Brussel, 19.7.2022

COM(2022) 349 final

2022/0219(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De geopolitieke context van de Unie, die al jarenlang wordt gekenmerkt door een instabiele situatie in de naburige regio’s van Europa en door een complexe en uitdagende omgeving, is ingrijpend veranderd in het licht van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne. De terugkeer van territoriale conflicten en intensieve oorlogvoering op Europees grondgebied vereist dat de lidstaten hun defensieplannen en -capaciteiten heroverwegen.

De staatshoofden en regeringsleiders van de EU hebben zich er op 11 maart 2022 in Versailles toe verbonden de Europese defensievermogens te versterken in het licht van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. In de verklaring van Versailles staat met name dat de lidstaten de defensie-uitgaven moeten verhogen; door middel van gezamenlijke projecten intensiever moeten samenwerken; tekorten moeten dichten en doelstellingen inzake vermogens moeten halen; innovatie moeten stimuleren, onder meer door civiel/militaire synergieën; en de defensie-industrie van de EU, met inbegrip van kmo’s, moeten versterken en ontwikkelen. Daarnaast heeft de Raad de Commissie verzocht om “in coördinatie met het Europese Defensieagentschap, uiterlijk medio mei met een analyse te komen van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en alle verdere initiatieven voor te stellen die nodig zijn om de Europese industriële en technologische defensiebasis te verstevigen”.

In antwoord op dit verzoek hebben de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling gepresenteerd over de analyse van de investeringskloof op defensiegebied en de te volgen koers (de “gezamenlijke mededeling”). In die mededeling werden drie belangrijke soorten lacunes toegelicht: een financiële kloof, een industriële kloof en een capaciteitstekort. In de gezamenlijke mededeling wordt opgemerkt dat de recente begrotingsverhogingen van de lidstaten plaatsvinden na jaren van aanzienlijke bezuinigingen en ernstige onderinvesteringen. Dergelijke onderinvesteringen in defensie-uitgaven hebben geleid tot industriële en vermogenstekorten in de EU en tot de huidige lage voorraden defensiematerieel. De overdracht van defensiematerieel aan Oekraïne, in combinatie met een op vredestijd toegesneden voorraad, heeft geleid tot het ontstaan van dringende en kritieke lacunes op het gebied van militaire uitrusting.

In de gezamenlijke mededeling wordt eraan herinnerd dat de lidstaten dringend de paraatheid op defensiegebied moeten herstellen in het licht van de veiligheidssituatie en de overdrachten aan Oekraïne. Het aanvullen van de materieelvoorraden zou hen met name ook in staat stellen verdere bijstand aan Oekraïne te verlenen.

In de gezamenlijke mededeling wordt aangegeven dat, aangezien de lidstaten hun voorraden zullen aanvullen en de hoeveelheid defensiematerieel zullen verhogen, zij de gelegenheid moeten aangrijpen om dit op een gezamenlijke manier te doen. Dit zou meer waar voor zijn geld opleveren, de interoperabiliteit verbeteren en voorkomen dat de meest blootgestelde EU-lidstaten worden geconfronteerd met een onmogelijkheid om te krijgen wat zij nodig hebben, vanwege tegenstrijdige eisen aan de defensie-industrie, die niet op korte termijn kan inspelen op een dergelijke sterke vraag.

Zonder coördinatie en samenwerking dreigen meer investeringen van de lidstaten in defensie de versnippering van de Europese defensiesector te verdiepen, het potentieel voor samenwerking gedurende de gehele levenscyclus van de uitrusting te beperken, de externe afhankelijkheid te versterken en de interoperabiliteit te belemmeren. Keuzes met betrekking tot kortetermijnovernames zullen op langere termijn gevolgen hebben voor de marktsterkte van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) en voor de kansen voor de komende decennia.

Gezien de noodzaak om de lidstaten tijdig en doelgericht te ondersteunen bij het versterken van hun defensievermogens in deze noodsituatie, heeft de Europese Commissie voorgesteld gemeenschappelijke aanbestedingen via de EU-begroting te stimuleren door middel van een specifiek kortetermijninstrument tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (het “instrument”).

De financiële steun van de EU die via het instrument wordt verleend, moet de coöperatieve procedure voor overheidsopdrachten op defensiegebied van de lidstaten stimuleren en ten goede komen aan de EDTIB, en tegelijkertijd waarborgen dat de strijdkrachten van de EU-lidstaten in staat zijn op te treden, dat de energievoorziening veilig wordt gesteld en dat de interoperabiliteit wordt vergroot.

Een dergelijk instrument moet worden opgezet om de lidstaten die bereid zijn gemeenschappelijke aanbestedingen te volgen, ertoe aan te zetten deze leemten op te vullen. Het instrument moet een specifiek instrument zijn om de negatieve gevolgen en consequenties van de oorlog in Oekraïne in de Unie aan te pakken.

Het instrument volgt op de oprichting van een gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied ter ondersteuning van de coördinatie van hun behoeften op zeer korte termijn op het gebied van aanbestedingen om de nieuwe veiligheidssituatie het hoofd te bieden. Na de invoering van het instrument zal de Commissie een voorstel doen voor een verordening betreffende het Europees defensieinvesteringsprogramma (EDIP). De EDIP-verordening kan de spil vormen voor toekomstige gezamenlijke ontwikkelings- en aanbestedingsprojecten die van groot gemeenschappelijk belang zijn voor de veiligheid van de lidstaten en de Unie, en, in het verlengde van de logica van het instrument voor de korte termijn, voor de eventueel daarmee samenhangende financiële bijdragen van de Unie ter versterking van de Europese industriële defensiebasis, met name waar het projecten betreft die niet door één lidstaat alleen kunnen worden ontwikkeld of aanbesteed.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het instrument is in overeenstemming met het Europees Defensiefonds. Het vormt een aanvulling daarop en berust op dezelfde rechtsgrondslag. Terwijl het EDF de samenwerking van juridische entiteiten op het gebied van defensieonderzoeks- en ontwikkelingsprojecten stimuleert, zal het instrument de samenwerking op het gebied van gemeenschappelijke defensieaanbestedingen ondersteunen. Het instrument sluit ook aan bij de aanpak van het Europees Defensiefonds wanneer het gaat om het verbieden van steun voor goederen of diensten die door het toepasselijke internationale recht verboden zijn, of voor dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle over selectie- en inzetbeslissingen bij aanvallen op mensen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het instrument zal bestaande samenwerkingsinitiatieven op defensiegebied van de EU, zoals de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), aanvullen en synergieën genereren met de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie en andere EU-programma’s, zoals het Europees Defensiefonds.

Het instrument zal ook worden uitgevoerd in volledige overeenstemming met het vermogensontwikkelingsplan van de EU (CDP) waarin de prioriteiten op het gebied van defensievermogens op EU-niveau zijn vastgesteld, alsook met de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie van de EU inzake defensie (CARD), waarin onder meer nieuwe mogelijkheden voor defensiesamenwerking worden geïdentificeerd. In deze context kan ook rekening worden gehouden met relevante activiteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere partners, op voorwaarde dat zij de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen en geen lidstaat van deelname uitsluiten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is erop gericht het concurrentievermogen van de EDTIB te bevorderen door de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gemeenschappelijke overheidsopdrachten op defensiegebied te ondersteunen, en is gebaseerd op artikel 173 VWEU (ondersteuning van het concurrentievermogen van de Europese industrie).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Hoewel samenwerking verschillende duidelijke voordelen biedt (toegenomen interoperabiliteit, lagere eenheids- en onderhoudskosten), blijven de EU-lidstaten defensiesystemen grotendeels op nationale wijze aankopen.

Dit kan worden verklaard door verschillende factoren:

grotere complexiteit en administratieve lasten van de samenwerking;

verschillende nationale voorschriften;

verschillende aanbestedingskalenders en een gebrek aan begrotingssynchronisatie;

overwegingen in verband met de beveiliging van informatie;

overwegingen in verband met het industriebeleid op het gebied van de nationale defensie;

gebrek aan nationale deskundigheid op het gebied van aanbestedingsbureaus.

Volgens de defensiegegevens van het EDA voor 2020 hebben de EU-lidstaten slechts 4,1 miljard EUR geïnvesteerd in de gezamenlijke aankoop van defensiematerieel (11 % van hun totale uitgaven), een daling van 13 % ten opzichte van 2019.

Dit ligt ver onder de benchmark van 35 % waartoe de lidstaten zich hebben verbonden. Versnippering van de vraagzijde van de defensiemarkt leidt tot een reeks problemen en inefficiënties, ook aan de aanbodzijde, terwijl de onderhoudskosten van een groot aantal verschillende systemen stijgen.

Als deze huidige trend niet wordt aangepakt, zal deze het concurrentievermogen van de EDTIB aanzienlijk blijven ondermijnen en de marktvooruitzichten de komende tien jaar kunnen aantasten.

Tegelijkertijd zien de lidstaten in de huidige context van de defensiemarkt, die wordt gekenmerkt door een toegenomen veiligheidsdreiging en een realistisch vooruitzicht op een zeer intensief conflict, hun defensiebegrotingen snel verhogen en streven naar soortgelijke aankopen van materieel. Dit leidt tot een grotere vraag dan de EDTIB-productiecapaciteit, die momenteel is afgestemd op vredestijd.

Bijgevolg kan een sterke prijsinflatie worden verwacht, evenals langere vertragingen in de leveringstermijn, die de veiligheid van de EU-burgers kunnen schaden. De defensie-industrie moet zorgen voor de productiecapaciteit die nodig is om orders te verwerken, alsook voor kritieke grondstoffen en subcomponenten. In dit verband kunnen defensiefabrikanten grote orders bevoorrechten, waardoor de meest kwetsbare landen mogelijk aan het licht komen, zonder de kritieke omvang en financiële middelen om grote bestellingen te waarborgen.

Gefragmenteerde orders die door de lidstaten afzonderlijk worden geplaatst, zouden leiden tot beperktere marktvooruitzichten voor defensiebedrijven en zouden noodzakelijkerwijs leiden tot een grotere versnippering van het aanbod, waardoor de economische efficiëntie van de sector aanzienlijk zou worden geschaad en het concurrentievermogen van de EDTIB zou verslechteren.

Het stimuleren van gezamenlijke aanbestedingen is daarom noodzakelijk en zou het voordeel bieden dat, hoewel de defensie-industrie zich sneller kan aanpassen aan de huidige structurele veranderingen van de markt, de nationale strijdkrachten betere voorwaarden en uitvoeringstermijnen zouden krijgen door in de aankoopfase samen te werken. Bovendien zou samenwerking op het gebied van aankopen leiden tot lagere kosten voor de exploitatie, het onderhoud en het uit de handel nemen van de systemen (deze kosten worden geraamd op 55 % van de totale kosten van een uitrusting).

De huidige situatie vereist dan ook een beleidsinterventie op EU-niveau om het niveau van samenwerking te verbeteren door financiële samenwerking tussen de lidstaten bij het plaatsen van overheidsopdrachten op defensiegebied te stimuleren. Een dergelijke interventie is bevorderlijk voor de veiligheid van de EU-burgers en voor de EDTIB.

Evenredigheid

De voorgestelde beleidsaanpak staat in verhouding tot de omvang en de ernst van de geconstateerde problemen, d.w.z. de noodzaak om de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te versnellen en een gunstig klimaat voor samenwerking tussen ondernemingen binnen een systeem van open en concurrerende markten te bevorderen door samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten te stimuleren. Het eerbiedigt de grenzen van mogelijke Uniemaatregelen uit hoofde van de Verdragen.

Het initiatief is beperkt tot de doelen die de lidstaten niet op bevredigende wijze alleen kunnen bereiken en waarvoor de Unie naar verwachting betere resultaten kan behalen.

Keuze van het instrument

De Commissie stelt voor om het instrument op te richten middels een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument aangezien alleen een verordening, met rechtstreeks toepasselijke juridische bepalingen, de nodige mate van uniformiteit kan bieden voor het oprichten en functioneren van een instrument van de Unie dat is gericht op het bevorderen van de versterking van een industriële sector in heel Europa.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Er bestaat geen eerdere wetgeving die betrekking heeft op of verband houdt met deze specifieke actie. Tot op heden waren er geen andere wetgevingsinitiatieven van de Unie op het gebied van defensie die tot doel hadden het concurrentievermogen van de EDTIB te versterken, met name door de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen, met inbegrip van de uitbreiding van haar productiecapaciteit, op een gezamenlijke manier te versnellen. Er waren ook geen andere wetgevingsinitiatieven van de Unie op het gebied van defensie die tot doel hadden de samenwerking tussen de deelnemende lidstaten bij het plaatsen van overheidsopdrachten op defensiegebied te bevorderen. Er is derhalve geen eerdere evaluatie of controle van de resultaatgerichtheid van bestaande wetgeving die voor dit wetgevingsinitiatief is verricht.

Effectbeoordeling

In de conclusies van de Europese Raad van 30-31 mei 2022 werd de Raad verzocht het kortetermijninstrument met spoed te bespreken. Daarom dient de Commissie het voorstel in voor een verordening tot vaststelling van het instrument zonder effectbeoordeling, zodat de medewetgevers het zo spoedig mogelijk kunnen ontvangen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het instrument zal naar verwachting niet leiden tot een toename van de administratieve lasten.

De voorgestelde op prestaties gebaseerde aanpak, waarbij wordt uitgegaan van conditionaliteit en uitbetalingen dus afhangen van het bereiken van mijlpalen en streefdoelen door het consortium, is ook een element van vereenvoudiging bij de uitvoering van het instrument.

Grondrechten

Het vergroten van de veiligheid van EU-burgers kan bijdragen tot de bescherming van hun grondrechten.

Daarnaast komen acties voor gemeenschappelijke defensieaankopen van goederen of diensten die krachtens het toepasselijke internationale recht verboden zijn, niet in aanmerking voor steun uit het instrument.

Bovendien komen acties met het oog op de gemeenschappelijke aanschaf van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle over selectie- en inzetbeslissingen bij aanvallen op mensen niet in aanmerking voor steun uit het instrument.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode van XX 2022 tot en met 31 december 2024 bedragen 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

De gevolgen voor de periode van het meerjarig financieel kader met betrekking tot de vereiste begroting en de vereiste personele middelen zijn nader uitgewerkt in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De Commissie moet haar acties regelmatig monitoren, de geboekte vooruitgang bij het behalen van de verwachte resultaten evalueren en synergieën met andere complementaire programma’s van de Unie onderzoeken. De Commissie moet een evaluatieverslag over het instrument opstellen en dat verslag doen toekomen aan het Europees Parlement en de Raad. In dit verslag zal met name de vooruitgang worden beoordeeld die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het voorstel.

2022/0219 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De staatshoofden en regeringsleiders van de EU hebben zich er op 11 maart in Versailles toe verbonden de Europese defensievermogens te versterken in het licht van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. Zij kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen voor defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de EU te versterken en te ontwikkelen.

(2)De ongerechtvaardigde invasie van Oekraïne door de Russische Federatie op 24 februari 2022 en het aanhoudende gewapende conflict in Oekraïne hebben duidelijk gemaakt dat het van cruciaal belang is nu iets te doen aan de bestaande tekortkomingen. Dit heeft geleid tot de terugkeer van zware oorlogvoering en territoriale conflicten in Europa, waardoor de capaciteit van de lidstaten om de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name die welke zijn verergerd door de overdracht van defensieproducten aan Oekraïne, aanzienlijk moet worden vergroot.

(3)De Commissie en de hoge vertegenwoordiger hebben op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling gepresenteerd inzake de analyse van de investeringskloof op defensiegebied en de te nemen volgende stappen (“The Defence Investment Gaps Analysis and Way Forward”). In de mededeling werd gewezen op het bestaan, binnen de EU, van financiële, industriële en vermogenstekorten op defensiegebied.

(4)Een specifiek kortetermijninstrument, ontworpen in een geest van solidariteit, werd genoemd als een instrument om de lidstaten op vrijwillige basis aan te sporen tot gemeenschappelijke aanbestedingen om de meest dringende en kritieke leemten, met name die welke zijn ontstaan door de reactie op de huidige Russische agressie, op een gezamenlijke manier op te vullen.

(5)Een dergelijk nieuw instrument zal bijdragen tot de versterking van de gemeenschappelijke defensieaanbestedingen en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot de versterking van de industriële defensievermogens van de EU.

(6)Het versterken van de Europese industriële en technologische defensiebasis moet daarom centraal staan in deze inspanningen. Er bestaan inderdaad nog steeds problemen en lacunes en de industriële basis van de Europese defensie blijft zeer gefragmenteerd, zonder voldoende gezamenlijke actie en interoperabiliteit van producten.

(7)In de huidige context van de defensiemarkt, die wordt gekenmerkt door een toenemende bedreiging voor de veiligheid en het realistische perspectief van een conflict met een hoge intensiteit, verhogen de lidstaten hun defensiebegrotingen snel en streven zij naar soortgelijke aankopen. Dit resulteert in een vraag die groter is dan de productiecapaciteit op het gebied van de Europese industriële en technologische defensiebasis, die momenteel is afgestemd op vredestijd.

(8)Als gevolg daarvan kan een sterke prijsinflatie worden verwacht, evenals langere vertragingen in de leveringstermijn, wat de veiligheid van de Unie en haar lidstaten kan schaden. De defensie-industrie moet zorgen voor de productiecapaciteit die nodig is om orders te verwerken, alsook voor kritieke grondstoffen en subcomponenten. In dit verband kunnen producenten grote orders bevoorrechten, waardoor de meest kwetsbare landen mogelijk in de problemen komen, aangezien zij niet over de kritieke omvang en financiële middelen beschikken om grote bestellingen veilig te stellen.

(9)Voorts moeten inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de toegenomen uitgaven leiden tot een veel sterkere Europese technologische en industriële defensiebasis. Zonder coördinatie en samenwerking zullen de toegenomen nationale investeringen de versnippering van de Europese defensie-industrie waarschijnlijk verergeren.

(10)In het licht van bovenstaande uitdagingen en de daarmee gepaard gaande structurele veranderingen in de defensie-industrie van de EU lijkt het noodzakelijk de aanpassing van de Europese technologische en industriële defensiebasis te versnellen, het concurrentievermogen en de efficiëntie ervan te vergroten en aldus bij te dragen tot de versterking en hervorming van de industriële defensievermogens van de lidstaten. Het aanpakken van industriële tekorten moet onder meer inhouden dat de dringendste leemten snel worden aangepakt.

(11)Gemeenschappelijke investeringen en overheidsopdrachten op defensiegebied moeten met name worden gestimuleerd, aangezien dergelijke samenwerkingsacties ervoor zouden zorgen dat de noodzakelijke veranderingen in de industriële basis van de EU op een gezamenlijke manier plaatsvinden, waarbij verdere versnippering van de industrie wordt voorkomen.

(12)Daartoe moet een kortetermijninstrument voor de intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten in de fase van overheidsopdrachten op defensiegebied (het “instrument”) worden ingesteld. Het zal de lidstaten stimuleren gezamenlijke acties te ondernemen, en met name, wanneer zij aankopen doen om deze leemten op te vullen, dit gezamenlijk te doen, door het niveau van interoperabiliteit te verhogen en hun industriële defensievermogens te versterken en te hervormen.

(13)Het kortetermijninstrument moet de complexiteit en de risico’s van dergelijke gezamenlijke acties compenseren en tegelijkertijd schaalvoordelen mogelijk maken bij de door de lidstaten ondernomen acties om de Europese technologische en industriële basis te versterken en te moderniseren, waardoor de veerkracht van de capaciteit en de voorzieningszekerheid van de Unie worden vergroot. Het stimuleren van gemeenschappelijke aanbestedingen zou ook leiden tot lagere kosten in termen van exploitatie, onderhoud en intrekking van de systemen.

(14)Dit instrument zal voortbouwen op en rekening houden met de werkzaamheden van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied die door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/hoofd van het agentschap is opgericht, in overeenstemming met de gezamenlijke mededeling “Defence Investment Gaps Analysis and Way Forward”, om de behoeften op het gebied van overheidsopdrachten op het gebied van defensie op zeer korte termijn te coördineren en samen te werken met de lidstaten en EU-defensiefabrikanten om gezamenlijke aanbestedingen voor het aanvullen van voorraden te ondersteunen, met name in het licht van de aan Oekraïne verleende steun.

(15)Het instrument is in overeenstemming met bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op het gebied van defensie, zoals in het kader van het Europees Defensiefonds en de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO), en creëert synergieën met andere EU-programma’s. Het instrument is volledig in overeenstemming met de ambitie van het strategisch kompas.

(16)Aangezien het instrument tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te vergroten, moeten gemeenschappelijke overheidsopdrachten, om van het instrument te kunnen profiteren, worden geplaatst bij juridische entiteiten die in de Unie of in geassocieerde landen zijn gevestigd en niet onder zeggenschap staan van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Daarnaast moeten de infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractanten en subcontractanten die voor de gemeenschappelijke aanbesteding worden gebruikt, zich op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd derde land bevinden, teneinde de bescherming van de essentiële veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten veilig te stellen.

(17)In bepaalde omstandigheden moet kunnen worden afgeweken van het beginsel dat contractanten en subcontractanten die bij een door het instrument gesteunde gemeenschappelijke aanbesteding betrokken zijn niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan. In dat verband kan een in de Unie of in een geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, als contractant en subcontractant betrokken zijn bij de gemeenschappelijke aanbesteding indien aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), is voldaan, onder meer wat betreft de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis.

(18)De gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures en -contracten omvatten bovendien ook de eis dat het defensieproduct niet mag worden onderworpen aan de zeggenschap van of een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

(19)Subsidies in het kader van het instrument kunnen de vorm aannemen van financiering die niet gekoppeld is aan kosten op basis van het behalen van resultaten op basis van werkpakketten, mijlpalen of streefdoelen van het gemeenschappelijke aanbestedingsproces, teneinde het nodige stimulerende effect te creëren.

(20)Wanneer de subsidie van de Unie wordt verleend in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, moet de Commissie in het werkprogramma de financieringsvoorwaarden voor elke actie vaststellen, met name a) een beschrijving van de actie die gepaard gaat met samenwerking op het gebied van gemeenschappelijke aanbestedingen om tegemoet te komen aan de meest dringende en kritieke capaciteitsbehoeften, b) de mijlpalen voor de uitvoering van de actie, c) de verwachte ruwe orde van grootte van de gemeenschappelijke aanbesteding en d) de maximale beschikbare bijdrage van de Unie.

(21)Om het stimulerende effect te genereren, kan het niveau van de bijdrage van de Unie worden gedifferentieerd op basis van factoren zoals a) de complexiteit van de gemeenschappelijke aanbesteding, waarvoor een deel van de verwachte omvang van het aanbestedingscontract, op basis van bij gelijkaardige acties opgedane ervaring, als eerste maatstaf kan dienen, b) de kenmerken van de samenwerking, zoals gezamenlijk gebruik, het aanleggen van voorraden, eigendom of onderhoud, die waarschijnlijk zullen leiden tot sterkere interoperabiliteitsresultaten en investeringssignalen op lange termijn naar het bedrijfsleven, en c) het aantal deelnemende lidstaten of geassocieerde landen of de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen in bestaande samenwerkingsverbanden.

(22)De lidstaten moeten een aanbestedingsagent aanwijzen om namens hen een gemeenschappelijke aanbesteding uit te voeren. De inkoopagent moet een aanbestedende dienst zijn die is gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd derde land, met inbegrip van organen van de Unie of internationale organisaties, zoals de Organisation conjointe de coopération en matière d'armement (OCCAR).

(23)Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van het Financieel Reglement is ook een reeds begonnen actie subsidiabel mits de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was de actie reeds vóór ondertekening van de subsidieovereenkomst aan te vangen. De financiële bijdrage mag echter geen betrekking hebben op een periode die voorafgaat aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om te voorkomen dat de steun van de Unie onderbroken wordt en de belangen van de Unie zouden kunnen worden geschaad, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit te voorzien in financiële bijdragen voor acties die een periode vanaf 24 februari 2022 bestrijken, zelfs indien deze vóór de indiening van de subsidieaanvraag van start zijn gegaan.

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het "Financieel Reglement") is op dit programma van toepassing. Het bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies.

(25)In deze verordening worden voor het fonds de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen 2 (het “Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020”).

(26)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 4 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 5 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 6 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad kan het Europees Openbaar Ministerie overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 7 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(27)Volgens artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 8 komen in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het instrument en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(28)Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Onderwerp

Bij deze verordening wordt de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (het “instrument”) vastgesteld.

Artikel 2
Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)“gemeenschappelijke aanbesteding”: een gezamenlijke aanbesteding die door ten minste drie lidstaten gezamenlijk wordt uitgevoerd;

2)“zeggenschap door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: het vermogen om direct of indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten een beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit;

3)“uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de bestuursvoorzitter rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;

4)“entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of, indien het gaat om een juridische entiteit die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt;

5)“aanbestedingsagent”: een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde aanbestedende dienst die door ten minste drie lidstaten is aangewezen om namens hen een gemeenschappelijke aanbesteding uit te voeren, met inbegrip van organen van de Unie of internationale organisaties;

6)“derde land”: een land dat geen lid van de Unie is.

Artikel 3
Doelstellingen

1.Het instrument heeft de volgende doelstellingen:

a)bevordering van het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) voor een veerkrachtigere Unie, met name door de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen, met inbegrip van de uitbreiding van haar productiecapaciteit, op een gezamenlijke manier te versnellen;

b)bevordering van de samenwerking tussen de deelnemende lidstaten op het gebied van overheidsopdrachten op defensiegebied, die bijdragen tot solidariteit, interoperabiliteit, het voorkomen van verdringingseffecten, het voorkomen van versnippering en het verhogen van de doeltreffendheid van overheidsuitgaven.

2.Bij het nastreven van de doelstellingen wordt de nadruk gelegd op het versterken en ontwikkelen van de industriële basis van de Unie op defensiegebied, zodat deze met name kan voorzien in de meest dringende en kritieke behoeften aan defensieproducten, met name die welke door de reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne aan het licht zijn gekomen of verergerd, rekening houdend met de werkzaamheden van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied.

Artikel 4
Begroting

1.De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode vanaf de inwerkingtreding van deze verordening tot en met 31 december 2024 bedragen 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

2.Het in lid 1 genoemde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het instrument, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.

3.De aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat naar het instrument worden overgeschreven onder de in de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen uiteengezette voorwaarden. De Commissie voert die middelen op directe wijze uit overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het “Financieel Reglement”). Deze middelen worden gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.

4.Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

Artikel 5
Met het instrument geassocieerde derde landen

Het instrument staat open voor deelname van lidstaten en leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (geassocieerde landen), overeenkomstig de voorwaarden van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 6
Uitvoering en vormen van EU-financiering

1.Het Instrument wordt ten uitvoer gelegd via direct beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.De EU-financiering stimuleert de samenwerking tussen de lidstaten om de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. Bij de vaststelling van de financiële bijdrage wordt rekening gehouden met het gezamenlijke karakter van de gemeenschappelijke aanbesteding, vermeerderd met een passend bedrag om het stimulerende effect te creëren dat nodig is om de samenwerking aan te moedigen.

3.Indien dit nodig is voor de uitvoering van een actie, kunnen de financiële bijdragen betrekking hebben op een periode die voorafgaat aan de datum van het verzoek om financiële bijdragen voor die actie, op voorwaarde dat met de actie niet is begonnen vóór 24 februari 2022.

4.In direct beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.

Artikel 7
Subsidiabele acties

1.Alleen acties die aan alle volgende criteria voldoen, komen in aanmerking voor financiering:

a)de acties omvatten samenwerking voor de gemeenschappelijke aanbesteding van de meest dringende en kritieke defensieproducten tussen in aanmerking komende entiteiten die de in artikel 3 bedoelde doelstellingen uitvoeren;

b)de acties omvatten nieuwe samenwerking of een uitbreiding van bestaande samenwerking naar nieuwe lidstaten of geassocieerde landen;

c)de acties worden uitgevoerd door een consortium van ten minste drie lidstaten;

d)de acties voldoen aan de aanvullende voorwaarden van artikel 8.

2.De volgende acties komen niet in aanmerking voor financiering:

a)acties voor gemeenschappelijke aanbestedingen van goederen of diensten die door het toepasselijke internationale recht verboden zijn;

b)acties voor de gemeenschappelijke aanschaf van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle op beslissingen over selectie en betrokkenheid bij aanvallen op mensen.

Artikel 8
Aanvullende financieringsvoorwaarden

1.De lidstaten of geassocieerde derde landen wijzen een aanbestedingsagent aan die namens hen optreedt met het oog op de gemeenschappelijke aanbesteding. Namens de deelnemende lidstaten voert de aanbestedingsagent de aanbestedingsprocedures uit en sluit zij de daaruit voortvloeiende overeenkomsten met de contractanten.

2.De in lid 1 bedoelde aanbestedingsprocedures zijn gebaseerd op een overeenkomst die door de deelnemende lidstaten met de aanbestedingsagent moet worden ondertekend onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in het in artikel 11 bedoelde werkprogramma.

3.Gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures en -contracten omvatten deelnamevereisten voor contractanten en subcontractanten die betrokken zijn bij de gemeenschappelijke aanbesteding als bedoeld in de leden 4 tot en met 10.

4.Contractanten en subcontractanten die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken zijn, zijn gevestigd en hebben hun uitvoerende bestuursstructuren in de Unie. Zij staan niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

5.In afwijking van lid 4 mag een in de Unie of in een geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, alleen als contractant en subcontractant deelnemen aan de gemeenschappelijke aanbesteding indien zij garanties biedt die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde derde land waarin de contractant is gevestigd.

6.De deelnemende lidstaten verschaffen de Commissie een kennisgeving van de aanbestedingsagent over de garanties die worden verstrekt door een bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractant of subcontractant die in de Unie of een geassocieerd derde land is gevestigd en onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. De garanties en de desbetreffende bepalingen in het aanbestedingscontract worden op verzoek ter beschikking van de Commissie gesteld. De garanties bieden garanties dat de betrokkenheid van de contractant of subcontractant die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken is, niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten zoals vastgesteld in het kader van het GBVB overeenkomstig titel V van het VEU, of met de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

7.De waarborgen moeten met name aantonen dat er voor de gemeenschappelijke aanbestedingen maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

a)de controle over de contractant of subcontractant die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken is, niet zodanig wordt uitgeoefend dat diens vermogen om de bestelling uit te voeren en resultaten te leveren wordt belemmerd of beperkt, en;

b)de toegang van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige informatie wordt verhinderd en de werknemers of andere personen die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken zijn, beschikken over een door een lidstaat afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.

8.De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractanten en subcontractanten die voor de gemeenschappelijke aanbesteding worden gebruikt, bevinden zich op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd derde land. Indien er in de Unie of in een geassocieerd derde land geen concurrerende alternatieven voorhanden zijn, mogen de bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractanten en subcontractanten hun activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen gebruiken die zich buiten het grondgebied van de lidstaten of van de geassocieerde derde landen bevinden of aldaar worden gehouden, mits dergelijk gebruik niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, strookt met de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

9.Gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures en contracten omvatten ook de eis dat het defensieproduct niet mag worden onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

10.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “subcontractanten die betrokken zijn bij de gemeenschappelijke aanbesteding” verstaan:

a)subcontractanten met een rechtstreekse contractuele relatie met een contractant;

b)andere subcontractanten waaraan ten minste 10 % van het aandeel van de werkzaamheden is toegewezen;

c)onderaannemers die voor de uitvoering van de gemeenschappelijke aanbesteding toegang tot gerubriceerde informatie kunnen vereisen.

Artikel 9
Subsidiabele entiteiten

Op voorwaarde dat zij voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria van artikel 197 van het Financieel Reglement, komen de volgende entiteiten in aanmerking voor financiering:

a)aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als omschreven in de Richtlijnen 2014/24/EU 9 en 2014/25/EU 10 van het Europees Parlement en de Raad;

b)overheidsinstanties van geassocieerde derde landen.

Artikel 10
Toekenningscriteria

De Commissie beoordeelt de ingediende voorstellen op basis van de volgende toekenningscriteria:

1.de bijdrage van de actie aan het versterken en ontwikkelen van de industriële defensiebasis van de Unie, zodat deze met name kan voorzien in de meest dringende en kritieke behoeften aan defensieproducten als bedoeld in artikel 3, onder meer met betrekking tot de aanbestedingsprocedure en de leveringstermijnen, het aanvullen van voorraden, beschikbaarheid en levering;

2.de bijdrage van de actie aan het concurrentievermogen en de aanpassing van de EDTIB, onder meer door de beoogde uitbreiding van de productiecapaciteit, de reservering van productiecapaciteit, de omscholing en bijscholing ervan, en de algehele modernisering;

3.de bijdrage van de actie aan de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten of geassocieerde landen en de interoperabiliteit van producten;

4.het aantal lidstaten of geassocieerde landen dat aan de gemeenschappelijke aanbesteding deelneemt;

5.de geraamde omvang van de gemeenschappelijke aanbesteding en elke verklaring van de deelnemers dat zij de aangekochte defensieproducten gezamenlijk zullen gebruiken, opslaan, bezitten of onderhouden;

6.katalysatoreffect van de financiële steun van de Unie door aan te tonen hoe de bijdrage van de Unie belemmeringen voor gemeenschappelijke aanbestedingen kan overwinnen;

7.kwaliteit en efficiëntie van de plannen voor de uitvoering van de actie.

Artikel 11
Werkprogramma

1.Het instrument wordt uitgevoerd door middel van een werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement.

2.De Commissie stelt het in lid 1 bedoelde werkprogramma door middel van een uitvoeringshandeling vast. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.Het werkprogramma bevat de minimale financiële omvang van de gezamenlijke aanbestedingsacties en bepaalt het indicatieve bedrag van de financiële steun voor acties die worden uitgevoerd door het minimumaantal lidstaten als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt c), alsook stimulansen voor aanbestedingen met een hogere waarde en de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen.

4.In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 3, lid 2, bedoelde behoeften.

Artikel 12
Toezicht en verslaglegging

1.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2024 een evaluatieverslag over het instrument op en dient dit in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag worden het effect en de doeltreffendheid van de in het kader van het instrument genomen maatregelen geëvalueerd.

2.In dat verslag wordt op basis van de raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden met name een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

Artikel 13
Informatie, communicatie en publiciteit

1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het Instrument alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het Instrument toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

Artikel 14
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen als waarnemer, teneinde zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 15
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De Voorzitter    De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen.

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Industriebeleid van de Unie op defensiegebied

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 11  

de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

Het instrument heeft de volgende doelstellingen:

Zie bijgevoegd voorstel voor een rechtshandeling.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

n.v.t.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Verwachte resultaten:

Het instrument zal bijdragen tot de versterking en ontwikkeling van de industriële basis van de defensie-industrie van de Unie om deze in staat te stellen de industriële lacunes ten aanzien van de meest dringende en kritieke defensieproducten aan te pakken, met name die welke zijn blootgelegd of verergerd door de reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne.

De financiële bijdrage van de EU moet bijdragen tot het ontsluiten van een aantal gemeenschappelijke aanbestedingsacties die anders niet zouden worden opgestart gezien de risico’s en complexiteit van gemeenschappelijke aanbestedingen op het gebied van defensie.

De toegenomen samenwerking zal naar verwachting meer waar voor zijn geld opleveren, de interoperabiliteit verbeteren en voorkomen dat de meest blootgestelde EU-lidstaten worden geconfronteerd met een onmogelijkheid om te krijgen wat zij nodig hebben vanwege tegenstrijdige eisen aan de defensie-industrie, die niet is toegesneden op een dergelijke sterke vraag.

Verwachte gevolgen:

Een bijdrage van de Unie van 500 miljoen EUR zou de lidstaten een passende stimulans bieden om hen ertoe aan te zetten gezamenlijk aankopen te doen. Gemeenschappelijke aanbestedingen in de EU moeten de norm worden in plaats van de uitzondering. Daarnaast zal het instrument een flexibele en concurrerende EDTIB bevorderen. Op langere termijn wordt verwacht dat extra investeringen in de EDTIB voordelen opleveren voor het scheppen van banen en vaardigheden en de voorzieningszekerheid verbeteren.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

Gezien de korte uitvoeringsperiode zullen de resultaten en gevolgen van het instrument worden beoordeeld tijdens de retrospectieve beoordeling aan het einde van de uitvoering van het programma.

De Commissie zal ervoor zorgen dat de nodige indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van het programma door de met de uitvoering belaste entiteit zullen worden vastgesteld. Dat zijn onder andere:

- aantal uitgevoerde gemeenschappelijke aanbestedingsacties,

- totale waarde van de uitgevoerde gemeenschappelijke aanbestedingsacties,

- aantal als consortiumleden betrokken lidstaten,

- het feit dat de lidstaten bestaande samenwerkingsverbanden hebben opengesteld voor nieuwe leden.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De verordening zal worden uitgevoerd door middel van direct beheer. De Commissie zal over de nodige deskundigen moeten beschikken om doeltreffend toezicht te kunnen houden op de uitvoering.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Hoewel samenwerking verschillende duidelijke voordelen biedt (toegenomen interoperabiliteit, lagere eenheids- en onderhoudskosten) blijven de EU-lidstaten defensiesystemen grotendeels op nationale wijze aankopen. Dit heeft geleid tot een sterk versnipperde markt met nationale industriële silo’s en een groot aantal soortgelijke defensiesystemen, die vaak onderling niet interoperabel zijn. Tegelijkertijd zien de lidstaten in de huidige context van de defensiemarkt, die wordt gekenmerkt door een toegenomen veiligheidsdreiging en een realistisch vooruitzicht op een zeer intensief conflict, hun defensiebegrotingen snel verhogen en streven naar soortgelijke aankopen van materieel. Dit leidt tot een grote vraag die de EDTIB-productiecapaciteit, die momenteel is afgestemd op vredestijd, overstijgt.

Bijgevolg kan een sterke prijsinflatie worden verwacht, evenals langere vertragingen in de leveringstermijn, die de veiligheid van de EU-burgers kunnen schaden. De defensie-industrie moet zorgen voor de productiecapaciteit die nodig is om orders te verwerken, alsook voor kritieke grondstoffen en subcomponenten. In dit verband kunnen defensiefabrikanten grote orders bevoorrechten, waardoor de meest kwetsbare landen mogelijk in de problemen komen, aangezien zij niet over de kritieke omvang en financiële middelen beschikken om grote bestellingen veilig te stellen. Het stimuleren van gezamenlijke aanbestedingen is daarom noodzakelijk en zou het voordeel bieden dat, hoewel de defensie-industrie zich sneller kan aanpassen aan de huidige structurele veranderingen van de markt, de nationale strijdkrachten betere voorwaarden en uitvoeringstermijnen zouden krijgen door in de aankoopfase samen te werken. Bovendien zou samenwerking op het gebied van aankopen leiden tot lagere kosten voor de exploitatie, het onderhoud en het uit de handel nemen van de systemen (deze kosten worden geraamd op 55 % van de totale kosten van een uitrusting).

De huidige situatie vereist dan ook een beleidsinterventie op EU-niveau om het huidige niveau van samenwerking te verbeteren door financiële samenwerking tussen de lidstaten bij het plaatsen van overheidsopdrachten op defensiegebied te stimuleren. Een dergelijke interventie is bevorderlijk voor de veiligheid van de EU-burgers en voor de EDTIB.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

n.v.t.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het instrument vormt een aanvulling op bestaande EU-programma’s zoals het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en het Europees Defensiefonds, alsook op EU-defensie-initiatieven zoals de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO). Het zal ook synergieën genereren met de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie en andere EU-programma’s.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

n.v.t.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

beperkte geldigheidsduur 

   van kracht vanaf 2022 tot en met 31/12/2024 

   financiële gevolgen vanaf 2022 tot en met 2024 voor vastleggingskredieten en vanaf 2023 tot en met 2027 voor betalingskredieten. 

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Geplande beheersvorm(en) 12   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie; 

   door de uitvoerende agentschappen 

Gedeeld beheer met de lidstaten 

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Het Instrument wordt ten uitvoer gelegd via direct beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement. 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld de frequentie en de voorwaarden.

Overeenkomstig artikel 13 van het instrument stelt de Commissie uiterlijk op 31/12/2024 een evaluatieverslag over het instrument op en legt dit voor aan het Europees Parlement en de Raad. In het verslag worden het effect en de doeltreffendheid van de acties in het kader van het instrument geëvalueerd.

Daartoe zal de Commissie de nodige monitoringregelingen treffen om ervoor te zorgen dat de relevante gegevens op betrouwbare en vlotte wijze worden verzameld.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De Commissie zou de algemene verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het instrument. De Commissie is met name voornemens het instrument in direct beheer uit te voeren. Het gebruik van direct beheer verduidelijkt de verantwoordelijkheden (uitvoering door ordonnateurs), verkort de leveringsketen (verkorting van de subsidie- en betalingstermijn), voorkomt belangenconflicten en verlaagt de uitvoeringskosten (geen beheerskosten voor een met de uitvoering belaste entiteit). De Commissie moet de financieringsprioriteiten en -voorwaarden vaststellen door middel van één meerjarig werkprogramma. De vaststelling van prioriteiten moet worden ondersteund door de werkzaamheden van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied. Er moet een programmacomité van de lidstaten worden opgericht, waaraan het Europees Defensieagentschap wordt verzocht zijn standpunten en deskundigheid aan het comité mee te delen als waarnemer, en de Europese Dienst voor extern optreden moet worden uitgenodigd om het comité bij te staan. De Commissie stelt het meerjarige werkprogramma vast na advies van het comité in het kader van de onderzoeksprocedure.

De financiering in het kader van het instrument zal voornamelijk de vorm aannemen van subsidies. De financiële bijdrage wordt zo opgezet dat rekening wordt gehouden met het gezamenlijke karakter van de gemeenschappelijke aanbesteding, vermeerderd met een aanvullend bedrag om de samenwerking tussen de lidstaten bij de aanbesteding te stimuleren. De Commissie kan gebruikmaken van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, om de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen en de nadruk te leggen op de verwezenlijking van de gewenste doelstellingen, waardoor de doeltreffendheid en de efficiëntie van de steun van de Unie worden vergroot.

De betalingsvoorwaarden zullen vergelijkbaar blijven met die van het EDIDP en het EDF, d.w.z. drie betalingen voor elke subsidie (met inbegrip van ten minste één voorfinanciering). De betalingsprognose zal worden opgesteld op basis van het voorstel van de begunstigde, om de begunstigde in staat te stellen de aanbesteding doeltreffend te beheren en kasproblemen te voorkomen. De Commissie behoudt de autoriteit bij de goedkeuring van een betaling, met name het wettelijke recht om de betaling te verlagen indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden om de betaling vrij te geven (mijlpalen niet gehaald, prestaties niet tijdig geleverd).

De controlestrategie die in de subsidieovereenkomst zal worden vastgesteld, zal worden opgebouwd rond de bescheiden ervaring die is opgedaan met het EDF en de daaraan voorafgaande programma’s, EDIDP en PADR, waarbij subsidies met vereenvoudigde kostenopties (forfaitaire bijdragen) zijn gebruikt. De Commissie is met name voornemens gebruik te maken van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, waarbij het subsidiebedrag vooraf wordt vastgesteld op basis van de vervulling van bepaalde voorwaarden (waaronder subsidiabiliteit van kosten) en wordt uitbetaald op basis van prestaties (verslagen) die aantonen dat aan de in de subsidieovereenkomst (technische bijlagen) vastgestelde verwachte resultaten is voldaan.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Het instrument is bedoeld om de samenwerking bij de aankoop van de meest dringende en kritieke defensieproducten te ondersteunen. De belangrijkste vastgestelde risico’s zijn: risico in verband met het tijdschema: tijdschema, vertragingen bij de uitvoering; bestuursrisico: gebrek aan samenwerking tussen de lidstaten en/of de nationale industrie, wat leidt tot vertragingen door inefficiënte uitvoering, financieel risico: kostenbeheer, lage absorptie (vertragingen) enz.; technische risico’s: moeilijkheden bij specifieke ontwikkeling; technische problemen; laag prestatieniveau. Daarom zou de Commissie het instrument in direct beheer uitvoeren op basis van de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van het Europees Defensiefonds, slechts één meerjarig werkprogramma opstellen en goedkeuren, de subsidietermijn verkorten en financiering toepassen die geen verband houdt met kosten.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

De begroting van het fonds wordt in direct beheer uitgevoerd. Op basis van de ervaring van de Commissie met het beheer van subsidies worden de totale controlekosten van het instrument door de Commissie geraamd op minder dan 1 % van de kosten van de desbetreffende beheerde financiering.

Wat het verwachte foutenpercentage betreft, wordt beoogd die onder de drempel van 2 % te houden. De Commissie is van mening dat de uitvoering van het fonds in direct beheer, met degelijk opgeleide (ervaren personeel, mogelijk gerecruteerd bij de ministeries van defensie van de lidstaten) en goed bemande teams die onder toezicht van gedelegeerde ordonnateurs staan, duidelijke regels toepassen en de op output gebaseerde instrumenten passend gebruiken (en de financiering dus niet linken aan de kosten), het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel van 2 % zal houden. 

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is bevoegd om onderzoek uit te voeren met betrekking tot de werkzaamheden die in het kader van dit initiatief worden ondersteund. De uit deze verordening voortvloeiende overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten met internationale organisaties, voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie, of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger, en in audits door de Europese Rekenkamer, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) of OLAF, indien nodig ter plaatse. Functionarissen van de Commissie die over de vereiste veiligheidsmachtiging beschikken, kunnen ook bezoeken ter plaatse uitvoeren.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen (zie tabel in punt 3.2)

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK 13 .

van EVA-landen 14

van kandidaat-lidstaten 15

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

GK/NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgave

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

5

13.0106

NGK

JA

NEE

NEE

NEE

5

13.06

GK

JA

NEE

NEE

NEE

3.2.Financieringsbronnen voor het initiatief

3.2.1.Financieringsbron van de kredieten in het kader van het voorstel

Bijdrage uit marges en speciale instrumenten van het MFK

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

Marges van post 5

83 700

44 900

32 100

1

160 700

Speciale instrumenten van het MFK

111 400

227 900

339 300

Totaal

83 700

156 300

260 000

500 000

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig 

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt toegelicht:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het
meerjarig

financieel kader
 

05

Veiligheid en defensie — Cluster 13 Defensie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

13.0601 beleidskredieten STI-defensieproducten

Vastleggingen

(1)

83 700

156 300

260 000

500 000

Betalingen

(2)

72 000

174 000

104 000

72 000

78 000

500 000

13.016 — ondersteunende uitgaven

Vastleggingen = betalingen

(3)

p.m.

p.m.

0

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma in rubriek 5

Vastleggingen

=1+3

83 700

156 300

260 000

500 000

Betalingen

=2+3

0

72 000

174 000

104 000

72 000

78 000

500 000



Rubriek van het
meerjarig

financieel kader
 

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

0,961

1,831

1,831

1,517

1,517

1,187

8,844

Andere administratieve uitgaven

0,047

0,279

0,279

0,067

0,057

0,057

0,786

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1 008

2 110

2 110

1 584

1 574

1 244

9 630

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor
alle RUBRIEKEN
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

84 708

158 410

262 110

1 584

1 574

1 244

509 630

Betalingen

1 008

74 110

176 110

105 584

73 574

79 244

0

509,630

 

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig 

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,961

1,831

1,831

1,517

1,517

1,187

8,844

Andere administratieve uitgaven

0,047

0,279

0,279

0,067

0,057

0,057

0,786

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

1,008

2,110

2,110

1,584

1,574

1,244

9,630

Buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven
(vroegere “BA”-onderdelen)

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

1,008

2,110

2,110

1,584

1,574

1,244

9,630

De benodigde administratieve kredieten zullen worden gefinancierd uit de kredieten die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de bestaande budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

 

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig. 

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) voor DG DEFIS

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

5

10

10

8

8

7

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) - AC. AL. END. INT en JED voor DG DEFIS

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

– zetel

2

3

3

3

3

1

– delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma 

– zetel

– delegaties

Onderzoek

Andere (specificeer)

TOTAAL

7

13

13

11

11

8

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

5 VTE (5 AD) zullen nodig zijn om het instrument in 2022 klaar te stomen en de eerste activiteiten op te starten, 10 VTE (7AD en 3 AST) om de activiteiten uit te voeren – en dit aantal is in 2027 terug te brengen tot 7 (5 AD en 2 AST) om ervoor te zorgen dat het werkprogramma wordt goedgekeurd; beheer van de evaluatie en de operationele, financiële en juridische monitoring van de uitvoering van de projecten.

Extern personeel

2 VTE om de activiteiten op te starten (2 GND), toenemend tot 3 (1 AC en 2 GND) en terug te brengen tot 1 in 2027 (1 AC) om de uitvoering van de projecten operationeel, financieel en juridisch te monitoren.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

   vereist een beroep op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Marge van rubriek 5. Zie details in punt 3.2.

   vereist een herziening van het MFK.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.6.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen 

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 16

Jaar 
N

Jaar 
N + 1

Jaar 
N + 2

Jaar 
N + 3

Geef zoveel jaren als nodig in om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[...]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

[...]

(1)    PB C  van , blz. .
(2)    PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28.
(3)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(4)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(5)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(6)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(7)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(8)    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) ( PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(9)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(10)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(11)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(12)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(13)    GK = gedifferentieerde kredieten / NGK = niet-gedifferentieerde kredieten.
(14)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(15)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(16)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten, suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.