1969L0169 — NL — 29.12.2005 — 017.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 28 mei 1969

inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer

(69/169/EEG)

(PB L 133, 4.6.1969, p.6)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

TWEEDE RICHTLIJN VAN DE RAAD 72/230/EEG van 12 juni 1972

  L 139

28

17.6.1972

►M2

DERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD 78/1032/EEG van 19 december 1978

  L 366

28

28.12.1978

►M3

VIERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD 78/1033/EEG van 19 december 1978

  L 366

31

28.12.1978

 M4

RICHTLIJN VAN DE RAAD 81/933/EEG van 17 november 1981

  L 338

24

25.11.1981

►M5

RICHTLIJN VAN DE RAAD 82/443/EEG van 29 juni 1982

  L 206

35

14.7.1982

 M6

RICHTLIJN VAN DE RAAD 84/231/EEG van 30 april 1984

  L 117

42

3.5.1984

►M7

RICHTLIJN VAN DE RAAD 85/348/EEG van 8 juli 1985

  L 183

24

16.7.1985

 M8

RICHTLIJN VAN DE RAAD 87/198/EEG van 16 maart 1987

  L 78

53

20.3.1987

►M9

RICHTLIJN VAN DE RAAD 88/664/EEG van 21 december 1988

  L 382

41

31.12.1988

 M10

RICHTLIJN VAN DE RAAD 89/194/EEG van 13 maart 1989

  L 73

47

17.3.1989

►M11

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE 89/220/EEG van 7 maart 1989

  L 92

15

5.4.1989

►M12

RICHTLIJN VAN DE RAAD 91/191/EEG van 27 maart 1991

  L 94

24

16.4.1991

►M13

RICHTLIJN VAN DE RAAD 91/673/EEG van 19 december 1991

  L 373

33

31.12.1991

►M14

RICHTLIJN 92/111/EEG VAN DE RAAD van 14 december 1992

  L 384

47

30.12.1992

►M15

RICHTLIJN 94/4/EG VAN DE RAAD van 14 februari 1994

  L 60

14

3.3.1994

 M16

RICHTLIJN 2000/47/EG VAN DE RAAD van 20 juli 2000

  L 193

73

29.7.2000

►M17

RICHTLIJN 2005/93/EG VAN DE RAAD van 21 december 2005

  L 346

16

29.12.2005



NB: Deze geconsolideerde versie bevat referenties naar de Europese rekeneenheid en/of ecu. Vanaf 1 januari 1999 moeten beide worden gelezen als referentie naar de euro — Verordening (EEG) nr. 3308/80 van de Raad (PB L 345 van 20.12.1980, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1).




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 28 mei 1969

inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer

(69/169/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat het, ondanks de totstandkoming van de douane-unie, welke in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten de afschaffing met zich bracht van de douanerechten en van het merendeel der heffingen van gelijke werking, noodzakelijk is, in afwachting van een verdergaande harmonisatie der indirecte belastingen, in dit handelsverkeer de belastingheffing bij invoer en het ontheffen van belasting bij uitvoer, te handhaven;

Overwegende dat het wenselijk is dat de bevolking der Lid-Staten zelfs vóór deze harmonisatie, zich meer bewust wordt van de realiteit van de gemeenschappelijke markt en dat te dien einde maatregelen worden genomen om in het reizigersverkeer tussen de Lid-Staten de regeling voor de belastingheffing bij invoer verder te liberaliseren; dat leden van het Europese Parlement herhaaldelijk op deze maatregelen hebben aangedrongen;

Overwegende dat dergelijke verlichtingen voor het reizigersverkeer een verdere stap vormen naar de onderlinge openstelling van de markten der Lid-Staten en naar het scheppen van omstandigheden welke analoog zijn aan die van een binnenlandse markt;

Overwegende dat deze verlichtingen beperkt moeten blijven tot de niet-commerciële invoer van goederen door reizigers; dat deze goederen in de regel in het land van herkomst (land van uitreis) slechts inclusief belasting kunnen worden verworven, zodat het door het land van inreis afzien — binnen de gestelde grenzen — van de heffing van omzetbelasting en accijnzen bij invoer, vermijdt dat dubbele belastingheffing plaatsvindt, zonder dat zulks ertoe leidt dat geen belasting wordt geheven;

Overwegende dat een communautaire regeling inzake verlichting van belastingen bij invoer ook in het reizigersverkeer tussen derde landen en de Gemeenschap noodzakelijk is,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

▼M3

1.  Goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van uit derde landen komende reizigers zijn vrijgesteld van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven, mits het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en de totale waarde van die goederen per persoon niet meer dan ►M15  175 ecu ◄ bedraagt.

▼B

2.  Voor reizigers beneden de vijftien jaar kunnen de Lid-Staten het bedrag van deze vrijstelling beperken tot minimaal ►M15  90 ecu ◄ .

3.  Overtreft de totale waarde van verscheidene goederen per persoon van ►M5  het bedrag genoemd in lid 1 ◄ , c.q. het overeenkomstig lid 2 vastgestelde bedrag, dan wordt de vrijstelling tot deze bedragen verleend voor die goederen waarvoor bij afzonderlijke invoer, deze vrijstelling had kunnen worden verleend, met dien verstande dat de waarde van een afzonderlijk goed niet mag worden gesplitst.

Artikel 2

▼M2

1.  Goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers afkomstig uit Lid-Staten van de Gemeenschap, zijn vrijgesteld van de omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven, mits deze goederen voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 9 en 10 van het Verdrag en werden verkregen onder de algemene belastingregeling van de binnenlandse markt van een van de Lid-Staten, en het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en de totale waarde van die goederen per person niet meer dan ►M12  600 ecu ◄ bedraagt.

▼B

2.  Voor reizigers beneden de vijftien jaar kunnen de Lid-Staten het bedrag van deze vrijstelling beperken tot minimaal ►M12  150 ecu ◄ .

3.  Overtreft de totale waarde van verscheidene goederen per persoon van ►M5  het bedrag genoemd in lid 1 ◄ , c.q. het overeenkomstig lid 2 vastgestelde bedrag, dan wordt de vrijstelling tot deze bedragen verleend voor die goederen waarvoor, bij afzonderlijke invoer, deze vrijstelling had kunnen worden verleend, met dien verstande dat de waarde van een afzonderlijk goed niet mag worden gesplitst.

▼M2

4.  Indien de in lid 1 bedoelde reis plaatsvindt:

 via het grondgebied van een derde land, met dien verstande dat voor de toepassing van deze richtlijn het zonder landing overvliegen van een grondgebied niet als een reis via dat grondgebied wordt aangemerkt, of

 vanuit een gebiedsdeel van een andere Lid-Staat, in welk deel de omzetbelasting en/of de accijnzen niet van toepassing zijn op goederen die aldaar worden verbruikt,

moet de reiziger kunnen aantonen dat de in zijn bagage meegevoerde goederen werden verkregen onder de voor de binnenlandse markt van een der Lid-Staten in het algemeen geldende belastingregelingen en dat deze goederen niet voor enigerlei teruggaaf van omzetbelasting en/of accijnzen in aanmerking komen. Wanneer dit bewijs niet kan worden geleverd, is artikel 1 van toepassing.

5.  De totale waarde van de met vrijstelling toe te laten goederen mag in geen geval de in de leden 1 en 2 vastgestelde bedragen overschrijden.

▼M7

6.  Om de twee jaar en voor de eerste maal uiterlijk op 31 oktober 1987, gaat de Raad, volgens de procedures waarin het Verdrag ter zake voorziet, over tot aanpassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde vrijstellingen ten einde de werkelijke waarde daarvan in stand te houden.

▼B

Artikel 3

Voor de toepassing van deze richtlijn:

1. wordt voor het bepalen van de vrijstelling bedoeld in de artikelen 1 en 2 de waarde van de persoonlijke goederen die tijdelijk worden ingevoerd of na tijdelijke uitvoer wederom worden ingevoerd, buiten beschouwing gelaten.

2. wordt als invoer waaraan elk handelskarakter vreemd is beschouwd de invoer welke:

a) een incidenteel karakter draagt, en

b) uitsluitend betrekking heeft op goederen, bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik door leden van hun gezin of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden, mits blijkens de aard en de hoeveelheid der goederen aan die invoer geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen.

▼M3

3. Onder persoonlijke bagage wordt verstaan alle bagage die de reiziger bij zijn aankomst bij de douane kan aangeven, alsmede de bagage die hij later bij die douane aangeeft, mits hij kan bewijzen dat deze bij zijn vertrek als begeleide bagage was ingeschreven bij de maatschappij die zijn vervoer heeft verzorgd.

Draagbare reservoirs die brandstof bevatten, worden niet als persoonlijke bagage beschouwd. Voor elk motorvoertuig wordt evenwel vrijstelling van rechten verleend voor de zich in een dergelijk reservoir bevindende brandstof tot een hoeveelheid van maximaal 10 liter, onverminderd de nationale bepalingen inzake bezit en vervoer van brandstof.

▼B

Artikel 4

▼M1

1.  Onverminderd de nationale voorschriften welke ter zake gelden voor reizigers die hun verblijfplaats buiten Europa hebben, past iedere Lid-Staat ten aanzien van de invoer met vrijstelling van omzetbelasting en accijnzen van de hieronder genoemde goederen de volgende kwantitatieve beperkingen toe:

▼M7



 

I

Verkeer tussen derde landen en de Gemeenschap

II

Verkeer tussen Lid-Staten

a)  tabaksprodukten:

sigaretten

200 stuks

300 stuks

of

 
 

cigarillo's (sigaren die per stuk niet meer dan 3 gram wegen)

100 stuks

150 stuks

of

 
 

sigaren

50 stuks

75 stuks

of

 
 

rooktabak

250 gram

400 gram

b)  alcohol en alcoholische dranken:

—  gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 % vol; niet gedenatureerde ethylalcohol van 80 % vol en hoger

in totaal 1 liter right accolade

in totaal 1,5 liter

of

 
 

gedistilleerde en alcoholhoudende dranken, aperitieven op basis van wijn of van alcohol, tafia, saké of soortgelijke dranken met een alcoholgehalte van ten hoogste 22 % vol; mousserende wijnen, likeurwijnen

in totaal 2 liter right accolade

in totaal 3 liter

en

 
 

—  niet-mousserende wijnen

in totaal 2 liter

in totaal 5 liter

c)parfum

50 gram

75 gram

en

 
 

toiletwater

¼ liter

⅜ liter

d)koffie

500 gram

1 000 gram

of

 
 

koffie-extracten en -essences

200 gram

400 gram

e)thee

100 gram

200 gram

of

 
 

thee-extracten en -essences

40 gram

80 gram

▼M2

2.  Aan reizigers beneden de zeventien jaar wordt geen vrijstelling voor de in lid 1, sub a) en b), genoemde goederen verleend.

Aan reizigers beneden de vijftien jaar wordt geen vrijstelling voor de in lid 1, sub d), genoemde goederen verleend.

▼B

3.  De waarde van de in lid 1 genoemde goederen wordt, binnen de in dat lid vastgestelde kwantitatieve begrenzingen en met inachtneming van de in lid 2 gestelde beperkingen, buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde vrijstelling.

▼M2

4.  Indien de in artikel 2, lid 1, bedoelde reis plaatsvindt

 via het grondgebied van een derde land, met dien verstande dat voor de toepassing van deze richtlijn het zonder landing overvliegen van een grondgebied niet als een reis via dat grondgebied wordt aangemerkt, of

 vanuit een gebiedsdeel van een andere Lid-Staat, in welk deel de omzetbelasting en/of de accijnzen niet van toepassing zijn op goederen die aldaar worden verbruikt,

moet de reiziger kunnen aantonen dat de in zijn bagage meegevoerde goederen werden verkregen onder de voor de binnenlandse markt van een der Lid-Staten in het algemeen geldende belastingregelingen en dat deze goederen niet voor enigerlei teruggaaf van omzetbelasting en/of accijnzen in aanmerking komen. Wanneer dit bewijs niet kan worden geleverd, zijn de in lid 1, in kolom I vermelde hoeveelheden van toepassing.

5.  De totale hoeveelheid van de met vrijstelling toe te laten goederen mag in geen geval de in lid 1, in kolom II vermelde hoeveelheden overschrijden.

▼B

Artikel 5

▼M1

1.  De Lid-Staten kunnen de waarde en/of de hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken tot 1/10 van de in artikel 2 en artikel 4, lid 1, kolom II, vermelde waarde en/of hoeveelheid, wanneer de goederen uit een andere Lid-Staat worden ingevoerd door personen die hun verblijfplaats hebben in het grensgebied van de Lid-Staat van invoer of in dat van de aangrenzende Lid-Staat, door grensarbeiders of door het personeel van de in het internationale verkeer gebruikte vervoermiddelen.

Voor de onderstaande produkten kunnen de vrijstellingen evenwel worden beperkt tot de volgende grenzen:

a) tabaksprodukten:



sigaretten

40 stuks

of

 

cigarillo's (sigaren die per stuk niet meer dan 3 gram wegen)

20 stuks

of

 

sigaren

10 stuks

of

 

rooktabak

50 gram

b) alcoholische dranken:



—  gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan ►M5  22 % vol ◄

0,25 liter

of

 

gedistilleerde en alcoholhoudende dranken, aperitieven op basis van wijn of van alcohol, met een alcoholgehalte van ten hoogste ►M5  22 % vol ◄ ; mousserende wijnen, likeurwijnen

0,50 liter

en

 

—  niet-mousserende wijnen

0,50 liter

2.  De Lid-Staten kunnen de waarde en/of hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken, wanneer deze uit een derde land worden ingevoerd door personen die hun verbiljfplaats hebben in het grensgebied, door grensarbeiders of door het personeel van de in het verkeeer tussen derde landen en de Gemeenschap gebruikte vervoermiddelen.

3.  De Lid-Staten kunnen de waarde en/of de hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken, wanneer deze uit een andere Lid-Staat worden ingevoerd door leden der strijdkrachten van een Lid-Staat, met inbegrip van het burgerpersoneel, alsmede van de echtgenoten en kinderen te hunnen laste, die in een andere Lid-Staat zijn gestationeerd.

4.  De in de leden 1 en 2 bedoelde beperkingen zijn niet van toepassing wanneer de daarin genoemde personen het bewijs leveren dat zij zich buiten het grensgebied begeven of dat zij niet terugkeren uit het grensgebied van de aangrenzende Lid-Staat of van het aangrenzende derde land.

Deze beperkingen blijven evenwel van toepassing op grensarbeiders en het personeel van de in het internationale verkeer gebruikte vervoermiddelen wanneer zij goederen invoeren ter gelegenheid van een verplaatsing in het kader van hun beroepsbezigheden.

▼M12

5.  Wat Ierland en het Koninkrijk Denemarken betreft, mogen de in lid 1 gestelde beperkingen voor de personen op wie zij van toepassing zijn, in geen geval aanleiding geven tot een gunstiger behandeling dan die welke uit de artikelen 7 quater en 7 quinquies voortvloeit. De in lid 1 genoemde beperkingen worden berekend op grond van artikel 2 en artikel 4, lid 1, kolom II van de tabel.

▼M1

►M12  6. ◄   Voor de toepassing van de in de leden 1, 2 en 4 bedoelde bepalingen dient te worden verstaan onder:

 grensgebied, een gebied waarvan de breedte maximaal vijftien km in rechte lijn, gemeten vanaf de grens van een Lid-Staat, mag bedragen. Elke Lid-Staat moet evenwel gemeenten welke gedeeltelijk binnen het grensgebied vallen, in hun geheel tot dat gebied rekenen;

 grensarbeider, ieder die zich voor zijn gewone werkzaamheden op werkdagen naar de andere zijde van de grens dient te begeven.

▼B

►M12  7. ◄   De Lid-Staten kunnen de goederen van de ►M11  GN-codes 7108 en 7109 ◄ van vrijstelling uitsluiten.

►M12  8. ◄   De Lid-Staten kunnen de bij artikel 4, lid 1, sub a) en d), bedoelde hoeveelheden beperken voor reizigers die uit een derde land een Lid-Staat binnenkomen.

▼M17

9.  In afwijking van artikel 4, lid 1, mag Finland op de invoer van bier uit derde landen tot en met 31 december 2007 een kwantitatief maximum van niet minder dan 16 l toepassen.

▼M14 —————

▼M2

Artikel 7

1.  Voor de toepassing van deze richtlijn geldt als „Europese rekeneenheid” (ERE) de rekeneenheid zoals die in het Financieel Reglement van 21 december 1977 ( 1 ) is gedefinieerd.

2.  De voor de toepassing van deze richtlijn in aanmerking te nemen tegenwaarde in nationale valuta van de ERE wordt eens per jaar vastgesteld. De toe te passen koersen zijn die van de eerste werkdag van oktober; zij worden met ingang van 1 januari van het jaar daarop van kracht.

3.  De Lid-Staten mogen de bedragen in nationale valuta, voortvloeiende uit de omrekening van de in ERE luidende bedragen als bedoeld in de artikelen 1 en 2, afronden met ten hoogste 2 ERE.

4.  De Lid-Staten kunnen het tijdens de in lid 2 bedoelde jaarlijkse aanpassing geldende bedrag van de vrijstellingen onveranderd laten indien de omrekening van de in ERE uitgedrukte bedragen van de vrijstellingen, vóór de in lid 3 bedoelde afronding, leidt tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte vrijstelling met minder dan 5 % ►M7  of een verlaging van deze vrijstelling ◄ .

▼M9

5.  De Lid-Staten kunnen de bedragen van de geldende vrijstellingen handhaven wanneer de omrekening van de bedragen van de vrijstellingen in Ecu bij de in artikel 2, lid 6, en in artikel 7 ter, lid 4, bedoelde aanpassing zou leiden tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte vrijstelling van minder dan 5 % of tot een verlaging van deze vrijstelling.

▼M1

Artikel 7 bis

In het kader van het intracommunautaire verkeer nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om de reizigers in de gelegenheid te stellen, stilzwijgend of door een eenvoudige mondelinge verklaring de verzekering te geven dat zij zich houden aan de grenzen en de voorwaarden van de toegestane vrijstellingen.

▼M7

De Lid-Staten zijn bevoegd de omzetbelastingen en de accijnzen niet te heffen bij de invoer van goederen door een reiziger wanneer het bedrag van de belasting die zou moeten worden geheven gelijk is aan of lager is dan vijf Ecu.

▼M15

Artikel 7 ter

1.  In afwijking van artikel 1, lid 1, wordt Spanje gemachtigd om tot en met 31 december 2000 een vrijstelling van 600 ecu toe te passen bij de invoer van de goederen in kwestie door reizigers uit de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla, die het binnenland van die Lid-Staat zoals dat in artikel 3, leden 2 en 3, van Richtlijn 77/388/EEG wordt omschreven, binnenkomen.

2.  In afwijking van artikel 1, lid 2, kan Spanje, voor reizigers beneden de vijftien jaar, deze vrijstelling tot 150 ecu beperken.

▼M12

Artikel 7 quater

In afwijking van artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, mag het Koninkrijk Denemarken de hierna vermelde hoeveelheidsbeperkingen tot en met ►M13  31 december 1992 ◄ toepassen bij invoer van de betrokken produkten door reizigers met woonplaats in Denemarken na een verblijf van minder dan 36 uur in een ander land:



Produkten

 

—  sigaretten

100

—  gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een acohol-volumegehalte van meer dan 22 %

nihil

—  bier

12 liter;

▼M13

Artikel 7 quinquies

In afwijking van artikel 2, lid 1, mag Ierland, binnen de in genoemd artikel gestelde grenzen, tot en met 31 december 1992 een hoeveelheidsbeperking van 30 liter bier toepassen voor alle reizigers die zich naar Ierland begeven.

In afwijking van artikel 2, lid 1, artikel 4, lid 1, en artikel 7 ter, lid 1, onder b), mag Ierland tot en met 31 december 1992 de hierna vermelde beperkingen toepassen bij invoer van de betrokken goederen door reizigers uit Ierland na een verblijf van minder dan 24 uur buiten Ierland:

a) voor reizigers uit de Gemeenschap, 175 ecu, waarbij de eenheidswaarde evenwel niet meer dan 110 ecu mag bedragen;

b) bier, 15 liter.

▼B

Artikel 8

1.  De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om deze richtlijn uiterlijk op 1 januari 1970 ten uitvoer te leggen.

2.  Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij voor de toepassing van deze richtlijn neemt.

De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de overige Lid-Staten.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.



( 1 ) PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1.