European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2767

14.12.2023

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/2767 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2023

tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (1), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de ontwikkeling van nieuwe en geavanceerde voertuigtechnologieën ter vermindering van de CO2-emissies te bevorderen, voorziet artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631 in de mogelijkheid om CO2-besparingen in aanmerking te nemen die worden bereikt door het gebruik van dergelijke innovatieve technologieën in personenauto’s of lichte bedrijfsvoertuigen, maar die niet volledig kunnen worden gekwantificeerd met behulp van de wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen (WLTP).

(2)

Bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011 (2) en (EU) nr. 427/2014 (3) van de Commissie zijn procedures vastgesteld voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van respectievelijk personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen. Hoewel het toepassingsgebied van die verordeningen verschilt, zijn ze inhoudelijk vrijwel identiek.

(3)

In de toepassingsgebieden van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011 en (EU) nr. 427/2014 is bepaald dat efficiëntieverbeteringen van airconditioningsystemen niet in aanmerking komen als eco-innovaties, terwijl in artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631 is bepaald dat dergelijke efficiëntieverbeteringen vanaf 1 januari 2025 in aanmerking komen. De Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011 en (EU) nr. 427/2014 moeten daarom worden gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met Verordening (EU) 2019/631 en ervoor te zorgen dat aanvragen vóór 2025 kunnen worden ingediend, zodat voertuigfabrikanten vanaf 2025 kunnen profiteren van CO2-emissiereducties.

(4)

Het is passend om de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011 en (EU) nr. 427/2014 samen te voegen tot één verordening, door de meeste bepalingen ervan over te nemen en nieuwe bepalingen uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631 in te voeren en, waar nodig, verbeteringen aan te brengen op basis van de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011 en (EU) nr. 427/2014. Het is daarom passend om die uitvoeringsverordeningen in te trekken en te vervangen door één uitvoeringsverordening.

(5)

Fabrikanten of leveranciers kunnen aanvragen indienen waarin een innovatieve technologie als eco-innovatie wordt voorgesteld. In dergelijke aanvragen moet een methode worden voorgesteld die alle benodigde elementen bevat voor een nauwkeurige bepaling van de behaalde CO2-emissiebesparingen, met name rekening houdend met de vaststelling van een passende basis, de specifieke testomstandigheden en het werkelijke gebruik van de innovatieve technologie. Daarnaast moet een dergelijke aanvraag een door een onafhankelijke en gecertificeerde instantie opgesteld verificatierapport omvatten waaruit blijkt dat de innoverende technologie in aanmerking komt en waarin de kwalificaties van deze technologie zijn aangegeven.

(6)

Om de certificering van CO2-besparingen te vereenvoudigen, moet het voor de aanvrager mogelijk zijn om, naast een gedetailleerde testmethode om de besparingen te bepalen, een vereenvoudigde testmethode of vooraf gedefinieerde CO2-besparingen voor te stellen in de aanvraag voor de goedkeuring van een innoverende technologie als eco-innovatie. Wanneer dergelijke vereenvoudigde methoden of vooraf gedefinieerde CO2-besparingen worden gebruikt, moeten de door de goedkeuringsinstanties gecertificeerde besparingen conservatief worden vastgesteld, met gebruikmaking van de geringste aangetoonde energiebesparing.

(7)

Na de indiening van een aanvraag door een fabrikant of leverancier moet de Commissie de volledigheid en inhoud van de aanvraag beoordelen en binnen negen maanden beslissen of zij de eco-innovatie al dan niet kan goedkeuren.

(8)

Voertuigfabrikanten die eco-innovaties willen gebruiken om in aanmerking te komen voor een vermindering van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van hun wagenpark, moeten de CO2-besparingen ten behoeve van de typegoedkeuring op basis van de goedkeuringsbesluiten bepalen. Om het mechanisme van de eco-innovaties te beperken tot technologieën met een grotere uitwerking op de CO2-emissies, moet een minimumdrempel van 0,5 g/km aan besparingen per innovatie worden ingesteld.

(9)

Wanneer een voertuig met meer dan één eco-innovatie is uitgerust, kan de interactie tussen die technologieën ertoe leiden dat hun gecombineerde CO2-besparingen minder bedragen dan de som van de individuele besparingen. Elke vorm van een dergelijke interactie moet zowel in de aanvraag- als in de typegoedkeuringsfase worden beoordeeld om een nauwkeurige registratie van de CO2-besparingen te waarborgen.

(10)

De Commissie moet de mogelijkheid hebben om de CO2-besparingen van eco-innovaties die aan individuele voertuigen worden toegeschreven, te herzien om voor de correcte uitvoering van de overeenkomstig deze verordening genomen goedkeuringsbesluiten te zorgen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt de procedure vast die moet worden gevolgd voor de goedkeuring van innoverende technologieën overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 2 van Verordening (EU) 2017/1151 (4), artikel 3 van Verordening (EU) 2019/631, en punt 3 van VN-Reglement nr. 154 (5) van toepassing.

De volgende definities zijn eveneens van toepassing:

1)

“innoverende technologie”: een technologie waarmee ten hoogste 3 % van alle in het jaar n-4 in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto’s is uitgerust voor aanvragen met betrekking tot personenauto’s of waarmee ten hoogste 3 % van alle in het jaar n-4 in de Unie geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen is uitgerust voor aanvragen met betrekking tot lichte bedrijfsvoertuigen, waarbij n het jaar van aanvraag is, of een combinatie van technologieën met soortgelijke technische kenmerken en waarvoor de CO2-besparingen met behulp van één testmethode kunnen worden aangetoond;

2)

“eco-innovatie”: een innoverende technologie die vergezeld gaat van een overeenkomstig deze verordening door de Commissie goedgekeurde testmethode;

3)

“toeleverancier”: de fabrikant van een innoverende technologie die verantwoordelijk is voor de waarborging van de overeenstemming van de productie, diens gemachtigde vertegenwoordiger in de Unie, of de importeur;

4)

“aanvrager”: een fabrikant of toeleverancier, of een groep fabrikanten of toeleveranciers, die een eco-innovatieaanvraag indient;

5)

“goedkeuringsbesluit”: een uitvoeringsbesluit van de Commissie met betrekking tot de goedkeuring van een innoverende technologie als een eco-innovatie;

6)

“onafhankelijke en gecertificeerde instantie”: een technische dienst van categorie A of categorie B zoals bedoeld in artikel 68, lid 1, punten a) en b), van Richtlijn (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (6) die voldoet aan de artikelen 69 en 70 van die richtlijn, en geen interne technische dienst van een fabrikant is;

7)

“specifieke testomstandigheden”: testomstandigheden die zijn vastgesteld om de CO2-besparingen van de innoverende technologie met een sterke statistische significantie aan te tonen en die niet zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2017/1151;

8)

“eco-innovatievoertuig”: een voertuig dat is uitgerust met de innoverende technologie of de innoverende technologie als op zichzelf staand onderdeel;

9)

“basisvoertuig”: een voertuig dat niet is uitgerust met de innoverende technologie, maar in alle overige opzichten identiek is aan het eco-innovatievoertuig of een basistechnologie als op zichzelf staand onderdeel.

Artikel 3

Eco-innovatieaanvraag

1.   Een aanvrager dient zijn aanvraag voor de goedkeuring van een innoverende technologie als eco-innovatie (“eco-innovatieaanvraag”) per e-mail in bij de Commissie. Als de ondersteunende gegevens niet per e-mail kunnen worden verzonden, worden deze op een elektronische gegevensdrager verzonden of geüpload naar een server die toegankelijk is voor de Commissie.

2.   Een eco-innovatieaanvraag bevat het volgende:

a)

de contactgegevens van de aanvrager;

b)

een beschrijving van de innoverende technologie, de manier waarop het voertuig hiermee is uitgerust, de voertuigcategorie (d.w.z. M1 of N1), het aandrijvingstype (d.w.z. puur-ICE-voertuig, NOVC-HEV of OVC-HEV), het type brandstof en de desbetreffende brandstofmodus;

c)

een voorstel voor een methode voor het aantonen van de CO2-besparingen van de innoverende technologie of, indien een dergelijke methode reeds in een bestaand goedkeuringsbesluit is vastgesteld, een verwijzing naar die methode;

d)

een verificatierapport.

3.   Niettegenstaande lid 2, punt c), kan de aanvrager in zijn aanvraag ook een vereenvoudigde methode opnemen die verband houdt met de in lid 2, punt c), bedoelde methode of vooraf bepaalde CO2-besparingswaarden.

4.   Wanneer de aanvrager een groep fabrikanten of leveranciers is en wanneer dit vereist is om redenen van vertrouwelijkheid of mededinging, kunnen verschillende verificatierapporten worden verstrekt door de leden van de groep die de aanvraag indient voor verschillende reeksen gegevens ter onderbouwing van dezelfde aanvraag.

Artikel 4

Methode voor aantoning van de CO2-besparingen van de innoverende technologie

1.   De in artikel 3, lid 2, punt c), bedoelde methode en, in voorkomend geval, de hiermee verband houdende vereenvoudigde methode als bedoeld in artikel 3, lid 3, leveren resultaten op in termen van CO2-besparingen die verifieerbaar, herhaalbaar en reproduceerbaar zijn.

2.   De in artikel 3, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde methode:

a)

definieert de specifieke testomstandigheden;

b)

identificeert een basisvoertuig dat door statistisch bewijs wordt ondersteund op basis waarvan verifieerbare hypothesen ten aanzien van de geschiktheid en de representativiteit ervan kunnen worden opgesteld;

c)

beschrijft hoe de CO2-emissiebesparingen van de innoverende technologie kunnen worden bepaald, rekening houdend met de in punt a) bedoelde specifieke testomstandigheden, het werkelijke gebruik van de innoverende technologie, ondersteund door statistisch bewijsmateriaal, en de mate waarin de innoverende technologie reeds onder de in bijlage XXI bij Verordening (EU) 2017/1151 beschreven test van type 1 valt;

d)

houdt rekening met het effect van verslechtering van de technologie in de loop der tijd en in hoeverre deze van invloed is op de CO2-emissiebesparingen;

e)

houdt, in voorkomend geval, rekening met de interactie met andere eco-innovaties en in hoeverre deze van invloed is op de CO2-emissiebesparingen.

3.   De in artikel 3, lid 3, bedoelde vereenvoudigde methode levert resultaten op in termen van CO2-besparingen die lager zijn dan of gelijk zijn aan de besparingen die volgens de in artikel 3, lid 2, punt c), bedoelde bijbehorende methode zijn bepaald, met inbegrip van mogelijke interacties met andere goedgekeurde eco-innovaties.

4.   In het geval van overeenkomstig artikel 3, lid 3, voorgestelde vooraf bepaalde CO2-besparingswaarden, zijn die waarden lager dan of gelijk aan de CO2-besparingen die zijn bepaald volgens de in artikel 3, lid 2, punt c), bedoelde methode.

Artikel 5

Verificatierapport

1.   In het in artikel 3, lid 2, punt d), van deze verordening bedoelde verificatierapport wordt door de onafhankelijke en gecertificeerde instantie:

a)

verklaard dat zij kan worden aangemerkt als een onafhankelijke en gecertificeerde instantie;

b)

aangetoond dat de voorgestelde technologie of combinatie van technologieën als innoverende technologie kan worden aangemerkt;

c)

aangetoond dat de innoverende technologie voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/631;

d)

aangetoond dat de innoverende technologie betrekking heeft op zaken die onlosmakelijk met de efficiënte werking van het voertuig zijn verbonden of een verbetering van de efficiëntie van airconditioningsystemen inhoudt;

e)

aangetoond dat de in artikel 3 bedoelde methoden voldoen aan de vereisten van artikel 4;

f)

de interactie beschreven tussen de innoverende technologie en alle eco-innovaties die vallen onder goedkeuringsbesluiten die op hetzelfde voertuig kunnen worden gemonteerd, en het effect gespecificeerd van een dergelijke interactie op de totale CO2-besparingen.

2.   Indien de aanvraag betrekking heeft op een innoverende technologie die reeds onder een bestaand goedkeuringsbesluit valt, mogen lid 1, punten b) tot en met f), worden vervangen door verwijzingen naar dat goedkeuringsbesluit.

Artikel 6

Verificatie van de volledigheid van de aanvraag en goedkeuringsbesluit

1.   Binnen tien werkdagen na ontvangst van een eco-innovatieaanvraag deelt de Commissie de aanvrager mee of de aanvraag al dan niet als volledig wordt beschouwd. De Commissie kan de aanvrager verzoeken aanvullende elementen te verstrekken om zijn aanvraag aan te vullen en deelt de aanvrager binnen tien werkdagen na ontvangst van die aanvullende elementen mee of de aanvraag al dan niet als volledig wordt beschouwd.

2.   Indien de aanvrager verzuimt de ontbrekende informatie binnen de door de Commissie gestelde termijn te verstrekken, wordt de aanvraag geacht te zijn ingetrokken.

3.   Zodra de Commissie heeft vastgesteld dat een aanvraag volledig is, gaat zij over tot haar beoordeling. Indien de Commissie vaststelt dat de in artikel 3 bedoelde methoden niet voldoen aan de vereisten van artikel 4, kan zij de methoden aanpassen of andere methoden voorstellen dan die welke door de aanvrager zijn voorgesteld. In dergelijke gevallen wordt de aanvrager geraadpleegd.

4.   Binnen negen maanden na ontvangst van een volledige eco-innovatieaanvraag geeft de Commissie een goedkeuringsbesluit af indien zij concludeert dat het in artikel 3, lid 2, punt d), bedoelde verificatierapport voldoet aan de eisen van artikel 5. Indien zij dit niet doet, stelt de Commissie de aanvrager in kennis van de weigering van de aanvraag en de motiveringen voor de weigering.

5.   De in lid 4 bedoelde periode van negen maanden kan met maximaal vijf maanden worden verlengd indien de Commissie van oordeel is dat de eco-innovatieaanvraag wegens de complexiteit van de innoverende technologie of de bijbehorende methode niet binnen negen maanden naar behoren kan worden beoordeeld.

In dat geval stelt de Commissie de aanvrager binnen 30 werkdagen na ontvangst van de volledige eco-innovatieaanvraag in kennis van de verlengde termijn.

6.   In het goedkeuringsbesluit wordt vermeld welke informatie nodig is voor de bepaling van de CO2-besparingen overeenkomstig artikel 7.

7.   De Commissie kan een goedkeuringsbesluit, te allen tijde, en op eigen initiatief wijzigen, in het bijzonder om rekening te houden met de technische vooruitgang.

Artikel 7

Gecertificeerde CO2-besparingen van eco-innovaties

1.   Een fabrikant die gebruik wenst te maken van een vermindering van zijn gemiddelde specifieke CO2-emissies door middel van de CO2-besparingen als gevolg van een eco-innovatie, moet handelen overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EU) 2017/1151 en verwijzen naar het goedkeuringsbesluit.

2.   De in bijlage XII bij Verordening (EU) 2017/1151 bedoelde goedkeuringsinstantie bepaalt de CO2-besparingen van de eco-innovatie overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) 2018/858 aan de hand van een in het goedkeuringsbesluit beschreven methode.

3.   Wanneer de CO2-besparingen voor een individueel voertuig minder dan 0,5 g/km bedragen, worden de CO2-besparingen niet in aanmerking genomen voor de typegoedkeuring en wordt de waarde ervan niet op het certificaat van overeenstemming vermeld.

4.   Indien voertuigen met verschillende eco-innovaties zijn uitgerust, verklaart de fabrikant in de aanvraag voor een EG-typegoedkeuring overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EU) 2017/1151 of interacties tussen de eco-innovaties al dan niet van invloed kunnen zijn op hun totale CO2-besparingen.

Indien bij de eco-innovaties geen sprake is van dergelijke interacties, moeten de CO2-besparingen voor elke eco-innovatie afzonderlijk worden aangetoond en zijn de totale CO2-besparingen voor de certificering van de voertuigen gelijk aan de som van de CO2-besparingen van de afzonderlijke eco-innovaties.

Indien bij de eco-innovaties wel sprake is van dergelijke interacties, verstrekt de fabrikant een rapport van een onafhankelijke en gecertificeerde instantie over het effect van de interactie op de totale besparingen van de eco-innovaties in de voertuigen, tenzij dit effect in het goedkeuringsbesluit is gekwantificeerd.

Wanneer de totale CO2-besparingen als gevolg van dergelijke interacties minder dan 0,5 g CO2/km maal het aantal in het voertuig geïnstalleerde eco-innovaties bedragen, worden de CO2-besparingen niet in aanmerking genomen voor de typegoedkeuring en wordt de waarde ervan niet op het certificaat van overeenstemming vermeld.

5.   In het geval van voltooide voertuigen die gebaseerd zijn op incomplete basisvoertuigen zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EU) 2018/858, worden alleen eco-innovaties die op het basisvoertuig zijn gemonteerd in aanmerking genomen voor de certificering van CO2-besparingen van een eco-innovatie.

Artikel 8

Herziening van CO2-besparingen

1.   De Commissie kan de aan individuele voertuigen toegeschreven CO2-besparingen verifiëren aan de hand van een methode die is neergelegd in de toepasselijke goedkeuringsbesluiten.

2.   Wanneer de Commissie constateert dat er een verschil aanwezig is tussen de gecertificeerde CO2-besparingen en de CO2-besparingen die zij heeft geverifieerd, stelt zij de fabrikant van haar bevindingen in kennis.

De Commissie kan ook, wanneer zij constateert of erover wordt geïnformeerd dat er sprake is van afwijkingen of inconsistenties in de methode of de innoverende technologie ten opzichte van de informatie die zij in het kader van de aanvraag had ontvangen, dit melden aan de fabrikant.

De fabrikant doet de Commissie binnen 40 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving informatie toekomen waaruit blijkt dat de gecertificeerde CO2-besparingen nauwkeurig zijn.

3.   Wanneer de in lid 2 bedoelde informatie niet binnen de in lid 2, derde alinea, bedoelde termijn wordt verstrekt, of wanneer de Commissie constateert dat er geen bevredigende informatie is verstrekt, kan zij besluiten de gecertificeerde CO2-besparingen niet meer mee te tellen bij de berekening van de gemiddelde specifieke emissies van die fabrikant voor alle kalenderjaren waarvoor die gecertificeerde CO2-besparingen werden meegerekend.

Artikel 9

Intrekking

De Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011 en (EU) nr. 427/2014 worden ingetrokken.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 van de Commissie van 25 april 2014 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 26.4.2014, blz. 57).

(4)  Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie, en van Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).

(5)  VN-Reglement nr. 154 — Uniforme voorschriften voor de goedkeuring van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen wat de gereguleerde emissies, kooldioxide-emissies en het brandstofverbruik en/of het meten van het elektriciteitsverbruik en de elektrische actieradius betreft (WLTP) [2022/2124] (PB L 290 van 10.11.2022, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en de goedkeuring van en het markttoezicht op systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2767/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)