|
12.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 127/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/934 VAN DE COMMISSIE
van 11 mei 2023
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 11, leden 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Voorgaande en lopende onderzoeken en geldende maatregelen
|
(1) |
De antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van garens met een hoge sterktegraad van polyesters (“high tenacity yarns of polyesters” of “HTYP”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”) werden oorspronkelijk ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1105/2010 (2) (“de oorspronkelijke maatregelen”). |
|
(2) |
De oorspronkelijke maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht variërend van 5,1 % tot 9,8 %. |
|
(3) |
De oorspronkelijke maatregelen zijn van toepassing op alle invoer van HTYP van oorsprong uit de VRC, met uitzondering van de invoer van HTYP vervaardigd door de Chinese producenten-exporteurs Zhejiang Hailide New Material Co. Ltd (“Hailide”) en Hangzhou Huachun Chemical Fiber Co. Ltd (“Huachun”). Voor deze ondernemingen werd geen recht ingesteld (Verordening (EU) nr. 1105/2010), aangezien er geen dumping werd vastgesteld. |
|
(4) |
Na het eerste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (3) (“de basisverordening”) heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/325 (4), zoals met name gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1159 (5), de oorspronkelijke maatregelen gehandhaafd. Overeenkomstig het verslag van de WTO-beroepsinstantie in de zaak Mexico — Definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van rundvlees en rijst (6) (“het verslag van de WTO-beroepsinstantie”) werden Hailide en Huachun in bovenbedoeld nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen niet onderzocht. |
|
(5) |
Op 30 juni 2022 heeft de Commissie ook een onderzoek op grond van artikel 5 van de basisverordening geopend met betrekking tot de invoer van door Hailide vervaardigde en naar de Unie uitgevoerde HTYP (“het parallelle onderzoek op grond van artikel 5”) (7). Dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en tussentijdse nieuwe onderzoeken zijn niet van toepassing op de invoer van Hailide. Huachun, de andere producent-exporteur die geen recht opgelegd kreeg in het onderzoek dat tot de instelling van de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen heeft geleid, is in 2021 opgehouden te bestaan. Huachun wordt derhalve niet langer beschouwd als een producent-exporteur van HTYP. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek
|
(6) |
Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen (8) van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China, werd op 24 november 2021 een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening bij de Commissie ingediend (hierna “het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen” genoemd). |
|
(7) |
Bovendien werd op 1 april 2022 een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ingediend (hierna “het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek” genoemd). De reikwijdte van het verzoek was beperkt tot dumping. De schadeanalyse in deze verordening heeft dus uitsluitend betrekking op het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. |
|
(8) |
Beide verzoeken werden ingediend door CIRFS — European Manmade Fibres Association (“CIRFS” of “de indiener van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie voor garens met een hoge sterktegraad van polyesters in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. |
|
(9) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en voortzetting van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
|
(10) |
Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek was gebaseerd op voldoende bewijsmateriaal dat door de indiener van het verzoek was verstrekt en waaruit zou blijken dat de omstandigheden met betrekking tot dumping, waarop de bestaande maatregelen zijn gebaseerd, zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard zijn. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek
|
(11) |
Daar de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, en een tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening te openen, heeft de Commissie respectievelijk op 23 februari 2022 en 30 juni 2022 een bericht van opening van deze onderzoeken bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (9). |
|
(12) |
Een gebruikersvereniging heeft opmerkingen over de inleiding van beide procedures gemaakt en het belang van stabiliteit van het aanbod voor de gebruikers benadrukt. Voorts voerde zij aan dat de Europese producenten hun uitvoer van HTYP naar de VRC hebben verhoogd en niet tegelijkertijd kunnen aanvoeren dat zij door de invoer uit de VRC schade hebben geleden. De gebruikersvereniging voert verder aan dat de schade voor de Europese producenten niet is aangetoond. De Commissie heeft in punt 3.10 alle argumenten met betrekking tot het belang van de Unie geanalyseerd. Het algemene argument dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie in het verzoek om een nieuw onderzoek niet is aangetoond, was niet onderbouwd en werd derhalve afgewezen. |
|
(13) |
De Commissie heeft besloten om in deze rechtshandeling haar conclusies in verband met de twee afzonderlijke onderzoeken te formuleren, waarbij (in de volgorde waarin de onderzoeken zijn geopend) eerst de beoordeling in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt uiteengezet, gevolgd door de bevindingen van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. |
1.4. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken
|
(14) |
Het onderzoek naar dumping en de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). |
|
(15) |
Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”). |
2. ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product in het kader van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek
|
(16) |
De nieuwe onderzoeken hebben betrekking op garens met een hoge sterktegraad van polyesters, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, inclusief monofilamenten van minder dan 67 decitex (met uitzondering van naaigarens en volgens een “Z”-vormig patroon gevlochten getwijnde of gekabelde garens, bestemd voor de productie van naaigarens, klaar om te worden geverfd en een afwerkende behandeling te krijgen, losjes op een plastic geperforeerde buis gewonden), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 5402 20 00 (Taric-code 5402200010) (“het onderzochte product”). De GN- en Taric-codes worden slechts vermeld ter informatie en onder voorbehoud van eventuele latere wijzigingen van de tariefindeling. |
|
(17) |
HTYP worden gebruikt voor een aantal uiteenlopende toepassingen, zoals versteviging van banden, brede weefsels, veiligheidsgordels, airbags, touwen, netten en een aantal industriële toepassingen. |
2.2. Betrokken product
|
(18) |
Het betrokken product in het kader van het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek is het onderzochte product van oorsprong uit de VRC. |
2.3. Soortgelijk product
|
(19) |
Uit de onderzoeken is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
|
(20) |
Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. NIEUW ONDERZOEK IN VERBAND MET HET VERVALLEN VAN DE MAATREGELEN
3.1. Belanghebbenden en steekproef
|
(21) |
In het bericht van opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen worden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Bovendien heeft de Commissie de indiener van het verzoek, haar bekende producenten in de Unie, producenten in de VRC, importeurs en haar bekende betrokken gebruikers in de Unie alsmede de Chinese autoriteiten specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en hen verzocht aan het onderzoek mee te werken. |
|
(22) |
Alle belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen over de opening van het onderzoek en te verzoeken om door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures te worden gehoord. |
|
(23) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
3.1.1. Steekproef van producenten in de Unie
|
(24) |
In het bericht van opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie stelde de steekproef samen op basis van de productie- en verkoopvolumes, rekening houdend met hun geografische locatie. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 50 % van de geschatte totale productie en verkoop van het soortgelijke product in de EU. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen ingediend over de voorlopige steekproef, die werd bevestigd als de definitieve steekproef. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie. |
3.1.2. Steekproef van producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs
|
(25) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was met betrekking tot de producenten-exporteurs in de VRC en de niet-verbonden importeurs in de Unie, werden die partijen verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar de informatie te verstrekken waarom in het bericht van opening werd verzocht. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van China bij de Unie verzocht andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. Geen enkele producent-exporteur heeft zich kenbaar gemaakt. Eén niet-verbonden importeur heeft zich als belanghebbende gemeld, maar heeft de gevraagde informatie voor de samenstelling van de steekproef niet verstrekt. Derhalve was er noch met betrekking tot de producenten-exporteurs, noch met betrekking tot de niet-verbonden importeurs een steekproef noodzakelijk. Aangezien er geen medewerking was van de Chinese producenten, werden de bevindingen ten aanzien van de invoer uit de VRC met betrekking tot het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens. |
3.2. Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken
|
(26) |
De Commissie heeft de overheid van de VRC (“de Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
|
(27) |
De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan de gebruikers. Dezelfde vragenlijsten waren op de dag van de opening van het onderzoek ook online beschikbaar gesteld. |
|
(28) |
De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en twee gebruikers. |
|
(29) |
In het kader van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werden controlebezoeken uitgevoerd bij de volgende ondernemingen:
|
3.3. Vervolg van de procedure
|
(30) |
Op 20 februari 2023 heeft de Commissie de essentiële feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. |
|
(31) |
De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen. De partijen die hierom verzochten, werden gehoord. |
3.4. Dumping
3.4.1. Inleidende opmerkingen
|
(32) |
Zoals vermeld in overweging 25, heeft geen van de exporteurs/producenten aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen meegewerkt. Derhalve heeft de Commissie de Chinese overheid meegedeeld dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de vaststellingen met betrekking tot de VRC. |
|
(33) |
Bijgevolg werden de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens. |
3.4.2. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening
|
(34) |
Het bewijsmateriaal dat bij de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen beschikbaar was, wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De Commissie achtte het derhalve dienstig het onderzoek te openen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
|
(35) |
Om de benodigde gegevens voor een mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in het betrokken land verzocht informatie over de basisproducten voor de vervaardiging van HTYP te verstrekken. In het kader van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd geen relevante informatie verstrekt. |
|
(36) |
De Commissie heeft bovendien alle belanghebbenden verzocht om binnen 37 dagen na de bekendmaking van het desbetreffende bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie te verstrekken en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
|
(37) |
In punt 5.3.2 van het bericht van opening deelde de Commissie de belanghebbenden mee dat volgens de in dat stadium beschikbare informatie Turkije mogelijk een geschikt representatief land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening zou zijn. |
|
(38) |
De Commissie merkte tevens op dat zij andere mogelijk geschikte representatieve landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening. |
|
(39) |
Op 19 juli 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een eerste mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. |
|
(40) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie een voorlopige lijst verstrekt van alle bekende productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van HTYP een rol spelen. Daarnaast heeft de Commissie Turkije, Brazilië en Thailand aangewezen als mogelijke geschikte representatieve landen. De Commissie heeft alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van de indiener van het verzoek ter ondersteuning van Turkije als het representatieve land. |
|
(41) |
Na de ontvangen opmerkingen en informatie te hebben geanalyseerd, kwam de Commissie tot de conclusie dat Turkije een geschikt representatief land was waarvan de niet-verstoorde prijzen en kosten zouden worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde. De onderliggende redenen voor die keuze worden nader beschreven in punt 3.4.4.2. |
3.4.3. Toepassing van artikel 18 van de basisverordening
|
(42) |
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Van de Chinese overheid is geen antwoord op de vragenlijst ontvangen. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. |
3.4.4. Normale waarde
|
(43) |
Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.”. |
|
(44) |
In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is evenwel bepaald dat “[w]anneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, […] de normale waarde uitsluitend [wordt] berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst [omvat]” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”). |
|
(45) |
Zoals hieronder nader toegelicht, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen. |
3.4.4.1. Aanwezigheid van verstoringen van betekenis
3.4.4.1.1.
|
(46) |
In artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening worden verstoringen van betekenis gedefinieerd als “verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:
|
|
(47) |
Aangezien de lijst in artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet-cumulatief is, hoeft niet op alle factoren acht te worden geslagen om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer de overheid op grond van fundamentele elementen van de economische en bestuursstructuur van het land van uitvoer over ruime bevoegdheden beschikt om zodanig in te grijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking. |
|
(48) |
In artikel 2, lid 6 bis, punt c), van de basisverordening is bepaald: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld punt b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld punt b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.”. |
|
(49) |
In dit verband heeft de Commissie een landrapport opgesteld met betrekking tot de VRC (“het rapport”) (10), waaruit blijkt dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) evenals met betrekking tot specifieke sectoren (zoals staal en chemie). De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Het rapport is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek. |
|
(50) |
Meer in het bijzonder werd in het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek aangevoerd dat de productiefactoren, waaronder de belangrijkste grondstoffen en energie voor de productie van HTYP, sterk verstoord zijn. In het verzoek werd verwezen naar het rapport en de daarin vastgestelde verstoringen met betrekking tot de chemische sector, met inbegrip van de sector mono-ethyleenglycol (“MEG”) en gezuiverd tereftaalzuur (“PTA”). Bovendien werd in het verzoek — onder verwijzing naar het rapport — gewezen op bestaande verstoringen met betrekking tot de energiekosten. In het verzoek werd ook opgemerkt dat de Chinese autoriteiten de uitvoering van preferentiële fiscale en financiële beleidsmaatregelen voor de chemische industrie ondersteunen, met name in overeenstemming met het richtlijnadvies inzake het 13e vijfjarenplan voor de chemische vezelindustrie. In het verzoek werd verder gewezen op de staatsinmenging met betrekking tot de arbeidsmarkt en de grondgebruiksrechten. |
|
(51) |
Zoals aangegeven in overweging 42, heeft de Chinese overheid geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport, en het door de indiener van het verzoek verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval. |
|
(52) |
De Commissie heeft onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft zij gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het rapport, dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector die het onderzochte product omvat. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen. |
3.4.4.1.2.
|
(53) |
Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en bepaalt het economische bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie is de “leidende kracht van de nationale economie” en de staat heeft het mandaat “om de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (11). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. De Chinese eigendomswetgeving is hiervan een voorbeeld bij uitstek: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast de staatseigendom ontwikkelen (12). |
|
(54) |
Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 is de leidende rol van de CCP nog sterker op de voorgrond getreden, omdat die nu is bevestigd in de tekst van artikel 1 van de grondwet. Achter de reeds bestaande eerste zin van de bepaling: “[h]et socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, werd een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt: “[d]e bepalende eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China” (13). Dit illustreert de onbetwiste en steeds toenemende zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. Dit leiderschap en deze zeggenschap zijn inherent aan het Chinese systeem en gaan veel verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen waar de regeringen algemene macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking. |
|
(55) |
De Chinese staat hanteert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (14). De Chinese autoriteiten hanteren talrijke interventionistische economische instrumenten, waaronder het systeem van industriële planning, het financiële stelsel en de regelgeving. |
|
(56) |
Ten eerste — op het niveau van de algemene administratieve zeggenschap — wordt de richting van de Chinese economie bepaald door een complex systeem van industriële planning dat alle economische activiteiten in het land beïnvloedt. Deze plannen hebben in hun totaliteit betrekking op een alomvattende en complexe matrix van sectoren en sectoroverstijgende beleidsmaatregelen die op alle niveaus van de overheid aanwezig is. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden tevens de middelen bepaald waarmee de desbetreffende bedrijfstakken/sectoren worden ondersteund, evenals de termijnen waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiedoelen. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteit. Dit geldt niet slechts vanwege de bindende aard van de plannen, maar ook omdat de Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en de aan hen verleende bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, en de marktdeelnemers er aldus toe bewegen zich te houden aan de prioriteiten die in de plannen zijn gesteld (zie ook punt 3.4.4.1.5) (15). |
|
(57) |
Ten tweede, wat de toewijzing van financiële middelen betreft, wordt het financiële stelsel van de VRC gedomineerd door handelsbanken in staatseigendom. Bij het vaststellen en uitvoeren van hun kredietverleningsbeleid moeten deze banken niet zozeer de economische merites van een bepaald project beoordelen, maar zich in de eerste plaats voegen naar de doelstellingen van het industriële beleid van de overheid (zie ook punt 3.4.4.1.8) (16). Hetzelfde geldt voor de andere onderdelen van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze niet-bancaire onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op gericht is de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar de zeggenschap te waarborgen en ingrijpen door de staat en de CCP mogelijk te maken (17). |
|
(58) |
Ten derde, wat het regelgevingsklimaat betreft, grijpt de staat op een aantal manieren in de economie in. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen dan economische doelmatigheid na te streven, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is specifiek bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst met het oog op het behalen van doelstellingen overeenkomstig het beleid van de staat. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (18). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument ter ondersteuning van de doelstellingen van het industriebeleid, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (19). |
|
(59) |
Samengevat is het Chinese economische model gebaseerd op enkele fundamentele axioma’s die voorzien in een hoge mate van overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (20). |
3.4.4.1.3.
|
(60) |
In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft en/of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie. |
|
(61) |
Hoewel de mate van staatseigendom in de HTYP-sector niet significant lijkt te zijn, houdt de Chinese overheid een belang in een aantal producenten, zoals een aandeel van meer dan 12 % in de Unifull-groep (21). Bovendien zeggen de ondernemingen toe om met overheidsinstanties samen te werken in de verwachting hun bedrijfsvooruitzichten te kunnen verbeteren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het jaarverslag 2021 van Zhejiang Unifull Industrial Fibre, (22) waarin het volgende staat: “De onderneming zal doorgaan met het versterken van de samenwerking en uitwisselingen met externe belanghebbenden zoals lokale overheden op alle niveaus, externe financiële instellingen, afnemers en leveranciers om tot een situatie te komen die voor zowel de externe belanghebbenden als de aandeelhouders gunstig is.” Aangezien bovendien de interventies van de CCP in de operationele besluitvorming ook in particuliere ondernemingen de norm zijn geworden (23), waarbij de CCP een leidende rol opeist ten aanzien van vrijwel elk aspect van de economie van het land, leidt de invloed van de staat door middel van CCP-structuren binnen ondernemingen er feitelijk toe dat marktdeelnemers onder zeggenschap en beleidstoezicht van de overheid staan, gezien de mate waarin de staats- en partijstructuren samen zijn gegroeid in de VRC. |
|
(62) |
Dit blijkt ook op het niveau van de China Chemical Fiber Association (“CCFA”) (24), de branchevereniging waarvan bijvoorbeeld Guxiandao lid is en waar de algemeen directeur van Guxiandao de functie van vicevoorzitter bekleedt. Volgens artikel 2 van de statuten van de CCFA heeft de organisatie onder meer tot doel “het industriebeleid van het land uit te voeren”. Artikel 3 bevestigt dat de CCFA ondergeschikt is aan de CCP door te bepalen dat “[d]e vereniging het algemene leiderschap van de Communistische Partij van China onderschrijft, organisaties van de Communistische Partij van China opricht, partijactiviteiten ontwikkelt en de voorwaarden biedt die nodig zijn voor de activiteiten van de partijorganisaties overeenkomstig de bepalingen van de statuten van de Communistische Partij van China”. |
|
(63) |
Bijgevolg worden zelfs particuliere producenten in de HTYP-sector verhinderd om onder marktomstandigheden te opereren. Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de sector staan immers onder beleidstoezicht, zoals vermeld in punt 3.4.4.1.5. |
3.4.4.1.4.
|
(64) |
Naast de uitoefening van zeggenschap over de economie door het in handen hebben van staatsondernemingen en andere instrumenten, kan de Chinese overheid zich ook via overheidsaanwezigheid in ondernemingen in de prijzen en kosten mengen. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, (25) maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander belangrijk kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (26)) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. In elk geval sinds 2016 echter heeft de CCP haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in ondernemingen nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden (27), onder meer door druk uit te oefenen op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (28). In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (29). Deze voorschriften zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op producenten van HTYP en de leveranciers van hun basisproducten. |
|
(65) |
Daarnaast werd op 15 september 2020 een document bekendgemaakt met als titel “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” (“de richtsnoeren”) (30) waarin de rol van de partijcomités in particuliere ondernemingen verder werd uitgebreid. In afdeling II.4 van de richtsnoeren staat het volgende: “[w]ij moeten de totale capaciteit van de Partij om sturing te geven aan activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector vergroten en de werkzaamheden op dit gebied op doeltreffende wijze opvoeren”; en in afdeling III.6 staat: “[w]ij moeten de aanwezigheid van de Partij in particuliere ondernemingen verder opvoeren en de partijcellen in staat stellen hun rol als bastion doeltreffend te vervullen en de partijleden in staat stellen hun rol als voorhoede en pioniers te spelen”. De richtsnoeren benadrukken zo de rol van de CCP in ondernemingen en andere entiteiten van de particuliere sector en trachten deze te versterken (31). |
|
(66) |
Het onderzoek heeft bevestigd dat overlappingen tussen managementfuncties en het CCP-lidmaatschap/partijfuncties in de sector chemische vezels vaak voorkomen. Zo bekleedt de algemeen directeur van Unifull tegelijkertijd de functie van secretaris van de partijafdeling (32), terwijl bij Guxiandao de uitvoerend directeur ook als secretaris van het partijcomité fungeert (33). |
|
(67) |
De aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat daarin (zie ook punt 3.4.4.1.8), alsmede het ingrijpen door de staat in de levering van grondstoffen en basisproducten, hebben een aanvullend verstorend effect op de markt (34). De aanwezigheid van de staat in ondernemingen, in de HTYP-bedrijfstak en andere sectoren (zoals de financiële sector en de sector voor basisproducten) maakt het de Chinese overheid dus mogelijk zich te mengen in de prijzen en kosten. |
3.4.4.1.5.
|
(68) |
De koers van de Chinese economie wordt in aanzienlijke mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten worden gesteld en waarin de doelstellingen worden voorgeschreven waar de centrale en lokale overheden zich op moeten concentreren. Op alle overheidsniveaus bestaan plannen die vrijwel alle economische sectoren bestrijken. De bij de planningsinstrumenten bepaalde doelstellingen zijn van bindende aard en de autoriteiten op elk bestuurlijk niveau houden toezicht op de uitvoering van de plannen door het desbetreffende lagere overheidsniveau. Over het geheel genomen leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat de middelen worden ingezet in sectoren die door de regering als strategisch of anderszins van politiek belang zijn aangemerkt, in plaats van dat de toewijzing plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (35). |
|
(69) |
De Chinese overheid beschouwt de chemische vezelindustrie als een sleutelindustrie. Dit blijkt uit de richtsnoeren van 2022 voor de hoogwaardige ontwikkeling van de chemische vezelindustrie (“de richtsnoeren”) die zijn uitgevaardigd door de Nationale Ontwikkelings- en hervormingscommissie van het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie (36), waarin het volgende staat: “De chemische vezelindustrie is een essentiële pijler van de stabiele ontwikkeling en voortdurende innovatie van de keten van de textielindustrie, een bedrijfstak met een internationaal concurrentievoordeel, en een belangrijk onderdeel van de industrie voor nieuwe materialen.” In artikel I.2 van de richtsnoeren wordt uitdrukkelijk gewezen op het voornemen van de Chinese overheid om de geografische en bedrijfsstructuur van de sector, alsook de essentiële productieparameters te bepalen (37). De overheidsinterventie kan de vorm aannemen van verplaatsingen van productielocaties (“uitvoering van de regionale ontwikkelingsstrategie, op voorwaarde van naleving van het industrie-, energie- en milieubeschermingsbeleid en ander beleid, aanmoediging van leidende ondernemingen om geïntegreerde bases op te bouwen voor de gehele industrieketen voor chemische textielvezels in Guangxi, Guizhou, Xinjiang en andere centrale en westelijke regio’s, en de ontwikkeling van efficiënte en op samenwerking gebaseerde toeleveringssystemen met buurlanden en -regio’s”), fusies die gericht zijn op het creëren van industriële kampioenen (“aanmoediging van ondernemingen om de toewijzing van productiefactoren te optimaliseren door middel van fusies en reorganisaties, versnelling van de herstructurering van bedrijfsprocessen en technologische modernisering, en de ondersteuning van leidende ondernemingen bij het vergaren van hoogwaardige hulpbronnen zoals technologie, merken, kanalen en talenten”), de aanwijzing van bedrijven die in aanmerking komen voor speciale steun via specifieke overheidsprogramma’s (“bevordering van de integratie en ontwikkeling van grote, middelgrote en kleine ondernemingen, cultivering van gespecialiseerde en specifieke nieuwe “kleine giganten” en individuele kampioensondernemingen”) enz. (38) |
|
(70) |
Deze strategie van de centrale overheid wordt bevestigd in talrijke op de chemische vezelindustrie gerichte planningsdocumenten die op provinciaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. |
|
(71) |
De provincies Zhejiang, Jiangsu, Fujian en Shandong, en de gemeente Chongqing zijn daarvan een goed voorbeeld. |
|
(72) |
Het 14e vijfjarenplan van Jiangsu inzake de hoogwaardige ontwikkeling van de chemische industrie (39) bevat niet alleen gedetailleerde bepalingen over ontwikkelingsdoelen voor een breed scala aan subsectoren in de chemische sector (40), maar weerspiegelt ook het bovengenoemde beleid van de richtsnoeren inzake de industriële structuur:
en de geografische spreiding van de productie:
|
|
(73) |
Evenzo bevat het speciale plan voor de ontwikkeling van strategische opkomende bedrijfstakken in de provincie Fujian tijdens het 14e vijfjarenplan (44) een mandaat voor de provinciale autoriteiten om de sector chemische vezels te ondersteunen en de ontwikkeling ervan in goede banen te leiden:
|
|
(74) |
De inmenging van de autoriteiten van Fujian in de ontwikkeling van de sector chemische vezels blijkt verder uit het provinciale 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van een hoogwaardige be- en verwerkende industrie, waarin de belanghebbenden de volgende instructie wordt gegeven:
|
|
(75) |
Ook in het 14e vijfjarenplan van Shandong inzake de ontwikkeling van de chemische industrie (47) wordt de noodzaak benadrukt om “[d]e aandacht toe te spitsen op de ontwikkeling van op ethyleen gebaseerde polyolefinen en synthetische harsen als eindproducten, propyleen-polypropyleen, andere technische kunststoffen alsook gemodificeerde materialen, synthetische en rubber materialen van buteen en C4, eindproducten van hoogwaardig polyurethaan-isocyanaat en tolueen, nieuwe materialen, technische en textielmaterialen van nylon, benzeen en polyamide, PX-PTA-polyester en zes andere grote industriële ketens” (48), met een soortgelijke formulering als in het 14e vijfjarenplan van Zhejiang inzake de ontwikkeling van de bedrijfstak voor nieuwe materialen (49): “Op het gebied van geavanceerde basismaterialen een aantal digitale en groene transformatieprojecten en expansieprojecten voor de vervaardiging van hoogwaardige en schaarse producten uitvoeren; op het gebied van belangrijke strategische materialen zoals geavanceerde halfgeleidermaterialen, nieuwe displaymaterialen, biomedische materialen, hoogwaardige vezels en composietmaterialen een aantal industrialiseringsprojecten en projecten voor toepassingsuitbreiding uitvoeren” (50) of het 14e vijfjarenplan van Chongqing inzake de hoogwaardige ontwikkeling van de be- en verwerkende industrie (51): “Gebruikmaken van de grondstoffenbases om relevante ondernemingen aan te moedigen hoogwaardige functionele vezels van polyvinylalcohol (PVA), gedifferentieerde spandex, speciale polyestervezels, polyamidevezels, microvezels van polyurethaan (PU) en andere producten te onderzoeken, te ontwikkelen en te vervaardigen” (52). |
|
(76) |
Via deze en andere instrumenten geeft de Chinese overheid derhalve sturing aan en oefent zij controle uit op vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en het functioneren van de sector. |
|
(77) |
Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde sectoren te ondersteunen, waaronder de productie van de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van HTYP. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking. |
3.4.4.1.6.
|
(78) |
Volgens de informatie in het dossier slaagt het Chinese systeem voor faillissementen er niet in zijn belangrijkste doelstellingen te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. Dit lijkt zijn oorsprong te hebben in het feit dat het Chinese faillissementsrecht, ook al berust het formeel op beginselen die gelijkenis vertonen met de beginselen van het overeenkomstige recht in andere landen dan de VRC, wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen is nog altijd opvallend laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats doordat de insolventieprocedures een aantal tekortkomingen vertonen die het indienen van een faillissementsaanvraag in de praktijk ontmoedigen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (53). |
|
(79) |
Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (54). Alle grond is eigendom van de staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing ervan is volledig in handen van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (55). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (56). |
|
(80) |
Net als andere sectoren in de Chinese economie zijn de producenten van HTYP onderworpen aan de gewone regels van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving. Dit heeft tot gevolg dat ook deze ondernemingen te maken hebben met verstoringen van bovenaf wegens de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. Op grond van het beschikbare bewijs blijken deze overwegingen ook volledig van toepassing in de sector chemische vezels. Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie zou stellen. |
|
(81) |
In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de sector chemische vezels, ook ten aanzien van het onderzochte product. |
3.4.4.1.7.
|
(82) |
Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat het recht op collectieve organisatie van werknemers en werkgevers wordt belemmerd. Een aantal essentiële verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name die inzake de vrijheid van vereniging en inzake collectieve onderhandelingen, is door de VRC niet geratificeerd (57). Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter niet onafhankelijk van de overheid en houdt zich slechts in beperkte mate bezig met collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers (58). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in de VRC beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (59). Deze bevindingen leiden tot verstoring van de loonkosten in de VRC. |
|
(83) |
Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de sector chemische vezels, met inbegrip van de producenten van HTYP, niet onderworpen zou zijn aan het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De sector chemische vezels staat derhalve bloot aan verstoringen van de loonkosten, zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste grondstof voor de productie ervan) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn). |
3.4.4.1.8.
|
(84) |
De toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC is onderhevig aan diverse verstoringen. |
|
(85) |
Ten eerste wordt het Chinese financiële systeem gekenmerkt door de sterke positie van staatsbanken (60), die bij het verschaffen van toegang tot kapitaal andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project hanteren. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (61), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld het beleid van de Chinese overheid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (62). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (63). |
|
(86) |
Hoewel wordt erkend dat in diverse wettelijke bepalingen is vastgesteld dat het normale gedrag van banken en de prudentiële regels, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, moeten worden geëerbiedigd, wijst het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen. |
|
(87) |
Zo heeft de Chinese overheid verduidelijkt dat zelfs particuliere commerciële bankbeslissingen onder toezicht van de CCP moeten staan en in overeenstemming moeten blijven met het nationale beleid. Een van de drie overkoepelende doelstellingen van de staat met betrekking tot de governance van het bankwezen is nu het versterken van de leidende positie van de partij in de bank- en verzekeringssector, ook met betrekking tot operationele en managementkwesties (64). Ook moet bij de criteria voor prestatie-evaluatie van commerciële banken nu in het bijzonder rekening worden gehouden met de wijze waarop entiteiten “de nationale ontwikkelingsdoelstellingen en de reële economie dienen”, en met name hoe zij “strategische en opkomende industrieën ten dienste staan” (65). |
|
(88) |
Met name in de sector chemische vezels blijkt de prioritering van sectoren op basis van criteria met betrekking tot het industriebeleid in plaats van de kredietwaardigheid van een bepaald project uit een aantal beleidsdocumenten, zoals het 14e vijfjarenplan van de provincie Shandong inzake de ontwikkeling van de chemische industrie, waarin met betrekking tot de chemische industrie het volgende is bepaald (66):
|
|
(89) |
Evenzo zijn de lokale overheden in het kader van het 14e vijfjarenplan voor de hoogwaardige ontwikkeling van de chemische industrie (68) van de provincie Jiangsu verplicht “de leidende rol van investeringsfondsen van de overheid volledig tot zijn recht te laten komen, de financieringskanalen op flexibele wijze uit te breiden en de sociale kapitaalinvesteringen aan te sturen” (69). |
|
(90) |
Dit beleid voor financiële steun aan strategische bedrijfstakken wordt vervolgens uitgevoerd op ondernemingsniveau, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de overeenkomst tussen de Bank of China en Guxiandao over partijopbouw. Zoals uiteengezet op de website van de onderneming, zou de partijopbouwovereenkomst op grond waarvan Guxiandao en het plaatselijke filiaal van de Bank of China “de samenwerking verder zouden verdiepen en de diepe integratie van partijopbouw en bedrijfsontwikkeling zouden verwezenlijken” slechts een eerste fase vertegenwoordigen, gevolgd door “een verdere uitbreiding van de kredietverstrekking [door de Bank of China] aan [Guxiandao], rekening houdend met de werkelijke behoeften van [de] onderneming […], teneinde het internationale afwikkelingsvolume verder te verhogen”, wat “[…] de ontwikkeling van nieuwe bedrijven onder het leiderschap van partijopbouw zal waarborgen” (70). |
|
(91) |
Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid. Schattingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch overeenkomen met lagere internationale ratings (71). |
|
(92) |
Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (72). Dit leidt ertoe dat gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn. |
|
(93) |
Ten tweede zijn de kredietkosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporige groei van kapitaalinvesteringen met een steeds lager rendement. Dit wordt geïllustreerd door de toename van de schulden van ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren. |
|
(94) |
Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Ten minste een derde van alle leningen werd eind 2018 nog steeds tegen of onder het benchmarktarief verstrekt (73). De officiële media in de VRC hebben onlangs gemeld dat de CCP heeft opgeroepen om “de marktrente voor leningen naar beneden bij te sturen” (74). Een kunstmatig lage rentevoet leidt tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal. |
|
(95) |
De algemene toename van kredietverlening in de VRC wijst op een steeds minder efficiënte kapitaaltoewijzing, zonder dat er tekenen zijn van een krappere kredietverlening die men in een niet-verstoorde marktomgeving zou verwachten. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen snel gestegen. De Chinese overheid heeft er een aantal malen voor gekozen wanbetalingen te voorkomen, wat heeft geleid tot het ontstaan van “zombie”-ondernemingen, of de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen. |
|
(96) |
In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die zijn genomen om de markt te liberaliseren, beïnvloed door verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en alomtegenwoordige rol van de staat op de kapitaalmarkten. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
3.4.4.1.9.
|
(97) |
De Commissie heeft opgemerkt dat de in het rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem zoals beschreven in de punten 3.4.4.1.1 tot en met 3.4.4.1.5, en in deel I van het rapport, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren als vermeld in de punten 3.4.4.1.6 tot en met 3.4.4.1.8 en in deel II van het rapport. |
|
(98) |
De Commissie herinnert eraan dat voor de productie van HTYP een scala aan basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van HTYP deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Leveranciers van basisproducten maken bijvoorbeeld gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. |
|
(99) |
Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van HTYP ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar zijn alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) eveneens beïnvloed omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor de basisproducten van die basisproducten enz. Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijsmateriaal of argumenten van het tegendeel aangedragen. |
3.4.4.1.10.
|
(100) |
Uit de analyse in de punten 3.4.4.1.2 tot en met 3.4.4.1.9, waarbij al het beschikbare bewijsmateriaal over het ingrijpen van de VRC in haar economie in het algemeen en in de sector chemische vezels (met inbegrip van het onderzochte product) is onderzocht, is gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen doordat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid heeft de Commissie geconcludeerd dat het in dit geval niet passend is om voor het vaststellen van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. |
|
(101) |
Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land, in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt. |
3.4.4.2. Representatief land
3.4.4.2.1.
|
(102) |
De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:
|
|
(103) |
De beoordeling door de Commissie van de selectie van het geschikte representatieve land is hierna samengevat. |
3.4.4.2.2.
|
(104) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft de Wereldbank landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als “hogermiddeninkomenslanden”. In de eerste mededeling werd vastgesteld dat het onderzochte product slechts in vijf van deze landen in aanzienlijke hoeveelheden werd geproduceerd, namelijk Belarus, Brazilië, Mexico, Thailand en Turkije. |
|
(105) |
Aangezien Belarus echter geen lid is van de WTO en geen markteconomie is, werd dat land niet verder onderzocht als mogelijk representatief land. |
|
(106) |
De Commissie heeft derhalve Brazilië, Mexico, Thailand en Turkije uitgebreider geanalyseerd als mogelijke representatieve landen. |
3.4.4.2.3.
|
(107) |
Voor de bovengenoemde in overweging genomen landen heeft de Commissie de beschikbaarheid van openbare gegevens, waaronder gegevens over de invoer van productiefactoren en financiële gegevens van de producenten van het onderzochte product in de mogelijke representatieve landen, verder geverifieerd. |
|
(108) |
Uit de analyse van de invoer van de belangrijkste productiefactoren is gebleken dat Turkije over het geheel genomen grotere en representatievere niet-verstoorde hoeveelheden van de belangrijkste basisproducten voor de vervaardiging van HTYP (PTA, MEG en polyethyleentereftalaat (PET)-chips) invoerde dan Brazilië, Mexico of Thailand. |
|
(109) |
Uit de analyse bleek voorts dat de Turkse invoer niet wezenlijk werd beïnvloed door de invoer uit de VRC of een van de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (77) genoemde landen. Voorts is de productie van HTYP in Turkije aanzienlijk en bestaan er in dat land geen specifieke handelsverstoringen met betrekking tot de productiefactoren of HTYP. Bovendien zijn er in de Global Trade Atlas (“GTA”) voor Turkije onmiddellijk gedetailleerde en voldoende representatieve gegevens beschikbaar over de invoerprijzen van de grondstoffen. |
|
(110) |
Wat de producenten in de representatieve landen en de beschikbaarheid van hun gegevens betreft, heeft de Commissie een producent van HTYP, te weten KORDSA TEKNIK TEKSTIL A.S. (“Kordsa Turkije”), gevonden waarvoor geconsolideerde financiële resultaten over 2021 beschikbaar zijn. De financiële gegevens voor Braziliaanse (KORDSA BRASIL SA), Mexicaanse (Monosuisse, Performance Fibers Mexico Operations en Akra Polyester SA DE CV) en Thaise ondernemingen (THAI TORAY SYNTHETICS CO LTD en TEIJIN POLYESTER (THAILAND) CO LTD.) die HTYP produceren, zijn daarentegen niet onmiddellijk beschikbaar voor het volledige onderzoektijdvak en voldoen niet volledig aan de International Financial Reporting Standards (voor de Thaise producenten). |
|
(111) |
Geconstateerd wordt dat Kordsa Turkije niet uitsluitend HTYP produceert, maar in 2021 ongeveer 86 % van haar inkomsten behaalde in het segment dat HTYP omvat (78). De Commissie merkte in dit verband op dat indien er geen financiële informatie onmiddellijk beschikbaar is die specifiek en uitsluitend betrekking heeft op het onderzochte product (wat bijna altijd het geval is), de Commissie op zoek gaat naar de beste onmiddellijk beschikbare vervangende informatie, met inbegrip van geconsolideerde informatie van een of meer producenten die onder meer actief zijn in de sector die het onderzochte product omvat. In deze omstandigheden worden de voor Kordsa Turkije vastgestelde geconsolideerde VAA-kosten en winst derhalve voldoende representatief geacht om in het kader van de onderhavige onderzoeken te worden toegepast. |
|
(112) |
Gezien de openbare beschikbaarheid van het volledige en uitgebreide jaarverslag van Kordsa Turkije over 2021 (79) heeft de Commissie derhalve gebruikgemaakt van de daarin opgenomen informatie. |
3.4.4.2.4.
|
(113) |
Aangezien was vastgesteld dat Turkije op grond van alle voornoemde factoren een geschikt representatief land was, hoefde er geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening. |
3.4.4.2.5.
|
(114) |
Gezien de analyse hierboven voldeed Turkije aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. |
3.4.5. Dumpingmarge
|
(115) |
Daar de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden en bijgevolg geen specifieke informatie over de Chinese prijzen werd verkregen, werd de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. |
|
(116) |
Om de dumpingmarge te bepalen, zou de Commissie in het algemeen de normale waarde berekenen door de verbruiksvolumes per productiefactor (zoals verstrekt door de indiener van het verzoek) te vermenigvuldigen met de in Turkije vastgestelde niet-verstoorde kosten per eenheid, zoals beschreven in punt 4.5.4, en door verder de overhead-productiekosten (zie punt 4.5.9) alsmede de voor Turkije vastgestelde VAA-kosten en winst (zie punt 4.5.8) op de niet-verstoorde productiekosten toe te passen. Verder zou de uitvoerprijs worden bepaald op basis van de openbaar beschikbare invoerstatistieken. |
|
(117) |
In plaats van zich in deze zaak te baseren op de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie en/of op invoerstatistieken, heeft de Commissie zich in het licht van het tussentijdse nieuwe onderzoek (met een hoge mate van medewerking voor een aanzienlijk deel van de invoer van HTYP in de Unie) (80) gebaseerd op de gepubliceerde resultaten van dat tussentijdse nieuwe onderzoek en de in het kader daarvan vastgestelde dumpingmarges (zie overweging 356). |
|
(118) |
Op basis daarvan bedroegen de gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 9,7 % tot 23,7 %. Derhalve werd geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
3.5. Waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping
|
(119) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of het waarschijnlijk is dat het vervallen van de maatregelen tot een voortzetting van op basis van artikel 18 van de basisverordening vastgestelde dumping zou leiden. |
|
(120) |
Daartoe werd gekeken naar de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit, het gedrag van de Chinese exporteurs op andere markten, de situatie op de binnenlandse markt van de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. |
3.5.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC
|
(121) |
Gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, is de reservecapaciteit in de VRC voornamelijk vastgesteld op basis van openbaar beschikbare statistische informatie (afkomstig van Eurostat), het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek en een onafhankelijk industrierapport van een alom erkend wereldwijd onderzoeks- en consultancybureau (81) (hierna “Wood Mac” genoemd), dat onder meer actief is in de chemische sector. De betrouwbaarheid van de cijfers in het industrierapport van Wood Mac werd geverifieerd en de juistheid ervan werd grotendeels bevestigd door de bevindingen van het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van HTYP (82) (“nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van 2017”). |
|
(122) |
De Commissie heeft een gedetailleerde berekening van de reservecapaciteit uitgevoerd, rekening houdend met de productiecapaciteit van de aan maatregelen onderworpen Chinese producenten, hun productievolume, hun uitvoer naar andere landen en het binnenlandse verbruik. |
|
(123) |
De productiecapaciteit bedroeg in 2018 ongeveer [2 126 000 — 2 716 000] ton (overeenkomstig de capaciteit in 2015 zoals uiteengezet in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van 2017), maar steeg in het TNO tot [2 508 000 — 3 205 000] ton. De HTYP-capaciteit van de aan maatregelen onderworpen Chinese producenten in het TNO heeft in dezelfde periode het wereldwijde verbruik van HTYP zelfs overtroffen. Deze sterke stijging van de productiecapaciteit gaat echter gepaard met een stagnerende productie, die in de periode 2018-2021 rond [1 187 000 — 1 746 000] ton schommelde. Het productievolume was vergelijkbaar met het tijdvak van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van 2017. Tegelijkertijd was het binnenlandse verbruik in de periode van 2018 tot het einde van het TNO stabiel: ongeveer [1 048 000 — 1 566 000] ton, wat in dezelfde orde van grootte lag als in 2015. |
|
(124) |
De Chinese uitvoer van HTYP steeg volgens de Chinese uitvoerstatistieken van 458 246 ton in 2018 tot 514 141 ton in het TNO. In vergelijking met de toename van de productiecapaciteit had deze bescheiden stijging een verwaarloosbaar effect op het vermogen om de massale Chinese productiecapaciteit te absorberen. |
|
(125) |
Als gevolg daarvan hebben de stagnerende binnenlandse consumptie en productie in de VRC en de bescheiden groei van de uitvoer in combinatie met een sterke stijging van de productiecapaciteit geleid tot een toename van de reeds enorme reservecapaciteit van de Chinese producenten van HTYP. |
|
(126) |
Meer in het bijzonder bedroeg de omvang van de reservecapaciteit van de aan maatregelen onderworpen Chinese producenten van HTYP in het TNO [1,3 — 1,5] miljoen ton, wat overeenkomt met ongeveer zesmaal het HTYP-verbruik in de Unie in 2021 en ongeveer twaalfmaal het productievolume van de producenten in de Unie. |
|
(127) |
Bovendien zal de productiecapaciteit in de periode na 2021 tot en met 2025 naar verwachting worden gehandhaafd op [2 508 000 — 3 210 000] ton. |
|
(128) |
Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat Chinese producenten, vergeleken met de omvang van de markt van de Unie, over een enorme overcapaciteit beschikken, die waarschijnlijk niet zal worden geabsorbeerd door het binnenlandse verbruik of door de uitvoer naar andere derde landen. Als ook maar een deel van deze capaciteit volledig op de markt van de Unie was gericht, zouden er aanzienlijke hoeveelheden naar de Unie worden uitgevoerd. |
3.5.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
|
(129) |
De markt van de Unie is door de VRC consequent als een van de aantrekkelijkste uitvoermarkten beschouwd en vormt de eerste uitvoerbestemming in het TNO, met of zonder de uitvoer waarop de thans geldende maatregelen niet van toepassing zijn. De Chinese (aan maatregelen onderworpen) uitvoer naar de Unie was tussen 2018 en het eind van het TNO met in totaal meer dan 25 % van het marktaandeel in de Unie niet alleen constant hoog, maar verdubbelde zelfs bijna tussen het TNO van het oorspronkelijke onderzoek en 2021 wat de aan maatregelen onderworpen Chinese uitvoer betreft. Bovendien vertegenwoordigde de verkoop aan de Unie wereldwijd ook bijna 25 % (83) van de totale Chinese uitvoer van HTYP. |
|
(130) |
Indien afzonderlijk rekening wordt gehouden met de prijzen in grote uitvoerbestemmingen voor Chinese HTYP, hebben de Chinese producenten hun prijzen bij uitvoer naar de Unie met meer dan 13 % verlaagd om hun uitvoervolume in de periode 2018 tot het eind van het TNO op peil te houden. Voorts blijkt uit de statistieken dat de prijs in de Verenigde Staten (de op een na grootste exportmarkt in het TNO) op een vergelijkbaar niveau lag als de prijzen in de Unie, maar dat de prijs op de Koreaanse markt ongeveer 10 % lager was dan de prijzen bij uitvoer naar de Unie. Tegelijkertijd stegen de naar Korea uitgevoerde hoeveelheden in de periode 2018-2021 met meer dan 50 %. Dergelijk gedrag is een uiting van een agressief prijsbeleid op de exportmarkten dat tot doel heeft de bezettingsgraad te verhogen. |
|
(131) |
Voorts heeft India, dat in het TNO de op drie na grootste exportmarkt voor Chinese HTYP was, in 2018 een antidumpingrecht ingesteld (dat nog steeds van kracht is) op de invoer van HTYP uit de VRC (84). Deze handelsbeschermingsmaatregelen op andere exportmarkten maken de markt van de Unie nog aantrekkelijker en zouden voor de Chinese producenten-exporteurs een prikkel vormen om hun uitvoer op de Unie te richten als de antidumpingmaatregelen in de Unie zouden komen te vervallen. |
|
(132) |
Bovendien hebben twee grote Chinese spelers in de bedrijfstak voor HTYP (85), de ondernemingen Fujian Billion Polymerization Fiber Technology Industrial Co., Ltd en Zhejiang Sanwei Material Technology Co., Ltd, een verzoek ingediend om als nieuwe producent-exporteur te worden behandeld, dat in juni 2022 door de Commissie werd ingewilligd (86). Ook hieruit blijkt dat de markt van de Unie aantrekkelijk is voor Chinese producenten-exporteurs. |
|
(133) |
Indien de maatregelen komen te vervallen, is het dan ook waarschijnlijk dat de Chinese producenten-exporteurs hun agressieve prijsstellingspraktijken zullen voortzetten om hun (reeds hoge) marktaandeel in de Unie te vergroten en hun aanzienlijke overcapaciteit op de markt van de Unie te richten. |
3.6. Conclusie inzake dumping en de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping
|
(134) |
Uit het onderzoek is gebleken dat Chinese producenten van HTYP zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aan dumping schuldig maakten. |
|
(135) |
Voorts werd, in overeenstemming met het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van 2017, vastgesteld dat er in de VRC een enorme reservecapaciteit bestaat in vergelijking met de omvang van de markt van de Unie. |
|
(136) |
Gezien het stagnerende verbruik op de Chinese markt en de aanhoudende grote aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor de Chinese producenten-exporteurs, is het bovendien waarschijnlijk dat de Chinese producenten van HTYP zonder de maatregelen steeds grotere hoeveelheden HTYP tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie blijven uitvoeren. |
|
(137) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat voortzetting van dumping waarschijnlijk is indien de maatregelen komen te vervallen. |
3.7. Schade
3.7.1. Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie
|
(138) |
Het soortgelijke product werd in de beoordelingsperiode door zes producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
|
(139) |
De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 117 000 ton. De Commissie heeft het cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals door de producenten in de Unie verstrekte cijfers. Zoals in overweging 24 is opgemerkt, zijn in de steekproef drie producenten in de Unie opgenomen die samen meer dan 50 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. |
3.7.2. Verbruik in de Unie
|
(140) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, plus de omvang van de totale invoer van HTYP. Aangezien er in de beoordelingsperiode maatregelen van toepassing waren op de invoer van HTYP uit de VRC, heeft de Commissie de overeenkomstig artikel 14, lid 6, (87) van de basisverordening verzamelde statistieken (“de databank van artikel 14, lid 6”) gebruikt om het volume en de gemiddelde prijs van de invoer uit dit land in de beoordelingsperiode vast te stellen, aangezien die databank voldoende gedetailleerde informatie op het niveau van de 10-cijferige Taric-codes en de aanvullende Taric-codes per onderneming bevatte. |
|
(141) |
Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 1 Verbruik in de Unie (ton)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(142) |
Het verbruik op de vrije markt van de Unie daalde in de beoordelingsperiode eerst met 6 procentpunten in de periode 2018-2019, gevolgd door een scherpe daling met 10 procentpunten in 2020 als gevolg van COVID-19. Het verbruik herstelde zich vervolgens echter en was in het TNO 1 procentpunt hoger dan in 2018. |
3.7.2.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
|
(143) |
De Commissie heeft de omvang van de invoer en het marktaandeel van de invoer vastgesteld op basis van de invoerstatistieken van het betrokken land uit de databank van artikel 14, lid 6, die gegevens bevat per 10-cijferige Taric-code en per producent-exporteur (aanvullende Taric-code). |
|
(144) |
De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich voor de momenteel aan rechten onderworpen exporteurs als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Invoervolume (ton) en marktaandeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(145) |
Het uitvoervolume van de Chinese exporteurs die momenteel onderworpen zijn aan de rechten waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, is in de beoordelingsperiode met 17 % toegenomen. De tijdelijke daling van het uitvoervolume in 2020 houdt verband met het lagere verbruik in dat jaar. Niettemin konden deze exporteurs hun marktaandeel in de betrokken periode verder uitbreiden met 4 procentpunten. De lichte daling van het marktaandeel tussen 2020 en het eind van het TNO kan worden verklaard door het tekort aan transportcontainers voor verschepingen vanuit de VRC en de daarmee gepaard gaande sterke stijging van de vervoerskosten voor deze verschepingen. |
3.7.2.2. Prijzen van de invoer uit het betrokken land: prijsonderbieding en verhindering van prijsverhoging
|
(146) |
Wegens het gebrek aan medewerking van producenten-exporteurs aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de invoerstatistieken uit de databank van artikel 14, lid 6. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van een vergelijking van de cijfers in de databank van artikel 14, lid 6, met de gecontroleerde prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
|
(147) |
De gewogen gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich voor de momenteel aan rechten onderworpen exporteurs alsook in totaal voor alle exporteurs als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
||||||||||||||||||||||
|
(148) |
De invoerprijs van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs was volatiel: in 2020 een daling met 28 % tot een prijs van 1 195 EUR/ton en vervolgens in het TNO een stijging met 15 procentpunten. Ondanks het prijsherstel in het TNO tot 1 440 EUR/ton blijkt hieruit nog steeds een algemene daling met 13 % in de beoordelingsperiode. Terwijl de algemene dalende prijstrend verband houdt met de strategie om marktaandeel te winnen, werd de stijging in het TNO veroorzaakt door de gestegen vervoerskosten en een grote vraag in het TNO. |
|
(149) |
De Commissie stelde de prijsonderbieding in het TNO vast aan de hand van een vergelijking van:
|
|
(150) |
Bovendien was de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn prijzen te verhogen tot boven het niveau van zijn productiekosten vanwege de prijsdruk van de Chinese producenten-exporteurs van wie de prijzen gedurende de gehele betrokken periode onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie lagen. |
3.7.3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
3.7.3.1. Algemene opmerkingen
|
(151) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. |
|
(152) |
Zoals vermeld in overweging 24, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef. |
|
(153) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gecontroleerde gegevens die door de bedrijfstak van de Unie zijn verstrekt en de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens uit de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens werden representatief geacht voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(154) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden. |
|
(155) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
3.7.3.2. Macro-economische indicatoren
3.7.3.2.1.
|
(156) |
De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(157) |
Het productievolume daalde eerst in de periode 2018-2020 met 14 % en steeg vervolgens tussen 2020 en het eind van het TNO met 25 procentpunten, wat resulteert in een algemene stijging van 11 % in de beoordelingsperiode. De bezettingsgraad daalde in de periode 2018-2020 met 17 %, maar steeg in de beoordelingsperiode in totaal met 8 %. |
3.7.3.2.2.
|
(158) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 5 Verkoopvolume en marktaandeel (ton)
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
(159) |
De totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 5 %. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 2 procentpunten. Het marktaandeel vertoont in de beoordelingsperiode een dalende trend, onderbroken door een tussenliggende opwaartse trend in 2020. Deze trend kan worden verklaard door de COVID-19-pandemie en het containertekort in 2020, waardoor de verscheping vanuit Oost-Aziatische landen moeilijker werd. |
3.7.3.2.3.
|
(160) |
Tussen 2018 en het eind van het TNO steeg het verbruik op de vrije markt van de Unie met 1 %. Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie daalde met 5 %, hetgeen zich vertaalde in een krimp van het marktaandeel met 2 procentpunten in de beoordelingsperiode. |
3.7.3.2.4.
|
(161) |
De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Werkgelegenheid en productiviteit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(162) |
Als gevolg van het herstel van de vraag in het TNO steeg de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 1 %, ondanks een negatieve trend in de periode 2018-2020. Ook de productiviteit daalde in de periode 2018-2020. Voor de gehele beoordelingsperiode geeft de productiviteit echter een stijging te zien. |
3.7.3.2.5.
|
(163) |
Alle dumpingmarges lagen boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer van Chinese exporteurs die momenteel aan rechten onderworpen zijn. |
|
(164) |
Als gevolg van voortdurende oneerlijke prijsstelling door Chinese exporteurs die momenteel aan rechten onderworpen zijn, was het voor de bedrijfstak van de Unie ook onmogelijk om te herstellen van eerdere dumpingpraktijken. Met een gemiddelde prijs van 1 440 EUR/ton lag hun prijs ook 31 % lager dan de prijs bij invoer uit Zuid-Korea, 6 % lager dan de prijs bij invoer uit Vietnam en 21 % lager dan de prijs bij invoer uit Taiwan. |
3.7.3.3. Micro-economische indicatoren
3.7.3.3.1.
|
(165) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(166) |
De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde in de periode 2018-2020 met 16 % en herstelde zich in het TNO slechts gedeeltelijk, met 12 procentpunten tot 1 957 EUR/ton. De daling van de verkoopprijs hangt grotendeels samen met de prijsdruk van de Chinese uitvoer. Daarnaast heeft de wereldwijde economische vertraging in 2019 en 2020 een neerwaarts effect gehad op de prijzen van grondstoffen en, als gevolg daarvan, op de prijzen van industrieel polyestergaren. |
|
(167) |
De productiekosten volgden dezelfde tendens, deels als gevolg van de dalende grondstofprijzen tijdens de wereldwijde economische vertraging in 2019 en 2020 en deels als gevolg van rationaliseringsmaatregelen zoals inkrimping van het personeelsbestand in die jaren. In 2019 en 2020 daalden de kosten per eenheid met respectievelijk 1 procentpunt en 13 procentpunten. De prijzen daalden in deze twee jaren echter sterker, namelijk met 16 procentpunten. Hieruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie niet van deze kostendalingen kon profiteren. In het TNO stegen de kosten per eenheid met 9 procentpunten, terwijl de verkoopprijs met 12 procentpunten steeg. In vergelijking met het begin van de beoordelingsperiode daalden de prijzen echter met bijna hetzelfde percentage als de kosten per eenheid, waaruit blijkt dat de prijzen werden gedrukt. De bedrijfstak van de Unie kon niet profiteren van de kostendaling, kon de prijzen niet verhogen en kon de prijzen zelfs niet op het oorspronkelijke niveau handhaven. |
3.7.3.3.2.
|
(168) |
De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 8 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
||||||||||||||||||||||
|
(169) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer namen gestaag toe, in de beoordelingsperiode met 7 %. Deze trend werd alleen in 2020 onderbroken, deels als gevolg van rationaliseringsmaatregelen en deels als gevolg van specifieke maatregelen in verband met de COVID-pandemie, zoals werktijdverkorting. |
3.7.3.3.3.
|
(170) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Voorraden
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
(171) |
De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 9 % afgenomen. In het TNO vertegenwoordigden de voorraden ongeveer 12 % van hun productie. |
3.7.3.3.4.
|
(172) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(173) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de daarmee gerealiseerde omzet. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode negatief. Het verlies bedroeg in 2018 –10 % en liep op tot –17 % in 2020. In het TNO was er sprake van een lichte verbetering tot –8 % als gevolg van de grote vraag. |
|
(174) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De trend in de nettokasstroom was in de beoordelingsperiode negatief. In de periode 2018-2020 trad er geleidelijk een verbetering op, maar in het TNO was er weer sprake van een daling. De kasstroom gaf in de beoordelingsperiode een verbetering met 40 % te zien, maar bleef negatief. Bijgevolg wijst de verbetering van de kasstroom niet op een stabilisering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie, aangezien deze nog steeds negatief is. |
|
(175) |
De investeringen daalden tijdens de beoordelingsperiode met 65 %. De investeringen hielden verband met de verbetering van de naleving van de gezondheids-, veiligheids- en milieuvereisten en met de verhoging van de capaciteit en de effectiviteit van de productie-installaties. Hoewel in 2018 investeringen in een capaciteitsverhoging mogelijk waren, was dit in de daaropvolgende jaren niet langer mogelijk. |
|
(176) |
Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product volgde een vergelijkbare ontwikkeling als de winstgevendheid: een daling in de periode 2018-2020 en vervolgens een herstel in het TNO tot een niveau dat dichter bij 2018 lag. Dit rendement bleef in de gehele beoordelingsperiode negatief. Bijgevolg wijst het rendement van investeringen op een negatieve financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie gedurende de gehele beoordelingsperiode. |
3.7.4. Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie
|
(177) |
Op macroniveau bleek uit het onderzoek dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet verbeterde en dat zelfs de toegenomen vraag in het TNO niet leidde tot een hogere verkoop op de EU-markt dan aan het begin van de beoordelingsperiode. Ondanks investeringen in een capaciteitsuitbreiding kon de Unie haar marktaandeel zelfs niet handhaven. |
|
(178) |
Uit het onderzoek is ook gebleken dat de situatie van de bedrijfstak op microniveau geen duurzaam niveau bereikte en dat de bedrijfstak verliezen leed in alle jaren van de beoordelingsperiode, zelfs in het TNO, waarin de vraag zich had hersteld. De economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gaf dus schade te zien, ondanks het bestaan van antidumpingmaatregelen op het huidige niveau ten aanzien van de invoer van het onderzochte product van de Chinese exporteurs die momenteel aan rechten onderworpen zijn. |
|
(179) |
De ingevoerde hoeveelheden van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs stegen in de beoordelingsperiode met 17 %, terwijl de prijs met nog eens 13 % daalde. |
|
(180) |
Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade bleef lijden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
3.8. Oorzakelijk verband
3.8.1. Gevolgen van de invoer met dumping
|
(181) |
Gedurende de gehele beoordelingsperiode vertegenwoordigde de uitvoer van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs een aanzienlijk aandeel van de invoer in de EU. Zij verhoogden hun marktaandeel zelfs met 4 procentpunten van 27 % tot 31 %. Het prijsniveau van hun uitvoer daalde in de beoordelingsperiode met 13 %: in het TNO lag het op 1 440 EUR/ton, waarmee het de prijs van de bedrijfstak van de Unie met 26 % onderbood. De momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs hebben daarmee het prijsniveau voor de bedrijfstak van de Unie gedrukt, wat heeft bijgedragen tot een situatie van aanhoudende verliezen voor de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Er was een duidelijk tijdsverband tussen de prijsdruk van deze invoer, die een belangrijk marktaandeel van 31 % vertegenwoordigde, en de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Daarom was er, als gevolg van de aanzienlijke druk die deze uitvoer op de hoeveelheden en prijzen uitoefende, sprake van een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband tussen de aan de antidumpingrechten onderworpen invoer van HTYP uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
3.8.2. Gevolgen van andere factoren
3.8.2.1. Invoer van Chinese exporteurs die momenteel niet aan rechten onderworpen zijn
|
(182) |
Hangzhou Huachun Chemical Fiber is in 2021 opgehouden te bestaan. Haar uitvoer is tijdens de beoordelingsperiode met 99 % gedaald en was in het TNO verwaarloosbaar (minder dan 0,01 % van het marktaandeel van de Unie). Voorts lag de uitvoerprijs aanzienlijk boven de prijs van de bedrijfstak van de Unie, alsook boven de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. Deze uitvoer heeft derhalve niet bijgedragen tot de schade in het TNO. |
|
(183) |
De invoer van Hailide in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Invoervolume (ton) en marktaandeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(184) |
De gewogen gemiddelde prijs van de invoer van Hailide in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 12 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
||||||||||||||||||||||
|
(185) |
Door in de beoordelingsperiode een hoog volume naar de Europese Unie te blijven uitvoeren, dat in het TNO een marktaandeel van [18 % — 23 %] vertegenwoordigde, tegen prijzen die lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, heeft Hailide bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Hailide verkocht in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen een prijs van [1 500 — 1 600] EUR/ton. De prijs daalde in de beoordelingsperiode in totaal met 9 %. |
|
(186) |
Deze invoer heeft echter het verband tussen de invoer met dumping van de momenteel aan rechten onderworpen exporteurs en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade niet zodanig afgezwakt dat dit verband niet langer kan worden aangemerkt als een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband. De uitvoer van de momenteel aan rechten onderworpen exporteurs vertegenwoordigde in het TNO een marktaandeel van [29 % — 34 %] op de markt van de Unie. Dit hoge marktaandeel, in combinatie met lage prijzen, heeft een dermate belangrijk gewicht op de markt dat het een aanzienlijke onafhankelijke prijsdruk op de bedrijfstak van de Unie uitoefende. |
|
(187) |
Bijgevolg hebben de gevolgen van de uitvoer van Hailide, zelfs indien deze tot de schade hebben bijgedragen, het relatieve belang van de invoer met dumping van de momenteel aan rechten onderworpen exporteurs met betrekking tot het voortduren van de schade niet wezenlijk verminderd. |
3.8.2.2. Invoer uit derde landen
|
(188) |
De invoer in de Unie van HTYP uit andere derde landen dan de VRC was voornamelijk afkomstig uit Zuid-Korea, Vietnam en Taiwan. |
|
(189) |
Het (geaggregeerde) volume van de invoer in de Unie alsmede het marktaandeel en de prijsontwikkelingen van de invoer van HTYP uit andere derde landen hebben zich als volgt ontwikkeld: Tabel 13 Invoer uit derde landen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(190) |
In het TNO werd 46 137 ton HTYP ingevoerd uit derde landen met uitzondering van de VRC. Dit volume vertegenwoordigt 20 % van de markt van de Unie. Hun marktaandeel daalde in de periode 2018-2020 in totaal van 18 % tot 13 % en steeg vervolgens in het TNO tot 20 %. Deze ontwikkeling volgt de trend van het verbruik in de EU, maar op een meer uitgesproken manier. De gemiddelde prijs van de invoer uit derde landen met uitzondering van de VRC steeg in 2019 met 5 %, daalde vervolgens in 2020 met 8 procentpunten en daalde in het TNO met nog eens 6 procentpunten. Deze invoer is voornamelijk afkomstig uit Zuid-Korea (7 % van de markt van de Unie), Vietnam (5 % van de markt van de Unie) en Taiwan (3 % van de markt van de Unie). Doordat al deze landen in Oost-Azië liggen, werden zij getroffen door het tekort aan zeecontainers en de daaruit voortvloeiende hoge kosten van zeevervoer. Dit verklaart de daling van het marktaandeel van deze derde landen in 2020. |
|
(191) |
Door de invoer uit alle derde landen samen is hun marktaandeel op de markt van de Unie met 2 procentpunten toegenomen. De gemiddelde prijs van de invoer uit alle derde landen in het TNO, maar ook in alle voorgaande jaren van de beoordelingsperiode, lag echter aanzienlijk boven de gemiddelde verkoopprijs in de EU. Alle derde landen samen hebben derhalve niet bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. De Commissie heeft daarom onderzocht of de invoer uit een specifiek derde land tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie heeft bijgedragen. |
|
(192) |
De invoer uit Zuid-Korea volgde de trend van het verbruik in de EU in versterkte mate: een daling in de periode 2018-2020 en een herstel in het TNO tot iets boven het niveau van 2018. Het marktaandeel daalde in de periode 2018-2020 geleidelijk van 7 % tot 5 % en herstelde zich vervolgens in het TNO tot 7 %. Het prijsniveau van de invoer uit Zuid-Korea is in de betrokken periode geleidelijk gestegen, met uitzondering van 2020. Toen was er sprake van een prijsdaling, die verband houdt met de geringe vraag in dat jaar. |
|
(193) |
Het prijsniveau van de invoer uit Zuid-Korea tijdens het TNO en in de twee voorgaande jaren was hoger dan de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie. Vanwege het hogere prijsniveau heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer uit Zuid-Korea niet heeft bijgedragen tot de schade. |
|
(194) |
De invoer uit Vietnam lag in de periode 2018-2020 met een marktaandeel van duidelijk onder de 1 % op een zeer laag niveau, maar steeg in het TNO tot een hoeveelheid die 5 % van het marktaandeel van de Unie vertegenwoordigt. Dit viel samen met een prijsdaling van een niveau boven de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie tot een prijs van 1 537 EUR/ton in het TNO, wat aanzienlijk lager is dan de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(195) |
De invoer in de EU van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs was in het TNO echter aanzienlijk hoger, namelijk [69 000 — 74 000] ton. De invoer uit Vietnam bedroeg daarentegen slechts 12 231 ton, wat slechts een klein deel van de invoer in de EU vanuit de VRC vertegenwoordigt. |
|
(196) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de invoer uit Vietnam weliswaar heeft bijgedragen tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie, maar het oorzakelijk verband niet afzwakt. De invoer uit Vietnam vertegenwoordigt namelijk slechts een klein deel van de uitvoer van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs naar de Unie en heeft geen vergelijkbaar gewicht om druk uit te oefenen op de bedrijfstak van de Unie. |
|
(197) |
De invoer uit Taiwan vertegenwoordigde aan het begin van de beoordelingsperiode alsook in het TNO een marktaandeel van 3 %. Hoewel de invoerprijs van 1 816 EUR/ton in het TNO iets lager was dan de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie, was deze aanzienlijk hoger dan de prijs van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs van 1 440 EUR/ton. |
|
(198) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de invoer uit Taiwan weliswaar heeft bijgedragen tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie, maar het oorzakelijk verband niet afzwakt. De invoer uit Taiwan vertegenwoordigt namelijk slechts een klein deel van de invoer van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs en de prijs ervan was aanzienlijk hoger dan de prijs van de invoer van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs. De Taiwanese invoer heeft derhalve geen vergelijkbaar gewicht om druk uit te oefenen op de bedrijfstak van de Unie. |
|
(199) |
De invoer uit Taiwan en Vietnam, in combinatie met de invoer van Hailide, heeft het verband tussen de invoer met dumping van de aan de rechten onderworpen producenten-exporteurs en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet zodanig afgezwakt dat dit verband niet kan worden aangemerkt als een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband. De uitvoer van de aan de rechten onderworpen producenten-exporteurs vertegenwoordigde in het TNO een marktaandeel van [29 % — 34 %] op de markt van de Unie en werd gemiddeld aanzienlijk onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie verkocht. Gezien deze omvang en de daaruit voortvloeiende prijsdruk heeft de invoer uit Taiwan en Vietnam en van Hailide het relatieve belang van de invoer met dumping van de aan het recht onderworpen producenten-exporteurs met betrekking tot het ontstaan van de schade niet wezenlijk verminderd. |
3.8.2.3. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
|
(200) |
Het volume van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 14 Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(201) |
Hoewel de uitvoervolumes in de beoordelingsperiode een vergelijkbare trend volgden als de verkoop op de markt van de Unie, lagen de volumes in het TNO slechts 2 % onder de cijfers van 2018 en herstelden zij zich sterker dan de verkoop op de markt van de Unie, die nog steeds 5 % onder de volumes van 2018 lag. |
|
(202) |
De gemiddelde uitvoerprijs lag elk jaar duidelijk boven de verkoopprijs op de EU-markt en was in het TNO meer dan 10 % hoger. De gemiddelde uitvoerprijs volgde een vergelijkbare trend als de prijzen op de EU-markt. De uitvoerprijs daalde in 2020 weliswaar sterker, maar herstelde zich in het TNO sneller dan de prijzen op de EU-markt, namelijk tot een niveau van 3 % boven de gemiddelde prijs van 2018. De verkoopprijs op de EU-markt lag in het TNO daarentegen nog steeds 4 % onder de prijs van 2018. |
|
(203) |
Uit de vergelijking blijkt dat de producenten in de Unie sterk op de markt van de Unie zijn gericht, en tegelijkertijd tegen hogere prijzen kunnen exporteren. |
|
(204) |
Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie niet hebben bijgedragen tot de schade, maar juist hebben bijgedragen tot het beperken van het verlies. |
3.8.2.4. Intern verbruik
|
(205) |
Het interne verbruik van de bedrijfstak van de Unie is in het TNO aanzienlijk gestegen. In de beoordelingsperiode bedroeg de stijging 39 %. Het besluit om het interne verbruik te verhogen om downstreamproducten op een hoger productieniveau te kunnen verkopen, is echter een rechtstreeks gevolg van het feit dat er door de prijsdruk van de invoer met dumping geen billijke marktprijs op de vrije markt voor HTYP kon worden verkregen. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat dit geen factor is die heeft bijgedragen tot de schade. |
3.8.2.5. Hoge energieprijzen en inflatie
|
(206) |
Als reactie op een opmerking van de indiener van het verzoek over de ontwikkelingen na het TNO voerden verschillende gebruikers samen met een gebruikersvereniging aan dat de stijgende energiekosten en de inflatiecrisis het oorzakelijk verband tussen de invoer van Chinese HTYP en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verbreken. Zoals de indiener van het verzoek betoogt, hebben de stijgende energiekosten en de inflatie zich echter na het TNO voorgedaan. De gebruikers hebben niet duidelijk gemaakt dat een dergelijke ontwikkeling zich tijdens het TNO zou hebben voorgedaan. Derhalve heeft de Commissie dit argument afgewezen. |
3.8.3. Conclusie inzake het oorzakelijke verband
|
(207) |
De aanzienlijke uitvoer uit de VRC van de momenteel aan rechten onderworpen exporteurs viel duidelijk samen met de achteruitgang in de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(208) |
De Commissie heeft tevens onderzoek gedaan naar andere schadefactoren en heeft geen andere factoren aangetroffen die het oorzakelijk verband tussen deze uitvoer uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade zouden afzwakken. |
|
(209) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de uitvoer met dumping van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs in aanmerkelijke mate heeft bijgedragen tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie en dat geen andere factoren, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, het oorzakelijk verband tussen de uitvoer met dumping van de momenteel aan rechten onderworpen Chinese exporteurs en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade afzwakken. |
3.9. Waarschijnlijkheid van voortzetting van schade
|
(210) |
De Commissie heeft in overweging 180 geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade heeft geleden. Derhalve heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of voortzetting van door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen komen te vervallen. |
|
(211) |
In dat opzicht heeft de Commissie de volgende elementen onderzocht: de productie- en de reservecapaciteit in de VRC en het verband tussen de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijsniveau in de Unie. |
3.9.1. De productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC
|
(212) |
Zoals in punt 3.5.1 in detail is geanalyseerd, beschikken de Chinese producenten, vergeleken met de omvang van de markt van de Unie, over een enorme overcapaciteit, die waarschijnlijk niet zal worden geabsorbeerd door het binnenlandse verbruik of door de uitvoer naar andere derde landen. |
3.9.2. Verband tussen de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijsniveau in de Unie
|
(213) |
Zoals in punt 3.5.2 in detail is geanalyseerd, blijft de markt van de Unie de grootste exportmarkt voor Chinese exporteurs, mede gezien zijn aantrekkelijke prijsniveau. Zelfs met antidumpingrechten onderbieden de Chinese prijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie namelijk nog steeds gemiddeld met 26 %. Terwijl de prijs in de Verenigde Staten (de op een na grootste exportmarkt in het TNO) op een vergelijkbaar niveau lag als de prijzen in de Unie, was de Chinese uitvoerprijs op de Koreaanse markt ongeveer 10 % lager dan de prijzen bij uitvoer uit de Unie. Handelsbeschermingsmaatregelen op andere exportmarkten maken de markt van de Unie nog aantrekkelijker. |
|
(214) |
Indien de maatregelen komen te vervallen, is het dan ook waarschijnlijk dat de Chinese producenten-exporteurs hun agressieve prijsstellingspraktijken zullen voortzetten om hun (reeds hoge) marktaandeel in de Unie te vergroten en hun aanzienlijke overcapaciteit op de markt van de Unie in te zetten. |
3.9.3. Conclusie
|
(215) |
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping uit de VRC tegen schadeveroorzakende prijzen, waardoor de bedrijfstak van de Unie nog meer schade zou lijden. Daardoor zou de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie ernstig gevaar lopen. |
3.10. Belang van de unie
|
(216) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen op het niveau van het herziene recht naar aanleiding van het gecombineerde tussentijdse nieuwe onderzoek in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en gebruikers. |
|
(217) |
Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. |
|
(218) |
Op grond hiervan heeft de Commissie eerst onderzocht of er, ondanks haar conclusie dat het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet en dat hierdoor opnieuw schade zal ontstaan, dwingende redenen bestaan om te concluderen dat handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is. Er wordt aan herinnerd dat het vaststellen van maatregelen bij het oorspronkelijke onderzoek niet in strijd met het belang van de Unie werd geacht. |
|
(219) |
Daarnaast onderzocht de Commissie de gevolgen van de wijziging van het niveau van de maatregelen als gevolg van het tussentijdse nieuwe onderzoek voor de gebruikers. Hoewel het tussentijdse nieuwe onderzoek zelf geen analyse van het belang van de Unie bevat, zullen de verlengde maatregelen naar aanleiding van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen noodzakelijkerwijs van kracht worden op het niveau van de rechten zoals vastgesteld in het kader van het tussentijdse nieuwe onderzoek, aangezien de twee procedures samenvallen in de tijd. Bij haar beoordeling of er dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie zou zijn, heeft de Commissie derhalve ook rekening gehouden met het in het kader van het tussentijdse nieuwe onderzoek vastgestelde niveau van de rechten. |
3.10.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
|
(220) |
Zoals uiteengezet in overweging 215, zou intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit de VRC tegen schade veroorzakende prijzen, waardoor de bedrijfstak van de Unie nog meer schade zou lijden. Daardoor zou de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie ernstig gevaar lopen. |
|
(221) |
Voortzetting van de maatregelen ten aanzien van de VRC zou derhalve de bedrijfstak van de Unie ten goede komen. |
3.10.2. Belang van niet-verbonden importeurs
|
(222) |
Geen van de niet-verbonden importeurs heeft aan de huidige nieuwe onderzoeken meegewerkt. |
|
(223) |
De Commissie concludeerde dat er wat het standpunt van niet-verbonden importeurs betreft, geen dwingende redenen waren om de maatregelen niet te verlengen. |
3.10.3. Belang van de gebruikers
|
(224) |
HTYP worden gebruikt in tal van toepassingen. Er zijn twee hoofdgroepen van verschillende HTYP-gebruikers: bandenproducenten, die naar schatting 50 % van de vraag naar HTYP in de Unie vertegenwoordigen, en producenten van technische weefsels, tapes, singelbanden, riemen, touwen en gordels, die ook ongeveer 50 % van de vraag naar HTYP in de Unie voor hun rekening nemen. Technische weefsels, singelbanden, riemen, touwen en gordels worden gebruikt in de automobielsector alsook voor hefwerkzaamheden, het vastzetten van lading tijdens het vervoer en allerlei machinetoepassingen. Door het grote aantal toepassingen is de verwerkende industrie in dit segment vrij sterk versnipperd. |
|
(225) |
Bij de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd contact opgenomen met 64 bekende gebruikers en gebruikersverenigingen in de Unie en werd hen verzocht mee te werken aan het onderzoek. |
|
(226) |
Twee gebruikers hebben de vragenlijst in het kader van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen beantwoord en hun gegevens zijn door de Commissie gecontroleerd. Na de opening van het tussentijdse nieuwe onderzoek hebben zich nog eens vijf gebruikers en een gebruikersvereniging (die in totaal negen gebruikers vertegenwoordigt) kenbaar gemaakt om deel te nemen aan de parallelle procedures. De gebruikers die zich kenbaar hebben gemaakt, behoren tot het segment producenten van technische weefsels, tapes, singelbanden, riemen, touwen en gordels. De deelnemende gebruikers vertegenwoordigen meer dan 10 % van het verbruik van HTYP in de Unie. Geen enkele gebruiker van het segment bandenproducenten heeft zich kenbaar gemaakt. |
|
(227) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben tien gebruikers, een gebruikersvereniging en één geïntegreerde producent, die ook geweven producten vervaardigt, opmerkingen gemaakt over de mededeling van de definitieve bevindingen en bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de Commissie om de antidumpingrechten te verhogen ten opzichte van de oorspronkelijke maatregelen. |
|
(228) |
Verscheidene gebruikers en de gebruikersvereniging voerden aan dat de analyse van de Commissie gebaseerd is op onvolledige gegevens, aangezien de Commissie slechts de antwoorden van twee in de steekproef opgenomen gebruikers heeft gecontroleerd en de opmerkingen van de andere verwerkende ondernemingen (kmo’s) heeft genegeerd, ondanks hun aanbod om hun gegevens ter plaatse of op afstand te laten controleren. |
|
(229) |
De Commissie was het niet eens met dit argument. Bij de analyse van het belang van de Unie heeft de Commissie juist rekening gehouden met de opmerkingen van alle gebruikers. Aangezien echter de twee door de Commissie gecontroleerde gebruikers ook onder de categorie kmo’s vallen en aangezien hun bedrijfsmodel, voorzieningsbehoefte en financiële situatie vergelijkbaar waren met de door de vereniging vertegenwoordigde ondernemingen, heeft de Commissie vastgesteld dat er geen aanvullende controle nodig was om tot haar conclusies te komen. |
3.10.3.1. Financiële gevolgen
|
(230) |
De deelnemende gebruikers waren voor het merendeel tegen een verhoging van het recht. Verscheidene gebruikers voerden aan dat de Commissie bij de instelling van de maatregelen in de oorspronkelijke procedure het juiste evenwicht heeft gevonden tussen de belangen van de EU-producenten van HTYP en die van de verwerkende ondernemingen. Een voortzetting van de maatregelen op het oorspronkelijke niveau zou derhalve door de verwerkende ondernemingen kunnen worden geabsorbeerd. |
|
(231) |
Anderzijds zou een substantiële verhoging van het niveau van de rechten aanzienlijke schade toebrengen aan het segment producenten van technische weefsels, tapes, singelbanden, riemen, touwen en gordels. Hoewel de bandenindustrie geen gegevens heeft verstrekt, heeft de Commissie informatie van HTYP-producenten verzameld waaruit blijkt dat HTYP slechts een klein percentage van de productiekosten van banden vertegenwoordigen. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de financiële gevolgen van de maatregelen voor die verwerkende ondernemingen gering zullen zijn. |
|
(232) |
Uit gegevens van de in de steekproef opgenomen gebruikers blijkt dat gordelproducten die HTYP bevatten een laag winstniveau hebben. De Commissie stelde echter ook vast dat in het verleden bescheiden prijsverhogingen mogelijk waren als gevolg van de stijging van de grondstofkosten. Bovendien produceert geen van de in de steekproef opgenomen gebruikers uitsluitend producten die HTYP bevatten en is hun algemene financiële situatie stabiel. Dit was niet in tegenspraak met de niet gecontroleerde informatie die door de niet in de steekproef opgenomen gebruikers naar voren werd gebracht. De herziene rechten variëren van 9,7 % tot 23,7 %, wat neerkomt op een substantiële stijging ten opzichte van de bestaande rechten van 5,1 % tot 9,8 %. De Commissie merkte echter op dat de gebruikers nog steeds kunnen kiezen voor een producent-exporteur met lage rechten. |
|
(233) |
Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de financiële gevolgen van de herziene rechten voor de gebruikers evenmin een dwingende reden vormen om de maatregelen niet op het herziene niveau voort te zetten. |
|
(234) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden tien gebruikers, de gebruikersvereniging en de geïntegreerde producent aan dat een extra kostenverhoging als gevolg van de verhoogde rechten op hun belangrijkste grondstof hun concurrentiepositie als in de EU gevestigde producenten verder zal verzwakken. Zij gaven verschillende voorbeelden van aanbiedingen van Chinese producenten van met HTYP vervaardigde downstreamproducten aan Europese klanten waarvan de prijzen zeer dicht bij of zelfs onder de prijs van HTYP lagen nadat de voorgestelde rechten erbij waren opgeteld. Zij voerden aan dat het grootste probleem van verhoogde antidumpingrechten op HTYP is dat zij niet van toepassing zijn op downstreamproducten zoals weefsels, gordels, spanbanden, ronde hijsbanden en singelbanden. |
|
(235) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden de indieners van het verzoek ook aan dat de gebruikers zich met name zorgen maken over de oneerlijke concurrentie uit de VRC op de downstreammarkten. Deze zorgen zouden nog toenemen indien de antidumpingrechten op de invoer van HTYP worden verhoogd. De gebruikers hebben overigens herhaaldelijk aangegeven dat zij zich niet verzetten tegen een verlenging van de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen. |
|
(236) |
Om de kwestie van oneerlijke concurrentie op het gebied van downstreamproducten aan te pakken, hebben vijf gebruikers en een gebruikersvereniging de Commissie verzocht om de rechten uit te breiden tot HTYP die zijn verwerkt in ingevoerde singelbanden, touwen en brandslangen. Zij verwezen naar de verordening van de Commissie betreffende stalen windmolenmasten uit de VRC (89), waarin het antidumpingrecht niet alleen van toepassing is op windmolenmasten, maar ook op windturbines met stalen windmolenmasten. |
|
(237) |
Ten eerste erkende de Commissie dat de concurrentie van Chinese exporteurs van downstreamproducten de mogelijkheid van de gebruikers beperkt om de prijzen te verhogen en de extra kosten van de verhoogde rechten door te rekenen. Potentiële oneerlijke concurrentie op het niveau van de gebruikers kan echter op zich geen dwingende reden vormen om de schadeveroorzakende dumping op de upstreammarkt niet aan te pakken. Hoewel de gebruikers hebben aangetoond dat de verhoogde rechten op HTYP een concurrentienadeel veroorzaken ten opzichte van Chinese producenten van hetzelfde product, hebben zij ook aangegeven dat bescherming tegen deze invoer van downstreamproducten mogelijk is door antidumpingrechten op deze producten in te stellen. Zij hebben niet aangetoond dat het voor de verwerkende ondernemingen niet mogelijk is een klacht in te dienen om een onderzoek te openen naar mogelijke invoer met dumping van weefsels op basis van HTYP of andere secundaire producten. |
|
(238) |
Bovendien kunnen de gebruikers nog steeds kiezen voor een Chinese producent-exporteur met lage rechten en kunnen zij hun producten betrekken uit andere derde landen zoals Zuid-Korea, Taiwan en Vietnam, die bezig zijn hun productiecapaciteit te verhogen. |
|
(239) |
Wat betreft het voorstel om de maatregelen uit te breiden tot de in de downstreamproducten verwerkte HTYP merkte de Commissie op dat, in tegenstelling tot de zaak betreffende stalen windmolenmasten, de producten waartoe de rechten zouden worden uitgebreid, niet in de productomschrijving van het onderzoek waren opgenomen. De definitie van het betrokken product in de zaak betreffende stalen windmolenmasten omvatte namelijk al de masten die als onderdeel van een windturbine worden ingevoerd: “Bij het betrokken product gaat het om bepaalde stalen windmolenmasten […], momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7308 20 00 (Taric-code 7308200011) en ex 7308 90 98 (Taric-code 7308909811) en, indien ingevoerd als onderdeel van een windturbine, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8502 31 00, …” De Commissie kan in beginsel geen rechten instellen op een product dat niet binnen de reikwijdte van het onderzoek viel. Met name in deze zaak was de Commissie van oordeel dat door de veelheid van mogelijke transformaties binnen de voorgestelde GN-codes de toepassing van de rechten zou worden uitgebreid tot buiten de reikwijdte van het onderzoek. |
|
(240) |
De Commissie heeft derhalve vastgesteld dat door het verzoek van de gebruikers in te willigen het onderzoek zou zijn uitgebreid en verder zou zijn gegaan dan de toepassing van de rechten. Het verzoek werd derhalve afgewezen. |
|
(241) |
Bijgevolg heeft de Commissie haar oorspronkelijke standpunt over de herziene rechten bevestigd. |
3.10.3.2. Stabiel aanbod
|
(242) |
De gebruikers hebben ook gewezen op een gebrek aan capaciteit van de producenten in de Unie. Het verbruik van HTYP in de Unie bedroeg in het TNO 230 000 ton, 73 % meer dan de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie, die slechts 134 000 ton bedraagt. Dit toont de algemene behoefte aan invoer aan. |
|
(243) |
Bovendien hebben verschillende producenten in de Unie in 2022, na het TNO, hun productie tijdelijk verminderd of volledig gestaakt als reactie op de stijging van de energieprijzen in Europa. Dit was echter slechts een tijdelijke maatregel, die naar verwachting niet zal leiden tot een vermindering van het productievolume van de producenten in de Unie op lange termijn. |
|
(244) |
Alle medewerkende gebruikers hebben aangevoerd dat voor hun segment slechts één producent in de Unie de kwaliteit van de voor hun producten gebruikte HTYP levert, terwijl andere producenten in de Unie zich grotendeels richten op levering aan de bandenindustrie of geïntegreerde concurrenten zijn. De gebruikers hebben verder aangevoerd dat andere derde landen dure gespecialiseerde kwaliteiten produceren, zoals Zuid-Korea, of onvoldoende capaciteit of kwaliteit bieden, met uitzondering van Vietnam. |
|
(245) |
De uitvoer uit Vietnam had in het TNO een aandeel van 5 % in de markt van de Unie. De uitvoer uit Vietnam bedroeg echter slechts 12 000 ton en dekt slechts een fractie van de invoer die nodig is om aan de vraag op de markt van de Unie te voldoen. De Commissie merkte derhalve op dat invoer uit de VRC over het algemeen nodig is om een stabiel aanbod op de markt van de Unie te waarborgen. |
|
(246) |
In het vorige deel concludeerde de Commissie echter dat de herziene rechten van 9,7 % tot 23,7 % geen belemmerende werking zullen hebben met betrekking tot voortzetting van de invoer uit de VRC, met name gezien het feit dat de gebruikers nog steeds kunnen kiezen voor een producent-exporteur met lage rechten. Bijgevolg zal de stabiliteit van het aanbod niet in gevaar worden gebracht door de verlenging van de rechten op het herziene niveau. |
|
(247) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het belang van de gebruikers bij een stabiel aanbod geen dwingende reden vormt om de maatregelen niet voort te zetten. |
3.10.3.3. Risico van overdracht van productiecapaciteit naar landen buiten de EU
|
(248) |
Verscheidene gebruikers en de geïntegreerde producent benadrukten het belang van de bedrijfstak voor het weven en coaten van HTYP voor de arbeidsmarkt en het feit dat de verhoogde rechten op HTYP ertoe kunnen leiden dat productiecapaciteit naar landen buiten de EU wordt overgedragen. De geïntegreerde producent voerde aan dat het personeel in de EU dat betrokken is bij de productie van downstreamproducten op basis van HTYP uit ongeveer 100 000 geschoolde werknemers bestaat. |
|
(249) |
De Commissie erkende dat de bedrijfstak voor het weven en coaten van HTYP een belangrijke werkgever is voor de arbeidsmarkt in de EU. Zoals vermeld in de overwegingen 238 en 240, kunnen de gebruikers hun producten nog steeds betrekken tegen lage rechten of uit andere derde landen en vormen de verwachte financiële gevolgen van de herziene rechten geen dwingende reden om geen rechten in te stellen. Bovendien werden deze argumenten niet met concreet bewijs gestaafd. |
|
(250) |
Derhalve heeft de Commissie haar conclusies gehandhaafd. |
3.10.4. Conclusie inzake het belang van de Unie
|
(251) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen waren die pleiten tegen handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van HTYP van oorsprong uit de VRC en de verlenging ervan op de herziene niveaus. |
|
(252) |
Naar aanleiding van bovengenoemde opmerkingen van een gebruiker, de gebruikersvereniging en één geïntegreerde producent heeft de Commissie haar beoordeling bevestigd. |
3.11. Schorsingsverzoeken van Unifull en OTIZ
|
(253) |
Twee Chinese producenten-exporteurs, Unifull en OTIZ, hebben aangevoerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor schorsing van de maatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036. Daarbij baseerden zij zich op de stijging van de Chinese invoerprijzen na het TNO, alsook op het argument dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade werd veroorzaakt door de energiecrisis, het tekort aan halfgeleiders voor de automobielindustrie (wat heeft geleid tot een daling van de vraag naar HTYP-producten voor de bedrijfstak van de Unie) en een daling van de kosten van internationaal zeevervoer. |
|
(254) |
Volgens deze twee exporteurs zou de invoer uit de VRC de downstreamindustrie in de EU kunnen helpen een bestaand aanbodtekort weg te werken en een stijging van de HTYP-prijzen van de producenten in de Unie na het TNO te voorkomen. |
|
(255) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening kunnen de maatregelen alleen worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat en de schorsing in het belang van de Unie is. |
|
(256) |
Het is juist dat de Chinese prijzen na het TNO met 36 % zijn gestegen. Deze gestegen Chinese prijzen liggen echter nog steeds onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO. De hogere Chinese prijzen na het TNO hebben derhalve niet geleid tot een gewijzigde situatie waarin het onwaarschijnlijk is dat de schade zich opnieuw voordoet. Integendeel, een schorsing van de maatregelen zou leiden tot een situatie waarin de huidige schadesituatie van de producenten in de Unie, bovenop de hoge energieprijzen, zou worden verergerd als gevolg van dumpingprijzen van de Chinese concurrenten. Hoewel het in het belang van de gebruikers is om toegang te krijgen tot goedkopere HTYP, hebben Unifull en OTIZ niet duidelijk aangetoond dat er een hoger belang van de Unie is om de maatregelen te schorsen. Hoe dan ook wordt in punt 3.10 uitgebreid op het belang van de gebruikers ingegaan. |
|
(257) |
Unifull en OTIZ hebben evenmin toegelicht hoe de vermeende daling van de kosten van internationaal zeevervoer verband houdt met de schadesituatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(258) |
De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen. |
3.12. Conclusie
|
(259) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van voortzetting van schade veroorzakende dumping en dat het derhalve in het belang van de Unie was om de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van HTYP van oorsprong uit de VRC te handhaven naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. |
4. GEDEELTELIJK TUSSENTIJDS NIEUW ONDERZOEK
4.1. Belanghebbenden en steekproef
|
(260) |
In het bericht van opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indiener van het verzoek, de producenten in de VRC, de haar bekende betrokken importeurs in de Unie en de Chinese autoriteiten specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek en hen uitgenodigd aan het onderzoek mee te werken. |
|
(261) |
Alle belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
|
(262) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
4.1.1. Steekproef van producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs
|
(263) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van China bij de Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
|
(264) |
Eén niet-verbonden importeur heeft zich als belanghebbende gemeld, maar heeft de gevraagde informatie voor de samenstelling van de steekproef niet verstrekt. Acht producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van vier ondernemingen met betrekking tot twee groepen van ondernemingen samengesteld op basis van de grootste representatieve uitvoer naar de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Deze ondernemingen vertegenwoordigden meer dan 70 % van de geschatte totale invoer in de Unie van het onderzochte product waarop maatregelen van toepassing zijn. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land in de gelegenheid gesteld op de samenstelling van de steekproef te reageren. Er werden geen opmerkingen ontvangen. |
4.1.2. Verzoek om een individueel onderzoek
|
(265) |
Eén producent-exporteur in de VRC (Oriental Industries (Suzhou) Ltd, (“OTIZ”)) verzocht om een individueel onderzoek op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening en beantwoordde de vragenlijst binnen de vastgestelde termijn. Er zij op gewezen dat het tussentijdse nieuwe onderzoek gelijktijdig werd uitgevoerd met het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een onderzoek dat is geopend op grond van artikel 5 van de basisverordening. Gezien de toegenomen complexiteit van gelijktijdige en afzonderlijke beoordelingen in het kader van drie HTYP-onderzoeken, was de Commissie van mening dat het onderzoek van het verzoek, ook in de definitieve fase van het onderzoek, onnodig belastend en onevenredig zou zijn geweest en de correcte en tijdige afronding van het onderzoek in de weg zou staan. Derhalve is geen individueel onderzoek aan OTIZ toegekend. |
4.2. Antwoorden op de vragenlijsten en kruislingse controles op afstand
|
(266) |
De Commissie heeft de overheid van de VRC een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
|
(267) |
De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Dezelfde vragenlijsten waren op de dag van de opening van het onderzoek ook online beschikbaar gesteld. |
|
(268) |
De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van drie groepen producenten-exporteurs (van in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en van OTIZ). |
|
(269) |
Gezien de uitbraak van COVID-19 en de inperkingsmaatregelen die door verschillende derde landen zijn genomen, kon de Commissie geen controlebezoeken op grond van artikel 16 van de basisverordening uitvoeren bij de producenten-exporteurs. |
|
(270) |
In plaats daarvan heeft de Commissie alle informatie die zij voor haar vaststellingen nodig achtte, op afstand getoetst in overeenstemming met haar mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (90). |
|
(271) |
De Commissie heeft controles op afstand verricht bij de volgende producenten-exporteurs:
|
4.3. Verzoek om schorsing
|
(272) |
Zoals vermeld in overweging 253, voerden twee Chinese exporteurs, Unifull en OTIZ, aan dat was voldaan aan de voorwaarden voor schorsing van de maatregelen op grond van artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036. |
|
(273) |
De Commissie heeft dit argument ook met betrekking tot het tussentijdse nieuwe onderzoek afgewezen om de in de overwegingen 253 tot en met 258 uiteengezette redenen. |
4.4. Vervolg van de procedure
|
(274) |
Op 20 februari 2023 heeft de Commissie de essentiële feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was het niveau van de antidumpingrechten te herzien. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. |
|
(275) |
De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen. De partijen die hierom verzochten, werden gehoord. |
4.5. Dumping
4.5.1. Vaststelling van de normale waarde
|
(276) |
Zoals uiteengezet in punt 3.4.4.1, heeft de Commissie geconcludeerd dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet passend was om voor de vaststelling van de normale waarde met betrekking tot de invoer van HTYP uit de VRC gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. |
|
(277) |
Bijgevolg heeft de Commissie in het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land, in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
|
(278) |
Uit de analyse in punt 3.4.4.2 volgt dat Turkije voldeed aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. |
|
(279) |
In aanvulling op de eerste mededeling (zie de overwegingen 39 en 40) heeft de Commissie, na de daarover ontvangen opmerkingen te hebben geanalyseerd, op 30 november 2022 de tweede mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de tweede mededeling”) bekendgemaakt (de eerste mededeling en de tweede mededeling worden hierna gezamenlijk de “mededelingen” genoemd). |
|
(280) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie de lijst van productiefactoren geactualiseerd en de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Turkije te gebruiken als representatief land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening. Tevens deelde zij de belanghebbenden mee dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en de winst zou vaststellen op basis van de openbaar beschikbare jaarrekeningen van een producent van HTYP in Turkije. Voorts heeft de Commissie op 16 december 2022 een aanvullende mededeling met herziene wisselkoersen voor een aantal benchmarks en een gedetailleerdere bekendmaking van de benchmark voor de berekening van de loonkosten afgegeven en in het niet-vertrouwelijke dossier opgenomen. |
|
(281) |
De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen over de mededelingen in te dienen. Er werden opmerkingen ontvangen van alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, alsook van de indiener van het verzoek (ter ondersteuning van Turkije als het representatieve land) en een groep gebruikers (IVGT, Delcotex, Gleistein, Guth&Wolf, Heytex en Jakob Eschbach). De argumenten van de partijen worden behandeld in punt 4.5.3. |
4.5.2. Opmerkingen van de belanghebbenden over het bestaan van verstoringen van betekenis
|
(282) |
Naar aanleiding van de vaststelling van het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, zoals beschreven in punt 3.4.4.1, zijn de volgende opmerkingen ontvangen in het kader van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek, die de Commissie als volgt heeft behandeld. |
|
(283) |
In de loop van het onderzoek werden opmerkingen ontvangen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, OTIZ en een groep gebruikers. |
|
(284) |
In haar opmerkingen over de eerste mededeling verklaarde Guxiandao niet alleen dat de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening onverenigbaar zou zijn met de WTO, maar voerde zij ook aan dat de analyse in het verzoek betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis — in de VRC in het algemeen en met betrekking tot Guxiandao in het bijzonder — om de volgende redenen onjuist was: i) de beweringen in het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek zijn algemeen van aard — bijvoorbeeld wanneer wordt verwezen naar de energie- of loonkosten — en hebben betrekking op de VRC of de chemische sector in de VRC en niet op de HTYP-markt; de beweringen berusten ook uitsluitend op het rapport, en zijn niet gebaseerd op positief bewijsmateriaal; ii) bij de beoordeling of er sprake is van verstoringen van betekenis, baseert de indiener van het verzoek zich op ondersteunend bewijsmateriaal dat ofwel niet relevant — doorgaans achterhaald — ofwel feitelijk onjuist is door verstorende verplichtingen uit het verleden aan te halen die niet meer voorkomen in het Chinese recht; iii) de grondstoffen PTA en MEG zijn twee basisproducten die wereldwijd worden verhandeld en waarvan de prijs op transparante wijze en in overeenstemming met de internationale prijzen tot stand komt. De argumenten in het verzoek dat de prijzen van deze producten in de VRC verstoord zouden zijn, zijn derhalve onjuist; iv) de indiener van het verzoek heeft geen positief en concreet bewijsmateriaal verstrekt met betrekking tot de in artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening genoemde factoren en daarom kan er geen geldige conclusie worden getrokken over het bestaan van verstoringen van betekenis. |
|
(285) |
Evenzo waren Unifull en OTIZ van mening dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening niet verenigbaar is met de artikelen 2.2 en 2.2.1.1 van de antidumpingovereenkomst van de WTO en de jurisprudentie van de WTO, en dat er onvoldoende bewijs is voor de vermeende verstoringen van betekenis in verband met de Chinese bedrijfstak voor HTYP. Een groep gebruikers heeft een soortgelijk argument aangevoerd ter ondersteuning van de producenten-exporteurs. |
|
(286) |
De door de partijen aangevoerde argumenten konden niet worden aanvaard. Allereerst benadrukte de Commissie haar standpunt dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming zijn met de WTO-verplichtingen van de Europese Unie. Wat betreft de argumenten met betrekking tot de vermeend onjuiste analyse van de verstoringen van betekenis in het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek, herinnerde de Commissie er in de eerste plaats aan dat artikel 2, lid 6 bis, punt e), van de basisverordening voorziet in een verplichting om de gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de toepassing van deze methode wanneer het onderzoek op deze basis is geopend. Bijgevolg heeft de Commissie geenszins conclusies getrokken over het bestaan van verstoringen van betekenis, maar achtte zij enkel het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal over de verstoringen van betekenis voldoende om het onderzoek te openen. Bovendien wees de Commissie erop dat bepaalde soorten in de VRC voorkomende verstoringen — zoals verstoringen in verband met energie of arbeid — horizontaal van aard zijn en gevolgen hebben voor de gehele Chinese economie en derhalve ook voor de prijzen en/of de grondstoffen en de productiekosten van het onderzochte product. Wat het argument betreft dat de beweringen in het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek uitsluitend op het rapport berusten en hoe dan ook gebaseerd zijn op verouderde of onjuiste informatie, wees de Commissie er voorts op dat het verzoek tot doel kan hebben de ongewijzigde aard van de verstoringen van betekenis aan te tonen door te verwijzen naar beleidsdocumenten van de 12e of 13e planningscyclus. Daarnaast herinnerde de Commissie eraan dat artikel 2, lid 6 bis, punt d), van de basisverordening de bedrijfstak van de Unie uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt om zich bij het indienen van een klacht of een verzoek om een nieuw onderzoek te baseren op de informatie in het rapport. De Commissie was derhalve van oordeel dat het in het verzoek genoemde en in het desbetreffende bericht van opening bedoelde bewijsmateriaal toereikend was om een onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te openen. Het argument dat de grondstoffen PTA en MEG internationaal worden verhandeld en dat de prijzen ervan in de VRC daarom niet verstoord zijn, moet worden afgewezen (onverminderd de beoordeling van een specifiek argument over het niet-verstoorde karakter van in het buitenland aangekochte grondstoffen, zoals beschreven in de overwegingen 309 en 310) om de redenen die hierboven, met name in de overwegingen 98 tot en met 100, zijn uiteengezet. |
4.5.3. Opmerkingen van de partijen over de keuze van het representatieve land
|
(287) |
Wat de keuze van het representatieve land betreft, opperde een groep gebruikers in reactie op de tweede mededeling dat de Republiek Korea het meest geschikte representatieve land is, gezien het niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC, de productie van HTYP, de beschikbaarheid van relevante openbare gegevens en het toereikende niveau van sociale en milieubescherming. |
|
(288) |
Er zij aan herinnerd dat de Commissie, met het oog op de identificatie van landen met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC, op basis van de databank van de Wereldbank (91) alleen landen in aanmerking neemt die op grond van het bruto nationaal inkomen worden ingedeeld als “hogermiddeninkomenslanden”. De Republiek Korea is in en voorafgaand aan het TNO door de Wereldbank echter als “hooginkomensland” ingedeeld en kan derhalve niet als een mogelijk representatief land worden beschouwd. |
|
(289) |
Guxiandao voerde in haar reactie op de mededelingen aan dat de GTA-gegevens over de belangrijkste grondstoffen voor de productie van HTYP onjuist zijn vergeleken met de statistieken van het officiële gegevensportaal van het Turkse Instituut voor Statistiek. De Commissie merkte op dat de in het GTA-systeem voor Turkije vermelde gegevens gebaseerd zijn op het algemene handelsoverzicht, terwijl de gegevens uit de officiële Turkse statistieken gebaseerd zijn op een speciaal handelsoverzicht (waarin geen goederen zijn opgenomen die een vrijhandelszone of een douane-entrepot binnenkomen of verlaten). De verschillen in de cijfers zijn dus gerechtvaardigd en betekenen niet dat de GTA-gegevens onbetrouwbaar zijn. Derhalve kan Guxiandao niet geldig aanvoeren dat de GTA-gegevens onjuist zijn en moet haar argument worden afgewezen. |
|
(290) |
Guxiandao voerde in reactie op de tweede mededeling verder aan dat de prijzen van grondstoffen in Turkije, die zijn vermeld in bijlage I (Lijst van productiefactoren en de prijzen daarvan in Turkije), niet overeenkomen met de prijzen die voor Turkije zijn vermeld in bijlage II (Vergelijking van invoerstatistieken voor mogelijke representatieve landen). De Commissie merkte op dat de statistieken in bijlage II slechts ruwe gegevens zijn die worden gebruikt om een vergelijking tussen verschillende landen te maken, geaggregeerd op het gemeenschappelijke GS6-niveau, en dat de toepasselijke douanerechten voor afzonderlijke invoerende landen daarin niet zijn opgenomen. De gegevens in bijlage I geven daarentegen waarden weer op het niveau van de Turkse nationale tariefcodes en omvatten ook de douanerechten. Derhalve hoeven de prijsniveaus in bijlage I en bijlage II niet identiek te zijn en moet het argument van de partij ongegrond worden verklaard. |
|
(291) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Guxiandao aan dat er geen berekeningswerkblad was verstrekt met betrekking tot de correctie voor invoerrechten in bijlage I, wat tot een ontoereikende mededeling door de Commissie heeft geleid. De Commissie merkte op dat de gegevens, met inbegrip van de prijzen van de productiefactoren in Turkije, automatisch zijn gegenereerd uit de GTA op het niveau van de Turkse nationale tariefcodes (met inbegrip van alle conventionele en preferentiële douanerechten op basis van de Market Access Map-databank — MacMap) en dat zij naar behoren zijn meegedeeld en in deze zaak zonder verdere wijzigingen door de Commissie zijn gebruikt. Opgemerkt werd dat de Commissie voor dit doel geen aanvullend berekeningswerkblad of iets dergelijks had opgesteld. Het argument van Guxiandao moet derhalve worden afgewezen. |
|
(292) |
Guxiandao voerde aan dat Turkije niet geschikt is om als representatief land te worden geselecteerd. De onderneming betoogde dat ten eerste de waardevermindering van de valuta en de hoge inflatie tot abnormale marktomstandigheden in Turkije hebben geleid, die onvermijdelijk van invloed zijn geweest op de lokale kosten en dat Turkije daarom volstrekt ongeschikt zou zijn als representatief land. Guxiandao herhaalde haar argument in reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen en voegde eraan toe dat de lokale prijzen en/of de prijzen bij invoer in Turkije die door een aanzienlijke waardevermindering van de lokale valuta zijn beïnvloed, geen niet-verstoorde prijzen of benchmarks kunnen weergeven. Ten tweede kan Kordsa Turkije volgens Guxiandao niet worden beschouwd als een producent van HTYP voor de open markt, aangezien haar beperkte capaciteit voor de productie van polyestergarens voornamelijk, zo niet uitsluitend, wordt gebruikt voor intern gebruik in haar eigen downstreamproductie van bandenkoordweefsel. Dit standpunt werd ook ondersteund door een groep gebruikers die aanvoerden dat Kordsa Turkije HTYP voornamelijk gebruikt voor haar eigen productie van prebandenmaterialen. Guxiandao voerde aan dat HTYP slechts een marginale en ondergeschikte activiteit ter ondersteuning van koordweefsel is en dat de externe inkomsten in het segment “industriële garens en koordweefsel” voor het grootste deel, zo niet in hun geheel, betrekking hebben op inkomsten uit de verkoop van industriële weefsels en nylongarens, en niet van HTYP. Guxiandao herhaalde dit argument in haar reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen. De partijen concludeerden dat het financiële resultaat van de onderneming derhalve niet representatief is voor een producent van HTYP en dat er dus geen financiële informatie over de HTYP-activiteiten in Turkije onmiddellijk beschikbaar is. Ten derde betoogde Guxiandao in de tweede mededeling dat Kordsa Turkije slechts één specifieke soort HTYP (HMLS met een hoge toegevoegde waarde voor gebruik in de automobielsector) produceert en dat de onderneming daarom niet geschikt is voor de selectie van een representatief land, aangezien het operationele resultaat van één enkele productsoort niet representatief is voor dat van Chinese producenten van HTYP, die een breed scala aan productsoorten vervaardigen. Concluderend voerde Guxiandao aan dat de Commissie de winstmarge van Kordsa Turkije buiten beschouwing moet laten en een redelijkere winstmarge moet gebruiken die representatief is voor Chinese producenten van HTYP. Guxiandao betoogde in haar reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen dat het door de Commissie vastgestelde winstniveau van 15,3 % te hoog is voor een producent van HTYP en dat een maximum van 6 % (in dit geval gelijk aan de nagestreefde winstmarge voor in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, vastgesteld door toepassing van artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening) derhalve een redelijke maatstaf vormt voor de niet-verstoorde en redelijke winst die een producent van HTYP normaliter kan behalen. |
|
(293) |
De Commissie merkte op dat de keuze van het representatieve land was gebaseerd op de drie criteria niveau van economische ontwikkeling, vervaardiging van het betrokken product en beschikbaarheid van relevante openbare gegevens. De eventuele gevolgen van een ontwaarding van de munteenheid of het inflatieniveau vallen niet onder die criteria. Hoe het ook zij, de indienende partij heeft niet aangetoond of de waardedaling van de Turkse lira en de hoge inflatie gevolgen hebben gehad voor de prijzen van de in Turkije aangekochte basisproducten en, zo ja, wat de daadwerkelijke gevolgen voor de in CNY berekende normale waarde zouden zijn. Bovendien hebben de partijen geen informatie verstrekt waaruit blijkt dat (en in welke mate) de Turkse lira in dit geval zou worden gebruikt bij invoertransacties voor grondstoffen die de basis vormen voor de vaststelling van de niet-verstoorde kostenbenchmarks. Daarnaast worden bij de vaststelling van benchmarks op basis van invoerprijzen voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de waarden van de invoer in de representatieve landen uiteindelijk omgerekend naar de valuta van het land van uitvoer, in dit geval CNY. De Commissie stelde dan ook vast dat dit argument onderbouwing ontbeerde en wees het af. |
|
(294) |
Wat het productassortiment en de inkomstenbron van Kordsa Turkije betreft, merkte de Commissie op dat indien er geen financiële informatie onmiddellijk beschikbaar is die specifiek en uitsluitend betrekking heeft op het aan het onderzoek onderworpen product (in dit geval HTYP), wat zelden het geval is, zij op zoek gaat naar de beste onmiddellijk beschikbare vervangende informatie, met inbegrip van geconsolideerde informatie van een of meer producenten die onder meer actief zijn in de sector van het betrokken product. In dit geval werd, zoals uiteengezet in overweging 111, ongeveer 86 % van de externe inkomsten van Kordsa Turkije in 2021 gegenereerd in het segment dat HTYP omvat. Bovendien genereert Kordsa Turkije, in tegenstelling tot wat de partijen beweren, wel degelijk externe inkomsten door ook polyestergarens te produceren en te verkopen (92). Kordsa is in feite “[e]en van de leiders op de […] markt voor HMLS-polyestergaren”, met “een assortiment aan garens die geschikt zijn voor gebruik in toepassingen zoals koordweefsel, zwaar textiel, industrieel weefsel, weefsel voor schaafstroken, kabels met een enkele connector en touwen” (93), dus ook voor gebruik in andere sectoren dan de automobielindustrie. Derhalve is het argument van de partijen over het interne gebruik van HTYP ongegrond. Bovendien is versteviging van banden een van de belangrijkste toepassingen van HTYP en produceren de Chinese producenten van HTYP, waaronder Guxiandao, ook HMLS-garen en bedienen zij afnemers in de automobielindustrie. Het zou dan ook misleidend zijn om te stellen dat de HTYP-activiteiten van Kordsa Turkije niet representatief zijn voor de bedrijfsactiviteiten van de Chinese producenten van HTYP. Ten slotte hebben de partijen geen andere geschikte producent van HTYP met onmiddellijk beschikbare financiële gegevens specifiek en uitsluitend voor HTYP als alternatief voor Kordsa Turkije voorgesteld, laat staan een producent van HTYP met een breder HTYP-assortiment dan dat van Kordsa Turkije. |
|
(295) |
Derhalve worden in deze omstandigheden de voor Kordsa Turkije vastgestelde geconsolideerde VAA-kosten en winst voldoende representatief en geschikt geacht om in het kader van het onderhavige onderzoek te worden toegepast en moeten de argumenten van de partijen worden afgewezen. Voorts werd opgemerkt dat de volgens het voorstel door Guxiandao te gebruiken nagestreefde winst van 6 % en de winst in het representatieve land betrekking hebben op verschillende concepten waarvoor verschillende regels gelden die in verschillende wettelijke bepalingen zijn vastgesteld. De nagestreefde winst is de door de bedrijfstak van de Unie behaalde winst voor binnenlandse verkoop in de Unie onder normale concurrentievoorwaarden, aan de hand waarvan de schademarge wordt berekend overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening. De winst in het representatieve land diende om de normale waarde te berekenen aan de hand van het geschikte representatieve land krachtens artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. Die winst moet de behaalde winst weergeven van een onderneming die het onderzochte of een vergelijkbaar product vervaardigt in een representatief land. Aangezien het concept van de nagestreefde winst en van de winst in een representatief land niet vergelijkbaar zijn, werd het argument van Guxiandao als irrelevant beschouwd en derhalve afgewezen. Bovendien heeft Guxiandao geen bewijs verstrekt waaruit blijkt dat het bedrag voor winst dat is opgenomen in de door berekening vastgestelde normale waarde niet niet-verstoord en redelijk was in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a). |
|
(296) |
Guxiandao was van mening dat de Commissie Brazilië als geschikt representatief land moest kiezen in plaats van Turkije, aangezien er voor de onderneming van de Kordsa-groep in Brazilië onmiddellijk financiële gegevens beschikbaar zijn en omdat Brazilië in 2021 vergeleken met Turkije nauwelijks belangrijke basisproducten voor de productie van HTYP (PTA, MEG, PET-chips) uit de VRC invoerde en derhalve minder kans loopt gevolgen te ondervinden van de vermeende verstoringen. Guxiandao herhaalde dit argument in haar reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen en voegde eraan toe dat indien het jaarverslag 2021 van Kordsa Turkije op geconsolideerd niveau van de groep aanvaardbaar is als bron voor de vaststelling van de niet-verstoorde VAA-kosten en winst in Turkije, dit gelijkelijk van toepassing is op Kordsa Brazilië, aangezien de geconsolideerde jaarrekening ook het operationele resultaat van Kordsa Brazilië bevat. |
|
(297) |
Ten eerste zijn de financiële gegevens voor Kordsa Brazilië alleen beschikbaar voor 2019, terwijl het onderzoektijdvak in de onderhavige zaak, dat van primair belang is, betrekking heeft op het jaar 2021. Bovendien zijn er, zoals hierboven uiteengezet, met betrekking tot Kordsa Turkije voor 2021 onmiddellijk winstgegevens beschikbaar. Hoewel in de voor de onderhavige zaak gebruikte jaarrekening van Kordsa Turkije voor 2021 ook de gegevens van haar dochterondernemingen, waaronder Kordsa Brazilië, waren geconsolideerd, was duidelijk dat de winst en de VAA-cijfers in de geconsolideerde jaarrekening representatiever waren voor de activiteiten van Kordsa Turkije dan voor de activiteiten van Kordsa Brazilië. Dit komt omdat de inkomsten van het geografische segment Europa, Midden-Oosten en Afrika (dat alleen de activiteiten in Turkije omvat) bijna drie keer hoger waren dan de inkomsten van Kordsa Brazilië (dat het Zuid-Amerikaanse segment vertegenwoordigt) (94). Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening vereist hoe dan ook dat het bedrag voor verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten en voor winst dat is opgenomen in de door berekening vastgestelde normale waarde niet-verstoord en redelijk is. Guxiandao heeft geen gegevens verstrekt waaruit blijkt dat dit niet het geval is. Ten tweede was het aandeel van de niet-verstoorde invoerhoeveelheden in de totale invoer van PET-chips, PTA en MEG in Turkije weliswaar lager dan dat van de niet-verstoorde invoer in Brazilië, maar was de totale hoeveelheid niet-verstoorde invoer voor elk van deze basisproducten in Turkije aanzienlijk groter dan de totale hoeveelheid niet-verstoorde invoer in Brazilië. Brazilië beschikt weliswaar over voldoende representatieve gegevens over de invoer van PET-chips en MEG, maar dit geldt niet voor de invoer van PTA, die onbeduidend was in vergelijking met Turkije en slechts ongeveer 7 % van de invoer van PTA in Turkije vertegenwoordigde. Het door Guxiandao aangevoerde argument moet derhalve worden afgewezen. |
|
(298) |
Wat de VAA-kosten van Kordsa Turkije betreft, die in casu moeten worden toegepast om de normale waarde voor de producenten-exporteurs te berekenen, voerde Guxiandao aan dat ter waarborging van een billijke vergelijking tussen de door berekening vastgestelde normale waarde en de uitvoerprijs, de verpakkingskosten, die volgens Guxiandao deel uitmaken van de VAA-kosten (op basis van toelichting 21 bij de jaarrekening van Kordsa Turkije), buiten beschouwing moeten worden gelaten. |
|
(299) |
In de eerste plaats is de Commissie voor de berekening van de VAA-kosten voor Kordsa Turkije uitgegaan van de winst-en-verliesrekening en de daarin vermelde exploitatieposten. In toelichting 21 bij de jaarrekening, waarnaar Guxiandao verwijst, zijn “Kosten naar hun aard” vermeld, die duidelijk niet alleen betrekking hebben op de exploitatiekosten, maar ook op de materiaalkosten, inclusief de in de kosten van verkochte goederen opgenomen verpakkingskosten. Uit een eenvoudige vergelijking van het totaal van de exploitatiekosten in de winst-en-verliesrekening en het totaal van de kosten in toelichting 21 blijkt ook dat dit laatste bedrag aanzienlijk hoger is. Het zou dan ook volstrekt onjuist zijn om op basis van de loutere verwijzing naar toelichting 21 in het onderdeel van de winst-en-verliesrekening waarin de exploitatieposten zijn opgenomen, te extrapoleren dat alle in toelichting 21 vermelde kosten overeenkomen met de exploitatiekosten. Gezien het bovenstaande moet het argument van Guxiandao worden afgewezen. |
|
(300) |
Voorts heeft een groep gebruikers er bij de Commissie op aangedrongen om voor de berekening van de normale waarde gebruik te maken van de eigen VAA-kosten en winst van de Chinese producenten-exporteurs. |
|
(301) |
De Commissie merkte op dat, wanneer het bestaan van verstoringen van betekenis voor het land van uitvoer eenmaal is vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, de normale waarde voor elke producent-exporteur overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), wordt berekend aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een passend representatief land (in dit geval Turkije). De Commissie benadrukt dat daarin ook specifiek is bepaald dat de door berekening vastgestelde normale waarde een redelijk bedrag voor niet-verstoorde VAA-kosten en winst in het passende representatieve land moet omvatten. Nadat de Commissie het bestaan van de verstoringen van betekenis voor het onderzochte product in het land van uitvoer heeft vastgesteld, kan zij niet meer gebruikmaken van de werkelijke VAA-kosten en winst van individuele producenten-exporteurs, aangezien was vastgesteld dat die verstoord waren. De belanghebbenden hebben geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de werkelijke VAA-kosten en winst van de Chinese producenten-exporteurs niet verstoord waren. Dit argument wordt bijgevolg afgewezen. |
|
(302) |
Unifull stemde in met de keuze van Turkije als het geschikte representatieve land, maar betwistte de keuze van de gegevens over elektriciteit/aardgas. De partij voerde aan dat de waardedaling van de Turkse lira ten opzichte van de euro en de Amerikaanse dollar de invoerprijs van aardgas/elektriciteit heeft opgedreven, dat de Russische invasie van Oekraïne in 2022 gevolgen had voor de prijs van aardgas en elektriciteit in Turkije en dat de buitengewone weersomstandigheden in Turkije in 2021 ook de elektriciteitsprijs hadden opgedreven. Unifull voerde aan dat de Commissie bijgevolg niet langer gebruik mag maken van de Turkse gegevens over de prijs van aardgas/elektriciteit en dat zij deze moet vervangen door gegevens van Brazilië of andere geschikte landen om een eerlijk beeld van de werkelijke en normale energieprijs te krijgen. |
|
(303) |
De Commissie merkte op dat de waardevermindering van de valuta weliswaar kan hebben bijgedragen tot een stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen in Turkije, maar dat een dergelijke prijsstijging niet ongebruikelijk is aangezien deze overeenkomt met een bredere Europese trend, zoals wordt bevestigd door het artikel dat Unifull ter ondersteuning van haar argument heeft aangehaald. Bovendien zijn de droge weersomstandigheden in 2021 en de Russische invasie van Oekraïne in 2022 ontwikkelingen die gevolgen zouden hebben gehad voor de energieprijzen in 2022, als ze al gevolgen hebben gehad, en niet in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Dit zou blijken uit de door Unifull aangehaalde artikelen en uit het feit dat de invasie van Oekraïne door Rusland in februari 2022 heeft plaatsgevonden. Bovendien importeerde Turkije in 2021, zoals uiteengezet door Unifull, ongeveer 45 % van zijn gas uit Rusland en is het land dus niet volledig afhankelijk van de invoer uit Rusland. Unifull heeft haar argument waarin zij om vervanging van de gas- en elektriciteitsprijs verzoekt derhalve niet onderbouwd. Dit argument moet dan ook worden afgewezen. |
|
(304) |
De indiener van het verzoek voerde aan dat Turkije een niveau van economische ontwikkeling heeft dat vergelijkbaar is met dat van de Volksrepubliek China en dat de Turkse gegevens over de productiefactoren veel representatiever zijn die van de andere landen. De indiener van het verzoek ondersteunde daarmee de conclusie van de Commissie. |
4.5.4. Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten
|
(305) |
Op basis van de informatie die belanghebbenden hebben verstrekt — acht producenten-exporteurs hebben informatie verstrekt over basisproducten voor HTYP — en andere relevante informatie in het dossier, heeft de Commissie in de eerste mededeling een initiële lijst opgesteld van productiefactoren zoals materialen, energie en arbeid, die bij de productie van het onderzochte product worden gebruikt. |
|
(306) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening heeft de Commissie ook bronnen vastgesteld die moeten worden gebruikt voor de berekening van niet-verstoorde prijzen en benchmarks. De voornaamste bron die de Commissie voorstelde te gebruiken, omvatte de Global Trade Atlas (“GTA”). Ten slotte heeft de Commissie de codes van het geharmoniseerd systeem (“GS”) van de productiefactoren in kaart gebracht die in de eerste mededeling initieel werden overwogen om te worden gebruikt bij de GTA-analyse op basis van door de belanghebbenden verstrekte informatie. |
|
(307) |
De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in de eerste mededeling genoemde productiefactoren. Vervolgens heeft de Commissie op basis van de opmerkingen van de belanghebbenden in de tweede mededeling de tariefindelingsinformatie over een aantal productiefactoren geactualiseerd en de lijst met een aantal productiefactoren uitgebreid. |
|
(308) |
Gezien het bovenstaande werden de volgende productiefactoren en de bijbehorende bronnen vastgesteld met betrekking tot Turkije, teneinde de normale waarde vast te stellen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening: Tabel 15 Productiefactoren voor HTYP
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(309) |
Guxiandao voerde aan dat twee van haar direct of indirect ingevoerde materialen tegen niet-verstoorde prijzen zijn aangekocht in derde landen. Guxiandao was voorts van mening dat de waarde van een andere belangrijke grondstof niet wordt beïnvloed door de vermeende verstoringen van betekenis, omdat over de aankoopprijzen met de leveranciers werd onderhandeld op basis van prijzen op internationale markten die zeer transparant zijn en de aankoopprijzen in overeenstemming zijn met de internationale prijzen. Guxiandao was ook van mening dat de materialen waarvan de leveranciers particulier eigenaar zijn en de kosten van elektriciteit uit zonne-energie niet als verstoord mogen worden beschouwd. |
|
(310) |
Guxiandao verstrekte ondersteunend bewijs (d.w.z. inkoopfacturen, invoerdocumenten en overeenkomsten) voor de twee in overweging 309 genoemde grondstoffen. Uit het bewijsmateriaal is gebleken dat de aankopen voor het overgrote deel van het ene en een klein deel van het andere materiaal zijn gedaan in USD en op markten die vrij waren van verstoringen. De Commissie heeft dit argument derhalve aanvaard voor zover het betrekking heeft op deze niet-verstoorde invoer van de twee grondstoffen in de VRC voor deze specifieke producent-exporteur tijdens het TNO. Wat betreft de andere kosten in verband met in de VRC aangekochte materialen (ongeacht de eigendom van de leverancier of de energiebron), kon de Commissie op basis van het bewijsmateriaal in het dossier echter niet met zekerheid vaststellen dat deze niet verstoord waren. Het argument werd derhalve afgewezen. Zoals vermeld in overweging 114, werd Turkije in dit geval als het representatieve land vastgesteld, zodat de niet-verstoorde kosten van de productiefactoren moesten worden gebaseerd op de overeenkomstige niet-verstoorde invoerprijzen in Turkije. |
|
(311) |
In haar reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de CIRFS aan dat de Commissie moet uitleggen hoe zij kan waarborgen dat de twee door Guxiandao ingevoerde grondstoffen die voor de berekening van de normale waarde zijn gebruikt, niet door verstoringen van betekenis zijn beïnvloed. De CIRFS merkte op dat zij niet in staat was haar rechten van verdediging, om nuttige opmerkingen in te dienen over deze specifieke behandeling van Guxiandao, ten volle uit te oefenen. |
|
(312) |
Er werd verwezen naar de beoordeling door de Commissie van het argument van Guxiandao en naar de criteria die bij het onderzoek en de aanvaarding van dit argument zijn gehanteerd. De Commissie bleef bij haar standpunt dat zij de feiten in voldoende mate had meegedeeld, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de aankoopgegevens van Guxiandao. De benadering die bij de beoordeling van het argument van Guxiandao werd gehanteerd (en door de Commissie werd toegelicht), omvatte een zorgvuldig onderzoek van de aankoopgegevens en contracten, alsook een analyse van verschillende parameters, zoals de gebruikte verkoopkanalen, certificaten van oorsprong, de valuta van de factuur en andere verkoopvoorwaarden. De CIRFS was derhalve in staat opmerkingen over de gehanteerde benadering in te dienen en haar rechten van verdediging naar behoren uit te oefenen. |
4.5.5. In het productieproces gebruikte grondstoffen
|
(313) |
Om de niet-verstoorde prijs van grondstoffen vast te stellen, is de Commissie uitgegaan van de gewogen gemiddelde invoerprijs (cif) in het representatieve land, zoals gerapporteerd in de GTA, uit alle derde landen, met uitzondering van de VRC en de landen die geen lid zijn van de WTO en die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC uit te sluiten, omdat zij tot de conclusie was gekomen dat het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken (zie overweging 100). Bij gebrek aan bewijs dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor producten die voor uitvoer bestemd zijn, was de Commissie van oordeel dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoer. De gewogen gemiddelde invoerprijs werd in voorkomend geval gecorrigeerd voor invoerrechten. Na uitsluiting van de invoer in het representatieve land uit de VRC en landen die geen lid zijn van de WTO, bleef het volume van de invoer uit andere derde landen representatief. |
|
(314) |
De Commissie heeft de vervoerskosten van de medewerkende producenten-exporteurs voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen om de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming. |
|
(315) |
Voor een klein aantal productiefactoren heeft de Commissie vanwege hun verwaarloosbare aandeel in de totale grondstofkosten in het TNO, ongeacht de gebruikte bron, die productiefactoren als verbruiksgoederen behandeld, zoals uiteengezet in overweging 334. |
|
(316) |
In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Unifull aan dat de door deze groep aangekochte en gebruikte MEG werd ingevoerd via handelaren en dat deze MEG daarom niet was beïnvloed door de verstoringen op de Chinese markt. Unifull voerde derhalve aan dat bij de vaststelling van de normale waarde haar kosten, in plaats van de hierboven beschreven benchmarks, moeten worden gebruikt. |
|
(317) |
De Commissie wees erop dat in de antidumpingvragenlijst de producent-exporteur uitdrukkelijk wordt gevraagd aan te geven of hij van mening is dat een of meer productiefactoren tegen niet-verstoorde prijzen zijn betrokken en om in dat geval alle relevante bewijsmateriaal ter onderbouwing van dat argument over te leggen. Op geen enkel moment tijdens het onderzoek vóór haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft Unifull echter gespecificeerde of onderbouwde argumenten aangevoerd dat er materialen zijn aangekocht tegen niet-verstoorde prijzen, noch heeft zij transacties geïdentificeerd die tegen niet-verstoorde prijzen zouden zijn verricht. Integendeel, Unifull had gemeld dat alle aankopen van MEG waren gedaan bij een Chinese binnenlandse leverancier zonder enige verwijzing naar invoer. De documenten die na de mededeling van de definitieve bevindingen zijn verzonden, voornamelijk aankoopcontracten en facturen van de Chinese handelaar in MEG, vormen geen onderbouwde motivering waarom de aankoopprijs van MEG niet door verstoringen zou zijn beïnvloed. Dit argument, dat was gebaseerd op een bewering die niet was onderbouwd en tijdens het onderzoek niet kon worden gecontroleerd, werd derhalve afgewezen. |
|
(318) |
In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Unifull ook aan dat de benchmarkprijs voor PTA te hoog was als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden (uitzonderlijk hoge vrachttarieven voor vervoer van Azië naar Turkije in 2021) die geen afspiegeling vormen van de normale marktomstandigheden, terwijl Unifull geen internationale vrachtkosten voor PTA maakte, aangezien zij binnenlands PTA in de VRC betrok. Bijgevolg was Unifull van mening dat de benchmarkprijs voor PTA neerwaarts moest worden gecorrigeerd met 0,24 CNY/kg of ten minste met 0,15 CNY/kg om de hoge vrachtkosten te compenseren. |
|
(319) |
De Commissie was het niet eens met dit argument. Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening moet de normale waarde worden berekend aan de hand van benchmarks die overeenkomen met de productiekosten in een geschikt representatief land. In tegenstelling tot wat Unifull aanvoerde, is de door de Commissie gebruikte methode strikt in overeenstemming met dit beginsel en heeft de Commissie bij de vaststelling van de benchmark de overeenkomstige niet-verstoorde kosten van PTA in Turkije toegepast. Samen met haar opmerkingen heeft Unifull een analyse verstrekt van de Turkse invoergegevens, die werden ontleend aan de Comtrade-database van de VN. Uit deze analyse blijken echter alleen de cif- en de fob-invoerprijzen en dus de vrachtkosten die in mindering worden gebracht. Er wordt geen bewijs geleverd ter onderbouwing van het argument van Unifull dat de prijzen bij invoer in Turkije verstoord zouden zijn of dat zij de normale marktomstandigheden niet zouden weerspiegelen. |
|
(320) |
De Commissie merkte ook op dat, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, de normale waarde de niet-verstoorde prijs van de grondstoffen in het representatieve land, in dit geval Turkije, moet weerspiegelen. De normale waarde moet derhalve een afspiegeling zijn van de prijs die een producent van HTYP in Turkije zou betalen voor een aan de fabriekspoort geleverde grondstof. Deze aanpak komt tot uiting in de door de Commissie toegepaste methode. Indien de door Unifull voorgestelde correcties zouden worden toegepast, zou de resulterende prijs niet de niet-verstoorde prijs op de Turkse markt weerspiegelen, maar een arbitraire prijs tussen de prijs die een producent van HTYP zou betalen in Turkije en de prijs af-fabriek (bij verkoop voor uitvoer) in de landen die aan Turkije verkopen. Dit zou strijdig zijn met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en derhalve wordt dit argument afgewezen. |
4.5.6. Arbeid
|
(321) |
Om de benchmark voor loonkosten vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de meest recente door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde statistieken (98). Dit instituut publiceert uitvoerige informatie over loonkosten in verschillende economische sectoren in Turkije. De Commissie heeft de benchmark vastgesteld op basis van de loonkosten per uur voor 2020 voor de economische activiteit “vervaardiging van chemische producten”, NACE-code 20 volgens de NACE Rev.2-classificatie. De waarden werden verder voor inflatie gecorrigeerd met behulp van de binnenlandse consumentenprijsindex (99) om de kosten voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek te weerspiegelen. Naar aanleiding van een argument van Guxiandao werd de benchmarkwaarde voor arbeid in vergelijking met de tweede mededeling gewijzigd om rekening te houden met de gemiddelde inflatie op jaarbasis. |
4.5.7. Energie
|
(322) |
Om de benchmarkprijs voor elektriciteit en gas vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde prijzen voor bedrijven (industriële gebruikers) in Turkije (100). De benchmark is vastgesteld op basis van de op 31 maart 2022 gepubliceerde prijs voor elektriciteit en gas. De vermelde prijs is het gemiddelde voor 2021. De Commissie heeft gebruikgemaakt van de gegevens over de industriële elektriciteits- en gasprijzen in de bijbehorende verbruikscategorieën, exclusief btw. |
|
(323) |
Guxiandao voerde aan dat de elektriciteitsprijzen niet alleen de btw op de voor Turkije vastgestelde elektriciteits- en gasprijzen omvatten, maar ook extra belastingen en heffingen (verbruiksbelasting, TRT- en energiefondsvergoedingen), die voor de vaststelling van de benchmark voor elektriciteitskosten door de Commissie in mindering moeten worden gebracht. Ten eerste werd opgemerkt dat het dossier geen bewijs bevat waaruit blijkt dat (en in welke mate) ondernemingen in Turkije een of meer van de genoemde belastingen en heffingen zouden hebben verhaald en dat daarom een aftrek op de benchmarkkosten gerechtvaardigd zou zijn. Bovendien heeft Guxiandao haar argument specifiek met betrekking tot de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde en voor deze zaak gebruikte gegevens niet onderbouwd. |
|
(324) |
Wat steenkool betreft, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de gemiddelde prijs van steenkool in Turkije in 2021 volgens de GTA-statistieken (101). |
|
(325) |
In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen plaatste de indiener van het verzoek, de CIRFS, vraagtekens bij het gebruik van steenkool als energiebron bij de vaststelling van de normale waarde en vroeg zij zich ook af of de milieukosten van steenkool correct tot uitdrukking komen in de niet-verstoorde prijs van steenkool. |
|
(326) |
De Commissie herinnerde eraan dat volgens de methode als bedoeld in de basisverordening en overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), daarvan de normale waarde uitsluitend moet worden berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen. Hieruit volgt dat, ondanks de vervanging van de prijzen van productiefactoren door niet-verstoorde benchmarks, het verbruik van de productiefactoren het werkelijke verbruik van elke exporteur en producent afzonderlijk moet weergeven. Bijgevolg had de Commissie geen discretionaire bevoegdheid om alternatieve energiebronnen te kiezen ter vervanging van die welke door elke producent-exporteur zijn gebruikt of om arbitraire elementen aan de niet-verstoorde prijzen in het geschikte representatieve land toe te voegen. Dit zou in strijd zijn met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. Wat betreft de weerspiegeling van de milieukosten in de niet-verstoorde prijs van steenkool, werd opgemerkt dat bij de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening niet specifiek rekening wordt gehouden met de milieukosten. Dit argument werd derhalve afgewezen. |
|
(327) |
Voorts verzocht de CIRFS de Commissie in reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen om, gezien het rapport van de Commissie over verstoringen van betekenis in Rusland (102), de invoer van steenkool vanuit Rusland in Turkije buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de gemiddelde prijs van steenkool bij invoer in Turkije die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Meer specifiek voerde de CIRFS onder verwijzing naar het rapport van de Commissie aan dat de Russische steenkoolindustrie weliswaar voor een groot deel is geprivatiseerd, maar dat de markt is geconcentreerd en de prijzen worden beïnvloed door de toepasselijke fiscale maatregelen en door de kosten van spoorvervoer (vastgesteld door de spoorwegmaatschappijen die in handen zijn van de staat). Bovendien heeft de CIRFS aanvullende opmerkingen ingediend zes dagen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen, waarin zij haar verzoek herhaalde en daarnaast aanvoerde dat bij de vaststelling van de invoerprijs van steenkool voor Turkije de invoer van steenkool uit Colombia buiten beschouwing moest worden gelaten. Rekening houdend met de verwaarloosbare invloed die de aanvaarding of afwijzing van dit argument op de maatregelen zou hebben, heeft de Commissie besloten dat een verdere analyse niet nodig was. Wat betreft het aanvullende argument met betrekking tot de invoer van Colombiaanse steenkool werd verwezen naar punt 7 van het bericht van opening. Op grond van de genoemde bepaling zal de Commissie, teneinde het onderzoek binnen de voorgeschreven termijnen af te ronden, geen opmerkingen van belanghebbenden meer aanvaarden na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen. De argumenten van de CIRFS werden derhalve afgewezen. |
|
(328) |
In reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de CIRFS aan dat de Commissie moet uitleggen waarom de voor de berekening van de normale waarde geselecteerde gasprijs voor 2021 in Turkije aanzienlijk is gedaald, terwijl volgens het Turkse Instituut voor Statistiek de gemiddelde eenheidsprijs van aardgas in Turkije in 2021 sterk is gestegen ten opzichte van 2020. Zoals reeds is uiteengezet in de bekendgemaakte tweede mededeling, heeft de Commissie de gegevens over de gasprijzen rechtstreeks ontleend aan de databank van het Turkse Instituut voor Statistiek. Daarbij heeft zij gebruikgemaakt van de gemiddelde prijzen voor 2021 voor de respectieve verbruikscategorieën en heeft zij de cijfers van Turkse lira in RMB omgerekend aan de hand van de toepasselijke officiële wisselkoers om de normale waarde voor de producenten-exporteurs te berekenen. |
|
(329) |
Voorts verklaarde de CIRFS in reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen dat de Commissie moet uitleggen welke methode zij met betrekking tot gas heeft gebruikt om voor elke Chinese producent de meest geschikte verbruikscategorie te selecteren. In dit verband werd opgemerkt dat de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 322, aan elke in de steekproef opgenomen producent de gaskosten heeft toegerekend in de verbruikscategorie die overeenkomt met zijn werkelijke totale gasverbruik in het TNO. |
4.5.8. VAA-kosten en winst
|
(330) |
Volgens artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening geldt het volgende: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de overhead-productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken. |
|
(331) |
Om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de VAA-kosten (6,6 %) en de winst (15,3 %) van de producent van HTYP in Turkije, Kordsa Turkije, waarvoor de cijfers met betrekking tot de financiële gegevens over 2021 (de periode die volledig overlapt met het TNO) onmiddellijk beschikbaar waren. |
4.5.9. Berekening van de normale waarde
|
(332) |
Op basis van de hierboven beschreven niet-verstoorde prijzen en benchmarks heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
|
(333) |
Ten eerste heeft de Commissie voor elke juridische entiteit die het onderzochte product vervaardigt en uitvoert, de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld op basis van de door elk van de ondernemingen aangekochte productiefactoren die zijn vermeld in tabel 15. De Commissie heeft vervolgens de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. De Commissie heeft de productiekosten verminderd met de niet-verstoorde inkomsten uit de doorverkoop van het bijproduct (in dit geval garenafval). |
|
(334) |
Ten tweede heeft de Commissie, om tot de totale niet-verstoorde productiekosten te komen, de overhead-productiekosten erbij opgeteld. De overhead-productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden verhoogd met de in overweging 315 bedoelde kosten van verbruiksgoederen en vervolgens uitgedrukt als percentage van de werkelijke productiekosten van elk van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten. |
|
(335) |
Ten slotte heeft de Commissie de VAA-kosten en de winst erbij opgeteld, zoals bepaald op basis van de Turkse producent van HTYP (zie overweging 331). De VAA-kosten en de winst, beide uitgedrukt als percentage van de kosten van de verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde totale productiekosten, bedroegen respectievelijk 6,6 % en 15,3 %. |
|
(336) |
Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
|
(337) |
In reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Guxiandao aan dat de Commissie zonder reden de waarde van de verbruiksgoederen en de overhead-productiekosten aan die van andere basisproducten heeft gekoppeld. Volgens Guxiandao moet de Commissie de benchmark voor de verbruiksgoederen en de overhead-productiekosten los van andere basisproducten vaststellen of anders de werkelijke kosten van verbruiksgoederen en overhead-productiekosten van de onderneming aanvaarden. Een soortgelijk argument werd door Guxiandao aangevoerd met betrekking tot de berekening van de vervoerskosten voor de levering van grondstoffen. |
|
(338) |
Zoals uiteengezet in overweging 100, is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Guxiandao heeft niet aangetoond dat de prijzen van haar verbruiksgoederen, haar overhead-productiekosten of haar vervoerskosten niet verstoord zijn. Er kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze kosten niet verstoord zijn en derhalve kunnen zij gelet op artikel 2, lid 6 bis, punt a), tweede alinea, derde streepje, niet worden gebruikt bij de berekening van de normale waarde. De Commissie kon geen redelijke benchmark voor deze kosten vinden, noch werd voor deze kosten een redelijke benchmark voorgesteld door Guxiandao of een andere belanghebbende. Wanneer er geen geschikte benchmarks voor een kostenpost kunnen worden gevonden, kan de Commissie deze in beginsel vaststellen in verhouding tot de kostencategorie waarop zij betrekking hebben (de kosten van alle grondstoffen dan wel de productiekosten). Zodra de niet-verstoorde kosten van grondstoffen of de productiekosten zijn vastgesteld, zal de Commissie de benchmark toepassen om de niet-verstoorde kosten in kwestie te schatten en daarbij zal zij de kostenstructuur van de producent-exporteur behouden. Dit betekent dat indien bijvoorbeeld verbruiksgoederen 1 % van alle grondstofkosten in de jaarrekening van een producent-exporteur vertegenwoordigen, zij na de berekening van de normale waarde nog steeds 1 % van de grondstofkosten vertegenwoordigen. |
|
(339) |
Zoals uiteengezet in overweging 334, werd het percentage dat de kosten van verbruiksgoederen en de overhead-productiekosten bij de in de steekproef opgenomen producenten uitmaken van de werkelijk gemaakte productiekosten toegepast op de niet-verstoorde productiekosten om tot de niet-verstoorde kosten van verbruiksgoederen en overheadkosten te komen. Zoals uitgelegd in overweging 338, heeft de Commissie bij gebrek aan specifieke gegevens over de niet-verstoorde overheadkosten in de beschikbare financiële gegevens van de producent(en) in het representatieve land de niet-verstoorde overheadgegevens voor de producent-exporteur met behulp van deze methode vastgesteld. Gezien het feit dat in deze zaak een groot aantal productiefactoren is geïdentificeerd die doorgaans een onbeduidend percentage van de totale grondstofkosten uitmaken, achtte de Commissie het voorts redelijk om deze basisproducten (wederom op basis van de werkelijke kosten van de producenten) in de verbruiksgoederen op te nemen en dienovereenkomstig te behandelen. Zoals uiteengezet in overweging 314, was de Commissie wat de vervoerskosten betreft, bij gebrek aan gegevens in het dossier over de niet-verstoorde vervoerskosten in het representatieve land, bovendien van oordeel dat de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming. Het argument van Guxiandao werd derhalve afgewezen. |
4.6. Uitvoerprijs
|
(340) |
De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden het betrokken product rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers in de Unie. Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening was de uitvoerprijs voor Guxiandao en Unifull voor deze rechtstreekse verkopen derhalve de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht. |
|
(341) |
Naast de rechtstreekse verkopen verrichtte de Unifull-groep ook verkopen via de andere verbonden producent in de groep. Voor deze verkopen werd de uitvoerprijs gecorrigeerd overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening, na aftrek van de respectieve verkoopkosten van de verkoopmaatschappij en een redelijke winst (vastgesteld op 6,89 % in het kader van het recente onderzoek naar bepaalde soorten polyvinylalcohol (103) en gebruikt in het kader van dit onderzoek, gezien de vergelijkbaarheid van de bedrijfstak en het gebrek aan medewerking van niet-verbonden importeurs). |
4.7. Vergelijking
|
(342) |
De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek. |
|
(343) |
Met het oog op een billijke vergelijking heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De uitvoerprijs werd gecorrigeerd voor vervoer, verzekering, laden, overlading en lossing, kortingen, commissielonen, kredietkosten, bankkosten en andere invoerheffingen. |
|
(344) |
In haar reactie op de mededeling van de definitieve bevindingen verzocht Guxiandao om een correctie op de door berekening vastgestelde normale waarde om een billijke vergelijking met de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening mogelijk te maken. Volgens Guxiandao moeten elementen zoals vracht en verzekering die hadden kunnen worden opgenomen in de voor de berekening van de normale waarde gebruikte VAA-kosten worden geschrapt, aangezien deze elementen in mindering zijn gebracht op de uitvoerprijs en er dus een asymmetrie is ontstaan. |
|
(345) |
De Commissie merkte op dat Guxiandao niet heeft aangetoond dat vracht en verzekering zijn opgenomen in de voor de berekening van de normale waarde gebruikte VAA-kosten. Hieruit volgt dat de verlangde correctie niet was onderbouwd, noch was gekwantificeerd, en derhalve werd het verzoek afgewezen. |
|
(346) |
In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Unifull aan dat een correctie overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening voor de verkopen via verbonden producenten in de groep niet gerechtvaardigd is. Unifull voerde met name aan dat geen van de groepsondernemingen handelt als een agent die de producten van zijn principaal verkoopt. Unifull voerde ook aan dat zij in het algemeen handelt als één enkele groep en dat haar besluitvorming, productieregelingen en verkopen plaatsvinden op groepsniveau, onder één enkele algemeen directeur, en niet bij de afzonderlijke ondernemingen van de groep. In de beperkte (“sensitive”) versie van de opmerkingen heeft Unifull ook de redenen uiteengezet waarom de verkopen via elk van de respectieve partijen hebben plaatsgevonden en voerde zij aan dat deze redenen geen verband hielden met de functies van handelaar/agent. |
|
(347) |
De Commissie merkte in dit verband op dat krachtens artikel 2, lid 10, van de basisverordening een billijke vergelijking moet worden gemaakt tussen de uitvoerprijs en de normale waarde. In dat artikel wordt bepaald dat wanneer de normale waarde en de uitvoerprijs niet op deze grondslag kunnen worden vergeleken, door middel van correcties, naargelang van de bijzondere kenmerken, rekening moet worden gehouden met verschillen tussen factoren waarvan wordt beweerd en aangetoond dat zij van invloed op de prijzen zijn en, dientengevolge, op de vergelijkbaarheid daarvan. Wat de factoren betreft waarvoor een correctie kan worden toegepast, bepaalt artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening met name dat een correctie moet worden toegepast voor verschillen in de commissies die in verband met de verkoop van de betrokken producten worden betaald. Dit artikel bepaalt dat onder “commissies” ook wordt verstaan de marge van een handelaar die in het product of het soortgelijke product handelt indien de functies van deze handelaar vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent. Er kan echter geen correctie op grond van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening worden toegepast wanneer de in een derde land gevestigde producent en zijn verbonden distributeur die belast is met de uitvoer naar de Europese Unie, één enkele economische eenheid vormen. |
|
(348) |
In het kader van het onderzoek of tussen een producent en zijn verbonden distributeur sprake is van één enkele economische eenheid moet de economische realiteit van de betrekkingen tussen deze producent en deze distributeur worden beoordeeld. Gezien het vereiste van een vaststelling die de economische realiteit van de betrekkingen tussen deze producent en deze distributeur weerspiegelt, moet de Commissie rekening houden met alle relevante factoren aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of deze distributeur al dan niet de functies uitoefent van een bedrijfsinterne verkoopafdeling van deze producent, dan wel of hij andere functies vervult. Omdat rekening moet worden gehouden met alle relevante factoren en met de algemene discretionaire bevoegdheid van de Commissie om ingewikkelde economische verbanden te beoordelen, moet de Commissie haar beoordeling per geval en op holistische wijze uitvoeren. |
|
(349) |
Wat de bewijslast betreft, is het in het geval waarin de Commissie met elkaar overeenstemmende aanwijzingen heeft verstrekt dat een met een producent verbonden distributeur functies uitoefent die vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent, aan deze distributeur of aan deze producent om het bewijs aan te voeren dat een correctie krachtens artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening niet gerechtvaardigd is. |
|
(350) |
In het onderhavige geval merkt de Commissie op dat beide ondernemingen tot dezelfde groep behoren die onder dezelfde directie staat. Beide betrokken ondernemingen verkochten echter het door hen vervaardigde betrokken product en hebben de door de andere onderneming vervaardigde betrokken producten doorverkocht. De Commissie stelde vast dat elke producerende, verkopende en doorverkopende onderneming moet worden geacht te handelen als een op commissiebasis werkende agent, en niet als de interne verkoopafdeling van de andere onderneming. Het staat vast dat elke onderneming haar eigen volwaardige verkoopafdeling had en de desbetreffende kosten droeg. Wat de doorverkoop betreft, vervulde elke onderneming een functie van een op commissiebasis werkende handelaar die tot uitdrukking kwam in de uitvoerprijscomponent die moest worden gecorrigeerd om de asymmetrie ten opzichte van de in het stadium af fabriek berekende binnenlandse prijs te elimineren. De Commissie heeft derhalve met elkaar overeenstemmende aanwijzingen verstrekt dat elke producent-exporteur van de groep met betrekking tot de doorverkoop van de producten van de andere producent functies uitoefende die vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent. Unifull heeft daarentegen geen bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat een correctie op grond van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening niet gerechtvaardigd is. Het argument werd derhalve afgewezen. |
|
(351) |
Gezien het bovenstaande en omdat er een overdracht van middelen tussen twee verbonden entiteiten plaatsvindt, mocht de Commissie onderzoeken of de werkelijke waarde van de marge verschilt van die welke een niet-verbonden handelaar zou behalen. Op basis van de in deze zaak vastgestelde nominale winst was de Commissie van mening dat de marge die welke in een marktconforme transactie verschuldigd zou zijn geweest, niet voldoende weerspiegelde. Zoals vermeld in overweging 341, was de Commissie derhalve van mening dat een correctie moet worden gebaseerd op de VAA-kosten van de handelaar en een in dit geval vastgestelde nominale winst. |
4.8. Dumpingmarges
|
(352) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product om de dumpingmarge te berekenen. |
|
(353) |
Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op basis van de marges van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. |
|
(354) |
Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een definitieve dumpingmarge van 17,2 %. |
|
(355) |
De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs het overgrote deel van de uitvoer, zo niet alle uitvoer, naar de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vertegenwoordigde. Derhalve achtte de Commissie het passend de voor het gehele land geldende dumpingmarge voor alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op het niveau van de hoogste dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen producent-exporteur, te weten de Unifull-groep. De aldus vastgestelde dumpingmarge bedroeg 23,7 %. |
|
(356) |
Concluderend zijn de definitieve dumpingmarges voor de zaak van artikel 11, lid 3, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt:
|
4.9. Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden tijdens het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek
|
(357) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of de gewijzigde omstandigheden wat dumping betreft redelijkerwijs konden worden geacht van blijvende aard te zijn. |
|
(358) |
Tussen het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009) en 2021 is de productiecapaciteit van de aan de maatregelen onderworpen Chinese HTYP-producenten meer dan verdrievoudigd: van [747 000 — 955 000] ton in 2009 tot [2 508 000 — 3 205 000] ton in 2021. Zoals blijkt uit de overheidsstrategieën en de planningsdocumenten die op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn opgesteld (zie de overwegingen 69 tot en met 75), heeft de Chinese bedrijfstak voor HTYP sinds het oorspronkelijke onderzoek bovendien een transformatie doorgemaakt door zich op aanzienlijke investeringen in infrastructuur te richten en het onderzoek naar geavanceerde technologieën en de ontwikkeling van hoogwaardige materialen te versnellen. Een dergelijke aanzienlijke toename van de investeringen en de capaciteit had onvermijdelijk gevolgen voor de kostenstructuur en leidde tot een stijging van de vaste kosten van de Chinese producenten-exporteurs. Dit moet op zijn beurt de normale waarde en daarmee de dumpingmarge structureel hebben beïnvloed. |
|
(359) |
Aangezien het binnenlandse HTYP-verbruik in de VRC stabiel is gebleven en derhalve niet in staat is de toegenomen capaciteit te absorberen en de gestegen vaste kosten te spreiden, streefden de producenten-exporteurs in de VRC ernaar het productievolume op te voeren door de uitvoer te verhogen, voornamelijk naar de Unie (de belangrijkste uitvoerbestemming voor de Chinese producenten-exporteurs). Het productievolume van de aan maatregelen onderworpen Chinese producenten-exporteurs is sinds het oorspronkelijke onderzoek zelfs ongeveer verdubbeld, wat overeenkomt met de verdubbeling van de Chinese uitvoer naar de Unie in die periode. Om de uitvoer te verhogen, moeten de producenten hun uitvoerprijzen hebben aangepast tot een niveau dat geschikt is om de nodige volumeverhoging te waarborgen (zie overweging 147 voor de dalende prijsontwikkeling van de aan maatregelen onderworpen invoer uit de VRC). Dit blijkt uit het feit dat de (aan maatregelen onderworpen) Chinese uitvoer naar de Unie tussen het TNO van het oorspronkelijke onderzoek en 2021 bijna is verdubbeld, ondanks dat deze uitvoer aan de antidumpingrechten onderworpen was en met dumping plaatsvond, zoals in dit onderzoek is vastgesteld (en in overeenstemming is met de bevindingen van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van 2017). Concluderend kan worden gesteld dat de Chinese HTYP-producenten hun productiecapaciteit aanzienlijk hebben uitgebreid en hun uitvoergedrag hebben aangepast om de efficiëntiewinst te behalen die deze uitbreiding rechtvaardigt. Deze wijzigingen hadden structurele gevolgen voor de normale waarde, de uitvoerprijs van de Chinese producenten-exporteurs en bijgevolg voor hun dumpingmarge op een wijze die overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening wordt geacht van blijvende aard te zijn. |
5. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
|
(360) |
Gezien de conclusies van de Commissie inzake voortzetting van dumping, voortzetting van schade en het belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van HTYP van oorsprong uit de VRC naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening worden gehandhaafd. |
|
(361) |
Voorts moet, ingevolge het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening een antidumpingrecht worden ingesteld op het betrokken product van oorsprong uit de VRC op het niveau van de schademarge waarop de geldende maatregelen zijn gebaseerd of op het niveau van de in dit tussentijdse nieuwe onderzoek geconstateerde dumpingmarges indien deze lager zijn. |
|
(362) |
Gezien het voorgaande moeten de definitieve antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:
|
|
(363) |
Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”. |
|
(364) |
Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving. |
|
(365) |
Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen. |
|
(366) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
|
(367) |
Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (104). Dit verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
(368) |
Een exporteur of producent die het betrokken product in de periode die wordt gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van het momenteel op zijn uitvoer toepasselijke recht niet naar de Unie heeft uitgevoerd, kan de Commissie verzoeken om toepassing van het antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen. De Commissie moet een dergelijk verzoek inwilligen mits aan drie voorwaarden wordt voldaan. De nieuwe producent-exporteur zou moeten aantonen dat: i) hij het betrokken product in de periode die wordt gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van het op zijn uitvoer toepasselijke recht niet naar de Unie heeft uitgevoerd; ii) hij niet verbonden is met een onderneming die dat wel heeft gedaan en derhalve onderworpen is aan de antidumpingrechten; en iii) hij het betrokken product daarna heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om dit in aanzienlijke hoeveelheden te doen. |
|
(369) |
De invoer van Zhejiang Hailide New Material Co. Ltd is onderworpen aan een afzonderlijk onderzoek en er kunnen rechten worden ingesteld in een afzonderlijke verordening. |
|
(370) |
Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om aan te bevelen de bestaande maatregelen te handhaven en definitieve antidumpingrechten in te stellen op de invoer van HTYP uit de VRC. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De opmerkingen van de belanghebbenden werden naar behoren onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd. |
|
(371) |
Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (105) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
|
(372) |
Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op garens met een hoge sterktegraad van polyesters, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, inclusief monofilamenten van minder dan 67 decitex (met uitzondering van naaigarens en volgens een “Z”-vormig patroon gevlochten getwijnde of gekabelde garens, bestemd voor de productie van naaigarens, klaar om te worden geverfd en een afwerkende behandeling te krijgen, losjes op een plastic geperforeerde buis gewonden), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 5402 20 00 (Taric-code 5402200010) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product is als volgt:
|
Onderneming |
Definitief antidumpingrecht (%) |
Aanvullende Taric-code |
|
Huzhou Unifull Industrial Fibre Co., Ltd. Zhejiang Unifull Industrial Fibre Co., Ltd. Zhejiang Unifull Hi-Tech Industry Co., Ltd. |
23,7 |
899E |
|
Zhejiang Guxiandao Polyester Dope Dyed Yarn Co., Ltd. |
9,7 |
899F |
|
Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in de bijlage |
17,2 |
A977 |
|
Alle andere ondernemingen (behalve Zhejiang Hailide New Material Co. Ltd — aanvullende Taric-code A976) |
23,7 |
A999 |
3. De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
5. Wanneer een onderneming uit de Volksrepubliek China de Commissie voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat:
|
a) |
zij de in lid 1 beschreven goederen van oorsprong uit de Volksrepubliek China in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (1 januari 2021-31 december 2021) niet heeft uitgevoerd; |
|
b) |
zij niet verbonden is met een exporteur of producent op wie de bij deze verordening ingestelde maatregelen van toepassing zijn, en |
|
c) |
zij na het verstrijken van het tijdvak van het nieuwe onderzoek de in lid 1 beschreven goederen daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren; kan de Commissie de bijlage wijzigen teneinde voor deze onderneming het recht vast te stellen dat van toepassing is op niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten, namelijk 17,2 %. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB L 315 van 1.12.2010, blz. 1.
(3) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(4) PB L 49 van 25.2.2017, blz. 6.
(5) PB L 167 van 30.6.2017, blz. 31.
(6) WT/DS295/AB/R van 29 november 2005.
(7) PB C 248 van 30.6.2022, blz. 107.
(8) PB C 205 van 31.5.2021, blz. 4.
(9) PB C 87 van 23.2.2022, blz. 2, en PB C 248 van 30.6.2022, blz. 142.
(10) Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the Purposes of Trade Defence Investigations” (“Verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken”), 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2.
(11) Rapport — hoofdstuk 2, blz. 6-7.
(12) Rapport — hoofdstuk 2, blz. 10.
(13) Beschikbaar op: Constitution of the People’s Republic of China (npc.gov.cn), geraadpleegd op 15 november 2022.
(14) Rapport — hoofdstuk 2, blz. 20-21.
(15) Rapport — hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.
(16) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120-121.
(17) Rapport — hoofdstuk 6. blz. 122-135.
(18) Rapport — hoofdstuk 7, blz. 167-168.
(19) Rapport — hoofdstuk 8, blz. 169-170, 200-201.
(20) Rapport — hoofdstuk 2, blz. 15-16; rapport — hoofdstuk 4, blz. 50 en 84; rapport — hoofdstuk 5, blz. 108-109.
(21) Zie: https://aiqicha.baidu.com/company_detail_70517450166132 (geraadpleegd op 18 november 2022).
(22) Zie: http://www.szse.cn/disclosure/listed/bulletinDetail/index.html?786334a3-123e-4960-bb6a-19fa0d397bd9 blz. 99 (geraadpleegd op 18 november 2022).
(23) Zie bijvoorbeeld artikel 33 van de statuten van de CCP, artikel 19 van de Chinese vennootschapswet en de “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” van 2020.
(24) Zie: cfa.com.cn (geraadpleegd op 21 november 2022).
(25) Rapport — hoofdstuk 5, blz. 100-101.
(26) Rapport — hoofdstuk 2, blz. 26.
(27) Zie bijvoorbeeld: Blanchette, J., “Xi’s Gamble: The Race to Consolidate Power and Stave off Disaster” (“Xi’s gok: de race om de macht te consolideren en een ramp af te wenden”), Foreign Affairs, deel 100, nummer 4, juli/augustus 2021, blz. 10-19.
(28) Rapport — hoofdstuk 2, blz. 31-32.
(29) Beschikbaar op: https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (geraadpleegd op 15 november 2022).
(30) Beschikbaar op: www.gov.cn/zhengce/2020-09/15/content_5543685.htm (geraadpleegd op 15 november 2022).
(31) Financial Times (2020) “Chinese Communist Party asserts greater control over private enterprise” (“Chinese Communistische Partij vergroot controle over particuliere ondernemingen”), beschikbaar op: https://on.ft.com/3mYxP4j (geraadpleegd op 15 november 2022).
(32) Zie: http://www.szse.cn/disclosure/listed/bulletinDetail/index.html?786334a3-123e-4960-bb6a-19fa0d397bd9 blz. 43 (geraadpleegd op 18 november 2022).
(33) Zie: https://www.guxiandao.com/index.php?g=news&m=index&a=view&id=161 (geraadpleegd op 18 november 2022).
(34) Rapport — hoofdstukken 14.1 tot en met 14.3.
(35) Rapport — hoofdstuk 4, blz. 41-42, 83.
(36) Beschikbaar op: https://www.miit.gov.cn/zwgk/zcwj/wjfb/yj/art/2022/art_a01b7532a39a41e891d2540da6981d72.html (geraadpleegd op 17 november 2022).
(37) Optimalisering van de regionale structuur, versterking van de internationale samenwerking, bevordering van de digitale transformatie, verwijdering van verouderde productiecapaciteit en fusies en reorganisaties in overeenstemming met de wet- en regelgeving, cultivering van leidende ondernemingen, bevordering van de integratie en ontwikkeling van grote en kleine ondernemingen, en consolidering en versterking van het concurrentievermogen van de industrie.
(38) Zie de vorige voetnoot, artikel II.
(39) Beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20210906/1175114.shtml (geraadpleegd op 17 november 2022).
(40) Zie hoofdstuk V van het plan.
(41) Zie punt 2.2.2 van het plan.
(42) Zie punt 4.1.1 van het plan.
(43) Zie punt 4.1.3 van het plan.
(44) Beschikbaar op: www.qg.gov.cn/zwgk/zcfg/sjfgwj/202112/t20211207_2666343.htm (geraadpleegd op 18 november 2022).
(45) Zie punt III.2.5 van het plan.
(46) Zie punt III.4.1 van het plan, beschikbaar op:
https://huanbao.bjx.com.cn/news/20210707/1162695.shtml (geraadpleegd op 22 november 2022).
(47) Beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211201/1191133.shtml (geraadpleegd op 18 november 2022).
(48) Zie punt III.2.1 van het plan.
(49) Zie het plan, beschikbaar op:
https://www.zj.gov.cn/art/2021/6/24/art_1229540815_4671249.html (geraadpleegd op 22 november 2022).
(50) Zie punt IV.7 van het plan.
(51) Beschikbaar op: https://www.cq.gov.cn/zwgk/zfxxgkml/szfwj/qtgw/202108/t20210803_9538603.html (geraadpleegd op 22 november 2022).
(52) Zie punt III.1.4 van het plan.
(53) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 138-149.
(54) Rapport — hoofdstuk 9, blz. 216.
(55) Rapport — hoofdstuk 9, blz. 213-215.
(56) Rapport — hoofdstuk 9, blz. 209-211.
(57) Rapport — hoofdstuk 13, blz. 332-337.
(58) Rapport — hoofdstuk 13, blz. 336.
(59) Rapport — hoofdstuk 13, blz. 337-341.
(60) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 114-117.
(61) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 119.
(62) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120.
(63) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.
(64) Zie het officiële beleidsdocument van de Chinese regelgevende commissie voor het bank- en verzekeringswezen (CBIRC, China Banking and Insurance Regulatory Commission) van 28 augustus 2020: Driejarig actieplan ter verbetering van de corporate governance in de bank- en verzekeringssectoren (2020-2022), beschikbaar op: http://www.cbirc.gov.cn/cn/view/pages/ItemDetail.html?docId=925393&itemId=928 (geraadpleegd op 15 november 2022). In het plan wordt opgedragen “aan de geest van de keynote speech van secretaris-generaal Xi Jinping over de te boeken vooruitgang bij de hervorming van de corporate governance in de financiële sector verder uitvoering te geven”. Bovendien is afdeling II van het plan gericht op het bevorderen van de organische integratie van de partijleiding in corporate governance: “wij laten de integratie van het leiderschap van de Partij in het ondernemingsbestuur systematischer en meer op basis van normen en procedures verlopen […] Belangrijke operationele en beheersaangelegenheden moeten door het partijcomité zijn besproken voordat de raad van bestuur of de directie hierover een besluit neemt.”
(65) Zie de Mededeling van de CBIRC over de methode voor de beoordeling van de prestaties van handelsbanken, gepubliceerd op 15 december 2020. http://jrs.mof.gov.cn/gongzuotongzhi/202101/t20210104_3638904.htm (laatst geraadpleegd op 12 april 2021).
(66) Beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211201/1191133.shtml (geraadpleegd op 18 november 2022).
(67) Zie punt 3 van het deel Vrijwaringsmaatregelen van het plan.
(68) Beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20210906/1175114-3.shtml (geraadpleegd op 22 november 2022).
(69) Zie punt 8.7 van het plan.
(70) Zie: http://zj.sina.cn/shaoxing/2022-03-03/detail-imcwipih6326336.d.html (geraadpleegd op 18 november 2022).
(71) Zie IMF Working Paper “Resolving China’s Corporate Debt Problem”, door Wojciech Maliszewski, Serkan Arslanalp, John Caparusso, José Garrido, Si Guo, Joong Shik Kang, W. Raphael Lam, T. Daniel Law, Wei Liao, Nadia Rendak, Philippe Wingender, Jiangyan, oktober 2016, WP/16/203
(72) Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.
(73) Zie OESO (2019), OECD Economic Surveys: China 2019, OECD Publishing, Parijs, blz. 29, beschikbaar op:
https://doi.org/10.1787/eco_surveys-chn-2019-en (geraadpleegd op 15 november 2022).
(74) Zie: http://www.gov.cn/xinwen/2020-04/20/content_5504241.htm (geraadpleegd op 22 november 2022).
(75) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income
(76) Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als die van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.
(77) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33). Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde.
(78) Zie https://www.kordsa.com/en/images/pdf/Kordsa_Annual_Report_EN_2021.pdf, blz. 160.
(79) Zie https://www.kordsa.com/en/images/pdf/Kordsa_Annual_Report_EN_2021.pdf, blz. 117.
(80) De Commissie heeft de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in kennis gesteld van haar voornemen om de door deze producenten verstrekte gegevens te gebruiken voor de nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen. Er zijn geen bezwaren ontvangen.
(81) Wood Mackenzie — zie https://www.woodmac.com/
(82) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/325 van de Commissie van 24 februari 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 25.2.2017, blz. 6), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1159 van de Commissie van 29 juni 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1105/2010 van de Raad en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/325 van de Commissie, wat betreft de productomschrijving in het kader van de bestaande antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en waarbij wordt voorzien in de mogelijkheid van terugbetaling of kwijtschelding van rechten in bepaalde gevallen (PB L 167 van 30.6.2017, blz. 31).
(83) Ongeveer 14 %, indien uitsluitend de aan de maatregelen onderworpen uitvoer in aanmerking wordt genomen.
(84) Halfjaarlijkse verslagen 2022 van de landen op de website van de WTO https://www.wto.org/english/tratop_e/adp_e/adp_e.htm
(85) Zie Fujian Billion diversifies into industrial yarn production (innovationintextiles.com) en http://en.three-v.com.cn/about.html voor nadere bijzonderheden.
(86) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/977 van de Commissie van 22 juni 2022 tot aanvaarding van twee verzoeken om behandeling als nieuwe producent-exporteur met betrekking tot de definitieve antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van garens met een hoge sterktegraad van polyesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/325 van de Commissie (PB L 167 van 24.6.2022, blz. 55).
(87) De databank van artikel 14, lid 6, bevat gegevens op het niveau van de 10-cijferige Taric-codes en de aanvullende Taric-codes over de invoer van producten waarvoor antidumping- of antisubsidiemaatregelen gelden of waarnaar een antidumping- of antisubsidieonderzoek wordt uitgevoerd, zowel uit landen en van producenten-exporteurs waarop het onderzoek van toepassing is als uit derde landen en van andere producenten-exporteurs.
(88) De cijfers van de aan rechten onderworpen Chinese producenten-exporteurs zijn als zodanig niet vertrouwelijk. De bekendmaking van de gedetailleerde cijfers zou echter neerkomen op het indirect onthullen van de exacte invoercijfers van Hailide, de exporteur die niet aan rechten onderworpen is.
(89) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 van de Commissie van 15 december 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde stalen windmolenmasten voor grootschalige toepassing van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59) (“de zaak betreffende stalen windmolenmasten”).
(90) Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6).
(91) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income
(92) Jaarverslag 2021, blz. 133.
(93) Jaarverslag 2021, blz. 61, beschikbaar op https://www.kordsa.com/en/images/pdf/Kordsa_Annual_Report_EN_2021.pdf
(94) Zie Kordsa_Annual_Report_EN_2021.pdf, blz. 158, “Note 3 -Segment reporting, a) External revenue” en het register op blz. 205 van het jaarverslag.
(95) http://www.gtis.com/gta/secure/default.cfm
(96) http://www.macmap.org
(97) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/DownloadIstatistikselTablo?p=tg4QGRdNcBVDQo/mmOOyD/8g3GlHdKhwM0SMnhh4V/APyz9UrZvk0kK90vktK5jo
(98) De loonkosten zijn beschikbaar op https://data.tuik.gov.tr/Bulten/DownloadIstatistikselTablo?p=tg4QGRdNcBVDQo/mmOOyD/8g3GlHdKhwM0SMnhh4V/APyz9UrZvk0kK90vktK5jo
(99) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Consumer-Price-Index-December-2021-45789
(100) https://data.tuik.gov.tr/Kategori/GetKategori?p=cevre-ve-enerji-103&dil=2
https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-II:-July-December,-2021-45566
https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-I:-January-June,-2021-37459
(101) http://www.gtis.com/gta/secure/default.cfm
(102) Werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de Russische Federatie in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken van 22 oktober 2020, SWD(2020) 242 final.
(103) Overweging 352 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 van de Commissie van 25 september 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 315 van 29.9.2020, blz. 1).
(104) Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
(105) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
BIJLAGE
Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producenten-exporteurs (aanvullende Taric-code A977):
|
Naam van de onderneming |
Stad |
|
Fujian Billion Polymerization Fiber Technology Industrial Co., Ltd |
Jinjiang |
|
Jiangsu Hengli Chemical Fibre Co., Ltd |
Suzhou |
|
Jiangsu Solead New Material Group Co., Ltd |
Yixing |
|
Oriental Industries (Suzhou) Ltd |
Suzhou |
|
Zhejiang Kingsway High-tech Fiber Co., Ltd |
Haining |
|
Zhejiang Sanwei Material Technology Co., Ltd |
Taizhou |