02013R1408 — NL — 16.12.2024 — 004.002


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2013

inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector

(PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2019/316 VAN DE COMMISSIE  van 21 februari 2019

  L 51I

1

22.2.2019

►M2

VERORDENING (EU) 2022/2046 VAN DE COMMISSIE  van 24 oktober 2022

  L 275

55

25.10.2022

►M3

VERORDENING (EU) 2023/2391 VAN DE COMMISSIE  van 4 oktober 2023

  L 2391

1

5.10.2023

►M4

VERORDENING (EU) 2024/3118 VAN DE COMMISSIE  van 10 december 2024

  L 3118

1

13.12.2024

►M5

VERORDENING (EU) 2025/1989 VAN DE COMMISSIE  van 2 oktober 2025

  L 1989

1

3.10.2025




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2013

inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector



Artikel 1

Toepassingsgebied

1.  

Deze verordening is van toepassing op steun die wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, met uitzondering van:

a) 

steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

▼M2

b) 

steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten ►M4   ( 1 ) ◄ , met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of aan andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

▼B

c) 

steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.

▼M5

2.  
Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van landbouwproducten en ook actief is in één of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) 2023/2831 vallen, is die verordening van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sectoren of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.

▼M3

3.  
Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van landbouwproducten als in de primaire productie van visserij- en aquacultuursector actief is, is Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie ( 2 ) van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sector wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.

▼B

Artikel 2

Definities

▼M3

1.  

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) 

“landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en aquacultuurproducten die onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) vallen;

b) 

“primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers.

▼B

2.  

„Eén onderneming” omvat, voor de toepassing van deze verordening, alle ondernemingen die ten minste één van de volgende banden met elkaar onderhouden:

a) 

één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;

b) 

één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;

c) 

één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;

d) 

één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.

Ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van de in de eerste alinea, onder a) tot en met d), bedoelde banden onderhouden, worden ook als één onderneming beschouwd.

▼M4 —————

▼M4

Artikel 3

De-minimissteun

1.  
Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en zijn derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag, indien zij aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoen.
2.  
Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, ligt niet hoger dan 50 000  EUR over een periode van drie jaar.
3.  
Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie jaar wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, ligt niet hoger dan het in de bijlage vastgestelde nationale maximum.
4.  
De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald.
5.  
Het de-minimisplafond en het nationale maximum als bedoeld in de leden 2 en 3 zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd.
6.  
Voor de toepassing van het de-minimisplafond en het nationale maximum als bedoeld in de leden 2 en 3 wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.
7.  
Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het tijdstip van de verlening ervan berekend. De rentevoet die bij discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.
8.  
Wanneer het de-minimisplafond of het nationale maximum als bedoeld in de leden 2 en 3 door de toekenning van nieuwe de-minimissteun zouden worden overschreden, komt deze nieuwe steun in zijn geheel niet in aanmerking voor het voordeel van deze verordening.
9.  
In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming het toepasselijke de-minimisplafond of het toepasselijke nationale maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig.
10.  
Indien één onderneming in twee of meer afzonderlijke ondernemingen wordt opgesplitst, wordt de vóór de splitsing verleende de-minimissteun toegerekend aan de onderneming die de steun genoot; dat is in beginsel de onderneming die de activiteiten overneemt waarvoor de de-minimissteun werd gebruikt. Indien deze toerekening niet mogelijk is, wordt de de-minimissteun evenredig toegerekend op basis van de boekwaarde van het aandelenkapitaal van de nieuwe ondernemingen op het daadwerkelijke tijdstip van de splitsing.

▼B

Artikel 4

Berekening van het bruto-subsidie-equivalent

1.  
Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (hierna „transparante steun” genoemd).
2.  
Steun vervat in subsidies of rentesubsidies wordt als transparante de-minimissteun beschouwd.
3.  

Steun vervat in leningen wordt als transparante de-minimissteun beschouwd indien:

a) 

tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt en hij niet voldoet aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. In geval van grote ondernemingen verkeert de begunstigde in een situatie die vergelijkbaar is met een kredietrating van ten minste B-, en

▼M4

b) 

voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 250 000  EUR met een looptijd van vijf jaar ofwel 125 000  EUR met een looptijd van tien jaar; indien een lening wordt toegekend voor een bedrag dat lager ligt dan die bedragen en/of die lening wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die lening berekend als een overeenkomstig deel van het in artikel 3, lid 2, vastgestelde de-minimisplafond, of

▼B

c) 

het bruto-subsidie-equivalent is berekend op grond van het referentiepercentage dat van toepassing is op het tijdstip van de steunverlening.

▼M1

4.  
Steun vervat in kapitaalinjecties wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.
5.  
Steun vervat in risicofinancieringsmaatregelen in de vorm van investeringen in aandelenkapitaal of hybride kapitaal wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het aan één onderneming verstrekte kapitaal het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.

▼B

6.  

Steun vervat in garanties wordt als transparante de-minimissteun behandeld indien:

a) 

tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt en hij niet voldoet aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. In geval van grote ondernemingen verkeert de begunstigde in een situatie die vergelijkbaar is met een kredietrating van ten minste B-, en

▼M4

b) 

de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het ofwel gaat om een gegarandeerd bedrag van 375 000  EUR en een garantie met een looptijd van vijf jaar, ofwel om een gegarandeerd bedrag van 187 500  EUR en een garantie met een looptijd van tien jaar; indien het garantiebedrag lager ligt dan die bedragen en/of de garantie wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die garantie berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2, vastgestelde de-minimisplafonds, of

▼B

c) 

het bruto-subsidie-equivalent wordt berekend op basis van de safe-harbour-premies die in een mededeling van de Commissie zijn vastgesteld, of

d) 

voordat zij ten uitvoer wordt gelegd,

i) 

de methode voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van de garantie bij de Commissie is aangemeld op grond van een andere op dat tijdstip toepasselijke verordening van de Commissie op het gebied van staatssteun, en door de Commissie is goedgekeurd als in overeenstemming met de garantiemededeling of een mededeling ter vervanging daarvan, en

ii) 

die methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn.

7.  
Steun vervat in andere instrumenten wordt als transparante de-minimissteun beschouwd indien het instrument voorziet in een maximum dat garandeert dat het betrokken plafond niet wordt overschreden.

Artikel 5

Cumulering

▼M4

1.  
Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van landbouwproducten en actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie ( 4 ) vallen, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de sector van de landbouwproductie wordt verleend, met de-minimissteun voor de laatstgenoemde sector of sectoren of activiteiten worden gecumuleerd tot het desbetreffende in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2023/2831 vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat met passende middelen ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) 2023/2831 verleende de-minimissteun geniet.

▼M5

2.  
Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van landbouwproducten als in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten actief is, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de sector van de landbouwproductie wordt verleend, met de-minimissteun die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 voor activiteiten in de visserij- en aquacultuursector wordt verleend, worden gecumuleerd tot het hoogste plafond dat in die verordeningen is vastgesteld, mits de betrokken lidstaat met passende middelen ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 verleende de-minimissteun geniet.

▼M4

2 bis.  
Overeenkomstig deze verordening verleende de-minimissteun mag worden gecumuleerd met de-minimissteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EU) 2023/2832 van de Commissie ( 5 ).

▼B

3.  
De-minimissteun wordt niet gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten of met staatssteun ten behoeve van dezelfde risicofinancieringsmaatregel indien deze cumulering leidt tot het overschrijden van de hoogste toepasselijke steunintensiteit die of het hoogste toepasselijke steunbedrag dat in de specifieke omstandigheden van elke zaak is bepaald door een groepsvrijstellingsverordening die of een besluit dat de Commissie heeft vastgesteld. De-minimissteun die niet wordt verleend voor of kan worden toegewezen aan specifieke in aanmerking komende kosten, mag worden gecumuleerd met andere staatssteun die krachtens een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie wordt verleend.

▼M4

Artikel 6

Monitoring en rapportage

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat met ingang van 1 januari 2027 informatie over verleende de-minimissteun wordt geregistreerd in een centraal register op nationaal of EU-niveau. Het centraal register bevat de identificatie van de begunstigde, het steunbedrag, de toekenningsdatum, de steunverlenende autoriteit, het steuninstrument en de betrokken sector op basis van de statistische classificatie van economische activiteiten in de Unie („NACE-classificatie”). Het centrale register wordt zo opgezet dat de informatie gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek en dat tegelijkertijd de EU-regels inzake gegevensbescherming worden nageleefd, onder meer door, indien nodig, specifieke vermeldingen te pseudonimiseren.
2.  
De lidstaten registreren in het centraal register de in lid 1 bedoelde informatie over door een autoriteit in de betrokken lidstaat verleende de-minimissteun uiterlijk twintig werkdagen na de verlening van de steun. De lidstaten nemen passende maatregelen om de juistheid van de gegevens in het centraal register te waarborgen.
3.  
De lidstaten houden een register bij van de geregistreerde informatie over de-minimissteun gedurende tien jaar vanaf de datum waarop de steun is verleend.
4.  
Een lidstaat verleent pas nieuwe de-minimissteun overeenkomstig deze verordening nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de nieuwe de-minimissteun het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming is verleend, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2 en 3, vastgestelde plafonds worden overschreden, en dat aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan.
5.  
Lidstaten die een centraal register op nationaal niveau gebruiken, dienen uiterlijk op 30 juni van elk jaar geaggregeerde gegevens in over de in het voorgaande jaar verleende de-minimissteun. De geaggregeerde gegevens bevatten het aantal begunstigden, het totale bedrag van de verleende de-minimissteun en het totale bedrag aan de-minimissteun per sector (aan de hand van de „NACE-classificatie”). Gegevens worden voor de eerste maal ingediend voor de-minimissteun die in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2027 is verleend. De lidstaten kunnen bij de Commissie verslag uitbrengen over eerdere perioden indien de geaggregeerde gegevens beschikbaar zijn.
6.  
De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen twintig werkdagen, of binnen de langere termijn die in het verzoek is vastgesteld, alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, en met name het totale bedrag aan de-minimissteun in de zin van deze verordening en andere de-minimisverordeningen dat een onderneming heeft ontvangen.

▼B

Artikel 7

Overgangsbepalingen

1.  
Deze verordening is van toepassing op voor haar inwerkingtreding verleende steun indien de steun aan alle in deze verordening vervatte voorwaarden voldoet. Steun die niet aan die voorwaarden voldoet, zal door de Commissie worden beoordeeld overeenkomstig de desbetreffende kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
2.  
Alle individuele de-minimissteun die tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2008 werd verleend en aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1860/2004 voldoet, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.
3.  
Alle tussen 1 januari 2008 en 30 juni 2014 verleende individuele de-minimissteun die aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1535/2007 voldoet, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.

▼M5

3 bis.  
Alle individuele de-minimissteun die tussen 1 januari 2014 en 16 december 2024 werd verleend overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zoals van toepassing op het tijdstip van de toekenning van de steun, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.

▼B

4.  
Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijft elke de-minimissteunregeling die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende zes maanden onder deze verordening vallen.

▼M4

5.  
Totdat het centrale register is opgezet en een periode van drie jaar bestrijkt, stelt een lidstaat die voornemens is overeenkomstig deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, de onderneming schriftelijk of elektronisch in kennis van het steunbedrag, uitgedrukt als bruto-subsidie-equivalent, en van het de-minimiskarakter ervan, waarbij hij rechtstreeks naar deze verordening verwijst. Wanneer overeenkomstig deze verordening op basis van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen zijn verplichting na te komen door de ondernemingen een bedrag mee te delen dat overeenstemt met het maximale steunbedrag dat in het kader van de regeling kan worden toegekend. In die gevallen wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 3, lid 2, vastgestelde plafond in acht is genomen. Voordat de lidstaat de steun verleent, verlangt hij van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende een periode van drie jaar heeft ontvangen.

▼B

Artikel 8

Inwerkingtreding en toepassingsperiode

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

▼M4

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2032.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M4




BIJLAGE

Maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat, als bedoeld in artikel 3, lid 3



Lidstaat

Maximumbedrag aan de-minimissteun (1)

(in miljoen EUR)

België

226,23

Bulgarije

113,84

Tsjechië

141,28

Denemarken

260,65

Duitsland

1 415,42

Estland

26,97

Ierland

227,86

Griekenland

264,88

Spanje

1 220,06

Frankrijk

1 820,07

Kroatië

59,25

Italië

1 375,67

Cyprus

16,45

Letland

38,45

Litouwen

81,70

Luxemburg

11,28

Hongarije

199,62

Malta

2,70

Nederland

680,95

Oostenrijk

195,56

Polen

682,85

Portugal

214,27

Roemenië

447,18

Slovenië

30,11

Slowakije

56,89

Finland

99,45

Zweden

148,40

▼M5

Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland

65,37

(1)   

De maximumbedragen moeten worden berekend als 2 % van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie van elke lidstaat in de periode 2012-2023.

▼M4 —————



►M4  ( 1 ) Aangezien overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (terugtrekkingsakkoord, PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7, ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/withd_2020/sign), en met name artikel 10 van het Windsor-kader en bijlage 5 daarbij (zie Gezamenlijke Verklaring nr. 1/2023 van de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité dat is opgericht bij het terugtrekkingsakkoord van 24 maart 2023, PB L 102 van 17.4.2023, blz. 87), sommige bepalingen van het recht van de Unie met betrekking tot staatssteun met betrekking tot maatregelen die van invloed zijn op de handel tussen Noord-Ierland en de Unie, van toepassing blijven op het Verenigd Koninkrijk, wordt elke verwijzing naar een lidstaat voor de toepassing van deze verordening geacht het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland te omvatten. ◄

( 2 ) Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).

( 3 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L, 2023/2831, 15.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2831/oj).

( 5 ) Verordening (EU) 2023/2832 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PB L, 2023/2832, 15.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2832/oj).