21.2.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 65/7


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 31 januari 2018

betreffende een gedragscode voor de leden van de Europese Commissie

(2018/C 65/06)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Verdragen, en met name artikel 17, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 245 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zijn de grondbeginselen vastgelegd die van toepassing zijn op het gedrag van de leden van de Commissie.

(2)

Overeenkomstig deze bepalingen worden de leden van de Commissie op grond van hun algemene bekwaamheid en Europese inzet gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden. Zij zijn volkomen onafhankelijk en vragen noch aanvaarden instructies van enige regering, instelling, orgaan of instantie; zij onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt of met de uitvoering van hun taak, en zij verrichten geen andere beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning.

(3)

De leden van de Commissie dragen politieke verantwoordelijkheid en de Commissie legt verantwoording af aan het Europees Parlement. Overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie dragen de politieke partijen op Europees niveau bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie. De Europese en nationale politieke partijen maken bekend welke kandidaat-voorzitter van de Commissie zij steunen en wat het programma van de kandidaat is in de context van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De voorzitter van de Europese Commissie wordt door het Europees Parlement gekozen op voordracht van de Europese Raad, rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadplegingen; de Commissie als geheel wordt ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. Dit vergroot de democratische legitimiteit van het besluitvormingsproces in de Unie, waarvan de leden van de Commissie deel uitmaken.

(4)

Bij hun ambtsaanvaarding verbinden de leden van de Commissie zich plechtig om gedurende hun ambtsperiode en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die ambtsperiode.

(5)

De gedragscode voor commissarissen van 20 april 2011 (1), waarin de verplichtingen van de leden en voormalige leden van de Commissie nader worden omschreven, moet worden herzien om rekening te houden met de ervaring die bij de toepassing ervan is opgedaan; hij moet de hoge ethische normen omvatten die van de leden van de Commissie worden verwacht.

(6)

Het is passend dat de gedragscode van toepassing is op de als kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Europese Commissie voorgedragen persoon en de kandidaat-commissarissen wat betreft de tijdige openbaarmaking van hun belangen vóór hun hoorzitting in het Europees Parlement.

(7)

Deze gedragscode moet worden toegepast in overeenstemming met het reglement van orde van de Commissie (2).

(8)

De leden van de Commissie moeten ten aanzien van hun bijeenkomsten met organisaties of als zelfstandige werkzame personen voldoen aan de transparantievereisten die zijn vervat in het besluit van de Commissie (3) ter zake.

(9)

Artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de leden van de instellingen van de Unie zijn gehouden, zelfs na afloop van hun functie, de inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht en met name de inlichtingen betreffende de ondernemingen en hun handelsbetrekkingen of de bestanddelen van hun kostprijzen, niet openbaar te maken.

(10)

Voormalige leden van de Commissie moeten ook gedurende de periode waarin zij recht hebben op de maandelijkse overbruggingstoelage, de in artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) 2016/300 van de Raad (4) bedoelde opgaven doen.

(11)

Een onafhankelijk ethisch comité moet de Commissie bij de toepassing van deze gedragscode bijstaan door onafhankelijk advies te geven.

(12)

Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt overeenkomstig artikel 17, lid 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(13)

Leden van de Commissie die niet meer aan de eisen voor de uitoefening van hun ambt voldoen of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten, kunnen ambtshalve worden ontslagen of vervallen worden verklaard van hun recht op pensioen of andere voordelen overeenkomstig de artikelen 245 en 247 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(14)

Deze gedragscode moet te goeder trouw en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en de individuele rechten worden toegepast.

(15)

Deze gedragscode vervangt de gedragscode voor commissarissen van 20 april 2011 (5).

(16)

Het Europees Parlement is overeenkomstig het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (6) over de herziening van de gedragscode geraadpleegd (7) en heeft op 23 januari 2018 advies uitgebracht (8),

STELT DE VOLGENDE GEDRAGSCODE VAST:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze gedragscode is van toepassing op de leden van de Commissie en, voor zover uitdrukkelijk vermeld, de voormalige leden van de Commissie, de als kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Europese Commissie voorgedragen persoon en de kandidaat-commissarissen.

Artikel 2

Beginselen

1.   De leden wijden zich volledig aan de uitoefening van hun ambt in het algemeen belang van de Unie.

2.   De leden gedragen zich en oefenen hun ambt uit met volledige onafhankelijkheid, integriteit, waardigheid, loyaliteit en kiesheid, overeenkomstig de in de Verdragen vastgelegde en in deze gedragscode nader uitgewerkte regels. Zij nemen de hoogste normen van ethisch gedrag in acht.

3.   De leden hebben de verantwoordelijkheid om politieke contacten te onderhouden met het oog op de verantwoordingsplicht van de Commissie aan het Europees Parlement en de Europese kiezers en gezien de rol van de Europese politieke partijen in het democratische leven van de Unie.

4.   De leden besluiten als college en dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor elk door de Commissie genomen besluit.

5.   De leden nemen de waardigheid van hun ambt in acht en gedragen of uiten zich niet zodanig, op welke wijze dan ook, dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan het beeld van hun onafhankelijkheid, hun integriteit en de waardigheid van hun ambt bij het publiek.

6.   De leden vermijden elke situatie die aanleiding kan geven tot een belangenconflict of die redelijkerwijs als zodanig kan worden opgevat. Een belangenconflict doet zich voor als een persoonlijk belang de onafhankelijke uitoefening van hun ambt kan beïnvloeden. Onder persoonlijke belangen vallen onder meer mogelijke voordelen voor de leden zelf, hun echtgenoten, partners (9) of naaste familieleden. Van een belangenconflict is geen sprake wanneer een lid voordeel geniet door het enkele feit dat hij tot de bevolking als geheel of tot een grote categorie van mensen behoort.

7.   Voormalige leden komen de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na die na afloop van hun ambtstermijn blijven gelden, in het bijzonder de plicht om eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen overeenkomstig artikel 245 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede de in deze gedragscode opgenomen verplichtingen.

Artikel 3

Belangenverklaring

1.   De leden doen opgave van alle financiële en andere belangen en vermogensbestanddelen die bij de uitoefening van hun taken een belangenconflict zouden kunnen veroorzaken of die daarbij anderszins relevant zijn. Voor de toepassing van dit artikel kunnen de belangen van een lid de belangen van zijn echtgenoot, partner (10) en minderjarige kinderen omvatten. Elk lid vult daartoe de in bijlage 1 opgenomen verklaring in, die alle informatie omvat die de leden volgens deze gedragscode moeten opgeven, en dient deze in; het lid is verantwoordelijk voor de inhoud ervan.

2.   De vereisten van lid 1 zijn ook van toepassing op de persoon die als kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie wordt voorgedragen en de kandidaat-commissarissen; zij dienen de verklaring tijdig bij het Europees Parlement in, zodat het Parlement de verklaringen kan onderzoeken.

3.   De verklaringen worden elk jaar op 1 januari opnieuw ingediend; wanneer de op te geven informatie tijdens de ambtstermijn van een lid wijzigt, wordt zo spoedig mogelijk, en uiterlijk twee maanden na de betrokken wijziging, een nieuwe verklaring ingediend.

4.   In de verklaring wordt opgave gedaan van:

a)

financiële belangen, waaronder activa en passiva, die aanleiding zouden kunnen geven tot een belangenconflict, en in ieder geval wanneer de waarde van een belegging hoger is dan 10 000 EUR. Bij deze financiële belangen kan het gaan om een specifieke financiële deelneming in het kapitaal van een entiteit, met name in de vorm van aandelen, of elke andere vorm van financieel belang, zoals obligaties of beleggingscertificaten. Deze verplichting is ook van toepassing op de financiële belangen van echtgenoten, partners (11) en minderjarige kinderen, wanneer deze aanleiding zouden kunnen geven tot een belangenconflict;

b)

alle beroepsmatige en andere activiteiten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen activiteiten die gedurende de laatste tien jaar zijn uitgeoefend en voor de ambtsaanvaarding van het lid zijn beëindigd, zoals lid van de raad van bestuur van een onderneming, adviseur of consultant, lid van een stichting of soortgelijk orgaan of van een onderwijsinstelling, en functies die van honoraire aard zijn en/of voor het leven worden toegekend of functies die tijdens de ambtsperiode van het lid formeel worden geschorst door rechtstreekse werking van het recht en die worden aangehouden met inachtneming van artikel 8, lid 2;

c)

elke entiteit waarin het lid een belang heeft of waarvoor hij een activiteit heeft uitgeoefend als bedoeld onder a) en b), behalve entiteiten waarin het lid deelnemingen heeft die op onafhankelijke basis door een derde worden beheerd, tenzij deze verband houden met specifieke bedrijfstakken, zoals sectorfondsen of thematische fondsen. In het geval van een stichting of soortgelijk orgaan wordt het oogmerk van de entiteit vermeld;

d)

lidmaatschap van verenigingen, politieke partijen, vakbonden, niet-gouvernementele organisaties of andere organen, indien hun activiteiten, in het openbaar of in besloten kring, bedoeld zijn om invloed uit te oefenen op de uitoefening van openbare functies;

e)

vastgoed waarvan het lid rechtstreeks of via een vastgoedonderneming eigenaar is, met uitzondering van woningen die uitsluitend door het lid of zijn gezin worden gebruikt;

f)

de beroepsactiviteiten van de echtgenoot of partner, met vermelding van de aard van de activiteit, de functie en, in voorkomend geval, de naam van de werkgever.

5.   De verklaringen worden in elektronisch en machineleesbaar formaat openbaar gemaakt.

Artikel 4

Procedure voor belangenconflicten

1.   De leden houden zich afzijdig van elk besluit of behandeling van een dossier en van deelname aan een bespreking, debat of stemming met betrekking tot een zaak die onder artikel 2, lid 6, valt.

2.   De krachtens artikel 3 ingediende verklaringen worden onder gezag van de voorzitter onderzocht.

3.   De leden stellen de voorzitter in kennis van elke situatie die onder artikel 2, lid 6, valt, zodra zij deze gewaarworden.

4.   De voorzitter neemt alle maatregelen die hij passend acht in het licht van de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie of andere beschikbare informatie, zo nodig na raadpleging van het onafhankelijk ethisch comité, zoals:

a)

de toewijzing van een dossier aan een ander lid of aan de bevoegde vicevoorzitter. De voorzitter stelt de voorzitter van het Europees Parlement hiervan tijdig in kennis;

b)

het verzoek de in artikel 3, lid 4, onder a), bedoelde financiële belangen te verkopen of in een blinde stichting (blind trust) onder te brengen wanneer zij aanleiding geven tot een belangenconflict op het gebied van de tot de portefeuille van het lid behorende bevoegdheden.

Artikel 5

Collegialiteit en kiesheid

1.   De leden nemen de plicht van loyaliteit aan de Commissie en kiesheid bij de uitoefening van hun taken in acht. Zij gedragen en uiten zich met de terughoudendheid die hun ambt vereist.

2.   De leden maken niet openbaar wat tijdens vergaderingen van de Commissie wordt gezegd.

3.   Onverminderd de voor ambtenaren en andere personeelsleden geldende tuchtrechtelijke bepalingen zijn de leden verantwoordelijk voor de juiste omgang met en externe toezending van ter goedkeuring of informatie aan het college voorgelegde geheime documenten, gevoelige informatie of vertrouwelijke documenten door leden van hun kabinet.

4.   De leden onthouden zich van opmerkingen die een door de Commissie genomen besluit in twijfel zouden trekken of die de reputatie van de Commissie zouden kunnen schaden.

Artikel 6

Specifieke bepalingen inzake het integriteitsbeginsel

1.   De leden gaan op een verantwoordelijke manier om met de materiële middelen van de Commissie. Zij gebruiken hun kabinet en de infrastructuur en middelen van de Commissie met volledige inachtneming van de desbetreffende regels.

2.   De leden ondernemen dienstreizen overeenkomstig de regels in het Financieel Reglement, de interne regels betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie, de handleiding voor dienstreizen en de regels in bijlage 2. Een dienstreis is een reis van een lid bij de uitoefening van zijn taken weg van de werkplek van de Commissie. Door derden aangeboden gratis reizen mogen niet worden aanvaard, tenzij dit in overeenstemming is met diplomatieke gebruiken of de hoffelijkheid of de voorzitter hiervoor van tevoren toestemming heeft gegeven. Met het oog op de transparantie publiceert de Commissie om de twee maanden een overzicht van de kosten van dienstreizen per lid, dat alle ondernomen dienstreizen omvat, tenzij de publicatie van deze informatie zou leiden tot ondermijning van het openbaar belang wat betreft de bescherming van de openbare veiligheid, defensie en militaire aangelegenheden, internationale betrekkingen of het financieel, monetair of economisch beleid van de Unie of een lidstaat.

3.   De leden nemen de in het desbetreffende besluit van de Commissie (12) vervatte regels inzake receptie- en representatiekosten in acht (13). Kosten die niet door dat besluit worden gedekt, worden betaald uit de in artikel 7 van Verordening (EU) 2016/300 bedoelde vaste vergoeding.

4.   De leden aanvaarden geen geschenken met een waarde van meer dan 150 EUR. Wanneer zij in overeenstemming met diplomatieke gebruiken of de hoffelijkheid geschenken ontvangen die meer waard zijn, overhandigen zij deze aan de dienst Protocol van de Commissie. Bij twijfel over de waarde van een geschenk wordt een taxatie verricht onder het gezag van de directeur van het Bureau voor infrastructuur en logistiek in Brussel, wiens beslissing definitief is. De dienst Protocol van de Commissie houdt een openbaar register bij van de overeenkomstig dit lid overhandigde geschenken, waarin de gever wordt vermeld.

5.   De leden aanvaarden geen hospitality, behalve in overeenstemming met diplomatieke gebruiken of de hoffelijkheid. Aanwezigheid op uitnodiging bij evenementen waarbij de leden de Commissie vertegenwoordigen, wordt niet als hospitality beschouwd.

6.   De leden stellen de voorzitter in kennis van elke onderscheiding, prijs of ereblijk die hun wordt verleend. Indien een prijs een geldbedrag of waardevolle voorwerpen omvat, worden deze aan een goed doel van hun keuze gedoneerd; waardevolle voorwerpen mogen ook aan de dienst Protocol worden overhandigd.

7.   De leden kiezen de leden van hun kabinet overeenkomstig de door de voorzitter vastgestelde regels (14) en op basis van objectieve criteria, rekening houdend met de veeleisende aard van de functie, de gevraagde beroepsprofielen en de noodzaak om een relatie op te bouwen die berust op wederzijds vertrouwen tussen het lid van de Commissie en het kabinetslid. De leden mogen hun echtgenoot, partner of naaste familieleden niet als lid van hun kabinet kiezen.

Artikel 7

Transparantie

1.   De leden en hun kabinetsleden ontmoeten alleen organisaties of als zelfstandige werkzame personen die zijn ingeschreven in het krachtens het desbetreffende interinstitutioneel akkoord (15) tussen het Europees Parlement en de Commissie ingestelde transparantieregister, voor zover die organisaties of personen onder het toepassingsgebied daarvan vallen.

2.   Zij maken informatie over zulke bijeenkomsten openbaar overeenkomstig Besluit 2014/839/EU, Euratom van de Commissie (16).

Artikel 8

Externe activiteiten tijdens de ambtstermijn

1.   De leden verrichten geen andere beroepsactiviteit, al dan niet tegen beloning, of openbare functie van welke aard dan ook, dan die welke voortvloeien uit de uitoefening van hun ambt. Dit lid laat het aanhouden van functies die van honoraire aard zijn en/of voor het leven worden toegekend of functies die tijdens de ambtsperiode van het lid van de Commissie formeel worden geschorst door rechtstreekse werking van het recht, onverlet, mits de onafhankelijkheid van het lid van de Commissie gewaarborgd is.

2.   De leden mogen, met inachtneming van de artikelen 2 en 5, de volgende externe activiteiten verrichten:

a)

incidenteel onbetaalde cursussen geven in het belang van de Europese integratie, mits de voorzitter naar behoren op de hoogte wordt gesteld, en andere communicatieactiviteiten op gebieden van Europees belang;

b)

een boek publiceren, mits alle royalty’s van een in verband met de taken van een lid gepubliceerd werk worden overgemaakt aan een goed doel van zijn keuze, en mits de voorzitter naar behoren op de hoogte wordt gesteld;

c)

artikelen schrijven, toespraken houden of deelnemen aan conferenties, mits hiervoor geen betaling wordt ontvangen of, indien wel een betaling wordt ontvangen, deze wordt overgemaakt aan een goed doel van hun keuze;

d)

onbezoldigde erefuncties bekleden bij stichtingen of soortgelijke organen op politiek, juridisch, cultureel, artistiek, sociaal, sportief of charitatief gebied of bij onderwijs- of onderzoeksinstellingen, mits de voorzitter naar behoren op de hoogte wordt gesteld. „Erefuncties” zijn functies waarbij de bekleder geen leidinggevende rol, geen beslissingsbevoegdheid en geen verantwoordelijkheid voor of controle over de activiteiten van het betrokken orgaan heeft. Onder „stichtingen of soortgelijke organen” worden instellingen of verenigingen zonder winstoogmerk verstaan die activiteiten van algemeen belang op de in de eerste zin bedoelde gebieden verrichten. De functie mag geen enkel risico op een belangenconflict inhouden. Een dergelijk risico bestaat met name wanneer het orgaan financiering uit de EU-begroting ontvangt.

Artikel 9

Deelname aan de nationale politiek tijdens de ambtstermijn

1.   De leden mogen aan de nationale politiek deelnemen als lid van een nationale politieke partij of socialepartnerorganisatie (zoals vakbonden) of aan een nationale verkiezingscampagne, inclusief bij regionale of lokale verkiezingen, mits dit hun beschikbaarheid ten dienste van de Commissie niet in het gedrang brengt en hun taken als lid van de Commissie voorrang hebben op hun partijverplichtingen. Deelname als lid van een nationale politieke partij of socialepartnerorganisatie omvat erefuncties of niet-leidinggevende functies bij organen die deel uitmaken van de partijstructuur, maar sluit leidinggevende verantwoordelijkheden uit. Politieke contacten in de hoedanigheid van lid van de Commissie blijven onverlet.

2.   De leden stellen de voorzitter in kennis van hun voornemen om deel te nemen aan een nationale, regionale of lokale verkiezingscampagne en van de rol die zij in die campagne verwachten te spelen. Indien zij zich verkiesbaar stellen of anderszins een actieve rol spelen in de verkiezingscampagne, moeten zij gedurende de gehele periode van actieve betrokkenheid, en ten minste voor de duur van de campagne, hun werkzaamheden bij de Commissie neerleggen. In andere gevallen beslist de voorzitter, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van het geval, of de voorgenomen deelname aan de verkiezingscampagne verenigbaar is met de uitoefening van de taken van het lid. De leden die aldus hun werkzaamheden bij de Commissie neerleggen, wordt door de voorzitter „onbetaald verkiezingsverlof” verleend; zij mogen gedurende die periode geen gebruikmaken van de personele of materiële middelen van de Commissie. De voorzitter stelt de voorzitter van het Europees Parlement naar behoren in kennis van de verlening van dit verlof en vermeldt daarbij de naam van het lid dat de betrokken verantwoordelijkheden tijdens de verlofperiode overneemt.

3.   De leden onthouden zich van publieke verklaringen of uitspraken namens een politieke partij of socialepartnerorganisatie waarvan zij lid zijn, behalve wanneer zij zich verkiesbaar stellen of deelnemen aan een verkiezingscampagne overeenkomstig lid 2. Dit laat het recht van de leden om hun persoonlijke mening te uiten, onverlet. De leden die aan een verkiezingscampagne deelnemen, beloven tijdens de campagne geen standpunt in te nemen dat niet strookt met de plicht tot vertrouwelijkheid of dat inbreuk maakt op het collegialiteitsbeginsel.

Artikel 10

Deelname aan de Europese politiek tijdens de ambtstermijn

1.   De leden mogen aan de Europese politiek deelnemen als lid van een Europese politieke partij of een socialepartnerorganisatie op Europees niveau, mits dit hun beschikbaarheid ten dienste van de Commissie niet in het gedrang brengt en hun taken als lid van de Commissie voorrang hebben op hun partijverplichtingen. Deelname als lid van een Europese politieke partij of socialepartnerorganisatie op Europees niveau omvat het bekleden van politieke functies, erefuncties of niet-leidinggevende functies bij organen die deel uitmaken van de partijstructuur, maar sluit leidinggevende verantwoordelijkheden uit. Politieke contacten in de hoedanigheid van lid van de Commissie blijven onverlet.

2.   De leden mogen aan campagnes bij verkiezingen voor het Europees Parlement deelnemen, inclusief als kandidaat. Zij mogen ook door Europese politieke partijen als topkandidaat („Spitzenkandidat”) voor het ambt van voorzitter van de Commissie worden gekozen.

3.   De leden stellen de voorzitter in kennis van hun voornemen om deel te nemen aan een verkiezingscampagne in de zin van lid 2 en van de rol die zij in die campagne verwachten te spelen.

4.   De voorzitter stelt het Europees Parlement tijdig in kennis wanneer een of meer leden zich kandidaat zullen stellen bij verkiezingen voor het Europees Parlement, en van de maatregelen die worden genomen om te zorgen voor de inachtneming van de beginselen van onafhankelijkheid, eerlijkheid en kiesheid overeenkomstig artikel 245 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en deze gedragscode.

5.   De leden die zich kandidaat stellen of deelnemen aan een verkiezingscampagne in de zin van lid 2, mogen geen gebruikmaken van de personele of materiële middelen van de Commissie voor activiteiten in verband met de verkiezingscampagne.

6.   De leden onthouden zich van publieke verklaringen of uitspraken namens een Europese politieke partij waarvan zij lid zijn, behalve wanneer zij zich verkiesbaar stellen of deelnemen aan een verkiezingscampagne overeenkomstig de leden 3 en 4. Dit laat het recht van de leden om hun persoonlijke mening te uiten, onverlet. De leden die aan een verkiezingscampagne deelnemen, beloven tijdens de campagne geen standpunt in te nemen dat niet strookt met de plicht tot vertrouwelijkheid of dat inbreuk maakt op het collegialiteitsbeginsel.

Artikel 11

Activiteiten na afloop van de ambtstermijn

1.   Na afloop van hun ambtstermijn blijven voormalige leden gebonden aan hun plicht tot eerlijkheid en kiesheid overeenkomstig artikel 245 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij blijven gebonden aan hun in artikel 5 vervatte plicht tot collegialiteit en kiesheid ten aanzien van de besluiten en activiteiten van de Commissie tijdens hun ambtstermijn.

2.   Gedurende een periode van twee jaar na afloop van hun ambtstermijn stellen voormalige leden de Commissie ten minste twee maanden van tevoren in kennis van hun voornemen om een beroepsactiviteit uit te oefenen. Voor de toepassing van deze gedragscode wordt onder „beroepsactiviteit” verstaan elke beroepsactiviteit, al dan niet tegen beloning, anders dan een onbezoldigde activiteit die geen verband houdt met de activiteiten van de Europese Unie en die geen aanleiding geeft tot lobbyen of belangenbehartiging bij de Commissie en haar diensten, zoals:

a)

liefdadigheids- of humanitaire activiteiten;

b)

activiteiten die voorvloeien uit politieke, vakbonds- en/of levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuigingen;

c)

culturele activiteiten;

d)

het loutere beheer van activa, deelnemingen of persoonlijk of familievermogen als privépersoon;

e)

of vergelijkbare activiteiten.

3.   De Commissie onderzoekt de verstrekte informatie om te bepalen of de aard van de voorgenomen activiteit verenigbaar is met artikel 245 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en als de voorgenomen activiteit verband houdt met de portefeuille van het voormalige lid, zal zij pas na raadpleging van het onafhankelijk ethisch comité beslissen.

Onverminderd de mogelijkheid voor de voorzitter om in geval van twijfel het comité om advies te vragen, hoeft het onafhankelijk ethisch comité niet te worden geraadpleegd indien het voormalige lid voornemens is om:

a)

het Europees belang te blijven dienen bij een instelling of orgaan van de Europese Unie;

b)

een functie te aanvaarden bij een overheidsdienst van een lidstaat (op nationaal, regionaal of lokaal niveau);

c)

zich te verbinden aan internationale organisaties of organen die het openbaar belang dienen en waarin de EU of een of meer van haar lidstaten vertegenwoordigd zijn;

d)

zich bezig te houden met academische activiteiten;

e)

zich bezig te houden met eenmalige activiteiten van korte duur (1 of 2 werkdagen);

f)

ereambten te aanvaarden.

4.   Gedurende een periode van twee jaar na afloop van hun ambtstermijn lobbyen (17) voormalige leden niet bij leden of hun personeel namens hun eigen bedrijf of dat van hun werkgever of cliënt op gebieden waarvoor zij in het kader van hun portefeuille bevoegd waren.

5.   Voor een voormalige voorzitter bedragen de in de leden 2 en 4 bedoelde perioden drie jaar.

6.   De in de leden 2 en 4 bedoelde verplichtingen zijn niet van toepassing wanneer het voormalige lid een openbaar ambt aanvaardt.

7.   Overeenkomstig lid 3 genomen besluiten inzake de verenigbaarheid met artikel 245 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de bijbehorende adviezen van het onafhankelijk ethisch comité worden openbaar gemaakt; hierbij wordt terdege rekening gehouden met de bescherming van persoonsgegevens.

Artikel 12

Het onafhankelijk ethisch comité

1.   De Commissie richt hierbij een onafhankelijk ethisch comité op. Het comité adviseert de Commissie op verzoek van de voorzitter over elk ethisch vraagstuk in verband met deze gedragscode en doet de Commissie algemene aanbevelingen over ethische kwesties in het kader van de gedragscode.

2.   De voorzitter stelt de termijn vast waarbinnen een advies moet worden gegeven.

3.   De leden of voormalige leden verlenen volledige medewerking aan het comité, met name door alle relevante aanvullende informatie te verstrekken waarom wordt verzocht. Zij krijgen de mogelijkheid om te worden gehoord indien het comité overweegt een negatief advies te geven.

4.   Het comité bestaat uit drie leden die op grond van hun bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en professionele kwaliteiten worden gekozen. Zij zijn van onberispelijk professioneel gedrag en hebben ervaring in hoge functies bij Europese, nationale of internationale instellingen. De samenstelling van het comité weerspiegelt ervaringen in verschillende instellingen of functies. De leden worden op voordracht van de voorzitter door de Commissie benoemd. Zij ondertekenen een verklaring dat geen sprake is van belangenconflicten. Hun ambtstermijn, die één keer kan worden verlengd, bedraagt drie jaar. Wanneer een lid vóór de voltooiing van deze termijn zijn ambt neerlegt, benoemt de Commissie, op voordracht van de voorzitter, een nieuw lid voor de rest van de termijn.

5.   Het comité kiest uit zijn leden een vaste voorzitter. De voorzitter roept de vergaderingen bijeen op verzoek van de voorzitter van de Commissie.

6.   De beraadslagingen van het comité zijn vertrouwelijk.

7.   Wanneer een advies niet unaniem wordt goedgekeurd, wordt elk afwijkend standpunt vermeld.

8.   De Commissie vergoedt overeenkomstig de desbetreffende administratieve regels de reis- en verblijfskosten voor de vergaderingen van het comité en verzorgt het secretariaat van het comité (18).

Artikel 13

Toepassing van de gedragscode

1.   De voorzitter, bijgestaan door het onafhankelijk ethisch comité, ziet toe op de juiste toepassing van deze gedragscode.

2.   Indien zij twijfel hebben omtrent de toepassing van deze gedragscode, stellen de leden of voormalige leden de voorzitter hiervan tijdig in kennis voordat zij beslissingen nemen in de zaak waarover twijfel is gerezen.

3.   Bij een inbreuk op deze gedragscode die niet ernstig genoeg is om aan het Hof van Justitie te worden voorgelegd overeenkomstig artikel 245 of 247 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan de Commissie besluiten om, rekening houdend met het advies van het onafhankelijk ethisch comité en op voorstel van de voorzitter, een berisping te geven en deze, zo nodig, openbaar te maken.

4.   De Commissie publiceert jaarlijks een verslag over de toepassing van deze gedragscode, inclusief de werkzaamheden van het onafhankelijk ethisch comité. Deze verslagen worden gepubliceerd op een website over de toepassing van deze gedragscode.

Artikel 14

Inwerkingtreding

1.   Deze gedragscode trekt de gedragscode van 20 april 2011 en het besluit tot oprichting van het ethisch comité ad hoc van 21 oktober 2003 (19) in en vervangt deze. Het huidige comité en zijn leden vervullen de rest van hun mandaat overeenkomstig deze gedragscode.

2.   Ten aanzien van voormalige leden wier ambtstermijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit is geëindigd, is artikel 11, leden 2 tot en met 6, niet van toepassing. Afdeling 1.2 van de gedragscode van 20 april 2011 blijft op hen van toepassing.

3.   Deze gedragscode treedt in werking op 1 februari 2018.

4.   Artikel 10, leden 2 tot en met 5, is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het gewijzigde kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Tot die datum blijft afdeling 1.1, punten 8, 9 en 10, van de gedragscode voor commissarissen van 20 april 2011 (20) van toepassing op de deelname van leden van de Commissie aan campagnes voor verkiezingen voor het Europees Parlement.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  C(2011) 2904.

(2)  C(2000) 3614 van 29 november 2000.

(3)  C(2014) 9051 van 25 november 2014.

(4)  Verordening (EU) 2016/300 van de Raad van 29 februari 2016 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor hoge ambtsdragers van de EU (PB L 58 van 4.3.2016, blz. 1).

(5)  C(2011) 2904.

(6)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

(7)  Brief van de voorzitter van de Commissie van 13 september 2017 aan de voorzitter van het Parlement.

(8)  Brief van de voorzitter van het Europees Parlement van 23 januari 2018 aan de voorzitter van de Commissie.

(9)  Geregistreerd partnerschap buiten het huwelijk in de zin van artikel 1, lid 2, onder c), van bijlage VII bij het Statuut.

(10)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

(11)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

(12)  C(2007) 3494 van 18 juli 2007.

(13)  Voor het gebruik van de totale toewijzing van het college, zie bijlage 2.

(14)  C(2014) 9002 van 1 november 2014.

(15)  Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie van 16 april 2014 over het transparantieregister voor organisaties en als zelfstandige werkzame personen die betrokken zijn bij het maken en het uitvoeren van het EU-beleid (PB L 277 van 19.9.2014, blz. 11).

(16)  Besluit 2014/839/EU, Euratom van de Commissie van 25 november 2014 betreffende het openbaar maken van informatie over bijeenkomsten van leden van de Commissie en organisaties of als zelfstandige werkzame personen (PB L 343 van 28.11.2014, blz. 22).

(17)  Alle activiteiten die onder het toepassingsgebied van het transparantieregister vallen, zie artikel 7.

(18)  Dit laat andere administratieve bepalingen betreffende de status van de leden en hun rechten onverlet.

(19)  C(2003) 3750 van 21 oktober 2003.

(20)  C(2011) 2904.


BIJLAGE 1

BELANGENVERKLARING

Volledige naam:

I.   Eerdere activiteiten (artikel 3, lid 4, onder b) en c), van de code)

I.1.

Functies gedurende de laatste tien jaar bekleed bij stichtingen of soortgelijke organen

Geef de aard van de functie, de naam van de organisatie en haar doelstelling/activiteit.

I.2.

Functies gedurende de laatste tien jaar bekleed bij onderwijsinstellingen

Geef de aard van de functie en de naam van de instelling.

I.3.

Functies gedurende de laatste tien jaar bekleed bij bestuursorganen, toezichthoudende en adviserende organen van ondernemingen en andere entiteiten die zich bezighouden met commerciële of economische activiteiten

Geef de aard van de functie en de naam en de activiteiten van de onderneming of andere entiteit.

I.4.

Andere beroepsmatige activiteiten gedurende de laatste tien jaar, waaronder diensten, vrije beroepen en adviesactiviteiten

Geef de aard van de activiteit.

II.   Huidige externe activiteiten overeenkomstig artikel 8 van de code (artikel 3, lid 4, onder b) en c), van de code)

Onbezoldigde cursussen, publicaties en toespraken — artikel 8, lid 2, onder a), b) en c), van de code — hoeven niet te worden opgegeven.

II.1.

Onbezoldigde erefuncties bekleed bij stichtingen, soortgelijke organen of onderwijs- of onderzoeksinstellingen (artikel 8, lid 2, onder d), van de code)

Geef de aard van de functie, de naam van de organisatie en haar doelstelling/activiteit.

II.2.

Verdere relevante informatie over andere functies (bijv. andere erefuncties en/of voor het leven toegekende functies)

III.   Financiële belangen (artikel 3, lid 4, onder a), b) en c), van de code)

Vermeld al uw financiële belangen, met inbegrip van activa en passiva, die geacht kunnen worden aanleiding tot geven tot een belangenconflict. Bankrekeningen, specifieke goederen of leningen voor de aankoop van vastgoed voor privédoeleinden hoeven in de regel niet te worden opgegeven.

Beleggingen met een waarde van meer dan 10 000 EUR moeten steeds worden opgegeven.

Vermeld in beide gevallen:

de aard van het belang (bijv. aandelen, obligaties, leningen);

de betrokken entiteit (bijv. onderneming, bank, fonds) — indien de belegging op onafhankelijke basis door een derde wordt beheerd, hoeft de naam van de entiteit niet te worden opgegeven tenzij de belegging verband houdt met specifieke bedrijfstakken zoals sectorfondsen of thematische fondsen;

de omvang van het belang (bijv. aantal aandelen en hun huidige waarde, percentage van de deelneming).

IV.   Financiële belangen van de echtgeno(o)t(e), partner  (1) en minderjarige kinderen wanneer deze geacht kunnen worden aanleiding te geven tot een belangenconflict (artikel 3, lid 4, onder a), van de code)

Geef in dat geval in beginsel dezelfde informatie als in punt III.

V.   Lidmaatschap van verenigingen, politieke partijen, vakbonden, niet-gouvernementele organisaties of andere organen, indien hun activiteiten, in het openbaar of in besloten kring, bedoeld zijn om invloed uit te oefenen op de uitoefening van openbare functies (artikel 3, lid 4, onder d), van de code)

Geef de naam van de organisatie en de sector waarin deze actief is; lidmaatschap van clubs op cultureel, artistiek, sociaal, sportief of charitatief gebied hoeft niet worden opgegeven.

VI.   Vastgoed (artikel 3, lid 4, onder e), van de code)

Woningen voor uitsluitend gebruik door de eigenaar en zijn/haar gezin hoeven niet te worden opgegeven.

VII.   Beroepsactiviteit van de echtgeno(o)t(e)/partner  (2) (artikel 3, lid 4, onder f), van de code)

Geef de aard van de activiteit, de titel van de beklede functie en de naam van de werkgever.

Hierbij verklaar ik dat de hier verstrekte informatie juist is.

Datum:

Handtekening:

Deze verklaring zal worden openbaargemaakt in overeenstemming met artikel 3, lid 5, van de code.


(1)  Geregistreerd partner buiten het huwelijk in de zin van artikel 1, lid 2, onder c), van bijlage VII bij het Ambtenarenstatuut.

(2)  Alle activiteiten die onder het toepassingsgebied van het transparantieregister vallen, zie artikel 7.


BIJLAGE 2

GEBRUIK VAN DE ALGEMENE TOEWIJZING VAN HET COLLEGE EN DIENSTREIZEN (MISSIES) DOOR LEDEN VAN DE COMMISSIE (1)

1.   Budget

De algemene toewijzing van de Commissie, die uitgaven voor dienstreizen, ontvangsten en functiegebonden representatiekosten omvat, wordt jaarlijks door de begrotingsautoriteit vastgesteld. Deze wordt verdeeld over alle leden van de Commissie afhankelijk van hun respectieve portefeuille en reële behoeften, onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter. Voor uitgaven uit de algemene toewijzing wordt toestemming gegeven door de kabinetschef van het betrokken lid (2) (juridisch bevoegde ordonnateur), die ook de geldigheid van facturen certifieert. Zij worden betaald tegen overlegging van de facturen en de bewijzen van betaling, onder de verantwoordelijkheid van de directeur van het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten (PMO — ordonnateur voor vastleggingen in de begroting en betalingen uit de begroting).

Uitgaven voor dienstreizen van leden van de Commissie die op dienstreis zijn, worden gedekt door een toewijzing uit begrotingsonderdeel 25 01 02 13. Uitgaven voor dienstreizen van kabinetsleden worden (overeenkomstig de handleiding voor dienstreizen van de Commissie) gedekt door begrotingsonderdeel 25 01 02 11 01.01.10.

2.   Mededeling van een dienstreis — Annulatie van een dienstreis

Een reisopdracht, ondertekend door het betrokken lid van de Commissie, moet voor alle dienstreizen worden opgesteld, gebruikmakend van het passende formulier (MIPS). Deze moet de volgende gegevens bevatten:

doel van de dienstreis;

plaats waarheen de dienstreis wordt gemaakt;

het te gebruiken vervoermiddel;

datum en tijdstip van vertrek en terugkeer;

begin en einde van de werkzaamheden.

Ingeval een dienstreis wordt geannuleerd, moet het lid van de Commissie onverwijld:

erop toezien dat de door het reisbureau afgegeven reisbiljetten en reservaties schriftelijk worden geannuleerd;

ervoor zorgen dat ook hotelreservaties schriftelijk worden geannuleerd.

3.   Vervoermiddelen

Leden van de Commissie mogen alle vervoermiddelen gebruiken die passend zijn voor de doelstellingen van de dienstreis op basis van de kostenefficiëntie ervan en rekening houdende met de behoeften van de instelling en in overeenstemming met artikel 6 van de code.

4.   Tickets en reiskosten

Volgens de handleiding voor dienstreizen worden reiskosten in het kader van een dienstreis in beginsel vergoed voor reizen tussen Brussel en de plaats waarheen de dienstreis wordt gemaakt.

Tickets worden op verzoek uitgegeven door het officiële reisbureau van de Commissie. De kosten komen volledig ten laste van het krediet dienstreizen van het lid van de Commissie. Niet of gedeeltelijk gebruikte tickets of reservaties moeten onverwijld aan het reisbureau worden terugbezorgd. Alle reizen voor privédoeleinden zullen persoonlijk door het lid worden betaald, dat het reisbureau rechtstreeks met creditcard zal betalen.

5.   Huren van luchttaxi’s

Het gebruik van luchttaxi’s moet de goedkeuring krijgen van de voorzitter. Als algemene regel geldt dat de luchttaxi alleen in uitzonderlijke omstandigheden mag worden gebruikt, hetzij wanneer geen commerciële vluchten beschikbaar zijn om een bestemming te bereiken, of wanneer deze niet in de agenda van het lid van de Commissie kunnen worden ingepast, of om veiligheidsredenen. Alle opties dienen zorgvuldig te worden nagegaan, met inbegrip van agendaplanning, zodat de luchttaxi alleen als laatste optie wordt overwogen.

Verzoeken met daarin alle praktische gegevens (plaats, datum, programma, deelnemers, rechtvaardiging enz.) en de inschrijving van de contractant moeten de goedkeuring van PMO krijgen voordat ze met het oog op het verkrijgen van toestemming aan de voorzitter worden voorgelegd. Voor andere reizigers dan het lid van de Commissie wordt voorzien in een financiële deelneming gelijkwaardig aan de kostprijs van een gewoon vliegticket (3). PMO zal voor de nodige verdeling tussen begrotingsonderdelen zorgen.

6.   Duur van een dienstreis

De duur van een dienstreis wordt berekend als de tijd die verloopt tussen het tijdstip van vertrek en het tijdstip van terugkeer in de standplaats door middel van het gebruikte vervoermiddel.

7.   Dienstreizen gecombineerd met verlof

Dienstreizen gecombineerd met verlof worden geacht aan te vangen bij het begin van de officiële opdracht indien het verlof vóór de dienstreis wordt genomen, en af te lopen bij het eind van de officiële verplichtingen indien het verlof na de dienstreis valt. Hetzelfde is van toepassing in het geval van feestdagen of weekends, behalve wanneer het werkschema anders vereist. Zelfs indien dit het geval is, worden evenwel geen vergoedingen betaald voor de feestdagen/weekends indien de officiële verplichting in het land van herkomst van het lid van de Commissie is.

8.   Dagvergoeding

De dagvergoeding die het lid van de Commissie ontvangt, is de dagvergoeding voor ambtenaren verhoogd met 5 %. Deze wordt berekend aan de hand van de regels die in de handleiding voor dienstreizen gelden voor ambtenaren.

9.   Hotelkosten

Hotelkosten (met uitzondering van de kosten van ontbijt en andere maaltijden) worden vergoed op overlegging van de rekening. Belopen de hotelkosten meer dan 300 EUR per dag, dan moet een verantwoording bij het declaratieformulier worden gevoegd.

10.   Overige kosten

Overige kosten die door de aard van de dienstreis worden gerechtvaardigd, worden op verzoek en op overlegging van bewijsstukken vergoed. Voor de ontvangst- en representatiekosten moeten afzonderlijke aanvragen tot vergoeding worden ingediend uit hoofde van het besluit van de Commissie betreffende dit soort kosten.

11.   Declaraties van kosten

Leden van de Commissie zullen hun kosten vergoed krijgen op basis van een declaratie van de kosten van een dienstreis die zo snel mogelijk ter vergoeding van de kosten van de dienstreis bij PMO wordt ingediend op het daartoe bestemde formulier (MIPS).

Declaraties moeten de volgende gegevens bevatten:

het doel van de dienstreis;

de plaats waarheen de dienstreis wordt gemaakt;

datum en tijdstip van vertrek en van aankomst in de standplaats door middel van het gebruikte vervoermiddel;

tijdstip van aanvang en einde van de werkzaamheden;

eventueel het aantal verlofdagen dat met de dienstreis wordt gecombineerd;

ter plaatse door het lid van de Commissie betaalde vervoerskosten;

hotelkosten (met uitzondering van de kosten van ontbijt en andere maaltijden);

door derden betaalde maaltijden voor het lid van de Commissie;

overige kosten waarvoor vergoeding wordt gevraagd.

Alle bewijsstukken moeten bij de declaratie worden gevoegd.

12.   Bepaalde kosten betaald door vertegenwoordigingen en EU-delegaties in andere landen

In bepaalde gevallen kan toestemming worden gegeven om tijdens een dienstreis gemaakte kosten ter bestemming te laten betalen door vertegenwoordigingen en delegaties. Dit is een uitzonderlijke procedure die alleen kan worden toegestaan wanneer tijdens een dienstreis gemaakte kosten niet met de door de instelling ter beschikking gestelde creditcard kunnen worden betaald of rechtstreeks aan PMO in rekening kunnen worden gebracht (4). Gezien de zware administratieve belasting die een en ander met zich meebrengt, dienen dergelijke verzoeken tot het strikte minimum beperkt te blijven.

13.   Bijzondere regels voor dienstreizen door de chauffeurs van leden van de Commissie en het gebruik van carpools van vertegenwoordigingen van de Commissie en EU-delegaties in andere landen

Op grond van artikel 14 van het besluit van de Commissie van 14 september 1979 hebben alle leden van de Commissie doorlopend de beschikking over een dienstauto met chauffeur. Chauffeurs mag niet worden gevraagd om reizen voor privégebruik uit te voeren wanneer zulks leidt tot overuren of dienstreiskosten, behalve wanneer zulks gerechtvaardigd is uit veiligheidsoverwegingen.

De dagelijkse reis tussen de Belgische woonplaats van het lid van de Commissie en het kantoor (of het station en de luchthaven) geldt als dienstverplaatsing.

Chauffeurs zijn gedekt door een reisopdracht wanneer zij met de dienstauto van een lid van de Commissie rijden, zelfs indien het lid of een ambtenaar van het kabinet niet in de auto zit, wanneer zij terugkeren van een officiële bestemming of de auto vandaar terugbrengen. Declaraties voor dienstreiskosten moeten door de chauffeur op het daartoe bestemde formulier (MIPS) worden ingediend en ondertekend worden door de kabinetschef. Zij moeten de volgende details bevatten:

het doel van de dienstreis;

de plaats waarheen de dienstreis wordt gemaakt;

gevolgde route;

datum en tijdstip van vertrek van en aankomst op de arbeidsplaats;

hotelkosten (met uitzondering van de kosten van ontbijt en andere maaltijden);

andere gegevens op het declaratieformulier.

De reiskosten van chauffeurs vallen ten laste van het eigen budget voor reiskosten van het kabinet.

Een lid van de Commissie dat een vertegenwoordiging van de Commissie of een EU-delegatie bezoekt, heeft recht op een dienstauto binnen de grenzen van de voor de vertegenwoordiging of delegatie beschikbare middelen. Indien voor het bezoek van een lid van de Commissie een contract voor vervoerdiensten moet worden gesloten dat buiten het normale functioneren van de vertegenwoordiging valt, vallen de desbetreffende kosten ten laste van het krediet dienstreizen van het lid. Voor bezoeken aan delegaties gelden de tussen de Commissie en EDEO overeengekomen regels en regelingen zoals die op dat ogenblik van kracht zijn.


(1)  Indien specifieke regels ontbreken, zijn de algemene regels van de handleiding voor dienstreizen bij analogie van toepassing.

(2)  De kabinetschef van de voorzitter kan deze bevoegdheid op zijn beurt delegeren aan de directeur Coördinatie en administratie in het kabinet van de voorzitter.

(3)  Met het oog op de publicatie op grond van artikel 6, lid 2, van de code dienen de individuele reiskosten van het lid van de Commissie te zijn gebaseerd op de gemiddelde kostprijs per persoon (leden en medewerkers) op de vlucht. Dit laat de algemene verantwoordelijkheid van het lid van de Commissie tijdens de dienstreis onverlet.

(4)  Artikel 66 van de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement beperkt de instelling van beheer van gelden ter goede rekening tot gevallen waarin betalingen langs budgettaire weg niet mogelijk of niet efficiënt zijn omdat het om geringe bedragen gaat.