbaarheid en de aanpassing van de bedragen in de toelichting worden vermeld en naar behoren verklaard.
5. Tenzij er een overeenkomstige post van het voorafgaande boekjaar als bedoeld in lid 4 bestaat, wordt een post van de balans of de winst- en verliesrekening zonder bedrag niet opgenomen.
6. De lidstaten kunnen toestaan of voorschrijven dat de presentatie van bedragen in posten van de winst-en-verliesrekening en de balans in overeenstemming is met het wezen van de gerapporteerde transactie of overeenkomst. Een dergelijke toelating of verplichting kan worden beperkt tot bepaalde categorieën vennootschappen of tot de geconsolideerde jaarrekening zoals gedefinieerd in Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 4 ).
Artikel 5
1. In afwijking van artikel 4, leden 1 en 2, kunnen de Lid-Staten speciale schema's voorschrijven voor de jaarrekening van beleggingsmaatschappijen en participatiemaatschappijen, op voorwaarde dat deze schema's een beeld geven dat gelijkwaardig is aan het beeld als bedoeld in artikel 2, lid 3.
2. Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder beleggingsmaatschappijen uitsluitend verstaan:
a) vennootschappen die uitsluitend ten doel hebben hun middelen in verschillende roerende, onroerende of andere waarden te beleggen, met als enig oogmerk de beleggingsrisico's te spreiden en de resultaten van het beheer van hun vermogen aan hun aandeelhouders ten goede te laten komen;
b) met beleggingsmaatschappijen met vast kapitaal verbonden vennootschappen waarvan het enige doel is het verkrijgen van volgestorte aandelen van deze beleggingsmaatschappijen, onverminderd het bepaalde in artikel 20, lid 1, sub h), van Richtlijn 77/91/EEG ( 5 ).
3. Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder participatiemaatschappijen uitsluitend verstaan maatschappijen die uitsluitend ten doel hebben het verkrijgen van deelnemingen in andere ondernemingen en het beheer en de exploitatie van deze deelnemingen, zonder zich rechtstreeks of middellijk in te laten met de bedrijfsvoering van de betrokken ondernemingen, zulks onverminderd de rechten van de participatiemaatschappij in haar hoedanigheid van aandeelhoudster. De naleving van de beperkingen welke aan de activiteiten dezer maatschappijen zijn gesteld, moet door overheid of rechter kunnen worden gecontroleerd.
Artikel 6
De Lid-Staten kunnen toestaan of voorschrijven dat de schema's van de balans en van de winst- en verliesrekening worden aangepast ten einde (SIC! teneinde) de bestemming van winst en de verwerking van verlies te laten uitkomen.
Artikel 7
Verrekening tussen actief- en passiefposten en tussen baten- en lastenposten is niet toegestaan.
AFDELING 3
Indeling van de balans
Artikel 8
Voor de opstelling van de balans schrijven de Lid-Staten een van beide of beide in de artikelen 9 en 10 opgenomen schema's voor. Indien een Lid-Staat beide schema's voorschrijft, kan hij de vennootschappen tussen de twee schema's laten kiezen.
De lidstaten kunnen vennootschappen toestaan of voorschrijven de balans op te stellen volgens het in artikel 10 bis bedoelde schema als alternatief voor de anders voorgeschreven of toegestane schema's.
Artikel 9
Activa
A. Geplaatst, niet gestort kapitaal
waarvan opgevraagd
(tenzij het opgevraagde kapitaal overeenkomstig het nationale recht onder de passiva wordt opgenomen. In dat geval wordt het gedeelte van het kapitaal dat is opgevraagd, maar nog niet gestort, hetzij onder post A, hetzij onder post D II 5 van de activa opgenomen.)
B. Kosten van oprichting en uitbreiding
als omschreven in het nationale recht, voor zover het nationale recht toestaat dat zij onder de activa worden opgenomen. Het nationale recht kan ook bepalen dat deze kosten als eerste post onder „Immateriële vaste activa” worden opgenomen.
C. Vaste activa
I. Immateriële vaste activa
1. Kosten van onderzoek en ontwikkeling, voor zover het nationale recht toestaat dat zij onder de activa worden opgenomen.
2. Concessies, octrooien, licenties, merken en soortgelijke rechten en waarden voor zover zij:
a) onder bezwarende titel zijn verkregen en niet onder post C I 3 moeten worden vermeld;
b) in eigen bedrijf tot stand zijn gebracht, voor zover het nationale recht toestaat dat zij onder de activa worden opgenomen.
3. Goodwill, voor zover deze onder bezwarende titel is verkregen.
4. Vooruitbetalingen.
II. Materiële vaste activa
1. Terreinen en gebouwen.
2. Technische installaties en machines.
3. Andere installaties, technische en administratieve uitrusting.
4. Vooruitbetalingen en materiële vaste activa in aanbouw.
III. Financiële vaste activa
1. Aandelen in verbonden ondernemingen.
2. Vorderingen op verbonden ondernemingen.
3. Deelnemingen.
4. Vorderingen op ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
5. Effecten die tot de vaste activa behoren.
6. Overige leningen.
7. Eigen aandelen (met vermelding van hun nominale waarde of, bij gebreke hiervan, hun fractiewaarde) voor zover het nationale recht toestaat dat zij op de balans worden opgenomen.
D. Vlottende activa
I. Voorraden
1. Grondstoffen en hulpstoffen.
2. Werk in uitvoering.
3. Gereed produkt en handelsvoorraden.
4. Vooruitbetalingen.
II. Vorderingen
(Bij elk der volgende posten moet het bedrag van de vorderingen met een resterende looptijd van meer dan een jaar afzonderlijk worden vermeld.)
1. Handelsdebiteuren.
2. Vorderingen op verbonden ondernemingen.
3. Vorderingen op ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
4. Overige vorderingen.
5. Geplaatst kapitaal dat is opgevraagd en niet gestort (tenzij het opgevraagde kapitaal overeenkomstig het nationale recht onder post A van de activa wordt opgenomen).
6. Overlopende posten (tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post E van de activa worden opgenomen).
III. Effecten
1. Aandelen in verbonden ondernemingen.
2. Eigen aandelen (met vermelding van hun nominale waarde of, bij gebreke hiervan, hun fractiewaarde) voor zover het nationale recht toestaat dat zij op de balans worden opgenomen.
3. Overige effecten.
IV. Kasmiddelen en bank- en girosaldi
E. Overlopende posten
(tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post D II 6 van de activa worden opgenomen.)
F. Verlies over het boekjaar
(tenzij het overeenkomstig het nationale recht onder post A VI van de passiva wordt opgenomen.)
Passiva
A. Eigen vermogen
I. Geplaatst kapitaal
(tenzij overeenkomstig het nationale recht het opgevraagde kapitaal onder deze post wordt opgenomen. In dat geval worden de bedragen van het geplaatste kapitaal en van het gestorte kapitaal afzonderlijk vermeld.)
II. Agio
III. Herwaarderingsreserve
IV. Reserves
1. Wettelijke reserve, voor zover het nationale recht de vorming van deze reserve voorschrijft.
2. Reserve voor eigen aandelen, voor zover het nationale recht de vorming van deze reserve voorschrijft, onverminderd het bepaalde in artikel 22, lid 1, sub b), van Richtlijn 77/91/EEG.
3. Statutaire reserves.
4. Overige reserves.
V. Overgedragen resultaten
VI. Resultaat van het boekjaar
(tenzij deze post overeenkomstig het nationale recht onder post F van de activa of onder post E van de passiva wordt opgenomen.)
B. ►M10 Voorzieningen ◄
1. Voorzieningen voor pensioenverplichtingen en soortgelijke verplichtingen.
2. Voorzieningen voor belastingverplichtingen.
3. Overige voorzieningen.
C. Schulden
(Bij elk der volgende posten alsmede bij het geheel van deze posten moeten het bedrag van de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar en het bedrag van de schulden met een resterende looptijd van meer dan een jaar afzonderlijk worden vermeld.)
1. Obligatieleningen, met afzonderlijke vermelding van converteerbare leningen.
2. Schulden aan kredietinstellingen.
3. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen voor zover zij niet afzonderlijk op de voorraden in mindering worden gebracht.
4. Schulden aan leveranciers en handelskredieten.
5. Te betalen wissels.
6. Schulden aan verbonden ondernemingen.
7. Schulden aan ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
8. Overige schulden, waaronder belastingschulden en schulden uit hoofde van de sociale zekerheid.
9. Overlopende posten (tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post D van de passiva worden opgenomen).
D. Overlopende posten
(tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post C 9 van de passiva worden opgenomen.)
E. Winst over het boekjaar
(tenzij deze winst overeenkomstig het nationale recht onder post A VI van de passiva wordt opgenomen.)
Artikel 10
A. Geplaatst, niet gestort kapitaal
waarvan opgevraagd
(tenzij het opgevraagde kapitaal overeenkomstig het nationale recht onder post L wordt opgenomen. In dat geval wordt het gedeelte van het kapitaal dat is opgevraagd, maar nog niet gestort, hetzij onder post A, hetzij onder post D II 5 opgenomen.)
B. Kosten van oprichting en uitbreiding
als omschreven in het nationale recht, voor zover het nationale recht toestaat dat zij onder de activa worden opgenomen. Het nationale recht kan ook bepalen dat deze kosten als eerste post onder „Immateriële vaste activa” worden opgenomen.
C. Vaste activa
I. Immateriële vaste activa
1. Kosten van onderzoek en ontwikkeling, voor zover het nationale recht toestaat dat zij onder de activa worden opgenomen.
2. Concessies, octrooien, licenties, merken en soortgelijke rechten en waarden voor zover zij:
a) onder bezwarende titel zijn verkregen en niet onder post C I 3 moeten worden vermeld;
b) in eigen bedrijf tot stand zijn gebracht, voor zover het nationale recht toestaat dat zij onder de activa worden opgenomen.
3. Goodwill, voor zover deze onder bezwarende titel is verkregen.
4. Vooruitbetalingen.
II. Materiële vaste activa
1. Terreinen en gebouwen.
2. Technische installaties en machines.
3. Andere installaties, technische en administratieve uitrusting.
4. Vooruitbetalingen en materiële vaste activa in aanbouw.
III. Financiële vaste activa
1. Aandelen in verbonden ondernemingen.
2. Vorderingen op verbonden ondernemingen.
3. Deelnemingen.
4. Vorderingen op ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
5. Effecten die tot de vaste activa behoren.
6. Overige leningen.
7. Eigen aandelen (met vermelding van hun nominale waarde of, bij gebreke hiervan, hun fractiewaarde) voor zover het nationale recht toestaat dat zij op de balans worden opgenomen.
D. Vlottende activa
I. Voorraden
1. Grondstoffen en hulpstoffen.
2. Werk in uitvoering.
3. Gereed produkt en handelsvoorraden.
4. Vooruitbetalingen.
II. Vorderingen
(Bij elk der volgende posten moet het bedrag van de vorderingen met een resterende looptijd van meer dan een jaar afzonderlijk worden vermeld.)
1. Handelsdebiteuren.
2. Vorderingen op verbonden ondernemingen.
3. Vorderingen op ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
4. Overige vorderingen.
5. Geplaatst kapitaal dat is opgevraagd en niet gestort (tenzij het opgevraagde kapitaal overeenkomstig het nationale recht onder post A wordt opgenomen).
6. Overlopende posten (tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post E worden opgenomen).
III. Effecten
1. Aandelen in verbonden ondernemingen.
2. Eigen aandelen (met vermelding van hun nominale waarde of, bij gebreke hiervan, hun fractiewaarde) voor zover het nationale recht toestaat dat zij op de balans worden opgenomen.
3. Overige effecten.
IV. Kasmiddelen en bank- en girosaldi
E. Overlopende posten
(tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post D II 6 worden opgenomen.)
F. Schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar
1. Obligatieleningen, met afzonderlijke vermelding van converteerbare leningen.
2. Schulden aan kredietinstellingen.
3. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen voor zover zij niet afzonderlijk op de voorraden in mindering worden gebracht.
4. Schulden aan leveranciers en handelskredieten.
5. Te betalen wissels.
6. Schulden aan verbonden ondernemingen.
7. Schulden aan ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
8. Overige schulden, waaronder belastingschulden en schulden uit hoofde van de sociale zekerheid.
9. Overlopende posten (tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post K worden opgenomen).
G. Vlottende activa (met inbegrip van de overlopende posten indien deze zijn vermeld onder post E) na aftrek van de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar (met inbegrip van de overlopende posten indien deze zijn vermeld onder post K)
H. Totaalbedrag van de activa na aftrek van de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar
I. Schulden met een resterende looptijd van meer dan een jaar
1. Obligatieleningen, met afzonderlijke vermelding van converteerbare leningen.
2. Schulden aan kredietinstellingen.
3. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen voor zover zij niet afzonderlijk op de voorraden in mindering worden gebracht.
4. Schulden aan leveranciers en handelskredieten.
5. Te betalen wissels.
6. Schulden aan verbonden ondernemingen.
7. Schulden aan ondernemingen waarmede een deelnemingsverhouding bestaat.
8. Overige schulden, waaronder belastingschulden en schulden uit hoofde van de sociale zekerheid.
9. Overlopende posten (tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder post K worden opgenomen).
J. ►M10 Voorzieningen ◄
1. Voorzieningen voor pensioenverplichtingen en soortgelijke verplichtingen.
2. Voorzieningen voor belastingverplichtingen.
3. Overige voorzieningen.
K. Overlopende posten
(tenzij overlopende posten overeenkomstig het nationale recht onder de posten F 9 of I 9 worden opgenomen.)
L. Eigen vermogen
I. Geplaatst kapitaal
(tenzij overeenkomstig het nationale recht het opgevraagde kapitaal onder deze post wordt opgenomen. In dat geval worden de bedragen van het geplaatste kapitaal en van het gestorte kapitaal afzonderlijk vermeld.)
II. Agio
III. Herwaarderingsreserve
IV. Reserves
1. Wettelijke reserve, voor zover het nationale recht de vorming van deze reserve voorschrijft.
2. Reserve voor eigen aandelen, voor zover het nationale recht de vorming van deze reserve voorschrijft, onverminderd het bepaalde in artikel 22, lid 1, sub b), van Richtlijn 77/91/EEG.
3. Statutaire reserves.
4. Overige reserves.
V. Overgedragen resultaten
VI. Resultaat van het boekjaar.
Artikel 10 bis
De lidstaten kunnen toestaan of voorschrijven dat alle vennootschappen of bepaalde categorieën vennootschappen de balans niet volgens de in de artikelen 9 en 10 bedoelde schema's presenteren, maar in plaats daarvan bij de presentatie van de balans onderscheid maken tussen vlottende en vaste posten, op voorwaarde dat de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardig is aan hetgeen anders vereist zou zijn op grond van de artikelen 9 en 10.
Artikel 11
De Lid-Staten kunnen toestaan dat vennootschappen die op de balansdatum twee van de volgende drie criteria niet overschrijden:
— ►M9 balanstotaal: 3 650 000 EUR ◄ ,
— ►M9 netto-omzet: 7 300 000 EUR ◄ ,
— gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 50,
een verkorte balans opstellen waarin slechts de met letters en romeinse cijfers aangeduide posten uit de artikelen 9 en 10 worden opgenomen, met afzonderlijke vermelding van de bij de posten D II van de activa en C van de passiva in artikel 9, alsmede bij post D II van artikel 10 tussen haakjes gevraagde informatie, maar zulks door middel van een totaalbedrag voor elke betrokken post.
De Lid-Staten kunnen toestaan dat artikel 15, lid 3, onder a), en lid 4, niet van toepassing is op de verkorte balans.
Voor de lidstaten die de euro niet aannemen, wordt de tegenwaarde in de nationale munteenheid van de in de eerste alinea genoemde bedragen verkregen door toepassing van de wisselkoers die bekend wordt gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie op de dag van de inwerkingtreding van de richtlijn houdende vaststelling van deze bedragen in het kader van het onderzoek waarin artikel 53, lid 2, voorziet.
Artikel 12
1. Indien een vennootschap op de balansdatum twee van de drie in artikel 11 genoemde criteria overschrijdt of niet meer overschrijdt, heeft dit voor de toepassing van de in voornoemd artikel bedoelde afwijking slechts gevolg indien deze omstandigheid zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet.
2. Voor de omrekening in nationale valuta mogen de in artikel 11 genoemde bedragen in Europese rekeneenheden met ten hoogste 10 % worden verhoogd.
3. Het in artikel 11 bedoelde balanstotaal bestaat in het schema van artikel 9, uit de posten A tot en met E van de activa en in het schema van artikel 10 uit de posten A tot en met E.
Artikel 13
1. Valt een activum of een passivum onder verscheidene posten van het schema, dan moet bij de post waaronder het wordt opgenomen of in de toelichting het verband met de andere posten worden vermeld, indien zulks voor een goed inzicht in de jaarrekening noodzakelijk is.
2. Eigen aandelen en aandelen in verbonden ondernemingen mogen uitsluitend onder de daartoe voorgeschreven posten worden opgenomen.
Artikel 14
Onder de balans of in de toelichting worden, voor zover zij niet aan de passiefzijde moeten worden opgenomen, duidelijk alle garantieverplichtingen vermeld, onderverdeeld naar de garantievormen die het nationale recht kent en met uitdrukkelijke opgave van de gestelde zakelijke zekerheden. Garantieverplichtingen jegens verbonden ondernemingen moeten afzonderlijk worden vermeld.
AFDELING 4
Voorschriften betreffende bepaalde balansposten
Artikel 15
1. Vermogensbestanddelen worden op grond van hun bestemming ingedeeld bij de vaste of bij de vlottende activa.
2. Bij de vaste activa worden de vermogensbestanddelen ingedeeld die bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening te worden gebruikt.
3.
a) De mutaties van de verschillende posten der vaste activa worden vermeld in de balans of in de toelichting. Daartoe moeten voor elke post der vaste activa op basis van de aanschaffings- of vervaardigingskosten afzonderlijk worden vermeld, enerzijds de mutaties en de overboekingen tijdens het boekjaar, en anderzijds de op de balansdatum gecumuleerde waardecorrecties en de in de loop van het boekjaar verrichte rectificaties op waardecorrecties van vorige boekjaren. De waardecorrecties worden vermeld hetzij op de balans, door ze zichtbaar in mindering te brengen op de betrokken post, hetzij in de toelichting.
b) Wanneer bij de eerste opstelling van de jaarrekening volgens deze richtlijn de aanschaffings- of vervaardigingskosten van een bestanddeel der vaste activa slechts kunnen worden vastgesteld ten koste van onverantwoorde uitgaven of tijdverlies, kan de restwaarde aan het begin van het boekjaar als aanschaffings- of vervaardigingskosten worden beschouwd. Van de toepassing van deze bepaling moet in de toelichting melding worden gemaakt.
c) In geval van toepassing van artikel 33 worden de sub a) van dit lid bedoelde mutaties van de verschillende posten der vaste activa vermeld op basis van de geherwaardeerde aanschaffings- of vervaardigingskosten.
4. Het bepaalde in lid 3, sub a) en b), is van toepassing op de post „Kosten van oprichting en uitbreiding”.
Artikel 16
Onder „Terreinen en gebouwen” moeten worden vermeld rechten op onroerende goederen en soortgelijke rechten zoals deze zijn omschreven in het nationale recht.
Artikel 17
Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder deelnemingen verstaan al dan niet in effecten belichaamde rechten in het kapitaal van andere ondernemingen, die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame band met die andere ondernemingen de eigen bedrijfsuitoefening te bevorderen. Er bestaat een vermoeden van deelneming, wanneer het door een vennootschap gehouden deel van het kapitaal van een andere vennootschap een door de Lid-Staten vastgesteld percentage, dat niet hoger mag zijn dan 20, overschrijdt.
Artikel 18
Onder „Overlopende posten” aan de actiefzijde worden de kosten opgenomen die gedurende het boekjaar zijn geboekt doch tot een later boekjaar behoren, alsmede de baten die tot het boekjaar behoren maar pas na de balansdatum opeisbaar zijn. De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat genoemde baten worden opgenomen onder de vorderingen; wanneer zij van enige betekenis zijn, moeten zij in de toelichting worden verklaard.
Artikel 19
De waardecorrecties omvatten alle correcties die ertoe strekken rekening te houden met op de balansdatum geconstateerde — al dan niet definitieve — waardeverminderingen van vermogensbestanddelen.
Artikel 20
1. De voorzieningen beogen een dekking te vormen voor naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, doch waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan.
2. De Lid-Staten kunnen ook toestaan dat voorzieningen worden gevormd voor naar hun aard duidelijk omschreven kosten die hun oorsprong hebben in het boekjaar of in een vorig boekjaar en die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, doch waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen worden gemaakt.
3. Voorzieningen mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.
Artikel 21
Onder „Overlopende posten” aan de passiefzijde worden de baten opgenomen die vóór de balansdatum zijn ontvangen maar moeten worden toegerekend aan een later boekjaar, alsmede de kosten die tot het boekjaar behoren doch pas in een later boekjaar zullen worden betaald. De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat genoemde kosten worden opgenomen onder de schulden; wanneer zij van enige betekenis zijn, moeten zij in de toelichting worden verklaard.
AFDELING 5
Indeling van de winst- en verliesrekening
Artikel 22
Voor de opstelling van de winst- en verliesrekening schrijven de Lid-Staten een of meer van de in de artikelen 23 tot en met 26 opgenomen schema's voor. Indien een Lid-Staat verscheidene schema's voorschrijft, kan hij de vennootschappen tussen deze schema's laten kiezen.
In afwijking van artikel 2, lid 1, kunnen de lidstaten toestaan of voorschrijven dat alle vennootschappen of bepaalde categorieën vennootschappen een overzicht van hun resultaten opstellen in plaats van een overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 opgestelde winst-en-verliesrekening, op voorwaarde dat de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardig is aan hetgeen anders vereist zou zijn op grond van deze artikelen.
Artikel 23
1. Netto-omzet.
2. Wijziging in voorraden gereed produkt en goederen in bewerking.
3. Geactiveerde produktie ten behoeve van het eigen bedrijf.
4. Overige bedrijfsopbrengsten.
5. Kosten voor grondstoffen en hulpstoffen.
b) Overige externe kosten.
6. Personeelskosten:
a) lonen en salarissen;
b) sociale lasten, met afzonderlijke vermelding van pensioenlasten.
a) Waardecorrecties op kosten van oprichting en uitbreiding en op immateriële en materiële vaste activa.
b) Waardecorrecties op vlottende activa, voor zover deze de in de onderneming gebruikelijke waardecorrecties te boven gaan.
8. Overige bedrijfskosten.
9. Opbrengsten uit deelnemingen, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
10. Opbrengsten uit andere effecten en vorderingen die tot de vaste activa behoren, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
11. Overige rentebaten en soortgelijke opbrengsten, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
12. Waardecorrecties op financiële vaste activa en op effecten die tot de vlottende activa behoren.
13. Rentelasten en soortgelijke kosten, met afzonderlijke vermelding van die betreffende verbonden ondernemingen.
14. Belastingen op de winst uit de normale bedrijfsuitoefening.
15. Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na aftrek van belastingen.
16. Buitengewone baten.
17. Buitengewone lasten.
18. Buitengewoon resultaat.
19. Belastingen op het buitengewoon resultaat.
20. Overige belastingen, niet opgenomen onder voorgaande posten.
21. Resultaat van het boekjaar.
Artikel 24
A. Lasten
1. Vermindering in voorraden gereed produkt en goederen in bewerking.
a) Kosten voor grondstoffen en hulpstoffen.
b) Overige externe kosten.
3. Personeelskosten:
a) lonen en salarissen;
b) sociale lasten, met afzonderlijke vermelding van pensioenlasten.
a) Waardecorrecties op kosten van oprichting en uitbreiding en op immateriële en materiële vaste activa.
b) Waardecorrecties op vlottende activa voor zover deze in de onderneming gebruikelike waardecorrecties te boven gaan.
5. Overige bedrijfskosten.
6. Waardecorrecties op financiële vaste activa en op effecten die tot de vlottende activa behoren.
7. Rentelasten en soortgelijke kosten, met afzonderlijke vermelding van die betreffende verbonden ondernemingen.
8. Belastingen op de winst uit de normale bedrijfsuitoefening.
9. Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na aftrek van belastingen.
10. Buitengewone lasten.
11. Belasting op het buitengewoon resultaat.
12. Overige belastingen, niet opgenomen onder voorgaande posten.
13. Resultaat van het boekjaar.
B. Baten
1. Netto-omzet.
2. Vermeerdering in voorraden gereed produkt en goederen in bewerking.
3. Geactiveerde produktie ten behoeve van het eigen bedrijf.
4. Overige bedrijfsopbrengsten.
5. Opbrengsten uit deelnemingen, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
6. Opbrengsten uit andere effecten en vorderingen die tot de vaste activa behoren, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
7. Overige rentebaten en soortgelijke opbrengsten, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
8. Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na belastingen.
9. Buitengewone baten.
10. Resultaat van het boekjaar.
Artikel 25
1. Netto-omzet.
2. Kostprijs van de omzet (met inbegrip van waardecorrecties).
3. Bruto-omzetresultaat.
4. Verkoopkosten (met inbegrip van waardecorrecties).
5. Algemene beheerskosten (met inbegrip van waardecorrecties).
6. Overige bedrijfsopbrengsten.
7. Opbrengsten uit deelnemingen, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
8. Opbrengsten uit andere effecten en vorderingen die tot de vaste activa behoren, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
9. Overige rentebaten en soortgelijke opbrengsten, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
10. Waardecorrecties op financiële vaste activa en op effecten die tot de vlottende activa behoren.
11. Rentelasten en soortgelijke kosten, met afzonderlijke vermelding van die betreffende verbonden ondernemingen.
12. Belastingen op de winst uit de normale bedrijfsuitoefening.
13. Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na aftrek van belastingen.
14. Buitengewone baten.
15. Buitengewone lasten.
16. Buitengewoon resultaat.
17. Belasting op het buitengewoon resultaat.
18. Overige belastingen, niet opgenomen onder voorgaande posten.
19. Resultaat van het boekjaar.
Artikel 26
A. Lasten
1. Kostprijs van de omzet (met inbegrip van waardecorrecties).
2. Verkoopkosten (met inbegrip van waardecorrecties).
3. Algemene beheerskosten (met inbegrip van waardecorrecties).
4. Waardecorrecties op financiële vaste activa en op effecten die tot de vlottende activa behoren.
5. Rentelasten en soortgelijke kosten, met afzonderlijke vermelding van die betreffende verbonden ondernemingen.
6. Belastingen op de winst uit de normale bedrijfsuitoefening.
7. Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na aftrek van belastingen.
8. Buitengewone lasten.
9. Belasting over het buitengewoon resultaat.
10. Overige belastingen, niet opgenomen onder voorgaande posten.
11. Resultaat van het boekjaar.
B. Baten
1. Netto-omzet.
2. Overige bedrijfsopbrengsten.
3. Opbrengst uit deelnemingen, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
4. Opbrengsten uit andere effecten en vorderingen die tot de vaste activa behoren, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
5. Overige rentebaten en soortgelijke opbrengsten, met afzonderlijke vermelding van die uit verbonden ondernemingen.
6. Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na aftrek van belastingen.
7. Buitengewone baten.
8. Resultaat van het boekjaar.
Artikel 27
De Lid-Staten kunnen toestaan dat vennootschappen die op de balansdatum twee van de volgende drie criteria niet overschrijden:
— ►M9 balanstotaal: 14 600 000 EUR ◄ ,
— ►M9 netto-omzet: 29 200 000 EUR ◄ ,
— gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 250,
als volgt van de in de artikelen 23 tot en met 26 opgenomen schema's afwijken:
a) in artikel 23: samenvoeging van de posten 1 tot en met 5 in een post „Bruto resultaat”;
b) in artikel 24: samenvoeging van de posten A 1, A 2 en B 1 tot en met B 4 in een post „Bruto baten”, onderscheidenlijk „Bruto lasten”;
c) in artikel 25: samenvoeging van de posten 1, 2, 3 en 6 in een post „Bruto resultaat”;
d) in artikel 26: samenvoeging van de posten A 1, B 1 en B 2 in een post „Bruto baten”, onderscheidenlijk „Bruto lasten”.
Artikel 12 is van toepassing.
Voor de lidstaten die de euro niet aannemen, wordt de tegenwaarde in de nationale munteenheid van de in de eerste alinea genoemde bedragen verkregen door toepassing van de wisselkoers die bekend wordt gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie op de dag van de inwerkingtreding van de richtlijn houdende vaststelling van deze bedragen in het kader van het onderzoek waarin artikel 53, lid 2, voorziet.
AFDELING 6
Voorschriften betreffende bepaalde posten van de winst- en verliesrekening
Artikel 28
Onder de netto-omzet vallen de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en de verlening van diensten in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen en dergelijke, alsmede van belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen.
Artikel 29
1. De posten „Buitengewone baten” en „Buitengewone lasten” omvatten de baten en lasten die niet voortkomen uit de normale bedrijfsuitoefening.
2. Tenzij de in lid 1 bedoelde baten en lasten voor de beoordeling van het resultaat, van te verwaarlozen betekenis zijn, moeten aard en omvang ervan in de toelichting worden uiteengezet. Dit geldt mede voor de aan een ander boekjaar toe te rekenen baten en lasten.
Artikel 30
De Lid-Staten kunnen toestaan dat de belastingen op de winst uit de normale bedrijfsuitoefening en de belastingen op het buitengewone resultaat in de winst- en verliesrekening worden samengevoegd in een post die komt te staan vóór de post „Overige belastingen, niet opgenomen onder voorgaande posten”. In dat geval blijft de post „Resultaat van de normale bedrijfsuitoefening na aftrek van belastingen”, die voorkomt in de schema's van de artikelen 23 tot en met 26, achterwege.
Wanneer deze afwijking wordt toegepast, moeten de vennootschappen in de toelichting gegevens verstrekken over de mate waarin de belastingen op het resultaat drukken op het resultaat van de normale bedrijfsuitoefening en op het buitengewone resultaat.
AFDELING 7
Waarderingsregels
Artikel 31
1. De Lid-Staten zorgen ervoor dat de waardering van de posten in de jaarrekening geschiedt volgens de onderstaande algemene beginselen:
a) de vennootschap wordt vermoed haar werkzaamheden voort te zetten;
b) de waarderingsmethoden mogen niet van het ene boekjaar op het andere worden gewijzigd;
c) het voorzichtigheidsbeginsel moet steeds in acht worden genomen en in het bijzonder geldt het volgende:
aa) winsten mogen slechts worden opgenomen voor zover zij op de balansdatum gerealiseerd zijn;
bb) alle verplichtingen die hun oorsprong hebben in het boekjaar of in een vorig boekjaar, moeten in aanmerking worden genomen, ook als deze verplichtingen pas bekend worden tussen de balansdatum en de datum waarop de balans wordt opgesteld;
cc) waardeverminderingen moeten in aanmerking worden genomen, ongeacht het resultaat van het boekjaar;
d) lasten en baten betreffende het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, moeten in aanmerking worden genomen, ongeacht het tijdstip van betaling van deze lasten of ontvangst van deze baten;
e) de activa en passiva worden elk afzonderlijk gewaardeerd;
f) de beginbalans van een boekjaar moet overeenstemmen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.
1 bis. De lidstaten kunnen toestaan of voorschrijven dat benevens de overeenkomstig lid 1, onder c), bb), geboekte bedragen ook rekening wordt gehouden met alle voorzienbare verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong hebben in het boekjaar of in een vorig boekjaar, ook als deze verplichtingen en verliezen pas bekend worden tussen de balansdatum en de datum waarop de balans wordt opgesteld.
2. Afwijking van deze algemene beginselen is in uitzonderingsgevallen toegestaan. Zodanige afwijking moet in de toelichting worden vermeld en naar behoren gemotiveerd; de invloed daarvan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat moet worden aangegeven.
Artikel 32
De waardering van de posten in de jaarrekening geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 34 tot en met 42, die zijn gebaseerd op het beginsel van de aanschaffings- of vervaardigingskosten.
Artikel 33
1. De Lid-Staten kunnen bij de Commissie verklaren dat zij zich, in afwijking van artikel 32 en in afwachting van latere coördinatie, de mogelijkheid voorbehouden voor alle vennootschappen of bepaalde categorieën vennootschappen toe te staan of voor te schrijven dat:
a) materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur en voorraden worden gewaardeerd op basis van de vervangingswaarde;
b) de posten in de jaarrekening, met inbegrip van het eigen vermogen, worden gewaardeerd volgens andere methoden dan die bedoeld sub a), ten einde (SIC! teneinde) rekening te houden met de inflatie;
c) vaste activa worden geherwaardeerd.
Komen waarderingsmethoden als bedoeld sub a), b) of c) in het nationale recht voor, dan dienen daarin ook de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van deze methoden nader te worden geregeld.
Indien een dergelijke methode is toegepast, wordt zulks in de toelichting medegedeeld, met opgave van de betrokken posten van de balans en de winst- en verliesrekening, alsmede van de methode welke bij de berekening van de vermelde waarden is gevolgd.
2.
a) In geval van toepassing van lid 1, wordt het bedrag van de verschillen tussen waardering op basis van de gebruikte methode en waardering volgens de algemene regel van artikel 32 aan de passiefzijde geboekt onder „Herwaarderingsreserve”. De fiscale behandeling van deze post wordt in de balans of in de toelichting uiteengezet.
Voor de toepassing van de laatste alinea van lid 1 nemen de vennootschappen in de toelichting met name een tabel op waarin, telkens als de reserve tijdens het boekjaar is gewijzigd, het volgende wordt vermeld:
— het bedrag van de herwaardingsreserve aan het begin van het boekjaar;
— het bedrag van de waarderingsverschillen die in de loop van het boekjaar naar de herwaarderingsreserve zijn overgeboekt;
— de bedragen die in de loop van het boekjaar in kapitaal zijn omgezet of anderszins uit de herwaarderingsreserve zijn overgeboekt, alsmede de aard van die overboeking;
— het bedrag van de herwaarderingsreserve aan het einde van het boekjaar.
b) De herwaarderingsreserve kan te allen tijde geheel of ten dele in kapitaal worden omgezet.
c) De herwaarderingsreserve moet worden verminderd voor zover de gereserveerde bedragen niet meer noodzakelijk zijn voor de toepassing en voor het bereiken van het doel van de gebruikte waarderingsmethode.
De Lid-Staten kunnen regels geven voor het gebruik van de herwaarderingsreserve, met dien verstande dat er slechts bedragen uit de herwaarderingsreserve aan de winst- en verliesrekening mogen worden toegevoegd voor zover de overgeboekte bedragen ten laste van de winst- en verliesrekening zijn gebracht dan wel betrekking hebben op een daadwerkelijk gerealiseerde waardevermeerdering. Deze bedragen worden afzonderlijk in de winst- en verliesrekening vermeld. Uit de herwaarderingsreserve mogen noch rechtstreeks noch middellijk bedragen worden uitgekeerd, tenzij zij overeenstemmen met een gerealiseerde waardevermeerdering.
d) Behalve in de sub b) en c) genoemde gevallen, mag de herwaarderingsreserve niet worden verminderd of opgeheven.
3. De waardecorrecties worden elk jaar berekend op basis van de voor het betrokken boekjaar in aanmerking genomen waarde. In afwijking van de artikelen 4 en 22 mogen de Lid-Staten evenwel toestaan of eisen dat alleen het bedrag van de waardecorrecties voortvloeiend uit de toepassing van de algemene regel van artikel 32 in de betreffende posten van de schema's van de artikelen 23 tot en met 26 wordt vermeld en dat het verschil voortvloeiend uit de toepassing van de op grond van dit artikel gebruikte waarderingsmethode afzonderlijk in de schema's wordt vermeld. Overigens zijn de artikelen 34 tot en met 42 van overeenkomstige toepassing.
4. In geval van toepassing van lid 1, wordt in de balans of in de toelichting — afzonderlijk voor elke in de schema's van de artikelen 9 en 10 vermelde balanspost met uitzondering van voorraden — opgave gedaan van:
a) hetzij het bedrag van de waardering volgens de algemene regel van artikel 32 en het bedrag van de gecumuleerde waardecorrecties op de balansdatum,
b) hetzij het bedrag op de balansdatum van het verschil tussen de waardering volgens dit artikel en die volgens artikel 32, en in voorkomend geval het bedrag van de gecumuleerde aanvullende waardecorrecties.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 52 worden de bepalingen van dit artikel binnen zeven jaar na de kennisgeving van deze richtlijn door de Raad op voorstel van de Commissie onderzocht en in voorkomend geval gewijzigd, rekening houdend met de economische en monetaire ontwikkelingen in de Gemeenschap.
Artikel 34
1.
a) Wanneer het nationale recht toestaat dat de kosten van oprichting en uitbreiding onder de activa worden opgenomen, moeten zij uiterlijk binnen vijf jaar worden afgeschreven.
b) Zolang de kosten van oprichting en uitbreiding niet volledig zijn afgeschreven, mag geen winst worden uitgekeerd, tenzij het bedrag van de daarvoor beschikbare reserves en de overgebrachte resultaten ten minste gelijk is aan het bedrag van de niet-afgeschreven kosten.
2. De inhoud van de post „Kosten van oprichting en uitbreiding” moet in de toelichting worden uiteengezet.
Artikel 35
1.
a) Vaste activa moeten worden gewaardeerd tegen aanschaffings- of vervaardigingskosten, onverminderd het bepaalde sub b) en c).
b) Bij vaste activa met een beperkte gebruiksduur moeten de aanschaffings- of vervaardigingskosten worden verminderd met de waardecorrecties die worden berekend met het oog op de stelselmatige afschrijving van deze activa gedurende de gebruiksduur.
aa) Op financiële vaste activa kunnen waardecorrecties worden toegepast ten einde (SIC! teneinde) ze in aanmerking te nemen tegen de lagere waarde die zij op de balansdatum bezitten.
bb) Op vaste activa moeten, ook als hun gebruiksduur niet beperkt is, waardecorrecties worden toegepast ten einde (SIC! teneinde) ze in aanmerking te nemen tegen de lagere waarde die zij op de balansdatum bezitten, wanneer wordt verwacht dat de waardevermindering duurzaam zal zijn;
cc) De sub aa) en bb) bedoelde waardecorrecties moeten op de winst- en verliesrekening worden geboekt en afzonderlijk in de toelichting worden vermeld, indien dit niet reeds in de winst- en verliesrekening is geschied.
dd) De waardering tegen de lagere waarde als bedoeld sub aa) en bb) mag niet worden gehandhaafd wanneer de oorzaken van de waardecorrecties hebben opgehouden te bestaan.
d) Wanneer op de vaste activa louter voor belastingdoeleinden buitengewone waardecorrecties worden toegepast, moet het bedrag van de correcties in de toelichting worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
2. De aanschaffingskosten bestaan uit de inkoopprijs vermeerderd met de bijkomende kosten.
3.
a) De vervaardigingskosten bestaan uit de aanschaffingskosten der verwerkte grond- en hulpstoffen, vermeerderd met de kosten die rechtstreeks aan het betrokken produkt kunnen worden toegerekend.
b) Daarnaast mag een redelijk deel van de op de produktieperiode betrekking hebbende kosten die slechts indirect aan het betrokken produkt kunnen worden toegerekend, aan de vervaardigingskosten worden toegevoegd.
4. Rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering van de produktie van vaste activa mag in de vervaardigingskosten worden opgenomen voor zover zij op de produktieperiode betrekking heeft. In dit geval moet de activering in de toelichting worden vermeld.
Artikel 36
In afwijking van artikel 35, lid 1, sub c) cc), mogen de Lid-Staten beleggingsmaatschappijen in de zin van artikel 5, lid 2, toestaan de waardecorrecties op effecten rechtstreeks met eigen vermogen te compenseren. De desbetreffende bedragen moeten afzonderlijk in de passiva van de balans worden vermeld.
Artikel 37
1. Het bepaalde in artikel 34 is van toepassing op de post „Kosten van onderzoek en ontwikkeling”. De Lid-Staten kunnen echter voor uitzonderingsgevallen afwijkingen van artikel 34, lid 1, sub a), toestaan. In dat geval kunnen zij eveneens voorzien in afwijkingen van artikel 34, lid 1, sub b). Deze afwijkingen moeten in de toelichting worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
2. Het bepaalde in artikel 34, lid 1, sub a), is van toepassing op de post „Goodwill”. De Lid-Staten kunnen vennootschappen evenwel toestaan hun goodwill stelselmatig af te schrijven over een beperkte periode van meer dan vijf jaar, mits deze periode niet langer is dan de gebruiksduur van dit activum, in de toelichting wordt vermeld en naar behoren wordt gemotiveerd.
Artikel 38
Materiële vaste activa en grond- en hulpstoffen die geregeld worden vervangen en welker totaalwaarde voor de onderneming van ondergeschikte betekenis is kunnen tegen constante hoeveelheid en waarde worden opgenomen indien hoeveelheid, waarde en samenstelling dezer activa slechts geringe veranderingen ondergaan.
Artikel 39
1.
a) Vlottende activa worden gewaardeerd tegen aanschaffings- of vervaardigingskosten, onverminderd het bepaalde sub b) en c).
b) Op vlottende activa worden waardecorrecties toegepast ten einde (SIC! teneinde) ze in aanmerking te nemen tegen de lagere marktwaarde of in bijzondere omstandigheden tegen een andere lagere waarde die zij op de balansdatum bezitten.
c) De Lid-Staten kunnen toestaan dat buitengewone waardecorrecties plaatsvinden indien dit op redelijke economische gronden noodzakelijk wordt geoordeeld om te voorkomen dat in de naaste toekomst de aan de betrokken vermogensbestanddelen toegekende waarde ten gevolge van waardeschommelingen moet worden gewijzigd. Het bedrag van deze waardecorrecties moet afzonderlijk in de winst- en verliesrekening of in de toelichting worden vermeld.
d) De waardering tegen de lagere waarde als bedoeld sub b) en c) mag niet worden gehandhaafd wanneer de oorzaken van de waardecorrecties hebben opgehouden te bestaan.
e) Wanneer op vlottende activa louter voor belastingdoeleinden buitengewone waardecorrecties worden toegepast moet het bedrag van de correcties in de toelichting worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
2. De aanschaffings- en vervaardigingskosten worden berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 35, leden 2 en 3. De Lid-Staten kunnen ook artikel 35, lid 4, toepassen. In de vervaardigingskosten mogen geen verkoopkosten worden opgenomen.
Artikel 40
1. De Lid-Staten kunnen toestaan dat de aanschaffings- of vervaardigingskosten van voorraden van goederen van dezelfde soort alsmede van alle vervangbare bestanddelen met inbegrip van effecten, worden berekend op basis van gewogen gemiddelde prijzen of volgens de first in-first out (Fifo) of last in-first out (Lifo) methode dan wel volgens een soortgelijke methode.
2. Wanneer ten gevolge van de toepassing van de in lid 1 genoemde berekeningsmethoden de balanswaardering op de balansdatum aanzienlijk verschilt van de waardering op basis van de laatste vóór de balansdatum bekende marktprijs, moet het totale bedrag van dit verschil per soort in de toelichting worden vermeld.
Artikel 41
1. Wanneer het op een schuld af te lossen bedrag hoger is dan het ontvangen bedrag, mag het verschil worden geactiveerd. Het moet afzonderlijk in de balans of in de toelichting worden vermeld.
2. Van dit verschil moet jaarlijks een redelijk gedeelte worden afgeschreven en het moet uiterlijk ten tijde van de aflossing van de schuld volledig afgeschreven zijn.
Artikel 42
Het bedrag van de voorzieningen mag niet hoger zijn dan noodzakelijk is.
De op de balans onder „Overige voorzieningen” opgenomen voorzieningen moeten in de toelichting worden gespecificeerd voor zover zij van enige betekenis zijn.
AFDELING 7 BIS
Waardering op basis van de waarde in het economisch verkeer
Artikel 42 bis
1. In afwijking van artikel 32 en onder de bij de leden 2 tot en met 4 gestelde voorwaarden moeten de lidstaten voor alle vennootschappen, of bepaalde categorieën van vennoot-schappen, toestaan of voorschrijven dat financiële instrumenten, met inbegrip van afgeleide financiële instrumenten, op basis van de waarde in het economisch verkeer worden gewaardeerd.
Die toelating of dat vereiste kan beperkt worden tot de geconsolideerde jaarrekening in de zin van Richtlijn 83/349/EEG.
2. Voor de toepassing van deze richtlijn worden grondstoffencontracten die ieder van de contractsluitende partijen het recht geven tot afwikkeling in contanten of enig ander financieel instrument, als afgeleide financiële instrumenten beschouwd, behalve wanneer:
a) de contracten gesloten werden en duurzaam dienen voor de verwachte inkoop-, verkoop- of gebruiksbehoeften van de vennootschap;
b) zij bij de totstandkoming voor dat doeleinde werden bestemd; en
c) de afwikkeling naar verwachting zal geschieden door levering van de grondstof.
3. Lid 1 is alleen van toepassing op passiva die:
a) deel uitmaken van de handelsportefeuille; of
b) afgeleide financiële instrumenten zijn.
4. Waardering overeenkomstig lid 1 is niet van toepassing op:
a) tot de vervaldag aangehouden niet-afgeleide financiële instrumenten;
b) door de vennootschap verstrekte leningen, respectievelijk te innen vorderingen die geen deel uitmaken van de handelsportefeuille; en
c) belangen in dochterondernemingen, gelieerde ondernemingen en joint ventures, door de vennootschap uitgegeven eigenvermogensinstrumenten, overeenkomsten die een eventuele inbreng in het kader van een samenwerking tussen bedrijven behelzen, en andere financiële instrumenten met zodanige specifieke kenmerken dat verslaggeving over deze instrumenten volgens de algemeen aanvaarde praktijk op een andere manier moet geschieden dan voor andere financiële instrumenten.
5. In afwijking van artikel 32 kunnen de lidstaten toestaan dat activa of passiva die in aanmerking komen als afgedekte post in een „fair value hedge accounting”-systeem, of welomschreven onderdelen daarvan, gewaardeerd worden op basis van het specifiek uit hoofde van het „hedge accounting”-systeem vereiste bedrag.
Artikel 42 ter
1. De in artikel 42 bis bedoelde waarde in het economisch verkeer wordt bepaald op basis van:
a) een marktwaarde voor de financiële instrumenten waarvoor direct een betrouwbare markt is aan te wijzen. Wanneer de marktwaarde niet dadelijk te bepalen valt voor het instrument zelf maar wel voor de bestanddelen ervan of voor een soortgelijk instrument, mag de marktwaarde uit die van zijn bestanddelen of van het soortgelijk instrument worden afgeleid; of
b) een waarde, verkregen met behulp van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en -technieken voor de instrumenten waarvoor niet direct een betrouwbare markt is aan te wijzen. Dergelijke waarderingsmodellen en -technieken dienen een redelijke benadering van de marktwaarde op te leveren.
2. Financiële instrumenten die niet op betrouwbare wijze kunnen worden gewaardeerd aan de hand van een van de in lid 1 beschreven methoden dienen overeenkomstig de artikelen 34 tot en met 42 te worden gewaardeerd.
Artikel 42 quater
1. Niettegenstaande artikel 31, lid 1, sub c), wordt een verandering in de waarde van een overeenkomstig artikel 42 ter gewaardeerd financieel instrument opgenomen in de winst- en verliesrekening. Een dergelijke verandering wordt evenwel rechtstreeks als eigen vermogen opgenomen in de reserve „waarde in het economisch verkeer” wanneer:
a) het opgenomen instrument een instrument is ter afdekking in het kader van een systeem van „hedge accounting” waarbij dergelijke waardeveranderingen in hun geheel of gedeeltelijk niet in de winst- en verliesrekening hoeven te worden verwerkt; of
b) de waardeverandering verband houdt met een wisselkoersverschil dat zich voordoet in een bedrag dat deel uitmaakt van een netto-investering van een vennootschap in een buitenlandse entiteit.
2. De lidstaten kunnen toestaan of eisen dat een waardeverandering van een verkoopbaar financieel actief dat geen afgeleid financieel instrument is, rechtstreeks als eigen vermogen wordt opgenomen in de reserve „waarde in het economisch verkeer”.
3. De reserve „waarde in het economisch verkeer” wordt aangepast wanneer de gereserveerde bedragen niet meer noodzakelijk zijn voor de toepassing van de leden 1 en 2.
Artikel 42 quinquies
Ingeval financiële instrumenten op basis van de waarde in het economisch verkeer worden gewaardeerd, moet in de toelichting het volgende worden vermeld:
a) de significante hypothesen die aan de waarderingsmodellen en -technieken ten grondslag liggen, indien de waarde in het economisch verkeer overeenkomstig artikel 42 ter, lid 1, sub b), is bepaald;
b) per categorie van financiële instrumenten, de waarde in het economisch verkeer en de waardevermeerderingen en -verminderingen die rechtstreeks in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen evenals veranderingen die in de reserve „waarde in het economisch verkeer” zijn opgenomen;
c) voor elke categorie van afgeleide financiële instrumenten, vermelding van de omvang en de aard van de instrumenten, met opgave van alle significante voorwaarden die op het bedrag, het tijdstip en de zekerheid van toekomstige kasstromen van invloed kunnen zijn; en
d) een overzicht van de verschuivingen gedurende het boekjaar in de reserve „waarde in het economisch verkeer.”
Artikel 42 sexies
In afwijking van artikel 32 kunnen de lidstaten voor alle vennootschappen of bepaalde categorieën vennootschappen toestaan of voorschrijven dat bepaalde andere categorieën activa dan financiële instrumenten worden gewaardeerd op basis van de reële waarde.
Een dergelijke toelating of verplichting kan worden beperkt tot de geconsolideerde jaarrekening in de zin van Richtlijn 83/349/EEG.
Artikel 42 septies
Onverminderd het bepaalde in artikel 31, lid 1, onder c), kunnen de lidstaten voor alle vennootschappen of bepaalde categorieën vennootschappen toestaan of voorschrijven dat, wanneer een activum overeenkomstig artikel 42 sexies wordt gewaardeerd, een verandering in de waarde in de winst-en-verliesrekening wordt opgenomen.
AFDELING 8
Inhoud van de toelichting
Artikel 43
1. In de toelichting moeten, behalve de in andere bepalingen van deze richtlijn voorgeschreven informatie, ten minste de volgende gegevens worden opgenomen:
1) de waarderingsmethoden die voor de verschillende posten van de jaarrekening zijn toegepast, alsmede de methoden die bij de berekening van de waardecorrecties zijn gebruikt. Voor bedragen in de jaarrekening die oorspronkelijk in vreemde valuta zijn of waren uitgedrukt, worden de voor hun omrekening in nationale valuta toegepaste grondslagen vermeld;
2) naam en zetel van de ondernemingen waarin de vennootschap hetzij zelf, hetzij via een persoon die in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap handelt, ten minste een percentage van het kapitaal houdt, dat de Lid-Staten op niet meer dan 20 mogen vaststellen, met opgave van het aandeel in het kapitaal, alsmede van het bedrag van het eigen vermogen en van het resultaat van de betrokken onderneming over het laatste boekjaar waarvoor de rekeningen zijn vastgesteld. Deze gegevens mogen achterwege worden gelaten indien zij, gelet op het doel van artikel 2, lid 3, van te verwaarlozen betekenis zijn. De opgave van het eigen vermogen en van het resultaat mag eveneens achterwege blijven wanneer de betrokken onderneming haar balans niet openbaar maakt en de vennootschap, rechtstreeks of middellijk, minder dan 50 % van het kapitaal van de onderneming houdt;
naam, zetel en rechtsvorm van de ondernemingen waarvan de vennootschap de onbeperkt aansprakelijke vennoot is. Deze gegevens mogen achterwege worden gelaten indien zij, gelet op het doel van artikel 2, lid 3, van te verwaarlozen betekenis zijn.
3) het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke hiervan, de fractiewaarde van de tijdens het boekjaar binnen de grenzen van een maatschappelijk kapitaal geplaatste aandelen, onverminderd het bepaalde betreffende het bedrag van dat kapitaal in artikel 2, lid 1, sub e), van Richtlijn 68/151/EEG en in artikel 2, sub c), van Richtlijn 77/91/EEG;
4) Indien er verschillende soorten aandelen bestaan: het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke hiervan, de fractiewaarde van elke soort;
5) de mededeling of er winstbewijzen, converteerbare obligaties en soortgelijke effecten of rechten bestaan, met opgave van het aantal en de eraan verbonden rechten;
6) het bedrag van de schulden van de vennootschap met een resterende looptijd van meer dan vijf jaar, alsmede het bedrag van alle schulden van de vennootschap waarvoor de vennootschap zakelijke zekerheid heeft gesteld, met opgave van aard en vorm van deze zekerheid. Deze gegevens moeten afzonderlijk worden vermeld voor elk der schuldenposten overeenkomstig de schema's van ►M10 de artikelen 9, 10 en 10 bis; ◄
7) het totaalbedrag der financiële verplichtingen die niet in de balans zijn opgenomen, voor zover opgave daarvan voor de beoordeling van de financiële positie van nut is. Verplichtingen inzake pensioenen en verplichtingen jegens verbonden ondernemingen moeten daarbij afzonderlijk worden vermeld;
8) de netto-omzet in de zin van artikel 28, gesplitst naar categorieën bedrijfsactiviteiten en naar geografische markten, voor zover deze cotegorieën (SIC! categorieën) en markten, vanuit het oogpunt van de organisatie van de verkoop van goederen en de verlening van diensten in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap, onderling aanzienlijke verschillen te zien geven;
9) het gemiddelde personeelsbestand gedurende het boekjaar, gesplitst naar categorieën, alsmede de personeelskosten van het boekjaar, onderverdeeld zoals bepaald in artikel 23, nr. 6, wanneer zij niet afzonderlijk in de winst- en verliesrekening worden opgenomen;
10) de mate waarin de berekening van het resultaat van het boekjaar is beïnvloed door een waardering van de posten die, in afwijking van de beginselen van ►M8 de artikelen 31 en 34 tot en met 42 quater ◄ , tijdens het boekjaar of een vorig boekjaar is toegepast om een verlichting van de fiscale lasten te verkrijgen. Wanneer zulk een waardering een niet te verwaarlozen invloed heeft op in de toekomst te betalen belastingen, moeten hierover gegevens worden verstrekt;
11) het verschil tussen de aan het boekjaar en de vorige boekjaren toegerekende belastingen en de met betrekking tot deze boekjaren betaalde of te betalen belastingen voor zover dit verschil van wezenlijk belang is met het oog op in de toekomst te betalen belastingen. Dit bedrag kan eveneens gecumuleerd op de balans worden opgenomen in een afzonderlijke post die dienovereenkomstig wordt omschreven;
12) het bedrag van de bezoldigingen die voor het boekjaar aan de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen, uit hoofde van hun werkzaamheden zijn toegekend, alsmede de pensioenen die zijn ingegaan en pensioenverplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot leden van die organen. Deze gegevens moeten door middel van een totaalbedrag voor elke genoemde groep worden verstrekt;
13) het bedrag van de aan leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen verleende voorschotten en kredieten, met vermelding van de interestvoet, de belangrijkste voorwaarden en de eventueel afgeloste bedragen, alsmede de ten behoeve van de betrokken personen aangegane garantieverplichtingen van welke aard ook. Deze gegevens moeten door middel van een totaalbedrag voor elke genoemde groep worden verstrekt;
14. Ingeval financiële instrumenten niet overeenkomstig afdeling 7 bis op basis van de waarde in het economisch verkeer zijn gewaardeerd:
a) voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten:
i) de waarde in het economisch verkeer van de instrumenten, indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in artikel 42 ter, lid 1, voorgeschreven methoden;
ii) informatie over de omvang en de aard van de instrumenten; en
b) voor financiële vaste activa als bedoeld in artikel 42 bis, in aanmerking genomen tegen een hoger bedrag dan de waarde in het economisch verkeer en zonder dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van waardecorrecties in de zin van artikel 35, lid 1, sub c), aa):
i) de boekwaarde en de waarde in het economisch verkeer van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa;
ii) de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die ten grondslag liggen aan de overtuiging dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd;
15) afzonderlijk, de tijdens het boekjaar door de wettelijke auditor of het auditkantoor aangerekende totale honoraria voor de wettelijke controle van jaarrekeningen, de totale honoraria voor andere assurance-opdrachten, de totale honoraria voor belastingadviesdiensten en de totale honoraria voor andere niet-controlediensten.
De lidstaten kunnen bepalen dat deze vereiste niet van toepassing is indien de vennootschap is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekeningen die overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG moeten worden opgesteld, mits deze informatie in de toelichting bij de jaarrekeningen wordt vermeld.
2. Tot aan een latere coördinatie behoeven de Lid-Staten de bepalingen van lid 1, punt 2, niet toe te passen op participatie-maatschappijen (SIC! participatiemaatschappijen) in de zin van artikel 5, lid 3.
3. De Lid-Staten kunnen toestaan dat de in lid 1, punt 12, verlangde gegevens niet worden verstrekt wanneer deze gegevens kunnen worden herleid tot een bepaald lid van de genoemde organen.
Artikel 44
1. De lidstaten kunnen toestaan dat de in artikel 11 bedoelde vennootschappen een verkorte toelichting opstellen waarin de in artikel 43, lid 1, punten 5 tot en met 12, punt 14, onder a), en punt 15 genoemde gegevens achterwege worden gelaten. In de toelichting wordt evenwel voor het geheel van de betrokken posten de in artikel 43, lid 1, punt 6, verlangde informatie door middel van een totaalbedrag verstrekt.
2. De Lid-Staten kunnen bovendien toestaan, dat de in lid 1 bedoelde vennootschappen worden ontheven van de verplichting om de in artikel 15, lid 3, onder a), en lid 4, de artikelen 18 en 21, artikel 29, lid 2, artikel 30, tweede alinea, artikel 34, lid 2, artikel 40, lid 2, en artikel 42, tweede alinea, verlangde informatie in de toelichting te verstrekken.
3. Artikel 12 is van toepassing.
Artikel 45
1. De Lid-Staten kunnen toestaan dat de in artikel 43, lid 1, punt 2, verlangde gegevens:
a) worden verstrekt in de vorm van een overzicht dat wordt nedergelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn 68/151/EEG; in de toelichting wordt hiervan melding gemaakt;
b) achterwege worden gelaten indien het vermelden ervan aan een van de in artikel 43, lid 1, punt 2, bedoelde ondernemingen ernstig nadeel kan berokkenen. De Lid-Staten kunnen het achterwege laten van deze gegevens afhankelijk stellen van de toestemming van overheid of rechter. Van het weglaten van deze gegevens moet in de toelichting melding worden gemaakt.
2. Het bepaalde in lid 1, onder b), is ook van toepassing op de in artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde gegevens.
De lidstaten kunnen de in artikel 27 bedoelde vennootschappen toestaan de in artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde gegevens achterwege te laten. De lidstaten kunnen de in artikel 27 bedoelde vennootschappen tevens toestaan de in artikel 43, lid 1, punt 15, genoemde gegevens achterwege te laten, op voorwaarde dat deze gegevens worden verstrekt aan het stelsel van publiek toezicht als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen ( 6 ), indien het stelsel van publiek toezicht hierom verzoekt.
AFDELING 9
Inhoud van het jaarverslag
Artikel 46
1.
a) Het jaarverslag moet ten minste een getrouw overzicht geven van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de vennootschap, alsmede een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden waarmee zij geconfronteerd wordt.
Het overzicht bevat een evenwichtige en volledige analyse van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de vennootschap die in overeenstemming is met de omvang en de complexiteit van dit bedrijf.
b) In de mate waarin zulks noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de vennootschap, omvat de analyse zowel financiële als, waar zulks passend wordt geacht, niet-financiële essentiële prestatie-indicatoren die betrekking hebben op het specifieke bedrijf van de vennootschap, met inbegrip van informatie betreffende milieu- en personeelsaangelegenheden.
c) In deze analyse omvat het jaarverslag, waar zulks passend wordt geacht, verwijzingen naar en aanvullende uitleg betreffende de bedragen in de jaarrekening.
2. Het jaarverslag moet ook informatie bevatten omtrent:
a) de belangrijke gebeurtenissen die na het einde van het boekjaar hebben plaatsgevonden;
b) de verwachte ontwikkeling van de vennootschap;
c) de werkzaamheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling;
d) wat de verkrijging van eigen aandelen betreft, de gegevens als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Richtlijn 77/91/EEG.
e) het bestaan van bijkantoren van de vennootschap;
f) wat betreft het gebruik door de vennootschap van financiële instrumenten en voorzover zulks van betekenis is voor de beoordeling van haar activa, passiva, financiële positie en resultaat,
— de doelstellingen en het beleid van de vennootschap inzake de beheersing van het risico, met inbegrip van haar beleid inzake hedging van alle belangrijke soorten voorgenomen transacties waarvoor hedge accounting wordt toegepast, alsook
— het door de vennootschap gelopen prijsrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, en kasstroomrisico.
3. De Lid-Staten kunnen toestaan dat de in artikel 11 bedoelde vennootschappen geen jaarverslag opstellen mits zij de in artikel 22, lid 2, van Richtlijn 77/91/EEG bedoelde informatie betreffende het verkrijgen van eigen aandelen in de toelichting opnemen.
4. De lidstaten kunnen vennootschappen die onder artikel 27 vallen, voorzover het niet-financiële informatie betreft, vrijstellen van de verplichting in lid 1, onder b), hierboven.
AFDELING 10
Openbaarmaking
Artikel 47
1. De jaarrekening wordt, na overeenkomstig de daarvoor geldende regels te zijn vastgesteld of goedgekeurd, te zamen (SIC! tezamen) met het jaarverslag en het verslag van de met de controle van de jaarrekening belaste persoon openbaar gemaakt op de wijze die in de wetgeving van elke Lid-Staat is vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG.
De Lid-Staten kunnen evenwel in hun wetgeving toestaan dat het jaarverslag niet op de bovenbedoelde wijze openbaar wordt gemaakt. In dat geval wordt het jaarverslag ter beschikking van het publiek gehouden ten kantore van de vennootschap in de betreffende Lid-Staat. ►M1 Op verzoek moet een volledig of gedeeltelijk afschrift kunnen worden verkregen. De prijs van dat afschrift mag niet meer bedragen dan de daaraan verbonden administratieve kosten. ◄
1 bis. De Lid-Staat waaronder de in artikel 1, lid 1, tweede en derde alinea, bedoelde vennootschap (de betrokken vennootschap) valt, kan deze vennootschap ontheffen van de verplichting haar jaarrekening overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG openbaar te maken, mits zij deze jaarrekening op haar kantoor ter beschikking van het publiek houdt, indien:
a) alle onbeperkt aansprakelijke vennoten van de betrokken vennootschap, vennootschappen als bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, zijn naar het recht van andere Lid-Staten dan die waaronder de betrokken vennootschap valt, en geen van deze vennootschappen de jaarrekening van de betrokken vennootschap samen met haar eigen rekening openbaar maakt, of
b) alle onbeperkt aansprakelijke vennoten vennootschappen zijn die niet onder het recht van een Lid-Staat vallen, maar een rechtsvorm hebben die vergelijkbaar is met die welke in Richtlijn 68/151/EEG zijn genoemd.
Op verzoek moet een afschrift van de jaarrekening kunnen worden verkregen. De prijs van dit afschrift mag niet meer bedragen dan de administratieve kosten daarvan. De Lid-Staten stellen passende sancties vast voor het geval dat de in dit artikel bedoelde openbaarmaking wordt nagelaten.
2. In afwijking van lid 1 kunnen de Lid-Staten toestaan dat de in artikel 11 bedoelde vennootschappen
a) een verkorte balans openbaar maken waarin slechts de met letters en romeinse cijfers aangeduide posten uit de artikelen 9 en 10 zijn opgenomen, met afzonderlijke vermelding van de bij de posten D II van de activa en C van de passiva in artikel 9, alsmede bij de post D II in artikel 10 tussen haakjes gevraagde informatie, maar zulks door middel van een totaalbedrag voor elke betrokken post;
b) een verkorte toelichting overeenkomstig artikel 44.
Artikel 12 is van toepassing.
Voorts kunnen de Lid-Staten deze vennootschappen toestaan de winst- en verliesrekening, het jaarverslag en het verslag van de met de controle van de jaarrekening belaste persoon niet openbaar te maken.
3. De Lid-Staten kunnen toestaan dat vennootschappen als bedoeld in artikel 27
a) een verkorte balans openbaar maken waarin slechts de met letters en romeinse cijfers aangeduide posten uit de artikelen 9 en 10 zijn opgenomen, met afzonderlijke vermelding in de balans of in de toelichting van:
— de actiefposten C I 3, C II 1, 2, 3 en 4, C III 1, 2, 3, 4 en 7, D II 2, 3 en 6 en D III 1 en 2 alsmede de passiefposten C 1, 2, 6, 7 en 9 van artikel 9;
— de posten C I 3, C II 1, 2, 3 en 4, C III 1, 2, 3, 4 en 7, D II 2, 3 en 6, D III 1 en 2, F 1, 2, 6, 7 en 9, alsmede I 1, 2, 6, 7 en 9 van artikel 10;
— de bij de posten D II van de activa en C van de passiva in artikel 9 tussen haakjes gevraagde informatie, maar zulks door middel van een totaalbedrag voor alle betrokken posten, en afzonderlijk voor de actiefposten D II 2 en 3 en de passiefposten C 1, 2, 6, 7 en 9;
— de bij post D II van artikel 10 tussen haakjes gevraagde informatie, maar zulks door middel van een totaalbedrag voor alle betrokken posten, en afzonderlijk voor de posten D II 2 en 3;
b) een verkorte toelichting openbaar maken, waarin de in artikel 43, lid 1, punten 5, 6, 8, 10 en 11, genoemde gegevens achterwege zijn gelaten. In de toelichting moet evenwel voor het geheel van de betrokken posten de in artikel 43, lid 1, punt 6, verlangde informatie door middel van een totaalbedrag worden verstrekt.
Dit lid laat de bepalingen van lid 1 betreffende de winst- en verliesrekening, het jaarverslag en het verslag van de met de controle van de jaarrekening belaste persoon, onverlet.
Artikel 12 is van toepassing.
Artikel 48
In alle gevallen waarin de jaarrekening en het jaarverslag in hun geheel openbaar worden gemaakt, moeten zij worden weergegeven in de vorm en met de tekst op basis waarvan de met de controle van de jaarrekening belaste persoon zijn verslag heeft opgesteld. Zij moeten vergezeld gaan van de volledige tekst van de verklaring. ►M10 ————— ◄
Artikel 49
Wordt de jaarrekening niet in haar geheel openbaar gemaakt, dan moet erop worden gewezen dat het om een verkorte versie gaat en moet er worden verwezen naar het register waarbij de jaarrekening overeenkomstig artikel 47, lid 1, is nedergelegd. Wanneer deze nederlegging nog niet heeft plaatsgevonden, moet hiervan melding worden gemaakt. ►M10 De verkorte versie gaat niet vergezeld van het verslag van de met de wettelijke controle belaste persoon of personen (hierna „de externe accountants” genoemd), maar wel moet worden vermeld of de externe accountants een onvoorwaardelijk goedkeurende verklaring, een verklaring met voorbehoud of een afkeurende verklaring hebben afgegeven dan wel geen oordeel hebben kunnen uitspreken. Ook moet worden vermeld of de externe accountants in hun verslag in het bijzonder de aandacht hebben gevestigd op bepaalde aangelegenheden, zonder een verklaring met voorbehoud af te geven. ◄
Artikel 50
Tegelijk met de jaarrekening en op dezelfde wijze moeten openbaar worden gemaakt:
— het voorstel tot bestemming van winst of verwerking van verlies,
— de bestemming van winst of verwerking van verlies,
wanneer deze inlichtingen niet in de jaarrekening worden verstrekt.
Artikel 50 bis
De jaarrekening kan, naast de openbaarmaking in de muntsoort waarin zij is opgesteld, ook openbaar gemaakt worden in ecu (SIC! Ecu), zulks met gebruikmaking van de omrekeningskoers op de balansdatum. Deze koers wordt in de toelichting aangegeven.
AFDELING 11
Controle
Artikel 51
1. De jaarrekening van een vennootschap moet worden gecontroleerd door een persoon (personen) die op grond van Achtste Richtlijn 84/253/EEG van de Raad van 10 april 1984 inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden ( 7 ) door de lidstaten is (zijn) gemachtigd om wettelijke controles te verrichten.
De externe accountants geven tevens een oordeel over de samenhang, of het ontbreken daarvan, tussen het jaarverslag en de jaarrekening voor hetzelfde boekjaar.
2. De Lid-Staten kunnen vennootschappen als bedoeld in artikel 11 van de in lid 1 bedoelde verplichting ontheffen.
Artikel 12 is van toepassing.
3. In het in lid 2 bedoelde geval nemen de Lid-Staten in hun wetgeving passende sancties op voor het geval dat de jaarrekening en het jaarverslag van de betrokken vennootschappen niet overeenkomstig deze richtlijn zijn opgesteld.
AFDELING 12
Slotbepalingen
Artikel 51 bis
1. Het verslag van de externe accountants moet de volgende elementen bevatten:
a) een inleiding, waarin ten minste wordt vermeld op welke jaarrekening de wettelijke controle betrekking heeft en welke de toepasselijke voorschriften voor de financiële verslaglegging zijn;
b) een beschrijving van de reikwijdte van de wettelijke controle, waarin ten minste wordt aangegeven welke standaarden voor de accountantscontrole bij de uitvoering van de wettelijke controle in acht zijn genomen;
c) een verklaring, waarin de externe accountants duidelijk vermelden of de jaarrekening een getrouw beeld geeft overeenkomstig de toepasselijke voorschriften voor de financiële verslaglegging en, in voorkomend geval, of de jaarrekening aan de wettelijke vereisten voldoet; de verklaring kan de vorm aannemen van een onvoorwaardelijk goedkeurende verklaring, een verklaring met voorbehoud, een afkeurende verklaring of, indien de externe accountants geen oordeel kunnen uitspreken, een verklaring van oordeelsonthouding;
d) een verwijzing naar bepaalde aangelegenheden waarop de externe accountants in het bijzonder de aandacht vestigen zonder een verklaring met voorbehoud af te geven;
e) een oordeel over de samenhang, of het ontbreken daarvan, tussen het jaarverslag en de jaarrekening voor hetzelfde boekjaar.
2. Het verslag wordt door de externe accountants ondertekend en gedagtekend.
Artikel 52
1. Bij de Commissie wordt een Contactcomité ingesteld dat tot taak heeft:
a) onverminderd het bepaalde in de artikelen 169 en 170 van het Verdrag een geharmoniseerde toepassing van de richtlijn te bevorderen door regelmatig overleg over met name de concrete problemen die zich bij de toepassing daarvan voordoen;
b) zo nodig de Commissie van advies te dienen inzake aanvullingen op of wijzigingen in deze richtlijn.
2. Het Contactcomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie. Het voorzitterschap berust bij een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat wordt verzorgd door de diensten van de Commissie.
3. Het Contactcomité wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van een van de leden.
Artikel 53
▼M10 —————
2. De Raad gaat om de vijf jaar op voorstel van de Commissie over tot onderzoek naar, en in voorkomend geval, tot herziening van de in de richtlijn genoemde in Europese rekeneenheden uitgedrukte bedragen, rekening houdend met de economische en monetaire ontwikkeling in de Gemeenschap.
Artikel 53 bis
De lidstaten mogen de ontheffingen waarin de artikelen 11, 27, 46, 47 en 51 voorzien, niet toestaan aan vennootschappen waarvan de effecten in een lidstaat zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 1, punt 13, van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten ( 8 ).
▼M3 —————
Artikel 55
1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen twee jaar na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2. De Lid-Staten kunnen bepalen dat lid 1 pas achttien maanden na afloop van de in dat lid genoemde termijn van toepassing is.
Deze termijn van achttien maanden kan evenwel op vijf jaar worden gebracht:
a) voor de „unregistered companies” in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland;
b) voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 en 23 tot en met 26 betreffende de schema's voor de balans en de winst- en verliesrekening, wanneer een Lid-Staat binnen de drie jaar voorafgaand aan de kennisgeving van deze richtlijn andere schema's voor die stukken heeft ingevoerd;
c) voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op het berekenen en het in de balans opnemen van afschrijvingen op vermogensbestanddelen van de actiefposten C II 2 en 3 in artikel 9, en van de posten C II 2 en 3 in artikel 10;
d) voor de toepassing van artikel 47, lid 1, van deze richtlijn uitgezonderd voor de vennootschappen die krachtens artikel 2, lid 1, sub f), van Richtlijn 68/151/EEG aan de verplichting tot openbaarmaking moeten voldoen. In dat geval is artikel 47, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn van toepassing op de jaarrekening en op het verslag van de met de controle op de jaarrekening belaste persoon;
e) voor de toepassing van artikel 51, lid 1, van deze richtlijn.
De termijn van achttien maanden kan bovendien op acht jaar worden gebracht voor scheepvaartmaatschappijen die hoofdzakelijk de scheepvaart ten doel hebben en die reeds bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde voorschriften.
3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mee van de voornaamste bepalingen van intern recht, die zij vaststellen op het door deze richtlijn bestreken gebied.
Artikel 56
1. De verplichting om de in ►M10 de artikelen 9, 10, 10 bis ◄ en 23 tot en met 26 genoemde posten betreffende verbonden ondernemingen in de zin van artikel 41 van Richtlijn 83/349/EEG in de jaarrekening op te nemen, alsmede de verplichting om over verbonden ondernemingen informatie te verstrekken overeenkomstig artikel 13, lid 2, artikel 14 en artikel 43, lid 1, nr. 7, worden van kracht met ingang van de in artikel 49, lid 2 van voornoemde richtlijn vermelde datum.
2. In de toelichting moeten voorts worden vermeld:
a) naam en zetel van de onderneming die de geconsolideerde jaarrekening opstelt van het grootste geheel van ondernemingen waarvan de vennootschap als dochteronderneming deel uitmaakt;
b) naam en zetel van de onderneming die de geconsolideerde jaarrekening opstelt van het kleinste geheel van ondernemingen dat is opgenomen in het sub a) bedoelde geheel van ondernemingen waarvan de vennootschap als dochteronderneming deel uitmaakt;
c) de plaats waar de sub a) en b) bedoelde geconsolideerde jaarrekeningen verkrijgbaar zijn moet worden vermeld, tenzij zij niet voor het publiek beschikbaar zijn.
Artikel 57
Onverminderd de Richtlijnen 68/151/EEG en 77/91/EEG, behoeven de Lid-Staten de voorschriften van deze richtlijn betreffende de inhoud, de controle en de openbaarmaking van de jaarrekening niet toe te passen op onder hun nationale recht vallende vennootschappen die dochteronderneming zijn in de zin van Richtlijn 83/349/EEG, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de moederonderneming valt onder het recht van een Lid-Staat;
b) alle aandeelhouders van de dochteronderneming hebben zich akkoord verklaard met de bovengenoemde vrijstelling; deze verklaring is voor ieder boekjaar vereist;
c) de moederonderneming heeft zich garant verklaard voor de door de dochteronderneming aangegane verplichtingen;
d) de verklaringen sub b) en c) worden door de dochteronderneming openbaar gemaakt op de wijze die in de wetgeving van de Lid-Staat overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG is voorgeschreven;
e) de dochteronderneming wordt opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening die door de moederonderneming overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG wordt opgesteld;
f) van de sub b) bedoelde vrijstelling wordt melding gemaakt in de toelichting op de door de moederonderneming opgestelde geconsolideerde jaarrekening;
g) de sub e) bedoelde geconsolideerde jaarrekening, het geconsolideerde jaarverslag en het verslag van de met de controle van deze jaarrekening belaste persoon worden door de dochteronderneming openbaar gemaakt op de wijze die in de wetgeving van de Lid-Staat overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG is voorgeschreven.
Artikel 57 bis
1. De Lid-Staten kunnen eisen dat onder hun wetgeving vallende vennootschappen als bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, die onbeperkt aansprakelijke vennoot zijn van enige in artikel 1, lid 1, tweede en derde alinea, bedoelde vennootschap (de betrokken vennootschap), samen met hun eigen jaarrekening ook de jaarrekening van de betrokken vennootschap overeenkomstig deze richtlijn opstellen, laten controleren en openbaar maken.
In dit geval zijn de voorschriften van deze richtlijn niet van toepassing op de betrokken vennootschap.
2. De Lid-Staten behoeven de voorschriften van deze richtlijn niet toe te passen op de betrokken vennootschap indien:
a) de jaarrekening van deze vennootschap overeenkomstig deze richtlijn wordt opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt door een vennootschap als bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, die onbeperkt aansprakelijke vennoot is van de betrokken vennootschap en onder het recht van een andere Lid-Staat valt;
b) de betrokken vennootschap wordt opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening die overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG is opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt door een onbeperkt aansprakelijke vennoot, of wanneer de betrokken vennootschap is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van een groter geheel van ondernemingen, welke overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG is opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt door een moederonderneming die onder het recht van een Lid-Staat valt. Deze ontheffing dient te worden vermeld in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
3. In deze gevallen dient de betrokken vennootschap aan iedereen die daarom vraagt de naam mee te delen van de vennootschap die de jaarrekening openbaar maakt.
Artikel 58
De Lid-Staten behoeven de voorschriften van deze richtlijn betreffende de controle en de openbaarmaking van de winst- en verliesrekening niet toe te passen op onder hun nationale recht vallende vennootschappen die moederonderneming zijn in de zin van Richtlijn 83/349/EEG indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de moederonderneming stelt een geconsolideerde jaarrekening op overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG en wordt in de geconsolideerde rekening opgenomen;
b) de hierboven bedoelde vrijstelling wordt vermeld in de toelichting op de jaarrekening van de moederonderneming;
c) de hierboven bedoelde ontheffing wordt vermeld in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening die de moederonderneming opstelt;
d) het resultaat van het boekjaar van de moederonderneming, berekend overeenkomstig deze richtlijn, wordt vermeld in de balans van de moederonderneming.
Artikel 59
1. De Lid-Staten kunnen toestaan of voorschrijven dat deelnemingen in de zin van artikel 17 in het kapitaal van ondernemingen, waarin invloed van betekenis wordt uitgeoefend op het bestuur en het financiële beleid, in de balans worden opgenomen overeenkomstig de leden 2 tot en met 9, als afzonderlijk onderdeel van de posten „Aandelen in verbonden ondernemingen”en „Deelnemingen”, naargelang van het geval. Vermoed wordt dat een onderneming invloed van betekenis uitoefent in een andere onderneming, wanneer de eerste onderneming 20 % of meer van de stemrechten van de aandeelhouders van de laatste onderneming bezit. Artikel 2 van Richtlijn 83/349/EEG is van toepassing.
2. Wanneer dit artikel voor het eerst wordt toegepast op een in lid 1 bedoelde deelneming, wordt deze in de balans opgenomen:
a) hetzij tegen de overeenkomstig ►M8 de afdelingen 7 of 7 bis ◄ bepaalde boekwaarde. Het verschil tussen deze waarde en het bedrag dat overeenkomt met het deel van het eigen vermogen dat deze deelneming belichaamt, wordt afzonderlijk op de balans of in de toelichting vermeld. Dit verschil wordt berekend per de datum waarop deze methode voor het eerst wordt toegepast;
b) hetzij voor het bedrag dat overeenkomt met het deel van het eigen vermogen dat deze deelneming belichaamt. Het verschil tussen dit bedrag en de overeenkomstig ►M8 de afdelingen 7 of 7 bis ◄ bepaalde boekwaarde, wordt afzonderlijk op de balans of in de toelichting vermeldt. Dit verschil wordt berekend per de datum waarop deze methode voor het eerst wordt toegepast.
c) De Lid-Staten kunnen de toepassing voorschrijven van hetzij het bepaalde sub a) hetzij het bepaalde sub b). In de balans of de toelichting moet worden vermeld of het bepaalde sub a) danwel sub b) is toegepast.
d) Bovendien kunnen de Lid-Staten voor de toepassing van het sub a) of b) bepaalde, voorschrijven of toestaan dat het verschil wordt berekend per de datum van verkrijging van de in lid 1 bedoelde deelneming of, bij verkrijging op verschillende data, per de datum waarop de aandelen een deelneming in de zin van lid 1 zijn geworden.
3. Wanneer activa of passiva van de onderneming waarin een deelneming in de zin van lid 1 wordt gehouden, volgens andere methoden zijn gewaardeerd dan die welke zijn gebruikt door de vennootschap die haar jaarrekening opstelt, kunnen zij voor de berekening van het in lid 2, sub a) of lid 2, sub b), bedoelde verschil opnieuw worden gewaardeerd volgens de door de vennootschap bij het opstellen van haar jaarrekening gehanteerde methoden. Wanneer niet opnieuw is gewaardeerd, moet zulks in de toelichting worden vermeld. De Lid-Staten kunnen tot opnieuw waarderen verplichten.
4. De in lid 2, sub a), bedoelde boekwaarde of het in lid 2, sub b), bedoelde bedrag dat overeenkomt met het deel van het eigen vermogen, wordt verhoogd of verminderd met het bedrag van de tijdens het boekjaar opgetreden waardeverandering van het deel van het eigen vermogen dat deze deelneming belichaamt; dit bedrag wordt verminderd met het bedrag van de op deze deelneming uitgekeerde dividenden.
5. Voor zover een in lid 2, sub a) of sub b) bedoeld positief verschil niet kan worden toegerekend aan een categorie activa of passiva, wordt het behandeld volgens de regels die gelden voor de post „goodwill”.
6.
a) Het deel van het resultaat dat kan worden toegerekend aan de in lid 1 bedoelde deelnemingen, wordt vermeld in de winst- en verliesrekening onder een afzonderlijke post die dienovereenkomstig wordt omschreven.
b) Wanneer dit bedrag groter is dan het bedrag van de dividenden die reeds zijn ontvangen of opeisbaar zijn, moet het bedrag van het verschil worden opgenomen in een reserve die niet aan de aandeelhouders mag worden uitgekeerd.
c) De Lid-Staten kunnen toestaan of voorschrijven dat het deel van het resultaat dat kan worden toegerekend aan de in lid 1 bedoelde deelnemingen, slechts wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening voor zover dat deel overeenkomt met dividenden die reeds zijn ontvangen of opeisbaar zijn.
7. De in artikel 26, lid 1, sub c), van Richtlijn 83/349/EEG bedoelde winsten en verliezen vallen weg voor zover de desbetreffende gegevens bekend of toegankelijk zijn. Artikel 26, lid 2 en lid 3 van die richtlijn, is van toepassing.
8. Wanneer een onderneming waarin een deelneming in de zin van lid 1 wordt gehouden, een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zijn de bepalingen van de voorgaande leden van toepassing op het in deze geconsolideerde jaarrekening vermelde eigen vermogen.
9. Dit artikel behoeft niet te worden toegepast wanneer de in lid 1 bedoelde deelnemingen, gelet op de doelstelling van artikel 2, lid 3, slechts van te verwaarlozen belang zijn.
Artikel 60
Tot aan een latere coördinatie kunnen de Lid-Staten bepalen dat de waardering van de waarden waarin beleggingsmaatschappijen in de zin van artikel 5, lid 2, hun middelen hebben belegd, geschiedt ►M10 op basis van de waarde in het economisch verkeer ◄ .
In dat geval kunnen de Lid-Staten tevens de beleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal ontheffen van de verplichting om de in artikel 36 genoemde bedragen van de waardecorrecties afzonderlijk te vermelden.
Artikel 61
De Lid-Staten behoeven de voorschriften van artikel 43, lid 1, punt 2, betreffende de omvang van het eigen vermogen en van het resultaat van de betrokken ondernemingen niet toe te passen op een onder hun nationale recht vallende vennootschap die een moederonderneming is in de zin van Richtlijn 83/349/EEG:
a) indien de betrokken ondernemingen zijn opgenomen in de door deze moederonderneming opgestelde geconsolideerde jaarrekening of in de geconsolideerde jaarrekening van een groter geheel van ondernemingen als bedoeld in artikel 7, lid 2 van Richtlijn 83/349/EEG, of
b) indien deze moederonderneming de rechten in het kapitaal van die ondernemingen in haar jaarrekening verantwoordt overeenkomstig artikel 59, of in de door haar opgestelde geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 83/349/EEG.
Artikel 61 bis
Uiterlijk op 1 januari 2007 toetst de Commissie de bepalingen in ►M10 de artikelen 42 bis tot en met 42 septies ◄ , artikel 43, lid 1, punten 10 en 14, artikel 44, lid 1, artikel 46, lid 2, sub f), en artikel 59, lid 2, sub a) en b), aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bepalingen inzake de waarderingsmethode gebaseerd op de waarde in het economisch verkeer, rekening houdend met de internationale ontwikkelingen op het gebied van de jaarverslaggeving en dient zij in voorkomend geval bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in tot wijziging van bovengenoemde artikelen.
Artikel 62
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
( 1 ) PB nr. C 129 van 11. 12. 1972, blz. 38.
( 2 ) PB nr. C 39 van 7. 6. 1973, blz. 31.
( 3 ) PB nr. L 65 van 11. 3. 1968, blz. 8.
( 4 ) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).
( 5 ) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 1.
( 6 ) PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.
( 7 ) PB L 126 van 12.5.1984, blz. 20.
( 8 ) PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).