1977L0540 — NL — 01.07.2013 — 008.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 28 juni 1977

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende parkeerlichten van motorvoertuigen

(77/540/EEG)

(PB L 220, 29.8.1977, p.83)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

RICHTLIJN VAN DE RAAD 87/354/EEG van 25 juni 1987

  L 192

43

11.7.1987

►M2

RICHTLIJN 1999/16/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 16 maart 1999

  L 97

33

12.4.1999

►M3

RICHTLIJN 2006/96/EG VAN DE RAAD van 20 november 2006

  L 363

81

20.12.2006

►M4

RICHTLIJN 2013/15/EU VAN DE RAAD van 13 mei 2013

  L 158

172

10.6.2013


Gewijzigd bij:

 A1

  L 291

17

19.11.1979

 A2

  L 302

23

15.11.1985

 A3

  C 241

21

29.8.1994

 

  L 001

1

..

►A4

  L 236

33

23.9.2003


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 284, 10.10.1978, blz. 12  (1977/540)




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 28 juni 1977

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende parkeerlichten van motorvoertuigen

(77/540/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen, onder meer betrekking hebben op parkeerlichten;

Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen, hetzij ter aanvulling, hetzij in de plaats van hun huidige regelingen, met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de EEG-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 );

Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 76/756/EEG ( 4 ) de gemeenschappelijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan heeft vastgesteld;

Overwegende dat elke Lid-Staat, op grond van een geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voor parkeerlichten, in staat is te constateren of de gemeenschappelijke constructie- en beproevingsvoorschriften worden nageleefd, en de andere Lid-Staten van het geconstateerde in kennis te stellen door het toezenden van een afschrift van het goedkeuringsformulier dat voor elk type parkeerlicht wordt opgesteld; dat het aanbrengen van een EEG-goedkeuringsmerk op alle inrichtingen, die in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn gefabriceerd, een technische controle van deze inrichtingen in de andere Lid-Staten overbodig maakt;

Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen, die door elk van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften wordt uitgevoerd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

▼M2

1.  Iedere lidstaat verleent de EG-typegoedkeuring als onderdeel voor elk type parkeerlicht dat voldoet aan de constructie- en beproevingsvoorschriften die in de desbetreffende bijlagen zijn opgenomen.

▼B

2.  De Lid-Staat die de EEG-goedkeuring heeft verleend, treft de nodige maatregelen, om zo nodig in samenwerking met de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten, voor zover noodzakelijk te controleren of de produktie in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Deze controle beperkt zich tot steekproeven.

Artikel 2

▼M2

De lidstaten kennen de fabrikant een EG-typegoedkeuringsmerkteken toe overeenkomstig het in bijlage I, aanhangsel 3, vastgestelde model, voor elk type parkeerlicht dat door hen krachtens artikel 1 wordt goedgekeurd.

▼B

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen, ten einde te voorkomen dat merken worden gebruikt waardoor verwarring kan ontstaan tussen parkeerlichten van een krachtens artikel 1 goedgekeurd type en andere inrichtingen.

Artikel 3

1.  De Lid-Staten mogen het op de markt brengen van parkeerlichten, voorzien van het EEG-goedkeuringsmerk, niet verbieden om redenen die verband houden met hun constructie of werking.

2.  Een Lid-Staat mag echter het op de markt brengen van parkeerlichten, voorzien van het EEG-goedkeuringsmerk, verbieden wanneer deze systematisch niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

Deze Lid-Staat brengt de genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de andere Lid-Staten en de Commissie, met opgave van de redenen van zijn beslissing.

▼M2

Artikel 4

De bevoegde instanties van de lidstaten stellen elkaar volgens de procedure van artikel 4, lid 6, van Richtlijn 70/156/EEG in kennis van elke goedkeuring die zij overeenkomstig deze richtlijn hebben verleend, geweigerd of ingetrokken.

▼B

Artikel 5

1.  Indien de Lid-Staat die de EEG-goedkeuring heeft verleend, constateert dat verscheidene parkeerlichten, voorzien van hetzelfde EEG-goedkeuringsmerk, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de produktie met het goedgekeurde type te waarborgen. De bevoegde instanties van deze Lid-Staat stellen de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen, die, wanneer er systematisch gebrek aan overeenstemming is, zelfs intrekking van de EEG-goedkeuring kunnen inhouden. Deze instanties nemen dezelfde maatregelen, wanneer zij door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat van een dergelijk gebrek aan overeenstemming in kennis worden gesteld.

2.  De bevoegde instanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een verleende EEG-goedkeuring en van de beweegredenen daarvoor.

Artikel 6

Elke beslissing houdende weigering of intrekking van de goedkeuring, dan wel verbod van het op de markt brengen of het gebruik, genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende met opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Artikel 7

De Lid-Staten mogen de EEG-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de parkeerlichten, indien deze van het EEG-goedkeuringsmerk zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn aangebracht.

Artikel 8

De Lid-Staten mogen de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de parkeerlichten, indien deze van het EEG-goedkeuringsmerk zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn aangebracht.

▼M2

Artikel 9

Onder „voertuig” wordt in deze richtlijn verstaan, ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig, met of zonder carrosserie, op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen en van land- of bosbouwtrekkers en alle mobiele machines.

▼B

Artikel 10

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 11

1.  De Lid-Staten stellen de nodige bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen in werking binnen achttien maanden na de kennisgeving van de richtlijn en stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2.  De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de Commissie in kennis wordt gesteld van de tekst van de belangrijke bepalingen van nationaal recht, die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

▼M2




LIJST VAN BIJLAGEN



BIJLAGE I:

Administratieve bepalingen voor de typegoedkeuring

Aanhangsel 1:

Inlichtingenformulier

Aanhangsel 2:

EG-typegoedkeuringsformulier

Aanhangsel 3:

Voorbeelden van het EG-typegoedkeuringsmerk voor een type onderdeel

BIJLAGE II:

Technische voorschriften




BIJLAGE I

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING

1.   AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE

1.1.

De aanvraag van EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een type parkeerlicht als onderdeel wordt ingediend door de fabrikant.

1.2.

Een model van het inlichtingenformulier is opgenomen in aanhangsel 1.

1.3.

Het volgende moet ter beschikking worden gesteld aan de voor de uitvoering van de goedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst:

1.3.1. twee exemplaren, voorzien van de aanbevolen lamp of lampen; indien de parkeerlichten van dien aard zijn dat zij slechts aan één kant van het voertuig kunnen worden gemonteerd, mogen de exemplaren identiek zijn en geschikt om alleen aan de rechter- of alleen aan de linkerkant te worden gemonteerd.

2.   MERKTEKENS

2.1.

De inrichtingen die voor EG-typegoedkeuring als onderdeel worden aangeboden, moeten voorzien zijn van het volgende:

2.1.1. het merk of de handelsnaam van de fabrikant;

2.1.2. in geval van lichten met vervangbare lichtbronnen: het (de) type(n) van de voorgeschreven gloeilampen;

2.1.3. in geval van lichten met niet-vervangbare lichtbronnen: de nominale spanning en het nominaal vermogen.

2.2.

Deze merktekens moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op het lichtdoorlatende gedeelte of een van de lichtdoorlatende gedeelten van de inrichting zijn aangebracht. Zij moeten van buitenaf zichtbaar zijn wanneer de inrichting op het voertuig is gemonteerd.

2.3.

Elke inrichting moet voldoende ruimte bieden voor het goedkeuringsmerk. Deze ruimte moet op de in aanhangsel 1 genoemde tekeningen worden aangegeven.

3.   VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

3.1. Indien aan de terzake dienende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG verleend.

3.2. Een model van het EG-typegoedkeuringsformulier is opgenomen in aanhangsel 2.

3.3. Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd type parkeerlicht te worden toegekend. Dezelfde lidstaat mag niet hetzelfde nummer aan een ander type parkeerlicht toekennen.

3.4. Wanneer EG-typegoedkeuring wordt aangevraagd voor een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een parkeerlicht en andere lichten, mag één EG-typegoedkeuringsnummer worden toegekend, op voorwaarde dat het parkeerlicht voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn en dat alle andere lichten die deel uitmaken van de verlichtings- en lichtsignaalinrichting waarvoor EG-goedkeuring is aangevraagd, voldoen aan de daarop van toepassing zijnde bijzondere richtlijn.

4.   EG-GOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

4.1.

Behalve de in punt 2.1 genoemde merktekens moet ieder parkeerlicht, dat overeenkomt met een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type, voorzien zijn van een EG-typegoedkeuringsmerk.

4.2.

Dit merk bestaat uit:

4.2.1. een rechthoek met daarin de kleine letter „e”, gevolgd door het kengetal of de kenletters van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend:

1

voor Duitsland

2

voor Frankrijk

3

voor Italië

4

voor Nederland

5

voor Zweden

6

voor België

▼A4

7

voor Hongarije

8

voor Tsjechië

▼M2

9

voor Spanje

11

voor het Verenigd Koninkrijk

12

voor Ostenrijk

13

voor Luxemburg

17

voor Finland

18

voor Denemarken

▼M3

19

voor Roemenië

▼A4

20

voor Polen

▼M2

21

voor Portugal

23

voor Griekenland

▼M4

25

voor Kroatië

▼A4

26

voor Slovenië

27

voor Slowakije

29

voor Estland

32

voor Letland

▼M3

34

voor Bulgarije

▼A4

36

voor Litouwen

CY

voor Cyprus

▼M2

IRL

voor Ierland;

▼A4

MT

voor Malta;

▼M2

4.2.2. nabij de rechthoek, het „basisgoedkeuringsnummer”, opgenomen in deel 4 van het in bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG bedoelde goedkeuringsnummer, voorafgegaan door twee cijfers die het volgnummer vormen, dat is toegekend aan de meest recente ingrijpende technische wijziging van Richtlijn 77/540/EEG op de dag waarop de EG-typegoedkeuring is verleend. Het volgnummer van deze richtlijn is 00;

4.2.3. wanneer een licht oranje licht naar voren en naar achteren uitstraalt, moet het licht van een merkteken in de vorm van een pijl die de richting aangeeft, zijn voorzien, waarbij de pijl naar de voorzijde van het voertuig wijst.

4.3.

Het EG-typegoedkeuringsmerk moet zodanig op het glas of op een van de glazen van het licht worden aangebracht dat het onuitwisbaar en goed leesbaar is, ook wanneer de lichten op het vaartuig zijn gemonteerd.

4.4.

Voorbeelden van het EG-typegoedkeuringsmerk voor een type onderdeel zijn afgebeeld in figuur 1 van aanhangsel 3.

4.5.

Wanneer overeenkomstig punt 3.4 één EG-typegoedkeuringsnummer aan een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een parkeerlicht en andere lichten is toegekend, mag één EG-typegoedkeuringsmerk worden aangebracht, bestaande uit:

4.5.1. een rechthoek met daarin de letter „e”, gevolgd door het kengetal of de kenletter van de lidstaat die de typegoedkeuring heeft verleend (zie punt 4.2.1);

4.5.2. het basisgoedkeuringsnummer (zie punt 4.2.2, eerste helft van de zin);

4.5.3. indien nodig, de voorgeschreven pijl, voorzover deze betrekking heeft op de gehele verlichtingseenheid.

4.6.

Dit merk mag op een willekeurige plaats op het gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde licht worden aangebracht, mits:

4.6.1. het zichtbaar is na montage van de lichten;

4.6.2. geen licht-uitstralende onderdelen van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten kunnen worden verwijderd zonder tegelijkertijd het goedkeuringsmerk te verwijderen.

4.7.

Het identificatiesymbool voor elk licht overeenkomstig elke richtlijn krachtens welke de EG-typegoedkeuring als onderdeel werd verleend, tezamen met het volgnummer (zie punt 4.2.2, tweede helft van de zin) en in voorkomend geval de letter „D” en de voorgeschreven pijl moeten worden aangebracht:

4.7.1. hetzij op het desbetreffende uitvalsvlak van het licht;

4.7.2. hetzij op zodanige wijze gegroepeerd dat de gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten duidelijk kunnen worden geïdentificeerd.

4.8.

De afmetingen van de onderdelen van dit merk mogen niet kleiner zijn dan de minimumafmetingen die zijn aangegeven voor de afzonderlijke merken in de verschillende richtlijnen krachtens welke de EG-typeonderdeelgoedkeuring werd verleend.

5.   WIJZIGING VAN HET TYPE EN WIJZIGING VAN DE GOEDKEURING

5.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

6.   OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

6.1. Normaliter dienen er maatregelen te worden genomen overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG om te zorgen voor de overeenstemming van de productie.

6.2. Alle parkeerlichten moeten voldoen aan de in deze richtlijn vastgelegde fotometrische eisen ( 5 ). Bij een willekeurig uit een in serie geproduceerde partij geselecteerd parkeerlicht moeten de resultaten ten aanzien van de minimumintensiteit van het uitgestraalde licht (gemeten met een standaardgloeilamp als bedoeld in punt 8 (5) ), in elke richting echter beperkt zijn tot 80 % van de in de punten 7.1 en 7.2 voorgeschreven minimumwaarden (5) . De voorgeschreven waarden mogen onder dezelfde omstandigheden met 20 % worden overschreden.




Aanhangsel 1

image

image




Aanhangsel 2

image

image




Aanhangsel 3

VOORBEELDEN VAN HET EG-TYPEGOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

image

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-typegoedkeuringsmerk is een parkeerlicht, dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) overeenkomstig deze richtlijn (00) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.




BIJLAGE II

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2, 6 t/m 9 en de bijlagen 3 tot en met 5 van VN-ECE-reglement nr. 77 dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 het reglement in de oorspronkelijke vorm (00) ( 6 );

 de supplementen 1 en 2 op reglement nr. 77, met inbegrip van de wijzigingen ( 7 );

 supplement 3 op reglement nr. 77 ( 8 );

 supplement 4 op reglement nr. 77 ( 9 ),

behalve dat:

1.1.

wanneer naar „reglement nr. 48” wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als „Richtlijn 76/756/EEG”;

1.2.

wanneer naar „reglement nr. 37” wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als „bijlage VII bij Richtlijn 76/761/EEG”.



( 1 ) PB nr. C 118 van 16. 5. 1977, blz. 29.

( 2 ) PB nr. C 114 van 11. 5. 1977, blz. 4.

( 3 ) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

( 4 ) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 1.

( 5 ) Van de in punt 1 van bijlage II van deze richtlijn genoemde documenten.

(

6



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 76. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

7



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 76/Amend. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

8



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 76/Amend. 2. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 9 ) TRANS/WP.29/530.