ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 326

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
11 december 2015


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2303 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot specificering van de definities van en coördinering van het aanvullende toezicht op risicoconcentratie en intragroepstransacties ( 1 )

34

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2304 van de Commissie van 10 december 2015 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,3(4)-bèta-glucanase geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen gehouden voor mest- en fokdoeleinden (vergunninghouder Adisseo France SAS) ( 1 )

39

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2305 van de Commissie van 10 december 2015 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4) geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en voor gespeende biggen, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2148/2004 en (EG) nr. 1520/2007 (vergunninghouder Huvepharma NV) ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2306 van de Commissie van 10 december 2015 tot verlening van een vergunning voor L-cysteïnehydrochloride-monohydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden en katten ( 1 )

46

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2307 van de Commissie van 10 december 2015 tot verlening van een vergunning voor menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

49

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2308 van de Commissie van 10 december 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

54

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/2309 van de Raad van 10 december 2015 betreffende het bevorderen van doeltreffende controle op de wapenuitvoer

56

 

*

Besluit (GBVB) 2015/2310 van de Raad van 10 december 2015 houdende wijziging van Besluit 2013/189/GBVB tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie

64

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2311 van de Commissie van 9 december 2015 tot wijziging van de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1500 en (EU) 2015/2055 betreffende beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8585)  ( 1 )

65

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/608 van de Commissie van 14 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermeldingen voor Oekraïne en Israël in de lijst van derde landen, de goedkeuring van het Oekraïense salmonellabestrijdingsprogramma voor legkippen, de voorschriften inzake veterinaire certificering met betrekking tot Newcastle disease en de verwerkingseisen voor eiproducten ( PB L 101 van 18.4.2015 )

68

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1884 van de Commissie van 20 oktober 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor Canada en de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in die landen ( PB L 276 van 21.10.2015 )

69

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/1


RICHTLIJN (EU) 2015/2302 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 november 2015

betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dankzij Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (3) hebben consumenten een aantal belangrijke rechten op het gebied van pakketreizen, in het bijzonder met betrekking tot informatieverstrekking, aansprakelijkheid van handelaren voor de uitvoering van een pakketreis, en bescherming bij insolventie van een organisator of een doorverkoper. Het rechtskader moet echter worden aangepast aan de marktontwikkelingen om de wetgeving geschikter te maken voor de interne markt, onduidelijkheden weg te nemen en hiaten in de wetgeving te dichten.

(2)

Toerisme speelt een belangrijke rol in de economie van de Unie, en pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten („pakketreizen”) beslaan een aanzienlijk deel van de reismarkt. Die markt is aanzienlijk veranderd sinds de vaststelling van Richtlijn 90/314/EEG. Naast de traditionele distributiekanalen wordt het internet een steeds belangrijker medium voor het aanbieden of verkopen van reisdiensten. Reisdiensten worden niet alleen gecombineerd tot de klassieke, kant-en-klare pakketreizen, maar ook tot op maat gesneden vakanties. Veel van deze combinaties van reisdiensten bevinden zich in een juridisch „grijs gebied” of vallen duidelijk niet onder Richtlijn 90/314/EEG. Deze nieuwe richtlijn heeft ten doel de reikwijdte van de bescherming aan te passen aan deze nieuwe ontwikkelingen, te zorgen voor meer transparantie, en reizigers en handelaren meer rechtszekerheid te bieden.

(3)

In artikel 169, lid 1, en artikel 169, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie moet bijdragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van maatregelen die op grond van artikel 114 VWEU worden genomen.

(4)

In Richtlijn 90/314/EEG wordt de lidstaten grote discretionaire bevoegdheid verleend voor de omzetting in nationaal recht. Daardoor blijven tussen de lidstaten grote verschillen bestaan. Juridische versnippering leidt voor ondernemingen tot hogere kosten en tot belemmeringen als zij grensoverschrijdend zaken willen doen, waardoor de keuze voor de consument wordt beperkt.

(5)

De interne markt moet volgens artikel 26, lid 2, en artikel 49 VWEU een ruimte zonder binnengrenzen omvatten waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd. Harmonisatie van de uit overeenkomsten met betrekking tot pakketreizen en met betrekking tot gekoppelde reisarrangementen voortvloeiende rechten en verplichtingen is noodzakelijk voor de totstandkoming van een echte interne markt voor de consument op dat gebied, met het juiste evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van ondernemingen.

(6)

De grensoverschrijdende mogelijkheden van de pakketreizenmarkt in de Unie worden momenteel niet volledig benut. De verschillen tussen de lidstaten inzake de regels ter bescherming van de reiziger weerhouden reizigers in de ene lidstaat ervan pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen in een andere lidstaat te kopen; tegelijkertijd weerhouden die verschillen organisatoren en doorverkopers in de ene lidstaat ervan dergelijke diensten in een andere lidstaat te verkopen. Om reizigers en handelaren in staat te stellen volledig van de interne markt te profiteren en tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen in de gehele Unie, moeten de wettelijke regels van de lidstaten inzake pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen meer op elkaar worden afgestemd.

(7)

De meeste reizigers die pakketreizen of gekoppelde reisarrangementen kopen, zijn consumenten in de zin van het consumentenrecht van de Unie. Tegelijkertijd is het onderscheid tussen consumenten en vertegenwoordigers van kleine ondernemingen of beroepsbeoefenaren die een zaken- of dienstreis boeken via dezelfde boekingskanalen als consumenten niet altijd even duidelijk. Die reizigers hebben vaak een vergelijkbaar beschermingsniveau nodig. Daartegenover staan bedrijven of organisaties die reisarrangementen boeken op basis van een algemene overeenkomst die vaak voor verscheidene reisarrangementen of voor een specifieke periode met bijvoorbeeld een reisagentschap is afgesloten. Voor laatstgenoemde soort reisarrangementen is niet hetzelfde beschermingsniveau vereist als voor consumenten. Om die reden dient deze richtlijn te gelden voor zakenreizigers (waaronder beoefenaren van vrije beroepen, zelfstandigen of andere natuurlijke personen) die geen reisarrangementen op basis van een algemene overeenkomst boeken. Om verwarring met het begrip „consument” dat gebruikt wordt in andere wetgeving van de Unie te voorkomen, dienen de personen die in het kader van deze richtlijn bescherming genieten, „reizigers” te worden genoemd.

(8)

Daar reisdiensten op veel verschillende manieren kunnen worden gecombineerd, dienen alle reisdienstencombinaties waarvan de kenmerken door reizigers typisch met pakketreizen worden geassocieerd, als pakketreizen te worden beschouwd, met name indien afzonderlijke reisdiensten worden gecombineerd tot één reisproduct waarbij de verantwoordelijkheid voor de goede uitvoering ervan bij de organisator berust. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (4) mag het geen verschil uitmaken of reisdiensten zijn gecombineerd voordat contact met de reiziger plaatsvindt dan wel op verzoek van of volgens de keuze van de reiziger. Dezelfde principes dienen te gelden ongeacht of de reis via een klassiek reisbureau of online wordt geboekt.

(9)

Ter wille van de transparantie dient een onderscheid te worden gemaakt tussen pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen. Bij de laatstgenoemde wordt de aankoop van reisdiensten door reizigers door een online- of klassieke handelaar gefaciliteerd, waarbij de reiziger met verschillende reisdienstverleners overeenkomsten sluit, onder meer via onderling verbonden boekingsprocedures; hierbij ontbreken de kenmerken van een pakketreis en het zou niet passend zijn hierop alle verplichtingen die voor pakketreizen gelden, toe te passen.

(10)

Gezien de marktontwikkelingen dient het begrip „pakketreis” nader te worden gedefinieerd op basis van alternatieve objectieve criteria die in de eerste plaats betrekking hebben op de manier waarop de reisdiensten worden aangeboden of gekocht, en op basis waarvan reizigers redelijkerwijs mogen verwachten onder de bescherming van deze richtlijn te vallen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer verschillende soorten reisdiensten voor één reis of vakantie bij één verkooppunt worden gekocht en deze diensten gekozen zijn voordat de reiziger ermee instemt te betalen, dit wil zeggen binnen dezelfde boekingsprocedure, of wanneer deze diensten voor een gezamenlijke prijs of een totaalprijs worden aangeboden, verkocht of gefactureerd, alsmede wanneer reisdiensten worden aangeboden of verkocht als „pakketreis” of onder een vergelijkbare benaming waaruit een nauw verband tussen de betrokken reisdiensten blijkt. Mogelijke vergelijkbare benamingen zijn bijvoorbeeld „combinatiereis”, „all-inclusive” of „all-inarrangement”.

(11)

Duidelijk dient te zijn dat reisdiensten gecombineerd nadat er een overeenkomst is gesloten, waarbij de handelaar de reiziger een keuze laat maken uit een selectie van verschillende soorten reisdiensten, zoals bij een pakketreiscadeaubon, pakketreizen vormen. Daarnaast moet een combinatie van reisdiensten als een pakketreis worden aangemerkt indien de naam van de reiziger, de betalingsgegevens en het e-mailadres tussen de handelaren worden doorgegeven en indien er een andere overeenkomst wordt gesloten uiterlijk 24 uur nadat de boeking van de eerste reisdienst is bevestigd.

(12)

Tegelijkertijd dienen gekoppelde reisarrangementen te worden onderscheiden van reisdiensten die de reiziger onafhankelijk boekt, vaak op verschillende tijdstippen, ook al wordt dat voor dezelfde reis of vakantie gedaan. Online aangeboden gekoppelde reisarrangementen dienen ook te worden onderscheiden van gekoppelde websites die niet tot doel hebben een overeenkomst met de reiziger te sluiten en van links die reizigers naar algemene informatie over andere reisdiensten leiden; daarbij kan worden gedacht aan hotels of organisatoren van evenementen die een lijst van alle aanbieders van vervoersdiensten naar hun adres op hun website plaatsen zonder die informatie te koppelen aan een boeking, of aan cookies of metadata die worden gebruikt om advertenties op websites te plaatsen.

(13)

Er dienen specifieke regels te worden vastgesteld voor, enerzijds, klassieke en onlinehandelaren die reizigers tijdens één bezoek aan of contactmoment op hun verkooppunt bij het sluiten van afzonderlijke overeenkomsten met verschillende dienstverleners assisteren, en, anderzijds, onlineoperatoren die de aankoop van ten minste één aanvullende reisdienst bij een andere handelaar gericht faciliteren, bijvoorbeeld via onderling verbonden onlineboekingsprocedures, indien een overeenkomst uiterlijk 24 uur na de bevestiging van de boeking van de eerste reisdienst wordt gesloten. Dat faciliteren zal veelal plaatsvinden in het kader van een commerciële, op een vergoeding gebaseerde band tussen de handelaar die de aankoop van de aanvullende reisdiensten faciliteert, en de andere handelaar, ongeacht de methode voor het berekenen van de vergoeding, bijvoorbeeld op basis van het aantal klikken of van de omzet. Die regels zouden bijvoorbeeld gelden wanneer een reiziger, samen met de bevestiging van een eerste geboekte reisdienst, zoals een vlucht of een treinreis, een uitnodiging ontvangt om een aanvullende reisdienst op de gekozen bestemming te boeken, bijvoorbeeld hotelaccommodatie, met een link naar de boekingswebsite van een andere dienstverlener of tussenpersoon. Hoewel dergelijke arrangementen geen pakketreis mogen vormen in de zin van deze richtlijn, uit hoofde waarvan de verantwoordelijkheid voor het goed uitvoeren van alle reisdiensten bij één organisator berust, vormen deze gekoppelde reisarrangementen wel een alternatief bedrijfsmodel dat vaak scherp met pakketreizen concurreert.

(14)

Met het oog op de eerlijke mededinging en de bescherming van reizigers dient ook bij gekoppelde reisarrangementen de verplichting te gelden dat afdoende wordt aangetoond dat in geval van insolventie de terugbetaling van betalingen en de repatriëring van reizigers is verzekerd.

(15)

De aankoop van één op zichzelf staande reisdienst mag niet worden aangemerkt als een pakketreis, noch als een gekoppeld reisarrangement.

(16)

Om reizigers meer duidelijkheid te bieden en in staat te stellen met kennis van zaken een keuze te maken uit de verschillende soorten reisarrangementen, dienen handelaren te worden verplicht op een duidelijke en in het oog springende manier aan te geven, voordat de reiziger ermee instemt te betalen, of zij een pakketreis dan wel een gekoppeld reisarrangement aanbieden en informatie te verstrekken over het desbetreffende beschermingsniveau. In de verklaring van de handelaar omtrent de juridische aard van het aangeboden reisproduct dient de werkelijke juridische aard van het betrokken product te worden vermeld. De relevante handhavingsinstanties dienen op te treden tegen handelaren die reizigers onjuiste informatie verschaffen.

(17)

Om te bepalen of het om een pakketreis of een gekoppeld reisarrangement gaat, mag alleen een combinatie van verschillende soorten reisdiensten zoals accommodatie, personenvervoer per bus, trein, boot of vliegtuig, en verhuur van motorvoertuigen en bepaalde motorfietsen in aanmerking worden genomen. Accommodatie die is bestemd voor bewoning, met inbegrip van accommodatie voor langlopende taalcursussen, mag niet worden beschouwd als accommodatie in de zin van deze richtlijn. Financiële diensten zoals reisverzekeringen mogen niet worden beschouwd als reisdiensten. Ook diensten die intrinsiek deel uitmaken van een andere reisdienst, mogen niet worden beschouwd als op zichzelf staande reisdiensten. Dit heeft onder meer betrekking op vervoer van bagage als onderdeel van personenvervoer, vervoerdiensten over korte afstanden zoals vervoer van passagiers in het kader van een rondleiding of vervoer tussen een hotel en een luchthaven of treinstation, verstrekking van maaltijden, dranken en schoonmaakdiensten als onderdeel van de accommodatie, of toegang tot voorzieningen ter plaatse zoals een voor de hotelgasten inbegrepen zwembad, sauna, wellnessruimte of gymzaal. Dat betekent ook dat, anders dan bij cruises het geval is, overnachtingsaccommodatie die als onderdeel van personenvervoer over de weg of per trein, boot of vliegtuig wordt verstrekt, niet als een op zichzelf staande reisdienst mag worden beschouwd indien het vervoerselement duidelijk de overhand heeft.

(18)

Andere toeristische diensten die niet intrinsiek van personenvervoer, accommodatie of verhuur van motorvoertuigen of bepaalde motorfietsen deel uitmaken, zijn bijvoorbeeld toegangskaarten voor concerten, sportevenementen, excursies of evenementenparken, rondleidingen, skipassen en verhuur van sportuitrusting (bijvoorbeeld skimateriaal), of wellnessbehandelingen. Wanneer deze diensten echter slechts met één andere soort reisdienst worden gecombineerd, bijvoorbeeld met accommodatie, mag deze combinatie alleen als een pakketreis of gekoppeld reisarrangement aangemerkt worden indien die diensten een aanzienlijk deel van de waarde van de pakketreis of het gekoppeld reisarrangement vertegenwoordigen, of aangeprezen worden als een essentieel kenmerk van de reis of vakantie of anderszins een essentieel kenmerk van de reis of vakantie vormen. Wanneer andere toeristische diensten minimaal 25 % van de waarde van de combinatie uitmaken, moet worden aangenomen dat die diensten een aanzienlijk deel van de waarde van de pakketreis of van het gekoppelde reisarrangement vertegenwoordigen. Verduidelijkt moet tevens worden dat wanneer andere toeristische diensten achteraf worden toegevoegd (bijvoorbeeld reisdiensten die door een reiziger na aankomst in het hotel worden toegevoegd aan de hotelaccommodatie, die als op zichzelf staande dienst was geboekt) dit niet mag worden beschouwd als een pakketreis. Dit mag niet leiden tot omzeiling van deze richtlijn, in die zin dat organisatoren of doorverkopers de reiziger zouden gaan aanbieden om vooraf aanvullende toeristische diensten te selecteren en de overeenkomst voor die diensten vervolgens slechts na aanvang van de uitvoering van de eerste reisdienst ter ondertekening zouden voorleggen.

(19)

Omdat reizigers bij korte reizen minder bescherming behoeven en omdat handelaren niet onnodig moeten worden belast, dienen reizen die korter dan 24 uur duren en waarbij geen accommodatie nodig is, alsmede pakketreizen of gekoppelde reisarrangementen die uitsluitend incidenteel en zonder winstoogmerk worden aangeboden of gefaciliteerd en voor een beperkte groep van reizigers, te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze richtlijn. Tot deze tweede categorie kunnen bijvoorbeeld reizen behoren die liefdadigheidsinstellingen, sportverenigingen of scholen niet meer dan enkele keren per jaar voor hun leden organiseren, en die niet worden aangeboden aan het publiek. Teneinde ervoor te zorgen dat handelaren en reizigers er naar behoren over worden geïnformeerd dat die pakketreizen of gekoppelde reisarrangementen niet onder deze richtlijn vallen, moet passende informatie over die uitsluiting ervan openbaar toegankelijk worden gemaakt.

(20)

Deze richtlijn dient het nationale verbintenissenrecht onverlet te laten voor de aspecten die zij niet bestrijkt.

(21)

De lidstaten dienen bevoegd te blijven om, overeenkomstig het Unierecht, de bepalingen van deze richtlijn toe te passen op gebieden die niet onder het toepassingsgebied ervan vallen. Daarom mag een lidstaat, met betrekking tot overeenkomsten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, nationale wetgeving handhaven of invoeren die overeenstemt met de bepalingen of met een aantal bepalingen van deze richtlijn. De lidstaten kunnen overeenkomstige bepalingen bijvoorbeeld behouden of invoeren voor een aantal op zichzelf staande overeenkomsten betreffende één reisdienst (zoals de huur van vakantiewoningen) of voor pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen die zonder winstoogmerk en slechts incidenteel aangeboden worden aan of gefaciliteerd worden voor een beperkte groep reizigers, of voor pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen die een periode van minder dan 24 uur bestrijken en geen accommodatie omvatten.

(22)

Het voornaamste kenmerk van een pakket is dat ten minste één handelaar als organisator aansprakelijk is voor de goede uitvoering van het gehele pakket. Een handelaar, meestal een klassiek of onlinereisbureau, dient slechts als louter doorverkoper of tussenpersoon te kunnen optreden, zonder aansprakelijk te zijn als organisator, wanneer een andere handelaar optreedt als organisator van een pakket. Of een handelaar optreedt als organisator van een bepaalde pakketreis, dient af te hangen van de mate waarin die handelaar bij de opzet van de pakketreis betrokken is, en niet van welke omschrijving die handelaar aan zijn activiteiten geeft. Bij het beoordelen van de vraag of een handelaar een organisator of een doorverkoper is, mag het geen verschil uitmaken of de handelaar zich aan de aanbodzijde bevindt dan wel zich presenteert als een agent van de reiziger.

(23)

Richtlijn 90/314/EEG laat de lidstaten vrij om te bepalen of doorverkopers, organisatoren, of zowel doorverkopers als organisatoren aansprakelijk zijn voor de goede uitvoering van een pakketreis. Door die flexibiliteit is het in sommige lidstaten onduidelijk welke handelaar aansprakelijk is voor de uitvoering van de desbetreffende reisdiensten. Daarom dient in deze richtlijn te worden verduidelijkt dat organisatoren verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de reisdiensten waarop de pakketreisovereenkomst betrekking heeft, tenzij het nationale recht bepaalt dat zowel de organisator als de doorverkoper aansprakelijk zijn.

(24)

Bij pakketreizen dienen doorverkopers samen met de organisator verantwoordelijk te zijn voor het verstrekken van precontractuele informatie. Om de communicatie, vooral bij grensoverschrijdende gevallen, makkelijker te laten verlopen, dienen reizigers ook via de doorverkoper bij wie zij de pakketreis hebben gekocht, contact te kunnen opnemen met de organisator.

(25)

De reiziger dient alle nodige informatie te ontvangen voordat hij een pakketreis koopt, ongeacht of die wordt verkocht met behulp van telecommunicatie, over de toonbank of via andere distributiekanalen. Bij het verstrekken van die informatie aan reizigers die vanwege hun leeftijd of een lichamelijke handicap bijzonder kwetsbaar zijn, dient de handelaar rekening te houden met de specifieke behoeften die hij met betrekking tot deze reizigers redelijkerwijs kon voorzien.

(26)

Belangrijke informatie, bijvoorbeeld over de voornaamste kenmerken van de reisdiensten of de prijzen die in advertenties, op de website van de organisator of in brochures als onderdeel van de precontractuele informatie wordt verstrekt, dient bindend te zijn, tenzij de organisator zich het recht voorbehoudt deze elementen te wijzigen en deze wijzigingen op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier worden meegedeeld aan de reiziger voordat de pakketreisovereenkomst wordt gesloten. Met de huidige communicatietechnologieën, waarmee het eenvoudig is om informatie bij te werken, hoeven er echter niet langer specifieke voorschriften voor brochures te worden vastgelegd; wel dient ervoor te worden gezorgd dat wijzigingen in de precontractuele informatie aan de reiziger worden meegedeeld. Het dient steeds mogelijk te zijn precontractuele informatie te wijzigen wanneer beide partijen bij de pakketreisovereenkomst daar expliciet mee instemmen.

(27)

De informatieverplichtingen van deze richtlijn zijn uitputtend, maar dienen de informatieverplichtingen die in andere toepasselijke wetgeving van de Unie zijn vastgelegd, onverlet te laten (5).

(28)

De organisatoren dienen algemene informatie betreffende de in het land van bestemming geldende visumplicht te verstrekken. Informatie over de termijn die bij benadering nodig is voor het verkrijgen van een visum, kan worden verstrekt in de vorm van een verwijzing naar officiële informatie van het land van bestemming.

(29)

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van pakketreisovereenkomsten dient te worden vastgelegd welke rechten en verplichtingen de partijen die de overeenkomst sluiten, hebben in de periode vóór en na het begin van de pakketreis, met name wanneer de pakketreis niet naar behoren wordt uitgevoerd of wanneer bepaalde omstandigheden veranderen.

(30)

Daar pakketreizen vaak lang van tevoren worden gekocht, kunnen zich onvoorziene omstandigheden voordoen. Daarom dient de reiziger onder bepaalde voorwaarden te mogelijkheid te hebben een pakketreisovereenkomst aan een andere reiziger over te dragen. In dergelijke gevallen dient de organisator de mogelijkheid te hebben zijn onkosten terug te vorderen, bijvoorbeeld wanneer een subcontractant een vergoeding vraagt voor het wijzigen van de naam van de reiziger of voor het annuleren en vervangen van een reisbiljet.

(31)

Reizigers dienen ook in staat te zijn de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis te allen tijde te beëindigen tegen betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding, rekening houdend met te verwachten kostenbesparingen en inkomsten uit alternatief gebruik van de reisdiensten. Zij dienen eveneens het recht te hebben de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding te beëindigen wanneer onvermijdbare en buitengewone omstandigheden aanzienlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van de pakketreis. Voorbeelden zijn oorlog of andere ernstige veiligheidsproblemen zoals terrorisme, grote gevaren voor de menselijke gezondheid zoals de uitbraak van een ernstige ziekte op de reisbestemming, of natuurrampen zoals overstromingen, aardbevingen of weersomstandigheden, waardoor veilig reizen naar de in de pakketreisovereenkomst overeengekomen bestemming onmogelijk is geworden.

(32)

In specifieke gevallen dient de organisator ook het recht te hebben om vóór het begin van de pakketreis de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een schadevergoeding te beëindigen, bijvoorbeeld wanneer het minimumaantal deelnemers niet is bereikt en in de overeenkomst in die mogelijkheid is voorzien. In dat geval dient de organisator alle met betrekking tot de pakketreis verrichte betalingen terug te betalen.

(33)

In bepaalde omstandigheden dient de organisator te beschikken over de mogelijkheid de pakketreisovereenkomst eenzijdig te wijzigen. Reizigers dienen dan echter het recht te hebben de pakketreisovereenkomst te beëindigen indien de wijzigingen een aanzienlijke verandering van de voornaamste kenmerken van de reisdiensten inhouden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de kwaliteit of de waarde van de reisdiensten afneemt. Wijzigingen van de in de pakketreisovereenkomst opgenomen vertrek- of aankomsttijd moeten onder meer als aanzienlijk worden beschouwd wanneer ze voor de reiziger een aanzienlijk ongemak of aanvullende kosten met zich brengen, bijvoorbeeld omdat hij daardoor nieuw vervoer of nieuwe accommodatie moet boeken. Prijsverhogingen dienen slechts mogelijk te zijn indien er veranderingen zijn opgetreden in de kostprijs van brandstof of van andere energiebronnen voor personenvervoer, in belastingen of vergoedingen die worden geheven door niet direct bij de uitvoering van de in de pakketreisovereenkomst begrepen reisdiensten betrokken derden, of in de wisselkoersen die van belang zijn voor de pakketreis, mits de overeenkomst expliciet voorziet in de mogelijkheid van een dergelijke prijsverhoging en bepaalt dat de reiziger recht heeft op een prijsverlaging die overeenstemt met een verlaging van die kosten. Indien de organisator een prijsstijging met meer dan 8 % van de totaalprijs voorstelt, dient de reiziger het recht te hebben de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding te beëindigen.

(34)

Er dienen specifieke regels te worden vastgesteld voor het verhelpen van de non-conforme uitvoering van de pakketreisovereenkomst. De reiziger dient erop te kunnen rekenen dat problemen worden opgelost en dient geschikte alternatieve arrangementen aangeboden te krijgen wanneer een aanzienlijk deel van de reisdiensten waarop de pakketreisovereenkomst betrekking heeft niet kan worden verstrekt. Indien de organisator de non-conformiteit niet binnen een door de reiziger bepaalde redelijke termijn verhelpt, moet de reiziger dat zelf kunnen doen en om terugbetaling van de noodzakelijke uitgaven kunnen verzoeken. In bepaalde gevallen dient het bepalen van een termijn niet nodig te zijn, met name wanneer onmiddellijk herstel nodig is. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer, als gevolg van een vertraging van een door de organisator ter beschikking gestelde bus, de reiziger een taxi moet nemen om zijn vlucht te halen. De reizigers dienen ook aanspraak te hebben op een prijsverlaging, beëindiging van de pakketreisovereenkomst en/of schadevergoeding. Ook immateriële schade dient te worden vergoed; deze kan bestaan uit schadevergoeding voor een derving van reis- of vakantiegenot ten gevolge van aanzienlijke problemen bij de uitvoering van de desbetreffende reisdiensten. De reiziger dient te worden verplicht om, rekening houdend met de omstandigheden, de organisator onverwijld op de hoogte te brengen van iedere non-conformiteit die hij ervaart tijdens de uitvoering van een in de pakketreisovereenkomst begrepen reisdienst. Indien hij dat nalaat, kan daarmee bij het bepalen van de redelijke prijsverlaging of schadevergoeding rekening worden gehouden voor zover een dergelijke mededeling van de non-conformiteit de schade had kunnen voorkomen of beperken.

(35)

Met het oog op de samenhang dienen de bepalingen van deze richtlijn te worden afgestemd op de internationale verdragen over reisdiensten en op de wetgeving van de Unie inzake passagiersrechten. Wanneer de organisator aansprakelijk is voor het niet of niet goed uitvoeren van de reisdiensten waarop de pakketreisovereenkomst betrekking heeft, dient de organisator zich te kunnen beroepen op de beperking van de aansprakelijkheid van dienstverleners zoals die is geregeld bij internationale verdragen zoals het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Montreal, 1999) (6), het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif, 1980) (7), en het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee (1974) (8). Wanneer het als gevolg van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden onmogelijk is ervoor te zorgen dat de reiziger tijdig naar de plaats van vertrek kan terugkeren, dient de organisator de kosten van de voor de reiziger noodzakelijke accommodatie op zich te nemen, met een maximum van drie nachten per reiziger, tenzij bestaande of toekomstige Uniewetgeving op het gebied van passagiersrechten in een langere periode voorziet.

(36)

Deze richtlijn dient de rechten van reizigers om vorderingen in te dienen op grond van zowel deze richtlijn als andere toepasselijke Uniewetgeving of internationale overeenkomsten onverlet te laten, zodat reizigers de mogelijkheid behouden om vorderingen in te dienen bij de organisator, de vervoerder of elke andere aansprakelijke partij of, in voorkomend geval, meer dan een partij. Om overcompensatie te voorkomen moet worden verduidelijkt dat uit hoofde van deze richtlijn toegekende schadevergoeding of prijsverlaging en uit hoofde van andere toepasselijke Uniewetgeving of internationale overeenkomsten toegekende compensatie of prijsverlaging van elkaar moeten worden afgetrokken. De aansprakelijkheid van de organisator moet het recht om verhaal te halen op derden, met inbegrip van dienstverleners, onverlet laten.

(37)

De organisator dient verplicht te zijn onverwijld passende bijstand te verlenen ingeval de reiziger tijdens de reis of vakantie in moeilijkheden verkeert. Deze bijstand dient voornamelijk te bestaan uit het, waar passend, verstrekken van informatie over bijvoorbeeld medische diensten, plaatselijke autoriteiten en consulaire bijstand, en in praktische bijstand, zoals bij communicatie op afstand en het regelen van alternatieve reisarrangementen.

(38)

In haar mededeling van 18 maart 2013 getiteld „Passagiersbescherming in geval van insolventie van luchtvaartmaatschappijen” heeft de Commissie maatregelen voorgesteld om reizigers in geval van insolventie van een luchtvaartmaatschappij meer bescherming te bieden, onder meer dankzij een betere handhaving van Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) en van Verordening (EG) nr. 1008/2008 en nauwere samenwerking met de sector; als dit niet blijkt te werken, kan ook nieuwe wetgeving worden overwogen. Die mededeling heeft betrekking op de aankoop van een afzonderlijke component, namelijk een vliegreis en is dus niet van toepassing op bescherming bij insolventie in geval van pakketreizen en voor gekoppelde reisarrangementen.

(39)

De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat reizigers die een pakketreis kopen, volledig tegen insolventie van de organisator zijn beschermd. De lidstaten waar organisatoren zijn gevestigd, dienen ervoor te zorgen dat deze de terugbetaling van alle door of namens de reizigers betaalde bedragen garanderen en, indien een pakketreis personenvervoer omvat, de repatriëring van reizigers in geval van insolventie van de organisatoren verzekeren. Het moet echter mogelijk zijn reizigers de voortzetting van de pakketreis aan te bieden. De lidstaten zijn vrij om te bepalen hoe zij de bescherming bij insolventie zullen regelen, maar zij dienen er wel op toe te zien dat de bescherming afdoende is. Doeltreffendheid houdt in dat de bescherming beschikbaar wordt zodra wegens de liquiditeitsproblemen van de organisator reisdiensten niet worden uitgevoerd, niet of slechts ten dele zullen worden uitgevoerd, of ingeval de dienstverleners reizigers verplichten ervoor te betalen. De lidstaten moeten kunnen voorschrijven dat de organisatoren aan de reizigers een certificaat afgeven waaruit blijkt dat zij een rechtstreeks recht hebben ten aanzien van de verstrekker van de bescherming bij insolventie.

(40)

Om doeltreffend te zijn moet de bescherming bij insolventie de te voorziene bedragen van de betalingen waarop de insolventie van de organisator betrekking heeft, en, waar toepasselijk, de te voorziene kosten voor repatriëring dekken. De bescherming dient dus toereikend te zijn voor alle te voorziene betalingen die door of namens reizigers worden verricht voor pakketreizen in het hoogseizoen, waarbij rekening wordt gehouden met het tijdsverloop tussen de ontvangst van de betaling en de uitvoering van de reis of vakantie, alsmede, waar van toepassing, met de te voorziene kosten voor repatriëring. Algemeen gesproken dient de zekerheid dus een voldoende hoog percentage van de pakketreizenomzet van de organisator te bestrijken. Zij kan afhankelijk zijn van factoren zoals de soort verkochte pakketreis, onder meer wat betreft de vervoerswijze of de reisbestemming, en van eventuele wettelijke beperkingen of de toezeggingen van de organisator inzake het bedrag aan vooruitbetalingen dat hij mag aanvaarden en het tijdstip van de betaling daarvan vóór het begin van de pakketreis. Hoewel voor de berekening van de benodigde dekking kan worden uitgegaan van de recentste bedrijfsgegevens, zoals de omzet van het laatste boekjaar, dienen de organisatoren verplicht te worden om bij verhoogd risico de bescherming bij insolventie aan te passen, onder meer bij een aanmerkelijke stijging in de verkoop van pakketreizen. Doeltreffende bescherming bij insolventie dient echter geen rekening te houden met zeer geringe risico's, bijvoorbeeld de gelijktijdige insolventie van verscheidene van de grootste organisatoren, wanneer dit de kosten van de bescherming onevenredig zou beïnvloeden en derhalve de doeltreffendheid ervan in de weg zou staan. In dergelijke gevallen kan de borgstelling voor terugbetalingen worden beperkt.

(41)

Gelet op de verschillen in het nationale recht en de nationale gebruiken in verband met de partijen bij een pakketreisovereenkomst en het ontvangen van door of namens de reizigers verrichte betalingen, dienen de lidstaten te kunnen voorschrijven dat de doorverkopers ook voorzien in bescherming bij insolventie.

(42)

In overeenstemming met Richtlijn 2006/123/EG is het raadzaam regels vast te leggen om te voorkomen dat de verplichtingen inzake bescherming bij insolventie een belemmering vormen voor het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging. Daarom dienen de lidstaten verplicht te worden de bescherming bij insolventie volgens het recht van de lidstaat van vestiging te erkennen. Om op het vlak van bescherming bij insolventie de administratieve samenwerking en het toezicht op organisatoren en, waar van toepassing, doorverkopers die actief zijn in verschillende lidstaten te vergemakkelijken, dienen lidstaten verplicht te worden centrale contactpunten aan te wijzen.

(43)

Handelaren die gekoppelde reisarrangementen faciliteren, dienen te worden verplicht de reiziger mee te delen dat hij geen pakketreis koopt en dat de afzonderlijke reisdienstverleners uitsluitend aansprakelijk zijn voor de goede uitvoering van hun eigen overeenkomsten. Handelaren die gekoppelde reisarrangementen faciliteren, dienen voorts te worden verplicht om te voorzien in bescherming bij insolventie met betrekking tot de terugbetaling van de door hen ontvangen betalingen en, wanneer zij aansprakelijk zijn voor het personenvervoer, met betrekking tot de repatriëring van de reizigers; zij dienen de reizigers daarvan in kennis te stellen. Handelaren die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de afzonderlijke overeenkomsten die deel uitmaken van een gekoppeld reisarrangement, zijn onderworpen aan de algemene consumentenbeschermingswetgeving en de sectorspecifieke wetgeving van de Unie.

(44)

Bij het vaststellen van voorschriften inzake regelingen voor bescherming bij insolventie met betrekking tot pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, mag de lidstaten de mogelijkheid niet worden ontzegd om rekening te houden met de specifieke situatie van kleinere ondernemingen, zolang het niveau van bescherming van de reizigers gehandhaafd blijft.

(45)

Reizigers moeten bescherming genieten tegen fouten die zich tijdens de boekingsprocedure voor pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen voordoen.

(46)

Bevestigd dient te worden dat reizigers geen afstand kunnen doen van rechten die uit deze richtlijn voortvloeien, en dat organisatoren of handelaren die gekoppelde reisarrangementen faciliteren, zich niet aan hun verplichtingen kunnen onttrekken met het argument dat zij slechts als reisdienstverlener, tussenpersoon of in een andere hoedanigheid optreden.

(47)

De lidstaten dienen regels vast te stellen inzake sancties voor inbreuken op nationale bepalingen waarbij deze richtlijn wordt omgezet en erop toezien dat zij ten uitvoer worden gelegd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(48)

Door de vaststelling van deze richtlijn moeten bepaalde wetgevingsbesluiten van de Unie op het gebied van consumentenbescherming worden aangepast. Met name dient te worden verduidelijkt dat Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing is op inbreuken op deze richtlijn. Gezien het feit dat Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (11) in haar huidige vorm niet van toepassing is op overeenkomsten die onder Richtlijn 90/314/EEG vallen, dient ook Richtlijn 2011/83/EU te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat zij van toepassing blijft op afzonderlijke reisdiensten die deel uitmaken van een gekoppeld reisarrangement, voor zover die afzonderlijke diensten niet anderszins van het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/83/EU worden uitgesloten, en dat bepaalde bij die richtlijn geregelde consumentenrechten ook van toepassing zijn op pakketreizen.

(49)

Deze richtlijn laat regels inzake de bescherming van persoonsgegevens als bepaald in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) en de Unieregels inzake internationaal privaatrecht, waaronder Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (13), onverlet.

(50)

Er moet worden verduidelijkt dat de wettelijke eisen van deze richtlijn inzake bescherming bij insolventie en informatie met betrekking tot gekoppelde reisarrangementen ook dienen te gelden voor niet in een lidstaat gevestigde handelaren die hun activiteiten in de zin van Verordening (EG) nr. 593/2008 en Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (14) op welke manier dan ook op een of meer lidstaten richten.

(51)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk bij te dragen tot de goede werking van de interne markt en tot de verwezenlijking van een hoog en zo uniform mogelijk niveau van consumentenbescherming, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(52)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Deze richtlijn eerbiedigt in het bijzonder de in artikel 16 van het Handvest neergelegde vrijheid van ondernemerschap en zorgt in overeenstemming met artikel 38 van het Handvest voor een hoog niveau van consumentenbescherming.

(53)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (15) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(54)

Richtlijn 90/314/EEG moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN NIVEAU VAN HARMONISATIE

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn heeft tot doel bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en de verwezenlijking van een hoog en zo uniform mogelijk niveau van consumentenbescherming door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen reizigers en handelaren gesloten overeenkomsten betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen onderling aan te passen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op pakketreizen die door handelaren aan reizigers te koop worden aangeboden of verkocht en op gekoppelde reisarrangementen die door handelaren voor reizigers worden gefaciliteerd.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen die een periode van minder dan 24 uur beslaan, tenzij zij een overnachting omvatten;

b)

pakketreizen die worden aangeboden en gekoppelde reisarrangementen die worden gefaciliteerd, incidenteel en zonder winstoogmerk alsook uitsluitend aan een beperkte groep reizigers;

c)

pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen die worden gekocht op basis van een algemene overeenkomst voor het regelen van zakenreizen tussen een handelaar en een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit.

3.   Voor zover algemene aspecten van het verbintenissenrecht niet bij deze richtlijn worden geregeld, laat deze richtlijn de algemene bepalingen van het nationale verbintenissenrecht, zoals over de geldigheid, het ontstaan of de gevolgen van overeenkomsten, onverlet.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1)   „reisdienst”:

a)

personenvervoer;

b)

accommodatie die niet intrinsiek deel uitmaakt van personenvervoer en die niet voor bewoning is bestemd;

c)

verhuur van auto's, andere motorvoertuigen in de zin van artikel 3, punt 11, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (16), of motorrijwielen waarvoor een rijbewijs van categorie A in overeenstemming met artikel 4, lid 3, onder c), van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad (17) is vereist;

d)

andere toeristische diensten die niet intrinsiek deel uitmaken van een reisdienst in de zin van de punten a), b) of c);

2)   „pakketreis”: een combinatie van ten minste twee verschillende soorten reisdiensten voor dezelfde reis of vakantie, ingeval:

a)

deze diensten worden gecombineerd door één handelaar, eventueel op verzoek of overeenkomstig de keuze van de reiziger, voordat er één overeenkomst betreffende alle diensten wordt gesloten; of

b)

deze diensten, ongeacht of er afzonderlijke overeenkomsten worden gesloten met verschillende reisdienstverleners, worden:

i)

gekocht bij één verkooppunt en gekozen voordat de reiziger ermee instemt te betalen,

ii)

aangeboden, verkocht of gefactureerd voor een gezamenlijke prijs of een totaalprijs,

iii)

aangeprezen of verkocht onder de term „pakketreis” of een vergelijkbare term,

iv)

gecombineerd nadat er een overeenkomst is gesloten waarbij de handelaar de reiziger laat kiezen uit een selectie van verschillende soorten reisdiensten, of

v)

gekocht van verschillende handelaren via onderling verbonden onlineboekingsprocedures, waarbij de naam, de betalingsgegevens en het e-mailadres van de reiziger worden overgedragen van de handelaar met wie de eerste overeenkomst wordt gesloten naar een andere handelaar of handelaren en er met de laatstgenoemde handelaar of handelaren uiterlijk 24 uur na de bevestiging van de boeking van de eerste reisdienst een overeenkomst wordt gesloten.

Een combinatie van reisdiensten waarbij niet meer dan één soort reisdienst als bedoeld in punt 1, onder a), b) of c), wordt gecombineerd met één of meer toeristische diensten als bedoeld in punt 1, onder d), is geen pakketreis indien de laatstgenoemde diensten:

a)

geen aanzienlijk deel van de waarde van de combinatie vormen, niet als een essentieel kenmerk van de combinatie worden aangeprezen of anderszins geen essentieel kenmerk van de combinatie vertegenwoordigen; of

b)

pas worden gekozen en aangekocht nadat de uitvoering van een reisdienst als bedoeld in punt 1, onder a), b) of c), al is begonnen;

3)   „pakketreisovereenkomst”: een overeenkomst inzake de gehele pakketreis of, indien de pakketreis uit hoofde van afzonderlijke overeenkomsten wordt geleverd, alle overeenkomsten die betrekking hebben op de reisdiensten die deel uitmaken van de pakketreis;

4)   „begin van de pakketreis”: begin van de uitvoering van de reisdiensten waarop de pakketreis betrekking heeft;

5)   „gekoppeld reisarrangement”: ten minste twee verschillende soorten reisdiensten die voor dezelfde reis of vakantie worden aangekocht, welke geen pakketreis vormen en waarvoor afzonderlijke overeenkomsten worden gesloten met de verschillende reisdienstverleners, waarbij een handelaar:

a)

tijdens één bezoek aan of contactmoment met het eigen verkooppunt het apart selecteren en apart betalen van elke reisdienst door de reiziger faciliteert; of

b)

op gerichte wijze de aankoop van ten minste één aanvullende reisdienst bij een andere handelaar faciliteert waarbij uiterlijk 24 uur na de bevestiging van de boeking van de eerste reisdienst een overeenkomst met die andere handelaar wordt gesloten.

Indien niet meer dan één soort reisdienst als bedoeld in punt 1, onder a), b) of c), en één of meer toeristische diensten als bedoeld in punt 1, onder d), worden aangekocht, vormen zij geen gekoppeld reisarrangement als laatstgenoemde diensten geen aanzienlijk deel van de gecombineerde waarde van de diensten vormen en niet als een essentieel kenmerk van de reis of vakantie worden aangeprezen, en anderszins geen essentieel kenmerk van de reis of vakantie vertegenwoordigen;

6)   „reiziger”: iedere persoon die, binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, een overeenkomst wenst te sluiten of die er op grond van een gesloten overeenkomst recht op heeft te reizen;

7)   „handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon, ongeacht of deze privaat of publiek is, die met betrekking tot onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt, mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, ongeacht of hij optreedt als organisator, doorverkoper, handelaar die een gekoppeld reisarrangement faciliteert of reisdienstverlener;

8)   „organisator”: een handelaar die pakketreizen samenstelt en deze rechtstreeks dan wel via of samen met een andere handelaar verkoopt of te koop aanbiedt, of de handelaar die de gegevens van de reiziger aan een andere handelaar overdraagt overeenkomstig punt 2, onder b), v);

9)   „doorverkoper”: een handelaar, anders dan de organisator, die pakketreizen verkoopt of te koop aanbiedt die door de organisator zijn samengesteld;

10)   „vestiging”: vestiging in de zin van artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/123/EG;

11)   „duurzame gegevensdrager”: ieder hulpmiddel dat de reiziger of de handelaar in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is aangepast aan het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;

12)   „onvermijdbare en buitengewone omstandigheden”: een situatie die zich voordoet onafhankelijk van de wil van de partij die zich daarop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle redelijke voorzorgsmaatregelen niet te vermijden waren;

13)   „non-conformiteit”: het niet of niet goed uitvoeren van de reisdiensten die deel uitmaken van een pakketreis;

14)   „minderjarige”: een persoon die jonger is dan achttien jaar;

15)   „verkooppunt”: een ruimte voor detailhandel, verplaatsbaar of niet, of een retailwebsite of soortgelijk onlineverkoopsplatform, daaronder begrepen retailwebsites of onlineverkoopsplatforms die als één platform aan reizigers worden aangeboden, met inbegrip van een telefoondienst;

16)   „repatriëring”: het terugbrengen van de reiziger naar de plaats van vertrek of naar een andere door de partijen die de overeenkomst sluiten afgesproken plaats.

Artikel 4

Niveau van harmonisatie

Tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, behouden de lidstaten in hun nationale recht geen bepalingen die afwijken van de bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van bescherming van reizigers zouden waarborgen, of voeren deze bepalingen niet in.

HOOFDSTUK II

INFORMATIEVERPLICHTINGEN EN INHOUD VAN DE PAKKETREISOVEREENKOMST

Artikel 5

Precontractuele informatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de organisator en, indien de pakketreis wordt verkocht via een doorverkoper, ook de doorverkoper, de reiziger, voordat deze is gebonden door een pakketreisovereenkomst of een daarmee overeenstemmend aanbod, door middel van het relevante formulier als bedoeld in bijlage I, deel A of deel B, de standaardinformatie verstrekt, alsook, voor zover deze van toepassing is op de pakketreis, de volgende informatie:

a)

de voornaamste kenmerken van de reisdiensten:

i)

de reisbestemming(en), de route en de verblijfsperioden, met de data en indien overnachting is inbegrepen, het aantal nachten;

ii)

de vervoermiddelen, met opgave van kenmerken en categorieën, de plaatsen, data en tijdstippen van vertrek en terugkeer, de duur en plaats van tussenstops en de aansluitingen.

Indien het exacte tijdstip nog niet vaststaat, deelt de organisator en, indien van toepassing, de doorverkoper de reiziger het tijdstip van vertrek en terugkeer bij benadering mee;

iii)

de ligging, de voornaamste kenmerken en, in voorkomend geval, de toeristische categorie van de accommodatie volgens de regels van het land van bestemming;

iv)

de maaltijden en de verstrekking daarvan (meal plan);

v)

bezoeken, excursies of andere diensten die zijn begrepen in de voor de pakketreis overeengekomen totaalprijs;

vi)

ingeval zulks niet duidelijk uit de context blijkt, uitsluitsel of de reisdiensten worden verleend aan de reiziger als lid van een groep, en indien dit het geval is, voor zover mogelijk, de omvang van de groep bij benadering;

vii)

ingeval het belang van andere toeristische diensten voor de reiziger afhankelijk is van doeltreffende mondelinge communicatie, de taal waarin die diensten worden verricht; en

viii)

uitsluitsel of de reis of de vakantie in het algemeen geschikt is voor personen met beperkte mobiliteit en, op verzoek van de reiziger, tevens nauwkeurige informatie over de vraag of de reis of vakantie gelet op de behoeften van de reiziger geschikt is;

b)

de handelsnaam en het geografische adres van de organisator en, indien van toepassing, van de doorverkoper, alsmede hun telefoonnummer en, in voorkomend geval, hun e-mailadres;

c)

de totaalprijs van de pakketreis, inclusief belastingen en, indien van toepassing, alle bijkomende vergoedingen, toeslagen en andere kosten, of, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden berekend voordat de overeenkomst wordt gesloten, opgave van de soort bijkomende kosten die alsnog voor rekening van de reiziger kunnen zijn;

d)

de betalingsregelingen, met inbegrip van het bedrag of het als aanbetaling te betalen percentage van de prijs en het tijdstip voor de betaling van het saldo van de reissom, of financiële garanties die de reiziger moet betalen of leveren;

e)

het minimumaantal personen dat nodig is om de pakketreis te laten plaatsvinden en de in artikel 12, lid 3, onder a), bedoelde termijn waarbinnen de overeenkomst vóór het begin van de pakketreis kan worden beëindigd indien dat aantal niet is bereikt;

f)

algemene informatie betreffende paspoort- en visumverplichtingen in het land van bestemming, waaronder de bij benadering benodigde termijn voor het verkrijgen van een visum en informatie over geldende formaliteiten op gezondheidsgebied;

g)

de mededeling dat de reiziger de overeenkomst vóór het begin van de pakketreis te allen tijde kan beëindigen tegen betaling van een redelijke beëindigingsvergoeding of, indien toepasselijk, van de gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen die door de organisator worden verlangd, in overeenstemming met artikel 12, lid 1;

h)

informatie over een facultatieve of verplichte verzekering die de kosten bij beëindiging van de overeenkomst door de reiziger of de kosten van bijstand, met inbegrip van repatriëring, bij ongeval, ziekte of overlijden dekt.

Voor pakketreisovereenkomsten die per telefoon worden gesloten, verstrekt de organisator en, indien van toepassing, de doorverkoper, de reiziger de standaardinformatie als bedoeld in bijlage I, deel B, en de informatie als bedoeld in de punten a) tot en met h) van de eerste alinea.

2.   Met betrekking tot pakketreizen als bedoeld in artikel 3, punt 2, onder b), v), zorgen de organisator en de handelaar aan wie de gegevens worden toegezonden, ervoor dat ieder van hen de reiziger, voordat hij is gebonden door een overeenkomst of een daarmee overeenstemmend aanbod, de informatie bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met h), van dit artikel verstrekt, voor zover dat relevant is voor de respectieve reisdiensten die zij aanbieden. De organisator verstrekt tegelijkertijd tevens de standaardinformatie door middel van het formulier in bijlage I, deel C.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier verstrekt. Schriftelijke informatie wordt in een leesbare vorm verstrekt.

Artikel 6

Bindend karakter van de precontractuele informatie en sluiting van de pakketreisovereenkomst

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie die op grond van artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), c), d), e) en g), aan de reiziger wordt verstrekt, een integraal onderdeel van de pakketreisovereenkomst vormt en niet wordt gewijzigd, tenzij de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen. De organisator, en, indien van toepassing, de doorverkoper, deelt de reiziger alle wijzigingen aan de precontractuele informatie op duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende wijze mee voordat de pakketreisovereenkomst wordt gesloten.

2.   Indien de organisator, en, indien van toepassing, de doorverkoper, de vereisten inzake informatie over bijkomende vergoedingen, toeslagen of andere kosten als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), niet heeft nageleefd voordat de pakketreisovereenkomst wordt gesloten, zijn deze vergoedingen, toeslagen of andere kosten niet voor rekening van de reiziger.

Artikel 7

Inhoud van de pakketreisovereenkomst en documenten die vóór het begin van de pakketreis moeten worden overgelegd

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat pakketreisovereenkomsten in heldere en begrijpelijke taal worden gesteld en, voor zover zij schriftelijk worden vastgelegd, leesbaar zijn. Bij het sluiten van de pakketreisovereenkomst of onverwijld daarna, verstrekt de organisator of de doorverkoper de reiziger een kopie of een bevestiging van de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager. Ingeval de pakketreisovereenkomst in de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de partijen is gesloten, heeft de reiziger het recht een papieren kopie te vragen.

Bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten in de zin van artikel 2, punt 8), van Richtlijn 2011/83/EU, wordt een kopie of bevestiging van de pakketreisovereenkomst aan de reiziger verstrekt op papier of, indien de reiziger hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager.

2.   De pakketreisovereenkomst of bevestiging ervan bevat de volledige inhoud van de overeenkomst, met inbegrip van alle in artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met h), bedoelde informatie, alsmede de volgende informatie:

a)

bijzondere wensen van de reiziger waarop de organisator is ingegaan;

b)

het feit dat de organisator:

i)

aansprakelijk is voor de goede uitvoering van alle onder de overeenkomst vallende reisdiensten, in overeenstemming met artikel 13; en

ii)

verplicht is bijstand te bieden wanneer de reiziger in moeilijkheden verkeert, in overeenstemming met artikel 16;

c)

de naam en de contactgegevens, met inbegrip van het geografische adres, van de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie en, indien van toepassing, de bevoegde autoriteit die daarvoor door de betrokken lidstaat is aangewezen en haar contactgegevens;

d)

de naam, het adres, het telefoonnummer, het e-mailadres en, in voorkomend geval, het fax van de lokale vertegenwoordiger van de organisator, van een contactpunt of van een andere dienst, welke gegevens de reiziger in staat stellen snel contact op te nemen met de organisator en efficiënt met hem te communiceren met het oog op een verzoek om bijstand wanneer de reiziger in moeilijkheden verkeert of om zijn beklag te doen over eventuele tijdens de uitvoering van de pakketreis geconstateerde non-conformiteit;

e)

de mededeling dat de reiziger overeenkomstig artikel 13, lid 2, verplicht is eventuele tijdens de uitvoering van de pakketreis geconstateerde non-conformiteit te melden;

f)

indien minderjarigen die niet door een ouder of een andere gemachtigde persoon vergezeld worden, op basis van een pakketreisovereenkomst reizen waarin accommodatie is begrepen, informatie op basis waarvan rechtstreeks contact kan worden opgenomen met de minderjarige of met de persoon die op de verblijfplaats van de minderjarige voor de minderjarige verantwoordelijk is;

g)

informatie over beschikbare interne procedures voor klachtenafhandeling en over alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen („ADR”) overeenkomstig Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad (18), en in voorkomend geval, over de ADR-entiteit waaronder de handelaar valt en over het platform voor onlinegeschillenbeslechting overeenkomstig Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19);

h)

informatie over het recht van de reiziger om zijn overeenkomst overeenkomstig artikel 9 aan een andere reiziger over te dragen.

3.   Met betrekking tot pakketreizen als bedoeld in artikel 3, punt 2, onder b), v), informeert de handelaar aan wie de gegevens worden toegezonden, de organisator over de sluiting van de overeenkomst die tot de totstandbrenging van een pakketreis leidt. De handelaar verschaft de organisator de informatie die nodig is om aan zijn verplichtingen als organisator te voldoen.

Zodra de organisator ervan in kennis is gesteld dat er een pakketreis tot stand is gebracht, verstrekt de organisator aan de reiziger de in lid 2, onder a) tot en met h), bedoelde informatie op een duurzame gegevensdrager.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde informatie wordt op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier verstrekt.

5.   Tijdig voor het begin van de pakketreis verstrekt de organisator de reiziger de nodige ontvangstbewijzen, vouchers en vervoerbewijzen, informatie over de geplande vertrektijden en, in voorkomend geval, over de uiterste tijd om in te checken, alsook de geplande tijden van tussenstops, aansluitingen en aankomst.

Artikel 8

Bewijslast

De bewijslast voor de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde informatievoorschriften ligt bij de handelaar.

HOOFDSTUK III

WIJZIGING VAN DE PAKKETREISOVEREENKOMST VÓÓR HET BEGIN VAN DE PAKKETREIS

Artikel 9

Overdracht van de pakketreisovereenkomst aan een andere reiziger

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat reizigers die de organisator binnen een redelijke termijn vóór het begin van de pakketreis via een duurzame gegevensdrager op de hoogte stellen, de pakketreisovereenkomst kunnen overdragen aan een persoon die voldoet aan alle voorwaarden die voor die overeenkomst gelden. De organisator uiterlijk zeven dagen vóór het begin van de pakketreis op de hoogte stellen wordt in ieder geval als redelijk beschouwd.

2.   Degene die de pakketreisovereenkomst overdraagt, en degene die de overeenkomst overneemt, zijn gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het nog verschuldigde bedrag en voor eventuele bijkomende vergoedingen, toeslagen en andere kosten die voortvloeien uit de overdracht. De organisator stelt degene die de overeenkomst overdraagt, in kennis van de werkelijke kosten van de overdracht. Deze kosten mogen niet onredelijk zijn en niet meer bedragen dan de werkelijke kosten die voor de organisator voortvloeien uit de overdracht van de pakketreisovereenkomst.

3.   De organisator voorziet degene die de pakketreisovereenkomst overdraagt van bewijsstukken van de bijkomende vergoedingen, toeslagen en andere kosten die uit de overdracht van de pakketreisovereenkomst voortvloeien.

Artikel 10

Prijswijzigingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat na de sluiting van de pakketreisovereenkomst, de prijzen alleen kunnen worden verhoogd indien de overeenkomst daar uitdrukkelijk in voorziet en vermeldt dat de reiziger op grond van lid 4 recht heeft op een prijsverlaging. In dat geval wordt in de pakketreisovereenkomst aangegeven hoe prijsherzieningen moeten worden berekend. Prijsverhogingen zijn alleen toegestaan als rechtstreeks gevolg van veranderingen in:

a)

de prijs van personenvervoer die is toe te schrijven aan de toegenomen kostprijs van brandstof of van andere energiebronnen;

b)

de hoogte van belastingen of vergoedingen over de in de overeenkomst begrepen reisdiensten, die worden geheven door niet direct bij de uitvoering van de pakketreis betrokken derden, met inbegrip van toeristenbelastingen, landingsrechten en vertrek- of aankomstbelasting in havens en op vliegvelden; of

c)

de wisselkoersen die voor de pakketreis van belang zijn.

2.   Indien de in lid 1 van dit artikel bedoelde prijsverhoging meer dan 8 % van de totaalprijs van de pakketreis bedraagt, is artikel 11, leden 2 tot en met 5, van toepassing.

3.   Ongeacht de omvang ervan is een prijsverhoging alleen mogelijk indien de organisator de reiziger daarvan uiterlijk 20 dagen vóór het begin van de pakketreis via een duurzame gegevensdrager en op een duidelijke en begrijpelijke manier in kennis stelt, met opgave van een motivering voor die prijsverhoging en een berekening.

4.   Indien de pakketreisovereenkomst voorziet in de mogelijkheid van prijsverhogingen, heeft de reiziger recht op een prijsverlaging die overeenstemt met elke daling van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde kosten die zich na de sluiting van de overeenkomst en vóór het begin van de pakketreis voordoet.

5.   In geval van een prijsverlaging heeft de organisator het recht de werkelijk gemaakte administratieve kosten af te trekken van de aan de reiziger verschuldigde terugbetaling. Indien de reiziger hierom verzoekt, staaft de organisator die administratieve kosten.

Artikel 11

Wijziging van andere bepalingen van de pakketreisovereenkomst

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de organisator de bepalingen van de pakketreisovereenkomst, met uitzondering van prijswijzigingen overeenkomstig artikel 10, vóór het begin van de pakketreis niet eenzijdig kan veranderen, tenzij:

a)

de organisator zich dit recht in de overeenkomst heeft voorbehouden;

b)

het om een onbeduidende verandering gaat; en

c)

de organisator de reiziger daarvan op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier via een duurzame gegevensdrager in kennis stelt.

2.   Indien, vóór het begin van de pakketreis, de organisator zich genoodzaakt ziet een van de voornaamste kenmerken van de reisdiensten in de zin van artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), ingrijpend te wijzigen of niet aan de bijzondere wensen in de zin van artikel 7, lid 2, onder a), tegemoet kan komen, of voorstelt de prijs van de pakketreis met meer dan 8 % te verhogen overeenkomstig artikel 10, lid 2, kan de reiziger binnen een door de organisator bepaalde redelijke termijn:

a)

de voorgestelde wijziging aanvaarden; of

b)

de overeenkomst beëindigen zonder het betalen van een beëindigingsvergoeding.

Indien de reiziger de pakketreisovereenkomst beëindigt, kan de reiziger voor een vervangende pakketreis kiezen indien die door de organisator wordt aangeboden. Indien mogelijk moet deze van gelijkwaardige of hogere kwaliteit zijn.

3.   De organisator stelt de reiziger op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier via een duurzame gegevensdrager onverwijld in kennis van:

a)

de in lid 2 voorgestelde wijzigingen en, in voorkomend geval in overeenstemming met lid 4, van het effect ervan op de prijs van de pakketreis;

b)

een redelijke termijn waarbinnen de reiziger de organisator in kennis moet stellen van zijn besluit uit hoofde van lid 2;

c)

de gevolgen van het feit dat de reiziger niet binnen de onder b) bedoelde termijn heeft kunnen antwoorden, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht; en

d)

in voorkomend geval, de aangeboden vervangende pakketreis en de prijs ervan.

4.   Wanneer de in lid 2, eerste alinea, bedoelde wijzigingen van de pakketreisovereenkomst of de in lid 2, tweede alinea, bedoelde vervangende pakketreis tot gevolg hebben dat de kwaliteit of de kosten van de pakketreis verminderen, heeft de reiziger recht op een passende prijsverlaging.

5.   Indien de pakketreisovereenkomst op grond van lid 2, eerste alinea, onder b), van dit artikel wordt beëindigd en de reiziger geen vervangende pakketreis aanvaardt, betaalt de organisator alle door of namens de reiziger betaalde bedragen onverwijld en in elk geval uiterlijk veertien dagen nadat de overeenkomst is beëindigd, aan de reiziger terug. Artikel 14, leden 2, 3, 4, 5 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Beëindiging van de pakketreisovereenkomst en recht van herroeping vóór het begin van de pakketreis

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de reiziger vóór het begin van de pakketreis de pakketreisovereenkomst te allen tijde kan beëindigen. Bij beëindiging van de pakketreisovereenkomst door de reiziger uit hoofde van dit lid kan de reiziger worden verplicht tot betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding aan de organisator. In de pakketreisovereenkomst kunnen redelijke gestandardiseerde beëindigingsvergoedingen worden bepaald op basis van het tijdstip van de beëindiging vóór het begin van de pakketreis en de verwachte kostenbesparingen en inkomsten uit alternatief gebruik van de reisdiensten. Indien er geen gestandardiseerde beëindigingsvergoedingen zijn vastgesteld, stemt het bedrag van de beëindigingsvergoeding overeen met de prijs van de pakketreis minus de kostenbesparingen en inkomsten uit alternatief gebruik van de reisdiensten. Indien de reiziger hierom verzoekt, verstrekt de organisator een verantwoording van het bedrag van de beëindigingsvergoedingen.

2.   Niettegenstaande lid 1 heeft de reiziger, indien zich op de plaats van bestemming of in de onmiddellijke omgeving daarvan onvermijdbare en buitengewone omstandigheden voordoen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van de pakketreis, of die aanzienlijke gevolgen hebben voor het personenvervoer naar de bestemming, het recht de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis zonder betaling van een beëindigingsvergoeding te beëindigen. In geval van beëindiging van de pakketreisovereenkomst op grond van dit lid heeft de reiziger recht op een volledige terugbetaling van alle voor de pakketreis betaalde bedragen, maar kan hij geen aanspraak maken op een bijkomende schadevergoeding.

3.   De organisator kan de pakketreisovereenkomst beëindigen en de reiziger alle voor de pakketreis betaalde bedragen volledig terugbetalen zonder een bijkomende schadevergoeding verschuldigd te zijn, indien:

a)

het aantal personen dat zich voor de pakketreis heeft ingeschreven, kleiner is dan het in de overeenkomst vermelde minimumaantal en de reiziger door de organisator van de beëindiging van de overeenkomst in kennis wordt gesteld binnen de in de overeenkomst bepaalde termijn, maar uiterlijk:

i)

20 dagen vóór het begin van de pakketreis bij reizen van meer dan zes dagen;

ii)

zeven dagen vóór het begin van de pakketreis bij reizen van twee à zes dagen;

iii)

48 uur voor het begin van de pakketreis bij reizen die minder dan twee dagen duren;

of

b)

de organisator de overeenkomst niet kan uitvoeren als gevolg van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden en hij de reiziger er onverwijld en vóór het begin van de pakketreis van in kennis stelt dat de overeenkomst wordt beëindigd.

4.   De organisator verricht alle terugbetalingen die op grond van de leden 2 en 3 zijn vereist, of betaalt met betrekking tot lid 1 alle bedragen terug die door of namens de reiziger voor de pakketreis zijn betaald, minus de passende beëindigingsvergoeding. De terugbetalingen worden onverwijld aan de reiziger gedaan en in elk geval uiterlijk binnen 14 dagen na de beëindiging van de pakketreisovereenkomst.

5.   Wat betreft buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten mogen de lidstaten in hun nationale recht bepalen dat de reiziger de pakketreisovereenkomst binnen 14 dagen kan herroepen zonder opgave van redenen.

HOOFDSTUK IV

UITVOERING VAN DE PAKKETREIS

Artikel 13

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pakketreis

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de organisator aansprakelijk is voor de uitvoering van de reisdiensten waarop de pakketreisovereenkomst betrekking heeft, ongeacht of deze diensten door de organisator of door andere dienstverleners worden verricht.

De lidstaten kunnen in hun nationaal recht bepalingen handhaven of invoeren op grond waarvan ook de doorverkoper voor de uitvoering van de pakketreis verantwoordelijk is. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 en van hoofdstuk III, dit hoofdstuk en hoofdstuk V die op de organisator van toepassing zijn, ook van overeenkomstige toepassing op de doorverkoper.

2.   De reiziger stelt de organisator onverwijld, rekening houdend met de omstandigheden van het geval, in kennis van een eventuele non-conformiteit die hij tijdens de uitvoering van een in de pakketreisovereenkomst opgenomen reisdienst heeft geconstateerd.

3.   Indien een of meer reisdiensten niet conform de pakketreisovereenkomst worden uitgevoerd, zorgt de organisator dat de non-conformiteit wordt verholpen, tenzij dat:

a)

onmogelijk is; of

b)

onevenredig hoge kosten met zich brengt, rekening houdend met de mate van non-conformiteit en de waarde van de desbetreffende reisdiensten.

Indien de organisator de non-conformiteit niet overeenkomstig de eerste alinea, onder a) of b), van dit lid, verhelpt, is artikel 14 van toepassing.

4.   Onverminderd de uitzonderingen in lid 3, heeft de reiziger, indien de organisator de non-conformiteit niet binnen een door de reiziger bepaalde redelijke termijn verhelpt, de mogelijkheid dit zelf te doen en om terugbetaling van de nodige uitgaven te verzoeken. Het is niet nodig dat de reiziger een termijn bepaalt indien de organisator weigert de non-conformiteit te verhelpen, of indien deze onmiddellijk moet worden verholpen.

5.   Indien een aanzienlijk deel van de diensten, daaronder begrepen de terugkeer van de reiziger naar de plaats van vertrek, niet kan worden verricht zoals overeengekomen in de pakketreisovereenkomst, biedt de organisator, zonder bijkomende kosten voor de reiziger, met het oog op de voortzetting van de pakketreis geschikte alternatieve arrangementen aan van, indien mogelijk, gelijkwaardige of hogere kwaliteit dan die welke in de overeenkomst is bepaald.

Indien de voorgestelde alternatieve arrangementen leiden tot een pakketreis van lagere kwaliteit dan in de pakketreisovereenkomst is bepaald, verleent de organisator de reiziger een passende prijsverlaging.

De reiziger kan de voorgestelde alternatieve arrangementen slechts afwijzen indien zij niet vergelijkbaar zijn met hetgeen in de pakketreisovereenkomst is afgesproken, of indien de toegekende prijsverlaging ontoereikend is.

6.   Indien de non-conformiteit aanzienlijke gevolgen heeft voor de uitvoering van de pakketreis en de organisator deze niet binnen een door de reiziger bepaalde redelijke termijn heeft verholpen, kan de reiziger de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen en, in voorkomend geval, om conform artikel 14 een prijsverlaging en een schadevergoeding verzoeken.

Indien er geen alternatieve arrangementen kunnen worden aangeboden of de reiziger deze overeenkomstig lid 5, derde alinea, van dit artikel verwerpt, heeft de reiziger, in voorkomend geval, conform artikel 14 recht op prijsverlaging of schadevergoeding ook zonder beëindiging van de pakketreisovereenkomst.

Indien de pakketreis personenvervoer omvat, voorziet de organisator in de in de eerste en tweede alinea bedoelde gevallen ook in repatriëring van de reiziger met gelijkwaardig vervoer, onverwijld en zonder bijkomende kosten voor de reiziger.

7.   Indien er, als gevolg van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden, niet kan worden gezorgd voor de terugkeer van de reiziger zoals afgesproken in de pakketreisovereenkomst, zijn de kosten van de nodige accommodatie, indien mogelijk van een gelijkwaardige categorie, voor ten hoogste drie overnachtingen per reiziger, voor rekening van de organisator. Indien de toepasselijke Uniewetgeving inzake passagiersrechten voor het desbetreffende vervoersmiddel voor de terugkeer van de reiziger in langere termijnen voorziet, zijn deze van toepassing.

8.   De in lid 7 van dit artikel beschreven beperking van de kosten is niet van toepassing op personen met beperkte mobiliteit in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2006, noch op personen die hen begeleiden, zwangere vrouwen en alleenreizende minderjarigen, en personen die specifieke medische bijstand behoeven, mits de organisator ten minste 48 uur voor het begin van de pakketreis in kennis is gesteld van hun bijzondere behoeften. De organisator mag zich niet beroepen op onvermijdbare en buitengewone omstandigheden om aansprakelijkheid uit hoofde van lid 7 van dit artikel te beperken indien de betrokken vervoerder zich daarop krachtens het toepasselijke recht van de Unie niet kan beroepen.

Artikel 14

Prijsverlaging en schadevergoeding

1.   De lidstaten zien erop toe dat de reiziger recht heeft op een passende prijsverlaging voor iedere periode waarin er sprake was van non-conformiteit, tenzij de organisator bewijst dat de non-conformiteit aan de reiziger toe te schrijven is.

2.   De reiziger heeft recht op passende schadevergoeding van de organisator voor alle schade die hij oploopt als gevolg van non-conformiteit. De schadevergoeding wordt onverwijld uitbetaald.

3.   De reiziger heeft geen recht op schadevergoeding indien de organisator aantoont dat de non-conformiteit te wijten is aan:

a)

de reiziger;

b)

een derde die niet bij de uitvoering van de in de pakketreisovereenkomst begrepen reisdiensten is betrokken, en de non-conformiteit niet kon worden voorzien of voorkomen; of

c)

onvermijdbare en buitengewone omstandigheden.

4.   Voor zover internationale verdragen waarbij de Unie partij is, grenzen stellen aan de voorwaarden waaronder dienstverleners die reisdiensten verlenen die deel uitmaken van een pakketreis, schadevergoeding moeten betalen, of aan de hoogte van die schadevergoeding, gelden die grenzen ook voor de organisator. Voor zover internationale verdragen waarbij de Unie geen partij is, grenzen stellen aan schadevergoedingen die door een dienstverlener moeten worden betaald, kunnen de lidstaten overeenkomstige grenzen stellen aan de schadevergoeding die door de organisator moet worden betaald. In andere gevallen kan in de pakketreisovereenkomst de schadevergoeding die de organisator moet betalen, worden beperkt, behalve voor persoonlijk letsel of opzettelijk dan wel door nalatigheid veroorzaakte schade, en mits zij ten minste driemaal de totale reissom van de pakketreis bedraagt.

5.   Elk recht op schadevergoeding of prijsverlaging uit hoofde van deze richtlijn laat de rechten van reizigers uit hoofde van Verordening (EG) nr. 261/2004, Verordening (EG) nr. 1371/2007, Verordening (EG) nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad (20), Verordening (EU) nr. 1177/2010 en Verordening (EU) nr. 181/2011, en internationale verdragen onverlet. Reizigers hebben het recht krachtens deze richtlijn en die verordeningen en internationale overeenkomsten vorderingen in te dienen. De schadevergoeding of prijsverlaging uit hoofde van deze richtlijn en de uit hoofde van die verordeningen en internationale overeenkomsten toegekende compensatie of prijsverlaging worden met elkaar verrekend om te voorkomen dat te veel schadevergoeding wordt uitgekeerd.

6.   De verjaringstermijn voor het indienen van vorderingen op grond van dit artikel is minimaal twee jaar.

Artikel 15

Mogelijkheid om contact op te nemen met de organisator via de doorverkoper

Onverminderd artikel 13, lid 1, tweede alinea, zien de lidstaten erop toe dat de reiziger berichten, verzoeken of klachten in verband met de uitvoering van de pakketreis rechtstreeks kan richten tot de doorverkoper bij wie hij de reis heeft gekocht. De doorverkoper geeft deze berichten, verzoeken of klachten onverwijld aan de organisator door.

Om te beoordelen of de in de eerste alinea bedoelde berichten, verzoeken of klachten binnen de gestelde termijn of de verjaringstermijn zijn ingediend, wordt de inontvangstneming door de doorverkoper beschouwd als inontvangstneming door de organisator.

Artikel 16

Verplichting bijstand te bieden

De lidstaten zorgen ervoor dat de organisator onverwijld passende bijstand biedt aan reizigers die in moeilijkheden, daaronder begrepen de in artikel 13, lid 7, bedoelde omstandigheden, verkeren, in het bijzonder door:

a)

adequate informatie te verstrekken over medische diensten, plaatselijke autoriteiten en consulaire bijstand; en

b)

de reiziger te helpen bij het gebruik van communicatie op afstand en bij het vinden van alternatieve reisarrangementen.

Indien de moeilijkheden het gevolg zijn van opzet of nalatigheid van de reiziger kan de organisator voor dergelijke bijstand een redelijke vergoeding vragen. Die vergoeding bedraagt in geen geval meer dan de werkelijke kosten voor de organisator.

HOOFDSTUK V

BESCHERMING BIJ INSOLVENTIE

Artikel 17

Doeltreffendheid en reikwijdte van de bescherming bij insolventie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied gevestigde organisatoren zekerheid stellen voor de terugbetaling van alle reeds door of namens reizigers betaalde bedragen voor zover de desbetreffende diensten als gevolg van de insolventie van deze organisatoren niet worden verricht. Indien personenvervoer in de pakketreisovereenkomst is inbegrepen, stellen de organisatoren ook zekerheid voor de repatriëring van de reizigers. Er kan worden aangeboden de pakketreis voort te zetten.

Organisatoren die niet in een lidstaat gevestigd zijn en pakketreizen verkopen of te koop aanbieden in een lidstaat, of die dergelijke activiteiten op enigerlei wijze op een lidstaat richten, zijn verplicht zekerheid te stellen overeenkomstig het recht van die lidstaat.

2.   De in lid 1 bedoelde zekerheid is afdoende en dekt redelijkerwijs voorzienbare kosten. Zij dekt tevens de in verband met pakketreizen door of namens reizigers betaalde bedragen, rekening houdend met de duur van de periode tussen de aanbetaling en de definitieve betaling en de volledige uitvoering van de pakketreizen, alsmede de geraamde kosten voor repatriëring in geval van insolventie van de organisator.

3.   De bescherming bij insolventie van een organisator komt ten goede aan reizigers ongeacht hun woonplaats, de plaats van vertrek of de plaats van verkoop van de pakketreis, en ongeacht de lidstaat waar de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, is gevestigd.

4.   Indien de uitvoering van de pakketreis wordt beïnvloed door de insolventie van de organisator, wordt de zekerheid kosteloos ter beschikking gesteld om repatriëring te verzekeren en, indien nodig, de financiering van accommodatie in afwachting van de repatriëring.

5.   Voor niet-uitgevoerde reisdiensten worden terugbetalingen op verzoek van de reiziger onverwijld verricht.

Artikel 18

Wederzijdse erkenning van bescherming bij insolventie en administratieve samenwerking

1.   De bescherming bij insolventie die een organisator biedt op grond van de maatregelen ter omzetting van artikel 17 die zijn vastgesteld door de lidstaat waar hij is gevestigd, wordt door de lidstaten geacht te voldoen aan de eisen van hun eigen nationale omzettingsmaatregelen.

2.   Om de administratieve samenwerking en het toezicht op organisatoren die actief zijn in verschillende lidstaten, te vergemakkelijken, wijzen de lidstaten centrale contactpunten aan. Zij delen de contactgegevens van die contactpunten mee aan alle andere lidstaten en aan de Commissie.

3.   De centrale contactpunten stellen onderling alle nodige informatie beschikbaar over hun nationale eisen voor bescherming bij insolventie en de entiteit of entiteiten die instaan voor de bescherming bij insolventie voor specifieke organisatoren die op hun grondgebied zijn gevestigd. Deze contactpunten bieden elkaar toegang tot alle beschikbare overzichten van organisatoren die voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van bescherming bij insolventie. Dergelijke overzichten zijn openbaar toegankelijk, ook online.

4.   Indien een lidstaat twijfels heeft omtrent de bescherming bij insolventie van een organisator, vraagt hij de lidstaat van vestiging van de organisator om opheldering. De lidstaten beantwoorden verzoeken van andere lidstaten zo spoedig mogelijk, rekening houdend met de urgentie en complexiteit van de aangelegenheid. Een eerste antwoord wordt in elk geval niet later dan 15 werkdagen na de ontvangst van het verzoek gegeven.

HOOFDSTUK VI

GEKOPPELDE REISARRANGEMENTEN

Artikel 19

Verplichtingen inzake bescherming bij insolventie en informatieverstrekking voor gekoppelde reisarrangementen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren die gekoppelde reisarrangementen faciliteren, zekerheden stellen voor de terugbetaling van alle bedragen die zij ontvangen van reizigers, voor zover een reisdienst, die deel uitmaakt van een gekoppeld reisarrangement ten gevolge van de insolventie van die handelaren niet wordt verleend. Indien deze handelaren de partij zijn die voor het personenvervoer verantwoordelijk is, dekt de zekerheid ook de repatriëring van de reiziger. Artikel 17, lid 1, tweede alinea, artikel 17, leden 2 tot en met 5, en artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.

2.   Alvorens de reiziger wordt gebonden door een overeenkomst die leidt tot de totstandkoming van een gekoppeld reisarrangement, of door een daarmee overeenstemmend aanbod, wijst de handelaar die een gekoppeld reisarrangement faciliteert, ook indien hij niet in een lidstaat is gevestigd maar dergelijke activiteiten op enigerlei wijze op een lidstaat richt, op duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende wijze op het volgende:

a)

de reiziger kan geen aanspraak maken op de rechten die uitsluitend gelden voor pakketreizen uit hoofde van deze richtlijn, en elke dienstverlener is uitsluitend aansprakelijk voor de goede contractuele uitvoering van zijn eigen diensten; en

b)

de reiziger kan aanspraak maken op bescherming bij insolventie in overeenstemming met lid 1.

Om aan dit lid te voldoen, verstrekt de handelaar die gekoppelde reisarrangementen faciliteert die informatie aan de reiziger door middel van het desbetreffende standaardformulier opgenomen in bijlage II, of, indien een bepaalde soort gekoppeld reisarrangement niet in de in die bijlage vervatte formulieren is terug te vinden, de daarin opgenomen informatie.

3.   Indien de handelaar die gekoppelde reisarrangementen faciliteert, de voorschriften van de leden 1 en 2 van dit artikel niet naleeft, zijn de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 12 en hoofdstuk IV van toepassing op de reisdiensten die deel uitmaken van het gekoppeld reisarrangement.

4.   Indien een gekoppeld reisarrangement het gevolg is van de sluiting van een overeenkomst tussen een reiziger en een handelaar die niet degene is die het gekoppeld reisarrangement faciliteert, stelt die handelaar de handelaar die het gekoppeld reisarrangement faciliteert in kennis van de sluiting van de betrokken overeenkomst.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 20

Specifieke verplichtingen van de doorverkoper ingeval de organisator buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd

Ingeval de organisator buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd, gelden, onverminderd artikel 13, lid 1, tweede alinea, voor de doorverkoper die in een lidstaat is gevestigd de verplichtingen voor organisatoren die zijn vastgelegd in de hoofdstukken IV en V, tenzij de doorverkoper bewijst dat de organisator aan deze hoofdstukken voldoet.

Artikel 21

Aansprakelijkheid voor boekingsfouten

De lidstaten zorgen ervoor dat een handelaar aansprakelijk is voor fouten vanwege technische mankementen in het boekingssysteem die aan hem te wijten zijn, en, indien de handelaar ermee heeft ingestemd de boeking van een pakketreis of van reisdiensten die deel uitmaken van een gekoppeld reisarrangement te regelen, aansprakelijk is voor fouten die tijdens het boekingsproces worden gemaakt.

Een handelaar is niet aansprakelijk voor boekingsfouten die aan de reiziger te wijten zijn of die door onvermijdbare en buitengewone omstandigheden worden veroorzaakt.

Artikel 22

Verhaalrecht

Wanneer een organisator of, overeenkomstig artikel 13, lid 1, tweede alinea, of artikel 20, een doorverkoper schadevergoeding betaalt, prijsverlaging toekent of aan andere uit de richtlijn voortvloeiende en voor hem geldende verplichtingen voldoet, zien de lidstaten erop toe dat de organisator of doorverkoper het recht heeft om verhaal te halen op derden die hebben bijgedragen aan de gebeurtenis die heeft geleid tot de schadevergoeding, prijsverlaging of andere verplichtingen.

Artikel 23

Dwingend karakter van de richtlijn

1.   Een verklaring van een organisator van een pakketreis of van een handelaar die een gekoppeld reisarrangement faciliteert, die inhoudt dat hij uitsluitend optreedt als reisdienstverlener, als tussenpersoon of in een andere hoedanigheid, of dat een pakketreis of gekoppeld reisarrangement geen pakketreis of gekoppeld reisarrangement is, ontslaat deze organisator of handelaar niet van de verplichtingen die krachtens deze richtlijn op hen rusten.

2.   Reizigers kunnen geen afstand doen van de rechten die zij genieten uit hoofde van de nationale maatregelen ter omzetting van deze richtlijn.

3.   Contractuele regelingen of verklaringen van een reiziger die direct of indirect inhouden dat hij afstand doet van de rechten die hij uit hoofde van deze richtlijn geniet, of dat deze rechten worden beperkt, of die bedoeld zijn om de toepassing van deze richtlijn te ontduiken, zijn voor de reiziger niet bindend.

Artikel 24

Handhaving

De lidstaten zorgen ervoor dat passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de bepalingen van deze richtlijn te doen naleven.

Artikel 25

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 26

Verslaglegging door de Commissie en evaluatie

Uiterlijk op 1 januari 2019 legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de bepalingen van deze richtlijn die van toepassing zijn op onlineboekingen bij verschillende verkooppunten en de kwalificatie van deze boekingen als pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen of op zichzelf staande reisdiensten, en met name de definitie van pakketreizen in artikel 3, punt 2, onder b), v), en geeft zij aan of een aanpassing of verruiming van die definitie nodig is.

De Commissie dient uiterlijk op 1 januari 2021 bij het Europees Parlement en bij de Raad een algemeen verslag in over de toepassing van deze richtlijn.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde verslagen gaan, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 27

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2011/83/EU

1.   Punt 5 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt vervangen door:

„5.

Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad (*1)

(*1)  Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).”."

2.   In artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2011/83/EU wordt punt g) vervangen door:

„g)

betreffende pakketreizen in de zin van artikel 3, punt 2, van Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

Artikel 6, lid 7, artikel 8, leden 2 en 6, en de artikelen 19, 21 en 22 van deze richtlijn zijn van overeenkomstige toepassing op pakketreizen als omschreven in artikel 3, punt 2, van Richtlijn (EU) 2015/2302 met betrekking tot reizigers in de zin van artikel 3, punt 6, van die richtlijn.

(*2)  Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).”."

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Omzetting

1.   Uiterlijk op 1 januari 2018 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast teneinde aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

2.   Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 juli 2018.

3.   Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 29

Intrekkingsbepaling

Richtlijn 90/314/EEG wordt met ingang van 1 juli 2018 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 25 november 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)   PB C 170 van 5.6.2014, blz. 73.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 18 september 2015 (PB C 360 van 30.10.2015, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 27 oktober 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59).

(4)  Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 april 2002 in zaak C-400/00 Club Tour, Viagens e Turismo SA tegen Alberto Carlos Lobo Gonçalves Garrido en Club Med Viagens Lda., C-400/00, ECLI:EU:C:2002:272.

(5)  Zie Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1) en Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36), alsmede Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15), Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1), Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14), Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3), Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1) en Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

(6)  Besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001 inzake de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal) (PB L 194 van 18.7.2001, blz. 38).

(7)  Besluit 2013/103/EU van de Raad van 16 juni 2011 betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (PB L 51 van 23.2.2013, blz. 1).

(8)  Besluit 2012/22/EU van de Raad van 12 december 2011 betreffende de toetreding van de Europese Unie tot het Protocol van 2002 bij het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974, met uitzondering van de artikelen 10 en 11 (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(12)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(13)  Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).

(14)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(15)   PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(16)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

(17)  Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB L 403 van 30.12.2006, blz. 18).

(18)  Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Richtlijn ADR-consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

(19)  Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Verordening ODR-consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1).

(20)  Verordening (EG) nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 24).


BIJLAGE I

Deel A

Standaardinformatieformulier voor pakketreisovereenkomsten indien het gebruik van hyperlinks mogelijk is

De combinatie van reisdiensten die u wordt aangeboden, is een pakketreis in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Bijgevolg kunt u aanspraak maken op alle EU-rechten die voor pakketreizen gelden. Onderneming XY/Ondernemingen XY is/zijn ten volle verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de volledige pakketreis.

Onderneming XY/Ondernemingen XY beschikt/beschikken ook over de wettelijke verplichte bescherming om u terug te betalen en, indien het vervoer in de pakketreis is inbegrepen, te repatriëren ingeval zij insolvent wordt/worden.

Meer informatie over basisrechten krachtens Richtlijn (EU) 2015/2302 [te verstrekken in de vorm van een hyperlink].

De reiziger krijgt de volgende informatie te zien door de hyperlink aan te klikken:

 

Basisrechten krachtens Richtlijn (EU) 2015/2302

Voordat hij de pakketreisovereenkomst sluit, zal de reiziger alle essentiële informatie over de pakketreis ontvangen.

De aansprakelijkheid voor de goede uitvoering van alle reisdiensten die in de overeenkomst zijn opgenomen, berust altijd bij ten minste één handelaar.

De reiziger krijgt een noodtelefoonnummer of gegevens inzake een contactpunt via welk hij contact kan opnemen met de organisator of de reisagent.

De reiziger kan de pakketreis, met inachtneming van een redelijke termijn en eventueel tegen de betaling van extra kosten, aan een andere persoon overdragen.

De prijs van de pakketreis kan alleen worden verhoogd indien specifieke kosten toenemen (bijvoorbeeld brandstofprijzen), indien zulks uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen, en in elk geval niet later dan 20 dagen vóór het begin van de pakketreis. Indien de prijsverhoging hoger is dan 8 % van de prijs van de pakketreis kan de reiziger de overeenkomst beëindigen. Indien de organisator zich het recht op een prijsverhoging voorbehoudt, heeft de reiziger recht op een prijsverlaging wanneer de relevante kosten zouden afnemen.

Ingeval een van de essentiële elementen van de pakketreis, met uitzondering van de prijs, aanzienlijk wordt gewijzigd, kan de reiziger de overeenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen en krijgt hij een volledige terugbetaling. Indien de handelaar die voor de pakketreis verantwoordelijk is, de pakketreis vóór het begin van de pakketreis annuleert, heeft de reiziger recht op terugbetaling en, indien passend, op een schadevergoeding.

De reiziger kan de overeenkomst in uitzonderlijke omstandigheden zonder betaling van een beëindigingsvergoeding vóór het begin van de pakketreis beëindigen, bijvoorbeeld wanneer er op de plaats van bestemming ernstige veiligheidsproblemen zijn die waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de pakketreis.

Daarnaast kan de reiziger de overeenkomst te allen tijde vóór het begin van de pakketreis beëindigen tegen betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding.

Indien na het begin van de pakketreis aanzienlijke elementen van de pakketreis niet zoals afgesproken kunnen worden geleverd, moet een geschikt alternatief arrangement aan de reiziger worden aangeboden, zonder extra kosten. Indien de diensten niet worden uitgevoerd volgens de overeenkomst en dit aanzienlijke gevolgen heeft voor de uitvoering van de pakketreis en de organisator dit probleem niet heeft verholpen, kan de reiziger de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen.

In geval van reisdiensten die niet uitgevoerd zijn of niet goed uitgevoerd zijn heeft de reiziger ook recht op een prijsverlaging en/of schadevergoeding.

De organisator is verplicht reizigers die in moeilijkheden verkeren, bijstand te verlenen.

Indien de insolventie van de organisator of, indien van toepassing, de doorverkoper na het begin van de pakketreis intreedt en het vervoer in de pakketreis inbegrepen is, wordt er voor repatriëring van de reiziger gezorgd. XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij -YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij]. Wanneer diensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

 

Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht [HYPERLINK]

Deel B

Standaardinformatieformulier voor pakketreisovereenkomsten in andere dan de in deel A bedoelde situaties

De combinatie van reisdiensten die u wordt aangeboden, is een pakketreis in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Bijgevolg kunt u aanspraak maken op alle EU-rechten die voor pakketreizen gelden. Onderneming XY/Ondernemingen XY is/zijn ten volle verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de volledige pakketreis.

Onderneming XY/Ondernemingen XY beschikt/beschikken ook over de wettelijke verplichte bescherming om u terug te betalen en, indien het vervoer is inbegrepen in de pakketreis, te repatriëren ingeval zij insolvent wordt/worden.

Basisrechten krachtens Richtlijn (EU) 2015/2302

Voordat hij de pakketreisovereenkomst sluit, zal de reiziger alle essentiële informatie over de pakketreis ontvangen.

De aansprakelijkheid voor de goede uitvoering van alle reisdiensten die in de overeenkomst zijn opgenomen, berust altijd bij ten minste één handelaar.

De reiziger krijgt een noodtelefoonnummer of gegevens inzake een contactpunt via welk hij contact kan opnemen met de organisator of de reisagent.

De reiziger kan de pakketreis, met inachtneming van een redelijke termijn en eventueel tegen de betaling van extra kosten, aan een andere persoon overdragen.

De prijs van de pakketreis kan alleen worden verhoogd indien specifieke kosten toenemen (bijvoorbeeld brandstofprijzen), indien zulks uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen, en in elk geval niet later dan 20 dagen vóór het begin van de pakketreis. Indien de prijsverhoging hoger is dan 8 % van de prijs van de pakketreis kan de reiziger de overeenkomst beëindigen. Indien de organisator zich het recht op een prijsverhoging voorbehoudt, heeft de reiziger recht op een prijsverlaging wanneer de relevante kosten zouden afnemen.

Ingeval een van de essentiële elementen van de pakketreis, met uitzondering van de prijs, aanzienlijk wordt gewijzigd, kan de reiziger de overeenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen en krijgt hij een volledige terugbetaling. Indien de handelaar die voor de pakketreis verantwoordelijk is, de pakketreis vóór het begin van de pakketreis annuleert, heeft de reiziger recht op terugbetaling en, indien passend, op een schadevergoeding.

De reiziger kan de overeenkomst in uitzonderlijke omstandigheden zonder betaling van een beëindigingsvergoeding vóór het begin van de pakketreis beëindigen, bijvoorbeeld wanneer er op de plaats van bestemming ernstige veiligheidsproblemen zijn die waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor zijn pakketreis.

Daarnaast kan de reiziger de overeenkomst te allen tijde vóór het begin van de pakketreis beëindigen tegen betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding.

Indien na het begin van de pakketreis aanzienlijke elementen van de pakketreis niet zoals afgesproken kunnen worden geleverd, moet een geschikt alternatief arrangement aan de reiziger worden aangeboden, zonder extra kosten. Indien de diensten niet worden uitgevoerd volgens de overeenkomst en dit aanzienlijke gevolgen heeft voor de uitvoering van de pakketreis en de organisator dit probleem niet heeft verholpen, kan de reiziger de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen.

In geval van reisdiensten die niet uitgevoerd zijn of niet goed uitgevoerd zijn heeft de reiziger ook recht op een prijsverlaging en/of schadevergoeding.

De organisator is verplicht reizigers die in moeilijkheden verkeren, bijstand te verlenen.

Indien de organisator of, in sommige lidstaten, de doorverkoper insolvent wordt, zullen de betaalde bedragen worden teruggestort. Indien de insolventie van de organisator of, indien van toepassing, de doorverkoper na het begin van de pakketreis intreedt en het vervoer in de reis of de vakantie inbegrepen is, wordt er voor repatriëring van de reiziger gezorgd. XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij]. Wanneer diensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

[Website waar Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht, te vinden is.]

Deel C

Standaardinformatieformulier bij overdracht van gegevens door de organisator aan een andere handelaar overeenkomstig artikel 3, punt 2, onder b), v)

Indien u uiterlijk 24 uur na ontvangst van de bevestiging van de boeking door onderneming XY, een overeenkomst sluit met onderneming AB, vormt de door XY en AB verleende reisdienst een pakketreis in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2302.

In dat geval kunt u aanspraak maken op alle EU-rechten die voor pakketreizen gelden. Onderneming XY is ten volle verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de volledige pakketreis.

Onderneming XY/Ondernemingen XY beschikt/beschikken ook over de wettelijke verplichte bescherming om u terug te betalen en, indien het vervoer is inbegrepen in de pakketreis, te repatriëren ingeval zij insolvent wordt/worden.

Meer informatie over basisrechten krachtens Richtlijn (EU) 2015/2302 [te verstrekken in de vorm van een hyperlink].

De reiziger krijgt de volgende informatie te zien door de hyperlink aan te klikken:

 

Basisrechten krachtens Richtlijn (EU) 2015/2302

Voordat hij de pakketreisovereenkomst sluit, zal de reiziger alle essentiële informatie over de reisdiensten ontvangen.

De aansprakelijkheid voor de goede uitvoering van alle reisdiensten die in de overeenkomst zijn opgenomen, berust altijd bij ten minste één handelaar.

De reiziger krijgt een noodtelefoonnummer of gegevens inzake een contactpunt via welk hij contact kan opnemen met de organisator of de reisagent.

De reiziger kan de pakketreis, met inachtneming van een redelijke termijn en eventueel tegen de betaling van extra kosten, aan een andere persoon overdragen.

De prijs van de pakketreis kan alleen worden verhoogd indien specifieke kosten toenemen (bijvoorbeeld brandstofprijzen), indien zulks uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen, en in elk geval niet later dan 20 dagen vóór het begin van de pakketreis. Indien de prijsverhoging hoger is dan 8 % van de prijs van de pakketreis kan de reiziger de overeenkomst beëindigen. Indien de organisator zich het recht op een prijsverhoging voorbehoudt, heeft de reiziger recht op een prijsverlaging wanneer de relevante kosten zouden afnemen.

Ingeval een van de essentiële elementen van de pakketreis, met uitzondering van de prijs, aanzienlijk wordt gewijzigd, kan de reiziger de overeenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen en krijgt hij een volledige terugbetaling. Indien de handelaar die voor de pakketreis verantwoordelijk is, de pakketreis vóór het begin van de pakketreis annuleert, heeft de reiziger recht op terugbetaling en, indien passend, op een schadevergoeding.

De reiziger kan de overeenkomst in uitzonderlijke omstandigheden zonder betaling van een beëindigingsvergoeding vóór het begin van de pakketreis beëindigen, bijvoorbeeld wanneer er op de plaats van bestemming ernstige veiligheidsproblemen zijn die waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de pakketreis.

Daarnaast kan de reiziger de overeenkomst te allen tijde vóór het begin van de pakketreis beëindigen tegen betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding.

Indien na het begin van de pakketreis aanzienlijke elementen van de pakketreis niet zoals afgesproken kunnen worden geleverd, moet een geschikt alternatief arrangement aan de reiziger worden aangeboden, zonder extra kosten. Indien de diensten niet worden uitgevoerd volgens de overeenkomst en dit aanzienlijke gevolgen heeft voor de uitvoering van de pakketreis en de organisator dit probleem niet heeft verholpen, kan de reiziger de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding beëindigen.

In geval van reisdiensten die niet uitgevoerd zijn of niet goed uitgevoerd zijn heeft de reiziger ook recht op een prijsverlaging en/of schadevergoeding.

De organisator is verplicht reizigers die in moeilijkheden verkeren, bijstand te verlenen.

Indien de organisator of, in sommige lidstaten, de doorverkoper insolvent wordt, zullen de betaalde bedragen worden teruggestort. Indien de insolventie van de organisator of, indien van toepassing, de doorverkoper na het begin van de pakketreis intreedt en het vervoer in de reis of de vakantie inbegrepen is, wordt er voor repatriëring van de reiziger gezorgd. XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij]. Wanneer diensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

 

Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht [HYPERLINK]


BIJLAGE II

Deel A

Standaardinformatieformulier voor gekoppelde reisarrangementen in de zin van artikel 3, punt 5, onder a), welke online worden gefaciliteerd door een vervoerder die retourtickets verkoopt

Indien u, na één reisdienst te hebben gekozen en betaald, aanvullende reisdiensten voor uw reis of vakantie boekt via onze onderneming/XY, kunt u GEEN aanspraak maken op de rechten die gelden voor pakketreizen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Onze onderneming/XY is derhalve niet verantwoordelijk voor de goede uitvoering van die aanvullende reisdiensten. In geval van problemen kunt u contact opnemen met de betrokken dienstverlener.

Indien u evenwel tijdens hetzelfde bezoek aan de boekingswebsite van onze onderneming/XY aanvullende reisdiensten boekt, worden deze reisdiensten deel van een gekoppeld reisarrangement. In dat geval beschikt XY over de volgens het EU-recht verplichte bescherming om de door u aan XY betaalde bedragen voor diensten die als gevolg van de insolventie van XY niet zijn verleend, terug te storten en, indien nodig, u te repatriëren. Gelieve er nota van te nemen dat niet in terugbetaling wordt voorzien in geval van insolventie van de betrokken dienstverlener.

Meer informatie over bescherming bij insolventie [te verstrekken in de vorm van een hyperlink].

De reiziger krijgt de volgende informatie te zien door de hyperlink aan te klikken:

XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij].

Wanneer reisdiensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

Let op: Deze bescherming bij insolventie geldt niet voor overeenkomsten met andere partijen dan XY, die ondanks de insolventie van XY kunnen worden uitgevoerd.

Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht [HYPERLINK]

Deel B

Standaardinformatieformulier voor gekoppelde reisarrangementen in de zin van artikel 3, punt 5, onder a), welke online worden gefaciliteerd door een andere handelaar dan een vervoerder die retourtickets verkoopt

Indien u, na één reisdienst te hebben gekozen en betaald, aanvullende reisdiensten voor uw reis of vakantie boekt via onze onderneming/XY, kunt u GEEN aanspraak maken op de rechten die gelden voor pakketreizen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Onze onderneming/XY is derhalve niet verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de afzonderlijke reisdiensten. In geval van problemen kunt u contact opnemen met de betrokken dienstverlener.

Indien u evenwel tijdens hetzelfde bezoek aan de boekingswebsite van onze onderneming/XY aanvullende reisdiensten boekt, worden die reisdiensten deel van een gekoppeld reisarrangement. In dat geval beschikt XY over de volgens het EU-recht verplichte bescherming om de door u aan XY betaalde bedragen voor diensten die als gevolg van de insolventie van XY niet zijn verleend, terug te storten. Gelieve er nota van te nemen dat niet in terugbetaling wordt voorzien in geval van insolventie van de betrokken dienstverlener.

Meer informatie over bescherming bij insolventie [te verstrekken in de vorm van een hyperlink].

De reiziger krijgt de volgende informatie te zien door de hyperlink aan te klikken:

XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij].

Wanneer reisdiensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

Let op: Deze bescherming bij insolventie geldt niet voor overeenkomsten met andere partijen dan XY, die ondanks de insolventie van XY kunnen worden uitgevoerd.

Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht [HYPERLINK]

Deel C

Standaardinformatieformulier voor gekoppelde reisarrangementen in de zin van artikel 3, punt 5, onder a), wanneer de overeenkomsten in de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar (die geen vervoerder is die retourtickets verkoopt) en de reiziger worden gesloten

Indien u, na één reisdienst te hebben gekozen en betaald, aanvullende reisdiensten voor uw reis of vakantie boekt via onze onderneming/XY, kunt u GEEN aanspraak maken op de rechten die gelden voor pakketreizen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Onze onderneming/XY is derhalve niet verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de afzonderlijke reisdiensten. In geval van problemen kunt u contact opnemen met de betrokken dienstverlener.

Indien u evenwel tijdens hetzelfde bezoek aan of contact met onze onderneming/XY aanvullende reisdiensten boekt, worden die reisdiensten deel van een gekoppeld reisarrangement. In dat geval beschikt XY over de volgens het Unierecht verplichte bescherming om de door u aan XY betaalde bedragen voor diensten die als gevolg van de insolventie van XY niet zijn verleend, terug te storten en, indien nodig, u te repatriëren. Gelieve er nota van te nemen dat niet in terugbetaling wordt voorzien in geval van insolventie van de betrokken dienstverlener.

XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij].

Wanneer reisdiensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

Let op: Deze bescherming bij insolventie geldt niet voor overeenkomsten met andere partijen dan XY, die ondanks de insolventie van XY kunnen worden uitgevoerd.

[Website waar Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht kan worden gevonden.]

Deel D

Standaardinformatieformulier indien de handelaar die een online aangeboden gekoppeld reisarrangement in de zin van artikel 3, punt 5, onder b), faciliteert, een vervoerder is die retourtickets verkoopt

Indien u via deze link/links aanvullende reisdiensten voor uw reis of vakantie boekt, kunt u GEEN aanspraak maken op de rechten die gelden voor pakketreizen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Onze onderneming/XY is derhalve niet verantwoordelijk voor de goede uitvoering van die aanvullende reisdiensten. In geval van problemen kunt u contact opnemen met de betrokken dienstverlener.

Indien u echter uiterlijk 24 uur na ontvangst van de bevestiging van de boeking van onze onderneming/XY via deze link/links aanvullende reisdiensten boekt, worden die reisdiensten deel van een gekoppeld reisarrangement. In dat geval beschikt XY over de volgens het EU-recht verplichte bescherming om de door u aan XY betaalde bedragen voor diensten die als gevolg van de insolventie van XY niet zijn verleend, terug te storten en, indien nodig, u te repatriëren. Gelieve er nota van te nemen dat niet in terugbetaling wordt voorzien in geval van insolventie van de betrokken dienstverlener.

Meer informatie over bescherming bij insolventie [te verstrekken in de vorm van een hyperlink].

De reiziger krijgt de volgende informatie te zien door de hyperlink aan te klikken:

XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij].

Wanneer diensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).Gelieve deze instantie te contacteren wanneer de door u geboekte diensten als gevolg van de insolventie van XY niet worden verleend.

Let op: Deze bescherming bij insolventie geldt niet voor overeenkomsten met andere partijen dan XY, die ondanks de insolventie van XY kunnen worden uitgevoerd.

Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht [HYPERLINK]

Deel E

Standaardinformatieformulier indien de handelaar die een online aangeboden gekoppeld reisarrangement in de zin van artikel 3, punt 5, onder b), faciliteert, een andere handelaar is dan een vervoerder die retourtickets verkoopt

Indien u via deze link/links aanvullende reisdiensten voor uw reis of vakantie boekt, kunt u GEEN aanspraak maken op de rechten die gelden voor pakketreizen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Onze onderneming/XY is derhalve niet verantwoordelijk voor de goede uitvoering van die aanvullende reisdiensten. In geval van problemen kunt u contact opnemen met de betrokken dienstverlener.

Indien u echter uiterlijk 24 uur na ontvangst van de bevestiging van de boeking van onze onderneming/XY via deze link/links aanvullende reisdiensten boekt, worden die reisdiensten deel van een gekoppeld reisarrangement. In dat geval beschikt XY over de volgens het EU-recht verplichte bescherming om de door u aan XY betaalde bedragen voor diensten die als gevolg van de insolventie van XY niet zijn verleend, terug te storten. Gelieve er nota van te nemen dat niet in terugbetaling wordt voorzien in geval van insolventie van de betrokken dienstverlener.

Meer informatie over bescherming bij insolventie [te verstrekken in de vorm van een hyperlink].

De reiziger krijgt de volgende informatie te zien door de hyperlink aan te klikken:

XY heeft zich van bescherming bij insolventie voorzien bij YZ [de entiteit die instaat voor de bescherming bij insolventie, bijvoorbeeld een garantiefonds of een verzekeringsmaatschappij].

Wanneer diensten door de insolventie van XY niet worden verleend, kunnen reizigers met deze entiteit of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit contact opnemen (contactgegevens, met inbegrip van naam, geografisch adres, e-mail en telefoonnummer).

Let op: Deze bescherming bij insolventie geldt niet voor overeenkomsten met andere partijen dan XY, die ondanks de insolventie van XY kunnen worden uitgevoerd.

Richtlijn (EU) 2015/2302, als omgezet in het nationale recht [HYPERLINK]


BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 90/314/EEG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 3, punt 2, en artikel 2, lid 2, onder a)

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, punt 8

Artikel 2, lid 3

Artikel 3, punt 9

Artikel 2, lid 4

Artikel 3, punt 6

Artikel 2, lid 5

Artikel 3, punt 3

Artikel 3, lid 1

Geschrapt

Artikel 3, lid 2

Geschrapt, maar belangrijkste delen opgenomen in de artikelen 5 en 6

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 5, lid 1, onder f)

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 1, onder h), artikel 7, lid 2, onder d) en f), en artikel 7, lid 4

Artikel 4, lid 2, onder a)

Artikel 7, lid 2

Artikel 4, lid 2, onder b)

Artikel 5, lid 3, en artikel 7, leden 1 en 4

Artikel 4, lid 2, onder c)

Geschrapt

Artikel 4, lid 3

Artikel 9

Artikel 4, lid 4

Artikel 10

Artikel 4, lid 5

Artikel 11, leden 2 en 3

Artikel 4, lid 6

Artikel 11, leden 2, 3 en 4, en artikel 12, leden 3 en 4

Artikel 4, lid 7

Artikel 13, leden 5, 6 en 7

Artikel 5, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 14, leden 2, 3 en 4, en artikel 16

Artikel 5, lid 3

Artikel 23, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 7, lid 2, onder e), en artikel 13, lid 2

Artikel 6

Artikel 13, lid 3

Artikel 7

Artikel 17 en artikel 18

Artikel 8

Artikel 4

Artikel 9, lid 1

Artikel 28, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 28, lid 4

Artikel 10

Artikel 31

Bijlage, onder a)

Artikel 5, lid 1, onder a), i)

Bijlage, onder b)

Artikel 5, lid 1, onder a), ii)

Bijlage, onder c)

Artikel 5, lid 1, onder a), iii)

Bijlage, onder d)

Artikel 5, lid 1, onder e)

Bijlage, onder e)

Artikel 5, lid 1, onder a), i)

Bijlage, onder f)

Artikel 5, lid 1, onder a), v)

Bijlage, onder g)

Artikel 5, lid 1, onder b)

Bijlage, onder h)

Artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 10, lid 1

Bijlage, onder i)

Artikel 5, lid 1, onder d)

Bijlage, onder j)

Artikel 7, lid 2, onder a)

Bijlage, onder k)

Artikel 13, lid 2


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/34


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/2303 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2015

tot aanvulling van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot specificering van de definities van en coördinering van het aanvullende toezicht op risicoconcentratie en intragroepstransacties

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 21 bis, lid 1 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er moeten technische reguleringsnormen worden vastgesteld om de definities vervat in artikel 2 van Richtlijn 2002/87/EG nauwkeuriger te formuleren en de bepalingen met betrekking tot aanvullend toezicht aangenomen ingevolge de artikelen 7 en 8 en bijlage II van die richtlijn goed te coördineren.

(2)

Het is belangrijk om nadere bijzonderheden te verstrekken wat betreft de elementen waarmee rekening moet worden gehouden ten behoeve van de rapportage van significante intragroepstransacties en significante risicoconcentraties.

(3)

De artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2002/87/EG verplichten de lidstaten bepaalde rapportageverplichtingen voor te schrijven met betrekking tot gereglementeerde entiteiten of gemengde financiële holdings. Een dergelijke rapportage moet op een gecoördineerde manier plaatsvinden om coördinatoren en andere betrokken bevoegde autoriteiten bij het bepalen van relevante kwesties bij te staan alsook de efficiëntere uitwisseling van informatie te vergemakkelijken. Om de rapporten over significante risicoconcentraties en intragroepstransacties consistenter te maken, moeten gereglementeerde entiteiten en gemengde financiële holdings ten minste bepaalde gestandaardiseerde minimuminformatie aan de coördinatoren rapporteren.

(4)

Op grond van de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2002/87/EG zijn de coördinatoren ook bevoegd om significante risicoconcentraties en significante intragroepstransacties te bewaken en de soorten risico's en transacties te bepalen die gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat moeten rapporteren. De coördinatoren zijn eveneens bevoegd om drempels te omschrijven. Teneinde deze bepalingen te coördineren, moet een methodologie worden vastgesteld om coördinatoren en andere betrokken bevoegde autoriteiten in de uitoefening van hun functies bij te staan.

(5)

De maatregelen die zijn ingevoerd voor het aanvullende toezicht op risicoconcentratie en intragroepstransacties variëren binnen de Unie. Onder erkenning van bestaande uniale en nationale rechtskaders moet een aantal minimumtoezichtsmaatregelen met betrekking tot het aanvullend toezicht op risicoconcentratie en intragroepstransacties worden vastgesteld. Door met die minimummaatregelen rekening te houden, zullen de bevoegde autoriteiten voor een gelijk speelveld zorgen en gecoördineerde toezichtspraktijken in de hele Unie vergemakkelijken.

(6)

De opgenomen vereisten met betrekking tot gereglementeerde entiteiten of gemengde financiële holdings bouwen op bestaande sectorale vereisten met betrekking tot risicoconcentratie en intragroepstransacties en mogen niet geacht worden die vereisten te herhalen.

(7)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de ETA's (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, Europese Autoriteit voor effecten en markten) aan de Commissie zijn voorgelegd.

(8)

De ETA's hebben openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en het advies van de betrokken stakeholdergroepen ingewonnen in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (2), (EU) nr. 1094/2010 (3) en (EU) nr. 1095/2010 (4) van het Europees Parlement en de Raad,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt regels vast betreffende:

a)

de nauwkeuriger formulering van de definitie van „intragroepstransacties” en „risicoconcentraties” vervat in de punten 18 en 19 van artikel 2 van Richtlijn 2002/87/EG door criteria vast te stellen om te beoordelen wanneer deze significant zijn.

b)

de coördinering van de bepalingen aangenomen ingevolge de artikelen 7 en 8 en bijlage II van Richtlijn 2002/87/EG met betrekking tot:

i)

de informatie die door gereglementeerde entiteiten of gemengde financiële holdings aan de coördinator en andere betrokken bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt ten behoeve van de toezichtscontrole op risicoconcentratie en intragroepstransacties;

ii)

de methodologie die door de coördinator en de betrokken bevoegde autoriteiten ten behoeve van het bepalen van soorten significante risicoconcentratie en intragroepstransacties moet worden toegepast;

iii)

de toezichtsmaatregelen die moeten worden toegepast door de bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 7, lid 3, en 8, lid 3, van Richtlijn 2002/87/EG.

Artikel 2

Significante intragroepstransacties

1.   Significante intragroepstransacties kunnen de volgende transacties binnen een financieel conglomeraat omvatten:

a)

investeringen en uitstaande saldi tussen ondernemingen, met inbegrip van onroerend goed, obligaties, aandelen, leningen, hybride en achtergestelde instrumenten, schuld met zekerheidsstelling, regelingen voor de centralisatie van het beheer van activa of contanten of het delen van kosten, pensioenregelingen, verlenen van beheer-, backoffice- of andere diensten, dividenden, rentebetalingen en andere vorderingen;

b)

garanties, verbintenissen, kredietbrieven en andere transacties buiten de balanstelling;

c)

derivatentransacties;

d)

aankoop, verkoop of lease van activa en verplichtingen;

e)

intragroepsvergoedingen met betrekking tot distributiecontracten;

f)

transacties om risicoblootstellingen tussen entiteiten binnen het financieel conglomeraat te verschuiven, met inbegrip van transacties met special purpose vehicles of verwante entiteiten;

g)

verzekerings-, herverzekerings- en retrocessietransacties;

h)

transacties die bestaan uit verschillende samenhangende transacties waarbij activa of verplichtingen worden overgedragen aan entiteiten buiten het financiële conglomeraat, maar de risicoblootstelling uiteindelijk weer binnen het financiële conglomeraat wordt gebracht.

2.   Met betrekking tot gereglementeerde entiteiten en gemengde financiële holdings houden de coördinator en de andere betrokken bevoegde autoriteiten bij het bepalen van types significante intragroepstransacties, het omschrijven van passende drempels, termijnen voor het rapporteren en controleren van significante intragroepstransacties met name rekening met:

a)

de specifieke structuur van het financiële conglomeraat, de complexiteit van de intragroepstransacties, de specifieke geografische locatie van de tegenpartij en of de tegenpartij al dan niet een gereglementeerde entiteit is;

b)

mogelijke besmettingseffecten binnen het financieel conglomeraat;

c)

mogelijke ontwijkingen van sectorale regels;

d)

mogelijke belangenconflicten;

e)

de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de tegenpartij;

f)

transacties tussen entiteiten die tot verschillende sectoren van een financieel conglomeraat behoren, indien niet reeds op sectoraal niveau gerapporteerd;

g)

transacties binnen een financiële sector die niet reeds gerapporteerd worden in overeenstemming met het bepaalde in de sectorale regels.

3.   De coördinator en de andere betrokken bevoegde autoriteiten bereiken overeenstemming over de vorm en inhoud van het rapport over significante intragroepstransacties, met inbegrip van taal, inleverdata en communicatiekanalen.

4.   De coördinator en de andere betrokken bevoegde autoriteiten verplichten gereglementeerde entiteiten of gemengde financiële holdings ten minste over het volgende te rapporteren:

a)

de datum en het bedrag van de significante transacties, naam en handelsregisternummer of ander identificatienummer van de betrokken groepsentiteiten en tegenpartijen, met inbegrip van de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI), indien van toepassing;

b)

een korte beschrijving van de significante intragroepstransacties overeenkomstig de types transacties vervat in lid 1;

c)

het totale volume van alle significante intragroepstransacties van een specifiek financieel conglomeraat binnen een bepaalde verslagperiode;

d)

informatie over de wijze waarop belangenconflicten en risico's van besmetting op het niveau van het financieel conglomeraat met betrekking tot significante intragroepstransacties worden beheerd, rekening houdend met de strategie van het financiële conglomeraat om activiteiten te combineren in de banksector, verzekeringssector en sector van investeringsdiensten, of een sectorale zelfbeoordeling van eigen risico's met inbegrip van het beheer van belangenconflicten en de risico's van besmetting met betrekking tot significante intragroepstransacties.

5.   Transacties die worden uitgevoerd als onderdeel van één enkele economische operatie worden geaggregeerd ten behoeve van de berekening van de drempels ingevolge artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2002/87/EG.

Artikel 3

Significante risicoconcentratie

1.   Significante risicoconcentratie in geval van gereglementeerde entiteiten en gemengde financiële holdings wordt geacht uit risicoblootstellingen aan tegenpartijen die geen deel uitmaken van het financieel conglomeraat voort te komen, indien die risicoblootstellingen:

a)

direct of indirect zijn:

b)

posten binnen en buiten de balanstelling zijn;

c)

betrekking hebben op gereglementeerde en niet-gereglementeerde entiteiten, dezelfde of verschillende financiële sectoren in een financieel conglomeraat;

d)

bestaan uit elke combinatie of interactie van de blootstellingen vervat in de punten a), b) of c).

2.   Tegenpartijrisico of kredietrisico wordt geacht met name risico's te omvatten met betrekking tot onderling verbonden tegenpartijen in groepen die geen deel uitmaken van het financieel conglomeraat, met inbegrip van een accumulatie van blootstellingen aan die tegenpartijen.

3.   Met betrekking tot gereglementeerde entiteiten en gemengde financiële holdings houden de coördinator en de andere betrokken bevoegde autoriteiten bij het bepalen van types significante risicoconcentratie, het omschrijven van geschikte drempels, termijnen voor het rapporteren en controleren van significante risicoconcentratie met name rekening met:

a)

de solvabiliteits- en liquiditeitspositie op het niveau van het financieel conglomeraat en van de individuele entiteiten binnen het financieel conglomeraat;

b)

de omvang, complexiteit en specifieke structuur van het financieel conglomeraat met inbegrip van het bestaan van special purpose vehicles, verwante entiteiten, entiteiten van derde landen;

c)

de specifieke risicobeheerstructuur van het financieel conglomeraat en de kenmerken van het governancesysteem;

d)

de diversificatie van de blootstellingen van het financieel conglomeraat en van zijn beleggingsportefeuille;

e)

de diversificatie van de financiële activiteiten van het financieel conglomeraat met betrekking tot geografische gebieden en branches;

f)

de relatie, correlatie en interactie tussen risicofactoren in alle entiteiten in het financieel conglomeraat;

g)

mogelijke besmettingseffecten binnen het financieel conglomeraat;

h)

mogelijke ontwijkingen van sectorale regels;

i)

mogelijke belangenconflicten;

j)

het niveau of volume van de risico's;

k)

mogelijke accumulatie en interactie van blootstellingen aangegaan door entiteiten die behoren tot verschillende financiële sectoren van het financieel conglomeraat, indien niet reeds op sectoraal niveau gerapporteerd;

l)

blootstellingen binnen een financiële sector van het financieel conglomeraat, die niet gerapporteerd worden op grond van de bepalingen van de sectorale regels.

4.   De coördinator en de andere betrokken bevoegde autoriteiten bereiken overeenstemming over de vorm en inhoud van het rapport over significante risicoconcentratie, met inbegrip van taal, inleverdata en communicatiekanalen.

5.   De coördinator en de andere betrokken bevoegde autoriteiten verplichten gereglementeerde entiteiten of gemengde financiële holdings ten minste het volgende te rapporteren:

a)

een beschrijving van de significante risicoconcentratie overeenkomstig de types risico's vervat in lid 1;

b)

de uitsplitsing van de significante risicoconcentratie per tegenpartij en groep van onderling verbonden tegenpartij, geografisch gebied, economische sector, valuta, onder vermelding van naam, handelsregisternummer of ander identificatienummer van de betrokken groepsondernemingen van het financieel conglomeraat en de betrokken tegenpartijen ervan, met inbegrip van de LEI, indien van toepassing;

c)

het totale bedrag van elke significante risicoconcentratie aan het einde van een specifieke verslagperiode gewaardeerd overeenkomstig de toepasselijke sectorale regels;

d)

indien van toepassing, de grootte van de significante risicoconcentratie rekening houdend met risicolimiteringstechnieken en risicowegingsfactoren;

e)

informatie over de wijze waarop belangenconflicten en risico's van besmetting op het niveau van het financieel conglomeraat met betrekking tot significante risicoconcentratie worden beheerd, rekening houdend met de strategie van het financiële conglomeraat om activiteiten te combineren in de banksector, verzekeringssector en sector van investeringsdiensten, of een sectorale zelfbeoordeling van eigen risico's met inbegrip van het beheer van belangenconflicten en de risico's van besmetting met betrekking tot significante risicoconcentratie.

Artikel 4

Toezichtsmaatregelen

Onverminderd alle andere aan hen verleende toezichtsbevoegdheden belasten de bevoegde autoriteiten zich ermee met name

1.

in voorkomend geval, gereglementeerde entiteiten of gemengde financiële holdings te verplichten:

a)

intragroepstransacties van het financieel conglomeraat op een zakelijke grondslag te verrichten of kennisgeving te doen van intragroepstransacties die niet op een zakelijke grondslag worden verricht;

b)

intragroeptransacties van het financieel conglomeraat goed te keuren via gespecificeerde interne procedures met betrokkenheid van het leidinggevend orgaan ervan als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), of van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan ervan als bedoeld in artikel 40 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (6);

c)

frequenter dan op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2002/87/EG vereist te rapporteren over significante risicoconcentratie en significante intragroepstransacties;

d)

bijkomende rapportage over significante risicoconcentratie en significante intragroepstransacties van het financieel conglomeraat in te stellen;

e)

de risicobeheerprocessen en internecontrolemechanismen van het financieel conglomeraat te versterken;

f)

plannen in te dienen of te verbeteren om opnieuw aan de toezichtsvereisten te voldoen en een termijn voor de implementatie ervan vast te stellen.

2.

geschikte drempels te omschrijven om significante risicoconcentratie en significante intragroepstransacties te bepalen en te controleren.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(3)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(4)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(5)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(6)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2304 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2015

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,3(4)-bèta-glucanase geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen gehouden voor mest- en fokdoeleinden (vergunninghouder Adisseo France SAS)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8 en endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6 geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

Die aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor het preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8 en endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6 geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle gangbare en minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest-, leg- en fokdoeleinden, in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”.

(4)

Het gebruik van dat preparaat was voor een periode van tien jaar toegestaan voor mestkippen, opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/661 van de Commissie (2).

(5)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 28 april 2015 (3) geconcludeerd dat het preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8 en endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6 geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten heeft voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu en dat het de voederconversie bij mestkalkoenen aanzienlijk verbetert. Deze conclusie kan worden uitgebreid tot opfokkalkoenen. Specifieke voorschriften voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding gecontroleerd, dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van het preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,3(4)-bèta-glucanase blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage omschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/661 van de Commissie van 28 april 2015 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,3(4)-bèta-glucanase geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden (vergunninghouder Adisseo France S.A.S.) (PB L 110 van 29.4.2015, blz. 1).

(3)   EFSA Journal (2014); 13(5):4106.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars.

4a22

Adisseo France SAS

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

en

endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Preparaat van endo-1,4-bèta-xylanase (EC 3.2.1.8) en endo-1,3(4)-bèta-glucanase (EC 3.2.1.6) geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702, met een minimale activiteit van:

in vaste vorm: endo-1,4-bèta-xylanase 22 000  VU (1)/g en endo-1,3(4)-bèta-glucanase 15 200  VU/g;

in vloeibare vorm: endo-1,4-bèta-xylanaseactiviteit 5 500  VU/ml en endo-1,3(4)-bèta-glucanaseactiviteit 3 800  VU/ml.

Karakterisering van de werkzame stof:

Endo-1,4-bèta-xylanase (EC 3.2.1.8) en endo-1,3(4)-bèta-glucanase (EC 3.2.1.6) geproduceerd door Talaromyces versatilis sp. nov. IMI CC 378536 en Talaromyces versatilis sp. nov. DSM 26702.

Analysemethode  (2):

Voor de kwantificering van de endo-1,4-bèta-xylanaseactiviteit:

viscosimetrische methode gebaseerd op de afname van de viscositeit die wordt veroorzaakt door de inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase op het xylaanbevattende substraat (tarwearabinoxylaan).

Voor de kwantificering van de endo-1,3(4)-bèta-glucanaseactiviteit:

viscosimetrische methode gebaseerd op de afname van de viscositeit die wordt veroorzaakt door de inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase op het glucaansubstraat (gerstbètaglucaan) bij een pH van 5,5 en een temperatuur van 30 °C.

Mestkalkoenen

Opfokkalkoenen

endo-1,4-bèta-xylanase 1 100  VU

endo-1,3(4)-bèta-glucanase 760 VU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

31 december 2025


(1)  1 VU (viscosimetrische eenheid) is de hoeveelheid enzym die het substraat (respectievelijk gerstbètaglucaan en tarwearabinoxylaan) hydrolyseert, waardoor de viscositeit van de oplossing vermindert, om een verandering van 1 (dimensieloze eenheid)/min in de relatieve vloeibaarheid te produceren bij 30 °C en een pH van 5,5.

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2305 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2015

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4) geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en voor gespeende biggen, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2148/2004 en (EG) nr. 1520/2007 (vergunninghouder Huvepharma NV)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG is een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor het preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142) (voorheen Trichoderma longibrachiatum), hierna „het in de bijlage omschreven preparaat” genoemd, als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen bij Verordening (EG) nr. 2148/2004 van de Commissie (3) en voor gespeende biggen bij Verordening (EG) nr. 1520/2007 van de Commissie (4). Vervolgens is dat preparaat overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van het preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142) (voorheen Trichoderma longibrachiatum), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en voor gespeende biggen. De aanvrager heeft gevraagd dit toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” in te delen. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en bescheiden gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 17 april 2013 (5) en 10 maart 2015 (6) geconcludeerd dat het preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142) (voorheen Trichoderma longibrachiatum), onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten heeft voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu. Ook heeft de EFSA geconcludeerd dat het gebruik van dat preparaat doeltreffend kan zijn bij mestkippen en gespeende biggen. Verder was de EFSA van oordeel dat deze conclusie kan worden geëxtrapoleerd tot minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding gecontroleerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142) (voorheen Trichoderma longibrachiatum), blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De Verordeningen (EG) nr. 2148/2004 en (EG) nr. 1520/2007 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlening van de vergunning

Voor het in de bijlage omschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2148/2004

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2148/2004 wordt de vermelding betreffende E 1616, endo-1,4-bèta-glucanase, geschrapt.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1520/2007

Verordening (EG) nr. 1520/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5 wordt geschrapt.

2)

Bijlage V wordt geschrapt.

Artikel 4

Overgangsmaatregelen

Het in de bijlage omschreven preparaat en diervoeding die dat preparaat bevat die vóór 30 juni 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 31 december 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 2148/2004 van de Commissie van 16 december 2004 tot verlening van permanente en voorlopige vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een vergunning voor nieuwe toepassingen van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 24).

(4)  Verordening (EG) nr. 1520/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 17).

(5)  EFSA Journal (2013); 11(7):3207.

(6)  EFSA Journal (2015); 13(3):4054.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars

4a1616

Huvepharma NV

Endo-1,4-bèta-glucanase

EC 3.2.1.4

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4) geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142) met een minimale activiteit van 2 000  CU (1)/g (in vaste en vloeibare vorm).

Karakterisering van de werkzame stof

Endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4) geproduceerd door Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142).

Analysemethode  (2)

Voor de bepaling van endo-1,4-bèta-glucanase in het toevoegingsmiddel voor diervoeding, in voormengsels en in diervoeding:

colorimetrische methode gebaseerd op de kwantificering van in water oplosbare gekleurde fragmenten (azurine), geproduceerd door de inwerking van endo-1,4-bèta-glucanase op met azurine vernette cellulose.

Mestkippen en minder gangbare pluimveesoorten voor mestdoeleinden

500 CU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

3.

Voor gebruik bij gespeende biggen tot ongeveer 35 kg.

31 december 2025

Gespeende biggen

350 CU


(1)  1 CU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,5 en een temperatuur van 30 °C 0,128 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit gerstbètaglucaan.

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/46


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2306 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2015

tot verlening van een vergunning voor L-cysteïnehydrochloride-monohydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden en katten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor L-cysteïnehydrochloride-monohydraat is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. Vervolgens is dat product overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van L-cysteïnehydrochloride-monohydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden en katten. De aanvrager heeft gevraagd dit toevoegingsmiddel in de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 10 oktober 2013 (3) geconcludeerd dat L-cysteïnehydrochloride-monohydraat onder de voorgestelde voorwaarden voor gebruik in diervoeding geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu heeft. Voorts heeft de EFSA verklaard dat L-cystine en L-cysteïnehydrochloride voor levensmiddelen goedgekeurde aromatische stoffen zijn waarvan de werkzaamheid is bewezen hoewel het niet duidelijk is dat L-cysteïnehydrochloride-monohydraat als smaakstof in voeder voor gezelschapsdieren op dezelfde wijze wordt gebruikt als in levensmiddelen. Op grond van het door de aanvrager verstrekte bewijsmateriaal heeft de EFSA ook geconcludeerd dat de werkzaamheid van L-cysteïnehydrochloride-monohydraat met betrekking tot de uiteindelijke concentratie in diervoeding niet kan worden beoordeeld. Zij heeft evenwel ook verklaard dat dit toevoegingsmiddel is toegestaan in levensmiddelen en dat de werkzaamheid niet meer hoeft te worden aangetoond wanneer de functie ervan in diervoeding in wezen dezelfde is als in levensmiddelen. Op grond van bijkomend door de aanvrager verstrekt bewijsmateriaal heeft de Commissie geconcludeerd dat, hoewel L-cysteïnehydrochloride-monohydraat betrekking heeft op een andere chemische structuur dan L-cystine en L-cysteïne, het feit dat het toevoegingsmiddel monogehydrateerd is de werkzaamheid ervan niet verandert. Ook heeft de Commissie geconcludeerd dat de gebruiksniveaus voor dit toevoegingsmiddel hoger zijn dan de normale en maximale gebruiksniveaus in levensmiddelen voor verschillende types producten en dat er bijgevolg voldoende bewijs voorhanden is voor de werkzaamheid van deze stof.

(5)

De EFSA concludeerde dat er geen veiligheidsproblemen voor de gebruikers zullen rijzen als de nodige beschermingsmaatregelen worden genomen. Specifieke voorschriften voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van L-cysteïnehydrochloride-monohydraat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van L-cysteïnehydrochloride-monohydraat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden voor L-cysteïnehydrochloride-monohydraat vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vergunningverlening

Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „aromatische stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

1.   De in de bijlage beschreven stof en voormengsels die deze stof bevatten die vóór 30 juni 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 31 december 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

2.   De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage beschreven stof bevatten die vóór 31 december 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 31 december 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2013; 11(10):3437.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aromatische stoffen

2b920

L-cysteïnehydrochloride-monohydraat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

L-cysteïnehydrochloride-monohydraat.

Karakterisering van de werkzame stof

L-cysteïnehydrochloride-monohydraat

C3H7NO2S·HClH2O

CAS-nr.: 7048-04-6

L-cysteïnehydrochloride-monohydraat in vaste vorm, geproduceerd door de hydrolyse van keratine van vogelveren.

Zuiverheid: min. 98,5 % gehalte.

Analysemethode  (1)

Voor de kwantificering van L-cysteïnehydrochloride-monohydraat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: titrimetrie, Europese Farmacopee (6.0, methode 01/2008:0895).

Voor de kwantificering van cystine/cysteïne (waaronder L-cysteïnehydrochloride-monohydraat) in voormengsels en diervoeders: ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie: Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (2), bijlage III, onder F.

Honden en katten

1.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en van het voormengsel moeten worden vermeld:

de opslagvoorwaarden;

toevoeging van L-cysteïnehydrochloride-monohydraat is afhankelijk van de vereisten van honden en katten voor zwavelhoudende aminozuren en het niveau van de overige zwavelhoudende aminozuren in het voederrantsoen.

2.

Voor de veiligheid: bij hantering moeten ademhalingsbescherming, veiligheidsbril en -handschoenen worden gedragen.

31 december 2025


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2307 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2015

tot verlening van een vergunning voor menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor vitamine K is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. Vervolgens is dat product overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van het gebruik van vitamine K3 in de vorm van menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten. De aanvrager heeft gevraagd deze toevoegingsmiddelen in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten zijn bij de aanvraag gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 16 januari 2014 (3) geconcludeerd dat menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet onder de voorgestelde voorwaarden voor gebruik in diervoeding geen ongunstige gevolgen hebben voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu.

(5)

De EFSA heeft ook vastgesteld dat menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet nuttige bronnen van vitamine K zijn en dat er geen veiligheidsrisico voor de gebruikers bestaat, mits er geschikte beschermende maatregelen worden getroffen. Specifieke voorschriften voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

Hoewel de aanvrager zijn aanvraag voor het gebruik van menadion-natriumwaterstofsulfiet in drinkwater heeft ingetrokken, mag dit toevoegingsmiddel worden gebruikt in mengvoeders die vervolgens via water worden toegediend.

(8)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vergunningverlening

Voor de in de bijlage beschreven stoffen, die behoren tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

1.   De in de bijlage beschreven stoffen en de voormengsels die die stoffen bevatten die vóór 30 juni 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 31 december 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

2.   De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage beschreven stoffen bevatten die vóór 31 december 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 31 december 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.

3.   De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage beschreven stoffen bevatten die vóór 31 december 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 31 december 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2014;12(1):3532.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking

3a710

„Menadion-natriumwaterstofsulfiet” of „Vitamine K3

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Menadion-natriumwaterstofsulfiet

Chroom ≤ 45 mg/kg

Karakterisering van de werkzame stof

Menadion-natriumwaterstofsulfiet

C11H9NaO5S·3H2O

CAS-nr.: 6147-37-1

Geproduceerd door chemische synthese

Zuiverheid: min. 96 % menadion-natriumwaterstofsulfietcomplex, wat overeenkomt met min. 50 % menadion.

Analysemethode  (1)

Voor de bepaling van menadion-natriumwaterstofsulfiet in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: een spectrofotometrische methode met zichtbaarlichtdetectie op 635 nm (VDLUFA — Bd. III, 13.7.1).

Voor de bepaling van menadion-natriumwaterstofsulfiet in voormengsels en diervoeders: normale-fase-hogeprestatievloeistofchromatograaf gekoppeld aan uv-detectie — decreet van 29.4.2010, Italiaans Staatsblad nr. 120 van 25.5.2010.

Alle diersoorten

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeding worden verwerkt.

2.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels worden de opslag- en stabiliteitsvoorwaarden aangegeven.

3.

Indien de hoeveelheid van het toevoegingsmiddel is aangegeven op het etiket, moet de volgende equivalentie worden gebruikt: 1 mg vitamine K3 = 1 mg menadion = 2 mg menadion-natriumwaterstofsulfiet.

4.

Er moeten passende maatregelen worden genomen om de uitstoot van chroom in de lucht te vermijden en blootstelling door inademing of via de huid te voorkomen. Als dergelijke maatregelen technisch niet haalbaar of ontoereikend zijn, moeten beschermende maatregelen worden genomen overeenkomstig de nationale regelgeving ter uitvoering van de wetgeving van de Unie inzake veiligheid en gezondheid op het werk, waaronder de Richtlijnen 89/391/EEG (2), 89/656/EEG (3), 92/85/EEG (4) en 98/24/EG (5) van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

5.

Bij de hantering moeten geschikte veiligheidshandschoenen, ademhalings- en oogbescherming overeenkomstig Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (7) worden gedragen.

31 december 2025

3a711

„Menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet” of „Vitamine K3

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet

Chroom ≤ 142 mg/kg

Karakterisering van de werkzame stof

Menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet

C11H9O5S·C6H7N2O

CAS-nr.: 73581-79-0

Geproduceerd door chemische synthese

Zuiverheid: min. 96 % menadion-nicotinamidewaterstofsulfietcomplex, wat overeenkomt met min. 43,9 % menadion en min. 31,2 % nicotinamide.

Analysemethode  (1)

Voor de bepaling van menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: een spectrofotometrische methode met zichtbaarlichtdetectie op 635 nm (VDLUFA — Bd. III, 13.7.1).

Voor de bepaling van menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet in voormengsels en diervoeders: normale-fase-hogeprestatievloeistofchromatograaf — decreet van 29.4.2010, Italiaans Staatsblad nr. 120 van 25.5.2010.

Alle diersoorten

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeding worden verwerkt.

2.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels worden de opslag- en stabiliteitsvoorwaarden aangegeven.

3.

Indien de hoeveelheid van het toevoegingsmiddel is aangegeven op het etiket, moet de volgende equivalentie worden gebruikt: 1 mg vitamine K3 = 1 mg menadion = 2,27 mg menadion-nicotinamidewaterstofsulfiet.

4.

Er moeten passende maatregelen worden genomen om de uitstoot van chroom in de lucht te vermijden en blootstelling door inademing of via de huid te voorkomen. Als dergelijke maatregelen technisch niet haalbaar of ontoereikend zijn, moeten beschermende maatregelen worden genomen overeenkomstig de nationale regelgeving ter uitvoering van de wetgeving van de Unie inzake veiligheid en gezondheid op het werk, waaronder de Richtlijnen 89/391/EEG, 89/656/EEG, 92/85/EEG, 98/24/EG en 2004/37/EG.

5.

Bij de hantering moeten geschikte veiligheidshandschoenen, ademhalings- en oogbescherming overeenkomstig Richtlijn 89/686/EEG worden gedragen.

31 december 2025


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(3)  Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (PB L 393 van 30.12.1989, blz. 18).

(4)  Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1).

(5)  Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(6)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

(7)  Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18).


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/54


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2308 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

94,8

TR

83,5

ZZ

89,2

0707 00 05

MA

90,3

TR

152,1

ZZ

121,2

0709 93 10

MA

61,3

TR

151,4

ZZ

106,4

0805 10 20

MA

71,7

TR

62,0

ZA

67,0

ZW

32,0

ZZ

58,2

0805 20 10

MA

73,5

ZZ

73,5

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

TR

83,1

ZA

96,8

ZZ

90,0

0805 50 10

TR

94,3

ZZ

94,3

0808 10 80

AU

155,4

CL

80,0

NZ

213,1

US

119,6

ZA

187,3

ZZ

151,1

0808 30 90

CN

58,1

TR

130,9

ZZ

94,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/56


BESLUIT (GBVB) 2015/2309 VAN DE RAAD

van 10 december 2015

betreffende het bevorderen van doeltreffende controle op de wapenuitvoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese veiligheidsstrategie die de staatshoofden en regeringsleiders op 12 december 2003 hebben aangenomen, vermeldt vijf belangrijke uitdagingen waaraan de Unie het hoofd moet bieden: terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, het falen van staten en georganiseerde criminaliteit. Het ongecontroleerde verkeer van conventionele wapens heeft ernstige gevolgen voor vier van deze vijf uitdagingen. In de strategie wordt het belang van uitvoercontroles ter beheersing van de proliferatie van wapens benadrukt.

(2)

Op 5 juni 1998 heeft de Unie een politiek bindende gedragscode betreffende wapenuitvoer aangenomen, met gemeenschappelijke criteria voor de legale handel in conventionele wapens.

(3)

In de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor, die op 15 en 16 december 2005 door de Europese Raad is aangenomen, is bepaald dat de Unie op regionaal en internationaal niveau steun verleent aan het versterken van de uitvoercontroles en aan het uitdragen van de criteria van de gedragscode betreffende wapenuitvoer, onder meer door niet-EU-landen bijstand te verlenen bij de vaststelling van nationale wetgeving ter zake en door transparantiemaatregelen te bevorderen.

(4)

De gedragscode betreffende wapenuitvoer is op 8 december 2008 vervangen door het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (1) dat juridisch bindend is en dat acht criteria bevat waaraan aanvragen voor de uitvoer van conventionele wapens moeten worden getoetst. Het bevat tevens een kennisgevings- en raadplegingsmechanisme voor weigeringen en transparantiemaatregelen zoals een EU-jaarverslag over wapenuitvoer. Een aantal niet-EU-landen heeft zich aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB.

(5)

In artikel 11 van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB is bepaald dat de lidstaten zich tot het uiterste moeten inspannen om andere wapenexporterende staten ertoe over te halen de criteria die in dit gemeenschappelijk standpunt vervat zijn, toe te passen.

(6)

Het Wapenhandelsverdrag (WHV) werd op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen en is op 24 december 2014 in werking getreden. Met het WHV wordt beoogd de verantwoordelijkheid en transparantie in de wapenhandel te versterken. Net zoals Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB bevat het WHV een aantal criteria voor risicobeoordeling waaraan de uitvoer van wapens moet worden getoetst. De Unie ondersteunt concreet de daadwerkelijke uitvoering en universalisering van het WHV via haar gericht bijstandsprogramma dat overeenkomstig Besluit 2013/768/GBVB van de Raad (2) is aangenomen. In het kader van dit programma zal aan een aantal niet-EU-landen desgevraagd hulp worden geboden bij de versterking van hun systemen voor de controle op wapenoverdrachten, in overeenstemming met de vereisten van het WHV.

(7)

Het is derhalve van belang om ervoor te zorgen dat de bijstands- en voorlichtingsactiviteiten waarin dit besluit voorziet en die welke overeenkomstig Besluit 2013/768/GBVB worden verricht, elkaar aanvullen. Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië, Montenegro, Kosovo (*1), Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Tunesië, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, de Republiek Moldavië, Oekraïne, Benin, Burkina Faso, Kaapverdië, Ivoorkust, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Liberia, Mali, Niger, Nigeria, Senegal, Sierra Leone, Togo, Mauritanië, Kameroen, Tsjaad en China zijn aangemerkt als begunstigden van dit raadsbesluit. In voorkomend geval dienen door dit besluit aangewezen begunstigden die geen enkele stap in de richting van de ondertekening van en de toetreding tot het WHV hebben gezet, daartoe te worden aangemoedigd door middel van de activiteiten die overeenkomstig dit besluit worden verricht. Op dezelfde manier moeten begunstigden die het WHV louter hebben ondertekend, in voorkomend geval, worden aangemoedigd om het verdrag te ratificeren. Als dat met goed gevolg is gebeurd, kan via dit besluit eveneens toegang worden geboden tot versterkte WHV-gerelateerde bijstand overeenkomstig Besluit 2013/768/GBVB.

(8)

De activiteiten van de Unie betreffende het bevorderen van doeltreffende en transparante controles op de wapenuitvoer zijn sinds 2008 ontwikkeld op grond van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/230/GBVB (3) en Besluiten 2009/1012/GBVB (4) en 2012/711/GBVB (5) van de Raad. De ondernomen activiteiten hebben met name ondersteuning geboden voor verdere regionale samenwerking, een grotere transparantie en meer verantwoordelijkheid in overeenstemming met de beginselen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en de daarin vervatte risicobeoordelingscriteria. De betrokken activiteiten waren traditioneel gericht op de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de Unie.

(9)

De afgelopen jaren heeft de Unie geholpen de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik in niet-EU-landen te verbeteren in het kader van projecten van financiële instrumenten van de Unie die niet onder de GBVB-begroting vallen. Die inspanningen werden gestimuleerd in het kader van het initiatief betreffende de kenniscentra. Er moet worden gezorgd voor coördinatie met de activiteiten die verband houden met de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.

(10)

Het Duitse Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (Bureau voor Economie en Uitvoercontrole, BAFA) is door de Raad belast met de technische uitvoering van Besluit 2009/1012/GBVB en Besluit 2012/711/GBVB. Het heeft alle in deze besluiten vermelde activiteiten met succes afgerond. BAFA is tevens de uitvoerende instantie voor projecten ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het WHV overeenkomstig Besluit 2013/768/GBVB. Tegen deze achtergrond is BAFA als de instantie voor de uitvoering van de activiteiten van de Unie op grond van dit besluit een goede keuze, omdat het bewezen heeft te beschikken over de ervaring, kwalificaties en vereiste deskundigheid over het gehele bereik van de activiteiten van de Unie met betrekking tot de controle op de uitvoer van wapens. Met de keuze van BAFA wordt het mogelijk synergieën aan te wijzen tussen het voorlichtingsprogramma in het kader van het WHV en de activiteiten op grond van dit Raadsbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Ter bevordering van vrede en veiligheid zal de Unie, in overeenstemming met de Europese veiligheidsstrategie, de volgende doelen nastreven:

a)

doeltreffende controles op de uitvoer van wapens door niet-EU-landen, volgens de beginselen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en van het Wapenhandelsverdrag (WHV), waar passend in synergie en complementariteit met de bijstandsprojecten van de Unie op het gebied van controles op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik;

b)

ondersteuning van de nationale en regionale activiteiten van niet-EU-landen om de handel in conventionele wapens beter verantwoord en transparanter te maken.

2.   De Unie zal de in lid 1 vermelde doelstellingen met de volgende projectactiviteiten proberen te realiseren:

a)

doorgaan met het promoten onder niet-EU-landen van de criteria en beginselen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en van het WHV, op basis van de resultaten die bereikt zijn dankzij de uitvoering van Besluit 2009/1012/GBVB, Besluit 2012/711/GBVB en Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB;

b)

niet-EU-landen helpen bij het opstellen, actualiseren en uitvoeren van wettelijke en administratieve maatregelen voor de invoering van een efficiënt systeem voor de controle op de uitvoer van conventionele wapens;

c)

begunstigden helpen bij het opleiden van functionarissen die vergunningen afgeven en toezien op de naleving ervan, om te zorgen voor een passende uitvoering en handhaving van de controles op wapenuitvoer;

d)

transparantie en verantwoordelijkheid met betrekking tot de internationale wapenhandel bevorderen, mede door ondersteuning van nationale en regionale maatregelen ter bevordering van transparantie in en passend toezicht op de uitvoer van conventionele wapens;

e)

begunstigden die nog geen enkele stap in de richting van de ondertekening van en de toetreding tot het WHV hebben gezet, aanmoedigen om partij te worden bij het WHV en landen die het verdrag hebben ondertekend, aanmoedigen het te ratificeren;

f)

nader onderzoek met betrekking tot het gevaar van het veranderen van de bestemming van wapens en de beperking van dat gevaar bevorderen, zowel wat invoer als wat uitvoer betreft.

In de bijlage staat een nadere omschrijving van deze projectactiviteiten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten is in handen van BAFA.

3.   BAFA voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. Daartoe treft de hoge vertegenwoordiger de nodige regelingen met BAFA.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten bedraagt 999 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van het in lid 1 bedoelde financieel referentiebedrag. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met BAFA. Daarin wordt bepaald dat BAFA ervoor moet zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

De hoge vertegenwoordiger brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door BAFA. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het verstrijkt dertig maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst of zes maanden na de datum van zijn aanneming als er binnen die periode geen overeenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BAUSCH


(1)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).

(2)  Besluit 2013/768/GBVB van de Raad van 16 december 2013 betreffende EU-activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 56).

(*1)  Deze aanwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(3)  Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB van de Raad van 17 maart 2008 inzake steun voor EU-activiteiten ter bevordering van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer bij derde landen (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 81).

(4)  Besluit 2009/1012/GBVB van de Raad van 22 december 2009 inzake steun voor EU-activiteiten ter bevordering van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB bij derde landen (PB L 348 van 29.12.2009, blz. 16).

(5)  Besluit 2012/711/GBVB van de Raad van 19 november 2012 inzake steun voor activiteiten van de Unie ter bevordering, bij derde landen, van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (PB L 321 van 20.11.2012, blz. 62).


BIJLAGE

IN ARTIKEL 1, LID 2, BEDOELDE PROJECTACTIVITEITEN

1.   DOELSTELLINGEN

De doelstellingen van dit besluit zijn verbetering van de controles op overdrachten van wapens en ondersteuning van binnenlandse en regionale activiteiten om de handel in conventionele wapens beter verantwoord en transparanter te maken. Zij omvatten tevens, indien relevant, de bevordering van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en van het Wapenhandelsverdrag (WHV). Bij het verwezenlijken van deze doelstellingen moet, waar passend, worden gestreefd naar complementariteit en synergie met de bijstandsprojecten van de Unie op het gebied van controles op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.

Ter verwezenlijking van bovengenoemde doelstellingen dient de Unie door te gaan met het promoten van de normen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, op basis van de resultaten die zijn bereikt dankzij de uitvoering van Besluit 2009/1012/GBVB, Besluit 2012/711/GBVB en Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB. Daartoe moet bijstand worden verleend om begunstigden te helpen bij het opstellen, actualiseren en uitvoeren van wettelijke en administratieve maatregelen voor de ondersteuning van een efficiënt systeem voor de controle op de overdracht van conventionele wapens. Voorts moet steun worden verleend voor de beoordeling van het gevaar van bestemmingsverandering van wapens en de beperking van dat gevaar.

Tevens moet steun worden verleend voor het opleiden van functionarissen die vergunningen afgeven en toezien op de naleving ervan, en die belast zijn met de uitvoering en handhaving van de controles op overdrachten van wapens, en voor de nationale en regionale maatregelen ter bevordering van transparantie in en passend toezicht op de uitvoer van conventionele wapens. Verder moeten de contacten met de particuliere sector en de naleving van de relevante nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de overdracht van wapens worden bevorderd.

2.   KEUZE VAN DE UITVOERENDE INSTANTIE

De uitvoering van dit besluit wordt toevertrouwd aan BAFA. Waar passend gaat BAFA een partnerschap aan met de instanties voor uitvoercontrole van de lidstaten van de Unie, de relevante regionale en internationale organisaties, denktanks, onderzoeksinstellingen en ngo's.

BAFA heeft de meeste ervaring met het leveren van bijstand bij controle op uitvoer en met voorlichtingsactiviteiten. BAFA heeft deze ervaring opgedaan op alle ter zake doende gebieden van strategische controle op uitvoer, te weten gebieden die te maken hebben met CBRN, goederen voor tweeërlei gebruik en wapens. Via die programma's en activiteiten heeft BAFA een grondige kennis opgedaan van de systemen voor controle op de uitvoer van de meeste begunstigden die onder dit besluit vallen.

Wat betreft bijstand en voorlichting bij de controle op de uitvoer van wapens, heeft BAFA de uitvoering van Besluit 2009/1012/GBVB en Besluit 2012/711/GBVB met succes afgerond. BAFA is tevens belast met de technische uitvoering van het programma ter ondersteuning van de uitvoering van het WHV dat bij Besluit 2013/768/GBVB is ingesteld.

Het algemene effect daarvan is dat BAFA in een unieke positie verkeert om de sterke en zwakke punten aan te wijzen in de systemen voor controle op de uitvoer van begunstigden van activiteiten uit hoofde van dit besluit. BAFA is bijgevolg het meest geschikt om synergieën te bewerkstelligen tussen de verschillende bijstands- en voorlichtingsprogramma's inzake controle op de uitvoer van wapens en om onnodig dubbel werk te voorkomen.

3.   COÖRDINATIE MET OVERIGE BIJSTANDSPROJECTEN VAN DE UNIE OP HET GEBIED VAN CONTROLE VAN DE UITVOER

Op basis van de ervaring van eerdere voorlichtingsactiviteiten van de Unie inzake controles op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en conventionele wapens moet worden gestreefd naar synergie en complementariteit. Daartoe moeten de onder de punten 4.2.1 tot en met 4.2.3 vermelde activiteiten, waar passend, worden uitgevoerd in samenhang met andere activiteiten in verband met controles op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik, bekostigd uit financiële instrumenten van de Unie die niet onder de GBVB-begroting vallen. Er moet met name worden bekeken of evenementen aansluitend kunnen worden georganiseerd. Dit moet gebeuren met volledige inachtneming van de wettelijke en financiële mogelijkheden om die instrumenten van de Unie in te zetten.

4.   BESCHRIJVING VAN PROJECTACTIVITEITEN

4.1.   Doelstellingen van het project

De hoofddoelstelling is technische bijstand te verlenen aan een aantal begunstigden die bereid zijn hun normen en praktijken inzake de controle op de uitvoer van wapens te ontwikkelen. Daartoe zal bij de geplande activiteiten worden bekeken wat de status van de begunstigden is, met name:

of het land is toegetreden of een verzoek tot toetreding heeft ingediend tot internationale regelingen voor controle op de uitvoer in verband met de overdracht van conventionele wapens en goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik;

of de begunstigde een kandidaat-lidstaat van de Unie is en of het land een officiële of een mogelijke kandidaat-lidstaat is;

wat de positie ten aanzien van het WHV is.

Indien de begunstigden waarop de activiteiten zijn gericht, het WHV louter hebben ondertekend, moet er bij de activiteiten, waar mogelijk, naar worden gestreefd de obstakels voor de ratificatie beter in kaart te brengen, met name wanneer het gaat om obstakels van technische aard die te maken hebben met lacunes in of behoeften aan uitvoeringscapaciteiten. Waar passend moet mogelijke EU-bijstand uit hoofde van Besluit 2013/768/GBVB worden bevorderd. Indien de begunstigden waarop de activiteiten zijn gericht, geen stappen in de richting van de ondertekening en de ratificatie van en de toetreding tot het WHV hebben gedaan, moeten de activiteiten de toetreding tot het WHV bevorderen, mogelijkerwijs met de steun van andere begunstigden die het WHV hebben geratificeerd.

Een andere complementaire doelstelling is om een aantal begunstigden ervan bewust te maken dat het gevaar van een verandering van de bestemming van wapens moet worden beoordeeld en moet worden beperkt, zowel wat invoer als wat uitvoer betreft. Activiteiten die vanuit deze complementaire doelstelling worden aangestuurd, zullen het met name mogelijk maken de controle op de overdracht van wapens te koppelen aan andere projecten die ertoe strekken een verandering van de bestemming van wapens te voorkomen, zoals activiteiten in verband met fysieke beveiliging en voorraadbeheer (PSSM) en activiteiten ter ondersteuning van de traceerbaarheid van wapens en munitie.

4.2.   Beschrijving van het project

4.2.1.   Regionale workshops

Dit project bestaat uit ten hoogste zes tweedaagse workshops over de relevante aspecten van controle op de uitvoer van conventionele wapens.

Bij de deelnemers van de workshops (ten hoogste 30) zijn onder meer overheidsfunctionarissen en voor vergunningen en handhaving bevoegde functionarissen van de begunstigden die onder het besluit vallen. Waar passend kunnen ook vertegenwoordigers van nationale parlementen, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld worden uitgenodigd.

De opleiding zal worden gegeven door deskundigen uit de nationale overheden van lidstaten (onder wie voormalige functionarissen), vertegenwoordigers van de landen die zich hebben aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, en vertegenwoordigers van de particuliere sector en van het maatschappelijk middenveld.

De workshops kunnen plaatsvinden op een locatie nader te bepalen door de hoge vertegenwoordiger in overleg met de Groep export van conventionele wapens (COARM).

Er worden regionale workshops georganiseerd voor:

a)

maximaal twee workshops voor Zuidoost-Europa;

b)

maximaal twee workshops voor de landen in Oost-Europa en de landen in de Kaukasus van het Europees nabuurschapsbeleid;

c)

maximaal twee workshops voor de Noord-Afrikaanse mediterrane landen van het Europees nabuurschapsbeleid.

Deze regionale verdeling van twee workshops per regio is misschien niet mogelijk indien de omstandigheden niet gunstig zijn (bijv.: een onverwacht laag aantal deelnemers, geen ernstig aanbod van een begunstigde in de regio om als gastland te fungeren, doublures met andere activiteiten van andere voorlichtingsverstrekkers). Indien er in één of twee regio's geen workshops worden georganiseerd, kan het aantal workshops in de andere regio (regio's) naar verhouding worden verhoogd binnen het algemene maximum van zes workshops.

4.2.2.   Studiebezoeken

Dit project bestaat uit ten hoogste zes tweedaagse studiebezoeken van overheidsfunctionarissen en voor vergunningen en handhaving bevoegde functionarissen aan de ter zake bevoegde autoriteiten van lidstaten. Bij de studiebezoeken moeten ten minste drie begunstigden worden aangedaan, waaronder ten minste één begunstigde die het WHV niet heeft geratificeerd.

4.2.3   Individuele bijstand aan begunstigden

Dit project bestaat uit ten hoogste dertig dagen workshops ter plaatse voor individuele begunstigden, waaraan overheidsfunctionarissen en voor vergunningen en handhaving bevoegde functionarissen zullen deelnemen. Afhankelijk van de precieze behoeften en van de beschikbaarheid van de deskundigen van de begunstigden en van de EU-lidstaten zullen de in totaal dertig beschikbare dagen worden verdeeld over workshops van ten minste twee dagen en ten hoogste vijf dagen.

Deskundigen uit de nationale overheden van lidstaten (onder wie voormalige functionarissen), vertegenwoordigers van de landen die zich hebben aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, en vertegenwoordigers van de particuliere sector of van het maatschappelijk middenveld zullen hun expertise delen.

Deze workshops voor individuele bijstand zullen vooral worden gehouden op verzoek van de begunstigden. Zij zijn bedoeld voor de behandeling van een specifiek onderwerp dat of een specifieke behoefte die de begunstigde aan de orde stelt, bijvoorbeeld in de marge van een regionale workshop of tijdens regelmatige contacten met de Uniedeskundigen en met de uitvoerende instantie.

4.2.4.   Toepassing van controlelijsten

De uitvoerende instantie richt een pool op van technische deskundigen op het gebied van de toepassing van uitvoercontrolelijsten. De deskundigen worden geselecteerd uit een zo groot mogelijke groep lidstaten.

Er worden kredieten ten belope van 100 werkuren (gebaseerd op de standaardvergoedingen van deskundigen, zie punt 5 hierna) ter beschikking gesteld om aan de deskundigen (afhankelijk van hun beschikbaarheid) verzoeken van de ter zake bevoegde autoriteiten van de begunstigden betreffende de toepassing van controlelijsten voor te leggen. De uitvoerende instantie zal een model voor die verzoeken opstellen en zal daarbij terdege rekening houden met de informele aard van het classificatieadvies en met de vertrouwelijkheid.

4.2.5.   Evenement voor de definitieve evaluatie

Voor een definitieve evaluatie van de in het kader van dit besluit uitgevoerde activiteiten, door de begunstigden en de lidstaten samen, zal in Brussel een tweedaagse bijeenkomst worden georganiseerd, indien mogelijk aansluitend bij een vergadering van de COARM.

Daarvoor worden ten hoogste twee vertegenwoordigers (overheidsfunctionarissen en voor vergunningen en handhaving bevoegde functionarissen) van elk van de in punt 6.1 vermelde begunstigden uitgenodigd.

4.2.6.   Activiteiten in verband met de verandering van de bestemming van wapens

Dit project bestaat uit twee workshops voor West-Afrikaanse landen en Sahellanden, alsmede voor China, met de volgende structuur:

een tweedaagse initiële startworkshop voor ten hoogste twee vertegenwoordigers van de begunstigden;

een tweedaagse afsluitende workshop voor ten hoogste drie vertegenwoordigers van de begunstigden.

De workshops zouden plaatsvinden in de West-Afrikaanse landen en de Sahellanden.

5.   VERGOEDING VAN DESKUNDIGEN

Voor de activiteiten onder de punten 4.2.2 tot en met 4.2.4 is voorzien in vergoedingen van deskundigen. Wat betreft de activiteiten onder punt 4.2.4 worden de vergoedingen van deskundigen per uur berekend afhankelijk van de werkelijke tijd (gemeten in uren) die is besteed aan verzoeken tot het herkennen van grondstoffen. Er wordt verwacht dat ten hoogste 100 vergoedingen aan deskundigen (800 uur) nodig zullen zijn.

6.   BEGUNSTIGDEN

6.1.   Begunstigden van de activiteiten onder de punten 4.2.1 tot en met 4.2.5

i)

Zuidoost-Europa (Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië, en Kosovo*);

ii)

Noord-Afrikaanse mediterrane landen van het Europees nabuurschapsbeleid (Algerije, Egypte, Libië, Marokko en Tunesië);

iii)

Oost-Europese en Kaukasische landen van het Europees nabuurschapsbeleid (Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne).

6.2.   Begunstigden van de activiteiten onder punt 4.2.6

De ECOWAS-landen (Benin, Burkina Faso, Kaapverdië, Ivoorkust, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Liberia, Mali, Niger, Nigeria, Senegal, Sierra Leone, Togo); Mauritanië, Kameroen, Tsjaad, China.

6.3.   Wijziging van het toepassingsgebied wat betreft de begunstigden

De Groep export van conventionele wapens (COARM) kan, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger, besluiten om, op basis van een passende verantwoording, de lijst van begunstigde landen te wijzigen.

7.   PROJECTRESULTATEN EN UITVOERINGSINDICATOREN

Naast het in punt 4.2.5 vermelde evenement voor de definitieve evaluatie zal bij de evaluatie van de projectresultaten rekening worden gehouden met de volgende elementen:

7.1.   Individuele evaluatie van begunstigden

Na de voltooiing van de activiteiten legt de uitvoerende instantie aan de EDEO en de Commissie een voortgangsverslag over elk van de in punt 6.1 vermelde begunstigden voor. Dat verslag wordt opgesteld in overleg met de betrokken EU-delegaties en geeft een samenvatting van de activiteiten die gedurende de looptijd van het besluit hebben plaatsgevonden. Het verslag evalueert tevens de capaciteiten die de begunstigde besteedt aan de controle van de overdrachten van wapens. Indien de begunstigde partij bij het WHV is, wordt geëvalueerd hoe de beschikbare capaciteiten het mogelijk maken het WHV uit te voeren.

7.2.   Effectbeoordeling en uitvoeringsindicatoren

Voor de begunstigden die zijn vermeld in punt 6.1, moet na de voltooiing van de activiteiten in het kader van dit besluit een technische effectbeoordeling plaatsvinden. De effectbeoordeling wordt uitgevoerd door de hoge vertegenwoordiger, in samenwerking met COARM en, zo nodig, met de betrokken EU-delegaties en met andere belanghebbenden.

Daartoe worden de volgende indicatoren gebruikt:

er wordt nagegaan of er al dan niet binnenlandse regelgeving betreffende controle op de overdracht van wapens vastgesteld is en/of in welke mate deze voldoet aan de bepalingen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (onder meer wat betreft de toepassing van de beoordelingscriteria, de toepassing van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, verslaglegging);

er wordt gebruikgemaakt van informatie over handhavingszaken, indien beschikbaar;

er wordt nagegaan of de begunstigden verslag kunnen uitbrengen over uitvoer en/of invoer van wapens, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met het VN-wapenregister, het jaarlijks rapport in het kader van het WHV en het nationaal verslag;

er wordt bekeken of de begunstigde zich officieel heeft aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB of voornemens is dat te doen.

De individuele evaluatieverslagen als bedoeld in punt 7.1 dienen in voorkomend geval naar die toepassingsindicatoren te verwijzen.

8.   BEVORDEREN VAN HET GEBRUIK VAN HET EU-WEBPORTAAL VOOR VOORLICHTING

Het webportaal waarin is voorzien in Besluit 2012/711/GBVB werd ontwikkeld als EU-eigen hulpmiddel (https://export-control.jrc.ec.europa.eu). Het werkt als gemeenschappelijk platform voor alle voorlichtingsprogramma's van de EU (tweeërlei gebruik, wapens, WHV). De activiteiten, vermeld in de punten 4.2.1 tot en met 4.2.5 zullen het EU-webportaal voor voorlichting beter bekend maken en het gebruik ervan bevorderen. Deelnemers aan voorlichtingsactiviteiten moeten worden geïnformeerd over het niet-openbare gedeelte van het webportaal dat een permanente toegang tot hulpmiddelen, documenten en contacten biedt. Op dezelfde manier moet het gebruik van het webportaal worden bevorderd bij andere functionarissen die niet direct hebben kunnen deelnemen aan bijstands- en voorlichtingsactiviteiten.

9.   ZICHTBAARHEID VAN DE EU

De uitvoerende instantie neemt alle passende maatregelen om bekendheid te geven aan het feit dat de Europese Unie de actie financiert. Die maatregelen worden uitgevoerd in overeenstemming met de Communicatie- en zichtbaarheidshandleiding betreffende externe maatregelen van de Europese Unie, die door de Europese Commissie is gepubliceerd. De uitvoerende instantie zal aldus de zichtbaarheid van de Uniebijdrage verzekeren met passende profilering en publiciteit, waarin de rol van de Unie benadrukt wordt en bekendheid wordt gegeven aan de redenen die tot het besluit hebben geleid, aan de steun van de Unie voor het besluit en aan de resultaten waartoe die steun heeft geleid. Op in het kader van het project geproduceerde materiaal moet duidelijk zichtbaar de EU-vlag worden aangebracht, overeenkomstig de EU-richtsnoeren ter zake.

Aangezien de voorgenomen activiteiten sterk verschillen qua toepassingsgebied en aard, zal gebruik worden gemaakt van een veelheid aan promotie-instrumenten: traditionele media, website, sociale media, informatie- en promotiemateriaal waaronder infographics, folders, nieuwsbrieven, persmededelingen en andere instrumenten, naargelang het geval. Op de in het kader van dit project gefinancierde publicaties en publieke evenementen zal de nodige informatie worden vermeld.

10.   DUUR

De totale duur van het project wordt op 24 maanden geraamd.

11.   VERSLAGLEGGING

De uitvoerende instantie stelt driemaandelijks periodieke verslagen op, ook na de voltooiing van elk van de activiteiten. De verslagen worden uiterlijk zes weken na afloop van de betrokken activiteiten aan de hoge vertegenwoordiger voorgelegd.

12.   TOTALE GERAAMDE KOSTEN VAN HET PROJECT EN FINANCIËLE BIJDRAGE VAN DE UNIE

De totale geraamde kosten van het project belopen 1 110 000 EUR met medefinanciering door Duitsland. De totale geraamde kosten van het door de EU gefinancierde programma belopen 999 000 EUR.


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/64


BESLUIT (GBVB) 2015/2310 VAN DE RAAD

van 10 december 2015

houdende wijziging van Besluit 2013/189/GBVB tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 22 april 2013 Besluit 2013/189/GBVB tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie (1) vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 22 juli 2014 Besluit 2014/491/GBVB houdende wijziging van Besluit 2013/189/GBVB (2) vastgesteld.

(3)

In Besluit 2013/189/GBVB, als gewijzigd bij Besluit 2014/491/GBVB, is een financieel referentiebedrag opgenomen voor de eerste twaalf maanden van 1 augustus 2013 tot en met 31 juli 2014 en voor de daaropvolgende periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015.

(4)

Op 25 maart 2014 heeft het bij Besluit 2013/189/GBVB ingestelde bestuur besloten dat de looptijd van de financieringsovereenkomst in overeenstemming moet worden gebracht met de jaarlijkse verslagperiode die loopt van 1 januari tot en met 31 december, zodat met ingang van 2016 slechts één stel rekeningen vereist is.

(5)

Voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 moet daarom een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld.

(6)

Besluit 2013/189/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 16, lid 2, van Besluit 2013/189/GBVB wordt vervangen door:

„2.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van de EVDA moet dekken gedurende de eerste twaalf maanden na de sluiting van de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst, bedraagt 535 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van de EVDA gedurende de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2015 moet dekken, bedraagt 756 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van de EVDA gedurende de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 moet dekken, bedraagt 630 000 EUR.

Over de financiële referentiebedragen die de uitgaven van de EVDA voor de volgende perioden moeten dekken, wordt door de Raad besloten.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BAUSCH


(1)  Besluit 2013/189/GBVB van de Raad van 22 april 2013 tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie (EVDA) en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2008/550/GBVB (PB L 112 van 24.4.2013, blz. 22).

(2)  Besluit 2014/491/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 houdende wijziging van Besluit 2013/189/GBVB tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie (EVDA) (PB L 218 van 24.7.2014, blz. 6).


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/65


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2311 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2015

tot wijziging van de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1500 en (EU) 2015/2055 betreffende beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8585)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (3), en met name artikel 19, lid 1, onder a), lid 3, onder a), en lid 6,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 92/119/EEG bevat algemene maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten. Hieronder vallen de maatregelen die moeten worden genomen als nodulaire dermatose in een bedrijf wordt vermoed en bevestigd, de maatregelen die in de beperkingsgebieden moeten worden getroffen en andere extra maatregelen om de ziekte te bestrijden. In het geval van een uitbraak van nodulaire dermatose voorzien die maatregelen ook in noodinenting ter aanvulling van andere bestrijdingsmaatregelen.

(2)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie (5) bevat uitgebreide beschermende maatregelen en beperkingen betreffende verplaatsingen en verzendingen van runderen en sperma daarvan, alsook betreffende het in de handel brengen van bepaalde dierlijke producten uit bepaalde gebieden in Griekenland die door nodulaire dermatose zijn getroffen.

(3)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 van de Commissie (6) bevat de voorwaarden voor het programma voor noodinenting van runderen tegen nodulaire dermatose in Griekenland. Bovendien werden bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 een aantal bepalingen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 gewijzigd en werd het beperkingsgebied uitgebreid, zodat het naast de regionale eenheid Evros ook de regionale eenheden Rodopi, Xanthi, Kavala en Limnos bevat.

(4)

Op 19 oktober 2015 hebben de Griekse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van bijkomende uitbraken in de regionale eenheid Chalkidiki; op 21 oktober 2015 hebben zij de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen over te gaan tot inenting tegen nodulaire dermatose in de regionale eenheden Chalkidiki, Thessaloniki en Kilkis; op 11 november 2015 hebben zij de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen over te gaan tot inenting in de regionale eenheden Drama en Serres. Daarom moet zowel het beperkingsgebied van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 als het gebied waar inentingen mogen worden uitgevoerd zoals vastgesteld in bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055, worden uitgebreid.

(5)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 wordt vervangen door:

„BIJLAGE

BEPERKINGSGEBIEDEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, ONDER b),

De volgende regionale eenheden in Griekenland:

regionale eenheid Evros,

regionale eenheid Rodopi,

regionale eenheid Xanthi,

regionale eenheid Kavala,

regionale eenheid Chalkidiki,

regionale eenheid Thessaloniki,

regionale eenheid Kilkis,

regionale eenheid Limnos,

regionale eenheid Drama,

regionale eenheid Serres.”

Artikel 2

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

De volgende regionale eenheden in Griekenland:

regionale eenheid Evros,

regionale eenheid Rodopi,

regionale eenheid Xanthi,

regionale eenheid Kavala,

regionale eenheid Chalkidiki,

regionale eenheid Thessaloniki,

regionale eenheid Kilkis,

regionale eenheid Limnos,

regionale eenheid Drama,

regionale eenheid Serres.”

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 9 december 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)   PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)   PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69.

(4)   PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1423 (PB L 234 van 8.9.2015, blz. 19).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 van de Commissie van 10 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden voor het programma voor noodinenting van runderen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 (PB L 300 van 17.11.2015, blz. 31).


Rectificaties

11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/68


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/608 van de Commissie van 14 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermeldingen voor Oekraïne en Israël in de lijst van derde landen, de goedkeuring van het Oekraïense salmonellabestrijdingsprogramma voor legkippen, de voorschriften inzake veterinaire certificering met betrekking tot Newcastle disease en de verwerkingseisen voor eiproducten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 101 van 18 april 2015 )

Bladzijde 4, artikel 2:

in plaats van:

„Deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.”,

lezen:

„De bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 798/2008 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.”.


11.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/69


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1884 van de Commissie van 20 oktober 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor Canada en de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in die landen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 276 van 21 oktober 2015 )

Op bladzijde 32 van de bijlage betreffende de in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie aan te brengen wijzigingen wat betreft de vermelding van de gegevens voor „CA — Canada”, in de rij betreffende code CA-2.2:

in plaats van:

„CA — Canada

CA-2.2

Gebied in de provincie Ontario gelegen binnen de volgende grenzen:

van County Road 119 bij de aansluiting met County Road 64 en 25th Line;

langs 25th Line naar het noorden tot de aansluiting met Road 68, dan langs Road 68 naar het oosten tot de aansluiting met 25th Line en dan verder langs 25th Line naar het noorden tot Road 74;

langs Road 74 naar het oosten van 25th Line tot 31st Line;

langs 31st Line naar het noorden van Road 74 tot Road 78;

langs Road 78 naar het oosten van 31st Line tot 33rd Line;

langs 33rd Line naar het noorden van Road 78 tot Road 84;

langs Road 84 naar het oosten van 33rd Line tot Highway 59;

langs Highway 59 naar het zuiden van Road 84 tot Road 78;

langs Road 78 naar het oosten van Highway 59 tot 13th Line;

langs 13th Line naar het zuiden van Road 78 tot Oxford Road 17;

langs Oxford Road 17 naar het oosten van 13th Line tot Oxford Road 4;

langs Oxford Road 4 naar het zuiden van Oxford Road 17 tot County Road 15;

langs County Road 15 naar het oosten van Oxford Road 4, voorbij de kruising met Highway 401, tot Middletown Line;

langs Middletown Line naar het zuiden van County Road 15, voorbij de kruising met Highway 403, tot Old Stage Road;

langs Old Stage Road naar het westen van Middletown Line tot County Road 59;

langs County Road 59 naar het zuiden van Old Stage Road tot Curries Road;

langs Curries Road naar het westen van County Road 59 tot Cedar Line;

langs Cedar Line naar het zuiden van Curries Road tot Rivers Road;

langs Rivers Road naar het zuidwesten van Cedar Line tot Foldens Line;

langs Foldens Line naar het noordwesten van Rivers Road tot Sweaburg Road;

langs Sweaburg Road naar het zuidwesten van Foldens Line tot Harris Street;

langs Harris Street naar het noordwesten van Sweaburg Road tot Highway 401;

langs Highway 401 naar het westen van Harris Street tot Ingersoll Street (County Road 10);

langs Ingersoll Street (County Road 10) naar het noorden van Highway 401 tot County Road 119;

langs County Road 119 van Ingersoll Street (County Road 10) terug naar het beginpunt bij de aansluiting van County Road 119 en 25th Line.

WGM

VIII

P2

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

N, P2

8.4.2015

8.10.2015

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER,

SRP, SRA

 

 

S1, ST1”

lezen:

„CA — Canada

„CA-2.2

Gebied in de provincie Ontario gelegen binnen de volgende grenzen:

van County Road 119 bij de aansluiting met County Road 64 en 25th Line;

langs 25th Line naar het noorden tot de aansluiting met Road 68, dan langs Road 68 naar het oosten tot de aansluiting met 25th Line en dan verder langs 25th Line naar het noorden tot Road 74;

langs Road 74 naar het oosten van 25th Line tot 31st Line;

langs 31st Line naar het noorden van Road 74 tot Road 78;

langs Road 78 naar het oosten van 31st Line tot 33rd Line;

langs 33rd Line naar het noorden van Road 78 tot Road 84;

langs Road 84 naar het oosten van 33rd Line tot Highway 59;

langs Highway 59 naar het zuiden van Road 84 tot Road 78;

langs Road 78 naar het oosten van Highway 59 tot 13th Line;

langs 13th Line naar het zuiden van Road 78 tot Oxford Road 17;

langs Oxford Road 17 naar het oosten van 13th Line tot Oxford Road 4;

langs Oxford Road 4 naar het zuiden van Oxford Road 17 tot County Road 15;

langs County Road 15 naar het oosten van Oxford Road 4, voorbij de kruising met Highway 401, tot Middletown Line;

langs Middletown Line naar het zuiden van County Road 15, voorbij de kruising met Highway 403, tot Old Stage Road;

langs Old Stage Road naar het westen van Middletown Line tot County Road 59;

langs County Road 59 naar het zuiden van Old Stage Road tot Curries Road;

langs Curries Road naar het westen van County Road 59 tot Cedar Line;

langs Cedar Line naar het zuiden van Curries Road tot Rivers Road;

langs Rivers Road naar het zuidwesten van Cedar Line tot Foldens Line;

langs Foldens Line naar het noordwesten van Rivers Road tot Sweaburg Road;

langs Sweaburg Road naar het zuidwesten van Foldens Line tot Harris Street;

langs Harris Street naar het noordwesten van Sweaburg Road tot Highway 401;

langs Highway 401 naar het westen van Harris Street tot Ingersoll Street (County Road 10);

langs Ingersoll Street (County Road 10) naar het noorden van Highway 401 tot County Road 119;

langs County Road 119 van Ingersoll Street (County Road 10) terug naar het beginpunt bij de aansluiting van County Road 119 en 25th Line.

WGM

VIII

P2

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

N, P2

8.4.2015

8.10.2015

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER,

SRP, SRA

A

 

S1, ST1”