02013R1301 — NL — 24.04.2020 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 1301/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006

(PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU, Euratom) 2018/1046 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juli 2018

  L 193

1

30.7.2018

►M2

VERORDENING (EU) 2020/460 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 maart 2020

  L 99

5

31.3.2020

►M3

VERORDENING (EU) 2020/558 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2020

  L 130

1

24.4.2020


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 330, 3.12.2016, blz.  10 (nr. 1301/2013)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 1301/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006



HOOFDSTUK I

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de taken van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het toepassingsgebied van de steunverlening uit het EFRO met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid" en de doelstelling "Europese territoriale samenwerking", en specifieke bepalingen met betrekking tot de steunverlening uit het EFRO voor de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid" vastgesteld.

Artikel 2

Taken van het EFRO

Het EFRO levert een bijdrage aan de financiering van steun ten behoeve van de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang door het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie via de duurzame ontwikkeling en de structurele aanpassing van regionale economieën, met inbegrip van de omschakeling van industriegebieden met afnemende economische activiteit en regio's met een ontwikkelingsachterstand.

Artikel 3

Toepassingsgebied van de steunverlening uit het EFRO

1.  Het EFRO ondersteunt de volgende activiteiten teneinde bij te dragen aan de in artikel 5 vastgestelde investeringsprioriteiten:

a) 

productieve investeringen die bijdragen tot het creëren en het behoud van duurzame werkgelegenheid, via directe steun voor investeringen in mkb-bedrijven;

b) 

productieve investeringen, ongeacht de grootte van de betrokken onderneming, die bijdragen aan de in artikel 5, punten 1 en 4, vastgestelde investeringsprioriteiten, en wanneer die investering de samenwerking tussen grote ondernemingen en het mkb meebrengt, aan de in artikel 5, punt 2, genoemde investeringsprioriteiten;

c) 

investeringen in infrastructuur die basisdiensten aan de burger levert op het gebied van energie, milieu, vervoer en ICT;

d) 

investeringen in sociale, gezondheids-, onderzoeks-, innovatie-, bedrijfs- en onderwijsinfrastructuur;

▼M1

e) 

investeringen in de ontwikkeling van het eigen potentieel door middel van permanente investeringen in installaties en infrastructuur, inclusief culturele en duurzame toerisme-infrastructuur, diensten aan bedrijven, steun voor instellingen voor onderzoek en innovatie en investeringen in technologie en toegepast onderzoek in bedrijven;

▼B

f) 

vorming van netwerken, samenwerking en uitwisseling van ervaringen tussen bevoegde regionale, lokale, stedelijke en andere overheden, economische en sociale partners en relevante instellingen die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, bedoeld in artikel 5, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, studies, voorbereidende acties en capaciteitsopbouw.

▼M1

De in de eerste alinea van dit lid, onder e), bedoelde investeringen in culturele en duurzame toerisme-infrastructuur worden beschouwd als kleinschalig en komen in aanmerking voor steun mits de bijdrage aan de verrichting van het EFRO niet hoger is dan 10 000 000  EUR. Dat plafond wordt verhoogd tot 20 000 000  EUR voor infrastructuur die wordt beschouwd als cultureel erfgoed in de zin van artikel 1 van de Unesco-Overeenkomst van 1972 inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld.

▼M2

Bovendien kan het EFRO de financiering van bedrijfskapitaal voor het mkb ondersteunen waar zulks nodig is als tijdelijke maatregel om een volksgezondheidscrisis doeltreffend te beantwoorden.

▼B

2.  Krachtens de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" mag het EFRO ook steun verlenen aan het delen van personele middelen, faciliteiten en alle soorten grensoverschrijdende infrastructuur in alle regio's.

3.  Het EFRO ondersteunt niet:

a) 

de ontmanteling of de bouw van kerncentrales;

b) 

investeringen om een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen uit activiteiten opgesomd in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG te bewerkstelligen;

c) 

de productie, verwerking en afzet van tabak en tabaksproducten;

▼M3

d) 

ondernemingen in moeilijkheden zoals gedefinieerd in het kader van de voorschriften inzake staatssteun van de Unie; ondernemingen die steun ontvangen die voldoet aan de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ( 1 ) of Verordeningen (EU) nr. 1407/2013 ( 2 ), (EU) nr. 1408/2013 ( 3 ) en (EU) nr. 717/2014 ( 4 ) van de Commissie, worden voor de toepassing van dit punt niet als ondernemingen in moeilijkheden beschouwd;

▼B

e) 

investeringen in luchthaveninfrastructuur, tenzij gerelateerd aan milieubescherming of gepaard gaand met investeringen die nodig zijn om de negatieve gevolgen voor het milieu te matigen of te verminderen.

Artikel 4

Thematische concentratie

1.  De in artikel 9, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen en de in artikel 5 van deze verordening vastgestelde corresponderende investeringsprioriteiten waaraan het EFRO kan bijdragen onder de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", worden als volgt geconcentreerd:

a) 

in de meer ontwikkelde regio's

i) 

wordt ten minste 80 % van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan twee of meer van de in artikel 9, eerste alinea, punten 1, 2, 3 en 4,van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen; en

ii) 

wordt ten minste 20 % van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in artikel 9, eerste alinea, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstelling.

b) 

in overgangsregio's:

i) 

wordt ten minste 60 % van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan twee of meer van de in artikel 9, eerste alinea, punten 1, 2, 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen; en

ii) 

wordt ten minste 15 % van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in artikel 9, eerste alinea, punt 4 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstelling.

c) 

in de minder ontwikkelde regio's:

i) 

wordt ten minste 50 % van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan twee of meer van de in artikel 9, eerste alinea, punten 1, 2, 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen; en

ii) 

wordt ten minste 12 % van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in artikel 9, eerste alinea, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstelling.

Voor de toepassing van dit artikel worden regio's waar het als subsidiabiliteitscriterium gebruikte bbp per hoofd van de bevolking in de programmeringsperiode 2007-2013 minder dan 75 % bedroeg van het gemiddelde bbp van de EU-25 tijdens de referentieperiode en regio's die in de programmeringsperiode 2007-2013 de aanduiding uitfaseerstatus hebben gekregen, maar die in de programmeringsperiode 2014-2020 in aanmerking komen als meer ontwikkelde regio's als bedoeld in artikel 90, lid 2, eerste alinea, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, als overgangsregio's beschouwd.

Alle regio's van NUTS-niveau 2 die uitsluitend bestaan uit insulaire lidstaten of uit eilanden die een deel zijn van lidstaten die steun ontvangen uit het Cohesiefonds, en alle ultraperifere gebieden, worden voor de toepassing van dit artikel als minder ontwikkelde regio's beschouwd.

2.  In afwijking van lid 1 van dit artikel kan het minimale EFRO-aandeel dat aan een regiocategorie wordt toegekend, lager zijn dan is vastgesteld in dat lid, mits een dergelijke verlaging wordt gecompenseerd door een stijging van het aandeel dat aan andere regiocategorieën wordt toegekend. De uiteindelijke som op nationaal niveau van de bedragen voor alle regiocategorieën, respectievelijk voor de in artikel 9, eerste alinea, punten 1, 2, 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1300/2013 omschreven thematische doelstellingen en de in artikel 9, eerste alinea, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstelling bedraagt dientengevolge niet minder dan de som op nationaal niveau die resulteert uit het hanteren van de in lid 1 van dit artikel genoemde minimale EFRO-aandelen.

3.  In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen middelen uit het cohesiefonds die zijn toegekend aan de ondersteuning van de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1300/2013 vastgestelde investeringsprioriteiten, meetellen voor het bereiken van de in dit artikel, lid 1, eerste alinea, punt a), onder ii), punt b) onder ii) en punt c), onder ii), vastgestelde minimale aandelen. In dat geval wordt het in dit artikel, lid 1, eerste alinea, punt c), ii), genoemde aandeel verhoogd tot 15 %. Indien van toepassing worden deze middelen naar verhouding toegewezen aan de verschillende regiocategorieën op basis van hun relatieve aandeel in de totale bevolking van de desbetreffende lidstaat.

Artikel 5

Investeringsprioriteiten

Het EFRO ondersteunt de volgende investeringsprioriteiten in het kader van de in artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen overeenkomstig de ontwikkelingsbehoeften en de groeimogelijkheden die bedoeld worden in artikel 15, lid 1, onder a), punt i), van die verordening en die in de partnerschapovereenkomst zijn vastgelegd als:

1) 

versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie door:

a) 

de verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en de bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang;

▼M2

b) 

de bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, het ontwikkelen van verbanden en synergieën tussen ondernemingen, O&I-centra en het hoger onderwijs, met name de bevordering van investeringen in de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie, milieu-innovatie, toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie en ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie, met name in sleuteltechnologieën en de verspreiding van universeel inzetbare technologieën, alsook de bevordering van investeringen die nodig zijn ter versterking van de crisisresponscapaciteiten van de gezondheidsdiensten;

▼B

2) 

verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van ICT door:

a) 

de uitbreiding van de uitrol van breedband- en snelle netwerken en de omarming van opkomende technologieën en netwerken voor de digitale economie;

b) 

de ontwikkeling van ICT-producten en -diensten, e-handel, en bevordering van de vraag naar ICT;

c) 

de stimulering van ICT-toepassingen voor e-overheid, e-leren, e-inclusie, e-cultuur en e-gezondheid;

3) 

verbetering van het concurrentievermogen van het mkb door:

a) 

de bevordering van het ondernemerschap, met name door de economische exploitatie van nieuwe ideeën te vergemakkelijken en door het oprichten van nieuwe bedrijven aan te moedigen, eveneens via starterscentra;

b) 

de ontwikkeling en de uitvoering van nieuwe bedrijfsmodellen voor het mkb, met name met het oog op internationalisering;

c) 

de ondersteuning van de totstandbrenging en de uitbreiding van geavanceerde capaciteiten voor de ontwikkeling van producten en diensten;

d) 

de ondersteuning van de capaciteit van het mkb om te groeien op regionale, nationale en internationale markten, en zich in te zetten voor innovatieprocessen;

4) 

steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken door:

a) 

het bevorderen van de productie en de distributie van energie uit hernieuwbare bronnen;

b) 

het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in ondernemingen;

c) 

het ondersteunen van energie-efficiëntie, slim energiebeheer en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur, met inbegrip van openbare gebouwen, en in de woningbouwsector;

d) 

het ontwikkelen en gebruiken van slimme systemen voor distributie die functioneren met een laag en gemiddeld spanningsniveau;

e) 

het bevorderen van koolstofarme strategieën voor alle soorten gebieden, met name stedelijke gebieden, inclusief het bevorderen van duurzame, multimodale stedelijke mobiliteit en aanpassingsmaatregelen die van belang zijn voor de vermindering van de uitstoot;

f) 

het bevorderen van het onderzoek naar, innovaties in en de aanwending van koolstofarme technologieën;

g) 

het bevorderen van het gebruik van hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling gebaseerd op de vraag naar nuttige warmte;

5) 

bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer door:

a) 

het ondersteunen van investeringen voor de aanpassing aan de klimaatverandering, inclusief ecosysteemgerichte benaderingen;

b) 

het bevorderen van investeringen waarmee specifieke risico’s het hoofd kan worden geboden, het waarborgen van de capaciteit tot herstel na rampen en het ontwikkelen van systemen voor rampenbeheersing;

6) 

behoud en bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen door:

a) 

investeringen in de afvalsector om te voldoen aan de vereisten van het milieuacquis van de Unie, en het tegemoetkomen aan de door de lidstaten geïdentificeerde behoeften aan investeringen die verder gaan dan die vereisten;

b) 

investeringen in de watersector om te voldoen aan de vereisten van het milieuacquis van de Unie, en het tegemoetkomen aan de door de lidstaten geïdentificeerde behoeften aan investeringen die verder gaan dan die vereisten;

c) 

het behouden, beschermen, bevorderen en ontwikkelen van het natuurlijk en cultureel erfgoed;

d) 

het beschermen en herstellen van de biodiversiteit en de bodem en het bevorderen van ecosysteemdiensten, onder meer door Natura 2000 en groene infrastructuur;

e) 

maatregelen tot verbetering van het stadsmilieu, opwaardering van steden, sanering en ontsmetting van oude bedrijfsterreinen (met inbegrip van herbestemmingsgebieden), de vermindering van de luchtverontreiniging en bevordering van lawaaireductiemaatregelen;

f) 

het bevorderen van innovatieve technologieën om de milieubescherming en het efficiënte gebruik van hulpbronnen te verbeteren in de afvalsector, de watersector en met betrekking tot de bodem, of om de luchtvervuiling te verlagen;

g) 

ondersteuning van de industriële overgang naar een energie-efficiënte economie, het bevorderen van groene groei, eco-innovatie en het beheer van milieuprestaties in de publieke en private sector;

7) 

bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren door:

a) 

het ondersteunen van een multimodale interne Europese vervoersruimte door middel van investeringen in het TEN-V;

b) 

het versterken van de regionale mobiliteit door het aansluiten van secundaire en tertiaire knooppunten op de TEN-V-infrastructuur, met inbegrip van multimodale knooppunten;

c) 

het ontwikkelen en verbeteren van milieuvriendelijke (waaronder lawaaiarme) en koolstofarme vervoerssystemen, met inbegrip van vervoer over binnenwateren en over zee, havens, multimodale verbindingspunten en luchtvaartinfrastructuur, om duurzame regionale en lokale mobiliteit te bevorderen;

d) 

het ontwikkelen en herstellen van fijnmazige, kwalitatief hoogwaardige en interoperabele spoorwegsystemen, en het bevorderen van maatregelen voor lawaaivermindering;

e) 

het verbeteren van energie-efficiëntie en voorzieningszekerheid door de ontwikkeling van slimme energiedistributie-, opslag- en transmissiesystemen en door de integratie van gedistribueerde opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen;

8) 

bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit door:

a) 

de ondersteuning van het ontwikkelen van starterscentra en investeringssteun voor het werken als zelfstandige, micro-ondernemingen en bij het opzetten van een bedrijf;

b) 

het ondersteunen van werkgelegenheidsvriendelijke groei via de ontwikkeling van het eigen potentieel als onderdeel van een territoriale strategie voor specifieke gebieden, met inbegrip van de herbestemming van industriegebieden met afnemende economische activiteit en de verbetering van de toegankelijkheid en de ontwikkeling van specifieke natuurlijke en culturele hulpbronnen;

c) 

het ondersteunen van initiatieven voor lokale ontwikkeling en steun voor de structuur voor lokale dienstverlening met het oog op het scheppen van banen, wanneer dergelijke acties buiten de werkingssfeer van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) vallen;

d) 

investeringen in infrastructuur voor diensten voor arbeidsvoorziening;

9) 

bevordering van sociale insluiting, bestrijding van armoede en elke vorm van discriminatie door:

a) 

investeringen in gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot de nationale, regionale en lokale ontwikkeling, het verminderen van ongelijkheden wat de gezondheidsstatus betreft, het bevorderen van sociale inclusie door een betere toegankelijkheid van sociale, culturele en recreationele diensten en de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte diensten;

b) 

het verstrekken van steun voor fysieke, economische en sociale sanering van achtergestelde gemeenschappen in stedelijke en rurale gebieden;

c) 

het verstrekken van steun voor sociale ondernemingen;

d) 

investeringen in de context van lokale ontwikkelingsstrategieën vanuit de gemeenschap;

▼M1

e) 

het ondersteunen van de opvang en de sociale en economische integratie van migranten en vluchtelingen;

▼B

10) 

investeringen in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding op het gebied van vaardigheden en een leven lang leren door het ontwikkelen van infrastructuur voor onderwijs en opleiding;

11) 

verbetering van de institutionele capaciteit van de overheid en belanghebbenden en een efficiënt openbaar bestuur door maatregelen ter versterking van de institutionele capaciteit en het verhogen van de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de openbare diensten in verband met de uitvoering van het EFRO, en ter ondersteuning van maatregelen in het kader van het ESF ter versterking van de institutionele capaciteit en de doeltreffendheid van het openbaar bestuur.

Artikel 6

Indicatoren voor de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid"

1.  Gemeenschappelijke outputindicatoren, als vastgesteld in bijlage I bij deze verordening, programmaspecifieke resultaatindicatoren en, indien relevant, programmaspecifieke outputindicatoren worden gebruikt overeenkomstig artikel 27, lid 4, en artikel 96, lid 2, onder b), punten ii) en iv), en onder c), punten ii) en iv), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

▼C1

2.  Voor de gemeenschappelijke en programmaspecifieke outputindicatoren bedragen de basiswaarden nul. Er worden cumulatieve gekwantificeerde streefwaarden voor deze indicatoren vastgelegd voor 2023.

3.  Voor de programmaspecifieke resultaatindicatoren, die betrekking hebben op investeringsprioriteiten, wordt voor de basiswaarden van de meest recente beschikbare gegevens gebruikgemaakt en worden streefdoelen voor 2023 bepaald. Streefdoelen kunnen in kwantitatieve of kwalitatieve termen worden uitgedrukt.

▼B

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de lijst met gemeenschappelijke outputindicatoren vastgelegd in de bijlage bij deze verordening te wijzigen, om, als dat gerechtvaardigd is, aanpassingen aan te brengen teneinde een effectieve voortgangsbeoordeling van de uitvoering van de operationele programma's te waarborgen.



HOOFDSTUK II

Specifieke bepalingen inzake de behandeling van bijzondere territoriale kenmerken

Artikel 7

Duurzame stedelijke ontwikkeling

1.  Het EFRO ondersteunt in het kader van operationele programma's de duurzame stedelijke ontwikkeling door middel van strategieën die geïntegreerde maatregelen behelzen om de economische, ecologische, klimatologische, demografische en sociale uitdagingen waarmee stedelijke gebieden worden geconfronteerd, aan te pakken, rekening houdend met de behoefte om de banden tussen de stad en het platteland te bevorderen.

▼C1

2.  Er wordt gezorgd voor een duurzame stedelijke ontwikkeling via de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 genoemde geïntegreerde territoriale investeringen, of via een specifiek operationeel programma of een specifieke prioriteitsas overeenkomstig de eerste alinea, onder c), van artikel 96, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

▼B

3.  Elke lidstaat stelt, rekening houdend met zijn specifieke territoriale situatie, in zijn partnerschapsovereenkomst de beginselen voor de selectie van stedelijke gebieden op waar geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling moeten worden uitgevoerd en een indicatieve toewijzing voor deze maatregelen op nationaal niveau.

4.  Ten minste 5 % van de op nationaal niveau toegewezen EFRO-middelen in het kader van de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid" wordt bestemd voor geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij steden, subregionale of lokale instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van duurzame stedelijke strategieën ("stedelijke autoriteiten"), verantwoordelijk zijn voor taken die, ten minste, gerelateerd zijn aan de selectie van concrete acties overeenkomstig artikel 123, lid 6 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 of, indien van toepassing, overeenkomstig artikel 123, lid 7 van die verordening. Het indicatieve bedrag dat moet worden bestemd voor de toepassing van lid 2 van dit artikel wordt vastgelegd in het operationele programma of de operationele programma’s in kwestie.

5.  De beheersautoriteit bepaalt, na raadpleging van de stedelijke autoriteit, de omvang van de taken, die de stedelijke autoriteiten op zich moeten nemen, op het vlak van het beheer van geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling, die moeten worden uitgevoerd door de stedelijke autoriteiten. De beheersautoriteit legt schriftelijk zijn besluit formeel vast. De beheersautoriteit mag zich het recht voorbehouden een laatste keer te controleren of concrete acties in aanmerking komen alvorens ze goed te keuren.

Artikel 8

Innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling

1.  Op initiatief van de Commissie kan het EFRO innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling ondersteunen overeenkomstig artikel 92, lid 8 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Deze acties omvatten studies en proefprojecten voor het vaststellen of beproeven van nieuwe oplossingen voor het aanpakken van uitdagingen die verband houden met duurzame stedelijke ontwikkeling en die van belang zijn op Unieniveau. De Commissie stimuleert de betrokkenheid van relevante partners bedoeld in artikel 5, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bij de voorbereiding en uitvoering van innovatieve acties.

2.  In afwijking van artikel 4 van deze verordening kunnen innovatieve acties alle activiteiten die nodig zijn voor het verwezenlijken van de in artikel 9, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen en de overeenkomstige in artikel 5 van deze verordening omschreven investeringsprioriteiten ondersteunen.

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen houdende gedetailleerde regels met betrekking tot de beginselen voor de selectie en het beheer van innovatieve acties die ondersteund moeten worden door het EFRO overeenkomstig deze verordening.

Artikel 9

Netwerk voor stedelijke ontwikkeling

1.  De Commissie zet in overeenstemming met artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 een netwerk voor stedelijke ontwikkeling op ter bevordering van de capaciteitsopbouw, de vorming van netwerken tussen steden en het uitwisselen van ervaringen op Unieniveau tussen stedelijke autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van duurzame stedelijke ontwikkelingsstrategieën overeenkomstig artikel 7, leden 4 en 5 van deze verordening en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling overeenkomstig artikel 8 van deze verordening.

2.  De activiteiten van het netwerk voor stedelijke ontwikkeling vormen een aanvulling op de activiteiten die worden ondernomen in het kader van de interregionale samenwerking overeenkomstig artikel 2, punt 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ).

Artikel 10

Gebieden met natuurlijke of demografische belemmeringen

In door het EFRO medegefinancierde operationele programma's voor gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen als bedoeld 121, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt bijzondere aandacht besteed aan de aanpak van de specifieke problemen van deze gebieden.

Artikel 11

Meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid

Artikel 4 is niet van toepassing op de specifieke aanvullende toewijzing voor de Meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid. Die toewijzing wordt toegekend aan de in artikel 9, eerste alinea, punten 1, 2, 3, 4 en 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde thematische doelstellingen.

Artikel 12

Ultraperifere gebieden

1.  Artikel 4 is niet van toepassing op de specifieke aanvullende toewijzing voor ultraperifere gebieden. Die toewijzing wordt gebruikt ter compensatie van de extra kosten die, in verband met de in artikel 349VWEU bedoelde bijzondere kenmerken en beperkingen, in de ultraperifere gebieden ontstaan, bij de ondersteuning van:

a) 

de in artikel 9, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven thematische doelstellingen;

b) 

goederenvervoersdiensten en starterssteun voor vervoersdiensten;

c) 

acties die verband houden met opslagbeperkingen, overdimensionering en onderhoud van productiemiddelen, en het gebrek aan menselijk kapitaal op de plaatselijke arbeidsmarkt.

2.  De specifieke aanvullende toewijzing bedoeld in lid 1 mag ook worden gebruikt om exploitatiesteun en uitgaven voor openbaredienstverplichtingen en overheidsopdrachten voor dienstverlening in de ultraperifere gebieden te helpen financieren.

3.  Het bedrag waarvoor het medefinancieringspercentage geldt, is uitsluitend in het geval van exploitatiesteun en uitgaven voor openbaredienstverplichtingen en overheidsopdrachten voor dienstverlening evenredig aan de in lid 1 bedoelde extra kosten voor de begunstigde, maar kan in het geval van investeringsuitgaven de totale in aanmerking komende kosten bestrijken.

4.  De specifieke aanvullende toewijzing bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt niet gebruikt ter ondersteuning van:

a) 

acties voor producten opgesomd in bijlage I bij het VWEU;

b) 

steunmaatregelen voor personenvervoer die zijn toegestaan uit hoofde van artikel 107, lid 2, onder a), VWEU;

c) 

belastingvrijstellingen en vrijstelling van sociale lasten.

5.  In afwijking van artikel 3, lid 1, onder a) en b), kan het EFRO steun verlenen aan productieve investeringen in ondernemingen in ultraperifere regio's, ongeacht de omvang van die ondernemingen.

6.  Artikel 4 is niet van toepassing op het EFRO-aandeel van het totaalbedrag van Mayotte als een ultraperifere regio in de zin van artikel 349 VWEU, en ten minste 50 % van dat EFRO-aandeel wordt toegewezen aan de in artikel 9, eerste alinea, punten 1, 2, 3, 4 en 6, van Verordening (EU) nr. 1303 /2013 vastgestelde thematische doelstellingen.



HOOFDSTUK III

Slotbepalingen

Artikel 13

Overgangsbepalingen

1.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van steunverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1080/2006 of van andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstandsverlening van toepassing. Bijgevolg blijft die verordening of die andere toepasselijke wetgeving na 31 december 2013 van toepassing op die steun of op de betrokken concrete acties tot de afsluiting daarvan. Voor de toepassing van dit lid geldt de steunverlening voor operationele programma's en grote projecten.

2.  Aanvragen voor bijstand die zijn ingediend of goedgekeurd in het kader van Verordening (EG) nr. 1080/2006 blijven geldig.

Artikel 14

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 6, lid 4, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie toegekend met ingang van 21 december 2013 tot en met 31 december 2020.

3.  De in artikel 6, lid 4, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 6, lid 4, en artikel 8, lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt die termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 15

Intrekking

Onverminderd artikel 13 van deze verordening, wordt Verordening (EG) nr. 1080/2006 ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 16

Herziening

Het Europees Parlement en de Raad bezien deze verordening vóór 31 december 2020 opnieuw, overeenkomstig artikel 177 VWEU.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12, lid 6, is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I



GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUTINDICATOREN VOOR DE STEUNVERLENING UIT HET EFRO IN HET KADER VAN DE DOELSTELLING "INVESTEREN IN GROEI EN WERKGELEGENHEID" (ARTIKEL 6)

 

EENHEID

AANDUIDING

Productieve investeringen

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat subsidies ontvangt

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat andere financiële steun dan subsidies ontvangt

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat niet-financiële steun ontvangt

 

ondernemingen

Aantal nieuwe ondernemingen dat steun ontvangt

 

EUR

Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun voor ondernemingen (subsidies)

 

EUR

Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun voor ondernemingen (anders dan subsidies)

 

Voltijd-equivalenten

Werkgelegenheidsgroei in gesteunde ondernemingen

Duurzaam toerisme

bezoeken/jaar

Stijging van het verwachte aantal bezoeken aan plaatsen van cultureel en natuurlijk erfgoed die steun ontvangen

ICT-infrastructuur

huishoudens

Extra huishoudens die toegang hebben tot breedband met snelheid van minstens 30 Mbps

Vervoer

Spoorwegen

kilometers

Totale lengte van nieuwe spoorwegverbindingen waarvan: TEN-V

kilometers

Totale lengte van opnieuw aangelegde of verbeterde spoorwegverbindingen waarvan: TEN-V

Wegen

kilometers

Totale lengte van nieuw aangelegde wegen waarvan: TEN-V

kilometers

Totale lengte van opnieuw aangelegde of verbeterde wegen waarvan: TEN-V

Stadsvervoer

kilometers

Totale lengte van nieuwe of verbeterde tram- en metrolijnen

Binnenwateren

kilometers

Totale lengte van nieuwe of verbeterde binnenwateren

Milieu

Vaste afvalstoffen

ton/jaar

Extra capaciteit voor het recycleren van afvalstoffen

Watervoorziening

personen

Extra aantal inwoners dat profiteert van verbeterde watervoorziening

Afvalwater-behandeling

inwonerequivalent

Extra aantal inwoners dat profiteert van verbeterde afvalwaterbehandeling

Risicopreventie en risicobeheer

personen

Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen overstromingen

personen

Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen bosbranden

Bodemsanering

hectare

Totale oppervlakte van gesaneerde bodem

Natuur en biodiversiteit

hectare

Oppervlakte van habitats die worden gesteund om een betere beschermingsstatus te verwerven

Onderzoek, innovatie

 

voltijd-equivalenten

Aantal nieuwe onderzoekers in gesteunde entiteiten

 

voltijd-equivalenten

Aantal onderzoekers werkzaam in verbeterde onderzoeksinfrastructuurfaciliteiten

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat samenwerkt met onderzoeksinstellingen

 

EUR

Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun voor innovatie of O&O-projecten

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt voor het introduceren van voor de markt nieuwe producten

 

ondernemingen

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt voor het introduceren van voor de onderneming nieuwe producten

Energie en klimaat-verandering

Hernieuwbare energie

MW

Extra capaciteit van productie van energie uit hernieuwbare bronnen

Energie-efficiëntie

huishoudens

Aantal huishoudens met verbeterde energieverbruikclassificatie

 

kWh/jaar

Daling van jaarlijks primair energieverbruik van openbare gebouwen

 

verbruikers

Aantal extra energieverbruikers die zijn aangesloten op slimme netten

Reductie van uitstoot van broeikasgassen

ton CO2eq

Geschatte jaarlijkse daling van uitstoot van broeikasgassen

▼M1

Sociale infrastructuur

Kinderopvang en onderwijs

personen

Capaciteit van gesubsidieerde kinderopvang of onderwijsinfrastructuur

Gezondheid

personen

Inwoners die gedekt zijn door verbeterde gezondheidsdiensten

Huisvesting

huisvestingseenheden

Gerenoveerde huisvesting

 

huisvestingseenheden

Gerenoveerde huisvesting, waarvan voor migranten en vluchtelingen (opvangcentra niet inbegrepen)

Migranten en vluchtelingen

personen

Capaciteit van de infrastructuur ter ondersteuning van migranten en vluchtelingen (andere dan huisvesting)

Specifieke indicatoren voor stedelijke ontwikkeling

 

personen

Inwoners van gebieden met strategieën voor geïntegreerde stedelijke ontwikkeling

 

vierkante meter

Open ruimte die is gecreëerd of hersteld in stedelijke gebieden

 

vierkante meter

Openbare of bedrijfsgebouwen die zijn gebouwd of gerenoveerd in stedelijke gebieden

▼B




BIJLAGE II



CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) No 1080/2006

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 23

Artikel 15

Artikel 24

Artikel 16

Artikel 25

Artikel 17




Gezamenlijke verklaring van Europees Parlement en de Raad betreffende toepassing van artikel 6 van de EFRO-verordening, artikel 15 van de ETS-verordening en artikel 4 van de verordening betreffende het Cohesiefonds

Het Europees Parlement en de Raad nemen kennis van de verzekering van de Commissie aan de EU-wetgever dat de gemeenschappelijke outputindicatoren voor de EFRO-verordening, de ETS verordening en de verordening betreffende het Cohesiefonds die in een bijlage bij elk van deze verordeningen moeten worden opgenomen, het resultaat zijn van een lang voorbereidend proces waarbij de evaluatiedeskundigen zowel van de Commissie als van de lidstaten zijn betrokken en dat deze indicatoren naar verwachting in principe stabiel zullen blijven.



( 1 ) PB C 91 I van 20.3.2020, blz. 1.

( 2 ) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de‐minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de‐minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (Zie bladzijde 470 van dit Publicatieblad).

( 6 ) Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Zie bladzijde 259 van dit Publicatieblad).