17.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1296 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/97 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 13, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van 10 januari 1997 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 voor rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China op de invoer van bepaalde onderdelen van rijwielen uit de Volksrepubliek China en tot heffing van het uitgebreide recht op dergelijke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 703/96 geregistreerde invoer (2), en met name artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als gevolg van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 geldt momenteel een antidumpingrecht (“het uitgebreide recht”) op hoofdbestanddelen van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”) die in de Unie worden ingevoerd.

(2)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 71/97 moest een vrijstellingsregeling worden ingevoerd om goedkeuring te geven voor de vrijstelling van de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen die geen ontwijking van het antidumpingrecht inhoudt. In die vrijstelling werd voorzien door artikel 13, lid 4 (“de vrijstellingsregeling”), van de basisverordening. Op grond van de vrijstellingsregeling kunnen assemblagebedrijven die de antidumpingmaatregel inzake rijwielen niet ontwijken, Chinese rijwielonderdelen met vrijstelling van antidumpingrechten invoeren.

(3)

Het wettelijk kader voor de werking van de vrijstellingsregeling werd vastgelegd in Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie (3) (“de vrijstellingsverordening”). De vrijstellingsverordening is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 512/2013 van de Commissie (4), onder meer om bepalingen betreffende “het toezicht op het eindgebruik” in te voeren voor de assemblage van elektrische rijwielen.

(4)

Na een nieuw onderzoek van de uitbreiding van het antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de VRC tot bepaalde onderdelen van rijwielen uit de VRC uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 (5) besloten de antiontwijkingsmaatregelen voor nog eens vijf jaar te handhaven.

(5)

Overeenkomstig overweging 44 van Verordening (EG) nr. 71/97 evalueert de Commissie het stelsel van vrijstelling voortdurend om het zo nodig aan te passen teneinde rekening te houden met de ervaring die zij met de werking van dit stelsel heeft opgedaan.

(6)

Onder de vrijstellingsregeling als beschreven in artikel 14 van de vrijstellingsverordening kunnen ingevoerde rijwielonderdelen worden gebruikt voor de assemblage van elektrische rijwielen als daarvoor een vergunning waaraan de voorwaarde van “toezicht op het eindgebruik” is verbonden, is afgegeven. Dit artikel geldt echter alleen voor niet-vrijgestelde rijwielassemblagebedrijven. Er moet ook worden voorzien in een procedure aan de hand waarvan vrijgestelde rijwielassemblagebedrijven in de Unie hoofdbestanddelen van rijwielen voor de assemblage van elektrische rijwielen kunnen invoeren.

(7)

De Commissie merkt in dit verband op dat de rijwielmarkt in de Unie zeer dynamisch is en dat de vrijgestelde rijwielassemblagebedrijven zowel elektrische rijwielen als rijwielen zonder motor produceren.

(8)

Het uitgebreide antidumpingrecht is niet van toepassing op de onderdelen voor de assemblage van elektrische rijwielen. Derhalve vallen de assemblageverrichtingen van elektrische rijwielen buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 71/97. In overweging 11 van Verordening (EU) nr. 512/2013 wordt bevestigd dat het gebruik van hoofdbestanddelen van rijwielen voor de assemblage van elektrische rijwielen niet aan het uitgebreide antidumpingrecht op rijwielen onderworpen moet zijn. Volgens die overweging namelijk “is de huidige regeling onduidelijk ten aanzien van de invoer van rijwielonderdelen voor de assemblage van rijwielen met hulpmotor, al dan niet met zijspan, soms ook aangeduid als elektrische rijwielen of “pedelecs”. Complete elektrische rijwielen en dus ook de onderdelen voor de assemblage van elektrische rijwielen vallen noch onder het antidumpingrecht, noch onder het uitgebreide antidumpingrecht, d.w.z. de assemblage van elektrische rijwielen blijft buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 71/97 vallen. Daarom wordt het zinvol geacht de bestaande bepalingen van artikel 14 betreffende “controle van het eindgebruik” van onderdelen uit te breiden tot rijwielonderdelen bestemd voor de assemblage van elektrische rijwielen. De bepalingen betreffende het toezicht op het eindgebruik moeten nationale douaneautoriteiten in staat stellen om na te gaan of ingevoerde onderdelen uiteindelijk gebruikt worden voor de assemblage van normale rijwielen of van elektrische rijwielen.”.

(9)

Na de met de werking van de vrijstellingsregeling opgedane ervaring te hebben geëvalueerd, acht de Commissie het noodzakelijk bepaalde wijzigingen aan te brengen om de vrijstellingsregeling voor de vrijgestelde rijwielassemblagebedrijven gemakkelijker uitvoerbaar te maken.

(10)

In de vrijstellingsregeling moeten relevante bepalingen worden opgenomen met betrekking tot assemblagebedrijven van andere voertuigen dan rijwielen, al dan niet elektrisch, bijvoorbeeld bepaalde steps (6), voor de productie waarvan ook rijwielonderdelen als wielen, wielvorken en sturen kunnen worden gebruikt. Voor bepaalde steps geldt noch het antidumpingrecht noch het uitgebreide antidumpingrecht, zodat de assemblageverrichtingen van steps buiten de werkingssfeer van de uitbreidingsverordening vallen. Daarom wordt het passend geacht de bestaande bepalingen van artikel 14 van de vrijstellingsverordening betreffende “het toezicht op het eindgebruik” van onderdelen die bestemd zijn voor de assemblage van andere producten waarvoor rijwielonderdelen worden gebruikt, uit te breiden. De bepalingen betreffende “het toezicht op het eindgebruik” stellen de nationale douaneautoriteiten in staat om na te gaan of de ingevoerde onderdelen uiteindelijk worden gebruikt voor de assemblage van rijwielen, al dan niet elektrisch, of van andere voertuigen dan rijwielen, al dan niet elektrisch.

(11)

In de vrijstellingsregeling moeten ook relevante bepalingen worden opgenomen met betrekking tot assemblagebedrijven van rijwielonderdelen als remsystemen, voor de productie waarvan ook rijwielonderdelen als remhandels kunnen worden gebruikt. Het wordt noodzakelijk geacht dat voor assemblagebedrijven van rijwielonderdelen dezelfde voorschriften gelden als voor assemblagebedrijven van complete rijwielen, in het bijzonder de verplichtingen van de vrijgestelde partijen als bedoeld in artikel 8 van de vrijstellingsverordening.

(12)

Tegen deze achtergrond en om redenen van rechtszekerheid wordt het passend geacht het toepassingsgebied van de vrijstelling van de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen die worden gebruikt voor de assemblage van andere voertuigen dan rijwielen met hulpmotor, uit te breiden. Daartoe moeten artikel 1, artikel 4, lid 1, onder a), artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 14, onder d), van de vrijstellingsverordening dienovereenkomstig gewijzigd.

(13)

Bovendien kunnen vrijgestelde rijwielproducenten in het kader van de dienstverlening na verkoop en de garantieaanspraken aan hun afnemers hoofdbestanddelen van rijwielen leveren, zonder dat zij aan het antiontwijkingsrecht onderworpen zijn. In dit verband is de Commissie van oordeel dat de vrijgestelde hoofdbestanddelen van rijwielen voor dienstverlening na verkoop en garantieverlening zouden kunnen worden gebruikt. Het in artikel 14, onder c), van de vrijstellingsverordening vastgelegde maximumaantal geldt niet voor dergelijke onderdelen die door de vrijgestelde partijen worden geleverd. Er wordt evenwel beklemtoond dat de voor dat doel geleverde hoeveelheden redelijk moeten zijn en in verhouding moeten staan tot de assemblageverrichting van de vrijgestelde partij overeenkomstig artikel 8 van de vrijstellingsverordening, en de corrigerende werking van het recht in overeenstemming met artikel 13, lid 2, van de basisverordening niet mogen ondermijnen.

(14)

Overeenkomstig het beginsel van behoorlijk bestuur moeten de in de onderhavige verordening voorziene wijzigingen van de vrijstellingsverordening zo spoedig mogelijk voor alle nieuwe en alle lopende onderzoeken gelden.

(15)

Verordening (EG) nr. 88/97 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 88/97 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De definitie van “assemblageverrichting” in artikel 1 wordt vervangen door:

“‘assemblageverrichting’: een verrichting waarbij hoofdbestanddelen van rijwielen voor het assembleren of het afwerken van rijwielen dan wel voor het produceren of het assembleren van delen van rijwielen worden ingebracht;”.

2)

Artikel 4, lid 1, onder a), wordt vervangen door:

“a)

deze bewijsmateriaal bevat dat de aanvrager hoofdbestanddelen van rijwielen voor de productie of assemblage van rijwielen of delen van rijwielen in dusdanige hoeveelheden gebruikt dat de drempel van artikel 14, onder c), wordt overschreden, of de aanvrager een onherroepelijke contractuele verplichting daartoe is aangegaan,”.

3)

Artikel 8, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

“b)

indien zij hoofdbestanddelen van rijwielen in ontvangst neemt die ingevolge artikel 2 van het uitgebreide recht zijn vrijgesteld, deze bestanddelen hetzij bij haar assemblageverrichtingen of de assemblage van andere producten worden gebruikt, hetzij worden vernietigd, hetzij worden wederuitgevoerd, hetzij aan een andere vrijgestelde partij worden doorverkocht.”.

4)

Artikel 14, onder d), wordt vervangen door:

“d)

de hoofdbestanddelen van rijwielen worden gebruikt bij de assemblage van rijwielen met hulpmotor (aanvullende Taric-code 8835) of van andere voertuigen dan rijwielen, ook indien met hulpmotor (aanvullende Taric-code C549).”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is vanaf de datum van inwerkingtreding van toepassing op alle nieuwe en alle lopende onderzoeken.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 16 van 18.1.1997, blz. 55.

(3)  Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht (PB L 17 van 21.1.1997, blz. 17).

(4)  Verordening (EU) nr. 512/2013 van de Commissie van 4 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/97 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht (PB L 152 van 5.6.2013, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 van de Commissie van 28 augustus 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka, Tunesië, Cambodja, Pakistan en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 225 van 29.8.2019, blz. 1).

(6)  Er zijn steps die onder de definitie van een rijwiel vallen. Voor de assemblage van dergelijke steps gelden de voorschriften voor rijwielassemblagebedrijven.