Brussel, 29.3.2023

COM(2023) 177 final

2023/0089(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van de Richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 wat betreft de verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 377 final} - {SWD(2023) 177 final} - {SWD(2023) 178 final} - {SWD(2023) 179 final}


TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Vennootschappen vormen de kern van de eengemaakte markt. Dankzij hun bedrijfsactiviteiten en investeringen, ook op grensoverschrijdende basis, spelen zij een leidende rol in de bijdrage aan de economische welvaart en het concurrentievermogen van de EU en in de uitvoering van de dubbele transitie van de EU naar een duurzame en digitale economie. Daartoe hebben vennootschappen een voorspelbaar rechtskader nodig dat bevorderlijk is voor groei en aangepast is aan de nieuwe economische en maatschappelijke uitdagingen in een steeds digitalere wereld. Terwijl vennootschappen worden opgericht op grond van het nationale recht, voorziet het vennootschapsrecht van de EU in een wettelijk kader dat de rechtszekerheid in de hele eengemaakte markt en de voorspelbaarheid voor hen vergroot. Dit vennootschapsrechtelijke kader, dat de taken en verantwoordelijkheden van de vennootschapsregisters omvat, moet gelijke tred houden met nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen. Met dit doel voor ogen dient de Commissie dit voorstel in.

In overeenstemming met de digitaliseringsdoelstellingen van de EU die met name in de mededeling van de Commissie Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium 1 zijn uiteengezet, is dit voorstel gericht op de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en technologie die de werking van vennootschapsregisters en de interactie tussen vennootschapsregisters, vennootschappen en overheden over vennootschapsrechtelijke kwesties ingrijpend hebben veranderd. De COVID-19-pandemie heeft duidelijk aangetoond dat digitale instrumenten een sleutelrol spelen bij het waarborgen van de continuïteit van de interacties van vennootschappen met vennootschapsregisters en autoriteiten. Dit voorstel beoogt ook vennootschapsrechtelijke maatregelen in te voeren om de belemmeringen voor grensoverschrijdende uitbreiding waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) momenteel op de eengemaakte markt worden geconfronteerd, aan te pakken, in overeenstemming met de mededelingen van de Commissie Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020 2 en Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa 3 . 

Dit voorstel zal bijdragen tot de totstandbrenging van een meer geïntegreerde en gedigitaliseerde eengemaakte markt en zal leiden tot een vermindering van de administratieve lasten voor vennootschappen, die op ongeveer 437 miljoen euro per jaar wordt geschat. Het zal ook nieuwe lasten zoveel mogelijk beperken door voort te bouwen op nationale vennootschapsregisters en de koppeling daarvan via het systeem van gekoppelde registers (BRIS) 4 , rekening houdend met de verschillende nationale systemen en rechtstradities.

Met het voorstel wordt er met name naar gestreefd de transparantie over vennootschappen op de eengemaakte markt te vergroten door het gebruik van digitale instrumenten zoals het BRIS, de betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie te verbeteren en vertrouwen te scheppen tussen de registers en autoriteiten van de lidstaten, onder meer door meer geconnecteerde overheidsinstanties te creëren. Ook wordt beoogd de formaliteiten in verband met het gebruik van vennootschapsinformatie in grensoverschrijdende situaties af te schaffen of te verminderen en de oprichting van dochterondernemingen en bijkantoren in andere lidstaten minder tijdrovend en kosteneffectiever te maken, onder meer door toepassing van het “eenmaligheidsbeginsel” (waarbij vennootschappen niet wordt gevraagd dezelfde informatie meer dan eens bij de vennootschapsregisters in te dienen). Op die manier wordt er met het voorstel naar gestreefd de algemene administratieve lasten voor vennootschappen en andere belanghebbenden in grensoverschrijdende situaties te verlichten en het voor kmo’s gemakkelijker te maken om in de hele EU uit te breiden.

Voor een soepelere werking van de eengemaakte markt is het van essentieel belang dat de toegang tot en het gebruik van vennootschapsinformatie over de grenzen heen gemakkelijk en zonder administratieve rompslomp verlopen, zodat de economische activiteit wordt ondersteund en een veiliger en gunstiger economisch klimaat voor vennootschappen, consumenten en andere belanghebbenden (investeerders, schuldeisers, werknemers) wordt gecreëerd. Dergelijke voorwaarden zijn op hun beurt essentieel om de activiteiten van vennootschappen, met name kmo’s, te vergemakkelijken en hen te helpen manieren te vinden om andere EU-markten te verkennen, uit te breiden en zo bij te dragen tot de economische groei.

Hoewel in een steeds meer gedigitaliseerde wereld de roep van investeerders, schuldeisers, consumenten en vennootschappen om transparantie sterker wordt, wordt de toegang tot vennootschapsinformatie uit vennootschapsregisters in grensoverschrijdende situaties nog steeds gehinderd door belemmeringen. De door belanghebbenden benodigde vennootschapsinformatie is nog onvoldoende beschikbaar in nationale vennootschapsregisters en/of grensoverschrijdend via het BRIS. Bovendien ondervinden belanghebbenden moeilijkheden bij het opzoeken van die gegevens. Het vennootschapsrecht van de EU voorziet reeds in geharmoniseerde openbaarmakingsvereisten met betrekking tot informatie over kapitaalvennootschappen, maar sommige belangrijke gegevens (bv. over het hoofdbestuur en de hoofdvestiging van ondernemingen of groepen ondernemingen) zijn nog steeds niet beschikbaar op EU-niveau en slechts zelden in de registers van de lidstaten. Er is ook geen informatie op EU-niveau over andere entiteiten, zoals personenvennootschappen, die een belangrijke rol spelen in de economie van veel lidstaten.

De roep om transparantie betekent ook dat vennootschapsinformatie betrouwbaar moet zijn. Belanghebbenden, autoriteiten en het publiek moeten erop kunnen vertrouwen dat de informatie over vennootschappen nauwkeurig, up-to-date en betrouwbaar is, zodat zij deze kunnen gebruiken voor zakelijke doeleinden, in administratieve procedures of in gerechtelijke procedures. Het vennootschapsrecht van de EU bevat slechts gedeeltelijke minimumnormen voor voorafgaande controles. Alle lidstaten voeren tot op zekere hoogte voorafgaande controles van vennootschapsdocumenten en -informatie uit, maar de nationale procedures verschillen. Dit leidt vaak tot onvoldoende vertrouwen in de geregistreerde vennootschapsinformatie uit andere lidstaten.

Het directe gebruik van vennootschapsinformatie wordt ook vaak belemmerd of is niet mogelijk in grensoverschrijdende situaties als gevolg van frequente administratieve belemmeringen. Deze creëren lasten voor vennootschappen en kunnen zelfs een ontmoedigend effect hebben, met name voor kmo’s. Wanneer zij bijvoorbeeld een dochteronderneming of een bijkantoor in een andere lidstaat oprichten, kunnen vennootschappen zich nog niet beroepen op het eenmaligheidsbeginsel en moeten zij hun eigen gegevens, die in hun nationale vennootschapsregisters staan, opnieuw indienen in de registers van andere lidstaten. Zij moeten deze documenten vaak laten legaliseren (apostilleren). Vennootschappen worden ook vaak met soortgelijke moeilijkheden geconfronteerd wanneer zij hun gegevens uit het nationale vennootschapsregister willen gebruiken, bijvoorbeeld in contacten met bevoegde autoriteiten of in gerechtelijke procedures in een andere lidstaat. Bovendien verschillen de bedrijfsuittreksels, die vaak door vennootschappen en beoefenaren van juridische beroepen worden gebruikt om informatie te bevestigen en vennootschappen voor allerlei doeleinden te identificeren, en kunnen zij niet zonder lastige en dure formaliteiten in grensoverschrijdende situaties worden gebruikt.

De algemene doelstellingen van dit voorstel zijn het verbeteren van de transparantie, het vergroten van het vertrouwen in het ondernemingsklimaat, het realiseren van meer gedigitaliseerde en geconnecteerde grensoverschrijdende overheidsdiensten voor vennootschappen en het vergemakkelijken van grensoverschrijdende uitbreiding voor kmo’s, wat op zijn beurt leidt tot een meer geïntegreerde en gedigitaliseerde eengemaakte markt.

Daartoe moet het voorstel:

·ervoor zorgen dat meer vennootschapsinformatie beschikbaar is in vennootschapsregisters en/of via het BRIS en dat zij betrouwbaarder is;

·het mogelijk maken om in vennootschapsregisters beschikbare vennootschapsinformatie direct te gebruiken bij het oprichten van grensoverschrijdende bijkantoren en dochterondernemingen en in andere grensoverschrijdende activiteiten en situaties.

Dit voorstel is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2023 als een van de belangrijkste acties in het kader van de kernambitie van de Commissie “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” 5 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is bedoeld als aanvulling op de bestaande regels inzake het vennootschapsrecht van de EU die zijn gecodificeerd in Richtlijn (EU) 2017/1132 (gecodificeerde richtlijn vennootschapsrecht). Het heeft tot doel meer vennootschapsinformatie voor het publiek beschikbaar te stellen in vennootschapsregisters en/of via het BRIS, vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters betrouwbaarder te maken en het gebruik ervan bij het oprichten van grensoverschrijdende bijkantoren en dochterondernemingen en in andere grensoverschrijdende activiteiten en situaties te vergemakkelijken. In dit verband zal het voorstel voortbouwen op de bestaande bepalingen in de gecodificeerde richtlijn vennootschapsrecht en deze uitbreiden.

Richtlijn (EU) 2019/1151 (digitaliseringsrichtlijn) was gericht op het volledig online toegankelijk maken van vennootschapsrechtelijke procedures en voorzag in regels voor de volledig online oprichting van kapitaalvennootschappen, registratie van bijkantoren en indiening van documenten in vennootschapsregisters 6 . Dit voorstel vult deze richtlijn aan, maar is gericht op andere kwesties waarvoor digitalisering in het vennootschapsrecht van de EU nodig is, met name door de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters en het BRIS en het gebruik van die informatie in grensoverschrijdende situaties te verbeteren.

Het voorstel bouwt voort op het BRIS en breidt het gebruik ervan uit zonder de werking of infrastructuur ervan te wijzigen. Het BRIS is gebaseerd op wettelijke verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2012/17/EU en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1042 van de Commissie. Het voorstel zal meer vennootschapsinformatie beschikbaar maken via het BRIS en zal meer uitwisselingen tussen vennootschapsregisters (om het eenmaligheidsbeginsel toe te passen) via het BRIS invoeren. Het zal het BRIS ook verbinden met de andere EU-systemen van gekoppelde registers.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zullen rechtstreeks bijdragen tot de realisatie van de digitaliseringsdoelstellingen die in de mededeling Digitaal kompas 2030 7 zijn vastgesteld, met name tot de verwezenlijking van de doelstelling dat 100 % van de essentiële openbare diensten tegen 2030 online beschikbaar is voor Europese burgers en bedrijven, en om geconnecteerde overheidsdiensten op te zetten, onder meer door toepassing van het eenmaligheidsbeginsel. Het voorstel zal ook in overeenstemming zijn met de aanpak die is uiteengezet in de mededeling Digitalisering van justitie in de Europese Unie 8 , waarin wordt onderstreept hoe belangrijk digitale instrumenten voor bedrijven zijn om toegang te krijgen tot informatie, te communiceren met autoriteiten en toegang te krijgen tot de rechter.

Met de voorgestelde maatregelen wordt beoogd de grensoverschrijdende uitbreiding van kmo’s te vergemakkelijken, met name door de te vervullen formaliteiten voor het gebruik van vennootschapsinformatie in grensoverschrijdende situaties en bij de oprichting van dochterondernemingen en bijkantoren in andere lidstaten af te schaffen of te beperken. Zij beantwoorden ook rechtstreeks aan de mededelingen Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020 9 en Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa 10 . In de kmo-strategie is met name vermeld dat “de Commissie een raadpleging [zal] organiseren ter beoordeling van de behoefte aan aanvullende maatregelen op het gebied van het vennootschapsrecht om grensoverschrijdende uitbreiding en schaalvergroting door kmo’s te vergemakkelijken”.

Over het geheel genomen zal het voorstel relevant zijn als antwoord op de oproep van de Europese Raad, in zijn conclusies van 24-25 maart 2022, waarin de Europese Raad erop aandringt dat “de eengemaakte markt wordt voltooid, met name op digitaal gebied en wat betreft diensten” en “knelpunten worden voorkomen of nauwlettend worden gemonitord, dat de resterende ongerechtvaardigde belemmeringen alsook de administratieve lasten worden verwijderd, en dat wordt vermeden dat er nieuwe ontstaan”. 11

Het voorstel zal, met name door de daarin vervatte maatregelen om de voorafgaande controles van vennootschapsinformatie te versterken en de transparantie te vergroten, ook bijdragen tot het bestrijden van misbruik van vennootschapsrechtelijke structuren en tot het effectief opleggen van EU-sancties tegen vennootschappen die zich aan dergelijk misbruik schuldig maken.

Het voorstel is complementair aan en coherent met andere lopende initiatieven die relevant zijn voor de digitalisering. Zo is er een nauw verband met de eIDAS-verordening 12 en het voorstel van 2021 tot wijziging van die verordening betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit 13 . In de digitaliseringsrichtlijn van 2019 was het gebruik van elektronische identificatie- en vertrouwensdiensten al opgenomen via de eIDAS-verordening voor elektronische identificatie in vennootschapsrechtelijke procedures. Het huidige voorstel steunt verder op het gebruik van vertrouwensdiensten (bv. om ervoor te zorgen dat het voorgestelde EU-bedrijfscertificaat en de digitale EU-volmacht voldoende gecertificeerd zijn om er in grensoverschrijdende situaties op te kunnen vertrouwen) en zal worden afgestemd op de nieuwe digitale middelen, bv. de Europese portemonnee voor digitale identiteit die als onderdeel van de lopende herziening van het eIDAS-kader wordt ingevoerd.

Het voorstel vormt ook een aanvulling op andere EU-regels en -initiatieven die de transparantie met betrekking tot vennootschappen moeten vergroten. Daartoe behoren de antiwitwasrichtlijn 14 , die gericht is op informatie over uiteindelijk begunstigden, of de verordening betreffende insolventieprocedures 15 , die betrekking heeft op in insolventieregisters beschikbare informatie over insolvente entiteiten. Met het voorstel wordt met name beoogd het BRIS te koppelen aan het systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden (Boris) 16 en het systeem van gekoppelde insolventieregisters (IRI) 17 , zonder de regels en beperkingen voor de toegang tot de via die koppelingen beschikbare informatie te wijzigen of te omzeilen. Dit voorstel is relevant voor de recente belastinginitiatieven, bijvoorbeeld het voorstel ter voorkoming van misbruik van lege entiteiten voor belastingdoeleinden 18 , aangezien meer transparantie en betrouwbaardere vennootschapsinformatie het werk van de belastingautoriteiten in het kader van deze andere initiatieven zullen vergemakkelijken.

Het voorstel vormt ook een aanvulling op andere EU-initiatieven die tot doel hebben grensoverschrijdende informatie of procedures te vergemakkelijken, zoals de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort 19  of het voorstel voor een Europees centraal toegangspunt 20 . Terwijl dit voorstel voorziet in een vennootschapsrechtelijke procedure en specifieke regels met betrekking tot in vennootschapsregisters en/of via het BRIS beschikbare vennootschapsinformatie en het directe gebruik ervan op grensoverschrijdende basis mogelijk maakt, voorziet de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort in algemene regels voor het online beschikbaar stellen van informatie, procedures en diensten voor ondersteuning die van belang zijn voor de werking van de eengemaakte markt. Procedures in verband met de eerste registratie van een bedrijfsactiviteit in het vennootschapsregister en procedures betreffende de oprichting van of latere indieningen door vennootschappen in de zin van artikel 54, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn uitdrukkelijk uitgesloten van het toepassingsgebied van het voorstel, omdat dergelijke procedures een alomvattende aanpak vereisen die gericht is op het vergemakkelijken van digitale oplossingen gedurende de gehele levenscyclus van een onderneming 21 . Met het oog op synergieën met de enkele digitale toegangspoort zullen de lidstaten echter de in dit voorstel beschreven informatie over online procedures beschikbaar stellen op de websites die via de enkele digitale toegangspoort toegankelijk zijn 22 . Het Europese centrale toegangspunt, dat voornamelijk gericht is op entiteits- en productgerelateerde financiëlemarktinformatie voor beleggers en dat in de behoeften van de markt beoogt te voorzien, zal gericht zijn op andere gebruikers die op een andere manier dan via het BRIS waarop dit voorstel is gebaseerd toegang krijgen tot en gebruik maken van andere informatie.

Dit voorstel is gericht op de behoeften van directe gebruikers, zoals vennootschappen, andere belanghebbenden en overheidsinstanties, aan toegang tot en gebruik van betrouwbare en up-to-date officiële vennootschapsinformatie in een grensoverschrijdende situatie op basis van wettelijke verplichtingen uit vennootschapsregisters. Het heeft derhalve geen betrekking op het hergebruik van vennootschapsinformatie uit vennootschapsregisters voor commerciële en niet-commerciële doeleinden, dat wordt geregeld door de richtlijn open data 23 . Het voorstel heeft evenmin betrekking op de verplichting van vennootschapsregisters als statistische vennootschapsregisters, die wordt geregeld door de verordening betreffende Europese bedrijfsstatistieken 24 .

Voorts vormen de bepalingen om legalisatie of soortgelijke formaliteiten zoals apostillering af te schaffen voor gecertificeerde vennootschapsinformatie die uit vennootschapsregisters is verkregen een aanvulling op de verordening openbare documenten 25 . In die verordening, die betrekking heeft op openbare documenten voor burgers (bijvoorbeeld een geboorteakte, een notariële huwelijksakte of een vonnis), is bepaald dat hun door de autoriteiten van een EU-lidstaat afgegeven voor eensluidend gewaarmerkte afschriften door de autoriteiten van een andere EU-lidstaat als authentiek moeten worden aanvaard zonder dat een stempel van echtheid (d.w.z. een apostille) nodig is.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 50, leden 1 en 2, VWEU, dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid geeft bepalingen vast te stellen om de vrijheid van vestiging te verwezenlijken. Deze rechtsgrondslag is reeds door de EU-wetgever gebruikt om op te treden op het gebied van het vennootschapsrecht. Met name artikel 50, lid 2, punt b), beoogt “een nauwe samenwerking tussen de bevoegde nationale bestuursinstellingen teneinde de bijzondere omstandigheden van de verschillende betrokken werkzaamheden binnen de Unie te leren kennen”. Artikel 50, lid 2, punt c), voorziet in de afschaffing van “bestuursrechtelijke procedures en handelwijzen [...] waarvan de handhaving een beletsel zou vormen voor de vrijheid van vestiging”. Artikel 50, lid 2, punt f), voorziet in “de geleidelijke opheffing der beperkingen van de vrijheid van vestiging”, zowel wat de oprichting van bijkantoren als van dochterondernemingen betreft. Artikel 50, lid 2, punt g), voorziet in coördinatiemaatregelen ter bescherming van de belangen van deelnemers in vennootschappen en andere belanghebbenden. Door de samenwerking tussen autoriteiten van de lidstaten te verbeteren via het systeem van gekoppelde registers, de administratieve belemmeringen voor de vrijheid van vestiging, ook bij de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen en bijkantoren, weg te nemen en te voorzien in nieuwe geharmoniseerde openbaarmakingsvereisten, zal dit voorstel bijdragen tot de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging zoals vastgelegd in artikel 50 VWEU.

Artikel 50 VWEU wordt gecombineerd met artikel 114, lid 1, VWEU, op grond waarvan maatregelen kunnen worden aangenomen voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de eengemaakte markt betreffen. Met dit voorstel wordt ook beoogd de versnippering aan te pakken van nationale regelgevingsbenaderingen van het grensoverschrijdende gebruik en de grensoverschrijdende aanvaarding van vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters alsook van notariële of administratieve akten in het kader van procedures uit hoofde van de gecodificeerde richtlijn vennootschapsrecht. Door uniforme controles van vennootschapsinformatie in te voeren voordat deze in vennootschapsregisters wordt opgenomen, teneinde de betrouwbaarheid ervan te vergroten, door administratieve belemmeringen voor het gebruik van dergelijke informatie in grensoverschrijdende situaties, waaronder administratieve of gerechtelijke procedures, weg te nemen en door een geharmoniseerd EU-bedrijfscertificaat in te voeren, zal dit voorstel bijdragen tot de werking van de eengemaakte markt zoals verankerd in artikel 114 VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid) 

De algemene doelstelling van dit wetgevingsvoorstel is de goede werking van de eengemaakte markt van de EU te waarborgen door de toegang tot en het gebruik van vennootschapsinformatie in grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken. Optreden op EU-niveau biedt een grote meerwaarde omdat de problemen die met dit voorstel worden aangepakt niet beperkt blijven tot het grondgebied van één lidstaat, maar een grensoverschrijdend karakter hebben, met name als gevolg van discrepanties in de nationale wetgevingen. De lidstaten zijn niet in staat deze problemen op eigen kracht voldoende te verbeteren.

Om de omvang van de beschikbare vennootschapsinformatie op EU-niveau via het BRIS te vergroten, is een gecoördineerde optreden nodig teneinde ervoor te zorgen dat alle lidstaten de informatie in hun vennootschapsregisters hebben en dat de gegevens in een vergelijkbare en meertalige vorm centraal op EU-niveau toegankelijk zijn via het systeem van gekoppelde registers. Dit systeem bestaat al en is operationeel op EU-niveau. Evenzo is een gecoördineerd optreden vereist om ervoor te zorgen dat er gemeenschappelijke controles van vennootschapsinformatie plaatsvinden voordat deze in nationale vennootschapsregisters wordt ingevoerd, teneinde de betrouwbaarheid ervan te verbeteren en het gebruik ervan in grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken. Om het grensoverschrijdende gebruik van vennootschapsinformatie alsook de toepassing van het eenmaligheidsbeginsel mogelijk te maken, moeten bovendien de belemmeringen in grensoverschrijdende situaties worden weggenomen. Ook de toegevoegde waarde van de koppeling van de systemen van gekoppelde registers op EU-niveau kan alleen door optreden van de EU worden bereikt.

Als elke lidstaat individueel optreedt en dus zijn eigen regels blijft toepassen, bestaat er weinig kans op een compatibele aanpak van grensoverschrijdende situaties. Het lijkt er dus op dat zonder maatregelen op EU-niveau verschillende maatregelen op nationaal niveau waarschijnlijk tot uiteenlopende nationale oplossingen zouden leiden. Ook kmo’s zouden nog steeds te maken krijgen met belemmeringen, waardoor de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging wordt bemoeilijkt en de daaruit voortvloeiende kosten vooral vennootschappen zouden treffen. In dit verband is het gerichte optreden van de EU in de vorm van dit voorstel in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

De met dit voorstel ingevoerde maatregelen staan in verhouding tot de doelstellingen ervan, namelijk ervoor zorgen dat er meer en betrouwbaardere vennootschapsinformatie beschikbaar is in vennootschapsregisters en/of via het BRIS en dat deze direct kan worden gebruikt in grensoverschrijdende situaties. De voorgestelde bepalingen zijn doelgericht, aangezien zij toegespitst zijn op het feit dat directe gebruikers (bv. vennootschappen, andere belanghebbenden en overheidsinstanties) in een grensoverschrijdende context gebruik moeten kunnen maken van betrouwbare en up-to-date officiële vennootschapsinformatie uit vennootschapsregisters (zie punt 1.3 van de effectbeoordeling). Het voorstel is gericht op grensoverschrijdende aspecten en introduceert oplossingen die de lidstaten niet op eigen kracht zouden kunnen bereiken. De harmonisatie-elementen zijn beperkt tot wat nodig en evenredig is om de vereiste doelstellingen te verwezenlijken, met inachtneming van de nationale rechtstradities, met inbegrip van die waarbij notarissen betrokken zijn bij vennootschapsrechtelijke procedures, waarbij de lidstaten waar mogelijk de nodige flexibiliteit wordt geboden om de vereisten in overeenstemming met hun nationale wetten en stelsels te verwezenlijken. Bovendien introduceert het voorstel geen nieuwe systemen, maar bouwt het voort op het gebruik van het bestaande en operationele systeem van gekoppelde registers, alsook op de eIDAS-verordening 26 en het voorstel van 2021 tot wijziging van die verordening betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit 27 .

Met het pakket voorkeursmaatregelen kunnen de doelstellingen het best worden verwezenlijkt omdat het de meeste informatie grensoverschrijdend beschikbaar maakt en het BRIS koppelt aan twee andere EU-systemen van gekoppelde registers. Dit zal de transparantie van EU-vennootschappen op de eengemaakte markt aanzienlijk vergroten. Het pakket zal ook aanzienlijke voordelen opleveren in termen van meer rechtszekerheid, aangezien het voorziet in voorafgaande controles en tevens de aanvullende gemeenschappelijke procedurele vereisten invoert om vennootschapsinformatie up-to-date te houden. Bovendien zal het het grootste positieve effect hebben op het mogelijk maken om vennootschapsinformatie direct te gebruiken in grensoverschrijdende situaties, omdat het niet alleen het eenmaligheidsbeginsel zal toepassen op de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen en bijkantoren, maar ook het EU-bedrijfscertificaat zal invoeren en formaliteiten zoals apostillering zal afschaffen (zie punt 7.2 van de effectbeoordeling).

Het pakket gaat niet verder dan wat nodig is om de gekozen maatregelen te verwezenlijken. Uit de voor alle beleidsopties verrichte multicriteria-analyse, waarbij rekening werd gehouden met de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang en evenredigheid ervan, bleek dat alle opties een netto positief voordeel hadden en dat de voorkeursmaatregelen het hoogst scoorden in de analyse (zie punt 6.5 van de effectbeoordeling en bijlage 4 over de methode).

In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zal het geplande initiatief niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken door zich te richten op specifieke grensoverschrijdende kwesties (d.w.z. de behoeften van directe gebruikers aan toegang tot en gebruik van grensoverschrijdende officiële vennootschapsinformatie uit vennootschapsregisters). De lidstaten kunnen dit niet op eigen kracht bereiken.

Keuze van het instrument

Dit voorstel heeft de vorm van een richtlijn tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 en Richtlijn 2009/102/EG. Richtlijn (EU) 2017/1132 heeft betrekking op het vennootschapsrecht op EU-niveau en Richtlijn 2009/102/EG vult dit aan met specifieke bepalingen voor eenpersoonsvennootschappen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Met het voorstel wordt beoogd nieuwe bepalingen in te voeren, en voor zover nodig bestaande bepalingen aan te vullen, om ervoor te zorgen dat meer vennootschapsinformatie beschikbaar is in vennootschapsregisters en/of via het BRIS en dat zij betrouwbaarder is. Het is ook de bedoeling het mogelijk te maken om in vennootschapsregisters beschikbare vennootschapsinformatie direct te gebruiken bij het oprichten van grensoverschrijdende bijkantoren en dochterondernemingen en in andere grensoverschrijdende activiteiten en situaties. Daarom is er geen evaluatie van de bestaande regels verricht.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft in het kader van dit initiatief breed overleg gepleegd om de standpunten van de betrokken groepen belanghebbenden te verzamelen. Hiertoe behoorden vennootschapsregisters, nationale autoriteiten zoals belasting- en arbeidsrechtelijke instanties, vennootschappen, met inbegrip van kmo’s en ondernemersorganisaties, beoefenaren van juridische beroepen die betrokken zijn bij vennootschapsrechtelijke procedures, vakbonden, alsook investeerders, schuldeisers, burgers en academische deskundigen. De raadplegingsactiviteiten omvatten een aanvangseffectbeoordeling, een openbare raadpleging, een specifieke raadpleging van kmo’s, gerichte interviews met belangrijke belanghebbenden, interviews met beoefenaren van juridische beroepen die gespecialiseerd zijn in vennootschapsrecht, alsmede besprekingen met deskundigen op het gebied van vennootschapsrecht uit ministeries en vennootschapsregisters van de lidstaten in de Company Law Expert Group (groep deskundigen inzake vennootschapsrecht). De verzamelde informatie is in het voorstel verwerkt.

De Commissie heeft in de zomer van 2021 feedback over de aanvangseffectbeoordeling verzameld, waarbij verschillende belanghebbenden (waaronder overheidsinstanties (vennootschapsregisters), ondernemersorganisaties, vennootschappen, burgers en beoefenaren van juridische beroepen) feedback hebben gegeven. De openbare raadpleging over de modernisering van het digitale vennootschapsrecht liep van 21 december 2021 tot en met 8 april 2022 28 . De Commissie ontving 83 antwoorden van ondernemersorganisaties, EU-burgers, overheidsinstanties, vennootschappen, beoefenaren van juridische beroepen, notarissen, academische/onderzoeksinstellingen, niet-gouvernementele organisaties en vakbonden. De specifieke raadpleging van kmo’s, via een “kmo-panel” 29 , vond plaats tussen 2 mei en 10 juni 2022. 158 belanghebbenden hebben geantwoord; de meeste antwoorden werden ingediend door kmo’s in de vorm van kapitaalvennootschappen. Daarnaast werden gerichte elektronische enquêtes (onder vennootschapsregisters, overheidsinstanties, beoefenaren van juridische beroepen, bedrijfs- en financiële organisaties en individuele vennootschappen) en twee virtuele workshops, met vennootschappen en met vennootschapsregisters, georganiseerd als onderdeel van een door een externe contractant in het kader van dit initiatief voor de Commissie uitgevoerde studie 30 .

Bij deze raadplegingsactiviteiten bevestigde een grote meerderheid van de belanghebbenden, waaronder kmo’s, dat zij moeilijkheden ondervonden bij het zoeken naar informatie over vennootschappen. Zo was informatie over vennootschappen in verschillende lidstaten niet vergelijkbaar, was het niet mogelijk om relevante vennootschapsinformatie op EU-niveau te vinden (deze gegevens waren alleen beschikbaar in de nationale vennootschapsregisters), en waren er taalproblemen. Alle geraadpleegde groepen belanghebbenden (vennootschappen, autoriteiten, bedrijfsorganisaties, vennootschapsregisters, vakbonden, beoefenaren van juridische beroepen, burgers) spraken hun steun uit voor het beschikbaar stellen van meer geharmoniseerde vennootschapsinformatie op EU-niveau, terwijl ondernemersorganisaties benadrukten dat vennootschappen geen extra kosten mogen worden opgelegd. Een meerderheid van de belanghebbenden (met name autoriteiten, vennootschapsregisters en beoefenaren van juridische beroepen) was ook van mening dat het nuttig zou zijn het BRIS te koppelen aan het systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden (Boris) en het systeem van gekoppelde insolventieregisters (IRI).

Tijdens de raadplegingsactiviteiten wezen veel belanghebbenden op het belang van betrouwbare vennootschapsinformatie. Het belang van adequate controles om de betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters te waarborgen werd met name onderstreept door beoefenaren van juridische beroepen, waaronder notarissen. Uit de raadplegingsactiviteiten is ook gebleken dat vennootschappen, waaronder kmo’s, moeilijkheden ondervinden bij het gebruik van de informatie die reeds in hun nationale vennootschapsregister is opgenomen, bij de contacten met bevoegde autoriteiten of in gerechtelijke procedures of bij de oprichting van dochterondernemingen of bijkantoren in een andere lidstaat, met name omdat zij een gelegaliseerde vertaling van vennootschapsdocumenten moeten overleggen en vennootschapsdocumenten moeten laten legaliseren (apostilleren). De belanghebbenden spraken in het algemeen hun steun uit voor de geplande maatregelen om het grensoverschrijdende gebruik van vennootschapsinformatie te vergemakkelijken. Veel respondenten, met name kmo’s, waren bijvoorbeeld van mening dat het niet opnieuw hoeven indienen van informatie bij de oprichting van dochterondernemingen/bijkantoren in een andere lidstaat of het hebben van een gemeenschappelijk bedrijfsuittreksel de administratieve kosten zou verminderen. Uit de raadplegingen van in vennootschapsrecht gespecialiseerde praktiserende advocaten is ook gebleken dat de toepassing van het eenmaligheidsbeginsel en de afschaffing van formaliteiten de kosten van procedures zouden doen dalen en de procedures zouden versnellen. Beoefenaren van juridische beroepen, onder wie notarissen, steunden het idee van een gemeenschappelijk bedrijfsuittreksel.

De Commissie organiseerde ook een aantal bilaterale bijeenkomsten met de belangrijkste belanghebbenden op het gebied van vennootschapsrecht, die bedrijven, beoefenaren van juridische beroepen en werknemers vertegenwoordigden, om de voor hen meest relevante kwesties te bespreken. Zij organiseerde ook een aantal gesprekken met beoefenaren van juridische beroepen die werkzaam zijn op het gebied van het vennootschapsrecht, wat concrete voorbeelden opleverde van administratieve lasten, de kosten van en benodigde tijd voor procedures, alsmede praktische behoeften aan verbetering.

In 2021-2022 vonden drie bijeenkomsten plaats van de Company Law Expert Group (groep deskundigen inzake vennootschapsrecht) 31 , waarin nationale vertegenwoordigers van de voor vennootschapsrecht bevoegde ministeries bijeenkwamen om de belangrijkste beleidskwesties te bespreken die deel uitmaken van het initiatief Modernisering van het digitale vennootschapsrecht 32 . In het algemeen stonden de deskundigen van de lidstaten open en spraken zij hun steun uit voor de in het kader van dit voorstel geplande maatregelen. De lidstaten vonden het in het algemeen belangrijk om vennootschapsinformatie transparanter te maken en steunden de uitbreiding van de in het BRIS beschikbare vennootschapsinformatie. De koppeling van verschillende systemen van gekoppelde registers met het BRIS werd nuttig geacht. Tijdens de besprekingen stelden de lidstaten vragen over de mogelijke gevolgen voor de nationale vennootschapsregisters en zagen zij hier een aantal uitdagingen; zij vroegen ook naar het verband tussen de voorgestelde maatregelen en de bestaande nationale en EU- voorschriften. In het algemeen erkenden de lidstaten ook het belang van betrouwbare vennootschapsinformatie en gaven zij hun mening over hoe de voorafgaande controles van vennootschapsinformatie eruit moeten zien, gelet op de reeds bestaande nationale controles. Er was steun van veel lidstaten voor de maatregelen om het grensoverschrijdende gebruik van vennootschapsinformatie te vergemakkelijken (bijvoorbeeld de invoering van het eenmaligheidsbeginsel bij de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen en bijkantoren, het gemeenschappelijke bedrijfsuittreksel en de afschaffing van legalisatieformaliteiten). De lidstaten maakten ook opmerkingen over deze kwesties, bijvoorbeeld over de informatie die moet worden opgenomen in het gemeenschappelijke bedrijfsuittreksel of over het belang van de waarmerking van vennootschapsdocumenten door registers.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft ook gebruik gemaakt van de resultaten van een studie door een externe contractant 33 die is uitgevoerd om bewijsmateriaal voor dit initiatief te helpen verzamelen. Dit omvatte het juridisch in kaart brengen van de nationale vennootschapsrechtsstelsels van alle lidstaten, gerichte elektronische enquêtes, met inbegrip van twee virtuele workshops, en de kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling van de effecten van potentiële maatregelen.

De Informal Company Law Expert Group (informele groep deskundigen inzake vennootschapsrecht), bestaande uit 17 academici en beroepsbeoefenaren op het gebied van vennootschapsrecht uit 12 lidstaten en landen van de Europese Vrijhandelsassociatie, heeft twee verslagen opgesteld over kwesties die relevant zijn voor dit initiatief, namelijk over de transparantie van vennootschapsrechtelijke gegevens en over het grensoverschrijdende gebruik van vennootschapsinformatie 34 .

   Effectbeoordeling

De effectbeoordeling voor dit voorstel is op 12 oktober 2022 door de Raad voor regelgevingstoetsing onderzocht. Op 14 oktober 35 is een positief advies met voorbehoud ontvangen en in de definitieve versie van de effectbeoordeling is naar behoren rekening gehouden met de aanbevelingen van de Raad.

In de effectbeoordeling zijn beleidsopties geanalyseerd op vier belangrijke gebieden die voor dit initiatief van belang zijn. Er zijn drie beleidsopties beoordeeld om meer vennootschapsinformatie beschikbaar te maken in vennootschapsregisters en/of via het BRIS, bestaande uit verschillende clusters van vennootschapsinformatie en variërend wat betreft het al dan niet beschikbaar zijn van gegevens in vennootschapsregisters en wat betreft de reikwijdte, d.w.z. het aantal bestreken vennootschappen. De voorkeursoptie was het beschikbaar stellen van informatie over personenvennootschappen, bijkantoren van vennootschappen uit derde landen, grensoverschrijdende groepsstructuren en eigendom, plaats van leiding en plaats van de belangrijkste economische activiteit in nationale registers/het BRIS. Er zijn twee opties beoordeeld om het BRIS met andere EU-systemen van gekoppelde registers te koppelen en betere zoekopdrachten mogelijk te maken. De voorkeursoptie was de koppeling van het BRIS met de Boris- en IRI-systemen, het gebruik van de Europese unieke identificatiecode voor vennootschappen en de toevoeging van nieuwe zoekfuncties aan het BRIS. Er zijn twee opties beoordeeld om te waarborgen dat vennootschapsinformatie adequaat wordt geverifieerd voordat zij in een vennootschapsregister wordt ingevoerd. De voorkeursoptie was de invoering van de verplichting om een geharmoniseerde lijst van elementen te controleren en een aantal gemeenschappelijke procedurele basisvereisten die moeten waarborgen dat vennootschapsinformatie betrouwbaar en up-to-date is. Voorts zijn drie opties beoordeeld om direct grensoverschrijdend gebruik van vennootschapsinformatie uit vennootschapsregisters in grensoverschrijdende situaties mogelijk te maken. De voorkeursoptie was de invoering van het eenmaligheidsbeginsel bij de oprichting van dochterondernemingen of bijkantoren in een andere lidstaat, de invoering van een geharmoniseerd bedrijfsuittreksel in de EU, de wederzijdse erkenning van bepaalde vennootschapsinformatie en de afschaffing van formaliteiten (apostillering). De algemene voorkeursoptie bestond uit een pakket van de gekozen maatregelen onder elk van de vier hoofdpunten. Deze werden beschouwd als elkaar versterkend en zijn derhalve alle noodzakelijk om de doelstellingen van dit voorstel zo goed mogelijk te verwezenlijken. Zo zou het pakket niet alleen meer vennootschapsinformatie beschikbaar en gemakkelijker toegankelijk maken in de hele EU, maar er ook voor zorgen dat die informatie betrouwbaarder is. Dit zou dan weer een voorwaarde zijn om het directe gebruik van dergelijke gegevens in de gehele eengemaakte markt mogelijk te maken.

Verwacht wordt dat het pakket voorkeursmaatregelen, door meer vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters en op EU-niveau via het BRIS voor het publiek beschikbaar te stellen en deze betrouwbaarder te maken, de administratieve lasten voor vennootschappen in het algemeen zal verminderen en het daardoor gemakkelijker zal maken om toegang te krijgen tot financiering en bedrijven op te richten. Bovendien zal de vergemakkelijking van het grensoverschrijdende gebruik van dergelijke gegevens bij de oprichting van nieuwe dochterondernemingen of bijkantoren in een andere lidstaat of in andere grensoverschrijdende situaties, met inbegrip van administratieve of gerechtelijke procedures, naar verwachting aanzienlijke terugkerende kostenbesparingen opleveren. Daardoor zou het veel gemakkelijker moeten worden om grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten te verrichten en om toegang te krijgen tot de markten van andere lidstaten.

De terugkerende kostenbesparingen (vermindering van de administratieve lasten) voor vennootschappen die nieuwe grensoverschrijdende dochterondernemingen of bijkantoren oprichten en voor alle vennootschappen die grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten verrichten, worden op ongeveer 437 miljoen euro per jaar geraamd. Tegelijkertijd zal het pakket leiden tot eenmalige kosten voor vennootschappen die momenteel geen specifieke informatie bij een register indienen, die op ongeveer 311 miljoen euro worden geraamd. Deze zullen beperkt zijn door het feit dat de lidstaten geen afzonderlijke indieningskosten mogen aanrekenen telkens wanneer nieuwe vennootschapsinformatie wordt ingediend. De verwachte terugkerende voordelen voor vennootschappen zouden derhalve de eenmalige kosten ruimschoots compenseren en het initiatief zal de administratieve lasten voor vennootschappen in de eengemaakte markt aanzienlijk verminderen.

Dit pakket is een voortzetting van ontwikkelingen op het gebied van digitalisering die tot nu toe in het vennootschapsrecht hebben plaatsgevonden. De grotere toegankelijkheid en betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie, en de betere verbindingen tussen vennootschapsregisters dankzij het eenmaligheidsbeginsel en ook de verbinding van andere interconnectiesystemen op EU-niveau met het BRIS, moeten het werk van registers vergemakkelijken doordat vennootschapsinformatie uit andere lidstaten gemakkelijker kan worden opgezocht en er bij vennootschappen minder documenten hoeven te worden opgevraagd. Vennootschapsregisters moeten hun IT-systemen aanpassen, resulterend in eenmalige kosten van het pakket van naar schatting ongeveer 5,4 miljoen euro voor alle vennootschapsregisters samen. De terugkerende kosten, bijvoorbeeld voor de voorafgaande verificatie van vennootschapsinformatie, worden voor alle registers samen op ongeveer 4 miljoen euro per jaar geraamd. De lidstaten zouden echter kunnen voortbouwen op IT-investeringen die de afgelopen jaren al voor het BRIS zijn gedaan, en de aanpassingskosten voor de verificatie zouden beperkt moeten blijven aangezien in veel lidstaten al voorafgaande controles bestaan. Omdat registers vergoedingen vragen voor bedrijfsuittreksels voor grensoverschrijdend gebruik, is het ook waarschijnlijk dat registers wat inkomsten zullen derven. De gederfde inkomsten worden geraamd op ongeveer 7,9 miljoen euro voor alle registers.

Wat de andere overheidsinstanties betreft, zou een eenvoudigere toegang tot meer reeksen betrouwbare vennootschapsinformatie ook hun werk vergemakkelijken, aangezien zij vennootschapsinformatie rechtstreeks in vennootschapsregisters en het BRIS zouden kunnen raadplegen en dus minder documenten hoeven op te vragen bij vennootschappen, wat resulteert in besparingen. De autoriteiten die belast zijn met de afgifte van apostilles zullen jaarlijks naar schatting 9,5 miljoen euro aan inkomsten derven. Verwacht wordt echter dat de afschaffing van de apostille de totale administratieve lasten zal verminderen, gezien de huidige rechtsonzekerheid en de daarmee samenhangende personele middelen en tijd die nodig zijn voor de afgifte ervan.

Het pakket zal naar verwachting ook zeer gunstig zijn voor de samenleving in het algemeen, met inbegrip van de consumenten, vanwege het verwachte positieve effect ervan op de verstrekking van toegankelijkere en betrouwbaardere vennootschapsinformatie in de hele EU. Het zal de consumenten derhalve in staat stellen beter geïnformeerde keuzes te maken wanneer zij aankopen doen bij of contracten sluiten met vennootschappen uit andere lidstaten. Meer beschikbare, toegankelijke en betrouwbare grensoverschrijdende vennootschapsinformatie zullen ook de bestrijding van misbruik en fraude vergemakkelijken. Dit initiatief zal derhalve bijdragen tot een eerlijkere eengemaakte markt.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel zal naar verwachting aanzienlijke voordelen in termen van vereenvoudiging opleveren voor vennootschappen, en met name voor kmo’s. De gemakkelijkere toegang tot vennootschapsinformatie en de opheffing van administratieve en financiële belemmeringen voor het grensoverschrijdende gebruik ervan zullen met name kmo’s ten goede komen, omdat zij niet over de financiële en administratieve middelen van grote ondernemingen beschikken. Kmo’s zullen ook aanzienlijk profiteren van meer rechtszekerheid, omdat zij meer dan grotere ondernemingen hinder ondervinden van onduidelijke en complexe regels. Het initiatief zal ook ten goede komen aan startende ondernemingen, omdat het beantwoordt aan de oproepen in de EU Startup Nations Standard 36 (EU-norm voor starters) om de uitbreiding van startende ondernemingen te vergemakkelijken.

Doordat het voorstel de transparantie en het vertrouwen in de markt vergroot, het gemakkelijker maakt om vennootschappen in een andere lidstaat op te richten en een positief effect heeft op grensoverschrijdende activiteiten, moet het de grensoverschrijdende handels-, diensten- en investeringsstromen stimuleren en aldus bijdragen tot het concurrentievermogen en de groei van de eengemaakte markt. Deze maatregelen zullen van toepassing zijn op ongeveer 16 miljoen kapitaalvennootschappen en 2 miljoen personenvennootschappen in de EU.

Verwacht wordt dat het voorstel zal resulteren in een sterke positieve jaarlijkse besparing van ongeveer 437 miljoen euro op de administratieve kosten van vennootschappen. Tegelijkertijd kan het ertoe leiden dat vennootschappen enkele nieuwe eenmalige kosten voor de indiening van informatie bij het register oplopen, die op ongeveer 311 miljoen euro worden geraamd. Over het geheel genomen zullen de terugkerende besparingen voor vennootschappen naar verwachting veel groter zijn dan de eenmalige kosten in verband met de indiening van aanvullende vennootschapsinformatie.

Met dit voorstel wordt het digitale vennootschapsrecht van de EU verder gemoderniseerd door het gebruik van digitale instrumenten en processen. Zo wordt met het voorstel beoogd de beschikbaarheid van vennootschapsinformatie te vergroten, met name op grensoverschrijdend niveau, door meer vennootschapsinformatie online beschikbaar te stellen via het BRIS op het e-justitieportaal. Om de transparantie verder te vergroten, zal het BRIS worden gekoppeld aan andere EU-systemen van gekoppelde registers, die alle beschikbaar zijn via het e-justitieportaal. Dit zal op zijn beurt sterk bijdragen tot de totstandkoming van meer geconnecteerde overheidsdiensten op EU-niveau. Om de administratieve lasten te verlichten wanneer vennootschappen en overheidsinstanties vennootschapsinformatie in de hele EU gebruiken, introduceert het voorstel het digitale EU-bedrijfscertificaat en de digitale EU-volmacht en past het het eenmaligheidsbeginsel toe bij de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen en bijkantoren, dit laatste dankzij de veilige elektronische uitwisseling van informatie tussen registers via het BRIS. In het voorstel, dat gericht is op elektronische afschriften en uittreksels van vennootschapsdocumenten of -informatie, wordt het belang van de legalisering daarvan overeenkomstig de eIDAS-verordening benadrukt. Het is daarom digitaal klaar, aangezien het sterk leunt op het gebruik van digitale technologieën en gegevens. Het voorziet ook in standaard digitale oplossingen om de transparantie met betrekking tot EU-vennootschappen te vergroten en in standaard digitale vennootschapsrechtelijke procedures om het gebruik van vennootschapsinformatie in de hele eengemaakte markt te vergemakkelijken.

Het voorstel is voornamelijk gericht op online procedures en elektronische afschriften en uittreksels van vennootschapsdocumenten of -informatie, maar in de bepalingen ervan wordt rekening gehouden met zowel de fysieke als de digitale omgeving en worden ook fysieke procedures (bv. andere methoden voor de oprichting van een vennootschap dan die welke volledig online zijn) en papieren afschriften en uittreksels behandeld.

Dankzij de toegenomen mogelijkheden om digitale procedures en instrumenten te gebruiken tussen vennootschapsregisters en vennootschappen, en ook tussen vennootschapsregisters onderling, en dankzij de ruimere toepassing van het eenmaligheidsbeginsel, zal dit voorstel waarschijnlijk enkele kleine positieve milieueffecten hebben. Daarom wordt het in overeenstemming geacht met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, met de klimaatneutraliteitsdoelstelling van artikel 2, lid 1, van de Europese klimaatwet 37 en met de doelstellingen voor 2030 en 2040. Dit voorstel zal ook indirect bijdragen tot de verwezenlijking van duurzameontwikkelingsdoelstelling 8 “Eerlijk werk en economische groei”, aangezien het het ondernemingsklimaat in de eengemaakte markt zal verbeteren.

Grondrechten

Het voorstel zal de uitvoering van het recht van vestiging in alle lidstaten vergemakkelijken, zoals voorgeschreven in artikel 15, lid 2, van het EU-Handvest van de grondrechten. Het zou een positief effect moeten hebben op vennootschappen die baat hebben bij de kansen die de eengemaakte markt biedt, met name wat betreft de vrijheid van ondernemerschap zoals vastgelegd in artikel 16 van het Handvest. Het voorstel vereist bepaalde verwerkingen, waaronder de openbaarmaking van persoonsgegevens, die indruisen tegen het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals vastgelegd in artikel 7 en het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals vastgelegd in artikel 8 van het EU-Handvest van de grondrechten. Het voorstel vereist met name de openbaarmaking van en grensoverschrijdende toegang tot bepaalde informatie over rechtspersonen (bv. personenvennootschappen), met inbegrip van bepaalde persoonsgegevens zoals informatie over vennoten en enig aandeelhouders. Deze gegevens worden gewoonlijk al openbaar gemaakt in de lidstaten, en dit voorstel maakt deze gegevens grensoverschrijdend beschikbaar via het BRIS. De lidstaten mogen ook bepaalde persoonsgegevens verwerken om vennootschapsinformatie te controleren, wat in bepaalde lidstaten al gebeurt. De koppeling van het BRIS met andere EU-interconnectiesystemen heeft geen gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens, aangezien elk systeem zijn regels en vereisten inzake toegang behoudt. De voorgestelde oplossingen zijn noodzakelijk en evenredig om de transparantie te verbeteren, vertrouwen tussen de lidstaten te creëren en de rechtszekerheid en bescherming van derden bij grensoverschrijdend gebruik van vennootschapsinformatie te waarborgen, en dragen bij tot de bestrijding van fraude en misbruik en aldus tot de goede werking van de eengemaakte markt. De lidstaten zorgen ook voor de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 8 van het Handvest en de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming, met inbegrip van de relevante jurisprudentie 38 .

Dit voorstel zal de beschikbaarheid van vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters vergroten, met name op grensoverschrijdend niveau. In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan de toegankelijkheid ervan voor personen met een handicap, gezien de extra beperkingen waarmee zij worden geconfronteerd. Het beleid van de Unie ten aanzien van personen met een handicap is verankerd in het primaire recht van de EU, met inbegrip van artikel 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (betreffende het recht van personen met een handicap op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen) en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD). In de CRPD, waarbij zowel de Unie als haar lidstaten partij zijn, is onder meer bepaald dat de landen die het verdrag hebben ondertekend passende maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen toegang hebben tot informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor of worden verleend aan het publiek. In overeenstemming hiermee wordt in de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 onderstreept dat de toegankelijkheid van de gebouwde en de virtuele omgevingen, van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), goederen en diensten, met inbegrip van vervoer en infrastructuur, een hefboom is voor rechten en een voorwaarde voor de volwaardige participatie van personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen. Bijgevolg moet de toegang tot vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters worden verleend in overeenstemming met de toegankelijkheidsvereisten voor personen met een handicap waarin het toepasselijke recht van de Unie en het nationale recht voorzien. Om ervoor te zorgen dat de vennootschapsinformatie in de vennootschapsregisters in alle lidstaten op gelijke voet met andere gebruikers toegankelijk is, moet bij de evaluatie bovendien worden nagegaan of er aanvullende maatregelen moeten worden genomen om volledig tegemoet te komen aan de behoeften van personen met een handicap.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal naar verwachting enige budgettaire gevolgen hebben voor de lidstaten; deze zijn geraamd in de effectbeoordeling voor dit voorstel en zijn beschreven in het deel over de effectbeoordeling hierboven.

Wat de gevolgen voor de EU-begroting betreft, breidt dit voorstel het toepassingsgebied van het BRIS uit. Dit vereist dat bestaande technische specificaties en normen alsook de software van het systeem verder worden ontwikkeld en dat de activiteiten van de nationale autoriteiten worden gecoördineerd om de vereiste IT-ontwikkelingen op nationaal niveau te implementeren. Voor de uitvoering van deze taken is het niet nodig om het personeel van de diensten van de Commissie dat momenteel instaat voor het businessmanagement (1 voltijdequivalent/vte) en projectmanagement (1,25 vte’s) van het BRIS uit te breiden. Voorts zullen de middelen voor het regelmatige onderhoud van het BRIS (momenteel ongeveer 2 miljoen euro per jaar, verstrekt door het programma Digitaal Europa) ook volstaan om de in het kader van dit voorstel vereiste taken uit te voeren.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie helpt de lidstaten bij de omzetting van de bepalingen van dit voorstel door nauw samen te werken met nationale deskundigen op het gebied van vennootschapsrecht in de CLEG en door waar nodig richtsnoeren te verstrekken (bijvoorbeeld door omzettingsworkshops te organiseren, bilateraal advies te verstrekken) 39 . De Commissie controleert ook de uitvoering van de voorgestelde maatregelen en zorgt ervoor dat deze in overeenstemming is met het voorstel voor een verordening Interoperabel Europa 40 en met het Europees interoperabiliteitskader 41 , en zo de grens- en sectoroverschrijdende interoperabiliteit in Europa bevordert. De controle bestaat uit het analyseren van het effect van het voorstel op de toegankelijkheid en betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie die beschikbaar is in vennootschapsregisters en via het BRIS, via gerichte contacten met relevante belanghebbenden, besprekingen met vennootschapsregisters binnen de CLEG en op basis van informatie die kan worden verzameld via het BRIS of andere EU-systemen van gekoppelde registers, zoals het Boris of IRI. De controle zou ook inhouden dat wordt onderzocht in hoeverre het directe gebruik van vennootschapsinformatie over de grenzen heen is vergemakkelijkt en in hoeverre de door dit voorstel geïntroduceerde maatregelen door belanghebbenden worden gebruikt, bijvoorbeeld door het analyseren van trends wat betreft de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen en bijkantoren in de EU of door het controleren van het aantal afgegeven EU-bedrijfscertificaten. Een deel van de relevante informatie zou via het BRIS kunnen worden verkregen en de Commissie zou andere informatie kunnen verzamelen via gerichte contacten met relevante belanghebbenden, enquêtes en indien nodig gerichte studies. Er moet een evaluatieverslag worden opgesteld om het effect van dit voorstel te beoordelen zodra er voldoende ervaring is opgedaan met de toepassing van de voorgestelde bepalingen. In dat verslag moet ook worden nagegaan wat het potentieel is van sectoroverschrijdende interoperabiliteit met andere systemen op EU-niveau die voorzien in mechanismen voor samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, bijvoorbeeld op het gebied van belastingen of sociale zekerheid of het op het eenmaligheidsbeginsel gebaseerde technische systeem in het kader van de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort, om voort te bouwen op de informatie uit de eerste hand over vennootschappen in vennootschapsregisters, de koppeling daarvan op EU-niveau en het gebruik van de Europese unieke identificatiecode (EUID) om de gegevens die over een bepaalde vennootschap in verschillende EU-systemen beschikbaar zijn, aan elkaar te koppelen, dubbel werk te voorkomen en bij te dragen tot de totstandbrenging van meer geconnecteerde grensoverschrijdende overheidsdiensten in de eengemaakte markt. Het verstrekken van informatie voor controle en evaluatie mag geen onnodige rompslomp voor de belanghebbenden met zich meebrengen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel is een wijziging van Richtlijn 2009/102/EG betreffende eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en van Richtlijn (EU) 2017/1132 betreffende bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht. In het belang van een correcte uitvoering van deze complexe richtlijn is een toelichtend document nodig, bijv. in de vorm van concordantietabellen.

Artikelsgewijze toelichting

Wijziging van Richtlijn 2009/102/EG

Artikel 3 van Richtlijn 2009/102/EG wordt vervangen. De nieuwe bepaling moet ervoor zorgen dat de identiteit van de enige vennoot altijd openbaar wordt gemaakt in nationale vennootschapsregisters en toegankelijk wordt gemaakt via het systeem van gekoppelde registers.

Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2017/1132

Artikel 1 breidt het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2017/1132 uit tot de nieuwe gebieden waaraan dit voorstel maatregelen toevoegt.

Artikel 7 wordt overeenkomstig artikel 10 uitgebreid tot personenvennootschappen.

Artikel 10 wordt vervangen door een nieuwe bepaling waarmee de verplichting wordt ingevoerd om een preventieve administratieve of gerechtelijke controle en een procedure voor de wettigheidstoetsing van de oprichtingsakte van zowel kapitaalvennootschappen als personenvennootschappen in een volledig online, hybride of offline oprichtingsvorm te hebben. Als een partnerschap geen oprichtingsakte heeft, geldt de wettigheidstoetsing voor elk document dat dezelfde informatie bevat als de oprichtingsakte.

Het gewijzigde artikel 13 omvat, voor zover in de desbetreffende bepalingen gespecificeerd, personenvennootschappen die onder het toepassingsgebied van de afdelingen 1 en 1A van Richtlijn (EU) 2017/1132 vallen.

Artikel 13 bis bevat definities in verband met het nieuwe artikel 14 ter betreffende groepen ondernemingen en het nieuwe artikel 16 quinquies betreffende vrijstelling van legalisatie.

Artikel 13 ter wordt gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met de herziening van de eIDAS-verordening met betrekking tot de Europese portemonnee voor digitale identiteit.

Artikel 13 quater wordt gewijzigd om ervoor te zorgen dat de nationale voorschriften betreffende de authenticiteit, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en passende rechtsvorm van documenten of informatie geen belemmering vormen voor de toepassing van de nieuwe bepalingen betreffende het EU-bedrijfscertificaat, de digitale EU-volmacht, van legalisatie/apostille vrijgestelde documenten en de vertaling van deze documenten.

Het gewijzigde artikel 13 septies over informatievereisten bevat informatie over regels betreffende personenvennootschappen en informatie over de regels en procedures met betrekking tot de indieningstermijnen en andere regels met betrekking tot het up-to-date houden van de registerinformatie.

Artikel 13 octies wordt gewijzigd om het eenmaligheidsbeginsel op te nemen, op grond waarvan een vennootschap informatie die in haar eigen registers staat niet opnieuw hoeft in te dienen wanneer zij in een andere lidstaat een vennootschap opricht. In plaats daarvan wisselen de registers deze informatie uit, waarbij het register waar de vennootschap wordt opgericht deze informatie ophaalt uit het register van de vennootschap.

Artikel 13 nonies wordt gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met het gewijzigde artikel 10.

Artikel 13 undecies wordt in overeenstemming gebracht met de gewijzigde artikelen 10 en 15.

Artikel 14 wordt gewijzigd om de lijst van in het vennootschapsregister openbaar te maken documenten en informatie uit te breiden met de vestigingsplaats van het hoofdbestuur en de plaats van de hoofdvestiging indien deze zich niet in dezelfde lidstaat bevinden als de plaats van de statutaire zetel.

Het nieuwe artikel 14 bis bevat een lijst van documenten en informatie die personenvennootschappen verplicht aan het vennootschapsregister moeten verstrekken.

Het nieuwe artikel 14 ter bevat de verplichting om groepsgerelateerde informatie openbaar te maken. Deze verplichting geldt zowel voor de uiteindelijke moedermaatschappij als de dochteronderneming. Indien de uiteindelijke moedermaatschappij buiten de EU is gevestigd, moet de tussenhoudstermaatschappij in de EU aan de desbetreffende openbaarmakingsvereiste voldoen. Indien er geen tussenhoudstermaatschappij is die onder het recht van een lidstaat valt, moet de dochteronderneming die onder het recht van een lidstaat valt de vereiste informatie verstrekken. De uiteindelijke moedermaatschappij in de EU, de tussenhoudstermaatschappij in de EU of de dochteronderneming moet informatie verstrekken met betrekking tot de dochterondernemingen van de groep in en buiten de EU. Deze informatie moet ook worden gedeeld met de registers van de dochterondernemingen. Via het systeem van gekoppelde registers wordt een visualisatie van de groep ter beschikking gesteld.

Artikel 15 wordt vervangen. Met de nieuwe bepaling wordt een termijn ingevoerd voor de indiening van wijzigingen van documenten en informatie in het register en deze die door het register voor het publiek beschikbaar moeten worden gesteld. Krachtens de nieuwe bepaling moeten de lidstaten ook over procedures beschikken om de informatie in het vennootschapsregister, met inbegrip van de toestand van vennootschappen, up-to-date te houden.

Artikel 16 wordt gewijzigd om personenvennootschappen en met personenvennootschappen verband houdende openbaar gemaakte informatie in het toepassingsgebied ervan op te nemen, en om de groepsinformatie overeenkomstig artikel 14 ter in het vennootschapsregister op te nemen.

Artikel 16 bis wordt gewijzigd om informatie over personenvennootschappen en groepen in het toepassingsgebied ervan op te nemen en om de verenigbaarheid met het voorstel voor een Europese portemonnee voor digitale identiteit te waarborgen.

Met het nieuwe artikel 16 ter wordt het geharmoniseerde EU-bedrijfscertificaat geïntroduceerd.

Het nieuwe artikel 16 quater voorziet in een standaardmodel voor de digitale EU-volmacht die in grensoverschrijdende procedures kan worden gebruikt in het kader van Richtlijn 2017/1132. Hoewel de volmacht overeenkomstig het nationale recht moet worden opgesteld en ingetrokken, worden met de bepaling enkele verplichte verificaties ingevoerd voor wanneer de volmacht wordt opgesteld. De volmacht moet in het vennootschapsregister van de vennootschap worden opgenomen en derden met een rechtmatig belang moeten er toegang toe hebben.

Op grond van het nieuwe artikel 16 quinquies moeten de lidstaten ervoor zorgen dat verstrekte afschriften en uittreksels van documenten of informatie, en voor eensluidend gewaarmerkte afschriften door vennootschapsregisters alsmede notariële akten en administratieve documenten en de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan, alsmede gelegaliseerde vertalingen worden vrijgesteld van elke vorm van legalisatie of soortgelijke formaliteiten zolang zij voldoen aan bepaalde minimumvereisten in verband met de oorsprong van het document.

Het nieuwe artikel 16 sexies voorziet in waarborgen voor het geval dat de autoriteiten waaraan de verstrekte afschriften en uittreksels van documenten of informatie en voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van vennootschapsregisters zijn overgelegd, twijfels hebben over de oorsprong en de authenticiteit van de documenten. Er wordt een procedure ingevoerd om in geval van twijfel de oorsprong van de documenten via registers te verifiëren.

Volgens het nieuwe artikel 16 septies moeten de lidstaten afschriften van door vennootschapsregisters verstrekte documenten en informatie die in grensoverschrijdende situaties worden gebruikt, vrijstellen van vertaling indien de informatie toegankelijk is via het systeem van gekoppelde registers via toelichtingen als bedoeld in artikel 18 of indien de specifieke informatie is opgenomen in het in artikel 16 ter bedoelde EU-bedrijfscertificaat. De bepaling beperkt ook de beëdigde vertaling van de oprichtingsakte en de statuten of andere door de vennootschapsregisters verstrekte documenten tot het strikt noodzakelijke.

Het toepassingsgebied van artikel 17 wordt uitgebreid tot de informatie die over personenvennootschappen moet worden verstrekt.

Het toepassingsgebied van artikel 18 wordt uitgebreid tot informatie over personenvennootschappen en groepen. Voorts wordt in het gewijzigde artikel 18 gespecificeerd welke persoonsgegevens via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar moeten worden gesteld. Tevens wordt verduidelijkt dat de lidstaten persoonsgegevens die via het systeem van gekoppelde registers zijn verstrekt niet voor specifieke doeleinden mogen opslaan, tenzij in het recht van de Unie of het nationale recht anders is bepaald.

Met het nieuwe artikel 19 bis worden regels ingevoerd met betrekking tot de vergoedingen die in rekening worden gebracht voor informatie over personenvennootschappen die beschikbaar is via het systeem van gekoppelde registers, naar analogie van de bestaande regels voor informatie over kapitaalvennootschappen (d.w.z. het huidige artikel 19).

Het gewijzigde artikel 21 is ook van toepassing op informatie die moet worden verstrekt over personenvennootschappen en groepen.

Artikel 22 wordt gewijzigd om te voorzien in de toegangskoppelingen tussen het systeem van gekoppelde registers, de gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden 42 en de gekoppelde insolventieregisters 43 .

Het gewijzigde artikel 24 bevat de relevante nieuwe uitvoeringshandelingen die nodig zijn om de specifieke bepalingen uit te voeren.

Artikel 26 wordt gewijzigd om van toepassing te zijn op personenvennootschappen.

In het gewijzigde artikel 28 is bepaald dat sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn en somt de gevallen op waarin sancties verplicht moeten worden toegepast.

Artikel 28 bis wordt gewijzigd om nadere regels vast te stellen voor de toepassing van het eenmaligheidsbeginsel (om het artikel in overeenstemming te brengen met de regels van artikel 13 octies (zoals gewijzigd) voor de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen) wanneer een vennootschap een bijkantoor in een andere lidstaat laat registreren.

Artikel 28 ter wordt gewijzigd overeenkomstig het gewijzigde artikel 15. 

Artikel 30 wordt gewijzigd door schrapping van lid 2, punt b), aangezien dit nu wordt bestreken door artikel 16 ter betreffende het EU-bedrijfscertificaat.

In het gewijzigde artikel 36 is bepaald dat informatie over bijkantoren in derde landen voor het publiek beschikbaar moet worden gesteld via het systeem van gekoppelde registers, en is gespecificeerd welke informatie kosteloos toegankelijk moet zijn.

Artikel 40 wordt gewijzigd om te bepalen dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn.

Bijlage IIB bevat de lijst van personenvennootschappen in de lidstaten die onder de richtlijn vallen.

2023/0089 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van de Richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 wat betreft de verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, leden 1 en 2, en artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 44 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 45 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad 46 zijn onder meer regels vastgesteld voor de openbaarmaking van vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters van de lidstaten en een systeem van gekoppelde registers. Dat systeem is sinds juni 2017 operationeel en verbindt momenteel de registers van alle lidstaten. Naar aanleiding van de digitale ontwikkelingen is Richtlijn (EU) 2017/1132 gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad 47 om regels vast te stellen voor de volledig online oprichting van kapitaalvennootschappen, registratie van grensoverschrijdende bijkantoren en indiening van documenten bij vennootschapsregisters.

(2)In een steeds meer gedigitaliseerde wereld zijn digitale instrumenten essentieel om de continuïteit van de bedrijfsvoering en de interactie van vennootschappen met vennootschapsregisters en autoriteiten te waarborgen. Om het vertrouwen en de transparantie in het ondernemingsklimaat te vergroten en de handelingen en activiteiten van vennootschappen op de eengemaakte markt te vergemakkelijken, met name wat betreft kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, zoals gespecificeerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 48 , is het van cruciaal belang dat vennootschappen, autoriteiten en andere belanghebbenden toegang hebben tot betrouwbare informatie over vennootschappen die zonder omslachtige formaliteiten in een grensoverschrijdende context kan worden gebruikt.

(3)Deze richtlijn beantwoordt aan de digitaliseringsdoelstellingen die zijn uiteengezet in de mededelingen “Digitaal kompas 2030” 49 en “Digitalisering van justitie in de Europese Unie” 50 , en aan de noodzaak om de grensoverschrijdende uitbreiding van kmo’s te vergemakkelijken, zoals onderstreept in de mededelingen “Actualisering van de nieuwe industriestrategie voor 2020” 51 en “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” 52 .

(4)De toegang tot en het gebruik van betrouwbare vennootschapsinformatie uit de registers worden in grensoverschrijdende situaties nog steeds gehinderd door belemmeringen. Ten eerste is de vennootschapsinformatie waarnaar gebruikers, waaronder vennootschappen en autoriteiten, op zoek zijn, nog onvoldoende beschikbaar in nationale registers en/of grensoverschrijdend via het systeem van gekoppelde registers. Ten tweede wordt het gebruik van dergelijke vennootschapsinformatie in grensoverschrijdende situaties, waaronder administratieve procedures voor nationale autoriteiten of EU-instellingen en -organen, gerechtelijke procedures of de oprichting van grensoverschrijdende dochterondernemingen of bijkantoren, nog steeds belemmerd door tijdrovende en dure procedures en vereisten, zoals de verplichting om vennootschapsdocumenten te laten apostilleren of vertalen.

(5)Alle belanghebbenden, met inbegrip van vennootschappen zelf, autoriteiten en het grote publiek moeten kunnen vertrouwen op informatie over vennootschappen voor hun zakelijke doeleinden of in administratieve of gerechtelijke procedures. Daarom is het noodzakelijk dat vennootschapsinformatie die in vennootschapsregisters is opgenomen en via het systeem van gekoppelde registers toegankelijk is, nauwkeurig, up-to-date en betrouwbaar is.

(6)De invoering, bij Richtlijn (EU) 2019/1151, van normen voor controles op de identiteit en de rechtsbevoegdheid van personen die online een vennootschap oprichten, een bijkantoor registreren of documenten of informatie indienen, was een belangrijke eerste stap. Het is nu van essentieel belang verdere stappen te ondernemen om de betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie in registers te verbeteren teneinde het gebruik ervan in grensoverschrijdende administratieve en gerechtelijke procedures te vergemakkelijken.

(7)Alle lidstaten voeren tot op zekere hoogte voorafgaande controles van vennootschapsdocumenten en -informatie uit voordat deze in het vennootschapsregister worden opgenomen, maar er zijn verschillende benaderingen in de lidstaten wat betreft de intensiteit van de controles, de toepasselijke procedures of ook de persoon of instantie die met die controle belast is. Dit leidt tot onvoldoende vertrouwen in vennootschapsdocumenten of -informatie in een grensoverschrijdende context en tot situaties waarin vennootschapsdocumenten of -informatie uit een vennootschapsregister in een lidstaat soms niet als bewijs worden aanvaard in een andere lidstaat.

(8)Daarom is het van belang om, met inachtneming van de tradities van de lidstaten, ervoor te zorgen dat in alle lidstaten bepaalde controles worden uitgevoerd volgens dezelfde normen die een hoge mate van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de informatie garanderen. Daartoe moeten de huidige normen worden uitgebreid door ze in het algemeen verplicht te stellen, niet alleen voor de volledig online oprichting van vennootschappen, maar ook voor alle andere methoden voor de oprichting van een vennootschap. Ook indien de lidstaten naast online indiening nog andere indieningsmethoden toestaan, moeten dezelfde normen gelden om alle in het register ingevoerde gegevens aan dezelfde norm te onderwerpen.

(9)In alle lidstaten moet worden gezorgd voor een preventieve administratieve of gerechtelijke controle, met inachtneming van de tradities van de lidstaten, met inbegrip van de eventuele inschakeling van notarissen, teneinde de betrouwbaarheid van grensoverschrijdende vennootschapsinformatie te waarborgen. Een wettigheidstoetsing van de oprichtingsakte van de vennootschap, de statuten van de vennootschap indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, en elke wijziging van deze akten en statuten moet worden uitgevoerd, aangezien dit de belangrijkste documenten met betrekking tot de vennootschap zijn.

(10)Om de kosten en administratieve lasten in verband met de oprichting van vennootschappen verder te verminderen, de procedures voor de oprichting van vennootschappen te verkorten en de uitbreiding van vennootschappen in de eengemaakte markt te vergemakkelijken, met name voor kmo’s, moet de toepassing van het “eenmaligheidsbeginsel” verder worden uitgebreid op het gebied van het vennootschapsrecht. Dit beginsel wordt in de Unie reeds algemeen erkend, onder meer in de mededeling over het digitale kompas 2030 als middel om overheidsdiensten in staat te stellen gegevens en bewijsmateriaal over de grenzen heen uit te wisselen. Het eenmaligheidsbeginsel wordt op verschillende gebieden toegepast, zoals het op het eenmaligheidsbeginsel gebaseerde technische systeem voor grensoverschrijdende geautomatiseerde uitwisseling van bewijs in het kader van de enkele digitale toegangspoort 53 .

(11)Het eenmaligheidsbeginsel houdt in dat van vennootschappen niet mag worden geëist dat zij dezelfde informatie meer dan een keer bij instanties indienen. Zo zouden vennootschappen bij de oprichting van een dochteronderneming in een andere lidstaat niet opnieuw de vennootschapsdocumenten of -informatie moeten indienen die reeds is ingediend bij het register waar de vennootschap is geregistreerd. In plaats daarvan moet informatie over de vennootschap via het systeem van gekoppelde registers elektronisch worden uitgewisseld tussen het register waar de vennootschap is geregistreerd en het register waar een dochteronderneming zal worden geregistreerd. Deze informatie moet door het vennootschapsregister ter beschikking worden gesteld van elke autoriteit, instantie of persoon die krachtens het nationale recht gemachtigd is om een bepaald aspect van de oprichting van een vennootschap te behandelen.

(12)Teneinde de transparantie en het vertrouwen met betrekking tot vennootschappen in de eengemaakte markt te vergroten en grensoverschrijdende handelingen en activiteiten van vennootschappen te vergemakkelijken, is het van essentieel belang dat er in de gehele Unie meer vennootschapsinformatie beschikbaar komt en dat deze vergelijkbaar en toegankelijker is. Dit moet gebeuren door voort te bouwen op de reeds in nationale registers aanwezige vennootschapsinformatie en deze via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar te stellen op het niveau van de Unie, alsook door toegang te verlenen tot meer informatie in de nationale registers en via het systeem van gekoppelde registers.

(13)Informatie over de vestigingsplaats van het hoofdbestuur en de plaats van de hoofdvestiging is belangrijk om de transparantie te vergroten en aldus de rechtszekerheid te versterken met betrekking tot de zakelijke relaties van EU-vennootschappen, ook bij investeringen in die vennootschappen. Deze informatie is ook relevant in verschillende contexten, zoals bij insolventie of herstructurering, in het kader van het mededingingsrecht, voor belasting- of socialezekerheidsdoeleinden of voor autoriteiten bij de bestrijding van fraude of misbruik, aangezien zij kan bijdragen tot de identificatie van frauduleuze of misbruik makende brievenbusmaatschappijen. Deze elementen kunnen nuttige informatie opleveren over de wijze waarop vennootschappen zaken doen en over de mate waarin zij met de Unie verbonden zijn.

(14)In artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden het hoofdbestuur en de hoofdvestiging samen met de statutaire zetel genoemd als beslissende banden met de Unie, en het is gebruikelijk dat zij zich in dezelfde lidstaat bevinden. De vrijheid van vestiging, zoals verduidelijkt door het Hof van Justitie van de Europese Unie, houdt echter in dat een vennootschap het recht heeft haar hoofdbestuur of hoofdvestiging te hebben in een andere lidstaat dan die waar haar statutaire zetel is gevestigd. In dit geval moeten belanghebbenden toegang hebben tot deze informatie, zodat zij met kennis van zaken beslissingen kunnen nemen en hun belangen kunnen beschermen. Teneinde de toegang tot deze informatie te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor vennootschappen en autoriteiten te verminderen, moet derhalve informatie over de lidstaat of het derde land waar het hoofdbestuur of de hoofdvestiging zich bevindt, indien deze zich niet in de lidstaat van de statutaire zetel bevindt, in de nationale vennootschapsregisters openbaar worden gemaakt en via het systeem van gekoppelde registers voor het publiek beschikbaar worden gesteld.

(15)Om de belangen van derden te beschermen en het vertrouwen in zakelijke transacties met verschillende soorten vennootschappen in de eengemaakte markt te vergroten, is het belangrijk de transparantie te vergroten en op grensoverschrijdende basis gemakkelijker toegang te bieden tot informatie over zogenaamde “commerciële partnerschappen”. Deze spelen een belangrijke rol in de economie van de lidstaten en zijn geregistreerd in alle nationale vennootschapsregisters, maar er zijn verschillen tussen de soorten partnerschappen en de soorten informatie die daarover in de Unie beschikbaar wordt gesteld, wat leidt tot problemen bij de grensoverschrijdende toegang tot deze informatie. Om dit aan te pakken, moet in alle lidstaten dezelfde basisinformatie over “commerciële partnerschappen” openbaar worden gemaakt. De openbaarmakingsvereisten voor personenvennootschappen moeten de bestaande openbaarmakingsvereisten voor kapitaalvennootschappen weerspiegelen, maar worden aangepast aan de specifieke kenmerken van personenvennootschappen. Zo moeten de openbaarmakingsvereisten ook betrekking hebben op informatie over vennoten, met inbegrip van degenen die bevoegd zijn om de personenvennootschap te vertegenwoordigen. Zoals in het geval van kapitaalvennootschappen moet het de lidstaten worden toegestaan te eisen dat personenvennootschappen meer documenten of informatie openbaar maken dan op grond van deze richtlijn vereist is. Indien dergelijke aanvullende documenten of informatie persoonsgegevens bevatten, moeten de lidstaten deze persoonsgegevens verwerken overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 54 .

(16)Informatie over “commerciële partnerschappen” moet ook op Unieniveau toegankelijk zijn via het systeem van gekoppelde registers, op dezelfde wijze als voor kapitaalvennootschappen, waarbij bepaalde informatie kosteloos beschikbaar moet worden gesteld, en deze partnerschappen moeten ondubbelzinnig worden geïdentificeerd via de Europese unieke identificatiecode (“EUID”).

(17)Aandeelhouders, potentiële investeerders, schuldeisers, autoriteiten, werknemers en maatschappelijke organisaties hebben er een gerechtvaardigd belang bij toegang te hebben tot informatie over de structuur van de groep waartoe een vennootschap behoort. Informatie over ondernemingsgroepen is belangrijk om de transparantie te bevorderen, het vertrouwen in het ondernemingsklimaat te vergroten en bij te dragen tot de doeltreffende opsporing van frauduleuze of onrechtmatige constructies die de overheidsinkomsten en de geloofwaardigheid van de eengemaakte markt kunnen aantasten. Daarom moet informatie over groepsstructuren openbaar worden gemaakt in vennootschapsregisters en via het systeem van gekoppelde registers voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende groepen.

(18)Uiteindelijke moedermaatschappijen die onder het recht van een lidstaat vallen, moeten aan hun nationale registers basisinformatie verstrekken over al hun dochterondernemingen, aangezien zij in de beste positie verkeren om dergelijke informatie te verstrekken. Indien de uiteindelijke moedermaatschappij onder het recht van een derde land valt, moet aan deze openbaarmakingsverplichting worden voldaan door de dochteronderneming die in de zeggenschapsketen het dichtst bij de uiteindelijke moedermaatschappij staat maar in de Unie is gevestigd en onder het recht van een lidstaat valt. Indien een dergelijke dochteronderneming een tussenhoudstermaatschappij is, moet zij informatie verstrekken over de gehele groep, d.w.z. de uiteindelijke moedermaatschappij en al haar dochterondernemingen. Indien de groep meerdere in de Unie gevestigde tussenhoudstermaatschappijen omvat, moet zij kiezen welke tussenhoudstermaatschappij aan de openbaarmakingsvereiste moet voldoen. Indien geen enkele tussenhoudstermaatschappij onder het recht van een lidstaat valt, moet de groep een dochteronderneming kiezen die onder het recht van een lidstaat valt om aan deze openbaarmakingsvereiste te voldoen.

(19)Met het oog op meer transparantie over de dochterondernemingen die tot een groep behoren, moet de groepsinformatie, en met name de informatie over de uiteindelijke moedermaatschappij en elke tussenhoudstermaatschappij die onder het recht van een lidstaat valt, ook beschikbaar zijn in de registers van de dochterondernemingen en daartoe via het systeem van gekoppelde registers worden gedeeld met de registers van de dochterondernemingen. Daarnaast kunnen lidstaten waar vennootschapsregisters op een gedecentraliseerde structuur zijn gebaseerd, ook besluiten de noodzakelijke informatie tussen nationale registers uit te wisselen via het systeem van gekoppelde registers.

(20)Om onnodige lasten te vermijden, moet de verplichting om de groepsinformatie ten minste eenmaal per jaar bij te werken, rusten op de uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, op de tussenhoudstermaatschappij of op de dochteronderneming die onder het recht van een lidstaat valt. Indien zich binnen een jaar geen verandering heeft voorgedaan, moet deze moedermaatschappij of dochteronderneming dit bevestigen aan haar register, dat deze informatie moet registreren en voor het publiek beschikbaar moet stellen. Bovendien is elke dochteronderneming verplicht om de informatie over haar aansluiting bij de groep up-to-date te houden in haar register. In dit verband moet de uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de tussenhoudstermaatschappij of de dochteronderneming die onder het recht van een lidstaat valt, alle wijzigingen in de groepsinformatie onverwijld aan de (andere) dochterondernemingen meedelen, zodat de dochterondernemingen de verplichting om de groepsgerelateerde informatie in hun register up-to-date te houden tijdig kunnen nakomen.

(21)Groepen ondernemingen kunnen complexe structuren hebben. Daarom moet een visualisatie van de groepsstructuur op basis van de zeggenschapsketen via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar worden gesteld om een volledig overzicht van de groep te bieden en om het gemakkelijker te maken een beter inzicht in de werkwijze van de groep te krijgen. Deze visualisatie zou worden opgesteld op basis van informatie over de positie van elke dochteronderneming in de groepsstructuur die is verstrekt door de uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de tussenhoudstermaatschappij of de dochteronderneming die onder het recht van een lidstaat valt.

(22)Naast gemeenschappelijke normen voor de controle van vennootschapsinformatie voordat deze in het register wordt opgenomen, moet ervoor worden gezorgd dat de informatie in het register up-to-date blijft. Aanbeveling 24 “Transparantie en uiteindelijk begunstigden van rechtspersonen” van de Financiële-actiegroep, zoals herzien in maart 2022, bevat de verplichting om vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters nauwkeurig en up-to-date te houden. Het is ook in het belang van vennootschappen om ervoor te zorgen dat hun informatie in het register up-to-date blijft omdat derden op deze informatie, met inbegrip van het EU-bedrijfscertificaat, kunnen vertrouwen. Daarom moeten vennootschappen worden verplicht wijzigingen in de vennootschapsinformatie zonder onnodige vertraging bekend te maken en moeten de registers dergelijke wijzigingen tijdig registreren en beschikbaar stellen. De termijn voor de bekendmaking van boekhoudbescheiden is geregeld bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 55 en moet door de registers ook zonder onnodige vertraging voor het publiek beschikbaar worden gesteld. Om de betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie verder te vergroten, moeten vennootschappen bovendien eenmaal per kalenderjaar bevestigen dat hun informatie in het vennootschapsregister up-to-date is, ook als er geen verandering is opgetreden. Bedrijven kunnen dit doen samen met de indiening van andere wijzigingen of bij de indiening van boekhoudbescheiden.

(23)Om vennootschapsinformatie in registers up-to-date te houden, is het ook belangrijk na te gaan welke vennootschappen niet langer voldoen aan de vereisten om in het vennootschapsregister geregistreerd te blijven. De lidstaten moeten over transparante procedures beschikken om bij twijfel de toestand van dergelijke vennootschappen te verifiëren. Hoewel vennootschappen hun activiteiten om geldige redenen tijdelijk kunnen opschorten, is het belangrijk dat hun status in het vennootschapsregister dienovereenkomstig wordt bijgewerkt. Als indicatoren kunnen bijvoorbeeld gelden het feit dat een vennootschap geen functionerende raad van bestuur heeft zoals in de nationale wetgeving voorgeschreven, dat zij geen boekhoudbescheiden heeft ingediend of dat zij al enkele jaren geen economische activiteit heeft verricht. Ook het feit dat een groot aantal vennootschappen op hetzelfde adres is geregistreerd, zou erop kunnen wijzen dat sommige van deze vennootschappen voor misbruikdoeleinden zijn opgericht. Deze procedures moeten de vennootschappen de mogelijkheid bieden hun situatie toe te lichten en binnen redelijke termijnen de nodige gegevens te verstrekken, en moeten ervoor zorgen dat de toestand van de vennootschap, bijvoorbeeld of zij gesloten, geliquideerd, ontbonden of economisch actief dan wel inactief is, dienovereenkomstig wordt bijgewerkt. De procedures moeten ook de mogelijkheid omvatten om in laatste instantie een vennootschap uit het register te schrappen overeenkomstig de in de nationale wetgeving vastgestelde procedures. Informatie over deze procedures moet overeenkomstig deze richtlijn voor het publiek beschikbaar zijn.

(24)In de eengemaakte markt moeten vennootschappen met eenvoudige en betrouwbare middelen, die door andere lidstaten grensoverschrijdend worden erkend, kunnen aantonen dat hun vennootschap legaal in een lidstaat is opgericht. Daarom moet een geharmoniseerd EU-bedrijfscertificaat worden vastgesteld. Vennootschappen kunnen een dergelijk EU-bedrijfscertificaat aanvragen om het voor verschillende doeleinden te gebruiken, zoals voor administratieve procedures voor nationale autoriteiten en gerechtelijke procedures in andere lidstaten of voor EU-instellingen en -organen. Een dergelijk EU-bedrijfscertificaat moet worden afgegeven en gecertificeerd door de nationale vennootschapsregisters, moet essentiële vennootschapsinformatie bevatten die door vennootschappen in grensoverschrijdende situaties wordt gebruikt, waaronder de naam, statutaire zetel en wettelijke vertegenwoordigers van de vennootschap, en moet beschikbaar zijn in alle officiële talen van de Unie. Het elektronische EU-bedrijfscertificaat moet worden gewaarmerkt door middel van vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 56 . Dit EU-bedrijfscertificaat zou ook toegankelijk zijn voor derden, waaronder autoriteiten, die betrouwbare essentiële informatie over vennootschappen nodig hebben. Hoewel de lidstaten een vergoeding moeten kunnen vragen voor het verkrijgen van een EU-bedrijfscertificaat, moeten registers worden verplicht om op verzoek ten minste eenmaal per jaar kosteloos aan elke in dat register ingeschreven vennootschap haar eigen EU-bedrijfscertificaat te verstrekken. Registers en autoriteiten in andere lidstaten dienen een EU-bedrijfscertificaat in overeenstemming met deze richtlijn te aanvaarden.

(25)Om grensoverschrijdende procedures voor vennootschappen verder te vergemakkelijken en formaliteiten, zoals apostillering of vertaling, te vereenvoudigen en te verminderen, moet er een digitale EU-volmacht komen. De digitale EU-volmacht wordt een meertalig standaardmodel op basis van een gemeenschappelijk Europees model dat vennootschappen in grensoverschrijdende situaties kunnen gebruiken. Het zou een verplichte minimuminhoud moeten hebben en zou moeten worden opgesteld overeenkomstig nationale wettelijke en formele vereisten. De standaard digitale EU-volmacht zou alleen in digitale vorm bestaan en zou moeten worden gewaarmerkt door middel van vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014. Om de veiligheid van transacties te helpen verhogen, zou de digitale EU-volmacht bovendien moeten worden opgenomen in het register van de vennootschap, waar derden die een rechtmatig belang kunnen aantonen, deze kunnen raadplegen. Met name derden zoals advocaten, notarissen, krediet- en financiële instellingen of bevoegde autoriteiten aan wie de digitale EU-volmacht wordt overgelegd, zouden aldus het bestaan van deze bevoegdheden in het register van de vennootschap kunnen verifiëren. De lidstaten mogen eisen dat de digitale EU-volmacht overeenkomstig het nationale recht ook in een ander register wordt opgenomen. Om taalbarrières te overwinnen en het gebruik van de digitale EU-volmacht te vergemakkelijken, moeten het model voor een EU-bedrijfscertificaat en een standaardmodel van de digitale EU-volmacht in alle talen van de Unie beschikbaar zijn op het e-justitieportaal.

(26)Vennootschappen ondervinden vaak moeilijkheden en administratieve belemmeringen bij het gebruik van vennootschapsinformatie die reeds beschikbaar is in hun nationale vennootschapsregister, in grensoverschrijdende situaties en ook in contacten met bevoegde autoriteiten of in gerechtelijke procedures in een andere lidstaat. De vennootschapsinformatie in het vennootschapsregister van een lidstaat wordt vaak niet aanvaard in een andere lidstaat zonder omslachtige formaliteiten die kosten en vertragingen met zich meebrengen. Teneinde grensoverschrijdende activiteiten op de eengemaakte markt te vergemakkelijken, moeten de lidstaten er derhalve voor zorgen dat uit registers verkregen, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van vennootschapsdocumenten en -informatie vrijgesteld zijn van legalisaties of soortgelijke formaliteiten, zoals apostillering. Deze vrijstelling moet ook gelden voor documenten en informatie die via het systeem van gekoppelde registers worden uitgewisseld (bijvoorbeeld aan een verrichting voorafgaande attesten), alsook voor in een grensoverschrijdende context gebruikte notariële akten of administratieve documenten in het kader van de procedures uit hoofde van deze richtlijn. Deze procedures omvatten de oprichting van vennootschappen en de registratie van bijkantoren in een andere lidstaat, grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen.

(27)Tegelijkertijd moeten de autoriteiten van de lidstaat waar het vennootschapsdocument of de vennootschapsinformatie wordt overgelegd, ter voorkoming van fraude of vervalsing de mogelijkheid hebben om bij gerede twijfel aan de authenticiteit ervan het document of de informatie te verifiëren via het register van afgifte of het register van de eigen lidstaat, dat via het systeem van gekoppelde registers informatie over de authenticiteit van het document zou kunnen uitwisselen. Deze uitwisseling van informatie moet het wederzijdse vertrouwen en de samenwerking tussen de lidstaten binnen de eengemaakte markt versterken.

(28)De oprichtingsakten van vennootschappen zijn soms opgesteld in twee of meer talen, waarvan één vaak een officiële taal van de Unie is die zoveel mogelijk grensoverschrijdende gebruikers grotendeels begrijpen. Vaak ook publiceren vennootschappen op hun website vrijwillig een vertaling van hun oprichtingsakte in een dergelijke taal. Bovendien is een toenemende hoeveelheid in de oprichtingsakte opgenomen vennootschapsinformatie afzonderlijk beschikbaar en gemakkelijk te vinden met behulp van meertalige labels via het systeem van gekoppelde registers. Vennootschapsinformatie moet ook in een machineleesbare en doorzoekbare vorm of als gestructureerde gegevens in vennootschapsregisters worden opgeslagen, in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2019/1151, wat de automatische vertaling ervan vergemakkelijkt. Deze ontwikkelingen maken het gemakkelijker om dergelijke vennootschapsinformatie in grensoverschrijdende situaties te raadplegen en te gebruiken zonder dat een officiële vertaling nodig is. Daarom moeten wettelijk verplichte gelegaliseerde vertalingen van de oprichtingsakte en, evenzo, van andere door het vennootschapsregister verstrekte documenten worden beperkt tot het strikt noodzakelijke en mogen zij alleen worden opgelegd in specifieke gevallen, bijvoorbeeld indien gelegaliseerde vertalingen van de openbaar te maken documenten vereist zijn of indien een ander rechtsgebied een gelegaliseerde vertaling vereist, zoals in het kader van een gerechtelijke procedure.

(29)Om de transparantie te vergroten, de toegang tot vennootschapsinformatie te vergemakkelijken en meer geconnecteerde overheidsdiensten op grensoverschrijdende basis in de eengemaakte markt tot stand te brengen, is het belangrijk de reeds functionerende EU-systemen van gekoppelde registers die belangrijke informatie over vennootschappen bevatten, met elkaar te verbinden. Daarom moet het systeem van gekoppelde registers (BRIS) worden verbonden met het EU-systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden (Boris), dat is ingesteld bij Richtlijn (EU) 2015/849 57 zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843 58 , dat nationale centrale registers met informatie over de uiteindelijke begunstigden van vennootschappen en andere rechtspersonen, trusts en andere soorten juridische constructies aan elkaar koppelt, en met het EU-systeem van gekoppelde insolventieregisters (IRI), dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2015/848 59 . De EUID moet worden gebruikt om de gegevens over een bepaalde vennootschap in deze systemen aan elkaar te koppelen. Deze verbinding tussen de systemen mag echter geen afbreuk doen aan de regels en voorschriften inzake de toegang tot informatie die zijn uiteengezet in de desbetreffende kaders tot instelling van die registers en koppelingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een gebruiker van het BRIS alleen toegang tot het Boris mag hebben als die gebruiker volgens de desbetreffende regels en voorschriften recht op toegang tot het Boris heeft.

(30)Om het voor vennootschappen, en met name kmo’s, gemakkelijker te maken hun bedrijfsactiviteiten over de grenzen heen uit te breiden, moet het “eenmaligheidsbeginsel” verder worden ontwikkeld in gevallen waarin vennootschappen bijkantoren in een andere lidstaat registreren. De informatie over de vennootschap die het grensoverschrijdende bijkantoor registreert, moet door het register van het bijkantoor via het systeem van gekoppelde registers elektronisch uit het register van de vennootschap worden opgehaald. Deze uitwisseling van informatie, zoals elke andere uitwisseling van informatie tussen registers via het systeem van gekoppelde registers, vindt plaats via beveiligde transmissie tussen nationale registers, wat garandeert dat de informatie kan worden vertrouwd en niet hoeft te worden gewaarmerkt of aan legalisatie of soortgelijke formaliteiten hoeft te worden onderworpen.

(31)Terwijl informatie over grensoverschrijdende bijkantoren van kapitaalvennootschappen uit de EU al beschikbaar is via het systeem van gekoppelde registers, is informatie over bijkantoren van niet-EU-vennootschappen dat niet, ook al wordt die informatie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2017/1132 al in nationale registers openbaar gemaakt. Om de toegang tot deze informatie op Unieniveau voor belanghebbenden te vergemakkelijken, moet informatie over dergelijke bijkantoren van vennootschappen uit derde landen beschikbaar worden gesteld via het systeem van gekoppelde registers en moet een deel van deze informatie kosteloos zijn, zoals reeds het geval is voor grensoverschrijdende bijkantoren van kapitaalvennootschappen uit de EU.

(32)De documenten en informatie over de vennootschap, met inbegrip van informatie over wettelijke vertegenwoordigers, vennoten in personenvennootschappen en andere personen die een vennootschap rechtsgeldig kunnen vertegenwoordigen, moeten in vennootschapsregisters voor het publiek beschikbaar worden gesteld om de rechtszekerheid bij transacties tussen vennootschappen en derden te waarborgen. Met name derden, zoals schuldeisers, investeerders en zakenpartners, maar ook autoriteiten en rechtbanken, moeten volledige rechtszekerheid hebben over de persoon die is aangewezen om namens de vennootschap op te treden en bevoegd is om namens de vennootschap contracten af te sluiten of zaken te doen. In een personenvennootschap zijn de vennoten vaak bevoegd om de personenvennootschap te vertegenwoordigen tegenover derden en in gerechtelijke procedures. Ter bescherming van derden is het eveneens noodzakelijk dat indien alle aandelen van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in handen zijn van één aandeelhouder, de identiteit van deze aandeelhouder, die een natuurlijk of rechtspersoon kan zijn, in het vennootschapsregister voor het publiek toegankelijk wordt gemaakt. Aangezien een aandeelhouder die alle aandelen bezit bijvoorbeeld de bevoegdheden van de algemene vergadering van de vennootschap kan uitoefenen of contracten kan sluiten tussen zichzelf en de vennootschap als door hem/haar vertegenwoordigd, moeten derden kunnen nagaan wie de enige vennoot is om de identiteit te kennen van de persoon die zeggenschap over de vennootschap uitoefent of de vennootschap vertegenwoordigt. Daarom moeten deze personen ondubbelzinnig worden geïdentificeerd.

(33)Om de werking van de eengemaakte markt te verbeteren, moeten derden niet alleen toegang hebben tot informatie over vennootschappen in hun eigen lidstaat, maar ook over vennootschappen in een andere lidstaat. Net als in een nationale context moeten derden rechtszekerheid hebben over de wettelijke vertegenwoordigers, vennoten in personenvennootschappen en andere personen die een vennootschap rechtsgeldig kunnen vertegenwoordigen, en over de enige aandeelhouders van vennootschappen in een andere lidstaat. Daarom moet dergelijke informatie op het niveau van de Unie beschikbaar worden gesteld via het systeem van gekoppelde registers dat op vergelijkbare wijze meertalige toegang biedt tot dergelijke informatie, waardoor hetzelfde niveau van bescherming van derden in grensoverschrijdende situaties wordt gewaarborgd. Met het oog op de rechtszekerheid ten aanzien van de identiteit van de wettelijke vertegenwoordigers, vennoten in personenvennootschappen en andere personen die een vennootschap rechtsgeldig kunnen vertegenwoordigen, alsmede individuele aandeelhouders die alle aandelen bezitten, is het noodzakelijk dat kan worden nagegaan wie deze personen precies zijn. De behoefte aan zekerheid over de exacte identiteit van dergelijke personen is bijzonder groot in grensoverschrijdende situaties, waar het systeem van gekoppelde registers toegang biedt tot dergelijke informatie over alle kapitaalvennootschappen en “commerciële partnerschappen”. Aangezien de nationale systemen de identificatie van dergelijke personen op verschillende manieren aanpakken, moeten de categorieën persoonsgegevens die op het niveau van de Unie toegankelijk zijn, worden geharmoniseerd. De naam en achternaam van deze personen zijn persoonsgegevens die dienen om hen te identificeren, maar garanderen niet in alle gevallen een unieke identificatie en moeten dus worden aangevuld met extra informatie. Ook de toevoeging van alleen het geboortejaar zou in dit verband niet voldoende zijn, omdat bepaalde namen veel voorkomen, zowel de voornaam en achternaam als de combinatie ervan, in de lidstaten en omdat populaire namen vaak jaarlijkse cycli volgen, waardoor veel personen met identieke namen in hetzelfde jaar worden geboren. Het is derhalve noodzakelijk en evenredig registers te verplichten om de volledige geboortedatum van wettelijke vertegenwoordigers, vennoten in personenvennootschappen en andere personen die een vennootschap rechtsgeldig kunnen vertegenwoordigen, alsook van individuele aandeelhouders die alle aandelen bezitten, beschikbaar te stellen.

(34)De lidstaten moeten alle persoonsgegevens over wettelijke vertegenwoordigers, vennoten in personenvennootschappen en andere personen die een vennootschap rechtsgeldig kunnen vertegenwoordigen, en over individuele aandeelhouders die alle aandelen bezitten, verwerken, met inbegrip van de persoonsgegevens die in de registers voor het publiek beschikbaar moeten worden gesteld, in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679. De Commissie moet persoonsgegevens in de context van deze richtlijn verwerken overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 60 . De lidstaten en de Commissie moeten met name passende gegevensbeschermingswaarborgen implementeren om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voor de doeleinden van deze richtlijn beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken.

(35)Om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie de voordelen van de beschikbaarstelling van meer vennootschapsinformatie in vennootschapsregisters kunnen genieten, is het van essentieel belang dat die informatie in toegankelijke vormen aan personen met een handicap wordt verstrekt. Volgens artikel 9 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap moeten de landen die het verdrag hebben ondertekend passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen toegang kunnen krijgen tot onder meer informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor of worden verleend aan het publiek. In dit verband worden in Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad 61 algemene eisen inzake de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties vastgesteld teneinde deze toegankelijker te maken voor gebruikers, met name personen met een handicap, en de interoperabiliteit te bevorderen. Richtlijn (EU) 2016/2102 moedigt de lidstaten aan de toepassing ervan uit te breiden tot particuliere entiteiten die voorzieningen en diensten aanbieden die openstaan voor of worden verleend aan het publiek. Bovendien bevat Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad 62 eisen inzake de toegankelijkheid van bepaalde producten en diensten, waaronder hun websites en bijbehorende informatie. Gezien de verscheidenheid aan instanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van vennootschapsregisters, gaande van rechtbanken en administratieve instanties tot particuliere entiteiten, en gezien de uiteenlopende activiteiten die door vennootschapsregisters worden verricht, moet worden nagegaan of specifieke maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat personen met een handicap in alle lidstaten op voet van gelijkheid met andere gebruikers toegang kunnen krijgen tot de door de vennootschapsregisters verstrekte vennootschapsinformatie.

(36)De doelstellingen van deze richtlijn, namelijk ervoor zorgen dat er meer en betrouwbaardere vennootschapsinformatie beschikbaar is in vennootschapsregisters of via het systeem van gekoppelde registers en dat in vennootschapsregisters beschikbare vennootschapsinformatie direct kan worden gebruikt bij het oprichten van grensoverschrijdende bijkantoren en dochterondernemingen en in andere grensoverschrijdende activiteiten en situaties, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, maar kunnen wegens hun omvang en effecten beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan derhalve maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(37)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 63 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(38)De Commissie moet een evaluatie van deze richtlijn uitvoeren. Krachtens punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet die evaluatie gebaseerd zijn op doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde, en de basis vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De evaluatie moet betrekking hebben op de praktische ervaring met het EU-bedrijfscertificaat, de digitale EU-volmacht en de verminderde formaliteiten in grensoverschrijdende situaties voor vennootschappen. Daarnaast moet de Commissie het potentieel beoordelen voor sectoroverschrijdende interoperabiliteit tussen het systeem van gekoppelde registers (BRIS) en andere systemen die voorzien in mechanismen voor samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, zoals op het gebied van belastingen of sociale zekerheid of het op het eenmaligheidsbeginsel gebaseerde technische systeem dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad 64 , met als doel meer geconnecteerde grensoverschrijdende overheidsdiensten in de eengemaakte markt te creëren 65 . Ten slotte moet de Commissie ook nagaan of er aanvullende maatregelen moeten worden ingevoerd om volledig tegemoet te komen aan de behoeften van personen met een handicap wanneer zij door de vennootschapsregisters verstrekte informatie raadplegen.

(39)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op [XX XX 2022/2023] advies uitgebracht 66 .

(40)De Richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2009/102/EG

Artikel 3 van Richtlijn 2009/102/EG wordt vervangen door:

“Artikel 3

Wanneer een vennootschap door de vereniging van al haar aandelen in één hand een eenpersoonsvennootschap wordt, moet dit feit, alsmede de identiteit van de enige vennoot, worden opgenomen in het dossier of onderscheidenlijk worden ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn 68/151/EEG, en voor het publiek beschikbaar worden gesteld via het systeem van gekoppelde registers als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Richtlijn (EU) 2017/1132.

Artikel 18 en artikel 19, lid 1, van Richtlijn (EU) 2017/1132 zijn van overeenkomstige toepassing.”.

Artikel 2

Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2017/1132

Richtlijn (EU) 2017/1132 wordt als volgt gewijzigd:

(1)De titel van titel I wordt vervangen door:

ALGEMENE BEPALINGEN EN DE OPRICHTING EN WERKING VAN VENNOOTSCHAPPEN”;

(2)Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

“a)na het tweede streepje wordt het volgende streepje ingevoegd:

“- gemeenschappelijke regels inzake de voorafgaande controle van vennootschapsinformatie;”;

b)na het derde streepje wordt het volgende streepje ingevoegd:

“- openbaarmakingsvereisten met betrekking tot personenvennootschappen;”;”

(3)In titel I, hoofdstuk II, wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:

Nietigheid van de vennootschap en rechtsgeldigheid van haar verbintenissen”;

(4)In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

“1. De in deze afdeling voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de in bijlage II vermelde vennootschapsvormen en, indien gespecificeerd, de in bijlage IIB vermelde vennootschapsvormen.”;

(5)Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Voorafgaande controle

1.De lidstaten voorzien bij de oprichting van een vennootschap in een voorafgaande administratieve of rechterlijke controle van de oprichtingsakte, de statuten van de vennootschap en de wijzigingen van die documenten. De lidstaten kunnen bepalen dat deze documenten bij authentieke akte moeten worden verleden.

2.De lidstaten zien erop toe dat hun wetgeving betreffende de oprichting van de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen voorziet in een procedure voor de wettigheidstoetsing van de oprichtingsakte van een vennootschap, alsmede van haar statuten indien die in een afzonderlijke akte zijn opgenomen. De lidstaten zien erop toe dat deze toetsing ook plaatsvindt bij elke wijziging van deze documenten.

Via de wettigheidstoetsing wordt ten minste vastgesteld dat:

a)de formele vereisten voor de oprichtingsakte, en voor de statuten indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, zijn vervuld en dat het correcte gebruik van de in artikel 13 nonies bedoelde modellen wordt geverifieerd;

b)de verplichte minimuminhoud is opgenomen;

c)er geen duidelijke materiële juridische onregelmatigheden zijn; en

d)de inbreng, in geld of in natura, is betaald, overeenkomstig het nationale recht.

Indien het nationale recht niet voorschrijft om bij de oprichting van de in bijlage IIB genoemde vennootschappen een oprichtingsakte en statuten op te stellen, omvat de procedure voor de wettigheidstoetsing de formele en inhoudelijke controle van de documenten die krachtens het nationale recht vereist zijn voor de oprichting van deze vennootschappen.

3.    De lidstaten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting om de wettigheidstoetsing krachtens lid 2, punten b) en c) , van dit artikel uit te voeren indien de aanvragers de in artikel 13 nonies bedoelde modellen gebruiken.

4.    De voorschriften van artikel 13, lid 4, punten b) en c), artikel 13, leden 5 en 7, en artikel 13 octies, lid 3, punten a), d), e) en f), zijn van overeenkomstige toepassing op andere methoden voor de oprichting van een in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschap die niet volledig online zijn.

De lidstaten zorgen ervoor dat er regels worden vastgesteld om de identiteit van de aanvragers bij deze andere methoden voor de oprichting van een vennootschap te verifiëren.

5.    De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing op procedures die volledig online zijn en op andere procedures.”

(6)In titel I, hoofdstuk III, wordt de titel vervangen door:

“Online en andere procedures (oprichting, registratie en indiening), openbaarmaking en registers”;

(7)Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Toepassingsgebied

De in deze afdeling en afdeling 1 bis voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die betrekking hebben op vennootschappen met de in bijlage II genoemde vennootschapsvormen en, indien gespecificeerd, de in bijlagen I, IIA en IIB genoemde vennootschapsvormen.”;

(8)Aan artikel 13 bis worden de volgende punten toegevoegd:

“(7). “groep”: een moedermaatschappij en al haar dochterondernemingen;

   (8) “dochteronderneming”: een vennootschap die onder zeggenschap staat van een moedermaatschappij;

   (9) “uiteindelijke moedermaatschappij”: een moedermaatschappij die direct of indirect overeenkomstig de criteria van artikel 22, leden 1 tot en met 5, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad* zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen en niet onder zeggenschap staat van een andere vennootschap;

   (10) “tussenhoudstermaatschappij”: een onder het recht van een lidstaat vallende moedermaatschappij die niet onder zeggenschap staat van een andere vennootschap die onder het recht van een lidstaat valt;

   (11) “legalisatie”: de formaliteit waarbij een bevestigende verklaring wordt afgegeven omtrent de echtheid van de handtekening van een ambtenaar, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het document heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van het zegel of het stempel op het document;

   (12) “soortgelijke formaliteit”: de toevoeging van de apostille waarin wordt voorzien bij het Apostilleverdrag.

________________________

*        Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(9)Artikel 13 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

“b) een elektronisch identificatiemiddel dat in een andere lidstaat is uitgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014.”;

b)lid 2 wordt vervangen door:

“2.     De lidstaten kunnen weigeren elektronische identificatiemiddelen te erkennen indien de betrouwbaarheidsniveaus ervan niet voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 910/2014.”;

(10)Artikel 13 quater wordt als volgt gewijzigd:

a)aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Dit laat de voorschriften inzake voorafgaande controles als bedoeld in artikel 10 onverlet.”;

b)aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Dit lid wordt toegepast onverminderd de artikelen 16 ter, 16 quater, 16 quinquies en 16 septies.”;

(11)Aan artikel 13 septies worden de volgende alinea's toegevoegd:

“De lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea, punten a), c) en d), bedoelde informatie ook informatie omvat met betrekking tot in bijlage IIB genoemde vennootschappen.

De lidstaten zien erop toe dat de in de eerste alinea van dit artikel gespecificeerde vereisten ook betrekking hebben op de in artikel 15 bedoelde voorschriften inzake de indieningstermijnen en het up-to-date houden van de informatie in de registers.”;

(12)Artikel 13 octies wordt als volgt gewijzigd:

a)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis.    De lidstaten zorgen ervoor dat indien een in bijlage II of IIB genoemde vennootschap in een andere lidstaat een vennootschap opricht, het register van de lidstaat waar de vennootschap wordt opgericht de documenten en informatie over de oprichtende vennootschap die relevant zijn voor de oprichtingsprocedure en die beschikbaar zijn in het register van de lidstaat waar die vennootschap is geregistreerd, opvraagt, via het in artikel 22 bedoelde systeem van gekoppelde registers, en dat de vennootschap niet wordt verzocht die informatie of documenten te verstrekken. Het register kan ook het in artikel 16 ter bedoelde EU-bedrijfscertificaat opvragen.

   Indien een autoriteit, een persoon of een instantie krachtens het nationale recht gemachtigd is om een bepaald aspect van de oprichting van een vennootschap te behandelen en de in de eerste alinea bedoelde documenten en informatie nodig zijn voor de uitvoering van die taken, verstrekt het register van de lidstaat waar de vennootschap wordt opgericht de documenten en informatie aan die autoriteit, die persoon of die instantie.

De lidstaten passen dit lid toe op andere methoden voor de oprichting van een vennootschap die niet volledig online zijn.”;

b)lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt d) wordt vervangen door:

“(d) de procedures om de rechtmatigheid van het doel van de vennootschap te verifiëren;”;

ii) punt e) wordt vervangen door:

“(e) de procedures om de rechtmatigheid van de naam van de vennootschap te verifiëren;”;

c)in lid 4 wordt punt a) geschrapt;

(13)In artikel 13 nonies, lid 2, eerste alinea, wordt de tweede zin geschrapt;

(14)Artikel 13 undecies wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

“De lidstaten zorgen ervoor dat documenten en informatie, alsook wijzigingen daarvan, online kunnen worden ingediend bij het register waar de vennootschap is ingeschreven.”;

b)lid 4 wordt vervangen door:

“4.     Artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 13 octies, leden 2, 3, 4 en 5, zijn van overeenkomstige toepassing op de online indiening van documenten en informatie.”;

c)het volgende lid wordt toegevoegd:

“6.    Artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 13 octies, leden 2, 3, 4 en 5, zijn van overeenkomstige toepassing op elke methode voor het indienen van documenten en informatie, anders dan volledig online, door in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen.”;

(15)Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)de titel van artikel 14 wordt vervangen door:

“Artikel 14

Door kapitaalvennootschappen openbaar te maken akten en informatie”;

b)de volgende punten worden toegevoegd:

“(l) de vestigingsplaats van het hoofdbestuur indien het hoofdbestuur zich niet in de lidstaat van de statutaire zetel bevindt;

(m) de hoofdvestiging indien deze zich niet in de lidstaat van de statutaire zetel bevindt.”;

(16)De volgende artikelen worden ingevoegd:

Artikel 14 bis

Door personenvennootschappen openbaar te maken akten en informatie

De lidstaten zorgen ervoor dat vennootschappen met de in bijlage IIB genoemde vennootschapsvormen ten minste de volgende akten en informatie openbaar moeten maken:

a)de naam van de personenvennootschap;

b)de rechtsvorm van de personenvennootschap;

c)de statutaire zetel van de personenvennootschap en de lidstaat waar de personenvennootschap is geregistreerd;

d)elke wijziging van de statutaire zetel van de personenvennootschap;

e)het registratienummer van de personenvennootschap;

f)het totale bedrag van de inbreng van de vennoten;

g)de oprichtingsakte, en de statuten als deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, indien deze akten krachtens het nationale recht vereist zijn;

h)elke wijziging van de in punt g) bedoelde akten, met inbegrip van elke verlenging van de duur van de personenvennootschap;

i)na elke wijziging van de oprichtingsakte of de statuten, de volledige bijgewerkte tekst van de akte of statuten;

j)de identiteit van de vennoten die de bevoegdheid hebben de personenvennootschap jegens derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen, en informatie over de vraag of de vennoten die de bevoegdheid hebben de personenvennootschap te verbinden, dit alleen of slechts gezamenlijk kunnen doen;

k)indien verschillend van punt j), de identiteit van de beherend vennoten en, in het geval van een commanditaire vennootschap, de identiteit van de commanditaire vennoten;

l)de boekhoudbescheiden voor elk boekjaar die overeenkomstig de Richtlijnen 86/635/EEG* en 91/674/EEG** van de Raad en Richtlijn 2013/34/EU moeten worden bekendgemaakt;

m)de ontbinding van de personenvennootschap;

n)de rechterlijke beslissing waarbij de nietigheid van de personenvennootschap wordt uitgesproken;

o)de identiteit van de vereffenaars en hun respectieve bevoegdheden, tenzij die bevoegdheden uitdrukkelijk en uitsluitend voortvloeien uit de wet of uit de statuten van de personenvennootschap;

p)de beëindiging van een vereffening en, voor de lidstaten waarin dat rechtsgevolgen heeft, de doorhaling in het register;

q)de vestigingsplaats van het hoofdbestuur van de personenvennootschap indien deze zich niet in de lidstaat van de statutaire zetel bevindt;

r)de hoofdvestiging van de personenvennootschap indien deze zich niet in de lidstaat van de statutaire zetel bevindt.

Artikel 14 ter

Informatie over groepen ondernemingen

1.    De lidstaten zorgen ervoor dat de onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moedermaatschappij ten minste de volgende informatie over haar groep verstrekt aan het register waar zij is ingeschreven:

a)de naam en de rechtsvorm van elke dochteronderneming;

b)de lidstaat of het derde land waar elke dochteronderneming is geregistreerd en haar registratienummer;

c)de Europese unieke identificatiecode (EUID) van elke dochteronderneming die onder het recht van een lidstaat valt;

d)de naam van de groep, indien verschillend van de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij;

e)de positie van elke dochteronderneming in de op basis van zeggenschap bepaalde groepsstructuur.

2. Indien de uiteindelijke moedermaatschappij onder het recht van een derde land valt, verstrekt de tussenhoudstermaatschappij de in lid 1 bedoelde informatie. Indien er meer dan een tussenhoudstermaatschappij is, mag slechts één daarvan deze informatie verstrekken. De tussenhoudstermaatschappij verstrekt ook de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij en het derde land waar de uiteindelijke moedermaatschappij is geregistreerd.

Indien geen enkele tussenhoudstermaatschappij onder het recht van een lidstaat valt, verstrekt de dochteronderneming die onder het recht van een lidstaat valt de in lid 1 bedoelde informatie. Indien er meer dan een dochteronderneming is, verstrekt slechts één daarvan de in lid 1 bedoelde informatie. De dochteronderneming verstrekt ook de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij en het derde land waar de uiteindelijke moedermaatschappij is geregistreerd.

3. De lidstaten kunnen bepalen dat de onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de in lid 2 bedoelde tussenhoudstermaatschappij of dochteronderneming, aan het register waar zij is ingeschreven meedeelt welk deel van het kapitaal in handen is van de uiteindelijke moedermaatschappij en alle dochterondernemingen van de groep.

4. Het register van de onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, van de in lid 2 bedoelde tussenhoudstermaatschappij of dochteronderneming, maakt de overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 verstrekte informatie beschikbaar voor het publiek, met inbegrip van de datum waarop deze informatie is verstrekt of overeenkomstig lid 6 is bijgewerkt of bevestigd.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat indien de onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de in lid 2 bedoelde tussenhoudstermaatschappij, in een andere lidstaat is geregistreerd dan een van de dochterondernemingen, het register van de uiteindelijke moederonderneming of, in voorkomend geval, van de tussenhoudstermaatschappij via het systeem van gekoppelde registers de volgende informatie deelt met het register van elke in een andere lidstaat geregistreerde dochteronderneming:

a)    de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij, haar EUID en, indien verschillend van de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij, de naam van de groep; of

b)    indien de uiteindelijke moedervennootschap onder het recht van een derde land valt, de naam van de in lid 2 bedoelde tussenhoudstermaatschappij, haar EUID, de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij en het derde land waar zij is geregistreerd en, indien verschillend van de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij, de naam van de groep.

Indien er geen tussenhoudstermaatschappij is en de in lid 2 bedoelde dochteronderneming in een andere lidstaat is geregistreerd dan andere dochterondernemingen, worden in het register van die dochteronderneming de naam van de dochteronderneming, haar EUID, de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij en het derde land waar zij is geregistreerd en, indien verschillend van de naam van de uiteindelijke moedermaatschappij, de naam van de groep via het systeem van gekoppelde registers gedeeld met het register van elke andere dochteronderneming die in een andere lidstaat is geregistreerd .

De lidstaten kunnen dit lid ook toepassen in situaties waarin de uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de tussenhoudstermaatschappij en de dochterondernemingen in dezelfde lidstaat zijn geregistreerd.

Het register van elke dochteronderneming stelt deze informatie voor het publiek beschikbaar.

6. De uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de in lid 2 bedoelde tussenhoudstermaatschappij of dochteronderneming actualiseert ten minste eenmaal per jaar, en in elk geval uiterlijk op de datum van openbaarmaking van de boekhoudbescheiden en, indien deze openbaarmaking niet vereist is, vóór het einde van het boekjaar, de in de leden 1 tot en met 3 vereiste informatie, indien van toepassing, of bevestigt dat zich geen wijzigingen in de groepsstructuur hebben voorgedaan.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat de onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moedermaatschappij of, in voorkomend geval, de in lid 2 bedoelde tussenhoudstermaatschappij of dochteronderneming, de in lid 5 bedoelde informatie vóór de in lid 1 of 2 bedoelde openbaarmaking deelt met alle onder het recht van een lidstaat vallende dochterondernemingen.

8. In geval van wijzigingen in de in lid 5 bedoelde informatie maakt elke dochteronderneming van de groep die onder het recht van een lidstaat valt, met inbegrip van elke tussenhoudstermaatschappij, deze wijzigingen bekend in het register waar zij is ingeschreven binnen een termijn van twee weken vanaf de datum waarop de wijzigingen werden aangebracht.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de leden 1 tot en met 3, 5, 6 en 8 bedoelde informatie, indien van toepassing, kosteloos voor het publiek beschikbaar is via het systeem van gekoppelde registers.

10. Het systeem van gekoppelde registers biedt op het portaal een visualisatie van de structuur van de groep op basis van de in lid 1 of 2, en in de leden 3, 6 en 8 bedoelde informatie die overeenkomstig dit artikel door de registers via het systeem is doorgegeven.

11. Dit artikel is niet van toepassing indien de groep slechts twee vennootschappen omvat waarvan de dochteronderneming binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/102/EG valt.

* Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).

** Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7)”;

_____

(17)Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Up-to-date registers

1. De lidstaten beschikken over procedures om ervoor te zorgen dat de informatie over de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen die in de in artikel 16 bedoelde registers is opgeslagen, up-to-date wordt gehouden.

2. Deze procedures voorzien ten minste in het volgende:

a)dat de in bijlage II en IIB genoemde vennootschappen alle wijzigingen in de documenten en informatie aan het register meedelen binnen een termijn van ten hoogste 15 werkdagen vanaf de datum waarop de wijzigingen werden aangebracht. Deze termijn geldt niet voor wijzigingen in de krachtens artikel 14 ter openbaar te maken informatie en de in artikel 14, punt f), en artikel 14 bis, punt l), bedoelde boekhoudbescheiden;

b)dat alle wijzigingen in de documenten en informatie met betrekking tot de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen in het register worden ingevoerd en overeenkomstig artikel 16, lid 3, openbaar worden gemaakt binnen vijf werkdagen na de datum waarop alle voor de indiening vereiste formaliteiten, met inbegrip van de ontvangst van alle documenten en informatie, die met de nationale wetgeving in overeenstemming zijn, zijn vervuld;

c)dat de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen eenmaal per kalenderjaar bevestigen dat de informatie over de vennootschap in het register up-to-date is en dat de registers de datum waarop de vennootschap die bevestiging heeft gegeven of de informatie heeft geactualiseerd, openbaar maken;

d)dat de registers voor de verificatie van specifieke vennootschapsinformatie andere relevante autoriteiten of registers kunnen raadplegen binnen het in het nationale recht vastgestelde procedurele kader.

3. De lidstaten beschikken over procedures om in geval van twijfel na te gaan of vennootschappen zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 16 voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te blijven. De regels betreffende deze procedures voorzien in de mogelijkheid voor de vennootschap om de relevante informatie binnen een redelijke termijn te corrigeren, zorgen ervoor dat de toestand van de vennootschappen in het register dienovereenkomstig wordt geactualiseerd en voorzien, indien gerechtvaardigd, in de mogelijkheid dat vennootschappen overeenkomstig de nationale wetgeving uit het register worden geschrapt.”;

(18)In artikel 16 wordt lid 1 vervangen door:

“1. In elke lidstaat wordt bij een centraal handels- of vennootschapsregister (“het register”) een dossier aangelegd voor elk van de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen die daarin zijn ingeschreven.

De lidstaten zorgen ervoor dat de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen een EUID hebben als bedoeld in punt 9 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1042 van de Commissie*, waardoor zij via het overeenkomstig artikel 22 ingestelde systeem van gekoppelde registers (“het systeem van gekoppelde registers”) ondubbelzinnig kunnen worden geïdentificeerd in de communicatie tussen registers. Die unieke identificatiecode bevat ten minste elementen die het mogelijk maken om de lidstaat van het register, het nationale register van oorsprong en het nummer van de vennootschap in dat register te bepalen en, indien nodig, kenmerken om identificatiefouten te vermijden.”;

* Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1042 van de Commissie van 18 juni 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische specificaties en procedures voor het systeem van gekoppelde registers en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2244 van de Commissie (PB L 225 van 25.6.2021, blz. 7).

(19)Aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7. De leden 2, 3, 4, 5 en 6 van dit artikel zijn van toepassing op alle in artikel 14 bis bedoelde documenten en informatie. Lid 2 van dit artikel is van toepassing op de in artikel 14 ter bedoelde informatie.”;

 

(20)Aan artikel 16 bis worden de volgende leden toegevoegd:

“5. De lidstaten zorgen ervoor dat de elektronische afschriften en uittreksels van de door het register verstrekte documenten en informatie compatibel zijn met de Europese portemonnee voor digitale identiteit, als bedoeld in [PO: Verwijzing naar Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit].

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op afschriften van alle of een deel van de in de artikelen 14 bis en 14 ter bedoelde documenten en informatie.”;

(21)De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 16 ter

EU-bedrijfscertificaat

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 16 bedoelde registers een EU-bedrijfscertificaat afgeven voor in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen. Het EU-bedrijfscertificaat wordt in alle lidstaten aanvaard als afdoend bewijs van de oprichting van de vennootschap en van de in de lid 2 respectievelijk lid 3 van dit artikel genoemde informatie, die wordt bewaard door het register waar de vennootschap op het moment van de afgifte is ingeschreven.

2. Het EU-bedrijfscertificaat voor de in bijlage II genoemde kapitaalvennootschappen bevat de volgende informatie, met inbegrip van de datum waarop de informatie in het EU-bedrijfscertificaat laatst werd bijgewerkt overeenkomstig artikel 15, lid 2:

a)de naam van de vennootschap;

b)de rechtsvorm van de vennootschap;

c)het registratienummer van de vennootschap en de lidstaat waar de vennootschap is geregistreerd;

d)de EUID van de vennootschap;

e)de statutaire zetel van de vennootschap;

f)het post- of contactadres van de vennootschap;

g)het e-mailadres van de vennootschap;

h) de datum van registratie van de vennootschap;

i)het bedrag van het geplaatste kapitaal;

j)de toestand van de vennootschap;

k)de identiteit van personen die als instantie of als lid van een dergelijke instantie door de vennootschap zijn gemachtigd om haar tegenover derden en in rechte te vertegenwoordigen en of deze personen dit alleen of slechts gezamenlijk kunnen doen;

l)het doel van de vennootschap;

m)de duur van de vennootschap;

n)nadere gegevens over de website van de vennootschap, indien deze in het nationale register zijn opgenomen.

3. Het EU-bedrijfscertificaat voor de in bijlage IIB genoemde personenvennootschappen bevat de in lid 2, punten a), b), c), d), e), f), g), h), j), k), l), m) en n), van dit artikel bedoelde informatie, met inbegrip van de datum waarop de informatie in het EU-bedrijfscertificaat laatst werd bijgewerkt overeenkomstig artikel 15, lid 2.

 

Ook de volgende informatie wordt opgenomen:

a) het totale bedrag van de inbreng van de vennoten;

b) de identiteit van de beherend vennoten en, in het geval van een commanditaire vennootschap, de identiteit van de commanditaire vennoten;

c) de identiteit van de vennoten die de bevoegdheid hebben de personenvennootschap jegens derden en in rechte te vertegenwoordigen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat het EU-bedrijfscertificaat bij het in artikel 16 bedoelde register kan worden verkregen na indiening van een papieren of elektronische aanvraag bij het register.

De lidstaten zorgen ervoor dat de elektronische versie van het EU-bedrijfscertificaat ook via het systeem van gekoppelde registers kan worden verkregen.

5. De kosten voor de verkrijging van een EU-bedrijfscertificaat, hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg, mogen niet meer bedragen dan de administratiekosten, waaronder de kosten voor het ontwikkelen en onderhouden van registers.

De lidstaten zorgen ervoor dat elke in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschap ten minste eenmaal per kalenderjaar kosteloos haar EU-bedrijfscertificaat in elektronisch vorm kan verkrijgen.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat het door het register in elektronische vorm verstrekte EU-bedrijfscertificaat wordt gewaarmerkt door middel van vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014, teneinde te garanderen dat het door het register is verstrekt en dat de inhoud ervan hetzij een eensluidend afschrift van de door het register bewaarde informatie is, hetzij in overeenstemming is met de in het register opgenomen informatie. Het EU-bedrijfscertificaat moet ook compatibel zijn met de Europese portemonnee voor digitale identiteit, als bedoeld in [PO: Verwijzing naar Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit].

7. De lidstaten zorgen ervoor dat het door het register op papier verstrekte EU-bedrijfscertificaat de datum van afgifte bevat, alsmede het zegel of stempel van het register om te attesteren dat de inhoud ervan hetzij een eensluidend afschrift van de door het register bewaarde informatie is, hetzij in overeenstemming is met de in het register opgenomen informatie. Het EU-bedrijfscertificaat moet ook voorzien zijn van een technisch kenmerk, zoals een uniek protocol of identificatienummer, dat het mogelijk maakt de oorsprong en authenticiteit van het document elektronisch te verifiëren. 

8. De Commissie publiceert het model voor het EU-bedrijfscertificaat in alle officiële talen van de Unie op het portaal.

Artikel 16 quater

Digitale EU-volmacht

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, om in de context van deze richtlijn procedures in een andere lidstaat te kunnen uitvoeren, de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschappen een standaardmodel van de digitale EU-volmacht overeenkomstig dit artikel kunnen gebruiken om een persoon te machtigen de vennootschap te vertegenwoordigen.

De digitale EU-volmacht wordt opgesteld en ingetrokken overeenkomstig de nationale wettelijke en formele vereisten. De nationale vereisten voor het opstellen van de digitale EU-volmacht omvatten ten minste de verificatie van de identiteit en de handelingsbekwaamheid van de persoon die de volmacht verleent alsook de verificatie van zijn of haar bevoegdheid om de vennootschap te vertegenwoordigen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de digitale EU-volmacht wordt gewaarmerkt door middel van vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 en compatibel is met de Europese portemonnee voor digitale identiteit als bedoeld in [PO: Verwijzing naar Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit].

2. De digitale EU-volmacht wordt aanvaard als bewijs van de bevoegdheid van de gevolmachtigde om de vennootschap te vertegenwoordigen zoals in het document gespecificeerd.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde vennootschappen de digitale EU-volmacht en elke wijziging en intrekking daarvan indienen bij het register waar de vennootschap is ingeschreven.

4. De bevoegde autoriteiten, de in artikel 16 bedoelde registers of andere derden die een rechtmatig belang kunnen aantonen, hebben toegang tot de digitale EU-volmacht in het register van de vennootschap.

5. De Commissie publiceert het standaardmodel van de digitale EU-volmacht in alle officiële talen van de Unie op het portaal.

 

Artikel 16 quinquies

 

Vrijstelling van legalisatie en soortgelijke formaliteiten

1. Indien afschriften en uittreksels van documenten en informatie die door een in artikel 16 bedoeld register zijn verstrekt en voor eensluidend zijn gewaarmerkt, met inbegrip van gelegaliseerde vertalingen, in een andere lidstaat moeten worden overgelegd, zorgen de lidstaten ervoor dat deze vrijgesteld zijn van elke vorm van legalisatie en soortgelijke formaliteiten.

Dit lid is van toepassing op elektronische afschriften en uittreksels van documenten en informatie, met inbegrip van gelegaliseerde vertalingen, indien deze overeenkomstig artikel 16 bis, lid 4, zijn gewaarmerkt, en op papieren afschriften en uittreksels indien zij de datum van afgifte en het zegel of stempel van het register bevatten en voorzien zijn van een technisch kenmerk, zoals een uniek protocol of identificatienummer, dat het mogelijk maakt de oorsprong en authenticiteit van het document elektronisch te verifiëren.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat het overeenkomstig artikel 16 ter afgegeven EU-bedrijfscertificaat, de in artikel 16 quater bedoelde digitale EU-volmacht en de overeenkomstig de artikelen 86 quindecies, 127 bis en 160 quindecies toegezonden aan de verrichting voorafgaande attesten worden vrijgesteld van legalisatie of soortgelijke formaliteiten.

3. Indien in een lidstaat in het kader van de procedures van deze richtlijn afgegeven notariële akten en administratieve documenten alsook de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften en gelegaliseerde vertalingen daarvan in een andere lidstaat moeten worden overgelegd, zorgen de lidstaten ervoor dat deze vrijgesteld zijn van elke vorm van legalisatie en soortgelijke formaliteiten.

Dit lid is van toepassing op elektronische notariële akten en administratieve documenten alsook de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften en gelegaliseerde vertalingen daarvan indien zij zijn gewaarmerkt door middel van vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014, en op papieren documenten indien zij voorzien zijn van een technisch kenmerk, zoals een uniek protocol of identificatienummer, dat het mogelijk maakt de oorsprong en authenticiteit van het document elektronisch te verifiëren.

Artikel 16 sexies

Waarborgen in geval van gerede twijfel

1.    Indien de autoriteiten in een andere lidstaat waaraan de overeenkomstig artikel 16 quinquies, lid 1, door een register verstrekte en voor eensluidend gewaarmerkte afschriften en uittreksels van documenten en informatie, of het overeenkomstig artikel 16 ter afgegeven EU-bedrijfscertificaat, zijn overgelegd gerede twijfel hebben over de oorsprong en authenticiteit, met inbegrip van de identiteit van het zegel of stempel, of redenen hebben om aan te nemen dat het document is vervalst of gemanipuleerd, kunnen zij een verzoek om inlichtingen indienen bij het contactpunt:

(a) in het register dat deze afschriften en uittreksels van documenten en informatie heeft verstrekt, of

(b) in het register van de lidstaat van de autoriteit waaraan de afschriften en uittreksels van documenten en inlichtingen zijn overgelegd. Dat register controleert via het systeem van gekoppelde registers de authenticiteit van deze afschriften en uittreksels van documenten en informatie bij het register dat deze heeft verstrekt.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het relevante contactpunt in hun in artikel 16 bedoelde register.

2.    De in lid 1 bedoelde verzoeken om informatie bevatten de redenen waarom de autoriteit twijfelt aan de authenticiteit van het document, waaronder ten minste het feit dat de authenticiteit van het uittreksel niet door middel van elektronische verificatiemethoden kon worden vastgesteld. Elk verzoek gaat vergezeld van het elektronisch toegezonden afschrift of uittreksel van het betrokken document en de betrokken informatie.

Een register wijst zonder onderzoek verzoeken af die niet voldoen aan de in dit lid gestelde eisen en stelt de instantie die het verzoek heeft ingediend in kennis van de afwijzing.

3.    De contactpunten beantwoorden overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken om informatie binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen.

4.    Indien de authenticiteit van de afschriften en uittreksels van documenten en informatie niet wordt bevestigd, kan de verzoekende autoriteit besluiten deze niet te aanvaarden.

Artikel 16 septies

Vrijstelling van vertaling

1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor afschriften of uittreksels van documenten en informatie die door de in artikel 16 bedoelde registers zijn verstrekt en in grensoverschrijdende situaties worden gebruikt, met inbegrip van de situaties bedoeld in artikel 13 octies, lid 2 bis, en artikel 28 bis, lid 5, geen vertaling wordt verlangd:

a)indien het document of de informatie is gesteld in de officiële taal van de lidstaat waar het document of de informatie wordt overgelegd, of in een van de officiële talen indien die lidstaat twee of meer officiële talen heeft, of in een andere taal die die lidstaat uitdrukkelijk aanvaardt;

b)indien de informatie toegankelijk is via het systeem van gekoppelde registers en identificeerbaar is via toelichtingen als bedoeld in artikel 18;

c)indien de specifieke informatie is opgenomen in het in artikel 16 ter bedoelde EU-bedrijfscertificaat.

2. Onverminderd lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat indien de oprichtingsakten en de statuten als deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, en andere documenten die door de in artikel 16 bedoelde registers zijn verstrekt, in een andere lidstaat moeten worden overgelegd, een gelegaliseerde vertaling alleen wordt verlangd indien dit wordt gerechtvaardigd door het doel waarvoor het document zal worden gebruikt, zoals om te voldoen aan een verplichte openbaarmaking of om in een gerechtelijke procedure te worden overgelegd, en strikt noodzakelijk is.”;

(22)Aan artikel 17 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4. Dit artikel is ook van toepassing op de in artikel 14 bis bedoelde informatie over personenvennootschappen.”;

(23)Artikel 18 wordt vervangen door:

“Artikel 18

Beschikbaarheid van elektronische kopieën van documenten en informatie

1.     Elektronische kopieën van de in de artikelen 14, 14 bis en 14 ter bedoelde documenten en informatie worden eveneens voor het publiek beschikbaar gesteld via het systeem van gekoppelde registers. De lidstaten kunnen de in de artikelen 14, 14 bis en 14 ter bedoelde documenten en informatie ook beschikbaar stellen voor vennootschappen met andere vennootschapsvormen dan die welke in de bijlagen II en IIB zijn vermeld.

Artikel 16 bis, leden 3, 4 en 5, is ook van overeenkomstige toepassing op elektronische kopieën van de documenten en informatie die via het systeem van gekoppelde registers voor het publiek beschikbaar worden gesteld.

2.     De lidstaten zorgen ervoor dat de in de artikelen 14, 14 bis en 14 ter, artikel 19, lid 2, en artikel 19 bis, lid 2, bedoelde documenten en informatie via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar zijn in een gestandaardiseerd berichtformaat en elektronisch toegankelijk zijn. De lidstaten dragen er eveneens zorg voor dat minimumnormen voor de beveiliging van de gegevensoverdracht worden nageleefd.

3.    De Commissie biedt in alle officiële talen van de Unie een zoekdienst aan om via het portaal met betrekking tot in de lidstaten geregistreerde vennootschappen het volgende beschikbaar te stellen:

a) de in de artikelen 14, 14 bis en 14 ter, artikel 19, lid 2, en artikel 19 bis, lid 2, bedoelde documenten en informatie, ook voor vennootschappen met andere dan de in de bijlagen II en IIB genoemde vennootschapsvormen, indien deze documenten door de lidstaten ter beschikking worden gesteld;

a bis) de in de artikelen 86 octies, 86 quindecies, 86 septdecies, 123, 127 bis, 130, 160 octies, 160 quindecies en 160 septdecies bedoelde documenten en informatie;

b) de in alle officiële talen van de Unie beschikbare toelichtingen met vermelding van deze informatie en de soorten documenten.

4.    De lidstaten zorgen ervoor dat, via het systeem van gekoppelde vennootschapsregisters, de voornaam, achternaam en geboortedatum van de in artikel 14, punt d), artikel 14 bis, punten j) en k), artikel 19, lid 2, punt g), artikel 19 bis, lid 2, punt g), artikel 30, lid 1, punt e), en artikel 36, lid 3, punt f), bedoelde personen voor het publiek beschikbaar worden gesteld.

5.    De lidstaten zorgen ervoor dat via het systeem van gekoppelde vennootschapsregisters de voornaam, achternaam en geboortedatum van de in artikel 3 van Richtlijn 2009/102/EG bedoelde personen voor het publiek beschikbaar worden gesteld.

6.    De lidstaten zorgen ervoor dat de registers, autoriteiten of personen of instanties die krachtens het nationale recht gemachtigd zijn om een bepaald aspect van de onder deze richtlijn vallende procedures te behandelen, geen persoonsgegevens opslaan die via het systeem van gekoppelde registers voor de toepassing van de artikelen 13 octies, 28 bis en 30 bis zijn verzonden, tenzij in het Unierecht of het nationale recht anders is bepaald.”;

(24)Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 19 bis

Vergoedingen voor documenten en informatie met betrekking tot personenvennootschappen

1. De vergoedingen die in rekening worden gebracht om de in artikel 14 bis bedoelde documenten en informatie via het systeem van gekoppelde registers te verkrijgen, mogen niet meer bedragen dan de daaraan verbonden administratiekosten, met inbegrip van de kosten voor de ontwikkeling en het onderhoud van registers.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie en documenten met betrekking tot in bijlage IIB genoemde vennootschappen kosteloos beschikbaar zijn via het systeem van gekoppelde registers:

a) de naam en rechtsvorm van de personenvennootschap;

b) de statutaire zetel van de personenvennootschap en de lidstaat waar deze is geregistreerd;

c) het registratienummer van de personenvennootschap en haar EUID;

d) nadere gegevens over de website van de personenvennootschap, indien die gegevens in het nationale register zijn opgenomen;

e) de toestand van de personenvennootschap, zoals: bedrijfsactiviteiten gestaakt, doorgehaald in het register, vereffend, ontbonden, economisch actief of inactief, zoals gedefinieerd in het nationale recht;

f) het doel van de personenvennootschap;

g) de identiteit van de vennoten die de personenvennootschap jegens derden en in rechte vertegenwoordigen, en informatie over de vraag of de vennoten die de bevoegdheid hebben de personenvennootschap te vertegenwoordigen dit alleen of slechts gezamenlijk kunnen doen;

h) informatie over bijkantoren die de personenvennootschap in een andere lidstaat heeft geopend, met inbegrip van de naam, het registratienummer, de EUID en de lidstaat waar het bijkantoor is geregistreerd.”;

(25)Aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:

“5. Dit artikel is van toepassing op de artikelen 14 bis en 14 ter.”;

(26)Aan artikel 22 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7. Er worden verbindingen tot stand gebracht tussen het systeem van gekoppelde registers, het systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden overeenkomstig artikel 30, lid 10, en artikel 31, lid 9, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad * en het systeem van gekoppelde insolventieregisters overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad **.

De totstandbrenging van verbindingen overeenkomstig de eerste alinea mag geen wijziging of omzeiling inhouden van de regels en eisen inzake de toegang tot de informatie die zijn vervat in de desbetreffende kaders waarbij die registers en koppelingen zijn ingesteld.”;

___

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.

**    Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking), PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19.

(27)Aan artikel 24 wordt het volgende lid toegevoegd:

“2. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen ook het volgende vast:

a) de gedetailleerde lijst van gegevens en de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor het opvragen van informatie tussen het register van de oprichtende vennootschap en het register van de vennootschap in oprichting als bedoeld in artikel 13 octies, lid 2 bis, en tussen het register van de vennootschap en het register van het bijkantoor als bedoeld in artikel 28 bis, lid 5;

b) de gedetailleerde lijst van gegevens, het gebruik van toelichtingen en de technische specificaties ter bepaling van de in de artikelen 14 bis en 14 ter en artikel 19 bis, lid 2, bedoelde informatie die via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar moet worden gesteld;

c) de gedetailleerde lijst van gegevens en de technische specificaties voor de uitwisseling van informatie tussen registers als bedoeld in artikel 14 ter, lid 5;

d) de technische details en gedetailleerde lijst van gegevens voor de visualisering van de structuur van de groep als bedoeld in artikel 14 ter, lid 10;

e) de technische normen en de taxonomie voor de overeenkomstig artikel 16, lid 6, in te dienen documenten en informatie, rekening houdend met de reeds in de registers van de lidstaten gebruikte technische normen;

f) de technische specificaties, de taxonomie en de meertalige modellen voor het in artikel 16 ter bedoelde EU-bedrijfscertificaat;

g) de technische specificaties, de taxonomie en het meertalige standaardmodel van de in artikel 16 quater bedoelde digitale EU-volmacht;

h) de technische specificaties en de gedetailleerde lijst van gegevens ter bepaling van de wederzijdse toegankelijkheid tussen de in artikel 22, lid 7, bedoelde koppelingen, met inbegrip van het gebruik van de overeenkomstig artikel 16 toegekende unieke identificatiecode voor vennootschappen;

i) de technische specificaties en de gedetailleerde lijst van gegevens ter bepaling van de in artikel 16 sexies, lid 1, punt b), bedoelde verificatie.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 164, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;

(28)Aan artikel 26 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Dit artikel is eveneens van toepassing op de in bijlage IIB genoemde vennootschappen.”;

(29)Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28

Sancties

De lidstaten voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor ten minste de volgende gevallen:

a) het niet openbaar maken van de in de artikelen 14, 14 bis en 14 ter vereiste documenten en informatie;

b) het niet indienen van wijzigingen binnen de in artikel 15, lid 2, gestelde termijn;

c) het ontbreken in handelsdocumenten of op een website van de vennootschap van de in artikel 26 bedoelde verplichte informatie.

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast.”;

(30)In artikel 28 bis, lid 4, wordt punt c) vervangen door:

“(c) het verifiëren van de rechtmatigheid van de documenten en informatie die zijn ingediend voor de registratie van het bijkantoor, met uitzondering van de documenten en informatie die overeenkomstig lid 5 uit het register van de vennootschap zijn opgevraagd;”;

(31)In artikel 28 bis, lid 5, wordt de eerste alinea geschrapt;

(32)In artikel 28 bis wordt het volgende lid ingevoegd:

“5 bis    De lidstaten zorgen ervoor dat indien een in bijlage II of IIB genoemde vennootschap een bijkantoor in een andere lidstaat laat registreren, het register waar het bijkantoor wordt geregistreerd de documenten en informatie over de vennootschap die relevant zijn voor de registratieprocedure en die beschikbaar zijn in het register van de lidstaat waar die vennootschap is geregistreerd, opvraagt via het systeem van gekoppelde registers, en dat de vennootschap niet wordt verzocht deze te verstrekken. Het register kan ook het in artikel 16 ter bedoelde EU-bedrijfscertificaat opvragen. De lidstaten passen dit lid ook toe op andere vormen van registratie van een bijkantoor die niet volledig online zijn.

Indien een autoriteit, persoon of instantie krachtens het nationale recht gemachtigd is om een bepaald aspect van de registratie van een bijkantoor te behandelen en de in de eerste alinea bedoelde documenten en informatie nodig zijn voor de uitvoering van die taken, verstrekt het register van de lidstaat waar het bijkantoor wordt geregistreerd de opgevraagde documenten en informatie aan die autoriteit, persoon of instantie.”;

(33)In artikel 28 ter, lid 1, wordt de eerste zin vervangen door:

“1.     De lidstaten zorgen ervoor dat in artikel 30 bedoelde documenten en informatie, of een wijziging daarvan, overeenkomstig artikel 15, lid 2, punten a) en b), online kunnen worden ingediend.”;

(34)In artikel 30, lid 2, wordt punt c) geschrapt.

(35)Aan artikel 36 worden de volgende leden toegevoegd:

“3.    De in artikel 37 bedoelde documenten en informatie worden via het systeem van gekoppelde registers voor het publiek beschikbaar gesteld. Artikel 18 en artikel 19, lid 1, zijn van overeenkomstige toepassing.

4.    De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste de volgende informatie en documenten kosteloos beschikbaar zijn via het systeem van gekoppelde registers:

a)de naam van de vennootschap alsook de naam van het bijkantoor indien deze niet met die van de vennootschap overeenstemt;

b)de rechtsvorm van de vennootschap;

c)het recht van de staat waaronder de vennootschap valt;

d)indien dat recht daarin voorziet, het register waarin de vennootschap is ingeschreven en het nummer waaronder de vennootschap daarin is ingeschreven;

e)het adres van het bijkantoor;

f)de identiteit van de personen die de bevoegdheid hebben de vennootschap jegens derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen:

— als orgaan van de vennootschap waarin de wet voorziet, of als leden van een dergelijk orgaan;

— als vaste vertegenwoordigers van de vennootschap voor de werkzaamheden van het bijkantoor.

De omvang van de bevoegdheid van deze personen dient te worden aangegeven en ook of deze personen die bevoegdheid alleen of slechts gezamenlijk kunnen uitoefenen;

g)de unieke identificatiecode van het bijkantoor overeenkomstig lid 5.

5.    De lidstaten passen artikel 29, lid 4, mutatis mutandis toe op de bijkantoren van vennootschappen uit derde landen.”;

(36)Artikel 40 wordt vervangen door:

“Artikel 40

Sancties

De lidstaten stellen doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast voor het geval dat de in de artikelen 29, 30, 31, 36, 37 en 38 bedoelde informatie niet wordt verstrekt en de in de artikelen 35 en 39 bedoelde verplichte informatie niet in brieven en bestelbonnen wordt vermeld.

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast.”

(37)    Bijlage IIB, zoals opgenomen in de bijlage bij deze richtlijn, wordt ingevoegd.

Artikel 3

Omzetting

1.De lidstaten dienen uiterlijk op [PO: de laatste dag van de 24e maand na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [PO: de laatste dag van de 30e maand na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn].

Wanneer de lidstaten de bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Rapportage en evaluatie

1.De Commissie voert uiterlijk [PO: de datum vijf jaar na afloop van de omzettingsperiode van deze richtlijn] een evaluatie van deze richtlijn uit en legt het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de bevindingen voor.

De lidstaten verstrekken de Commissie de voor de opstelling van het verslag vereiste informatie, met name door gegevens met betrekking tot lid 2 te verstrekken.

2.De evaluatie in het verslag van de Commissie heeft onder meer betrekking op:

a)de praktische ervaring met het gebruik van het EU-bedrijfscertificaat;

b)de praktische ervaring met het gebruik van de digitale EU-volmacht;

c)de praktische ervaring met de vermindering van formaliteiten in grensoverschrijdende situaties voor vennootschappen.

3.De Commissie beoordeelt ook:

a)het potentieel voor sectoroverschrijdende interoperabiliteit tussen het systeem van gekoppelde vennootschapsregisters en andere systemen die voorzien in mechanismen voor samenwerking tussen bevoegde autoriteiten;

b)of er aanvullende maatregelen nodig zijn om volledig tegemoet te komen aan de behoeften van personen met een handicap wanneer zij door de vennootschapsregisters verstrekte vennootschapsinformatie raadplegen.

4.Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een voorstel tot verdere wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Inhoud

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 wat betreft de verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Vennootschapsrecht/eengemaakte markt

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 67  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstellingen van dit voorstel zijn:

Meer transparantie en vertrouwen in het ondernemingsklimaat

Meer gedigitaliseerde en geconnecteerde grensoverschrijdende overheidsdiensten voor vennootschappen

Gemakkelijkere grensoverschrijdende uitbreiding voor kmo’s

Doeltreffender optreden van de EU tegen misbruik en fraude.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1:

Ervoor zorgen dat er meer en betrouwbaardere vennootschapsinformatie beschikbaar is in vennootschapsregisters en/of via het systeem van gekoppelde registers (BRIS).

Specifieke doelstelling nr. 2:

Het mogelijk maken om in vennootschapsregisters beschikbare vennootschapsinformatie direct te gebruiken bij het oprichten van grensoverschrijdende bijkantoren of dochterondernemingen en in andere grensoverschrijdende activiteiten en situaties.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

De verwachte resultaten en gevolgen van dit voorstel zijn:

- Vennootschappen: Meer belangrijke en betrouwbaardere vennootschapsinformatie die in vennootschapsregisters en op EU-niveau via het BRIS voor het publiek beschikbaar is, wat de algemene administratieve lasten voor vennootschappen zal verminderen en op zijn beurt de toegang tot financiering en de oprichting van vennootschappen zal vergemakkelijken. De vergemakkelijking van het grensoverschrijdende gebruik van dergelijke gegevens, bij de oprichting van nieuwe dochterondernemingen of bijkantoren over de grenzen heen of in andere grensoverschrijdende situaties, zal belangrijke terugkerende kostenbesparingen opleveren en aldus het verrichten van grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten aanzienlijk vereenvoudigen en de toegang tot de markten van andere lidstaten faciliteren.

- Vennootschapsregisters: De grotere toegankelijkheid en betrouwbaarheid van vennootschapsinformatie en de betere verbindingen tussen registers, dankzij het eenmaligheidsbeginsel en de verbinding van andere systemen/registers op EU-niveau met het BRIS, moeten het werk van registers vergemakkelijken. Eenmalige kosten voor vennootschapsregisters om hun IT-systemen aan te passen, en terugkerende kosten voor bijvoorbeeld de voorafgaande verificatie van vennootschapsinformatie.

- Andere overheidsinstanties: Een eenvoudigere toegang tot meer informatie zal het werk van autoriteiten vergemakkelijken, bijvoorbeeld bij de bestrijding van fraude en misbruik. De toepassing van het eenmaligheidsbeginsel en meer geconnecteerde overheidsdiensten dankzij digitalisering zullen ook de lasten van overheidsinstanties verlichten. Met de afgifte van apostilles belaste autoriteiten zullen inkomsten uit apostillering derven, maar zullen minder administratieve lasten hebben gezien de huidige rechtsonzekerheid en de daarmee samenhangende personele middelen en tijd die nodig zijn voor de afgifte van apostilles.

- Burgers en consumenten zullen profiteren van een gemakkelijkere toegang tot betrouwbare vennootschapsinformatie. De samenleving als geheel zal baat hebben bij het initiatief omdat het de bestrijding van fraude en misbruik zal vergemakkelijken en digitale instrumenten zal bevorderen.

- Positief milieueffect, voornamelijk dankzij de toegenomen mogelijkheden om digitale procedures en instrumenten te gebruiken tussen vennootschapsregisters en vennootschappen, en ook tussen vennootschapsregisters onderling in verschillende lidstaten via het BRIS, en dankzij de ruimere toepassing van het eenmaligheidsbeginsel (waardoor er bijvoorbeeld minder papier wordt gebruikt en er minder verplaatsingen moeten worden gemaakt).

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Indicator nr. 1 voor specifieke doelstelling nr. 1:

De indicatoren zijn:

- het aantal verzoeken om vennootschapsinformatie via de pagina “Een bedrijf zoeken” van het BRIS op het Europese e-justitieportaal,

- het aantal verzoeken om vennootschapsinformatie vanuit het systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden (Boris) en het systeem van gekoppelde insolventieregisters (IRI),

- het aantal rechtspersonen met een EUID-nummer (de identificatiecode die automatisch wordt toegekend aan vennootschappen waarvan de informatie beschikbaar is via het BRIS),

- de standpunten van belanghebbenden (vennootschappen, registers, overheidsinstanties) over de mate waarin het mogelijk is vennootschapsinformatie grensoverschrijdend op te zoeken en te raadplegen.

De indicatoren zullen worden afgemeten aan de uitgangssituatie (bv. het aantal verzoeken vóór het begin van de implementatie, hoofdzakelijk op basis van statistische gegevens uit het BRIS). Het doel is een aanzienlijke toename van de aantallen. Een nauwkeurigere doelstelling is niet mogelijk omdat de cijfers ook afhangen van verschillende andere factoren die geen verband houden met het voorstel (bv. de economische situatie in de eengemaakte markt).

De indicatoren worden gedurende vijf jaar jaarlijks gemonitord (als input voor het evaluatieverslag van de richtlijn). Dit zal voor het eerst gebeuren ten vroegste één jaar na het tijdstip waarop de maatregelen volledig zijn omgezet en operationeel zijn in de lidstaten.

Indicator nr. 2 voor specifieke doelstelling nr. 2:

De indicatoren zijn:

- de kosten voor ondernemingen om dochterondernemingen of bijkantoren in andere lidstaten op te richten,

- het aantal uitgegeven gemeenschappelijke bedrijfsuittreksels,

- de standpunten van belanghebbenden (vennootschappen, registers, overheidsinstanties) over de mate waarin het mogelijk is vennootschapsinformatie direct grensoverschrijdend te gebruiken,

De indicatoren zullen worden afgemeten aan de uitgangssituatie (bv. de kosten vóór het begin van de implementatie, hoofdzakelijk op basis van statistische gegevens uit het BRIS, vennootschapsregisters en autoriteiten van de lidstaten, indien gegevens beschikbaar zijn). Het doel is een aanzienlijke vermindering van de kosten of een aanzienlijke toename van het aantal uitgegeven gemeenschappelijke bedrijfsuittreksels; een nauwkeurigere doelstelling is niet mogelijk omdat de cijfers ook afhangen van verschillende andere factoren die geen verband houden met het voorstel (bv. de economische situatie in de eengemaakte markt).

De indicatoren worden gedurende vijf jaar jaarlijks gemonitord (als input voor het evaluatieverslag van de richtlijn). Dit zal voor het eerst gebeuren ten vroegste één jaar na het tijdstip waarop de maatregelen volledig zijn omgezet en operationeel zijn in de lidstaten.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Bij de uitvoering van dit voorstel wordt een gefaseerde aanpak gehanteerd. Bij de inwerkingtreding van deze richtlijn zal worden begonnen met de vaststelling van een uitvoeringshandeling. Tegelijkertijd zullen de technische ontwikkelingen van het BRIS en in de lidstaten plaatsvinden.

De voorlopige tijdlijn ziet er als volgt uit:

- 2024 Vaststelling van de richtlijn

- 2025 Inwerkingtreding van de richtlijn

- 2026 Vaststelling van de uitvoeringshandeling

- 2026-2027 Technische implementatie in het BRIS en in de lidstaten.

- 2027 Omzetting door de lidstaten.

- 2028 Uitvoering en toepassing van de richtlijn door de lidstaten.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

Dit initiatief is gericht op grensoverschrijdende kwesties op het gebied van vennootschapsrecht. Het zal de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van vergelijkbare en meertalige vennootschapsinformatie op EU-niveau verbeteren en het gebruik van die informatie op grensoverschrijdende basis vergemakkelijken. Er is een gecoördineerd optreden nodig om ervoor te zorgen dat alle lidstaten de gegevens in hun vennootschapsregisters hebben en dat deze gegevens in een vergelijkbare en meertalige vorm centraal op EU-niveau toegankelijk zijn via het BRIS. Evenzo is een gecoördineerd optreden vereist om ervoor te zorgen dat er gemeenschappelijke controles van vennootschapsinformatie plaatsvinden voordat deze in nationale vennootschapsregisters wordt ingevoerd, teneinde de betrouwbaarheid ervan te verbeteren en het gebruik ervan in grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken. Ook de toegevoegde waarde van de koppeling van de systemen van gekoppelde registers op EU-niveau kan alleen door optreden van de EU worden bereikt.

Een coherent rechtskader voor de grensoverschrijdende beschikbaarheid van vennootschapsinformatie en voor het grensoverschrijdende gebruik ervan kan uitsluitend op EU-niveau worden gerealiseerd. De lidstaten zouden niet in staat zijn deze problemen op eigen kracht voldoende te verbeteren.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In het voorstel is rekening gehouden met de lessen die zijn getrokken uit de oprichting en de werking van het BRIS en uit de onderhandelingen over en de omzetting en uitvoering van de digitaliseringsrichtlijn (Richtlijn (EU) 2019/1151).

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstelling van de mededeling Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium om belangrijke overheidsdiensten online aan te bieden aan Europese bedrijven. Met het voorstel worden ook de belemmeringen voor grensoverschrijdende uitbreiding waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) worden geconfronteerd, aangepakt in overeenstemming met de mededelingen Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020 en Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa. Het draagt ook bij tot het wegnemen van de resterende ongerechtvaardigde belemmeringen en administratieve lasten op de eengemaakte markt, zoals gevraagd in de conclusies van de Europese Raad van 24-25 maart 2022.

Het voorstel brengt synergieën tot stand, met name met:

- Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering,

- Verordening (EU) nr. 910/2014 (de “eIDAS-verordening”) en de lopende herziening daarvan, waarbij wordt voortgebouwd op het technische kader dat die verordening biedt voor e-identificatie en vertrouwensdiensten.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Het initiatief hergebruikt de bouwsteen eDelivery.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2025 tot en met 2028,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 68  

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Het nieuwe voorstel maakt onder meer gebruik van het bestaande systeem van gekoppelde registers (BRIS) en breidt het toepassingsgebied ervan uit. Het BRIS, waarvan de financiering uit de EU-begroting krachtens de EU-wetgeving verplicht is, wordt reeds door het programma Digitaal Europa gefinancierd en door de Commissie beheerd. Voor de door dit nieuwe voorstel vereiste IT-ontwikkeling zijn geen extra middelen nodig bovenop de middelen die reeds door het programma Digitaal Europa worden verstrekt voor het evolutieve onderhoud (nieuwe ontwikkeling) en het instandhoudingsonderhoud (oplossing van bugs) van het BRIS (d.w.z. 2 miljoen euro per jaar), noch extra personele middelen.



2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld de frequentie en de voorwaarden.

De uitvoering van de richtlijn zal vijf jaar na de volledige toepassing ervan worden geëvalueerd. De Commissie moet aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de bevindingen.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Dit initiatief bouwt voort op het reeds bestaande systeem van gekoppelde registers (BRIS) dat door de Commissie (DG DIGIT) is ontwikkeld. Dit voorstel voor een nieuwe richtlijn verandert niets aan de beheersvorm, het uitvoeringsmechanisme voor financiering, de betalingsvoorwaarden of de controlestrategie die reeds voor het systeem bestaan en door de Commissie worden toegepast.

De voorgestelde richtlijn vergroot het toepassingsgebied van het reeds bestaande BRIS, dat voorziet in digitale kanalen voor elektronische communicatie tussen vennootschapsregisters onderling en tussen deze registers en het Europese e-justitieportaal, en biedt nieuwe manieren om toegang te krijgen tot de gegevens in die registers (bijvoorbeeld via het Boris en IRI).

Dit vereist dat reeds bestaande technische specificaties en normen en reeds bestaande software verder worden ontwikkeld en dat de activiteiten van nationale autoriteiten worden gecoördineerd.

Voor de uitvoering van deze taken hoeft het personeel van de diensten van de Commissie dat momenteel instaat voor het businessmanagement (1 vte) en projectmanagement (1,25 vte's) van het BRIS niet te worden uitgebreid, en hoeven de middelen die reeds door het programma Digitaal Europa worden verstrekt voor de verplichte ontwikkeling van het BRIS (ongeveer 2 miljoen euro per jaar) niet te worden verhoogd.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De belangrijkste risico’s hebben betrekking op:

(a) Tijd- en kostenoverschrijdingen als gevolg van onvoorziene IT-implementatieproblemen met betrekking tot de verdere IT-ontwikkeling die de Commissie nodig heeft om het toepassingsgebied van het bestaande IT-systeem van het BRIS uit te breiden. Dit risico wordt beperkt door het feit dat het BRIS al bestaat en volwassen is en gebaseerd is op bouwstenen die ook al bestaan en volwassen zijn – namelijk de bouwsteen eDelivery.

Dit risico wordt reeds aangepakt door bestaande standaardsystemen voor interne controle die in het BRIS worden gebruikt, met name projectmanagementcontroles die van toepassing zijn op alle door de Commissie ontwikkelde systemen (d.w.z. beheerstoezicht, projectmanagement en risicobeheer), waaronder PM2, de door de Commissie ontwikkelde projectmanagementmethode.

(b) Vertragingen bij de uitvoering en uitrol bij de respectieve autoriteiten van de lidstaten. Dit risico wordt reeds beperkt door bestaande communicatie- en rapportage-instrumenten, samenwerkingsovereenkomsten en regelmatige follow-upvergaderingen en door de met de uitvoering belaste nationale autoriteiten technische ondersteuning te bieden.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

Dit initiatief is niet van invloed op de kosteneffectiviteit van de bestaande controles door de Commissie.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Het BRIS wordt rechtstreeks door de Commissie beheerd. De component Europees centraal platform (ECP) van het systeem wordt intern door DG DIGIT ontwikkeld, terwijl de component Europees toegangspunt (EAP) voor DG JUST wordt ontwikkeld door een contractant die via een aanbestedingsprocedure is geselecteerd.



3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK 69 .

van EVA-landen 70

van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten 71

Uit andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

02.040501

GK

JA

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgave

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

uit andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

n.v.t.

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig  
financieel kader

Nummer

Rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

02.040501

2025

2026

2027 72

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

□ Beleidskredieten

02.040501

Vastleggingen

(1 bis)

2 000

2 000

2 000

6 000

Betalingen

(2 bis)

2 000

2 000

2 000

6 000

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1 ter)

Betalingen

(2 ter)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 73  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor 02.040501

Vastleggingen

=1a+1b+3

Betalingen

=2a+2b

+3

 



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

2 000

2 000

2 000

6 000

Betalingen

(5)

2 000

2 000

2 000

6 000

□ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+6

2 000

2 000

2 000

6 000

Betalingen

=5+6

2 000

2 000

2 000

6 000

Als het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

□ TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

(4)

2 000

2 000

2 000

6 000

Betalingen

(5)

2 000

2 000

2 000

6 000

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6
van het meerjarig financieel kader
(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

2 000

2 000

2 000

6 000

Betalingen

=5+6

2 000

2 000

2 000

6 000





Rubriek van het meerjarig
financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2025

2026

2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG JUST

 Personele middelen

0,385

0,385

0,385

1 155

□ Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG JUST

Kredieten

0,385

0,385

0,385

1 155

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,385

0,385

0,385

1 155

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2025

2026

2027 74

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

2 385

2 385

2 385

7 155

Betalingen

2 385

2 385

2 385

7 155

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2025

2026

2027 75

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 76

Gem. kosten

Nr.

Kosten

Nr.

Kosten

Nr.

Kosten

Nr.

Kosten

Nr.

Kosten

Nr.

Kosten

Nr.

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 77 Uitbreiding van het toepassingsgebied van het bestaande systeem van gekoppelde registers (BRIS)

- Output

IT-systeem

2 000

1

2 000

1

2 000

1

2 000

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

1

2 000

1

2 000

1

2 000

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTAAL

1

2 000

1

2 000

1

2 000

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

X    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2025

2026

2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Buiten RUBRIEK 7 78
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2025

2026

2027 79

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

□ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (Hoofdkantoor en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2,25

2,25

2,25

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek door derden)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: vte) 80

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz   81

- op het hoofdkantoor

- in delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

2,25

2,25

2,25

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Dit voorstel houdt geen uitbreiding in van het personeel van de diensten van de Commissie dat momenteel instaat voor het businessmanagement (1 vte) en projectmanagement (1,25 vte’s) van het BRIS.

Extern personeel


3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

X    kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

De ontwikkeling van het BRIS valt al onder het programma Digitaal Europa. Voor dit nieuwe voorstel is geen extra budget nodig bovenop het IT-ontwikkelingsbudget dat reeds door het programma Digitaal Europa wordt verstrekt voor het evolutieve onderhoud (nieuwe ontwikkeling) en het instandhoudingsonderhoud (oplossing van bugs) van het BRIS (d.w.z. 2 miljoen euro per jaar).

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

X    voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2025

2026

2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan begrotingsonderdelen voor uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 82

2025

2026

2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    COM(2021) 118 final.
(2)    COM(2021) 350 final.
(3)    COM(2020) 103 final.
(4)     Vennootschapsregisters – een onderneming in de EU zoeken
(5)    COM(2022) 548 final.
(6)    Richtlijn (EU) 2019/1151 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132.
(7)    COM(2021) 118 final.
(8)    COM(2020) 710 final.
(9)    COM(2021) 350 final.
(10)    COM(2020) 103 final.
(11)     Conclusies van de Europese Raad, 24-25 maart 2022 – Consilium (europa.eu)
(12)    Verordening (EU) 910/2014.
(13)    COM(2021) 281 final.
(14)    Richtlijn (EU) 2015/849, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843.
(15)    Verordening (EU) 2015/848.
(16)     Europees e-justitieportaal – Systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden (Boris) (europa.eu)
(17)     Europees e-justitieportaal – Faillissements- en insolventieregisters – insolvente schuldenaars in de EU zoeken (europa.eu)
(18)

       Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels ter voorkoming van misbruik van lege entiteiten voor belastingdoeleinden en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU (COM/2021/565 final).

(19)        Verordening (EU) 2018/1724.
(20)        Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot voor financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid relevante publiek beschikbare informatie (COM/2021/723 final).
(21)    Zie overweging 23 en bijlage II van Verordening (EU) 2018/1724.
(22)    Volgens de aanpak die is ingevoerd in Richtlijn (EU) 2019/1151, overweging 9 en artikel 13 septies. In overweging 9 wordt ook het onderscheid tussen die richtlijn en de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort verduidelijkt.
(23)        Richtlijn (EU) 2019/1024.
(24)        Verordening (EU) 2019/2152.
(25)        Verordening (EU) 2016/1191.
(26)    Verordening (EU) 910/2014.
(27)    COM(2021) 281 final.
(28)     Modernisering van het digitale vennootschapsrecht (europa.eu)
(29)    Het kmo-panel is een instrument waarmee de Commissie kmo’s gericht kan bereiken en wordt georganiseerd in samenwerking met de partners in het Enterprise Europe Network.
(30)     Vennootschapsrecht en corporate governance (europa.eu)
(31)     Register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen (europa.eu)
(32)    De subgroep van de Company Law Expert Group (CLEG) die zich bezighoudt met het BRIS, de CLEG-BRIS, waarin nationale vertegenwoordigers van vennootschapsregisters zitting hebben, heeft ook aan twee van deze bijeenkomsten deelgenomen.
(33)     Vennootschapsrecht en corporate governance (europa.eu)
(34)     Register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen (europa.eu)
(35)    SWD(2023) 179
(36)     Startup Nations Standard om het mogelijk te maken juridische documenten uit andere EU-rechtsgebieden in te dienen als bewijs voor de oprichting van een start-up (of de oprichting van een dochteronderneming van een bestaande start-up die in de eengemaakte markt uitbreidt).
(37)    Verordening (EU) 2021/1119 van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit.
(38)    Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725, bv. zaak C-398/15 Manni.
(39)    Aanvullende bijstand zou beschikbaar kunnen zijn via EU-instrumenten, onder meer het instrument voor technische ondersteuning, dat de lidstaten ondersteunt met op maat gesneden technische expertise voor het ontwerpen, ontwikkelen en uitvoeren van hervormingen, onder meer met betrekking tot het gemak van zakendoen, de digitaliseringsagenda en het gebruik van digitale instrumenten.
(40)    COM(2022) 720 final.
(41)    COM(2017) 134 final.
(42)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.
(43)    Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking), PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19.
(44)    PB C , , blz. .
(45)    PB C , , blz. .
(46)    Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(47)    Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 80).
(48)    Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(49)    COM(2021) 118 final.
(50)    COM(2020) 710 final.
(51)    COM(2021) 350 final.
(52)    COM(2020) 103 final.
(53)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(54)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(55)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(56)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(57)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(58)    Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43).
(59)    Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking) (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).
(60)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(61)    Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).
(62)    Richtlijn 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).
(63)    PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(64)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(65)    Zie ook het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een hoog niveau van interoperabiliteit van de overheidssector in de Unie (verordening Interoperabel Europa) (COM(2022) 720 final) en de Mededeling betreffende een versterkt beleid inzake de interoperabiliteit van de overheidssector – Overheidsdiensten koppelen, overheidsbeleid steunen en algemeen nut bieden op weg naar een “Interoperabel Europa” (COM(2022) 710 final)
(66)    PB …
(67)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(68)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(69)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(70)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(71)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(72)    Vanaf 2028 zal ook IT-ontwikkeling nodig zijn om het evolutieve onderhoud te voltooien, gevolgd door instandhoudingsonderhoud
(73)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(74)    Vanaf 2028 zal ook IT-ontwikkeling nodig zijn om het evolutieve onderhoud te voltooien, gevolgd door instandhoudingsonderhoud
(75)    Vanaf 2028 zal ook IT-ontwikkeling nodig zijn om het evolutieve onderhoud te voltooien, gevolgd door instandhoudingsonderhoud
(76)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(77)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(78)    Vanaf 2028 zal ook personeel nodig zijn voor het business- en projectmanagement van het systeem.
(79)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(80)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(81)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.

Brussel, 29.3.2023

COM(2023) 177 final

BIJLAGE

bij het voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van de Richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 wat betreft de verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht

{SEC(2023) 377 final} - {SWD(2023) 177 final} - {SWD(2023) 178 final} - {SWD(2023) 179 final}


BIJLAGE

BIJLAGE IIB

VENNOOTSCHAPSVORMEN BEDOELD IN DE ARTIKELEN 7, 10, 13, 13 septies, 13 octies, 13 undecies, 14 bis, 15, 16, 16 ter, 16 quater, 18, 19 bis, 26 en 28 bis

België:

société en nom collectif/ vennootschap onder firma,

société en commandite/ commanditaire vennootschap;

Bulgarije:

cъбирателно дружество, kомандитно дружество;

Tsjechië:

veřejná obchodní společnost, komanditní společnost;

Denemarken:

interessentskab, kommanditselskab;

Duitsland:

offene Handelsgesellschaft, kommanditgesellschaft;

Estland:

täisühing, usaldusühing;

Ierland:

comhpháirtíochtaí teoranta;

Griekenland:

oμόρρυθμη εταιρεία, ετερόρρυθμη εταιρεία;

Spanje:

sociedad colectiva, sociedad comanditaria simple;

Frankrijk:

société en nom collectif, société en commandite simple;

Kroatië:

javno trgovačko društvo, komanditno društvo;

Italië:

società in nome collettivo, società in accomandita semplice;

Cyprus:

oμόρρυθμος ευνεταιρισμός, ετερόρρυθμος ευνεταιρισμός;

Letland:

pilnsabiedrība, komanditsabiedrība;

Litouwen:

tikroji ūkinė bendrija, komanditinė ūkinė bendrija;

Luxemburg:

société en nom collectif, société en commandite simple;

Hongarije:

közkereseti társaság, betéti társaság;

Malta:

soċjetà f’isem kollettiv/partnership en nom collectif,

soċjetà in akkomandita/partnership en commandite;

Nederland:

vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap;

Oostenrijk:

offene gesellschaft, kommanditgesellschaft;

Polen:

spółka jawna, spółka komandytowa;

Portugal:

sociedade em nome coletivo, sociedade em comandita simples;

Roemenië:

societatea în nume colectiv, societatea în comandită simplă;

Slovenië:

družba z neomejeno odgovornostjo, komanditna družba;

Slowakije:

verejná obchodná spoločnosť, komanditná spoločnosť;

Finland:

avoin yhtiö, kommandiittiyhtiö;

Zweden:

handelsbolag, enkelt bolag.