|
Publicatieblad |
NL Serie L |
|
2024/596 |
7.3.2024 |
AANBEVELING (EU) 2024/596 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2023
over het ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan van Denemarken voor de periode 2021-2030 en over de verenigbaarheid van de Deense maatregelen met de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en het waarborgen van vooruitgang op het gebied van klimaatadaptatie
(Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Gezien Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 14, lid 6,
Gezien Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (2), en met name artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
Aanbevelingen over het ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan van Denemarken voor de periode 2021-2030
|
(1) |
Denemarken heeft op 29 juni 2023 zijn ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan ingediend. |
|
(2) |
Artikel 3 van en bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1999 (“de governanceverordening”) regelen welke elementen in de geactualiseerde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moeten worden opgenomen. De Commissie heeft in december 2022 de richtsnoeren aan de lidstaten voor het proces en de reikwijdte van het opstellen van de ontwerp- en definitieve versie van de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen (3) vastgesteld. In de richtsnoeren zijn goede praktijken aangewezen en zijn de gevolgen van recente beleidstechnische, juridische en geopolitieke ontwikkelingen in het energie- en klimaatbeleid geschetst. |
|
(3) |
In samenhang met het REPowerEU-plan (4), en als onderdeel van de cycli 2022 en 2023 van het Europees Semester, heeft de Commissie een grote nadruk gelegd op energie- en klimaatgerelateerde hervormings- en investeringsbehoeften van de lidstaten om de veiligheid en de betaalbaarheid van energie te vergroten door middel van een snellere groene en billijke transitie. Dit vindt zijn weerslag in de landverslagen voor Denemarken van 2022 en 2023 (5) en de aanbevelingen van de Raad aan Denemarken (6). De lidstaten moeten bij hun definitieve geactualiseerde geïntegreerde energie- en klimaatplannen de recentste landspecifieke aanbevelingen in aanmerking nemen. |
|
(4) |
De aanbevelingen van de Commissie ten aanzien van de verwezenlijking van de nationale streefcijfers overeenkomstig de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (7) zijn gebaseerd op de waarschijnlijkheid dat de lidstaten de streefcijfers voor 2030 zullen verwezenlijken, met inachtneming van de regels voor het gebruik van flexibiliteit krachtens die verordening. |
|
(5) |
De aanbevelingen van de Commissie inzake koolstofafvang, -gebruik en -opslag hebben tot doel een overzicht te bieden van de beoogde inzet van die technologieën op nationaal niveau, inclusief informatie over de voorgenomen jaarlijkse volumes CO2-opslag tot 2030, per CO2-bron die wordt afgevangen van installaties in de zin van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) of van andere bronnen, zoals biogene bronnen of directe afvang uit de lucht; over de voorgenomen CO2-transportinfrastructuur, en over de potentiële nationale CO2-opslagcapaciteit en het geïnjecteerde volume CO2 dat volgens de planning in 2030 beschikbaar is. |
|
(6) |
De aanbevelingen van de Commissie over de prestaties overeenkomstig Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (9) (de “LULUCF-verordening”) gaan in op de naleving door de lidstaten van de “geen debet”-toezegging voor de periode 2021-2025 (periode 1) en de nationale streefcijfers voor de periode 2026-2030 (periode 2), met inachtneming van de in die verordening opgenomen regels inzake het gebruik van flexibiliteit. De aanbevelingen van de Commissie houden er tevens rekening mee dat in periode 1 overtollige emissies krachtens de LULUCF-verordening automatisch aan de verordening inzake de verdeling van de inspanningen worden overgedragen. |
|
(7) |
Om de aanpassing aan de klimaatverandering de verwezenlijking van de energie- en klimaatmitigatiedoelstellingen naar behoren te laten ondersteunen, is het van essentieel belang de potentiële gevaren van de klimaatverandering in kaart te brengen en een onderzoek te doen naar de klimaatkwetsbaarheden en -risico’s die op de betrokken gebieden, bevolkingsgroepen en sectoren van invloed kunnen zijn. De aanbevelingen over aanpassing aan de klimaatverandering van de Commissie beschouwen in hoeverre Denemarken in zijn geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen aanpassingsdoelstellingen heeft geïntegreerd die rekening houden met de klimaatrisico’s die zouden kunnen verhinderen dat Denemarken zijn doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie verwezenlijkt. Zonder specifieke geplande en uitgevoerde aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen loopt de verwezenlijking van de doelstellingen van de dimensies van de energie-unie gevaar. |
|
(8) |
De aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de ambitie op het gebied van hernieuwbare energie zijn gebaseerd op de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999, op basis van objectieve criteria; en van de belangrijkste beleidslijnen en maatregelen die in het ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan van Denemarken ontbreken voor de tijdige en kosteneffectieve verwezenlijking van de Deense nationale bijdrage aan het bindende streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 van ten minste 42,5 %, met het streven dit collectief tot 45 % te verhogen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen (10). De aanbevelingen van de Commissie zijn verder gebaseerd op de bijdrage van Denemarken aan de specifieke streefcijfers in de artikelen 15 bis, 22 bis, 23, 24 en 25 van die richtlijn en de bijbehorende beleidslijnen en maatregelen om die snel om te zetten en uit te voeren. De aanbevelingen laten zien hoe belangrijk het is een alomvattende langetermijnplanning voor het gebruik van hernieuwbare energie, met name windenergie, te ontwikkelen om de Europese productie-industrie en netwerkexploitanten beter zichtbaar te maken, conform het Pakket Europese windenergie (11). |
|
(9) |
De aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de nationale bijdrage aan energie-efficiëntie zijn gebaseerd op artikel 4 van Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie (12), en op de formule in bijlage I bij die richtlijn, en de bijbehorende beleidslijnen en maatregelen voor de uitvoering daarvan. |
|
(10) |
In de aanbevelingen van de Commissie wordt bijzondere aandacht besteed aan de streefcijfers, de doelstellingen en de bijdragen en de daarmee verband houdende beleidslijnen en maatregelen om het REPowerEU-plan te verwezenlijken, teneinde de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. De aanbevelingen houden rekening met de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van het pakket “Gas besparen voor een veilige winter” (13). De aanbevelingen weerspiegelen de noodzaak om het energiesysteem veerkrachtiger te maken in het licht van de verplichtingen krachtens Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector (14) en Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligstelling van de gasleveringszekerheid (15), en conform de aanbeveling van de Commissie inzake energieopslag (16). |
|
(11) |
In de aanbevelingen van de Commissie wordt rekening gehouden met de noodzaak om de integratie van de interne energiemarkt te versnellen teneinde de rol van flexibiliteit te versterken en consumenten te empoweren en te beschermen. In de aanbevelingen van de Commissie wordt ook overwogen dat het van belang is om na te gaan hoeveel huishoudens met energiearmoede kampen overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1999 en Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie (17). |
|
(12) |
De aanbevelingen van de Commissie weerspiegelen het belang van voldoende investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van schone energie om hun ontwikkeling en de productiecapaciteit te stimuleren, met inbegrip van passende beleidslijnen en maatregelen voor energie-intensieve industrieën en andere ondernemingen, en de noodzaak om werknemers bij te scholen voor een nettonulindustrie teneinde een sterke, concurrerende en schone economie binnen de Unie te consolideren. |
|
(13) |
De aanbevelingen van de Commissie bouwen voort op de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs om het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen, en op het belang om subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. |
|
(14) |
De aanbevelingen van de Commissie inzake investeringsbehoeften zijn in lijn met de beoordeling door de Commissie van de vraag of het ontwerp van geactualiseerd plan een algemeen overzicht biedt van de investeringsbehoeften om de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen voor alle dimensies van de energie-unie te verwezenlijken; ze geven de financieringsbronnen aan, met een onderscheid tussen particuliere en publieke bronnen; geven een overzicht van de investeringen die in overeenstemming zijn met het Deense herstel- en veerkrachtplan, zijn territoriale plan voor een rechtvaardige transitie en de landspecifieke aanbevelingen 2022-2023 die in het kader van het Europees Semester zijn gedaan; en ze omvatten een robuuste macro-economische beoordeling van de geplande beleidslijnen en maatregelen. Het geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan (NECP) moet de transparantie en de voorspelbaarheid van nationale beleidslijnen en maatregelen waarborgen, ter ondersteuning van de investeringszekerheid. |
|
(15) |
De aanbevelingen van de Commissie weerspiegelen het cruciale belang van een brede regionale raadpleging en vroegtijdige en inclusieve raadpleging over het plan, met effectieve inspraak van het publiek dat over voldoende informatie en tijd beschikt, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus (18). |
|
(16) |
De aanbevelingen van de Commissie over een rechtvaardige transitie weerspiegelen de beoordeling van de vraag of het Deense plan de toepasselijke sociale, werkgelegenheids- en vaardigheidseffecten van de klimaat- en energietransitie in voldoende mate in beeld brengt, en schetsen passende flankerende beleidslijnen en maatregelen om een rechtvaardige transitie te bevorderen en tot de bevordering van mensenrechten en gendergelijkheid bij te dragen. |
|
(17) |
De aanbevelingen van de Commissie aan Denemarken worden geschraagd door de beoordeling van het ontwerp van geactualiseerd NECP van dit land (19), dat tegelijk met deze aanbeveling wordt gepubliceerd. |
|
(18) |
Denemarken moet terdege rekening houden met deze aanbevelingen bij het opstellen van zijn definitieve geactualiseerde geïntegreerde NECP, dat uiterlijk 30 juni 2024 moet worden ingediend. |
Aanbevelingen inzake de samenhang met de Uniedoelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het waarborgen van vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering
|
(19) |
Krachtens Verordening (EU) 2021/1119 (“de Europese klimaatwet”) moet de Commissie beoordelen of de nationale maatregelen verenigbaar zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het waarborgen van vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering. De Commissie heeft de verenigbaarheid van de Deense maatregelen met deze doelstellingen beoordeeld (20). De onderstaande aanbevelingen zijn op die beoordeling gebaseerd. Denemarken moet terdege rekening houden met deze aanbevelingen en daaraan gevolg geven overeenkomstig de Europese klimaatwet. |
|
(20) |
De belangrijkste stap bij het versterken van de ambitie op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering moet de voltooiing van een passend rechtskader voor nationaal klimaatbeleid zijn waarin bindende, regelmatig geactualiseerde aanpassingsdoelstellingen worden vastgesteld om de algehele vooruitgang bij het opbouwen van de veerkracht te meten. Het aanpassingsbeleid moet gericht zijn op gebieden of sectoren die bijzonder kwetsbaar zijn voor klimaatverandering of waarvan de activiteiten van cruciaal belang zijn voor de veerkracht van andere sectoren of die van aanzienlijk belang zijn voor de nationale economie of de volksgezondheid. Er moet prioriteit worden gegeven aan effecten en risico’s die naar verwachting van invloed zullen zijn op kritieke infrastructuur of systemen met een lange levensduur, of die naar verwachting een onomkeerbaar effect hebben op systemen, rekening houdend met de interactie met sociaal-economische ontwikkelingen of andere niet-klimaatgerelateerde factoren. Verschillende financieringsinstrumenten van de EU kunnen worden ingezet om aanpassing te financieren. Overwegingen inzake klimaatbestendigheid moeten voorop staan wanneer de lidstaten hun nationale plannen in het kader van de relevante EU-fondsen opstellen. Geen enkele uitgave mag de aanpassing schaden: dat wil zeggen de kwetsbaarheden voor de begunstigden of voor anderen vergroten. |
|
(21) |
De meest kwetsbare gemeenschappen zijn de gemeenschappen die een grotere kans hebben om de gevolgen van de klimaatverandering te ondervinden. De ongelijke blootstelling aan en kwetsbaarheid voor de klimaateffecten van verschillende regio’s en sociaal-economische groepen werkt reeds bestaande ongelijkheden en kwetsbaarheden in de hand. Een rechtvaardige veerkracht moet de ongelijke last van klimaatrisico’s verminderen en garant staan voor een gelijke verdeling van de aanpassingsvoordelen. |
|
(22) |
Op de natuur gebaseerde oplossingen bieden efficiënte en kosteneffectieve aanpassings- en mitigatiemogelijkheden indien de uitrol ervan wordt gestimuleerd door middel van strategische kaders, beleidsmaatregelen en financiering. Zij kunnen onafhankelijk worden uitgevoerd of worden geïntegreerd in andere mitigatie- en aanpassingsmaatregelen, in combinatie met meer technologische of op infrastructuur gebaseerde oplossingen. Bij de uitvoering moet rekening worden gehouden met de complexiteit van ecosystemen en de verwachte gevolgen van de klimaatverandering, de lokale context, de daarmee verband houdende belangen en waarden, en de sociaal-economische omstandigheden. |
BEVEELT DENEMARKEN HIERBIJ AAN ACTIE TE ONDERNEMEN OM:
BETREFFENDE HET ONTWERP VAN GEACTUALISEERD NATIONAAL ENERGIE- EN KLIMAATPLAN KRACHTENS VERORDENING (EU) 2018/1999
|
1. |
Kostenefficiënte aanvullende beleidslijnen en maatregelen vast te stellen, met name in de vervoers- en de landbouwsector, ter overbrugging van de verwachte kloof van 10,5 procentpunten om de nationale broeikasgasdoelstelling van -50 % in 2030 te behalen ten opzichte van de niveaus van 2005 overeenkomstig de verordening inzake de verdeling van de inspanningen. Geactualiseerde prognoses te verstrekken om aan te tonen hoe de doelstelling door het bestaande en geplande beleid wordt behaald, en zo nodig uiteen te zetten hoe de in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen beschikbare flexibiliteit wordt ingezet om naleving te waarborgen. Aanvullende inlichtingen over de beleidslijnen en maatregelen te verstrekken, en het toepassingsgebied, het tijdschema en, waar mogelijk, het verwachte effect van de broeikasgasemissiereductie van die beleidslijnen en maatregelen duidelijk uiteen te zetten, ook voor maatregelen in het kader van financieringsprogramma’s van de Unie, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid. |
|
2. |
De bronnen van CO2-emissies in kaart te brengen die volgens plan zullen worden afgevangen. |
|
3. |
Een concreet traject uit te stippelen met het oog op de verwezenlijking van de nationale LULUCF-doelstelling zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2018/841. Aanvullende maatregelen in de LULUCF-sector te treffen en de verwachte effecten daarvan te kwantificeren zodat de verwijdering van broeikasgas in deze sector daadwerkelijk op één lijn komt te liggen met het streefcijfer van de Unie voor nettobroeikasgasverwijderingen tegen 2030, van -310 MtCO2eq en met het landspecifieke streefcijfer voor verwijdering van -441 ktCO2eq in Verordening (EU) 2018/841. Aanvullende details over de geplande maatregelen te verstrekken, waarbij de verwachte effecten ten aanzien van verwijderingen of emissies uit de LULUCF-sector worden gekwantificeerd. Duidelijke inlichtingen te verstrekken over de wijze waarop overheidsmiddelen (zowel Uniemiddelen, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, als staatssteun) en particuliere financiering via koolstoflandbouwregelingen consequent en doeltreffend worden gebruikt om het nationale streefcijfer voor nettoverwijdering te behalen. Inlichtingen te verstrekken over de stand van zaken en de te boeken vooruitgang bij het waarborgen van verbeteringen tot hogere niveaus/specifieke geografische data voor toezicht, rapportage en controle, overeenkomstig deel 3 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999. |
|
4. |
Een nadere analyse te verstrekken van de relevante klimaatkwetsbaarheden en -risico’s met betrekking tot de verwezenlijking van de nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen en de beleidslijnen en maatregelen binnen de verschillende dimensies van de energie-unie. Het verband met de specifieke doelstellingen en beleidsmaatregelen van de energie-unie die door de beleidslijnen en maatregelen voor de aanpassing moeten worden ondersteund, beter uiteen te zetten en te kwantificeren. Nadere aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen met voldoende gedetailleerdheid vast te stellen om de verwezenlijking door Denemarken van de nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen in het kader van de energie-unie te ondersteunen. |
|
5. |
Het verwachte aandeel energie uit hernieuwbare bronnen van 71 % te bevestigen als bijdrage aan het bindende streefcijfer van de EU voor hernieuwbare energie voor 2030 overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd op basis van de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999. Het daaraan verbonden indicatieve traject te bevestigen voor het bereiken van de referentiepunten voor 2025 en 2027 overeenkomstig artikel 4, punt a), 2), van Verordening (EU) 2018/1999. |
|
6. |
Geraamde trajecten en een langetermijnplan te bieden voor de uitrol van hernieuwbare-energietechnologieën voor de komende tien jaar, met vooruitzichten voor2040. Een indicatief streefcijfer voor innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie tegen 2030 op te nemen, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd. Een specifiek streefcijfer op te nemen om bij te dragen tot het indicatieve substreefcijfer voor gebouwen voor 2030. Te bevestigen dat de doelstellingen in het ontwerpplan bijdragen aan de bindende doelstellingen voor verwarming en koeling voor 2021-2025 en 2026-2030, en een indicatief streefcijfer op te nemen om de aanvullingen te behalen van bijlage I bis bij Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd. Te bevestigen dat het aandeel hernieuwbare energie voor verwarming en koeling tot 2030 hoger dan 60 % blijft. Te bevestigen dat de respectieve ramingen in het plan bijdragen aan het bindende niveau hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO’s) in de industrie tegen 2030. Het substreefcijfer op te nemen voor geavanceerde biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in het vervoer tegen 2030. |
|
7. |
Gedetailleerde en gekwantificeerde beleidslijnen en maatregelen zo doorontwikkelen dat de nationale bijdrage van Denemarken aan het bindende streefcijfer van de EU voor hernieuwbare energie voor 2030 van 42,5 % tijdig en kosteneffectief kan worden verwezenlijkt, met het doel om dit collectief tot 45 % te verhogen. Een nadere beschrijving te geven van de technologieën voor hernieuwbare energie waarvoor Denemarken “gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie” wil aanwijzen, met snellere en eenvoudigere procedures. Een beschrijving te geven van de verplichting voor brandstofleveranciers in de vervoerssector overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd, en vergelijkbare maatregelen op te nemen om waterstof in de industrie te bevorderen en de EU voor te bereiden voor de handel in hernieuwbare waterstof. |
|
8. |
Een beoordeling op te nemen van de binnenlandse voorziening van bosbiomassa voor energiedoeleinden in de periode 2021-2030 overeenkomstig de aangescherpte duurzaamheidscriteria van artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd, en een beoordeling van de verenigbaarheid van het geplande gebruik van bosbiomassa voor energieproductie met de verplichtingen van Denemarken krachtens de herziene LULUCF-verordening, met name voor 2026-2030, in combinatie met nationale beleidslijnen en maatregelen om die verenigbaarheid te waarborgen. Maatregelen op te nemen ter bevordering van de duurzame productie van biomethaan, in het licht van het potentieel en de productie van duurzaam biogas/biomethaan in Denemarken, het profiel van het aardgasverbruik en de bestaande infrastructuur, het gebruik van digestaat en biogene CO2-toepassingen. |
|
9. |
Voor zover mogelijk een tijdschema te verstrekken voor de stappen tot vaststelling van wetgevende en niet-wetgevende beleidslijnen en maatregelen tot omzetting en uitvoering van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd, met name voor de in de vorige punten genoemde maatregelen. |
|
10. |
Een nationale energie-efficiëntiebijdrage over het eindenergieverbruik op te nemen in het bindende streefcijfer voor finaal energieverbruik van de EU voor 2030 overeenkomstig artikel 4 van en bijlage I bij Richtlijn (EU) 2023/1791, of gelijk aan de gecorrigeerde indicatieve nationale bijdrage die de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 5, van die richtlijn uiterlijk 1 maart 2024 aan elke lidstaat zal zenden. Een nationale energie-efficiëntiebijdrage inzake primair energieverbruik op te nemen aan het indicatieve streefcijfer voor primair energieverbruik van de EU overeenkomstig artikel 4 van en bijlage I bij Richtlijn (EU) 2023/1791. Te specificeren hoeveel energie de overheidsinstanties minder moeten verbruiken, uitgesplitst per sector. Tevens het totale vloeroppervlak op te nemen van de verwarmde en/of gekoelde gebouwen van overheidsinstanties die jaarlijks gerenoveerd zullen worden, of de overeenkomstige jaarlijkse te bereiken energiebesparingen. Voor te stellen hoeveel cumulatieve energiebesparingen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030 moeten worden gerealiseerd en, in voorkomend geval, een toelichting over de wijze waarop het jaarlijkse besparingspercentage en de berekeningsgrondslag zijn vastgesteld. |
|
11. |
Volledige beleidslijnen en maatregelen te ontwikkelen om de nationale bijdragen aan energie-efficiëntie te bereiken, en in het bijzonder over de vraag hoe het beginsel “energie-efficiëntie eerst” zal worden toegepast. Robuuste financieringsprogramma’s en steunregelingen voor energie-efficiëntie aan te geven, waarmee particuliere investeringen en aanvullende cofinanciering kunnen worden gemobiliseerd. Energiebesparingsmaatregelen te nemen om te zorgen dat de vereiste hoogte van de cumulatieve energiebesparingen in het eindgebruik tegen 2030 wordt behaald. |
|
12. |
Een geactualiseerd ambitieniveau op te nemen om te zorgen voor een zeer energie-efficiënt en koolstofvrij nationaal gebouwenbestand en om bestaande gebouwen tegen 2050 om te vormen tot emissievrije gebouwen. Tussentijdse mijlpalen voor 2030 en 2040 op te nemen, en een vergelijking met de meest recente langetermijnrenovatiestrategie. Meer informatie op te nemen over gerelateerde maatregelen voor gebouwen, met de verwachte gevolgen daarvan voor de energiebesparing. |
|
13. |
De veerkracht van het energiesysteem te versterken, met name door een doelstelling voor de uitrol van energieopslag vast te stellen. Verder toelichten hoe Denemarken de daling van de gasvraag wil stimuleren en gedetailleerde beleidslijnen en maatregelen wenst te ontwikkelen om deze doelstelling tegen 2030 te bereiken. Te analyseren of de olie-infrastructuur (raffinaderij, olievoorraden) toereikend is in het licht van de verwachte daling van de vraag naar olie en de overgang naar alternatieven met een lagere koolstofuitstoot. |
|
14. |
Duidelijke doelstellingen en streefcijfers voor te stellen voor vraagrespons om de flexibiliteit van het energiesysteem te verbeteren, in het licht van een evaluatie van de flexibiliteitsbehoeften, en nadere maatregelen te beschrijven om de integratie van het energiesysteem te vergemakkelijken in samenhang met artikel 20 bis van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd. |
|
15. |
De aanpak van energiearmoede verder te ontwikkelen door een beoordeling van de situatie van de huidige getroffen huishoudens op te nemen en een specifieke meetbare reductiedoelstelling aan te geven, zoals vereist bij Verordening (EU) 2018/1999 en rekening houdend met Aanbeveling (EU) 2023/2407. Prioriteit te geven aan doeltreffende en gerichte structurele maatregelen om de diepere oorzaken van energie-armoede aan te pakken. |
|
16. |
De nationale doelstellingen op het gebied van onderzoek, innovatie en concurrentievermogen voor de uitrol van schone technologieën nader te verduidelijken, waarbij een traject voor 2030 en 2050 wordt vastgesteld om de decarbonisatie van de industrie en de transitie van ondernemingen naar nettonul en een circulaire economie te ondersteunen. Beleidslijnen en maatregelen voor te stellen om de ontwikkeling van nettonulprojecten te bevorderen, met inbegrip van projecten die van belang zijn voor energie-intensieve industrieën. Een met name voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader voor vergunningsprocedures te beschrijven, evenals de manier waarop de toegang tot nationale financiering waar nodig wordt vereenvoudigd. Nadere beleidslijnen en maatregelen te bieden voor de digitalisering van het energiesysteem, de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van schone energie, en voor het faciliteren van open handel voor veerkrachtige en duurzame toeleveringsketens van belangrijke nettonulcomponenten en -apparatuur. |
|
17. |
De hervormingen en maatregelen te beschrijven om de particuliere investeringen te activeren die nodig zijn om de energie- en klimaatdoelstellingen te behalen. Een alomvattend en consistent overzicht te geven van de publieke en private investeringsbehoeften per sector en geaggregeerd. Een top-downbenadering voor de hele economie aan te vullen met een bottom-up projectspecifieke beoordeling. Een uitsplitsing van de totale investeringsbehoeften toe te voegen met aanvullende informatie over de nationale, regionale en EU-financieringsbronnen en particuliere financieringsbronnen die moeten worden geactiveerd. Een korte beschrijving toe te voegen van het soort financiële steunregeling die is geselecteerd voor de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die uit de overheidsbegroting worden gefinancierd, en het gebruik van gemengde financiële instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van subsidies, leningen, technische bijstand, overheidsgaranties, met inbegrip van de rol van nationale stimuleringsbanken in de respectieve regelingen en/of de wijze waarop particuliere financiering wordt geactiveerd. Acht te slaan op het kosteneffectief genereren van overdrachten naar andere lidstaten met de verordening inzake de verdeling van de inspanningen als financieringsbron. Een grondige beoordeling van de macro-economische gevolgen van de geplande beleidslijnen en maatregelen te verstrekken. |
|
18. |
De analytische basis nader toe te lichten door prognoses te verstrekken in het kader van de geplande beleidslijnen en maatregelen over hoe het energiesysteem zich zal ontwikkelen met het oog op 2040. |
|
19. |
Toe te lichten hoe en wanneer Denemarken voornemens is de resterende subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen. |
|
20. |
Meer gedetailleerde inlichtingen te verstrekken over de gevolgen op sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en vaardigheden, of andere verdelingseffecten, van de klimaat- en energietransitie, en over de geplande doelstellingen, beleidslijnen en maatregelen ter ondersteuning van een rechtvaardige transitie. De vorm van de steun, het effect van de initiatieven, de doelgroepen en de toegewezen middelen te specificeren, met inachtneming van de aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit (21). Voor zover mogelijk meer elementen op te nemen om een passende analytische basis te bieden voor de voorbereiding van een toekomstig sociaal klimaatplan, overeenkomstig Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad (22), met inbegrip van aanwijzingen over de wijze waarop de uitdagingen en de sociale gevolgen voor de kwetsbaarsten van het emissiehandelssysteem voor de verbranding van brandstoffen in gebouwen, het wegvervoer en andere sectoren moeten worden beoordeeld, en om potentiële begunstigden en een toepasselijk beleidskader in kaart te brengen. Toe te lichten hoe het in het NECP vastgestelde beleidskader zal bijdragen tot de voorbereiding van het sociaal klimaatplan van Denemarken en hoe de samenhang tussen de twee plannen wordt gewaarborgd. |
|
21. |
Een duidelijk en meer gedetailleerd overzicht te geven van de wijze waarop alle betrokken autoriteiten, burgers en belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners, middels het raadplegingsproces ruimschoots hebben kunnen participeren bij de voorbereiding van zowel het ontwerp als het definitieve geactualiseerde plan. |
|
22. |
De reeds goede regionale samenwerking uit te breiden door zich te blijven inspannen voor de ondertekening van alle noodzakelijke bilaterale solidariteitsregelingen voor de gasleveringszekerheid met zijn buurlanden (Polen), met inbegrip van die welke voortvloeien uit de aanleg van nieuwe grensoverschrijdende infrastructuur. |
BETREFFENDE DE SAMENHANG VAN NATIONALE MAATREGELEN MET DE DOELSTELLING INZAKE KLIMAATNEUTRALITEIT EN HET WAARBORGEN VAN VOORUITGANG OP HET GEBIED VAN AANPASSING AAN DE KLIMAATVERANDERING KRACHTENS VERORDENING (EU) 2021/1119
|
1. |
Het opzetten van een passend rechtskader voor beleidslijnen en maatregelen inzake aanpassing aan de klimaatverandering af te ronden. Te waarborgen dat de prioriteiten, strategieën, beleidslijnen, plannen en inspanningen voor deze aanpassing evenredig zijn aan de voorspelde klimaatkwetsbaarheden en risico’s, gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke gegevens en hulpmiddelen voor klimaatvoorspelling en vroegtijdige waarschuwing. Overwegingen van klimaatweerbaarheid meer op de voorgrond te plaatsen bij het gebruik van steun uit financieringsprogramma’s van de Unie, zoals het gemeenschappelijke landbouwbeleid en andere relevante EU-middelen. EU-middelen moeten zodanig worden besteed dat zij de klimaatbestendigheid vergroten zonder de kwetsbaarheden te vergroten (d.w.z. geen ernstige afbreuk doen aan de aanpassing). |
|
2. |
Bij het opstellen en uitvoeren van het Deense klimaataanpassingsbeleid groepen belanghebbenden te raadplegen die bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. De processen en resultaten van relevante raadplegingen te documenteren. |
|
3. |
Op de natuur gebaseerde oplossingen en op ecosystemen gebaseerde aanpassing te bevorderen in nationale strategieën, beleidsmaatregelen en plannen en te voorzien in investeringen voor de uitrol ervan. |
Gedaan te Brussel, 18 december 2023.
Voor de Commissie
Kadri SIMSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1.
(2) PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1.
(3) Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren aan de lidstaten voor het actualiseren van de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 (PB C 495, 29.12.2022, p. 24).
(4) COM(2022) 230 final.
(5) SWD(2022) 607 final, SWD(2023) 604 final.
(6) COM(2022) 607 final, Aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad; COM (2023) 604 final, Aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad.
(7) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/857 van 19 april 2023 (PB L 111 van 26.4.2023, blz. 1).
(8) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(9) Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/839 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 (PB L 107 van 21.4.2023, blz. 1).
(10) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PB L, 2023/2413, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2413/oj).
(11) Mededeling over het Actieplan voor Europese windenergie, COM(2023) 669 final van 24.10.2023 en Mededeling over het waarmaken van de ambitie van de EU voor hernieuwbare offshore-energie, COM(2023) 668 final.
(12) Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (PB L 231 van 20.9.2023, blz. 1).
(13) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Gas besparen voor een veilige winter”, (COM(2022) 360 final).
(14) Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).
(15) Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).
(16) Aanbeveling van de Commissie van 14 maart 2023 inzake energieopslag – ter ondersteuning van een koolstofvrij en veilig energiesysteem in de EU; C/2023/1729, (PB C 103 van 20.3.2023, blz. 1).
(17) Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie van 20 oktober 2023 over energiearmoede, C/2023/4080 (PB L 2023/2407, 23.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2023/2407/oj).
(18) Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 25 juni 1998 (het “Verdrag van Aarhus”).
(19) SWD(2023) 911.
(20) Voortgangsverslag over klimaatactie in de EU 2023, COM(2023) 653 final, en het werkdocument van de diensten van de Commissie - beoordeling van de vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering in de afzonderlijke lidstaten overeenkomstig de Europese klimaatwet, SWD(2023) 932.
(21) Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit (PB C 243 van 27.6.2022, blz. 35).
(22) Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060 (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 1).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2024/596/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)