|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/449 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/590 VAN DE COMMISSIE
van 28 juli 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 26, lid 9, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Met het oog op een doeltreffende analyse van gegevens door de bevoegde autoriteiten moet worden gezorgd voor samenhang in de normen en formats ten behoeve van de melding van transacties. |
|
(2) |
Gezien de marktpraktijken, toezichthoudende ervaring en marktontwikkelingen moet het begrip transactie voor meldingsdoeleinden ruim worden geïnterpreteerd. Het begrip transactie dient aan- en verkopen van te melden instrumenten alsmede andere gevallen van verwerving of vervreemding van te melden instrumenten te omvatten, aangezien deze eveneens problemen van marktmisbruik kunnen veroorzaken. Bovendien kunnen wijzigingen van het notionele bedrag problemen van mogelijk marktmisbruik veroorzaken aangezien zij vergelijkbaar zijn met bijkomende aankoop- of verkooptransacties. Willen de bevoegde autoriteiten deze wijzigingen van andere aan- of verkopen kunnen onderscheiden, dan moet informatie over deze wijzigingen uitdrukkelijk worden gemeld in transactiemeldingen. |
|
(3) |
Het begrip transactie mag geen handelingen of gebeurtenissen omvatten die niet voor markttoezichtdoeleinden aan de bevoegde autoriteiten dienen te worden gemeld. Om ervoor te zorgen dat er geen informatie over dergelijke handelingen en gebeurtenissen in transactiemeldingen wordt opgenomen, moeten deze uitdrukkelijk van het begrip transactie worden uitgesloten. |
|
(4) |
Om duidelijk te maken welke beleggingsondernemingen verplicht zijn transacties te melden, moeten de activiteiten of diensten die leiden tot een transactie worden gespecificeerd. Een beleggingsonderneming moet dienovereenkomstig worden geacht een transactie te verrichten indien zij een dienst of activiteit uitvoert als bedoeld in de punten 1, 2 en 3 van deel A van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (2), het beleggingsbesluit neemt in overeenstemming met een discretionair mandaat van een cliënt of financiële instrumenten overdraagt naar of van rekeningen, op voorwaarde dat in alle gevallen dergelijke diensten of activiteiten in een transactie hebben geresulteerd. In overeenstemming met artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 mogen beleggingsondernemingen die geacht worden orders te hebben doorgegeven die resulteren in transacties niet worden geacht die transacties te hebben uitgevoerd. |
|
(5) |
Ter vermijding van niet-melding of dubbele melding door beleggingsondernemingen die orders doorgeven aan elkaar, moet de beleggingsonderneming die voornemens is de order door te geven met de onderneming die de order ontvangt afspreken of de ontvangende onderneming alle details van de resulterende transactie zal melden dan wel de order verder aan een andere beleggingsonderneming zal doorgeven. Als niets wordt afgesproken, moet de order worden geacht niet te worden doorgegeven en moet elke beleggingsonderneming haar eigen transactiemelding doen die [alle] details van de transactie bevat die elke beleggingsonderneming meldt. Bovendien moeten de details van de tussen ondernemingen door te geven order worden gespecificeerd om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten details ontvangen die relevant, nauwkeurig en volledig zijn. |
|
(6) |
Om te zorgen voor een zekere en efficiënte identificatie van beleggingsondernemingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van transacties, moeten die ondernemingen ervoor zorgen dat zij in de transactiemelding die ingevolge hun transactiemeldingsverplichting wordt gedaan, worden geïdentificeerd met gebruikmaking van gevalideerde, gepubliceerde en naar behoren verlengde identificators van juridische entiteit (LEI's). |
|
(7) |
Om te zorgen voor een consistente en robuuste identificatie van natuurlijke personen waarvan sprake is in transactiemeldingen, moeten zij worden geïdentificeerd aan de hand van een aaneenschakeling van het land waarvan zij de nationaliteit hebben, gevolgd door de identificators die zijn toegekend door het land waarvan die personen de nationaliteit hebben. Indien die identificators niet beschikbaar zijn, moeten natuurlijke personen worden geïdentificeerd aan de hand van identificators die zijn gecreëerd door een aaneenschakeling van hun geboortedatum en naam. |
|
(8) |
Om het markttoezicht te vergemakkelijken, moet de identificatie van cliënten consistent, uniek en robuust zijn. In de transactiemeldingen dienen derhalve de volledige naam en geboortedatum van cliënten die natuurlijke personen zijn te worden opgenomen en moeten cliënten die juridische entiteiten zijn met hun LEI worden geïdentificeerd. |
|
(9) |
Personen of computeralgoritmen die beleggingsbesluiten nemen, kunnen verantwoordelijk zijn voor marktmisbruik. Bijgevolg moeten, om voor effectief markttoezicht te zorgen, indien beleggingsbesluiten worden genomen door een andere persoon dan de cliënt of door een computeralgoritme, de persoon of het algoritme in de transactiemelding worden geïdentificeerd met gebruikmaking van unieke, robuuste en consistente identificatoren. Indien meer dan één persoon bij een beleggingsonderneming het beleggingsbesluit neemt, moet de persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het besluit draagt in de melding worden geïdentificeerd. |
|
(10) |
De personen of computeralgoritmen die verantwoordelijk zijn voor de bepaling van het platform waartoe toegang moet worden verkregen of een beleggingsonderneming waaraan de orders moeten worden doorgegeven of alle andere voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van de order kunnen daardoor verantwoordelijk zijn voor marktmisbruik. Derhalve moet, om voor effectief markttoezicht te zorgen, een persoon of een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor dergelijke activiteiten in de transactiemelding worden geïdentificeerd. Indien zowel een persoon als een computeralgoritme betrokken zijn, of meer dan één persoon of algoritme betrokken is, moet de beleggingsonderneming volgens vooraf vastgestelde criteria consistent bepalen welke persoon of welk algoritme primair verantwoordelijk is voor die activiteiten. |
|
(11) |
Om effectieve marktmonitoring mogelijk te maken, moeten transactiemeldingen precieze informatie bevatten over elke wijziging in de positie van een beleggingsonderneming of haar cliënt die resulteert uit een te melden transactie op het moment dat een dergelijke transactie heeft plaatsgevonden. Beleggingsondernemingen moeten derhalve consistent gerelateerde velden in een afzonderlijke transactiemelding melden en moeten een transactie of verschillende delen van een transactie dusdanig melden dat hun meldingen samen een duidelijk totaalbeeld geven dat positiewijzigingen nauwkeurig weergeeft. |
|
(12) |
Shorttransacties moeten duidelijk als zodanig worden gemarkeerd, ongeacht of deze transacties een volledige of gedeeltelijke shorttransactie vormen. |
|
(13) |
Effectief markttoezicht in geval van een transactie in een combinatie van financiële instrumenten levert specifieke markttoezichtproblemen op. De bevoegde autoriteit moet met betrekking tot elk financieel instrument dat deel uitmaakt van een transactie waarbij meer dan één financieel instrument betrokken is een totaalbeeld hebben en elke transactie afzonderlijk kunnen zien. Bijgevolg moeten beleggingsondernemingen die transacties uitvoeren in een combinatie van financiële instrumenten de transactie voor elk financieel instrument afzonderlijk melden en die meldingen door middel van een op het niveau van de onderneming unieke identificator koppelen aan de groep transactiemeldingen die betrekking hebben op die uitvoering. |
|
(14) |
Om de effectiviteit van het marktmisbruiktoezicht op rechtspersonen te waarborgen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat LEI's worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd in overeenstemming met internationaal erkende beginselen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen consistent en uniek geïdentificeerd worden. Beleggingsondernemingen moeten de LEI van hun cliënten verkrijgen alvorens diensten te verlenen die meldingsverplichtingen in werking zouden stellen met betrekking tot transacties die namens die cliënten worden uitgevoerd en die LEI in hun transactiemeldingen gebruiken. |
|
(15) |
Om voor efficiënte en effectieve marktmonitoring te zorgen, mogen transactiemeldingen slechts één keer worden gedaan bij één enkele bevoegde autoriteit die deze aan andere relevante bevoegde autoriteiten kan zenden. Indien een beleggingsonderneming een transactie uitvoert, moet zij bijgevolg de melding bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming doen, ongeacht of hier al dan niet een bijkantoor bij betrokken is dan wel of de meldende onderneming de transactie via een bijkantoor in een andere lidstaat heeft uitgevoerd. Bovendien mag, indien een transactie geheel of gedeeltelijk via een bijkantoor van een in een andere lidstaat gevestigde beleggingsonderneming is uitgevoerd, de melding slechts eenmaal bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming worden gedaan, tenzij anders is overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst. Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst toezicht kunnen houden op de diensten die worden verleend door bijkantoren op hun grondgebied, moeten zij transactiemeldingen van activiteiten van bijkantoren ontvangen. Om die reden, en om mogelijk te maken dat de transactiemeldingen aan alle relevante bevoegde autoriteiten worden gezonden voor de bijkantoren die aan die transacties deelnemen, dienen in de meldingen gedetailleerde gegevens over de activiteiten van bijkantoren te worden opgenomen. |
|
(16) |
Volledige en nauwkeurige transactiemeldingsgegevens zijn essentieel voor het toezicht op marktmisbruik. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen dienen derhalve te beschikken over methoden en regelingen om ervoor te zorgen dat volledige en nauwkeurige transactiemeldingen bij de bevoegde autoriteiten worden gedaan. ARM's dienen niet onder deze verordening te vallen aangezien zij onderworpen zijn aan een eigen specifieke regeling die is gespecificeerd in de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie (3) en zij onder soortgelijke vereisten vallen om de volledigheid en nauwkeurigheid van de gegevens te verzekeren. |
|
(17) |
Om in staat te zijn de annuleringen of correcties te volgen, moet de beleggingsonderneming de details van de correcties en annuleringen die zij van het ARM ontvangt bewaren ingeval de ARM, overeenkomstig de instructies van de beleggingsonderneming, een namens een beleggingsonderneming gedane transactiemelding corrigeert of annuleert. |
|
(18) |
Bepaling van de qua liquiditeit meest relevante mark maakt het mogelijk dat transactiemeldingen aan andere bevoegde autoriteiten worden gezonden en stelt beleggers in staat de bevoegde autoriteiten te identificeren waaraan zij hun shortposities moeten melden ingevolge de artikelen 5, 7 en 8 van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). De regels voor het bepalen van de relevante bevoegde autoriteit op grond van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) functioneren effectief voor de meeste financiële instrumenten en moeten bijgevolg ongewijzigd blijven. Er moeten echter nieuwe regels worden ingevoerd specifiek voor die instrumenten die niet onder Richtlijn 2004/39/EG vallen, namelijk voor schuldinstrumenten die worden uitgegeven door een entiteit van een derde land, emissierechten en voor derivaten waarvan de onmiddellijke onderliggende waarde geen mondiale identificatiecode heeft of een mandje of een niet-EER-index is. |
|
(19) |
Ter wille van de consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te verzekeren, moeten de in deze verordening neergelegde bepalingen en de in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde bepalingen op dezelfde datum in werking treden. |
|
(20) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten („ESMA”) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(21) |
ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (6), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gegevensnormen en -formats voor transactiemelding
Een transactiemelding bevat alle details waarvan sprake in tabel 2 van bijlage I die verband houden met de betrokken financiële instrumenten. Alle in transactiemeldingen op te nemen details worden ingediend overeenkomstig de normen en formats die in tabel 2 van bijlage I worden gespecificeerd, in een elektronische en machineleesbare vorm en in een gemeenschappelijk XML-template overeenkomstig de ISO 20022-methodologie.
Artikel 2
Het begrip transactie
1. Voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vormt het tot stand brengen van een verwerving of vervreemding van een financieel instrument bedoeld in artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 een transactie.
2. Een verwerving als bedoeld in lid 1 omvat het volgende:
|
a) |
een aankoop van een financieel instrument; |
|
b) |
het aangaan van een derivatencontract; |
|
c) |
een toename van het notionele bedrag van een derivatencontract. |
3. Een vervreemding als bedoeld in lid 1 omvat het volgende:
|
a) |
een verkoop van een financieel instrument; |
|
b) |
de liquidatie van een derivatencontract; |
|
c) |
een afname van het notionele bedrag van een derivatencontract. |
4. Voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 omvat transactie eveneens een gelijktijdige verwerving en vervreemding van een financieel instrument waarbij de eigendom van dat financiële instrument ongewijzigd blijft, maar publicatie na de handel vereist is op grond van de artikelen 6, 10, 20 of 21 van Verordening (EU) nr. 600/2014.
5. Een transactie voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 omvat niet het volgende:
|
a) |
een effectenfinancieringstransactie als gedefinieerd in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (7); |
|
b) |
een contract dat uitsluitend voor clearing- of afwikkelingsdoeleinden ontstaat; |
|
c) |
een afwikkeling van wederzijdse verplichtingen tussen partijen waarbij de nettoverplichting wordt overgedragen; |
|
d) |
een verwerving of vervreemding die uitsluitend het resultaat is van een bewaarnemingsactiviteit; |
|
e) |
een cessie of novatie na de handel van een derivatencontract waarbij een van de partijen bij het derivatencontract wordt vervangen door een derde partij; |
|
f) |
een compressie van een portefeuille; |
|
g) |
de creatie of aflossing van de rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging door de beheerder van de instelling voor collectieve belegging; |
|
h) |
de uitoefening van een in een financieel instrument besloten recht, of de conversie van een converteerbare obligatie en de daaruit voortvloeiende transactie in het onderliggende financiële instrument; |
|
i) |
de creatie, expiratie of aflossing van een financieel instrument als gevolg van vooraf bepaalde contractvoorwaarden of als gevolg van verplichte gebeurtenissen waarover de belegger geen controle heeft, waarbij door de belegger geen beleggingsbesluit wordt genomen op het tijdstip van de creatie, expiratie of aflossing van het financiële instrument; |
|
j) |
een afname of toename van het notionele bedrag van een derivatencontract als gevolg van vooraf bepaalde contractvoorwaarden of verplichte gebeurtenissen waarbij door de belegger geen beleggingsbesluit wordt genomen op het tijdstip van de wijziging van het notionele bedrag; |
|
k) |
een wijziging in de samenstelling van een index of een mandje die optreedt na de uitvoering van een transactie; |
|
l) |
een verwerving op grond van een dividendherinvesteringsplan; |
|
m) |
een verwerving of vervreemding overeenkomstig een bonusregeling op basis van aandelen voor werknemers, of uit hoofde van het beheer van een trust van niet geclaimde activa of van resterende onderaandelenrechten na bedrijfsgebeurtenissen of als onderdeel van aandeelhoudersverminderingsprogramma's indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
|
|
n) |
een omwisselings- en terugkoopbod met betrekking tot een obligatie of een andere vorm van gesecuritiseerde schuld indien de voorwaarden van het bod vooraf zijn bepaald en het beleggingsbesluit neerkomt op een keuze door de belegger om de transactie aan te gaan zonder de voorwaarden ervan eenzijdig te kunnen wijzigen; |
|
o) |
een verwerving of vervreemding die het resultaat is van een overdracht van zekerheden. |
De uitsluiting bepaald in punt a) van de eerste alinea is niet van toepassing op de effectenfinancieringstransacties waarbij een lid van het Europees Stelsel van centrale banken een tegenpartij is.
De uitzondering bepaald in punt i) van de eerste alinea geldt niet voor eerste openbare aanbiedingen of bijkomende openbare aanbiedingen of plaatsingen, of schulduitgifte.
Artikel 3
Het begrip uitvoering van een transactie
1. Een beleggingsonderneming wordt geacht een transactie te hebben uitgevoerd in de zin van artikel 2 indien zij een van de volgende diensten aanbiedt of een van de volgende activiteiten verricht die resulteren in een transactie:
|
a) |
het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten; |
|
b) |
het uitvoeren van orders namens cliënten; |
|
c) |
het handelen voor eigen rekening; |
|
d) |
het nemen van een beleggingsbesluit overeenkomstig een discretionair mandaat van een cliënt; |
|
e) |
overdracht van financiële instrumenten naar of van rekeningen. |
2. Een beleggingsonderneming wordt niet geacht een transactie te hebben uitgevoerd indien zij een order heeft doorgegeven overeenkomstig artikel 4.
Artikel 4
Doorgifte van een order
1. Een beleggingsonderneming die een order doorgeeft ingevolge artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 (doorgevende onderneming) wordt alleen geacht die order te hebben doorgegeven als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de order is ontvangen van haar cliënt of resulteert uit haar besluit tot verwerving of vervreemding van een specifiek financieel instrument in overeenstemming met een discretionair mandaat dat zij van één of meer cliënten heeft ontvangen; |
|
b) |
de doorgevende onderneming heeft de details van de order als bedoeld in lid 2 aan een andere beleggingsonderneming doorgegeven (ontvangende onderneming); |
|
c) |
de ontvangende onderneming is onderworpen aan artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 en gaat ermee akkoord de transactie uit hoofde van de betrokken order te melden of de details van een order aan een andere beleggingsonderneming door te geven overeenkomstig dit artikel. |
Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea specificeert het akkoord de termijn voor het verstrekken van de details van een order door de doorgevende onderneming aan de ontvangende onderneming en bepaalt het dat de ontvangende onderneming nagaat of de ontvangen details van een order aperte fouten of omissies bevatten alvorens een transactiemelding in te dienen of de order door te geven in overeenstemming met dit artikel.
2. De volgende details van een order worden doorgegeven overeenkomstig lid 1, voor zover relevant voor een bepaalde order:
|
a) |
de identificatiecode van het financiële instrument; |
|
b) |
of de order betrekking heeft op de verwerving of vervreemding van het financiële instrument; |
|
c) |
de in de order vermelde prijs en hoeveelheid; |
|
d) |
het kenmerk en de details van de cliënt van de doorgevende onderneming ten behoeve van de order; |
|
e) |
het kenmerk en de details van de besluitnemer voor de cliënt indien het beleggingsbesluit wordt genomen op grond van een vertegenwoordigingsbevoegdheid; |
|
f) |
een kenmerk ter identificatie van een shorttransactie; |
|
g) |
een kenmerk ter identificatie van een persoon of een algoritme verantwoordelijk voor het beleggingsbesluit binnen de doorgevende onderneming; |
|
h) |
het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming dat toezicht houdt op de voor het beleggingsbesluit verantwoordelijke persoon, en het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming dat de order van de cliënt heeft ontvangen of een beleggingsbesluit voor een cliënt heeft genomen in overeenstemming met een discretionair mandaat dat het van de cliënt heeft ontvangen: |
|
i) |
voor een order in grondstoffenderivaten, een indicatie of de transactie risico's op objectief meetbare wijze vermindert overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
j) |
de code ter identificatie van de doorgevende onderneming. |
Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea krijgt, indien de cliënt een natuurlijke persoon is, de cliënt een kenmerk overeenkomstig artikel 6.
Voor de toepassing van punt j) van de eerste alinea is, indien de doorgegeven order is ontvangen van een voorafgaande onderneming die de order niet heeft doorgegeven overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde voorwaarden, de code de code ter identificatie van de doorgevende onderneming. Indien de doorgegeven order is ontvangen van een voorafgaande doorgevende onderneming overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde voorwaarden, is de code verstrekt ingevolge punt j) als bedoeld in de eerste alinea de code ter identificatie van de voorafgaande doorgevende onderneming.
3. Indien er meer dan één doorgevende onderneming is met betrekking tot een gegeven order, worden de details van een order bedoeld in de punten d) tot en met i) van de eerste alinea van lid 2 doorgegeven met betrekking tot de cliënt van de eerste doorgevende onderneming.
4. Indien de order voor verschillende cliënten wordt geaggregeerd, wordt de in lid 2 bedoelde informatie doorgegeven voor elke cliënt.
Artikel 5
Identificatie van de beleggingsonderneming die een transactie uitvoert
1. Een beleggingsonderneming die een transactie uitvoert, zorgt ervoor dat zij in de ingevolge artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingediende transactiemelding geïdentificeerd wordt aan de hand van een gevalideerde, gepubliceerde en naar behoren verlengde identificatiecode van juridische entiteit volgens ISO 17442.
2. Een beleggingsonderneming die een transactie uitvoert, zorgt ervoor dat de referentiegegevens betreffende haar identificatiecode van juridische entiteit verlengd worden overeenkomstig de voorwaarden van een van de geaccrediteerde Local Operating Units van the Global Legal Entity Identifier System.
Artikel 6
Kenmerk ter identificatie van natuurlijke personen
1. Een natuurlijke persoon wordt in een transactiemelding geïdentificeerd met gebruikmaking van het kenmerk dat resulteert uit de aaneenschakeling van de ISO 3166-1 alpha-2-code (tweeletterige landencode) van het land waarvan de persoon de nationaliteit heeft, gevolgd door de in bijlage II opgenomen nationale identificator van de cliënt op basis van de nationaliteit van de persoon.
2. De nationale identificator van de cliënt bedoeld in lid 1 wordt toegekend overeenkomstig de in bijlage II gegeven prioriteitsniveaus met gebruikmaking van de identificator met de hoogste prioriteit van een persoon, ongeacht of die identificator reeds bekend is bij de beleggingsonderneming.
3. Indien een natuurlijke persoon een onderdaan is van meer dan één land van de Europese Economische Ruimte (EER), wordt gebruikgemaakt van de landencode van de eerste nationaliteit bij alfabetische rangschikking volgens de ISO 3166-1 alpha-2-code ervan en de identificator van die nationaliteit, toegekend overeenkomstig lid 2. Indien een natuurlijke persoon een niet-EER-nationaliteit heeft, wordt gebruikgemaakt van de identificator met de hoogste prioriteit overeenkomstig het veld dat verwijst naar „alle overige landen” in bijlage II. Indien een natuurlijke persoon een EER- en een niet-EER-nationaliteit heeft, wordt gebruikgemaakt van de landencode van de EER-nationaliteit en de identificator met de hoogste prioriteit van die nationaliteit, toegekend overeenkomstig lid 2.
4. Indien de overeenkomstig lid 2 toegekende identificator verwijst naar CONCAT, wordt de natuurlijke persoon door de beleggingsonderneming geïdentificeerd met gebruikmaking van de aaneenschakeling van de volgende elementen in de volgende volgorde:
|
a) |
de geboortedatum van de persoon in het format JJJJMMDD; |
|
b) |
de eerste vijf tekens van de voornaam; |
|
c) |
de eerste vijf tekens van de achternaam. |
5. Voor de toepassing van lid 4 zijn voorvoegsels van namen uitgesloten en wordt aan voornamen en achternamen korter dan vijf tekens „#” toegevoegd om ervoor te zorgen dat verwijzingen naar voornamen en achternamen overeenkomstig lid 4 vijf tekens bevatten. Voor alle tekens worden hoofdletters gebruikt. Er worden geen afkappingstekens, accenten, streepjes, koppeltekens, leestekens of spaties gebruikt.
Artikel 7
Details van de identiteit van de cliënt en identificator en details van de besluitnemer
1. Een transactiemelding met betrekking tot een transactie uitgevoerd namens een cliënt die een natuurlijke persoon is, omvat de volledige naam en geboortedatum van de cliënt zoals gespecificeerd in de velden 9, 10, 11 18, 19 en 20 van tabel 2 van bijlage I.
2. Indien de cliënt niet de persoon is die het beleggingsbesluit met betrekking tot die transactie neemt, wordt in de transactiemelding de persoon geïdentificeerd die een dergelijk besluit neemt namens de cliënt, zoals gespecificeerd in de velden 12 tot en met 15 voor de koper en in de velden 21 tot en met 24 voor de verkoper in tabel 2 van bijlage I.
Artikel 8
Identificatie van de persoon of het computeralgoritme verantwoordelijk voor het beleggingsbesluit
1. Indien een persoon of een computeralgoritme binnen een beleggingsonderneming het beleggingsbesluit neemt om een specifiek financieel instrument te verwerven of te vervreemden, wordt die persoon of dat algoritme geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 57 van tabel 2 van bijlage I. De beleggingsonderneming identificeert een dergelijke persoon of een dergelijk computeralgoritme alleen indien dat beleggingsbesluit is genomen namens de beleggingsonderneming zelf of namens een cliënt in overeenstemming met een discretionair mandaat dat zij van de cliënt ontvangen heeft.
2. Indien meer dan één persoon binnen de beleggingsonderneming het beleggingsbesluit neemt, bepaalt de beleggingsonderneming welke persoon de primaire verantwoordelijkheid voor dat besluit draagt. De persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het beleggingsbesluit draagt, wordt bepaald overeenkomstig door de beleggingsonderneming vooraf bepaalde criteria.
3. Indien een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit overeenkomstig lid 1, kent de beleggingsonderneming een kenmerk toe ter identificatie van het computeralgoritme in een transactiemelding. Dat kenmerk voldoet aan de volgende voorwaarden:
|
a) |
het is uniek voor elke codeset of handelsstrategie die het algoritme vormt, ongeacht de financiële instrumenten of markten waarop het algoritme van toepassing is; |
|
b) |
eenmaal toegekend wordt het consistent gebruikt bij verwijzing naar het algoritme of de versie van het algoritme; |
|
c) |
het is uniek in de loop van de tijd. |
Artikel 9
Identificatie van de persoon of het computeralgoritme verantwoordelijk voor de uitvoering van een transactie
1. Indien een persoon of een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat een transactie uitvoert bepaalt tot welk handelsplatform, welke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of welk georganiseerd handelsplatform buiten de Unie toegang moet worden verkregen, aan welke ondernemingen orders moeten worden doorgeven of wat de voorwaarden zijn met betrekking tot het uitvoeren van een order, wordt die persoon of dat computeralgoritme geïdentificeerd in veld 59 van tabel 2 van bijlage I.
2. Indien een persoon binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, kent de beleggingsonderneming in een transactiemelding een kenmerk ter identificatie van die persoon toe overeenkomstig artikel 6.
3. Indien een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, kent de beleggingsonderneming een kenmerk ter identificatie van het computeralgoritme toe overeenkomstig artikel 8, lid 3.
4. Indien een persoon en computeralgoritme betrokken zijn bij de uitvoering van de transactie, of meer dan één persoon of algoritme betrokken zijn, bepaalt de beleggingsonderneming welke persoon of welk computeralgoritme primair verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie. De persoon of het computeralgoritme die/dat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering, wordt bepaald overeenkomstig door de beleggingsonderneming vooraf bepaalde criteria.
Artikel 10
Kenmerk ter identificatie van de toepasselijke ontheffing
In transactiemeldingen wordt de toepasselijke vrijstelling ingevolge artikel 4 of artikel 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 op grond waarvan de uitgevoerde transactie heeft plaatsgevonden geïdentificeerd overeenkomstig veld 61 van tabel 2 van bijlage I bij deze verordening.
Artikel 11
Kenmerk ter identificatie van een shorttransactie
1. In transactiemeldingen worden transacties die bij de uitvoering ervan shorttransacties zijn of gedeeltelijk een shorttransactie zijn geïdentificeerd overeenkomstig veld 62 van tabel 2 van bijlage I.
2. Een beleggingsonderneming bepaalt naar best vermogen de shorttransactie waarin haar cliënt de shortseller is, ook wanneer een beleggingsonderneming orders van verschillende cliënten aggregeert. De beleggingsonderneming identificeert die shorttransacties in haar transactiemelding overeenkomstig veld 62 van tabel 2 van bijlage I.
3. Indien een beleggingsonderneming een shorttransactie uitvoert namens haarzelf, vermeldt zij in de transactiemelding of de shorttransactie werd ondernomen in de hoedanigheid van market maker of primary dealer op grond van een ontheffing bepaald bij artikel 17 van Verordening (EU) nr. 236/2012.
Artikel 12
Melding van een uitvoering voor een combinatie van financiële instrumenten
Indien een beleggingsonderneming een transactie uitvoert waarbij twee of meer financiële instrumenten betrokken zijn, meldt de beleggingsonderneming de transactie voor elk financieel instrument afzonderlijk en koppelt zij die meldingen door middel van een op het niveau van de onderneming unieke identificator aan de groep transactiemeldingen die verband houden met die uitvoering als gespecificeerd in veld 40 van tabel 2 van bijlage I.
Artikel 13
Voorwaarden waarop identificators van juridische entiteit moeten worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de identificators van juridische entiteit worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd in overeenstemming met de volgende beginselen:
|
a) |
uniekheid; |
|
b) |
nauwkeurigheid; |
|
c) |
consistentie; |
|
d) |
neutraliteit; |
|
e) |
betrouwbaarheid; |
|
f) |
open bron; |
|
g) |
flexibiliteit; |
|
h) |
schaalbaarheid; |
|
i) |
toegankelijkheid. |
De lidstaten zorgen er eveneens voor dat identificators van juridische entiteit worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd met gebruikmaking van uniforme globale operationele normen, zijn onderworpen aan het governancekader van het Legal Entity Identifier Regulatory Oversight Committee en voor een redelijke prijs beschikbaar zijn.
2. Een beleggingsonderneming verleent geen dienst waardoor een transactiemelding moet worden gedaan voor een transactie die namens een cliënt is aangegaan die in aanmerking komt voor de identificatiecode van juridische entiteit, alvorens de identificatiecode van juridische entiteit van die cliënt te verkrijgen.
3. De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat de lengte en samenstelling van de code in overeenstemming zijn met de norm ISO 17442 en dat de code is opgenomen in de Global LEI database die wordt onderhouden door de Central Operating Unit die aangesteld is door de Legal Entity Identifier Regulatory Oversight Committee en betrekking heeft op de betrokken cliënt.
Artikel 14
Melding van door bijkantoren uitgevoerde transacties
1. Een beleggingsonderneming meldt transacties die geheel of gedeeltelijk via haar bijkantoor zijn uitgevoerd, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming tenzij anders overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst
2. Indien een beleggingsonderneming een transactie geheel of gedeeltelijk via haar bijkantoor uitvoert, meldt zij de transactie slechts één keer.
3. Indien landencodedetails met betrekking tot het bijkantoor van een beleggingsonderneming moeten worden opgenomen in een transactiemelding overeenkomstig de velden 8, 17, 37, 58 of 60 van tabel 2 van bijlage I vanwege de gedeeltelijke of volledige uitvoering van een transactie via dat bijkantoor, geeft de beleggingsonderneming in de transactiemelding de ISO 3166 landencode voor het relevante bijkantoor in alle volgende gevallen:
|
a) |
indien het bijkantoor de order heeft ontvangen van een cliënt of een beleggingsbesluit heeft genomen voor een cliënt in overeenstemming met een discretionair mandaat dat het van de cliënt heeft ontvangen; |
|
b) |
indien het bijkantoor toezichthoudende verantwoordelijkheid draagt voor de persoon verantwoordelijk voor het betrokken beleggingsbesluit; |
|
c) |
indien het bijkantoor toezichthoudende verantwoordelijkheid draagt voor de persoon verantwoordelijk voor de uitvoering van de transactie; |
|
d) |
indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of een georganiseerd handelsplatform gevestigd buiten de Unie met gebruikmaking van het lidmaatschap van het bijkantoor van dat handelsplatform of een georganiseerd handelsplatform. |
4. Indien één of meer van de in lid 3 bepaalde gevallen niet van toepassing zijn op een bijkantoor van de beleggingsonderneming, wordt in de relevante velden in tabel 2 van bijlage I de ISO-landencode ingevuld voor de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, of, in geval van een onderneming van een derde land, de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd.
5. Het bijkantoor van een onderneming van een derde land dient de transactiemelding in bij de bevoegde autoriteit die een vergunning heeft verleend aan het bijkantoor. Het bijkantoor van een onderneming van een derde land vult in de relevante velden in tabel 2 van bijlage I de ISO-landencode in voor de lidstaat van de vergunning verlenende bevoegde autoriteit.
Indien een onderneming van een derde land bijkantoren heeft opgericht in meer dan één lidstaat binnen de Unie, kiezen die bijkantoren gezamenlijk één van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waaraan transactiemeldingen moeten worden gezonden ingevolge de leden 1 tot en met 3.
Artikel 15
Methoden en regelingen voor het melden van financiële transacties
1. De methoden en regelingen door middel waarvan door handelsplatforms en beleggingsondernemingen transactiemeldingen worden gegenereerd en gedaan, omvatten:
|
a) |
systemen om voor de beveiliging en vertrouwelijkheid van de gemelde gegevens te zorgen; |
|
b) |
mechanismen voor het authenticeren van de bron van de transactiemelding; |
|
c) |
voorzorgsmaatregelen om de tijdige hervatting van de melding in geval van een storing van het meldingssysteem mogelijk te maken; |
|
d) |
mechanismen voor het identificeren van fouten en omissies in transactiemeldingen; |
|
e) |
mechanismen ter vermijding van het tweemaal melden van een transactie, met inbegrip van het geval waarin een beleggingsonderneming steunt op een handelsplatform om de details te melden van transacties die door de beleggingsonderneming zijn uitgevoerd via de systemen van het handelsplatform overeenkomstig artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
f) |
mechanismen om ervoor te zorgen dat het handelsplatform alleen meldingen doet namens die beleggingsondernemingen die ervoor hebben gekozen op het handelsplatform te steunen om namens hen meldingen te zenden voor transacties die via systemen van het handelsplatform zijn uitgevoerd; |
|
g) |
mechanismen ter vermijding van de melding van transacties indien er geen verplichting tot melding bestaat op grond van artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 hetzij omdat er geen sprake is van een transactie in de zin van artikel 2 van deze verordening of omdat het instrument dat het voorwerp is van de betrokken transactie niet binnen het toepassingsgebied valt van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
h) |
mechanismen voor de identificatie van niet-gemelde transacties waarvoor geen verplichting tot melding bestaat op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014, inclusief gevallen waarin door de betrokken bevoegde autoriteit verworpen transactiemeldingen niet succesvol opnieuw zijn gedaan. |
2. Indien het handelsplatform of de beleggingsonderneming kennis krijgt van een fout of omissie in een transactiemelding die bij een bevoegde autoriteit is gedaan, het niet doen van een transactiemelding inclusief niet opnieuw doen van een verworpen transactiemelding voor transacties die gemeld moeten worden, of van de melding van een transactie waarvoor geen meldingsplicht bestaat, stelt het de relevante bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis.
3. Beleggingsondernemingen moeten regelingen in werking stellen om ervoor te zorgen dat hun transactiemeldingen volledig en nauwkeurig zijn. Die regelingen omvatten het testen van hun meldproces en regelmatige afstemming van de handelsgegevens van hun frontoffice op gegevensreeksen die hen daartoe door hun bevoegde autoriteiten zijn verstrekt.
4. Indien bevoegde autoriteiten geen gegevensreeksen verstrekken, stemmen beleggingsondernemingen de handelsgegevens van hun frontoffice af op de informatie in de transactiemeldingen die zij bij de bevoegde autoriteiten hebben ingediend, of in de transactiemeldingen die ARM's of handelsplatforms namens hen hebben gedaan. De afstemming omvat een controle van de tijdigheid van de melding, de nauwkeurigheid en volledigheid van de afzonderlijke gegevensvelden en de conformiteit ervan met de normen en formats gespecificeerd in tabel 2 van bijlage I.
5. Beleggingsondernemingen stellen regelingen in werking om ervoor te zorgen dat in hun transactiemeldingen, gezamenlijk beschouwd, alle wijzigingen in hun positie en in de positie van hun cliënten in de betrokken financiële instrumenten worden weergegeven op het moment waarop transacties in de financiële instrumenten worden uitgevoerd.
6. Indien een ARM, in overeenstemming met instructies van de beleggingsonderneming, een namens een beleggingsonderneming gedane transactiemelding annuleert of corrigeert, bewaart de beleggingsonderneming de details van de correcties en annuleringen die haar door het ARM verstrekt zijn.
7. De in artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde meldingen worden gezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het handelsplatform.
8. Bevoegde autoriteiten gebruiken beveiligde elektronische communicatiekanalen bij de uitwisseling van transactiemeldingen met elkaar.
Artikel 16
Bepaling van de in termen van liquiditeit meest relevante markt
1. In geval van een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, een emissierecht of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging wordt de meest relevante markt in termen van liquiditeit voor dat financiële instrument (de meest relevante markt) eenmaal per kalenderjaar bepaald op basis van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mits het financieel instrument was toegelaten tot de handel of werd verhandeld aan het begin van het voorafgaande kalenderjaar, als volgt:
|
a) |
voor instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op één of meer gereglementeerde markten is de meest relevante markt de gereglementeerde markt waar de omzet, zoals gedefinieerd in artikel 17, lid 4, van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie (8), over het voorafgaande kalenderjaar voor dat instrument het hoogst is; |
|
b) |
voor instrumenten die niet tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten, is de meest relevante markt de MTF waar de omzet over het voorafgaande kalenderjaar voor dat instrument het hoogst is; |
|
c) |
voor de toepassing van de punten a) en b) wordt de hoogste omzet berekend door alle transacties uit te sluiten waarvoor ontheffingen van transparantie vóór de handel gelden ingevolge artikel 4, lid 1, onder a), b) of c), van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
2. In afwijking van lid 1 van dit artikel is, indien een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, een emissierecht of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging niet was toegelaten tot de handel of werd verhandeld aan het begin van het voorafgaande kalenderjaar of indien er onvoldoende of geen gegevens voorhanden zijn voor de berekening van de omzet overeenkomstig punt c) van lid 1 van dit artikel voor de bepaling van de meest relevante markt voor dat financiële instrument, de meest relevante markt voor dat financieel instrument de markt van de lidstaat waar het eerst een verzoek om toelating tot de handel werd ingediend of het instrument het eerst werd verhandeld.
3. In geval van een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of een geldmarktinstrument waarvan de emittent is gevestigd in de Unie, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waarin de statutaire zetel van de emittent is gelegen.
4. In geval van een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of een geldmarktinstrument waarvan de emittent is gevestigd buiten de Unie, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar het eerst een verzoek om toelating tot de handel van dat financieel instrument werd ingediend of waar het financieel instrument het eerst op een handelsplatform werd verhandeld.
5. In geval van een financieel instrument dat een derivatencontract of een contract for difference of een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU is, wordt de meest relevante markt als volgt bepaald:
|
a) |
indien de onderliggende waarde van het financieel instrument een effect is in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU of een emissierecht dat is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of op een MTF wordt verhandeld, is de meest relevante markt de markt die als de meest relevante markt voor het onderliggende effect overeenkomstig lid 1 of lid 2 van dit artikel wordt beschouwd; |
|
b) |
indien de onderliggende waarde van een financieel instrument een effect is in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of een geldmarktinstrument dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten of op een MTF of een OTF wordt verhandeld, is de meest relevante markt de markt die als de meest relevante markt voor het onderliggend financieel instrument overeenkomstig lid 3 of lid 4 van dit artikel wordt beschouwd; |
|
c) |
indien de onderliggende waarde van een financieel instrument een mandje is met financiële instrumenten, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar het financieel instrument het eerst tot de handel werd toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld; |
|
d) |
indien de onderliggende waarde van een financieel instrument een index is met financiële instrumenten, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar het financieel instrument het eerst tot de handel werd toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld; |
|
e) |
indien de onderliggende waarde van het financieel instrument een derivaat is dat tot de handel is toegelaten of op een handelsplatform wordt verhandeld, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar dat derivaat tot de handel is toegelaten of op een handelsplatform wordt verhandeld. |
6. Voor financiële instrumenten die niet onder de leden 1 tot en met 5 vallen, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat van het handelsplatform dat het financieel instrument het eerst tot de handel heeft toegelaten of waarop het financieel instrument het eerst is verhandeld.
Artikel 17
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Artikel 2, lid 5, tweede alinea, is evenwel van toepassing 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling die door de Commissie ingevolge artikel 4, lid 9, van Verordening (EU) 2015/2365 wordt vastgesteld
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten (zie bladzijde 126 van dit Publicatieblad).
(4) Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).
(5) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(7) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Tabel 1
Legende voor tabel 2
|
Symbool |
Gegevenssoort |
Definitie |
||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||
|
{CFI_CODE} |
6 tekens |
ISO 10962 CFI-code |
||||||||||||||||
|
{COUNTRYCODE_2} |
2 alfanumerieke tekens |
2-letterige landencode overeenkomstig de ISO 3166-1 alpha-2-landcode |
||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
Drieletterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes |
||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601 |
Datum en tijdstip in het volgende formaat: JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ.
Data en tijdstippen moeten worden uitgedrukt in UTC. |
||||||||||||||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat volgens ISO 8601 |
Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD. |
||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden.
Waarden worden afgerond, niet afgebroken. |
||||||||||||||||
|
{INDEX} |
4 letters |
„EONA” -- EONIA „EONS” — EONIA SWAP „EURI” — EURIBOR „EUUS” — EURODOLLAR „EUCH” — EuroSwiss „GCFR” — GCF REPO „ISDA” — ISDAFIX „LIBI” — LIBID „LIBO” — LIBOR „MAAA” — Muni AAA „PFAN” — Pfandbriefe „TIBO” — TIBOR „STBO” — STIBOR „BBSW” — BBSW „JIBA” — JIBAR „BUBO” — BUBOR „CDOR” — CDOR „CIBO” — CIBOR „MOSP” — MOSPRIM „NIBO” — NIBOR „PRBO” — PRIBOR „TLBO” — TELBOR „WIBO” — WIBOR „TREA” — Treasury „SWAP” — SWAP „FUSW” — Future SWAP |
||||||||||||||||
|
{INTEGER-n} |
Geheel getal van maximaal n tekens in totaal |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve gehele waarden. |
||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166. |
||||||||||||||||
|
{LEI} |
20 alfanumerieke tekens |
Identificatiecode juridische entiteit volgens ISO 17442 |
||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
||||||||||||||||
|
{NATIONAL_ID} |
35 alfanumerieke tekens |
De identificator wordt afgeleid in overeenstemming met artikel 6 en de tabel van bijlage II. |
Tabel 2
Details die moeten worden vermeld in transactiemeldingen
Alle velden zijn verplicht, tenzij anders is bepaald.
|
Nr. |
Veld |
Te melden inhoud |
Format en normen die voor de melding moeten worden gebruikt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1 |
Status van de melding |
Of de transactiemelding nieuw is of een annulering. |
„NEWT” — Nieuw „CANC” — Annulering |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2 |
Referentienummer van de transactie |
Identificatienummer dat uniek is voor de uitvoerende onderneming voor elke transactiemelding. Indien ingevolge artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014 een handelsplatform een transactiemelding doet namens een onderneming die niet onderworpen is aan Verordening (EU) nr. 600/2014, vult het handelsplatform in dit veld een getal in dat door het handelsplatform intern is gegenereerd en dat uniek is voor elke door het handelsplatform gedane transactiemelding. |
{ALPHANUM-52} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3 |
Transactie-identificatiecode van het handelsplatform |
Dit is een getal dat door handelsplatforms wordt gegenereerd en verspreid onder zowel de kopende als de verkopende partijen overeenkomstig artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie (1). Dit veld is alleen vereist voor de marktzijde van een op een handelsplatform uitgevoerde transactie. |
{ALPHANUM-52} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4 |
Identificatiecode van de uitvoerende entiteit |
Gebruikte code ter identificatie van de entiteit die de transactie uitvoert. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5 |
Onder Richtlijn 2014/65/EU vallende beleggingsonderneming |
Of de in veld 4 geïdentificeerde entiteit een beleggingsonderneming is die onder artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU valt. |
„waar” — ja „niet waar” — neen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
6 |
Identificatiecode van de meldende entiteit |
Gebruikte code ter identificatie van de entiteit die de transactiemelding doet bij de bevoegde autoriteit in overeenstemming met artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014. Indien de melding door de uitvoerende onderneming rechtstreeks bij de bevoegde autoriteit wordt gedaan, moet de LEI van de uitvoerende onderneming (indien de uitvoerende onderneming een rechtspersoon is) worden ingevuld. Indien de melding door een handelsplatform wordt gedaan, wordt de LEI van de exploitant van het handelsplatform ingevuld. Indien de melding door een ARM wordt gedaan, wordt de LEI van de ARM ingevuld. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Details van de koper
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
7 |
Identificatiecode van de koper |
Code gebruikt voor het identificeren van de verwerver van het financiële instrument. Indien de verwerver een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de verwerver gebruikt. Indien de verwerver een niet-juridische entiteit is, wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat gebruikmaakt van een centrale tegenpartij (CTP) en indien de identiteit van de verwerver niet wordt bekendgemaakt, wordt de LEI-code van de CTP gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat geen gebruikmaakt van een CTP en indien de identiteit van de verwerver niet wordt bekendgemaakt, wordt de MIC-code van het handelsplatform of van het georganiseerd handelsplatform buiten de Unie gebruikt. Indien de verwerver een beleggingsonderneming is die optreedt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling wordt de LEI-code van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling gebruikt. „INTC” wordt gebruikt ter aanduiding van een geaggregeerde cliëntenrekening binnen de beleggingsonderneming om een overdracht naar of van die rekening te melden met een daaraan gerelateerde toewijzing aan de individuele cliënt(en) van respectievelijk naar die rekening. In geval van opties en swaptions is de koper de tegenpartij die het recht bezit om de optie uit te oefenen en is de verkoper de tegenpartij die de optie verkoopt en een premie ontvangt. In geval van futures en forwards behalve valutafutures en -forwards is de koper de tegenpartij die het instrument koopt en de verkoper de tegenpartij die het instrument verkoopt. In geval van swaps met betrekking tot effecten is de koper de tegenpartij waarbij het risico van prijsbeweging van het onderliggende effect komt te liggen en die het zekerheidsbedrag ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het zekerheidsbedrag betaalt. In geval van swaps met betrekking tot rentevoeten of inflatie-indices is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt. De verkoper is de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. In geval van basisswaps (variabel-voor-variabel renteswaps) is de koper de tegenpartij die de spread betaalt en de verkoper de tegenpartij die de spread ontvangt. In geval van swaps en forwards met betrekking tot valuta en van cross currency swaps is de koper de tegenpartij die de valuta ontvangt die op de eerste plaats staat bij alfabetische sortering volgens de ISO 4217-standaard en de verkoper de tegenpartij die deze valuta levert. In geval van swaps met betrekking tot dividenden is de koper de tegenpartij die de gelijkwaardige werkelijke dividenduitkeringen ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het dividend betaalt en de vaste rente ontvangt. In geval van afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico behalve opties en swaptions is de koper de tegenpartij die de protectie koopt. De verkoper is de tegenpartij die de protectie verkoopt. In geval van derivatencontracten in verband met grondstoffen is de koper de tegenpartij die de in de melding gespecificeerde grondstof ontvangt en de verkoper de tegenpartij die deze grondstof levert. In geval van forward rate agreements is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt en de verkoper de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. Voor een stijging van de notionele waarde is de koper dezelfde als de verkrijger van het financiële instrument in de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de vervreemder van het financiële instrument in de oorspronkelijke transactie. Voor wat betreft een daling van de notionele waarde is de koper dezelfde als de vervreemder van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de verkrijger van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie. |
{LEI} {MIC} {NATIONAL_ID} „INTC” |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bijkomende details
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
8 |
Land van het bijkantoor voor de koper |
Indien de verwerver een cliënt is, wordt met dit veld het land geïdentificeerd van het bijkantoor dat de order van de cliënt heeft ontvangen of een beleggingsbesluit voor een cliënt heeft genomen in overeenstemming met een van de cliënt ontvangen discretionair mandaat als vereist bij artikel 14, lid 3. Indien deze activiteit niet door een bijkantoor werd verricht, wordt hier de landencode van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land) ingevuld. Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
9 |
Koper — voornaam (voornamen) |
Volledige voornaam (voornamen) van de koper. In geval van meer dan één voornaam worden alle namen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
10 |
Koper — achternaam (achternamen) |
Volledige achternaam (achternamen) van de koper. In geval van meer dan één achternaam worden alle namen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
11 |
Koper — geboortedatum |
Geboortedatum van de koper |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Besluitnemer voor de koper
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
12 |
Code van de besluitnemer voor de koper |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon die het besluit neemt om het financiële instrument te verwerven. Indien het besluit wordt genomen door een beleggingsonderneming wordt in dit veld de identiteit ingevuld van de beleggingsonderneming en niet van de persoon die het beleggingsbesluit neemt. Indien de besluitnemer een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de besluitnemer gebruikt. Indien de besluitnemer een niet-juridische entiteit is, wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. |
{LEI} {NATIONAL_ID} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Details van de besluitnemer voor de koper
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
13 |
Besluitnemer voor de koper — voornaam (voornamen) |
Volledige voornaam (voornamen) van de besluitnemer voor de koper. In geval van meer dan één voornaam worden alle namen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
14 |
Besluitnemer voor de koper — Achternaam (achternamen) |
Volledige achternaam (achternamen) van de besluitnemer voor de koper. In geval van meer dan één achternaam worden alle achternamen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
15 |
Besluitnemer voor de koper — Geboortedatum |
Geboortedatum van de besluitnemer voor de koper |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Details van de verkoper en besluitnemer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
16 |
Identificatiecode van de verkoper |
Code gebruikt voor het identificeren van de vervreemder van het financiële instrument. Indien de vervreemder een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de vervreemder gebruikt. Indien de vervreemder een niet-juridische entiteit is, wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat gebruikmaakt van een CTP en indien de identiteit van de vervreemder niet wordt bekendgemaakt, wordt de LEI-code van de CTP gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat geen gebruikmaakt van een CTP en indien de identiteit van de vervreemder niet wordt bekendgemaakt, wordt de MIC-code van het handelsplatform of van het georganiseerd handelsplatform buiten de Unie gebruikt. Indien de vervreemder een beleggingsonderneming is die optreedt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling wordt de LEI-code van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling gebruikt. „INTC” wordt gebruikt ter aanduiding van een geaggregeerde cliëntenrekening binnen de beleggingsonderneming om een overdracht naar of van die rekening te melden met een daaraan gerelateerde toewijzing aan de individuele cliënt(en) van respectievelijk naar die rekening. In geval van opties en swaptions is de koper de tegenpartij die het recht bezit om de optie uit te oefenen en is de verkoper de tegenpartij die de optie verkoopt en een premie ontvangt. In geval van futures en forwards behalve valutafutures en -forwards is de koper de tegenpartij die het instrument koopt en de verkoper de tegenpartij die het instrument verkoopt. In geval van swaps met betrekking tot effecten is de koper de tegenpartij waarbij het risico van prijsbeweging van het onderliggende effect komt te liggen en die het zekerheidsbedrag ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het zekerheidsbedrag betaalt. In geval van swaps met betrekking tot rente of inflatie-indices is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt. De verkoper is de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. In geval van basisswaps (variabel-voor-variabel renteswaps) is de koper de tegenpartij die de spread betaalt en de verkoper de tegenpartij die de spread ontvangt. In geval van swaps en forwards met betrekking tot valuta en van cross currency swaps is de koper de tegenpartij die de valuta ontvangt die op de eerste plaats staat bij alfabetische sortering volgens de ISO 4217-standaard en de verkoper de tegenpartij die deze valuta levert. In geval van swaps met betrekking tot dividenden is de koper de tegenpartij die de gelijkwaardige werkelijke dividenduitkeringen ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het dividend betaalt en de vaste rente ontvangt. In geval van afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico behalve opties en swaptions is de koper de tegenpartij die de protectie koopt. De verkoper is de tegenpartij die de protectie verkoopt. In geval van derivatencontracten in verband met grondstoffen is de koper de tegenpartij die de in de melding gespecificeerde grondstof ontvangt en de verkoper de tegenpartij die deze grondstof levert. In geval van forward rate agreements is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt en de verkoper de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. Voor wat betreft een toename in notionele waarde is de verkoper dezelfde als de vervreemder in de oorspronkelijke transactie. Voor wat betreft een afname in notionele waarde is de verkoper dezelfde als de verwerver van het financieel instrument in de oorspronkelijke transactie. |
{LEI} {MIC} {NATIONAL_ID} „INTC” |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
17-24 |
De velden 17-24 weerspiegelen alle kopergerelateerde velden met de nummers 8-15 (details van de koper en besluitnemer) voor de verkoper. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Doorgiftedetails
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
25 |
Indicator van doorgifte van order |
„waar” wordt door de doorgevende onderneming in haar melding ingevuld indien de voorwaarden voor doorgifte gespecificeerd in artikel 4 niet werden vervuld. „onwaar” in alle andere gevallen |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
26 |
Identificatiecode van de doorgevende onderneming voor de koper |
Gebruikte code ter identificatie van de onderneming die de order doorgeeft Hier wordt door de ontvangende onderneming in haar melding de door de doorgevende onderneming gegeven identificatiecode ingevuld. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
27 |
Identificatiecode van de doorgevende onderneming voor de verkoper |
Gebruikte code ter identificatie van de onderneming die de order doorgeeft. Hier wordt door de ontvangende onderneming in haar melding de door de doorgevende onderneming gegeven identificatiecode ingevuld |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Transactiedetails |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
28 |
Datum en tijdstip van de transactie |
Datum en tijdstip waarop de transactie is uitgevoerd. Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties is het granulariteitsniveau in overeenstemming met de vereisten bepaald in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (2). Voor transacties die niet op een handelsplatform worden uitgevoerd, gelden als datum en tijdstip die waarop de partijen akkoord gaan over de inhoud van de volgende velden: hoeveelheid, prijs, valuta's in de velden 31, 34 en 44, identificatiecode van het instrument, indeling van het instrument en code van het onderliggend instrument, indien van toepassing. Voor transacties die niet op een handelsplatform worden uitgevoerd, wordt het gemelde tijdstip ten minste tot op de dichtstbijzijnde seconde afgerond. Indien de transactie voortvloeit uit een order die door de uitvoerende onderneming namens een cliënt aan een derde partij is doorgegeven waarbij de voorwaarden voor de doorgifte bepaald in artikel 4 niet werden vervuld, wordt de datum en het tijdstip van de transactie en niet het tijdstip van de orderdoorgifte vermeld. |
{DATE_TIME_FORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
29 |
Handelshoedanigheid |
Of de transactie resulteert uit het feit dat de uitvoerende onderneming matched principal trading uitvoert op grond van artikel 4, lid 1, punt 38, van Richtlijn 2014/65/EU of voor eigen rekening handelt op grond van artikel 4, lid 1, punt 6, van Richtlijn 2014/65/EU. Indien de transactie niet resulteert uit het feit dat de uitvoerende onderneming matched principal trading uitvoert of voor eigen rekening handelt, wordt in het veld vermeld dat de transactie in een andere hoedanigheid is uitgevoerd. |
„DEAL” — Handelen voor eigen rekening „MTCH” — Matched principal „AOTC” — Een andere hoedanigheid |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
30 |
Hoeveelheid |
Het aantal eenheden van het financiële instrument, of het aantal derivatencontracten in de transactie. De nominale of geldswaarde van het financieel instrument. Voor spreadbets is de hoeveelheid gelijk aan de ingezette geldswaarde per punt beweging in het onderliggend financieel instrument. Voor wat betreft credit default swaps is de hoeveelheid het notionele bedrag waarvoor de protectie wordt verworven of vervreemd. Voor stijging of daling van het notionele bedrag van derivatencontracten geeft het getal de absolute waarde van de wijziging weer en wordt het als een positief getal uitgedrukt. De in dit veld gemelde informatie is in overeenstemming met de waarden die worden gegeven in de velden 33 en 46. |
{DECIMAL-18/17} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als geldswaarde of nominale waarde |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
31 |
Valuta van de hoeveelheid |
Valuta waarin de hoeveelheid wordt uitgedrukt. Alleen van toepassing als de hoeveelheid wordt uitgedrukt als nominale of geldswaarde. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
32 |
Toename/afname van de notionele waarde van het derivaat |
Of de transactie een toename of afname van de notionele waarde van een derivatencontract is. Het veld is alleen van toepassing wanneer de notionele waarde van een derivatencontract verandert. |
„INCR” — Toename „DECR” — Afname |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
33 |
Prijs |
Uitgevoerde prijs van de transactie, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente. In geval van optiecontracten is dit de premie van het derivatencontract per onderliggende waarde of per indexpunt. In geval van spreadbets is dit de referentieprijs van het onderliggende instrument. Voor credit default swaps (CDS) is dit de coupon in basispunten. Indien de prijs in geldswaarde wordt gemeld, wordt deze in de eenheid van de hoofdvaluta gegeven. Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG” Indien de prijs niet van toepassing is, is de waarde „NOAP” De in dit veld gemelde informatie is in overeenstemming met de waarden die worden gegeven in de velden 30 en 46. |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in geldswaarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten „PNDG” ingeval de prijs niet beschikbaar is „NOAP” ingeval de prijs niet van toepassing is |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
34 |
Prijsvaluta |
Valuta waarin de prijs wordt uitgedrukt (van toepassing als de prijs wordt uitgedrukt als geldswaarde). |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
35 |
Nettobedrag |
Onder het nettobedrag van de transactie wordt verstaan het bedrag in contanten dat wordt betaald door de koper van het schuldinstrument na de afwikkeling van de transactie. Het bedrag in contanten is gelijk aan: (prijs exclusief opgelopen rente * nominale waarde) + opgelopen couponrente. Als gevolg daarvan is het nettobedrag van de transactie exclusief elke provisie of andere vergoedingen die aan de koper van het schuldinstrument in rekening worden gebracht. Veld geldt alleen wanneer het financieel instrument een schuldtitel is. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
36 |
Platform |
Identificatie van het platform waar de transactie is uitgevoerd. De segment-MIC volgens ISO 10383 gebruiken voor transacties uitgevoerd op een handelsplatform, door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie. Indien de segment-MIC niet bestaat, de exploitant-MIC gebruiken. Gebruik de MIC-code „XOFF” voor financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten, of worden verhandeld op een handelsplatform of waarvoor een verzoek om toegang werd gedaan, indien de transactie met betrekking tot dat financiële instrument niet wordt uitgevoerd op een handelsplatform, door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie, of indien een beleggingsonderneming niet weet dat zij handelt met een andere beleggingsonderneming die als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling optreedt. Gebruik de MIC-code „XXXX” voor financiële instrumenten die niet tot de handel zijn toegelaten of op een handelsplatform worden verhandeld of waarvoor geen toelatingsverzoek heeft plaatsgevonden en die niet worden verhandeld op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie, maar indien de onderliggende waarde tot de handel wordt toegelaten of op een handelsplatform wordt verhandeld. |
{MIC} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
37 |
Land van het lidmaatschap van het bijkantoor |
Code die wordt gebruikt ter identificatie van het land van een bijkantoor van de beleggingsonderneming waarvan het marktlidmaatschap is gebruikt voor de uitvoering van de transactie. Indien het marktlidmaatschap van een bijkantoor niet is gebruikt, wordt in dit veld de landencode ingevuld van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land). Dit veld wordt alleen ingevuld voor de marktzijde van een transactie uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie. |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
38 |
Vooruitbetaling |
Geldswaarde van een vooruitbetaling ontvangen of betaald door de verkoper. Indien de verkoper de vooruitbetaling ontvangt, is de ingevulde waarde positief. Indien de verkoper de vooruitbetaling betaalt, is de ingevulde waarde negatief. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
39 |
Valuta van de vooruitbetaling |
Valuta van de vooruitbetaling. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
40 |
Identificator van de componenten van een complexe transactie |
De interne identificator van de meldende onderneming om alle meldingen te identificeren met betrekking tot dezelfde uitvoering van een combinatie van financiële instrumenten overeenkomstig artikel 12. De code moet uniek zijn op het niveau van de onderneming voor de groep van meldingen in verband met de uitvoering. Veld geldt alleen wanneer de in artikel 12 gespecificeerde voorwaarden van toepassing zijn. |
{ALPHANUM-35} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Instrumentdetails |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
41 |
Identificatiecode instrument |
Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte code Dit veld geldt ook voor financiële instrumenten waarvoor een verzoek om toelating tot de handel is gedaan, die zijn toegelaten tot de handel of worden verhandeld op een handelsplatform of via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. Het is ook van toepassing op financiële instrumenten die een ISIN hebben en worden verhandeld op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie, waarbij de onderliggende waarde een financieel instrument is dat op een handelsplatform wordt verhandeld. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden 42-56 zijn niet van toepassing indien: de transacties worden uitgevoerd op een handelsplatform of bij een beleggingsonderneming die optreedt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling; of in veld 41 wordt een ISIN ingevuld die op de referentiegegevenslijst van de ESMA voorkomt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
42 |
Volledige naam instrument |
Volledige naam van het financieel instrument |
{ALPHANUM-350} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
43 |
Indeling instrument |
Taxonomie gehanteerd voor het indelen van het financiële instrument Er wordt een volledige en nauwkeurige CFI-code verstrekt. |
{CFI_CODE} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
44 |
Notionele valuta 1 |
Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt. Bij een contract met betrekking tot een rente- of valutaderivaat is dit de notionele valuta van poot 1 of de valuta 1 van het paar. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap op één valuta betrekking heeft, is dit de notionele valuta van de onderliggende swap. Voor swaptions waarbij de onderliggende waarde een multi-currency swap is, is dit de notionele valuta van poot 1 van de swap. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
45 |
Notionele valuta 2 |
Bij multi-currency of cross-currency swaps, de valuta waarin poot 2 van het contract is uitgedrukt. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap een multi-currency swap is, de valuta waarin poot 2 van de swap is uitgedrukt |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
46 |
Prijsmultiplicator |
Aantal eenheden van het onderliggende instrument dat door één derivatencontract wordt vertegenwoordigd. Geldswaarde waarop één enkel swapcontract betrekking heeft waarbij het veld voor de hoeveelheid het aantal swapcontracten in de transactie aangeeft. Voor een future of optie op een index, het bedrag per indexpunt. Voor spreadbets, de koersbeweging van het onderliggende instrument waarop de spreadbet is gebaseerd. De in dit veld gemelde informatie is in overeenstemming met de waarden die worden gegeven in de velden 30 en 33. |
{DECIMAL-18/17} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
47 |
Code onderliggend instrument |
ISIN-code van het onderliggende instrument. Voor ADR's, GDR's en gelijksoortige instrumenten: de ISIN-code van het financiële instrument waarop die instrumenten zijn gebaseerd. Voor converteerbare obligaties: de ISIN-code van het instrument waarin de obligatie kan worden omgezet. Voor derivaten of andere instrumenten die een onderliggende waarde hebben: de ISIN-code van het onderliggende instrument, wanneer het onderliggende instrument is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Indien de onderliggende waarde een dividend in aandelen is: de ISIN-code van het betrokken aandeel dat recht geeft op het onderliggende dividend. Voor Credit Default Swaps wordt de ISIN van de referentieobligatie verstrekt. Ingeval de onderliggende waarde een index is en een ISIN heeft, de ISIN-code voor die index. Indien de onderliggende waarde een mandje is, wordt de ISIN vermeld van elk bestanddeel van de mandje dat is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Veld 47 wordt zo vaak gemeld als nodig is om alle te melden instrumenten in het mandje op te nemen. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
48 |
Naam onderliggende index |
Wanneer de onderliggende waarde een index is, de naam van de index. |
{INDEX} Of {ALPHANUM-25} — wanneer de naam van de index niet in de {INDEX}-lijst is opgenomen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
49 |
Looptijd onderliggende index |
Ingeval de onderliggende waarde een index is, de looptijd van de index. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
50 |
Type optie |
Vermelding of het derivatencontract een call (recht om een bepaald onderliggend actief te kopen) of een put (recht om een bepaald onderliggend actief te verkopen) is, dan wel of op het tijdstip van uitvoering niet valt uit te maken of het een call of put is. Bij swaptions:
Bij caps en floors:
Dit veld geldt alleen voor derivaten die opties of warrants zijn. |
„PUTO” — Put „CALL” — Call „OTHR” — indien niet kan worden bepaald of het een call of een put betreft |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
51 |
Uitoefenprijs |
Vooraf bepaalde prijs waartegen de houder het onderliggende instrument moet kopen of verkopen, of een vermelding dat de prijs op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald. Dit veld geldt alleen voor een optie of warrant waarbij de uitoefenprijs kan worden bepaald op het tijdstip van uitvoering. Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG” Wanneer de uitoefenprijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld. |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in geldswaarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten „PNDG” ingeval de prijs niet beschikbaar is |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
52 |
Valuta uitoefenprijs |
Valuta van de uitoefenprijs. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
53 |
Uitoefenstijl opties |
Of de optie uitsluitend op een vaste datum (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie) mag worden uitgeoefend. Dit veld geldt alleen voor opties, warrants en entitlement certificates. |
„EURO” — Europees „AMER” — Amerikaans „ASIA” — Aziatisch „BERM” — Bermudaans „OTHR” — Alle andere typen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
54 |
Vervaldatum |
Vervaldatum van het financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor schuldinstrumenten met vastgestelde looptijd. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
55 |
Expiratiedatum |
Expiratiedatum van het financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor derivaten met een vastgestelde vervaldatum. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
56 |
Wijze van levering |
Of de transactie materieel of in contanten wordt afgewikkeld. Wanneer het leveringstype op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald, is de waarde „OPTL” Het veld geldt alleen voor derivaten. |
„PHYS” — Materieel afgewikkeld „CASH” — Afgewikkeld in contanten „OPTN” — Optioneel voor tegenpartij of wanneer door een derde partij bepaald |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Handelaar, algoritmen, ontheffingen en indicatoren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
57 |
Beleggingsbesluit binnen het bedrijf |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit. Voor natuurlijke personen wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt Als het beleggingsbesluit door een algoritme is genomen, wordt het veld ingevuld als bepaald in artikel 8. Veld alleen van toepassing op beleggingsbesluiten binnen de onderneming. Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
58 |
Land van het bijkantoor dat toezicht houdt op de voor het beleggingsbesluit verantwoordelijke persoon |
Code die wordt gebruikt ter identificatie van het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming voor de persoon verantwoordelijk voor het beleggingsbesluit, als bepaald in artikel 14, lid 3, onder b). Indien de voor het beleggingsbesluit verantwoordelijke persoon niet onder toezicht stond van een bijkantoor, wordt in dit veld de landencode ingevuld van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land). Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. Dit veld is niet van toepassing wanneer het beleggingsbesluit door een algoritme werd genomen |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
59 |
Uitvoering binnen de onderneming |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor de uitvoering. Voor natuurlijke personen wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. Als de uitvoering door een algoritme gebeurde, wordt het veld ingevuld als bepaald in artikel 9. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
60 |
Land van het bijkantoor dat toezicht houdt op de voor de uitvoering verantwoordelijke persoon |
Code die wordt gebruikt ter identificatie van het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming voor de persoon verantwoordelijk voor de uitvoering, als bepaald in artikel 14, lid 3, onder c). Indien de verantwoordelijke persoon niet onder toezicht stond van een bijkantoor, wordt in dit veld de landencode ingevuld van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land). Dit veld is niet van toepassing wanneer de uitvoering door een algoritme gebeurde |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
61 |
Ontheffingsindicator |
Of de transactie is uitgevoerd op grond van een ontheffing vóór de handel overeenkomstig de artikelen 4 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014. Voor eigenvermogensinstrumenten:
Voor andere dan eigenvermogensinstrumenten:
Dit veld wordt alleen ingevuld voor de marktzijde van een op grond van een ontheffing op een handelsplatform uitgevoerde transactie. |
Eén of meer van de volgende markeringen invullen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
62 |
Shortsellingindicator |
Een shorttransactie die door een beleggingsonderneming namens haarzelf of namens een cliënt is uitgevoerd, als beschreven in artikel 11. Wanneer een beleggingsonderneming een transactie uitvoert namens een cliënt die verkoopt en de beleggingsonderneming, die handelt naar best vermogen, niet kan bepalen of het een shorttransactie is, wordt in dit veld „UNDI” ingevuld Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4 van deze verordening, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. Dit veld is slechts van toepassing wanneer het instrument onder Verordening (EU) nr. 236/2012 valt en de verkoper de beleggingsonderneming of een cliënt van de beleggingsonderneming is. |
„SSEX” — Shorttransactie zonder ontheffing „SSEX” — Shorttransactie met ontheffing „SELL” — Geen shorttransactie „UNDI” — Informatie niet beschikbaar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
63 |
Otc-indicator na de handel |
Indicator wat betreft het type transactie overeenkomstig de artikelen 20, lid 3, onder a), en 21, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014. Voor alle instrumenten:
Voor eigenvermogensinstrumenten:
Voor andere dan eigenvermogensinstrumenten:
|
Eén of meer van de volgende markeringen invullen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
64 |
Indicator grondstoffenderivaten |
Of de transactie overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU risico's op objectief meetbare wijze vermindert. Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. Dit veld geldt alleen voor grondstoffenderivaten. |
„waar” — ja „niet waar” — neen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
65 |
Indicator van effectenfinancieringstransactie |
„waar” wordt ingevuld indien de transactie binnen het toepassingsgebied van de activiteit valt, maar is vrijgesteld van melding op grond van Verordening (EU) 2015/2365]. „onwaar” anderszins. |
waar — ja niet waar — neen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie van 24 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten (zie bladzijde 193 van dit Publicatieblad).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE II
Nationale cliëntidentificators voor natuurlijke personen om te worden gebruikt in transactiemeldingen
|
ISO 3166 — 1 alpha 2 |
Land Naam |
Identificator met de 1e prioriteit |
Identificator met de 2e prioriteit |
Identificator met de 3e prioriteit |
|
AT |
Oostenrijk |
CONCAT |
|
|
|
BE |
België |
Belgisch nationaal nummer (Numéro de registre national — Rijksregisternummer) |
CONCAT |
|
|
BG |
Bulgarije |
Bulgaars persoonlijk nummer |
CONCAT |
|
|
CY |
Cyprus |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
|
CZ |
Tsjechië |
Nationaal identificatienummer (Rodné číslo) |
Paspoortnummer |
CONCAT |
|
DE |
Duitsland |
CONCAT |
|
|
|
DK |
Denemarken |
Persoonlijke identiteitscode 10 alfanumerieke tekens DDMMYYXXXX |
CONCAT |
|
|
EE |
Estland |
Estse persoonlijke identificatiecode (Isikukood) |
|
|
|
ES |
Spanje |
Fiscaal identificatienummer (Código de identificación fiscal) |
|
|
|
FI |
Finland |
Persoonlijke identiteitscode |
CONCAT |
|
|
FR |
Frankrijk |
CONCAT |
|
|
|
GB |
Verenigd Koninkrijk |
UK National Insurance number |
CONCAT |
|
|
GR |
Griekenland |
10 DSS digit investor share |
CONCAT |
|
|
HR |
Kroatië |
Persoonlijk identificatienummer (OIB — Osobni identifikacijski broj) |
CONCAT |
|
|
HU |
Hongarije |
CONCAT |
|
|
|
IE |
Ierland |
CONCAT |
|
|
|
IS |
IJsland |
Persoonlijke identiteitscode (Kennitala) |
|
|
|
IT |
Italië |
Fiscale code (Codice fiscale) |
|
|
|
LI |
Liechtenstein |
Nationaal paspoortnummer |
Nationaal identiteitskaartnummer: |
CONCAT |
|
LT |
Litouwen |
Persoonlijke code (Asmens kodas) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
LU |
Luxemburg |
CONCAT |
|
|
|
LV |
Letland |
Persoonlijke code (Personas kods) |
CONCAT |
|
|
MT |
Malta |
Nationaal identificatienummer |
Nationaal paspoortnummer |
|
|
NL |
Nederland |
Nationaal paspoortnummer |
Nationaal identiteitskaartnummer |
CONCAT |
|
NO |
Noorwegen |
11-cijferige persoonlijke id (Foedselsnummer) |
CONCAT |
|
|
PL |
Polen |
Nationaal identificatienummer (PESEL) |
Fiscaal nummer (Numer identyfikacji podatkowej) |
|
|
PT |
Portugal |
Fiscaal nummer (Número de Identificação Fiscal) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
RO |
Roemenië |
Nationaal identificatienummer (Cod Numeric Personal) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
SE |
Zweden |
Persoonlijk identiteitsnummer |
CONCAT |
|
|
SI |
Slovenië |
Persoonlijk identificatienummer (EMŠO: Enotna Matična Številka Občana) |
CONCAT |
|
|
SK |
Slowakije |
Persoonlijk nummer (Rodné číslo) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
Alle overige landen |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
|