| 
            
                Publicatieblad   | 
            
                NL Serie L  | 
         
| 
                2023/2622  | 
            
                28.11.2023  | 
         
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/2622 VAN DE COMMISSIE
van 24 november 2023
tot niet-goedkeuring van zilverzinkzeoliet als een bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 4 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
| 
                         (1)  | 
                     
                         Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Zilverzinkzeoliet (CAS-nr: 130328-20-0) is in die lijst opgenomen voor productsoort 4.  | 
                  
| 
                         (2)  | 
                     
                         Zweden is aangewezen als lidstaat-rapporteur. De bevoegde autoriteit van Zweden (“de beoordelende bevoegde autoriteit”) heeft zilverzinkzeoliet beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 4, ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders, zoals bedoeld in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), die overeenkomt met productsoort 4, voeding en diervoeders (desinfecteermiddelen), zoals bedoeld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. In de goedkeuringsaanvraag heeft de aanvrager een representatief biocide ingediend dat voor twee gebruiksvoorbeelden is bedoeld: de verwerking in polymeren die worden gebruikt in materialen die met levensmiddelen in contact komen om kruisbesmetting van ziekteverwekkers te verminderen en de verwerking in materialen die in waterfilters worden gebruikt om de groei van bacteriën te beheersen.  | 
                  
| 
                         (3)  | 
                     
                         Op 7 mei 2012 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit het beoordelingsrapport over de toepassing samen met de conclusies van haar beoordeling bij de Commissie ingediend. Uit artikel 90, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 vloeit voort dat stoffen waarvan de beoordeling door de lidstaten per 1 september 2013 is afgerond, overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG moeten worden beoordeeld. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) heeft het beoordelingsrapport en de conclusies besproken in technische vergaderingen.  | 
                  
| 
                         (4)  | 
                     
                         Overeenkomstig artikel 75, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Comité voor biociden het advies van het ECHA inzake de aanvragen tot goedkeuring van een werkzame stof op. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014, in samenhang met artikel 75, leden 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, heeft het Comité voor biociden het advies van het ECHA op 3 maart 2021 uitgebracht (4), rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.  | 
                  
| 
                         (5)  | 
                     
                         Uit de conclusies van het advies van ECHA blijkt dat met betrekking tot de verwerking van zilverzinkzeoliet in polymeren die worden gebruikt in materialen die met levensmiddelen in contact komen, voldoende werkzaamheid niet is aangetoond. Daarnaast concludeert het ECHA dat de consumptie van levensmiddelen die in contact zijn geweest met behandelde polymeren onaanvaardbare risico’s voor de menselijke gezondheid met zich meebrengt, en dat er geen adequate risicobeperkende maatregel kon worden geïdentificeerd om die risico’s te beperken.  | 
                  
| 
                         (6)  | 
                     
                         Wat betreft de verwerking van zilverzinkzeoliet in materialen die in waterfilters worden gebruikt, heeft ECHA onaanvaardbare risico’s vastgesteld voor zuigelingen (6 tot twaalf maanden oud) bij de consumptie van water dat wordt gefilterd via met zilverzinkzeoliet behandelde materialen. De aanvrager stelde een risicobeperkende maatregel voor om ervoor te zorgen dat zuigelingen niet aan zilverzinkzeoliet zouden worden blootgesteld boven de aanvaardbare drempel, namelijk om het gebruik van behandelde waterfilters te beperken tot commerciële en horecalocaties en institutionele inrichtingen en om huishoudelijk gebruik te verbieden, met inbegrip van een verplichte etikettering van filters. Het Comité voor biociden vond deze maatregel echter ontoereikend, aangezien niet kan worden uitgesloten dat zuigelingen worden blootgesteld aan onaanvaardbare hoeveelheden zilverzinkzeoliet via de consumptie van gefilterd drinkwater in restaurants en bars, met name wanneer het gaat om zuigelingen die verblijven in de gebouwen van bars en restaurants. De aanvrager heeft in zijn dossier geen gegevens verstrekt waaruit blijkt dat een dergelijke maatregel voldoende potentieel heeft om dat risico te beperken. Gegevens over de consumptie van drinkwater door het grote publiek in eigen huis versus de consumptie buitenshuis (bijvoorbeeld in restaurants en bars) of met betrekking tot zuigelingen, ontbreken. Er is geen rechtstreeks verband tussen een op het etiket gegeven waarschuwing dat het behandelde waterfilter uitsluitend bestemd is voor gebruik in restaurants en bars, en het doel van de maatregel (het voorkomen van de consumptie door zuigelingen van drinkwater dat door een behandelde filter is gepasseerd). De Commissie heeft de vertegenwoordigers van de lidstaten hierover opnieuw geraadpleegd in het Permanent Comité voor biociden, dat het advies van ECHA en aanvullende argumenten die de aanvrager op 3 mei 2023 heeft aangevoerd, verder heeft besproken. De vertegenwoordigers van de lidstaten waren het eens met het advies van ECHA, en het Permanent Comité voor biociden kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om te bevestigen dat de door de aanvrager voorgestelde risicobeperkende maatregel toereikend zou zijn om ervoor te zorgen dat het risico voor zuigelingen aanvaardbaar zou zijn, en heeft geen andere passende maatregel aangetroffen om het risico voor zuigelingen van het gebruik van met zilverzinkzeoliet behandelde waterfilters te beperken.  | 
                  
| 
                         (7)  | 
                     
                         Concluderend kan worden gesteld dat onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van de mens zijn vastgesteld voor elk van de in de aanvraag ingediende gebruiksvoorbeelden en dat geen veilig gebruik kon worden vastgesteld. Daarom is het niet waarschijnlijk dat biociden van productsoort 4 die zilverzinkzeoliet bevatten, zullen voldoen aan het criterium van artikel 5, lid 1, punt b), iii), in samenhang met artikel 10, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG.  | 
                  
| 
                         (8)  | 
                     
                         Zilverzinkzeoliet is ook beoordeeld uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5). De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 29 maart 2005 een advies (6) uitgebracht ter beoordeling van de veiligheid van zilverzinkzeoliet A (zilverzinknatriumaluminosilicaat-calciummetafosfaat met een zilvergehalte van 1-1,6 % en zilverzinknatriummagnesiumaluminosilicaat-calciumfosfaat met een zilvergehalte van 0,34-0,54 %) voor gebruik in materialen van kunststof die met levensmiddelen in contact komen. In dat advies werd geconcludeerd dat een beperking van 0,05 mg/kg levensmiddel (als zilver) voor zilverzinkzeoliet A de inname zou beperken tot minder dan 13 % van het niveau waarbij geen schadelijk effect bij de mens wordt waargenomen, en werd daarom een groepspecifieke migratielimiet van 0,05 mg Ag/kg levensmiddel voorgesteld, met bepaalde aanvullende beperkingen. Hoewel zilverzinkzeoliet A op het niveau van de Unie niet is toegelaten voor gebruik in materialen van kunststof die met levensmiddelen in contact komen, is de stof opgenomen in een voorlopige lijst van toevoegingsmiddelen die, overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie (7), met inachtneming van de nationale wetgeving mogen worden gebruikt in materialen van kunststof die met levensmiddelen in contact komen.  | 
                  
| 
                         (9)  | 
                     
                         In het kader van de beoordeling van zilververbindingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 528/2012 hebben de EFSA en het ECHA in februari 2020 een gezamenlijk document (8) uitgebracht waarin zij concluderen dat hun respectieve adviezen over het gebruik van zilververbindingen in materialen die met levensmiddelen in contact komen, consistent zijn met respectievelijk Verordening (EG) nr. 1935/2004 en Verordening (EU) nr. 528/2012, en dat de verschillen in de conclusies van de risicobeoordelingen in hun respectieve adviezen het gevolg zijn van verschillen in de doelstellingen, gegevensreeksen en methodologieën.  | 
                  
| 
                         (10)  | 
                     
                         Gezien het advies van het ECHA en het gezamenlijk document van de EFSA en het ECHA is het passend zilverzinkzeoliet niet goed te keuren als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 4.  | 
                  
| 
                         (11)  | 
                     
                         De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,  | 
                  
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Zilverzinkzeoliet (CAS-nr.: 130328-20-0) wordt niet goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 4.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 24 november 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Comité voor biociden: Advies over de aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof zilverzinkzeoliet, productsoort: 4, ECHA/BPC/275/2021, aangenomen op 3 maart 2021.
(5) Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
(6) Opinion of the Scientific Panel on food additives, flavourings, processing aids and materials in contact with food (AFC) on a request from the Commission related to a 7th list of substances for food contact materials (Vraag nr. EFSA-Q-2003-076, EFSA-Q-2004-144, EFSA-Q-2004-166, EFSA-Q-2004-082, EFSA-Q-2003-204, EFSA-Q-2003-205, EFSA-Q-2003-206), uitgebracht op 29 maart 2005 via de schriftelijke procedure. The EFSA Journal (2005)201, 1-28.
(7) Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1).
(8) Gezamenlijk document EFSA-ECHA van februari 2020. “Comparison of the evaluations performed on silver compounds used as biocidal active substances in food contact materials (FCM) by EFSA and ECHA”.
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2023/2622/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)