EUROPESE COMMISSIE
Straatsburg, 15.2.2022
COM(2022) 57 final
2022/0039(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027
{SEC(2022) 77 final} - {SWD(2022) 30 final} - {SWD(2022) 31 final}
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De algemene doelstelling van dit voorstel is de totstandbrenging van een beveiligd satellietcommunicatiesysteem van de Unie (hierna “het programma” genoemd) waarmee de wereldwijde verlening van beveiligde, flexibele en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten aan overheidsinstanties van de Unie en de lidstaten wordt gewaarborgd.
Satellietcommunicatie biedt een volledige dekking en is complementair aan terrestrische netwerken (d.w.z. netwerken op de grond, in de vorm van kabelverbindingen zoals glasvezelbreedband of draadloze verbindingen). Satellietcommunicatie kan naadloze digitale communicatie mogelijk maken in gebieden waar er geen terrestrische netwerken aanwezig zijn (bv. op de oceaan, tijdens vluchten of in afgelegen gebieden of eilanden zonder mobiele of breedbandverbindingen), waar deze verwoest zijn (bv. door overstromingen of bosbranden), of waar de lokale netwerken onbetrouwbaar zijn (in crisissituaties, voor diplomatieke diensten in derde landen of voor vertrouwelijke overheidsactiviteiten).
Satellietcommunicatie voor de overheid (Governmental Satellite Communication, GOVSATCOM) is een strategisch middel waarvan de meeste lidstaten gebruikmaken en dat nauw samenhangt met nationale veiligheid. Overheidsgebruikers geven doorgaans de voorkeur aan overheids- of publiek-private oplossingen, of maken gebruik van specifieke geaccrediteerde particuliere aanbieders. Die oplossingen worden onder meer ingezet bij bewakingsoperaties, crisisbeheer, met inbegrip van civiele bescherming en humanitaire missies bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, en het aansluiten en beschermen van belangrijke infrastructuur.
Vanwege de omvang en complexiteit van de vereiste investeringen en de synergieën die een gemeenschappelijk vermogen met zich mee zou kunnen brengen, is GOVSATCOM al in 2013 aangewezen als een veelbelovend gebied voor initiatieven van de Unie waarmee concreet kan worden bijgedragen tot doelstellingen inzake een sterke, veilige en veerkrachtige Europese Unie. Het maakt nu integraal onderdeel uit van de ruimtevaartstrategie voor Europa, het Europees defensieactieplan, en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. De Raad heeft het idee van een infrastructuur van de Unie voor overheidssatellietcommunicatie in opeenvolgende conclusies gunstig ontvangen.
De vaststelling van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (hierna “de ruimtevaartverordening” genoemd) was een eerste stap om deze doelstelling inzake veerkracht te verwezenlijken door een specifiek GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma op te zetten. Het doel daarvan is het gebruik van de bestaande capaciteit van satellietcommunicatie voor overheidsgebruikers te optimaliseren door de beschikbare nationale en particuliere satellietcommunicatiemiddelen in de EU te bundelen en te delen. Vanwege de beperkte levensduur van een satelliet (ongeveer 15 jaar voor geostationaire satellieten) zal het komende decennium een deel van de infrastructuur die eigendom is van overheden en die zal worden gebundeld en gedeeld in het kader van GOVSATCOM, moeten worden aangevuld. Daarom is in Verordening (EU) 2021/696 rekening gehouden met de noodzaak om de ontwikkeling van de behoeften aan satellietcommunicatie te beoordelen. Als uit die beoordeling blijkt dat deze aanpak niet volstaat om aan de veranderende vraag te voldoen, moet het volgens de verordening “mogelijk zijn om een besluit te nemen om tot een tweede fase over te gaan en aanvullende, op maat gemaakte ruimtevaartinfrastructuur of -capaciteiten te ontwikkelen via een of meerdere publiek-private partnerschappen, bv. met satellietexploitanten in de Unie”.
In verschillende onderzoeken is deze ontwikkeling van de behoeften bevestigd: satellietcommunicatie werd van oudsher gebruikt voor spraakcommunicatie en gegevensoverdracht in afgelegen gebieden (bijvoorbeeld op zee), maar de aard van de usecases verandert snel, waardoor minder latentietijd en een wereldwijde dekking nodig zijn. Hoewel satellietcommunicatie voorheen vooral gebaseerd was op geosynchrone ruimtevaartuigen, zijn als gevolg van de technische vooruitgang communicatieconstellaties met een niet-geostationaire omloopbaan opgekomen, die bestaan uit satellieten met lage en met een middelhoge omloopbaan en prestaties leveren waarmee aan deze veranderende gebruikersbehoeften wordt voldaan.
Door de toenemende dreigingsniveaus van hybride en cyberdreigingen en het toenemende aantal natuurrampen hebben overheidsactoren steeds meer behoefte aan vergelijkbare oplossingen voor satellietcommunicatie die beter beveiligd, betrouwbaarder en beter beschikbaar zijn. De opkomst van kwantumcomputers vormt een extra dreiging. Doordat deze drastisch meer vermogens hebben, wordt verwacht dat kwantumcomputers momenteel versleutelde inhoud kunnen ontsleutelen. Met het initiatief voor een Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) wordt beoogd toekomstbestendige cryptografische systemen te ontwikkelen om communicatie met een ongekend beveiligingsniveau aan te bieden en toekomstige aanvallen met kwantumcomputers kunnen weerstaan. EuroQCI wordt momenteel gefinancierd via Horizon Europa, het programma Digitaal Europa en de digitale component van de Connecting Europe Facility. In het strategisch prognoseverslag van de Commissie worden digitale hyperconnectiviteit en technologische transformatie bovendien aangewezen als een van de belangrijkste megatrends voor de komende halve eeuw, gebaseerd op een ongekende vraag naar diensten, bijvoorbeeld in de data-economie en de financiële sector.
Door deze vooruitgang wordt wereldwijde connectiviteit voor satellietcommunicatie steeds meer als strategisch middel gezien. Daarom ontwikkelen overheden buiten de EU momenteel verschillende grootschalige projecten met uiteenlopende strategische connectiviteitsdoelen. Deze strategische infrastructuur die alle grote ruimtevaartmogendheden opzetten is tekenend voor de toenemende wereldwijde behoefte aan overheidsdiensten om veerkrachtige connectiviteit te waarborgen, niet alleen om hun beveiligingsoperaties te ondersteunen, maar ook om kritieke infrastructuur met elkaar te verbinden, crises te beheersen en grenzen en zeeën te bewaken.
Momenteel worden er geen EU‑activa met een lage of middelhoge omloopbaan ingezet of ontwikkeld waarmee aan de veranderende gebruikersbehoeften kan worden voldaan. De bestaande satellietcommunicatiecapaciteiten waarmee overheidsdiensten aan de lidstaten worden verleend, zijn volledig gebaseerd op een beperkte hoeveelheid geostationaire activa waarmee voornamelijk Europa wordt bestreken. Het merendeel van de capaciteit is bestemd voor militaire missies en staat onder sterke bestuurlijke controle (van infrastructuur in eigendom tot strikte publiek-private partnerschappen). Aangezien de diensten die met deze MILSATCOM-vermogens worden verleend, zijn afgestemd op specifieke militaire behoeften, met name wat betreft frequenties, versleuteling, signaaleigenschappen, gebruikersterminals en vertrouwelijkheidsniveau, kunnen deze bovendien niet worden gebruikt voor de meeste civiele overheidstoepassingen.
Buiten de EU — in de VS, China en Rusland — zijn als gevolg van de technologische vooruitgang met betrekking tot minder latentietijd verschillende door de overheid gesteunde of gesubsidieerde megaconstellaties opgezet. Tegelijkertijd is er vanwege de dramatische toename van dergelijke megaconstellaties een tekort aan beschikbare frequentieregistraties en omloopbaanposities ontstaan. Dit zorgt er, samen met de beperkte levensduur van GOVSATCOM-capaciteit, voor dat een beveiligd connectiviteitssysteem van de EU in de ruimte dringend noodzakelijk is. Met het programma zouden de tekorten aan capaciteiten en vermogens van satellietcommunicatiediensten van de overheid worden opgevuld.
Ook de verlening van commerciële satellietcommunicatiediensten door de particuliere sector moet in het kader van het programma mogelijk zijn. Door dergelijke commerciële diensten zouden met name snelle breedbandverbindingen en naadloze connectiviteit in heel Europa beschikbaar worden, dode zones worden weggewerkt, de samenhang tussen de gebieden van de lidstaten, met inbegrip van perifere, afgelegen, geïsoleerde en plattelandsgebieden, worden vergroot, en connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang buiten de Unie worden geboden.
Volgens de effectbeoordeling is een publiek-privaat partnerschap het meest geschikte uitvoeringsmodel om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het programma kunnen worden nagestreefd. Hiermee kan worden voortgebouwd op de technologische en infrastructurele basis van de bestaande satellietcommunicatie in de EU en kunnen robuuste en innovatieve overheidsdiensten worden verleend. Tegelijkertijd zouden de private partners in staat worden gesteld om de infrastructuur van het programma aan te vullen met extra vermogens voor het aanbieden van commerciële diensten. Dit zou bovendien de uitrol- en functioneringskosten optimaliseren door de ontwikkelings- en uitrolkosten die de overheids- en commerciële infrastructuren gemeen hebben te delen, en de operationele kosten optimaliseren doordat het mogelijk wordt de capaciteit grotendeels gezamenlijk te benutten. Met name voor kleine, middelgrote en startende ondernemingen die nieuwe ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen ontwikkelen (de “nieuwe ruimtevaartindustrie”) zou innovatie worden gestimuleerd, doordat risico’s van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden gedeeld tussen de publieke en private partners.
Parallel aan dit programma:
·wordt een specifiek deel van de cluster 4-onderdelen van het Horizon Europa-programma bestemd voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten waarmee onderzoeks- en innovatierisico’s kunnen worden gedeeld tussen de publieke en de private partners, onder meer voor mogelijke technologieën die in de nieuwe ruimtevaartindustrie zouden worden ontwikkeld;
·wordt een specifiek deel van de “Europa in de wereld”-activiteiten uit het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) toegewezen, waardoor de uitrol- en exploitatierisico’s voor het connectiviteitssysteem tussen de publieke en de private partners kunnen worden verdeeld en een reeks diensten met bijkomende voordelen aan internationale partners kunnen worden aangeboden;
·wordt een specifiek deel van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie bestemd voor de activiteiten die verband houden met de ontwikkeling van de GOVSATCOM-hub, die deel zal uitmaken van de grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorgestelde programma is in overeenstemming met het bestaande ruimtevaartbeleid van de EU. Met het programma wordt met name de ruimtevaartcapaciteit van de EU uitgebreid, die momenteel bestaat uit de satellietnavigatie- en aardobservatiesystemen van de EU, respectievelijk Galileo en Copernicus, en de capaciteiten voor omgevingsbewustzijn in de ruimte. Met het programma wordt voortgebouwd op het EU-GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel is in overeenstemming met een aantal andere beleidsterreinen van de Unie. Met name de verlening van overheidsdiensten zou voor meer cohesie zorgen, in overeenstemming met de digitale en cyberbeveiligingsstrategieën van de Unie, doordat de integriteit en veerkracht van de Europese infrastructuur, netwerken en communicatie daarmee wordt gewaarborgd. Het programma wordt door de EU uitgevoerd en voorziet in een zeer hoog beveiligingsniveau. Daarmee wordt, zoals verzocht in de EU-strategie voor de veiligheidsunie en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, het vermogen versterkt om een integrale EU-respons op veiligheidsdreigingen te bieden. Strategische gebieden zoals het Noordpoolgebied en Afrika zullen door middel van de diensten worden verbonden, overeenkomstig de beleidsdoelstellingen in deze regio’s en de “Global Gateway”-strategie.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op artikel 189, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van maatregelen van de Unie met betrekking tot het Europese ruimtevaartbeleid.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Vanwege de wereldwijde schaal en de aard van connectiviteit kan deze kwestie niet op lokaal of zelfs regionaal niveau worden aangepakt.
Bestaande EU-GOVSATCOM-regelingen met betrekking tot het bundelen en delen van de bestaande overheidscapaciteit voor satellietcommunicatie worden met het programma aangevuld. Geen enkele EU-lidstaat alleen heeft echter de capaciteit om aan alle veranderende gebruikersbehoeften te voldoen en de bijbehorende kosten te dekken.
Een EU-oplossing biedt toegevoegde waarde omdat optreden en coördinatie op EU-niveau dubbel werk in de Unie en de lidstaten voorkomt. Dit zou leiden tot een betere exploitatie van bestaande activa, betere beveiliging en meer veerkracht, met name door middel van kwantumcryptografie, alsook tot betere dekking en verlening van meer diensten. Ook heeft dit voordelen voor andere thematische beleidsmaatregelen van de EU en de lidstaten.
Optreden op EU-niveau biedt schaalvoordelen. De afzonderlijke gebruikersbehoeften in de lidstaten zijn over het algemeen heterogeen en vaak onvoorspelbaar wat betreft reikwijdte, capaciteit, timing en locatie. In vrijwel alle usecases is flexibiliteit nodig vanwege de vaak onvoorspelbare en fluctuerende behoefte aan satellietcommunicatiecapaciteit. Om dergelijke flexibiliteit van toegang tot capaciteit te kunnen bieden, zijn grote investeringen nodig.
•Evenredigheid
Het voorstel bevat geen maatregelen die verder gaan dan de maatregelen die nodig zijn om de belangrijkste doelstellingen van dit programma te verwezenlijken. In het voorstel worden met name de minimumvereisten vastgesteld voor de totstandbrenging van een Europees beveiligd connectiviteitssysteem en het verlenen van passende satellietcommunicatiediensten voor de overheid. De capaciteit van het systeem zal in dat verband worden ontworpen om onder andere de bestaande satellietcommunicatiecapaciteiten van de lidstaten aan te vullen en geplande extra capaciteitsbehoeften te dekken. Het voorstel houdt geen beperking in van de mogelijkheid voor de overheidsactoren van de lidstaten om te kiezen welke vermogens zij gebruiken.
Naar verwachting zal het voorstel een positief overloopeffect hebben op de ruimtevaartsector van de Unie, met inbegrip van de nieuwe ruimtevaartindustrie. Daarnaast zullen burgers profiteren van betere operationele prestaties op het gebied van civiele bescherming.
De aan het programma toegewezen begroting is bovendien geschikt om de gestelde doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan nodig is. De voor de uitvoering van het programma nodige middelen zijn vastgesteld op basis van verschillende zorgvuldige analysen en ramingen die in het kader van de hieronder beschreven effectbeoordeling zijn uitgevoerd.
•Keuze van het instrument
De voorkeur gaat uit naar een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Daarmee wordt de uniformiteit en rechtstreekse toepassing die nodig is voor de doeltreffende uitvoering van het programma gewaarborgd, en wordt ervoor gezorgd dat het programma voldoende zichtbaar is en over de nodige financiële middelen voor de uitvoering ervan beschikt.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
n.v.t.
•Raadpleging van belanghebbenden
Dit programma wordt ondersteund door bijdragen vanuit vergaderingen van deskundigengroepen, openbare raadplegingen en workshops, waarin de standpunten van alle relevante belanghebbenden (de lidstaten en industrie) zijn verzameld, meer bepaald:
·hebben sinds 2016 in het kader van het EU-GOVSATCOM-initiatief meerdere vergaderingen van deskundigengroepen met de lidstaten plaatsgevonden, waarin de overheidsbehoeften op het gebied van satellietcommunicatie, bundelen en delen, de uitvoeringsaspecten en ontwikkelingen in de richting van het huidige programma zijn besproken;
·hebben in 2021 meerdere bilaterale bijeenkomsten met de lidstaten plaatsgevonden om hun specifieke behoeften op het gebied van satellietcommunicatie voor de overheid en mogelijke zorgen met betrekking tot het programma in kaart te brengen. De meeste lidstaten verklaarden dat zij het programma en de algemene doelstellingen ervan onomwonden steunden;
·heeft de Commissie in mei en november 2021 twee workshops met de lidstaten over de stand van zaken op het gebied van beveiligde connectiviteit (“Secure Connectivity — State of Play”) georganiseerd. Tijdens die workshops werd de voortgang van het technisch onderzoek over beveiligde connectiviteit gepresenteerd, samen met mogelijke exploitatiemodellen van het systeem. De lidstaten konden tijdens de workshops actief interveniëren, vragen stellen en opmerkingen maken. Bij het opstellen van dit voorstel is met die input rekening gehouden;
·heeft de Commissie in juni 2021 de “Secure Connectivity Workshop for the European New Space Ecosystem” georganiseerd, waarin 458 deelnemers (waaronder 196 kmo’s en start-ups) innovatieve ideeën voor het programma voor beveiligde connectiviteit en de mogelijke rol van de nieuwe ruimtevaartindustrie daarbij bespraken;
·heeft de Commissie als onderdeel van de openbare raadpleging voor de aanvangseffectbeoordeling feedback ontvangen van 13 belanghebbenden, waarin de standpunten van een groep van dunbevolkte gebieden in de EU (1), particuliere ondernemingen (8), ondernemersorganisaties (2), een niet-gouvernementele organisatie (1) en een individuele burger (1) uiteen werden gezet. De industrie stond positief tegenoven het programma, en de meerderheid was voorstander van een aanpak met publiek-private partnerschappen (PPP’s).
Over het algemeen zijn de lidstaten het erover eens dat actie moet worden ondernomen. Verscheidene lidstaten benadrukten dat met enkel de nationale capaciteiten weliswaar aan de kortetermijnbehoeften zou kunnen worden voldaan, maar dat deze op lange termijn niet toereikend zijn. Sommige lacunes (bijvoorbeeld in het Noordpoolgebied) zijn reeds gedocumenteerd. Bovendien bevestigden verschillende lidstaten dat hun overheidsinstellingen in toenemende mate behoefte hebben aan toegang tot beveiligde satellietcommunicatie.
De lidstaten benadrukten ook de noodzaak van de betrokkenheid van de nieuwe ruimtevaartindustrie, aangezien start-ups hebben aangetoond dat zij technologisch geavanceerd zijn en graag bijdragen met innovatieve oplossingen.
De vertegenwoordigers van de ruimtevaartindustrie van de EU bevestigden tijdens de kennisopbouwfase dat particuliere ondernemingen in de EU geen plannen hebben om op eigen houtje een satellietcommunicatieconstellatie te realiseren om te voldoen aan de toenemende overheidsbehoefte aan minder latentietijd. Zij stonden echter positief tegenover de mogelijkheid om met de EU samen te werken aan de ontwikkeling van een dergelijk systeem.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het voorstel wordt onderbouwd door verzamelde gegevens en bevindingen van het onderzoek “Bouwstenen naar een veilig connectiviteitssysteem voor de ruimtevaart”.
De Commissie heeft ook een onafhankelijke adviseur in de hand genomen om de analyse van de indirecte voordelen van het programma te ondersteunen en daarmee in de relevante econometrische ondersteuning en analyse te voorzien.
Ten slotte zijn kwantitatieve en kwalitatieve gegevens ter ondersteuning van dit voorstel verzameld bij de lidstaten en relevante belanghebbenden uit de sector. Dit voorstel bouwt tevens voort op de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de EU, het EuroQCI-initiatief en de onderzoeksactiviteiten in het kader van het ENTRUSTED-project.
•Effectbeoordeling
De Commissie heeft, overeenkomstig haar beleid inzake beter wetgeven, een effectbeoordeling uitgevoerd met het oog op de vaststelling van het programma.
Op grond van de in de effectbeoordeling geanalyseerde problemen, zoals ook hierboven vermeld, zijn de volgende drie specifieke beleidsdoelstellingen opgesteld:
·waarborgen van de verlening van beveiligde satellietcommunicatie voor veranderende overheidsbehoeften;
·vergroten van de veerkracht van de operaties van de lidstaten en de EU door de toegang tot beveiligde satellietcommunicatie te garanderen;
·waarborgen dat de overheidscommunicatiebehoeften niet strikt afhankelijk zijn van infrastructuur van buiten de EU.
De volgende beleidsopties zijn overwogen om het gebrek aan capaciteit voor de verlening van beveiligde overheidsdiensten weg te werken en de doelstellingen op de meest doeltreffende en efficiënte wijze te verwezenlijken.
In het referentiescenario zou de EU geen actie ondernemen die verder gaat dan de acties die momenteel via EU-GOVSATCOM worden uitgevoerd. De referentie is in dit geval de voortzetting van fase 1 van EU-GOVSATCOM, en dus beperkt tot het bundelen en delen van de satellietcommunicatiesystemen van de lidstaten en particuliere partijen zoals dat nu plaatsvindt. In een dergelijk scenario kunnen individuele lidstaten of ondernemingen in de EU beslissen om nieuwe satellietcommunicatiediensten te ontwikkelen, waarvan een deel van de capaciteit kan worden verkocht aan de EU-GOVSATCOM-pool. Voor de overgang naar fase 2 van EU-GOVSATCOM op de oorspronkelijk geplande termijn zijn in ieder geval een wetgevingshandeling, extra budget en beschikbare frequentieregistraties nodig.
Als onderdeel van de beoordeling is ook overwogen of de EU de beveiligde geaccrediteerde diensten van bestaande oplossingen van de publieke of particuliere sector kon afnemen die momenteel beperkt zijn tot buitenlandse aanbieders (optie 3 — niet-EU-constellatie). Hoewel de satellietcommunicatiemarkt in de EU al goed ontwikkeld is, zijn er momenteel geen EU‑aanbieders die aan alle toenemende en veranderende overheidsbehoeften kunnen voldoen. Het afnemen van diensten van particuliere partijen buiten de EU is vanuit het oogpunt van de veiligheid en open strategische autonomie niet de voorkeursoptie, aangezien de lidstaten en de EU‑instellingen voor hun overheidsbehoeften gegarandeerde en onbeperkte toegang moeten hebben tot beveiligde connectiviteitsdiensten zonder dat daarvoor de toestemming van een derde partij nodig is. Deze optie 3 is dus niet geschikt voor de specifieke doelstellingen.
De EU moet daarom optreden om de verlening van deze diensten te waarborgen, ofwel door haar eigen systeem volledig te financieren en aan te kopen (optie 1 — volledig in overheidshanden), ofwel door particuliere middelen te betrekken (optie 2 — in de vorm van een concessieovereenkomst met commerciële gebruiksrechten). De specifieke doelstellingen kunnen met optie 1 en optie 2 in dezelfde mate worden verwezenlijkt, maar optie 2 kan meer economische voordelen opleveren.
Zowel optie 1 als optie 2 levert economische voordelen op met betrekking tot de uitrol van een nieuwe infrastructuur met een bruto toegevoegde waarde van 17 tot 24 miljard EUR die leidt tot extra banen in de ruimtevaartindustrie van de EU. Investeringen in upstream-ruimtevaartinfrastructuur zullen naar schatting het zesvoudige opleveren in de downstreamsectoren. Doordat downstreamsectoren voor de groei van hun ondernemingen gebruikmaken van de diensten, technologieën en gegevens die de ruimtevaartsector verstrekken, zullen overloopeffecten ontstaan met een bruto toegevoegde waarde van naar schatting 10 tot 19 miljard EUR.
De mogelijkheid die optie 2 de particuliere sector biedt om verder te investeren in de ontwikkeling van commerciële diensten, zou meer economische voordelen voor de downstreamsector moeten opleveren, aangezien daarmee belangrijke commerciële marktkansen kunnen worden benut. Als de private partners ervoor kiezen aanvullende infrastructuur voor commerciële diensten te ontwikkelen, zou dat kunnen leiden tot meer bruto toegevoegde waarde en het scheppen van meer banen in de ruimtevaartindustrie van de EU, zowel in de upstream- als in de downstreamsectoren.
Wat maatschappelijke gevolgen betreft, versterkt satellietcommunicatie van de overheid de veerkracht van de infrastructuur en de openbare diensten van de EU en daarmee het sociale karakter van de operationele prestaties ervan. Kunnen communiceren in noodgevallen en bij rampen is van enorme toegevoegde waarde, zowel voor burgers als voor de verantwoordelijken voor de kritieke infrastructuurlocaties. Ook in dit geval zouden extra investeringen in commerciële infrastructuur de sociale gevolgen verder vergroten.
Wat de milieueffecten van het programma betreft, zou optie 2, die de ontwikkeling van aanvullende infrastructuur inhoudt, door de productie en de lancering van het systeem milieueffecten hebben. Vergeleken met andere industrieën worden met de productie van ruimtevaartuigen echter geen significante hoeveelheid broeikasgassen uitgestoten. Daarnaast zou de ontwikkeling in overeenstemming zijn met de internationale normen inzake de bescherming van de ruimte (bv. de Commissie van de Verenigde Naties voor het vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte — Copuos, en de richtsnoeren voor de vermindering van het ruimteschroot van het Inter-Agency Space Debris Coordination Committee — IADC) en de bestaande nationale wetgeving. Bovendien zal het programma naar verwachting een positieve bijdrage leveren aan het milieu die vergelijkbaar met die van Galileo en Copernicus. Naar schatting zullen de milieuvoordelen van het gebruik van de onderdelen ongeveer twee keer groter zijn dan de gegenereerde milieuvoetafdruk. Milieuvoordelen omvatten bijvoorbeeld satellietcommunicatiediensten voor maritieme bewaking ter ondersteuning van de opsporing van verontreinigingen en toezicht op milieuresponsen, en het vermogen om naadloze communicatiecapaciteit te bieden wanneer de infrastructuur wordt verstoord, met name als gevolg van overstromingen, orkanen of andere extreme weersomstandigheden die het gevolg zijn van de klimaatverandering.
Ten slotte heeft optie 2 heeft nog meer voordelen, aangezien hiermee:
·de verlening van overheidsdiensten wordt versterkt (minder latentietijd, veerkracht, beveiliging, gegarandeerde toegang, autonoom gebruik);
·de verlening van aanvullende commerciële diensten mogelijk wordt gemaakt (economische groei, sociale voordelen);
·de kosten voor de begroting van de Unie worden geoptimaliseerd met betrekking tot:
–ontwikkeling en uitrol met schaalvoordelen;
–operaties met gezamenlijke benutting van capaciteit;
·de uitrol van innovatieve technologieën, met name met de betrokkenheid van de nieuwe ruimtevaartindustrie, wordt gestimuleerd (waarbij het technologisch risico wordt gedeeld tussen de publieke en private deelnemers).
Wat de kosten betreft, worden de kosten voor de satellietcommunicatiecapaciteit om aan de vraag van overheden te voldoen, die verband houden met de uitrol van de infrastructuur die nodig is om de overheidsdiensten te verlenen, geraamd op 6 miljard EUR. Bij optie 2 worden de kosten verdeeld tussen de bijdrage uit de begroting van de Unie, de bijdragen van de lidstaten en bijdragen van de particuliere sector.
De ontwerpeffectbeoordeling werd op 11 oktober 2021 bij de Raad voor regelgevingstoetsing ingediend. Naar aanleiding van het negatieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing over het eerste ontwerpeffectbeoordelingsverslag, is op 21 december 2021 een herziene ontwerpeffectbeoordeling aan die raad voorgelegd voor een tweede advies. Hoewel de Raad voor regelgevingstoetsing de verbeteringen naar aanleiding van zijn eerste opmerkingen heeft opgemerkt, heeft die raad zijn negatieve advies op 12 januari 2022 gehandhaafd, aangezien de effectbeoordeling nog steeds aanzienlijke tekortkomingen bevatte met betrekking tot (1) de analytische samenhang van de probleemstelling, de doelstellingen, de opties, de criteria voor de vergelijking van opties en de vaststelling van toekomstige monitoringindicatoren; (2) het gebrek aan uitleg over de keuze van de beleidsopties met betrekking tot technische oplossingen; (3) het ontbreken van een tijdschema en de identificatie van financieringsbronnen; (4) duidelijkheid over de methodologische aannamen en geldigheid van aangehaalde secundaire gegevens; en (5) het gebrek aan uitleg over de verenigbaarheid van het programma met de doelstellingen van de klimaatwet.
Om rekening te houden met de opmerkingen in het tweede negatieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing is de effectbeoordeling aangevuld met een bijlage waarin nadere verduidelijking en enig bewijsmateriaal wordt verstrekt over de gebieden waarop die raad in zijn advies specifieke suggesties voor verbeteringen heeft gedaan.
Volgens de werkmethoden van de Europese Commissie is de vicevoorzitter voor Interinstitutionele Betrekkingen en Prognoses bevoegd om de voortzetting van een initiatief goed te keuren waarover de Raad voor regelgevingstoetsing een tweede negatief advies heeft uitgebracht. Er moet worden opgemerkt dat de adviezen van de Raad voor regelgevingstoetsing een beoordeling van de kwaliteit van de effectbeoordeling betreffen, en geen beoordeling van het bijbehorende wetgevingsvoorstel.
Gezien het politieke belang van dit programma, de urgentie van actie en dat de aanvullende verduidelijkingen en bewijsstukken als een bevredigende oplossing voor de vastgestelde tekortkomingen en de door de Raad voor regelgevingstoetsing voorgestelde specificaties worden beschouwd, acht de Commissie — ook gezien de instemming van de vicevoorzitter voor Interinstitutionele Betrekkingen en Prognoses — het opportuun door te gaan met het programma.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
n.v.t.
•Grondrechten
Het programma is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten (“het Handvest”). Met het programma krijgen de regeringen van de lidstaten en EU-actoren de beschikking over een gemeenschappelijk instrument in de vorm van beveiligde satellietcommunicatie. Om de operationele doeltreffendheid van veiligheidsactoren te verbeteren, kan het programma bijdragen tot de bescherming en versterking van het recht van burgers op veiligheid (artikel 6 van het Handvest) en tot diplomatieke of consulaire bescherming op het grondgebied van derde landen (artikel 46 van het Handvest). Het programma kan ook leiden tot een betere bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest), omdat door de verbeterde beveiliging van de satellietcommunicatie ook de informatiebeveiliging tegen met name afluisteren of spoofing door derden zal verbeteren.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De bijdrage van de Unie in de periode van 2021 tot en met 2027 bedraagt 2 400 miljoen EUR in lopende prijzen, waarvan 1 600 miljoen EUR wordt besteed in het kader van het nieuwe programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit van 2023 tot en met 2027, en 800 miljoen EUR zal worden besteed in het kader van drie andere programma’s: 430 miljoen EUR in het kader van Horizon Europa, 220 miljoen EUR in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie, en 150 miljoen EUR in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI).
De gedetailleerde budgettaire en financiële structuur van het voorstel in het kader van de Uniebegroting wordt uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel. De kosten worden gedekt met de beschikbare middelen van het meerjarig financieel kader 2021-2027.
Er wordt 1 600 miljoen EUR toegewezen aan het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit door verminderingen van 260 miljoen EUR van het ruimtevaartprogramma van de Unie, 150 miljoen EUR van de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), 400 miljoen EUR van het Europees Defensiefonds, 440 miljoen EUR van het programma Digitaal Europa en 200 miljoen van de digitale component van de Connecting Europe Facility, 50 miljoen EUR van de niet-toegewezen marge van rubriek 1 en 100 miljoen EUR van de niet-toegewezen marge van rubriek 5 van het MFK.
De Commissie stelt voor de verminderingen van de financiële middelen van het Europees ruimtevaartprogramma, de CEF, het Europees Defensiefonds, het programma Digitaal Europa en het NDICI te behandelen in het kader van de afwijking van 15 % die wordt geboden in punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen.
In artikel 14 van het voorstel is bepaald dat het programma moet worden uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement.
De kostenraming voor het programma is het resultaat van uitvoerige analysen op basis van de door de Commissie opgedane ervaring met het beheer van het ruimtevaartprogramma van de EU en van voorbereidende studies en raadplegingen van belanghebbenden. In de geraamde behoeften aan personele middelen in het financieel memorandum bij deze verordening is rekening gehouden met de essentiële behoefte aan continuïteit van de deskundigheid.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
In artikel 6, lid 1, van het voorstel is bepaald dat het programma moet worden uitgevoerd door middel van overeenkomsten, met inbegrip van maar niet beperkt tot concessieovereenkomsten in de zin van artikel 2, lid 14, van het Financieel Reglement en gemengde contracten.
Het programma wordt drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens om de vier jaar geëvalueerd. Bij de evaluatie van het programma worden overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving de doeltreffendheid, de efficiëntie, de samenhang en de EU-meerwaarde van het programma beoordeeld. Overeenkomstig artikel 37 van het voorstel zal de nadruk vooral liggen op de prestaties van de in het kader van het programma geleverde diensten en op de ontwikkeling van de gebruikersbehoeften. Daarnaast zal een beoordeling van kritieke componenten en de rijpheid van de toeleveringsketen in de EU worden uitgevoerd om te waarborgen dat de overheidscommunicatiebehoeften niet strikt afhankelijk zijn van infrastructuur van buiten de EU. Instellingen en agentschappen van de EU die eindgebruiker zijn, de concessiehouder en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (Euspa) zullen samen met de Commissie de evaluatie uitvoeren.
•Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
n.v.t.
•Artikelsgewijze toelichting
Het voorstel bestaat uit 11 hoofdstukken en is als volgt opgebouwd.
Hoofdstuk I bevat de algemene bepalingen waarin het onderwerp van het voorstel, te weten de vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de duur van het meerjarig financieel kader 2021-2027 van de Unie, uiteen wordt gezet. In dat hoofdstuk worden ook de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, alsook het toepassingsgebied ervan, vastgesteld. Bovendien wordt in dat hoofdstuk de infrastructuur van het programma gedefinieerd. Ten slotte bevat dat hoofdstuk een bepaling waarin wordt gespecificeerd dat met het programma een innovatieve en concurrerende ruimtevaartsector van de Unie wordt ondersteund en de nieuwe ruimtevaartindustrie in de Unie wordt gestimuleerd, met inbegrip van de deelname van kmo’s, start-ups en innovators uit alle lidstaten van de Unie.
In hoofdstuk II worden de in het kader van het programma te verlenen diensten vastgesteld en gedefinieerd. Bovendien worden in dat hoofdstuk de voorschriften voor de verlening van de overheidsdiensten vastgesteld en de deelnemers en de gebruikers van de overheidsdiensten gedefinieerd.
In hoofdstuk III wordt het financieringsmechanisme van het programma vastgesteld. In dat hoofdstuk worden de financieringsstromen en de financiële middelen voor de bijdrage uit de begroting van de Unie vastgesteld.
Hoofdstuk IV bevat de voorschriften voor de uitvoering van het programma, dat zal worden uitgevoerd door middel van door de Commissie met een contractant gesloten overeenkomsten. Opdrachten worden gegund in overeenstemming met de aanbestedingsbeginselen in artikel 17 en de relevante bepalingen van het Financieel Reglement, en kunnen worden aangegaan op grond van een concessieovereenkomst of een gemengde overeenkomst. Indien de sluiting van de concessieovereenkomst of gemengde overeenkomst niet haalbaar blijkt, heeft de Commissie overeenkomstig lid 3 de bevoegdheid om het programma door middel van een overeenkomst voor leveringen, diensten of werken uit te voeren. In dit hoofdstuk worden ook de voorschriften vastgesteld met betrekking tot de eigendom en het gebruik van de activa die deel uitmaken van die infrastructuur.
Hoofdstuk V heeft betrekking op de governance van het programma. Daarin worden de rollen van de vier belangrijkste actoren van dit programma, namelijk de Commissie, het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, de lidstaten en het Europees Ruimteagentschap, en de verhoudingen tussen deze verschillende actoren uiteengezet.
Hoofdstuk VI heeft betrekking op beveiliging, hetgeen van bijzonder belang is gezien het strategische karakter van het programma en de verbanden tussen ruimtevaart en beveiliging. Er moet een hoog beveiligingsniveau worden gerealiseerd en gehandhaafd door doeltreffende governanceregelingen in te stellen die grotendeels gebaseerd zijn op de ervaringen van de lidstaten en de ervaringen die de Commissie de afgelopen jaren heeft opgedaan. Bovendien moet het programma, zoals ieder programma met een strategische dimensie, worden onderworpen aan onafhankelijke beveiligingshomologatie overeenkomstig de passende normen op dit gebied.
Hoofdstuk VII bevat de criteria voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma en voor de toegang van derde landen en internationale organisaties tot de overheidsdiensten van het programma.
De hoofdstukken VIII en IX bevatten respectievelijk bepalingen inzake programmering en evaluatie van het programma en inzake uitvoeringsmaatregelen.
2022/0039 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Er is sprake van een toenemende vraag onder overheidsactoren in de Unie naar beveiligde en betrouwbare satellietcommunicatiediensten, met name omdat deze de enige haalbare optie zijn in situaties waarin communicatiesystemen op de grond afwezig, onderbroken of onbetrouwbaar zijn. Betaalbare en kosteneffectieve toegang tot satellietcommunicatie is ook onontbeerlijk in afgelegen gebieden, op volle zee en in het luchtruim. Zo kan door een gebrek aan breedbandcommunicatie slechts beperkt gebruik worden gemaakt van nieuwe sensoren en platforms om de 71 % van onze planeet die uit oceaan bestaat te observeren, maar kan er met satellietcommunicatie voor worden gezorgd dat wereldwijde en ononderbroken toegang op lange termijn beschikbaar is.
(2)In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 werd met instemming kennis genomen van de voorbereidingen voor de volgende generatie van satellietcommunicatie voor de overheid door middel van nauwe samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Europees Ruimteagentschap (ESA). Satellietcommunicatie voor de overheid werd ook aangeduid als een van de elementen van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van juni 2016. Met satellietcommunicatie voor de overheid moet worden bijgedragen aan het antwoord van de EU op hybride dreigingen en steun worden verleend aan de maritieme veiligheidsstrategie van de EU en het Uniebeleid inzake het noordpoolgebied.
(3)Het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad heeft op 22 maart 2017 zijn goedkeuring gehecht aan civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau voor satellietcommunicatie voor de overheid, die door de EDEO zijn opgesteld met betrekking tot de vereisten voor militaire gebruikers als vastgesteld in de in 2014 goedgekeurde gemeenschappelijke personeelsdoelstelling van het Europees Defensieagentschap en de civiele gebruikersbehoeften als verzameld door de Commissie, die zijn samengevoegd om de civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau inzake satellietcommunicatie voor de overheid te produceren.
(4)De EU heeft op 28 april 2021 het onderdeel inzake GOVSATCOM van Verordening (EU) 2021/696 vastgesteld om de beschikbaarheid op lange termijn van betrouwbare, beveiligde en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor GOVSATCOM-gebruikers te waarborgen. In Verordening (EU) 2021/696 is bepaald dat in de eerste fase van het GOVSATCOM-onderdeel, die ongeveer tot 2025 zal duren, de bestaande capaciteit zal worden gebruikt. In dat verband moet de Commissie GOVSATCOM-capaciteiten aankopen bij lidstaten met nationale systemen en ruimtecapaciteiten en bij commerciële satellietcommunicatie- of dienstaanbieders, daarbij rekening houdend met de essentiële beveiligingsbelangen van de Unie. In deze eerste fase moeten GOVSATCOM-diensten stap voor stap worden aangeboden. Ook wordt ervan uitgegaan dat, indien in de loop van de eerste fase uit een gedetailleerde analyse van de toekomstige vraag en het toekomstige aanbod blijkt dat deze aanpak niet volstaat om de veranderende vraag te dekken, het nodig zal zijn om een besluit te nemen om tot een tweede fase over te gaan en aanvullende, op maat gemaakte ruimtevaartinfrastructuur of -capaciteiten te ontwikkelen door middel van samenwerking met de particuliere sector, bijvoorbeeld satellietexploitanten in de Unie.
(5)Het is nu duidelijk dat met de huidige satellietcommunicatieactiva van de Unie niet kan worden voldaan aan de nieuwe behoeften van de overheidsgebruikers, die evolueren naar veiligere oplossingen, minder latentietijd en een wereldwijde dekking. De recente technische vooruitgang heeft de opkomst van communicatieconstellaties met een niet-geostationaire omloopbaan (NGSO) mogelijk gemaakt, evenals het geleidelijk aanbieden van snelle connectiviteitsdiensten met minder latentietijd. Nu bestaat echter de unieke kans om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van de overheidsgebruikers door aanvullende infrastructuur te ontwikkelen en uit te rollen, aangezien de registraties voor de frequenties die nodig zijn om de vereiste diensten te verlenen nu in de Europese Unie beschikbaar zijn. Als deze registraties niet worden gebruikt, raken zij in onbruik en worden zij aan andere spelers toegewezen. Aangezien frequenties steeds schaarser worden, krijgt de EU deze kans misschien niet nog een keer.
(6)In de conclusies van de Europese Raad van 21-22 maart 2019 is benadrukt dat de Unie verder moet gaan in de ontwikkeling van een concurrerende, veilige, inclusieve en ethisch verantwoorde digitale economie met connectiviteit van wereldklasse.
(7)Met het actieplan van de Commissie van 22 februari 2021 voor synergieën tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën wordt beoogd “iedereen in Europa toegang geven tot snelle connectiviteit en een veerkrachtig connectiviteitssysteem [te] bieden dat Europa in staat stelt verbonden te blijven, ongeacht wat er gebeurt”.
(8)De Unie moet voorzien in veerkrachtige, wereldwijde, gegarandeerde en flexibele oplossingen voor satellietcommunicatie waarmee aan de veranderende behoeften van overheden wordt voldaan en die gebaseerd zijn op de technologische en industrie van de EU, om de veerkracht van de activiteiten van de lidstaten en de instellingen van de Unie te vergroten door middel van gegarandeerde en ononderbroken toegang tot satellietcommunicatie.
(9)Satellietcommunicatie kan de algehele veerkracht van communicatienetwerken vergroten. Een communicatiesysteem in de ruimte is de enige haalbare optie in situaties waarin communicatiesystemen op de grond afwezig, onderbroken of onbetrouwbaar zijn. Een dergelijk systeem kan bijvoorbeeld een digitaal communicatiemiddel zijn in gebieden waarin terrestrische netwerken ontbreken, onder andere boven oceanen en gedurende vluchten, alsook boven afgelegen gebieden of op plekken waar lokale netwerken zijn vernietigd als gevolg van natuurrampen of in crisissituaties onbetrouwbaar zijn.
(10)Daarom moet een nieuw programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (hierna “het programma” genoemd) worden vastgesteld om te voorzien in de communicatie-infrastructuur op basis van satellieten van de Unie, die moet worden gebaseerd op het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie en ook gebruik moet maken van aanvullende nationale en Europese capaciteiten die bestaan op het moment dat de actie wordt uitgevoerd, en de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) verder moet ontwikkelen.
(11)Met het programma moet de verlening van overheidsdiensten worden gewaarborgd en moet de verlening van commerciële diensten via een specifieke overheids- en commerciële infrastructuur mogelijk worden gemaakt. Het programma moet daarom bestaan uit ontwikkelings- en validatie-acties voor de bouw van de aanvankelijke ruimte- en grondinfrastructuur en voor de lancering van de aanvankelijke ruimte-infrastructuur. Het programma moet ook uitrolactiviteiten omvatten die erop gericht zijn zowel de ruimte- als grondinfrastructuur die nodig is voor de verlening van overheidsdiensten te voltooien. Het verlenen van overheidsdiensten, het bedienen, onderhouden en voortdurend verbeteren van de infrastructuur zodra deze is uitgerold, en het ontwikkelen van de toekomstige overheidsdiensten moet deel uitmaken van de exploitatieactiviteiten. De exploitatieactiviteiten moeten zo spoedig mogelijk, naar planning tegen 2024, van start gaan met de verlening van een eerste reeks diensten om zo snel mogelijk aan de veranderende behoeften van de overheidsgebruikers te voldoen.
(12)Sinds juni 2019 hebben de lidstaten de verklaring betreffende de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) ondertekend, waarin zij overeenkomen met ondersteuning van het ESA samen te werken met de Commissie aan de ontwikkeling van een infrastructuur voor kwantumcommunicatie die de hele EU bestrijkt. Volgens die verklaring wordt met EuroQCI beoogd te voorzien in een gecertificeerde beveiligde “end-to-end”-infrastructuur voor kwantumcommunicatie, waarmee informatie en gegevens ultraveilig kunnen worden verstuurd en opgeslagen en waarmee kritieke publieke communicatie-activa in de hele Unie met elkaar kunnen worden verbonden. Te dien einde moet een onderling verbonden ruimte- en terrestrische infrastructuur worden opgebouwd om cryptografische sleutels op basis van kwantuminformatietheorie te kunnen genereren en te verdelen. Met het programma wordt bijgedragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de EuroQCI-verklaring door een EuroQCI-ruimte-infrastructuur te ontwikkelen die in de ruimte- en grondinfrastructuur van het programma wordt geïntegreerd. De EuroQCI-ruimte-infrastructuur moet in het programma in twee hoofdfasen worden ontwikkeld: een voorbereidende validatiefase en een fase van volledige inzet, waarin het volledig in het programma moet worden geïntegreerd, met inbegrip van passende oplossingen voor connectiviteit tussen satellieten en gegevensdoorgave tussen satellieten en de grond. Met het programma moet EuroQCI in de overheidsinfrastructuur daarvan worden geïntegreerd, aangezien dat zal zorgen voor toekomstbestendige cryptografische systemen waarmee communicatie ongekend veilig wordt doordat toekomstige kwantumcomputingaanvallen kunnen worden afgeslagen.
(13)Om alle beschikbare satellietcommunicatiemiddelen te optimaliseren, in onvoorspelbare situaties zoals natuurrampen toegang te garanderen, en voor operationele efficiëntie en korte afhandelingstijden te zorgen, is een grondsegment nodig. Dit grondsegment moet worden ontworpen op basis van operationele vereisten en beveiligingsvoorschriften.
(14)Om de capaciteit van de satellietcommunicatie van de Unie te vergroten, moet de infrastructuur die ten behoeve van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie is ontwikkeld in de infrastructuur van het programma worden geïntegreerd. Met name de GOVSATCOM-hubs en andere activa van het grondsegment moeten deel uitmaken van de grondinfrastructuur van het programma.
(15)Met de door het programma mogelijk gemaakte diensten moeten strategische gebieden zoals het Noordpoolgebied en Afrika worden verbonden, en moet worden bijgedragen tot de geopolitieke veerkracht door connectiviteit te bieden overeenkomstig de beleidsdoelstellingen in deze regio’s en de “Global Gateway”-strategie.
(16)De voor de toepassing van het programma gebouwde satellieten moeten worden uitgerust met nuttige ladingen die het mogelijk maken de capaciteit en de diensten van de onderdelen van ruimtevaartprogramma van de Unie uit te breiden en daarmee de ontwikkeling van aanvullende missies mogelijk te maken, onder de in Verordening (EU) 2021/696 gestelde voorwaarden. Hiermee kunnen alternatieve positionerings-, navigatie- en tijdsmetingsdiensten worden aangeboden waarmee die van Galileo worden aangevuld, kunnen Egnos- en SBAS-berichten met minder latentietijd worden verzonden, kan worden voorzien in sensoren in de ruimte voor ruimtebewaking, en kan de verbetering van de huidige vermogens van Copernicus worden ondersteund, met name wat betreft nood- en civielebeveiligingsdiensten.
(17)Voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en de beveiliging en integriteit van de overheidsdiensten is het van essentieel belang dat de ruimteactiva van het programma worden gelanceerd vanaf het grondgebied van de lidstaten. Bovendien kunnen microdraagraketten aanvullende flexibiliteit bieden om ruimteactiva snel in te kunnen zetten.
(18)Het is belangrijk dat de Unie eigenaar is van alle materiële en immateriële activa die verband houden met overheidsinfrastructuur en waarborgt dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van artikel 17 daarvan, wordt nageleefd. Ondanks dat de Unie eigenaar van die activa is, moet de Unie de mogelijkheid hebben — overeenkomstig deze verordening en waar dat passend wordt geacht op basis van een beoordeling per geval — deze activa ter beschikking van derden te stellen of er afstand van te doen.
(19)Met het programma moeten diensten worden verleend die erop zijn gericht aan de behoeften van de overheidsgebruikers te voldoen. In de civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau voor satellietcommunicatie voor de overheid, die in maart 2017 door het Beveiligingscomité van de Raad zijn goedgekeurd, worden drie pijlers voor usecases van overheidsdiensten vastgesteld: bewaking, crisisbeheer, en aansluiting en bescherming van belangrijke infrastructuur.
(20)De operationele vereisten voor de overheidsdiensten moeten worden gebaseerd op de usecase-analyse. Op basis van die operationele vereisten moet, in combinatie met beveiligingsvereisten en de veranderende vraag naar overheidsdiensten, het pakket van overheidsdiensten worden ontwikkeld. In het dienstenpakket moet als referentie voor de overheidsdiensten dienen. In het pakket van overheidsdiensten moet rekening worden gehouden met het pakket van GOVSATCOM-diensten dat in het kader van Verordening (EU) 2021/696 is vastgesteld. Om de best mogelijke afstemming tussen de vraag en de verstrekte diensten te handhaven, moet het pakket voor overheidsdiensten regelmatig worden geactualiseerd.
(21)Satellietcommunicatie is een eindig hulpmiddel dat wordt beperkt door de capaciteit, de frequentie en de geografische dekking van de satellieten. Om kosteneffectief te zijn en te profiteren van schaalvoordelen, moet met het programma de vraag naar en het aanbod van overheidsdiensten optimaal op elkaar worden afgestemd. Aangezien zowel de vraag als het potentiële aanbod in de loop van de tijd veranderen, moet de Commissie de behoeften monitoren om het pakket overheidsdiensten aan te passen als dat nodig blijkt.
(22)Ook moet in het kader van het programma de verlening van commerciële diensten door de particuliere sector mogelijk worden gemaakt. Dergelijke commerciële diensten kunnen met name bijdragen tot de beschikbaarheid van snelle breedbandverbindingen en naadloze connectiviteit in heel Europa, het wegwerken van dode communicatiezones en het vergroten van de samenhang tussen de gebieden van de lidstaten, met inbegrip van perifere, afgelegen, geïsoleerde en plattelandsgebieden, en het bieden van connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang.
(23)De lidstaten, de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de agentschappen en organen van de Unie moeten deelnemer aan het programma kunnen worden voor zover zij ervoor kiezen gebruikers van overheidsdiensten te machtigen of te voorzien in capaciteiten, locaties of faciliteiten. Aangezien het aan de lidstaten is om te beslissen om nationale gebruikers van overheidsdiensten al dan niet te machtigen, mogen lidstaten niet worden verplicht om deelnemer aan het programma te worden of om infrastructuur van het programma te huisvesten.
(24)Elke deelnemer aan het programma moet een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aanwijzen om te controleren of gebruikers en andere nationale entiteiten die een rol spelen in het programma voldoen aan de toepasselijke voorschriften en beveiligingsprocedures die zijn vastgelegd in de beveiligingsvereisten.
(25)In deze verordening worden de financiële middelen vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen.
(26)De doelstellingen van het programma zijn in overeenstemming met die van andere Unieprogramma’s, met name Horizon Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad, het programma Digitaal Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad, het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — “Global Europe” als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad, de Connecting Europe Facility als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad, en bovenal het ruimtevaartprogramma van de Unie als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad en vullen deze aan.
(27)Een specifiek deel van de cluster 4-onderdelen van het Horizon Europa-programma zal worden bestemd voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten met betrekking tot de ontwikkeling en validatie van het beveiligde connectiviteitssysteem, met inbegrip van technologieën die mogelijk door de nieuwe ruimtevaartindustrie worden ontwikkeld. Een specifiek deel van de middelen voor “Europa in de wereld” van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) zal worden bestemd voor activiteiten met betrekking tot het functioneren van het systeem en de wereldwijde verlening van diensten waarmee een reeks diensten aan internationale partners kan worden aangeboden. Een specifiek deel van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie zal worden bestemd voor de activiteiten in verband met de ontwikkeling van de GOVSATCOM-hub, die deel zal uitmaken van de grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem. De financiering uit deze programma’s moet overeenkomstig de voorschriften van die programma’s worden besteed. Aangezien die voorschriften aanzienlijk kunnen afwijken van de voorschriften in deze verordening moet, indien wordt besloten acties zowel met de uit hoofde van Horizon Europa, het NDICI als het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit toegewezen middelen te financieren, rekening worden gehouden met de noodzaak de beoogde beleidsdoelstellingen op doeltreffende wijze te verwezenlijken.
(28)Vanwege de inherente gevolgen van het programma voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten, heeft het doelstellingen en beginselen gemeen met het Europees Defensiefonds als opgericht bij Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad. Een deel van de financiering uit dat programma moet daarom worden verstrekt voor de financiering van de activiteiten in het kader van dit programma, met name van acties met betrekking tot de uitrol van de infrastructuur ervan.
(29)Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (het “Financieel Reglement”) is van toepassing op het programma. In het Financieel Reglement zijn de regels voor de uitvoering van de Uniebegroting vastgesteld, waaronder de regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en de vergoeding van externe deskundigen.
(30)Krachtens artikel 191, lid 3, van het Financieel Reglement mogen dezelfde kosten onder geen beding twee keer uit de Uniebegroting worden gefinancierd.
(31)De Commissie moet bij het uitoefenen van sommige taken met een niet-regelgevend karakter, naargelang de behoeften en voor zover nodig, een beroep kunnen doen op technische ondersteuning door bepaalde externe partijen. Andere entiteiten die betrokken zijn bij het publieke bestuur van het programma, moeten ook van dezelfde technische bijstand gebruik kunnen maken bij het uitoefenen van de hun in het kader van deze verordening toevertrouwde taken.
(32)De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.
(33)De in het kader van het programma gesloten aanbestedingsovereenkomsten voor uit het programma gefinancierde activiteiten moeten voldoen aan de regels van de Unie. In dit verband moet het ook de verantwoordelijkheid van de Unie zijn om te bepalen welke doelstellingen er met betrekking tot overheidsopdrachten moeten worden nagestreefd.
(34)In artikel 154 van het Financieel Reglement is bepaald dat de Commissie, op basis van de resultaten van een voorafgaande beoordeling, moet kunnen vertrouwen op de systemen en procedures van de personen of entiteiten waaraan de besteding van de middelen van de Unie is toevertrouwd. Indien nodig moeten in de bijbehorende bijdrageovereenkomst specifieke aanpassingen aan die systemen en procedures (“toezichtmaatregelen”), alsook regelingen voor de bestaande contracten, worden vastgesteld.
(35)Om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, is het belangrijk om in voorkomend geval een beroep te kunnen doen op capaciteiten die worden aangeboden door publieke en particuliere entiteiten in de Unie die actief zijn op het gebied van de ruimtevaart, alsook om op internationaal niveau te kunnen samenwerken met derde landen of internationale organisaties. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om alle relevante instrumenten en beheermethoden uit het VWEU en het Financieel Reglement, alsook gezamenlijke aanbestedingsprocedures, aan te wenden.
(36)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU) 2017/1939 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
(37)Om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, moeten derde landen worden verplicht de bevoegde ordonnateur, het OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.
(38)Een publiek-privaat partnerschap is de meest geschikte regeling om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het programma kunnen worden nagestreefd. Hiermee kan worden voortgebouwd op de technologische en infrastructurele basis van de bestaande satellietcommunicatie in de EU, kunnen robuuste en innovatieve overheidsdiensten worden verleend, en kan de private partner tegelijkertijd in staat worden gesteld om door middel van aanvullende eigen investeringen de infrastructuur van het programma aan te vullen met extra vermogens voor het aanbieden van commerciële diensten. Met een dergelijke regeling worden bovendien de uitrol- en functioneringskosten geoptimaliseerd door de ontwikkelings- en uitrolkosten die de overheids- en commerciële infrastructuren gemeen hebben te delen, en worden de operationele kosten geoptimaliseerd doordat het mogelijk wordt de capaciteiten grotendeels gezamenlijk te benutten. Met name de innovatie door de nieuwe ruimtevaartindustrie wordt hiermee gestimuleerd, aangezien de risico’s van onderzoek en ontwikkeling door de publieke en private partners kunnen worden gedeeld.
(39)Het uitvoeringsmodel kan de vorm aannemen van een concessieovereenkomst of een andere contractuele regeling. Ongeacht het uitvoeringsmodel moeten verschillende kernbeginselen worden toegepast. In de overeenkomst moeten de taken duidelijk worden verdeeld tussen de publieke en private partners. Daarom moet worden voorkomen dat de private partner enige mate van overcompensatie voor het verlenen van overheidsdiensten ontvangt, moet de verlening van de door de particuliere sector te verlenen commerciële diensten mogelijk worden gemaakt, en moet worden gezorgd voor een passende prioritering van de behoeften van de gebruikers van de overheidsdiensten. De Commissie moet in staat zijn dergelijke diensten te beoordelen en goed te keuren om te waarborgen dat de essentiële belangen van de Unie en de doelstellingen van het programma worden beschermd en dat passende waarborgen worden ingebouwd om mogelijke verstoringen van de mededinging als gevolg van de verlening van commerciële diensten te voorkomen; dergelijke waarborgen kunnen een scheiding van de boekhouding van overheids- en commerciële diensten omvatten, alsook de open, eerlijke en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten. Met het publiek-private partnerschap moet de deelname van start-ups en kmo’s in de hele waardeketen van de concessie en in alle lidstaten worden bevorderd, waarmee de ontwikkeling van innovatieve en disruptieve technologieën wordt gestimuleerd.
(40)Voor een goed openbaar bestuur van het programma is het nodig dat de verantwoordelijkheden en taken duidelijk tussen de verschillende betrokkenen worden verdeeld om onnodige overlapping te voorkomen en kostenoverschrijdingen en vertragingen te verminderen. Alle bestuursactoren moeten, binnen hun bevoegdheidsgebied en conform hun taken, de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma ondersteunen.
(41)De lidstaten zijn reeds lange tijd actief op het gebied van de ruimtevaart. Zij beschikken over systemen, infrastructuur, nationale agentschappen en organen die verband houden met de ruimtevaart. Zij kunnen bijgevolg een grote bijdrage aan het programma leveren, met name aan de uitvoering ervan. Zij zouden kunnen samenwerken met de Unie voor het promoten van de diensten en toepassingen van het programma en kunnen zorgen voor samenhang tussen de relevante nationale initiatieven en het programma. De Commissie zou de middelen waarover de lidstaten beschikken kunnen mobiliseren, gebruik kunnen maken van hun medewerking en, onder wederzijds overeengekomen voorwaarden, taken van niet-regelgevende aard bij de uitvoering van het programma aan de lidstaten kunnen toevertrouwen. Daarnaast moeten de betrokken lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de op hun grondgebied ingerichte grondinfrastructuur te beschermen. Voorts moeten de lidstaten en de Commissie met elkaar en met de bevoegde internationale organen en regelgevende instanties samenwerken om ervoor te zorgen dat de frequenties die nodig zijn voor het programma beschikbaar zijn en adequaat worden beschermd, zodat op de aangeboden diensten gebaseerde toepassingen volledig kunnen worden ontwikkeld en toegepast, onder naleving van Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad.
(42)Overeenkomstig artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is het de taak van de Commissie, die het algemeen belang van de Unie bevordert, om het programma uit te voeren, er de algehele verantwoordelijkheid voor te dragen en het gebruik ervan te bevorderen. Om de middelen en competenties van de verschillende belanghebbenden te optimaliseren, moet de Commissie in gerechtvaardigde omstandigheden bepaalde taken kunnen toewijzen aan andere instanties. De Commissie draagt de algehele verantwoordelijkheid voor het programma, en zij moet dan ook de voornaamste technische en operationele vereisten vaststellen die nodig zijn om in te spelen op de evolutie van systemen en diensten. Daarvoor moet zij de deskundigen van de lidstaten, gebruikers en andere belanghebbenden raadplegen. Ten slotte belet de uitoefening van bevoegdheden door de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 3, VWEU de lidstaten niet hun bevoegdheden uit te oefenen. Voor een goed gebruik van de middelen van de Unie is het echter passend dat de Commissie voor zover mogelijk de samenhang van in het kader van het programma uitgevoerde activiteiten met die van de lidstaten waarborgt.
(43)Het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (hierna “het Agentschap” genoemd) heeft als missie om bij te dragen aan het programma, met name wat betreft beveiligingshomologatie. Bepaalde taken die daarmee verband houden moeten daarom worden toevertrouwd aan het Agentschap. In het bijzonder met betrekking tot beveiliging en gezien de ervaring van het Agentschap op dit gebied, moet het Agentschap worden belast met de beveiligingshomologatie van de overheidsdiensten en -infrastructuur. Voorts moet het Agentschap de taken uitvoeren waarmee de Commissie het Agentschap belast. Wanneer taken aan het Agentschap worden toevertrouwd, moet voor voldoende personele, administratieve en financiële middelen worden gezorgd.
(44)Het Agentschap is, door de deskundigheid die het de laatste jaren heeft opgebouwd op het gebied van het beheer en de bediening van en de dienstverlening met betrekking tot de Galileo- en Egnos-onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, het meest geschikte orgaan om alle taken met betrekking tot het bedienen van de overheidsinfrastructuur en het verlenen van de overheidsdiensten uit te voeren. Daarom moet de bediening van de overheidsinfrastructuur en de verlening van overheidsdiensten aan het Agentschap worden toevertrouwd.
(45)Om de bediening van de overheidsinfrastructuur te waarborgen en de verlening van de overheidsdiensten te faciliteren, moet het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten binnen hun bevoegdheidsgebieden kunnen toevertrouwen, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie.
(46)Het ESA is een internationale organisatie met uitgebreide deskundigheid op het gebied van ruimtevaart, met inbegrip van satellietcommunicatie, en is daarom een belangrijke partner bij de uitvoering van de verschillende aspecten van het ruimtevaartbeleid van de Unie. Wat dat betreft moet het ESA technische deskundigheid aan de Commissie kunnen verstrekken, onder meer voor de voorbereiding van de technische aspecten van het programma. Daarom kunnen de ontwikkelings- en validatieactiviteiten van het programma aan het ESA worden toevertrouwd, en kan het ESA ondersteuning bieden bij de evaluatie van de in het kader van de uitvoering van het programma gesloten overeenkomsten.
(47)Gezien het belang van met de ruimtevaart verband houdende activiteiten voor de economie van de Unie en de levens van burgers van de Unie, moet het bereiken en handhaven van een hoog beveiligingsniveau een topprioriteit zijn voor het programma, met name om de belangen van de Unie en van de lidstaten te beschermen, onder meer in verband met gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie.
(48)Overeenkomstig artikel 17 VEU is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van programma’s die, overeenkomstig de in het Financieel Reglement vastgestelde voorschriften, in indirect beheer aan derden kunnen worden gesubdelegeerd. De Commissie moet er in dat verband voor zorgen dat de door derden voor de uitvoering van het programma in indirect beheer uitgevoerde taken de beveiliging van het programma niet ondermijnen, met name wat betreft de controle van gerubriceerde informatie. Daarom moet worden verduidelijkt dat wanneer de Commissie de uitvoering van taken in het kader van het programma aan het ESA toevertrouwt, de bijbehorende bijdrageovereenkomsten moeten waarborgen dat de gerubriceerde informatie die door het ESA wordt gegenereerd, moet worden beschouwd als gerubriceerde EU-informatie (EUCI) in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie en Besluit 2013/488/EU van de Raad die onder het gezag van de Commissie is gegenereerd.
(49)Zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid moeten de Commissie en de hoge vertegenwoordiger elk binnen hun bevoegdheidsgebied de beveiliging van het programma waarborgen overeenkomstig deze verordening en in voorkomend geval Besluit (GBVB) 2021/698 van de Raad.
(50)Gezien de specifieke expertise waarover de EDEO beschikt en zijn regelmatige contacten met instanties van derde landen en met internationale organisaties, moet de EDEO de Commissie kunnen bijstaan bij het verrichten van bepaalde taken in verband met de beveiliging van het programma op het vlak van de externe betrekkingen, overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad.
(51)Onverminderd de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de nationale veiligheid, als bepaald in artikel 4, lid 2, VEU, en het recht van de lidstaten om hun wezenlijke veiligheidsbelangen te verdedigen overeenkomstig artikel 346 VWEU, moet een specifieke beveiligingsgovernance tot stand worden gebracht om te waarborgen dat het programma vlot kan worden uitgevoerd. Die governance moet worden gebaseerd op drie belangrijke beginselen. Ten eerste is het absoluut noodzakelijk dat zo veel mogelijke rekening wordt gehouden met de uitgebreide, unieke ervaring van de lidstaten op het gebied van beveiligingsaangelegenheden. Ten tweede moeten, ter voorkoming van belangenconflicten en eventuele tekortkomingen in de toepassing van beveiligingsregels, de operationele functies worden gescheiden van de beveiligingshomologatiefuncties. Ten derde is de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van alle of een deel van de infrastructuur van het programma ook het best in staat om de beveiliging van de haar toegewezen taken te beheren. De beveiliging van het programma zou voortbouwen op de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan bij de implementatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie. Voor een goede beveiligingsgovernance moeten ook de rollen op passende wijze worden verdeeld onder de verschillende spelers. Als verantwoordelijke voor het programma moet de Commissie, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid, bepalen welke algemene beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op het programma.
(52)De cyberbeveiliging van de infrastructuur van het programma, zowel op de grond als in de ruimte, is essentieel om de continuïteit van de dienstverlening en het functioneren van het systeem te waarborgen. Er moet bij de vaststelling van de veiligheidsvereisten derhalve terdege rekening worden gehouden met de noodzaak om het systeem en de diensten daarvan tegen cyberaanvallen te beschermen, onder meer door gebruik te maken van nieuwe technologieën.
(53)In voorkomend geval moet de Commissie na de risico- en dreigingsanalyse een structuur voor beveiligingsmonitoring vaststellen. Die structuur voor beveiligingsmonitoring moet een entiteit zijn die voldoet aan de in het kader van Besluit (GBVB) 2021/698 ontwikkelde instructies.
(54)De in het kader van het programma verleende overheidsdiensten worden door de overheidsactoren van de Unie gebruikt bij missies die van essentieel belang zijn voor de beveiliging en de veiligheid. Dergelijke diensten en infrastructuur moeten daarom worden onderworpen aan beveiligingshomologatie.
(55)Het is absoluut noodzakelijk dat de beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd op basis van collectieve verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, door naar een consensus toe te werken en alle belanghebbenden te betrekken bij de beveiligingskwestie, en dat er een procedure voor permanente risicomonitoring wordt ingevoerd. Ook moeten technische beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd door vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de homologatie van complexe systemen en over een veiligheidsmachtiging van een passend niveau beschikken.
(56)Een belangrijke doelstelling van het programma is het waarborgen van de veiligheid van de Unie en de lidstaten, en het versterken van de veerkracht in cruciale technologieën en waardeketens. In specifieke gevallen vereist deze doelstelling dat de nodige subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden worden vastgesteld om de bescherming van de integriteit, beveiliging en veerkracht van de operationele systemen van de Unie te waarborgen. Dat mag niet ten koste gaan van de noodzaak van concurrentievermogen en kosteneffectiviteit.
(57)Gezien het belang dat de overheidsgrondinfrastructuur binnen het programma heeft en het effect van die infrastructuur op de beveiliging van het programma, moet de Commissie de locatie van dergelijke infrastructuur bepalen. De stationering van de overheidsgrondinfrastructuur van het programma moet volgens een open en transparant proces blijven verlopen, waar passend met een rol voor het Agentschap op basis van zijn bevoegdheidsgebied.
(58)De overheidsdiensten van het programma worden door actoren van de Unie en de lidstaten gebruikt in missies en operaties die cruciaal zijn voor de beveiliging en veiligheid. Om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, moeten daarom maatregelen worden getroffen om voor de nodige mate van onafhankelijkheid van derden (derde landen en entiteiten uit derde landen) te zorgen, die betrekking hebben op alle onderdelen van het programma. Dit omvat ruimte- en grondtechnologieën op het niveau van onderdelen, subsystemen en systemen, vervaardigingsindustrieën, eigenaren en beheerders van ruimtesystemen, en de fysieke locatie van onderdelen van grondsystemen.
(59)Om het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie in de toekomst te waarborgen, moet met het programma worden bijgedragen tot de ontwikkeling van geavanceerde vaardigheden op ruimtevaartgerelateerde gebieden en moeten onderwijs- en opleidingsactiviteiten worden ondersteund, waarbij aandacht moet worden besteed aan gelijke kansen, gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen, zodat het volledige potentieel van de burgers van de Unie op dit gebied wordt gerealiseerd.
(60)Gezien de wereldwijde dekking van het programma heeft het een sterke internationale dimensie. Ook internationale partners, hun overheden en hun burgers zullen gebruikmaken van het dienstenpakket van het programma, hetgeen bijkomende voordelen oplevert voor de internationale samenwerking van de Unie en de lidstaten met deze partners. Voor kwesties die verband houden met het programma, kan de Commissie, namens de Unie en binnen haar bevoegdheidsgebied, de activiteiten op het internationale toneel coördineren. De Commissie zou de belangen van de Unie en haar lidstaten met betrekking tot het programma op internationale fora kunnen behartigen, onder meer wat betreft frequenties, zonder daarbij afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten op dat gebied.
(61)Leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, alsmede de landen van het Europees nabuurschapsbeleid en andere derde landen, mogen enkel aan het programma deelnemen op basis van een overeenkomstig artikel 218 VWEU te sluiten overeenkomst.
(62)Krachtens Besluit 2013/755/EU van de Raad komen in landen of gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering met inachtneming van de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betreffende land of gebied overzee banden heeft.
(63)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van de locatie van de centra die tot de overheidsgrondinfrastructuur behoren, de operationele vereisten voor overheidsdiensten, het dienstenpakket voor overheidsdiensten en de vaststelling van aanvullende vereisten voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(64)De overheidsdiensten moeten in beginsel gratis worden verleend aan de gebruikers van de overheidsdiensten. Indien de Commissie na analyse tot de conclusie komt dat er sprake is van een gebrek aan capaciteit, moet zij de mogelijkheid hebben in het kader van die gedetailleerde voorschriften voor dienstverlening een prijsbeleid te ontwikkelen om verstoring van de markt te voorkomen. De Commissie moet uitvoeringsbevoegdheden krijgen om een dergelijk prijsbeleid vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
(65)Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de locatie van het grondsegment van de overheidsinfrastructuur. Voor de selectie van zulke locaties moet de Commissie de mogelijkheid hebben om rekening te houden met de operationele vereisten en de beveiligingsvoorschriften, alsook met de bestaande infrastructuur. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
(66)Ten behoeve van goed openbaar bestuur, gezien de synergieën tussen dit programma en het ruimtevaartprogramma van de Unie, en met name om toepasselijke synergieën met het GOVSATCOM-onderdeel te waarborgen, moet het bij Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in zijn GOVSATCOM-configuratie ook als het comité voor de toepassing van dit programma dienen. Voor kwesties met betrekking tot de beveiliging van het programma moet het programmacomité in een specifieke beveiligingsconfiguratie vergaderen.
(67)Aangezien voor goed openbaar bestuur een uniform beheer van het programma, snellere besluitvorming en gelijke toegang tot informatie nodig is, kunnen vertegenwoordigers van de entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd als waarnemer deelnemen aan de werkzaamheden van het op grond van Verordening (EU) nr. 182/2011 ingestelde programmacomité. Om dezelfde redenen kunnen vertegenwoordigers van derde landen en internationale organisaties die met de Unie een internationale overeenkomst betreffende het programma hebben gesloten, deelnemen aan de werkzaamheden van het programmacomité op voorwaarde dat de beveiligingsvoorschriften dat niet beletten en overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. Vertegenwoordigers van entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd, derde landen of internationale organisaties mogen geen stemrecht hebben in het programmacomité. De voorwaarden voor deelname van waarnemers en ad-hocdeelnemers moeten worden vastgelegd in het reglement van het programmacomité.
(68)Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet dit programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het programma te evalueren. Bij de evaluatie van dit programma moet rekening worden gehouden met de bevindingen van de in het kader van Verordening (EU) 2021/696 uitgevoerde evaluatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie met betrekking tot het GOVSATCOM-onderdeel.
(69)Om ervoor te zorgen dat de indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma, alsook het monitoring- en evaluatiekader van het programma, passend blijven, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen met betrekking tot die indicatoren vast te stellen tot wijziging van de bijlage bij deze verordening, alsook om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met de acceptatie door eindgebruikers en de gevolgen voor de interne markt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden zorgt voor passende raadpleging, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 zijn vastgelegd. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(70)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de beveiligingsvoorschriften van het programma te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. De lidstaten moeten maximale controle kunnen uitoefenen op de beveiligingsvoorschriften van het programma. Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot de beveiliging van het programma moet de Commissie worden bijgestaan door het programmacomité dat in een speciale beveiligingsconfiguratie bijeenkomt. Gezien de gevoelige aard van beveiligingskwesties moet de voorzitter van het programmacomité ernaar streven oplossingen te vinden die in het comité de ruimst mogelijke steun genieten. De Commissie mag geen uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van de algemene beveiligingsvoorschriften van het programma indien het programmacomité geen advies heeft uitgebracht.
(71)Aangezien de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen van de acties die de financiële en technische mogelijkheden van de afzonderlijke lidstaten te boven gaan, beter op Unieniveau kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
1.Bij deze verordening wordt het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld. In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de voorschriften voor de activiteiten van het programma, de infrastructuur en de diensten van het programma, de deelnemers aan het programma, de begroting voor de periode 2023-2027, de vormen van financiering door de Unie, de regels voor de verstrekking van die financiering en de regels voor de uitvoering van het programma vastgelegd.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)“kritieke infrastructuur”: voorziening, systeem of een deel daarvan op het grondgebied van de lidstaten dat van essentieel belang is voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, waarvan de verstoring of vernietiging in een lidstaat aanzienlijke gevolgen zou hebben doordat die functies ontregeld zouden raken;
2)“Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI)”: onderling verbonden ruimte- en grondinfrastructuur die behoort tot de infrastructuur van het programma en waarin kwantumgebaseerde technologie wordt gebruikt om de verdeling van cryptografische sleutels te waarborgen;
3)“GOVSATCOM-hub”: GOVSATCOM-hub in de zin van artikel 2, punt 23), van Verordening (EU) 2021/696;
4) “GOVSATCOM-gebruiker”: GOVSATCOM-gebruiker in de zin van artikel 2, punt 22), van Verordening (EU) 2021/696;
5)“infrastructuur”: voorziening, systeem of een deel daarvan dat nodig is voor de levering van de in het kader van het programma verleende diensten;
6)“nieuwe ruimtevaartindustrie”: particuliere ondernemingen en kleine, middelgrote en startende ondernemingen die nieuwe ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen ontwikkelen;
7)“nuttige lading”: door een ruimtevaartuig vervoerde uitrusting voor de uitvoering van een bepaalde ruimtemissie;
8)“beveiligd connectiviteitssysteem”: overeenkomstig deze verordening ontwikkeld systeem dat bestaat uit de in artikel 5 bedoelde infrastructuur en waarmee de in artikel 7 bedoelde diensten worden verleend;
9)“het Agentschap”: het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma als opgericht bij Verordening (EU) 2021/696.
Artikel 3
Doelstellingen van het programma
1.De algemene doelstelling van het programma is de totstandbrenging van een beveiligd en autonoom connectiviteitssysteem in de ruimte om gegarandeerde en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten te verlenen, met name teneinde:
a)te waarborgen dat overheidsgebruikers op lange termijn beschikken over wereldwijde en ononderbroken toegang tot beveiligde en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten overeenkomstig artikel 7, leden 1 tot en met 3, waarmee de bescherming van kritieke infrastructuur, bewaking, extern optreden, crisisbeheer en toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, het milieu, de veiligheid en defensie worden ondersteund en de veerkracht van de lidstaten wordt derhalve wordt vergroot;
b)de verlening van commerciële diensten door de particuliere sector mogelijk te maken, overeenkomstig artikel 7, lid 4.
2.De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
a)het verbeteren van de communicatiediensten van de Unie door een multiorbitale connectiviteitsinfrastructuur te ontwikkelen, te bouwen en te bedienen die voortdurend wordt aangepast aan de ontwikkeling van de vraag naar satellietcommunicatie en rekening houdt met de bestaande en toekomstige activa van de lidstaten die in het kader van het GOVSATCOM-onderdeel van het bij Verordening (EU) 2021/696 vastgestelde ruimtevaartprogramma van de Unie worden gebruikt;
b)het bijdragen aan de cyberveerkracht door middel van proactieve en reactieve verdediging tegen cyber- en elektromagnetische dreigingen en operationele cyberbeveiliging, en het integreren van het ruimte- en bijbehorende grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie om de veilige overdracht van cryptografische sleutels mogelijk te maken;
(c)het verbeteren en uitbreiden van de vermogens en diensten van andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie;
d)het stimuleren van de uitrol van innovatieve en disruptieve technologieën, met name door de nieuwe ruimtevaartindustrie te benutten, en
e)het mogelijk maken snelle en naadloze breedbandconnectiviteit in de hele Unie te ontwikkelen, dode communicatiezones weg te werken en de cohesie tussen de gebieden van de lidstaten te vergroten, alsook het voorzien in connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang buiten de Unie.
Artikel 4
Activiteiten tot uitvoering van het programma
1.De verlening van de in artikel 7, lid 1, bedoelde overheidsdiensten wordt gewaarborgd door de volgende activiteiten uit te voeren:
a)ontwikkelings- en validatie-activiteiten, met inbegrip van de bouw en lancering van de aanvankelijke ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor het verlenen van overheidsdiensten;
b)ontwikkeling en integratie van het ruimte- en aanverwante grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie in de ruimte- en grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem;
c)ontwikkelingsactiviteiten om de ruimte- en grondinfrastructuur die nodig is voor het verlenen van overheidsdiensten te voltooien;
d)exploitatieactiviteiten voor het verlenen van overheidsdiensten, met inbegrip van:
i)het bedienen, het onderhoud, de voortdurende verbetering en de bescherming van de ruimte- en grondinfrastructuur, met inbegrip van het beheer inzake vernieuwing en veroudering;
e)het ontwikkelen van toekomstige ruimte- en grondinfrastructuur en van de overheidsdiensten.
2.De in lid 1, punt d), bedoelde exploitatieactiviteiten gaan tegen 2024 geleidelijk van start met de verlening van een eerste reeks diensten. Die eerste diensten worden verbeterd door de geleidelijke uitrol van de ruimte- en grondinfrastructuur, die moet leiden tot een volledig operationeel vermogen, naar planning tegen 2027.
3.De in artikel 6 bedoelde acties worden uitgevoerd gedurende de gehele looptijd van het programma.
Artikel 5
Infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem
1.De infrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem bestaat uit overheids- en commerciële infrastructuur, overeenkomstig lid 2, respectievelijk lid 3.
2.De overheidsinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem omvat alle bijbehorende grond- en ruimteactiva die nodig zijn om de in artikel 7, lid 1, bedoelde overheidsdiensten te verlenen, met inbegrip van:
a)satellieten of subcomponenten van satellieten;
b)subcomponenten in de ruimte en op de grond voor de verdeling van cryptografische sleutels;
c)infrastructuur voor toezicht op de beveiliging van de infrastructuur en diensten van het programma;
d)infrastructuur voor het verlenen van diensten aan de overheidsgebruikers;
e)de infrastructuur voor het GOVSATCOM-grondsegment als bedoeld in artikel 67 van Verordening (EU) 2021/696, met inbegrip van de GOVSATCOM-hubs.
Voor de toepassing van deze verordening maakt het gebruiksrecht van de frequenties die nodig zijn voor de verzending van de signalen die worden gegenereerd door de grond- en ruimteactiva van de overheidsinfrastructuur deel uit van de overheidsinfrastructuur.
De overheidsinfrastructuur ondersteunt aanvullende nuttige ladingen die kunnen worden gebruikt als deel van de ruimte-infrastructuur van de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/696 genoemde onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden.
3.Indien nodig stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast die nodig zijn om de locatie te bepalen van centra die deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur, met uitzondering van de GOVSATCOM-hubs, overeenkomstig de veiligheidsvereisten en door middel van een open en transparant proces. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure. De locaties van de GOVSATCOM-hubs wordt bepaald overeenkomstig artikel 67, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696.
Teneinde de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, bevinden de in de eerste alinea bedoelde centra zich indien mogelijk op het grondgebied van de lidstaten en vallen zij onder een gastlandovereenkomst in de vorm van een administratieve overeenkomst tussen de Unie en de desbetreffende lidstaat.
Indien het niet mogelijk is het centrum op het grondgebied van de lidstaten te vestigen, kan de Commissie de locatie van een dergelijk centrum op het grondgebied van een derde land bepalen, op grond van een gastlandovereenkomst tussen de Unie en het desbetreffende derde land die overeenkomstig artikel 218 VWEU wordt gesloten.
4.De in lid 1 bedoelde commerciële infrastructuur omvat alle ruimte- en grondactiva die geen deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur. De commerciële infrastructuur wordt volledig gefinancierd door de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant.
5.Teneinde de veiligheidsbelangen van de Unie te beschermen, worden de ruimteactiva van het beveiligde connectiviteitssysteem gelanceerd door een lanceringsdienstverlener die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19 en indien mogelijk vanaf het grondgebied van de lidstaten.
Artikel 6
Acties ter ondersteuning van een innoverende en concurrerende ruimtevaartsector voor de Unie
1.Met het programma wordt een innovatieve en concurrerende ruimtevaartsector van de Unie ondersteund en de nieuwe ruimtevaartindustrie in de Unie gestimuleerd, met name de in artikel 6 van Verordening (EU) 2021/696 genoemde initiatieven en activiteiten, in voorkomend geval met inbegrip van steun voor commerciële diensten.
2.De Commissie draagt bij tot de in lid 1 bedoelde activiteiten door de volgende maatregelen te treffen:
a)vaststellen van gunningscriteria voor de in artikel 15 bedoelde opdrachten, waarmee de deelname van startende en kleine en middelgrote ondernemingen uit de hele Unie en de gehele relevante waardeketen wordt gewaarborgd;
b)vereisen dat de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant voorziet in een plan voor de integratie van startende en kleine en middelgrote ondernemingen uit de hele Unie in de activiteiten in het kader van de in artikel 15 bedoelde opdrachten;
c)in middel van de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten vereisen dat startende en kleine en middelgrote ondernemingen hun eigen diensten aan eindgebruikers kunnen verlenen;
d)bevorderen van meer deelname van vrouwelijke innovators en opnemen van gelijkheids- en inclusiedoelstellingen in de aanbestedingsstukken.
Hoofdstuk II
Diensten
Artikel 7
Bepaling van het dienstenpakket
1.De verlening van overheidsdiensten wordt gewaarborgd volgens het in lid 3 bedoelde dienstenpakket en overeenkomstig de in lid 2 bedoelde operationele vereisten.
2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de operationele vereisten vast voor overheidsdiensten, in de vorm van technische specificaties voor usecases die met name verband houden met crisisbeheer, bewaking en beheer van belangrijke infrastructuur, waaronder diplomatieke communicatienetwerken. Die operationele vereisten worden gebaseerd op een gedetailleerde analyse van de vereisten van gebruikers van het programma, waarbij rekening wordt gehouden met de vereisten die voortvloeien uit bestaande gebruikersapparatuur en netwerken, alsook met operationele vereisten voor GOVSATCOM-diensten overeenkomstig artikel 63, lid 2, van de verordening inzake het ruimtevaartprogramma. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het dienstenpakket voor de overheidsdiensten vast, in de vorm van een lijst diensten en de eigenschappen daarvan, waaronder geografische dekking, frequentie, bandbreedte, gebruikersapparatuur en beveiligingsaspecten. Die uitvoeringshandelingen worden gebaseerd op de in lid 2 van dit artikel bedoelde operationele vereisten en de toepasselijke in artikel 27, lid 2, bedoelde beveiligingsvoorschriften. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
4.De verlening van commerciële diensten wordt volledig gefinancierd door de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant. De voorwaarden voor het verlenen van commerciële diensten worden vastgesteld in de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten. In die voorwaarden wordt met name gespecificeerd hoe de Commissie de verlening van commerciële diensten zal beoordelen en goedkeuren om ervoor te zorgen dat de essentiële belangen van de Unie en de in artikel 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen van het programma worden beschermd. Ook bevatten die voorwaarden passende waarborgen om concurrentieverstoringen bij de verlening van commerciële diensten, belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen voor de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant te voorkomen. Dergelijke waarborgen kunnen de verplichting omvatten om de boekhouding inzake de verlening van overheidsdiensten en de verlening van commerciële diensten te scheiden, ook als dat het opzetten van een entiteit inhoudt die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant voor de verlening van de overheidsdiensten, en om open, eerlijke en niet-discriminerende toegang te verlenen tot de infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten.
Artikel 8
Overheidsdiensten
1.Overheidsdiensten worden verleend aan de in artikel 9, leden 1, 2 en 3, bedoelde deelnemers.
2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere voorschriften voor de verlening van overheidsdiensten vast, rekening houdend met artikel 66 van de verordening inzake het ruimtevaartprogramma, de verwachte vraag voor de verschillende usecases, de dynamische toewijzing van de middelen, de prioritering van de overheidsdiensten naargelang hoe relevant en kritiek de behoeften van de gebruikers zijn, en in voorkomend geval de kostenefficiëntie.
3.De toegang tot de overheidsdiensten is gratis voor de gebruikers daarvan.
4.In afwijking van lid 3 kan de Commissie in naar behoren gemotiveerde gevallen en bij wijze van uitzondering door middel van uitvoeringshandelingen een prijsbeleid vaststellen.
Bij de vaststelling van dit prijsbeleid waarborgt de Commissie dat de verlening van de overheidsdiensten de mededinging niet verstoort, dat er geen tekort aan de overheidsdiensten optreedt en dat de vastgestelde prijs niet leidt tot overcompensatie van de begunstigde.
5. De in de leden 2 en 4 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
6.De verlening van overheidsdiensten tussen gebruikers die door dezelfde deelnemer aan het programma zijn gemachtigd, worden door die deelnemer aan het programma vastgesteld en uitgevoerd.
Artikel 9
Deelnemers aan en bevoegde autoriteiten voor het programma
1.De lidstaten, de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zijn deelnemers aan het programma voor zover zij de gebruikers van de overheidsdiensten machtigingen verlenen.
2.Agentschappen en organen van de Unie kunnen alleen deelnemer aan het programma worden voor zover dit voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is en volgens de gedetailleerde regels die zijn vastgelegd in een administratieve overeenkomst tussen het betrokken agentschap en de instelling van de Unie die er toezicht op houdt.
3.Derde landen en internationale organisaties kunnen deelnemer aan het programma worden overeenkomstig artikel 36.
4.Elke deelnemer aan het programma wijst één bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aan.
De deelnemers aan het programma worden geacht deze vereiste na te leven indien zij aan de volgende criteria voldoen:
a)zij zijn ook GOVSATCOM-deelnemers als bedoeld in artikel 68 van Verordening (EU) 2021/696, en
b)zij hebben overeenkomstig artikel 68, lid 4, van Verordening (EU) 2021/696 een bevoegde autoriteit aangewezen.
5.Een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit als bedoeld in lid 4 waarborgt dat:
a)het gebruik van diensten in overeenstemming is met de geldende beveiligingsvoorschriften;
b)de toegangsrechten voor de overheidsdiensten worden vastgelegd en beheerd;
c)de gebruikersapparatuur die nodig is voor het gebruik van de overheidsdiensten en de bijbehorende informatie en verbindingen voor elektronische communicatie worden gebruikt en beheerd overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften;
d)er een centraal contactpunt wordt ingesteld om, voor zover nodig, te assisteren bij het melden van beveiligingsrisico’s en -dreigingen, met name wat betreft het opsporen van potentieel schadelijke elektromagnetische interferentie die gevolgen heeft voor de diensten in het kader van het programma.
Artikel 10
Gebruikers van de overheidsdiensten
1.De volgende entiteiten kunnen gemachtigd worden als gebruikers van de overheidsdiensten:
a)een overheidsinstantie van de Unie of van een lidstaat, of een met de uitoefening van openbaar gezag belast orgaan;
b)een natuurlijk persoon of rechtspersoon die namens en onder de zeggenschap van een in punt a) van dit lid bedoelde entiteit handelt.
2.De in lid 1 bedoelde overheidsgebruikers worden naar behoren door de in artikel 9 bedoelde deelnemers aan het programma gemachtigd om de overheidsdiensten te gebruiken, en leven de in artikel 27, lid 2, bedoelde algemene beveiligingsvoorschriften na.
Hoofdstuk III
Begrotingsbijdrage en -mechanismen
Artikel 11
Begroting
1.De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027, met inbegrip van die voor de daarmee samenhangende risico’s, bedragen 1,600 miljard EUR in lopende prijzen.
De indicatieve verdeling van het bedrag vanuit het MFK 2021-2027 is als volgt:
–950 miljoen EUR uit rubriek 1;
–500 miljoen EUR uit rubriek 5;
–150 miljoen EUR uit rubriek 6.
2.Het programma wordt aangevuld met financiering in het kader van het Horizon Europa-programma, het ruimtevaartprogramma van de Unie en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) met een indicatief maximumbedrag van respectievelijk 0,430 miljard EUR, 0,220 miljard EUR en 0,150 miljard EUR. Die financiering wordt besteed overeenkomstig respectievelijk Verordening (EU) 2021/695, Verordening (EU) 2021/696 en Verordening (EU) 2021/947.
3.Het in lid 1 bedoelde bedrag mag worden gebruikt om alle activiteiten die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te dekken. Die uitgaven kunnen ook betrekking hebben op:
a)studies en bijeenkomsten van deskundigen, met name in verband met de naleving van de kosten- en tijdsbeperkingen;
b)voorlichtings- en communicatieacties, inclusief de institutionele communicatie over de beleidsprioriteiten van de Unie, voor zover deze rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van deze verordening, met name met het oog op de totstandbrenging van synergieën met ander beleid van de Unie;
c)de informatietechnologienetwerken waarmee informatie wordt verwerkt of uitgewisseld, en de door de Commissie getroffen administratieve beheersmaatregelen, onder meer op het gebied van beveiliging;
d)technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, onder meer van institutionele informatietechnologiesystemen.
4.Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.
Artikel 12
Cumulatieve en alternatieve financiering
Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, inclusief middelen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.
Artikel 13
Bijdragen aan het programma
1.Het programma kan aanvullende financiële bijdragen of bijdragen in natura ontvangen van:
a)agentschappen en organen van de Unie;
b)lidstaten;
c)derde landen die aan het programma deelnemen;
d)het Europees Ruimteagentschap (ESA) of andere internationale organisaties, overeenkomstig de desbetreffende overeenkomsten.
2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende financiële bijdrage en ontvangsten uit hoofde van artikel 8, lid 4, worden behandeld als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het “Financieel Reglement”).
Artikel 14
Uitvoering en vormen van financiering van de Unie
1.Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement.
2.In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de in het Financieel Reglement vastgelegde vormen, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Tevens kan financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
Hoofdstuk IV
Uitvoering van het programma
Artikel 15
Uitvoeringsmodel
1.De in artikel 4 van deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd door middel van opdrachten die worden gegund met inachtneming van het Financieel Reglement en de aanbestedingsbeginselen in artikel 17 van deze verordening.
2.De rollen en verantwoordelijkheden van en de financiële regelingen en verdeling van de risico’s tussen de Unie en de contractant voor de uitvoering van die activiteiten worden vastgelegd in overeenkomsten, die de vorm kunnen aannemen van een concessieovereenkomst, een overeenkomst voor leveringen, diensten of werken, of een gemengde overeenkomst, met inachtneming van de eigendomsregeling van artikel 16 en de financiering van het programma overeenkomstig hoofdstuk III.
3.De in dit artikel bedoelde opdrachten worden in direct en indirect beheer aanbesteed en kunnen de vorm aannemen van een interinstitutionele aanbesteding, als bedoeld in artikel 165, lid 1, van het Financieel Reglement, van de Commissie en het Agentschap, waarbij de Commissie de rol van leidende aanbestedende dienst op zich neemt.
4.Indien de in lid 2 bedoelde aanbestedingsprocedure de vorm aanneemt van een concessieovereenkomst en die concessie niet wordt gegund, herstructureert de Commissie de aanbesteding en sluit zij, afhankelijk van wat passend is voor de optimale uitvoering van het programma, een overeenkomst voor leveringen, diensten of werken.
5.In voorkomend geval kunnen de aanbestedingsprocedures voor de in dit artikel bedoelde overeenkomsten ook de vorm aannemen van een gezamenlijke aanbesteding met de lidstaten, overeenkomstig artikel 165, lid 2, van het Financieel Reglement.
6.De in dit artikel bedoelde overeenkomsten bevatten passende waarborgen om overcompensatie van de contractant, concurrentieverstoringen, belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen te voorkomen. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, bevatten zij bepalingen over de beoordelings- en goedkeuringsproces van door de contractant verleende commerciële diensten om ervoor te zorgen dat de essentiële belangen van de Unie en de doelstellingen van het programma worden beschermd.
7.De in dit artikel bedoelde overeenkomsten bevatten bepalingen betreffende de instelling van een compensatieregeling voor de CO2-emissies die worden veroorzaakt door de lancering van de in artikel 5 bedoelde infrastructuur.
Artikel 16
Eigendom en gebruik van activa
1.De Unie moet eigenaar zijn van alle in artikel 5 bedoelde materiële en immateriële activa die deel uitmaken van de overheidsinfrastructuur. Daartoe waarborgt de Commissie dat overeenkomsten en andere regelingen met betrekking tot de activiteiten die kunnen resulteren in de creatie of ontwikkeling van die activa, bepalingen bevatten die ervoor zorgen dat de Unie het eigendom van die activa heeft.
De Commissie waarborgt met name dat de Unie de volgende rechten heeft:
a)het gebruiksrecht van de frequenties die nodig zijn voor verzending van de door het programma gegenereerde signalen, overeenkomstig de desbetreffende wet- en regelgeving, de desbetreffende licentieovereenkomsten en de door de lidstaten verstrekte registraties die hun eigendom blijven;
b)het recht om de verlening van overheidsdiensten voorrang te geven ten opzichte van de commerciële diensten, overeenkomstig de voorwaarden die in de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten worden vastgesteld en rekening houdend met de in artikel 10, lid 1, bedoelde gebruikers van de overheidsdiensten.
2.In afwijking van lid 1, streeft de Commissie ernaar overeenkomsten of andere regelingen aan te gaan met derden met betrekking tot:
a)reeds bestaande eigendomsrechten in verband met materiële en immateriële activa die deel uitmaken van de infrastructuur van het programma;
b)de verwerving van eigendoms- of licentierechten in verband met andere materiële en immateriële activa die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het programma.
3.Indien de in de leden 1 en 2 bedoelde activa bestaan uit intellectuele-eigendomsrechten, beheert de Commissie die rechten zo doeltreffend mogelijk, rekening houdend met:
a)de noodzaak de activa te beschermen en waarde te verlenen;
b)de rechtmatige belangen van alle betrokken belanghebbenden;
c)de noodzaak om voor concurrerende en goed functionerende markten te zorgen en nieuwe technologieën te ontwikkelen;
d)de noodzaak van de continuïteit van de in het kader van het programma geleverde diensten.
4.De Commissie zorgt er met name voor dat in de relevante contracten, overeenkomsten en andere regelingen is voorzien in de mogelijkheid om die intellectuele-eigendomsrechten over te dragen aan derden of om licenties voor die rechten af te geven aan derden, met inbegrip van degene die dat intellectuele-eigendom tot stand heeft gebracht, en dat die derden vrijelijk over die rechten kunnen beschikken indien dat voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening noodzakelijk is.
Artikel 17
Aanbestedingsbeginselen
1.Aanbestedingen in het kader van het programma worden uitgevoerd overeenkomstig de aanbestedingsregels in het Financieel Reglement.
2.Bij de aanbestedingsprocedures in het kader van het programma, neemt de aanbestedende dienst naast de in het Financieel Reglement vervatte beginselen de volgende beginselen in acht:
a)bevordering, in alle lidstaten in de hele Unie en in de hele toeleveringsketen, van een zo breed en open mogelijke deelname van marktdeelnemers, in het bijzonder start-ups, nieuwe marktdeelnemers en kmo’s, inclusief in het geval van uitbesteding door de inschrijvers;
b)waarborging van daadwerkelijke mededinging in de aanbestedingsprocedure, rekening houdend met de doelstellingen van technologische onafhankelijkheid en de continuïteit van de diensten;
c)inachtneming van de beginselen van open toegang en mededinging, door inschrijving op basis van transparante en tijdige informatieverstrekking, duidelijke bekendmaking van de geldende aanbestedingsvoorschriften en -procedures, selectie- en gunningscriteria en alle andere relevante informatie die alle potentiële inschrijvers gelijke kansen biedt;
d)bescherming van de veiligheid en het algemeen belang van de Unie en haar lidstaten, ook door de autonomie van de Unie te versterken, met name wat betreft technologie;
e)naleving van de beveiligingsvoorschriften van de kerninfrastructuur van het programma en bijdragen aan de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten;
f)in afwijking van artikel 167 van het Financieel Reglement, waar passend gebruikmaken van meer dan één leverancier om een betere algemene controle van de onderdelen van het programma, de kosten en het tijdschema te waarborgen;
g)bevordering van de continuïteit en de betrouwbaarheid van de dienstverlening;
h)naleving van milieucriteria;
i)waarborging van de daadwerkelijke bevordering van gelijke kansen voor iedereen en voor de integratie van gendermainstreaming en de genderdimensie, alsook ernaar streven de oorzaken van genderongelijkheid aan te pakken. Bijzondere aandacht gaat uit naar het waarborgen van genderevenwicht in evaluatiepanels.
Artikel 18
Onderaanneming
1.Om nieuwe marktdeelnemers, kmo’s en start-ups aan te moedigen, de grensoverschrijdende deelname van die ondernemingen te bevorderen, een zo groot mogelijke geografische dekking te bieden en tegelijkertijd de autonomie van de Unie te beschermen, verzoekt de aanbestedende dienst de begunstigde een deel van de overeenkomst door middel van een open aanbesteding op het passende onderaannemingsniveau uit te besteden aan bedrijven buiten de groep waartoe de inschrijver behoort.
2.De inschrijver motiveert elke afwijking van een verzoek uit hoofde van lid 1.
Artikel 19
Subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden ter handhaving van de veiligheid, integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie
Op de bij de uitvoering van het programma uitgevoerde aanbestedingsprocedures zijn subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden van toepassing waarmee, indien nodig en passend, de integriteit en veerkracht van de operationele systemen van de Unie als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/696 worden beschermd, rekening houdend met het doel van bevordering van de strategische autonomie van de Unie, met name op technologisch gebied voor cruciale technologieën en waardeketens, met behoud van een open economie.
Artikel 20
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Indien een derde land door middel van een besluit vastgesteld op grond van een internationale overeenkomst of op basis van een ander rechtsinstrument aan het programma deelneemt, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, het OLAF, het Europees Openbaar Ministerie en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van het OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.
Hoofdstuk V
Governance van het programma
Artikel 21
Governancebeginselen
De governance van het programma wordt gebaseerd op de volgende beginselen:
a)duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van het programma;
b)relevantie van de governancestructuur voor de specifieke behoeften van het programma en de maatregelen, naargelang van toepassing;
c)strenge controle van het programma, onder meer op de strikte eerbiediging van de kosten, het tijdschema en de prestaties door alle entiteiten, binnen hun eigen rollen en taken overeenkomstig deze verordening;
d)transparant en kostenefficiënt beheer;
e)continuïteit van de dienstverlening en continuïteit van de noodzakelijke infrastructuur, met inbegrip van bescherming tegen relevante bedreigingen;
f)systematische en gestructureerde aandacht voor de behoeften van de gebruikers van de gegevens, informatie en diensten die in het kader van het programma zijn verstrekt of verleend, en van de daaraan verbonden wetenschappelijke en technologische vooruitgang;
g)voortdurende inspanningen om risico’s te beheersen en te beperken.
Artikel 22
Rol van de lidstaten
1.De lidstaten dragen bij door middel van hun technische bekwaamheid, kennis en bijstand, met name op het gebied van veiligheid en beveiliging, of, indien passend en mogelijk, door gegevens, informatie, diensten en infrastructuur die zij in hun bezit hebben of die zich op hun grondgebied bevinden ter beschikking van de Unie te stellen.
2.Indien mogelijk waarborgen de lidstaten de samenhang en complementariteit tussen hun herstel- en veerkrachtplannen in het kader van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad en het programma.
3.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het programma soepel functioneert, onder meer door de voor het programma benodigde frequenties op het passende niveau te helpen beveiligen en beschermen.
4.De lidstaten en de Commissie kunnen samenwerken om de acceptatie van de in het kader van het programma verleende diensten te verbreden.
5.Wat beveiliging betreft, verrichten de lidstaten de in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/696 bedoelde taken.
6.De lidstaten geven hun operationele behoeften voor de overheidsdiensten aan.
Artikel 23
Rol van de Commissie
1.De Commissie heeft de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma, ook op het gebied van beveiliging, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid. Overeenkomstig deze verordening en naargelang de gebruikersvereisten stelt de Commissie de prioriteiten en de ontwikkeling van het programma vast en houdt zij toezicht op de uitvoering ervan, onverminderd ander beleid van de Unie.
2.De Commissie zorgt voor een duidelijke verdeling van de taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende entiteiten die betrokken zijn bij het programma en coördineert de activiteiten van die entiteiten. De Commissie zorgt er ook voor dat alle entiteiten die met de uitvoering van het programma zijn belast, de belangen van de Unie beschermen, het goede beheer van de middelen van de Unie waarborgen en het Financieel Reglement en deze verordening naleven.
3.Bij de aanbesteding en gunning van de opdrachten en de ondertekening van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 15, handelt de Commissie in overeenstemming met het Financieel Reglement.
4.De Commissie kan taken met betrekking tot het programma onder indirect beheer toevertrouwen aan het Agentschap en het ESA, overeenkomstig hun respectieve rollen en verantwoordelijkheden als vastgesteld in de artikelen 24 en 25. Om de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te vergemakkelijken en een zo efficiënt mogelijke samenwerking tussen die drie entiteiten te bevorderen, kan de Commissie met elke entiteit overeenkomsten inzake hun bijdragen sluiten.
5.Onverminderd de in artikel 15, lid 2, bedoelde taken van de contractant, het Agentschap of andere belaste entiteiten, waarborgt de Commissie dat de acceptatie en het gebruik van de in het kader van het programma verleende diensten wordt bevorderd en gemaximaliseerd. Ook waarborgt zij de complementariteit, consistentie, synergie en verbanden tussen het programma en andere acties en programma’s van de Unie.
6.Waar passend zorgt de Commissie voor de samenhang van de activiteiten die in het kader van het programma worden verricht met de activiteiten op het gebied van ruimtevaart die worden verricht op Unie-, nationaal of internationaal niveau. De Commissie bevordert samenwerking tussen de lidstaten en faciliteert, indien dit relevant is voor het programma, de convergentie van hun technische capaciteiten en ontwikkelingen op het gebied van ruimtevaart.
7.De Commissie stelt het in artikel 42, lid 1, bedoelde programmacomité in kennis van de tussentijdse en eindresultaten van de evaluatie van de aanbestedingsprocedures en van overeenkomsten, met inbegrip van uitbestedingen, met publieke en private entiteiten.
Artikel 24
Rol van het Agentschap
1.De eigen taak van het Agentschap bestaat erin, via zijn raad voor beveiligingshomologatie en overeenkomstig titel V, hoofdstuk II van Verordening (EU) 2021/696, de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur en overheidsdiensten te waarborgen.
2.De Commissie kan door middel van een of meer bijdrageovereenkomsten de volgende taken aan het Agentschap toevertrouwen:
a)de bediening van de overheidsinfrastructuur van het programma;
b)de operationele beveiliging van de overheidsinfrastructuur, met inbegrip van risico- en dreigingsanalyse en beveiligingsmonitoring, met name het vaststellen van technische specificaties en operationele procedures, en controleren of die aan de in artikel 27, lid 2, bedoelde algemene beveiligingsvoorschriften voldoen;
c)de verlening van de overheidsdiensten;
d)het beheer van de in artikel 15 bedoelde opdrachten nadat die zijn gegund en de gunningsovereenkomsten daarvan zijn ondertekend;
e)overkoepelende coördinatie van de gebruikersgerelateerde aspecten van de overheidsdiensten, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de relevante agentschappen van de Unie, de EDEO en andere entiteiten;
f)het ondernemen van activiteiten met betrekking tot de gebruikersacceptatie van in het kader van het programma aangeboden diensten, zonder dat dit van invloed is op de diensten die door de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant uit hoofde van de in artikel 15 bedoelde overeenkomsten worden verleend.
3.In afwijking van artikel 62, lid 1, van het Financieel Reglement en afhankelijk van de evaluatie door de Commissie van de bescherming van de belangen van de Unie, kan het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten toevertrouwen binnen hun bevoegdheidsgebieden, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie.
4.Indien activiteiten aan het Agentschap worden toevertrouwd, wordt voor passende financiële, personele en administratieve middelen voor de uitvoering daarvan gezorgd. Te dien einde kan de Commissie een deel van de begroting voor de aan het Agentschap toevertrouwde activiteiten bestemmen voor de financiering van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering daarvan.
Artikel 25
Rol van het ESA
1.Mits het belang van de Unie wordt beschermd, kunnen de volgende taken aan het ESA worden toevertrouwd, mits die binnen het vakgebied van het ESA vallen:
a)het toezicht op de in artikel 4, lid 1, punt a), bedoelde ontwikkelings- en validatie-activiteiten die in het kader van de in artikel 15 bedoelde opdrachten worden ondernomen, waarbij wordt gezorgd voor coördinatie tussen de bij dit artikel aan het ESA toevertrouwde taken en begrotingsmiddelen en eventuele eigen middelen van het ESA die ter beschikking worden gesteld aan het programma of de in artikel 15, lid 2, bedoelde contractant, overeenkomstig de voorwaarden die worden vastgesteld in de in artikel 23, lid 4, bedoelde bijdrageovereenkomsten;
b)het bieden van technische expertise aan de Commissie, ook ten behoeve van de voorbereiding van de technische aspecten van het programma;
c)het ondersteunen van de beoordeling van overeenkomsten uit hoofde van artikel 15.
2.Op basis van een beoordeling door de Commissie kunnen andere taken aan het ESA worden toevertrouwd op basis van de behoeften van het programma, met name behoeften met betrekking tot het ruimte- en bijbehorende grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie, mits die taken de activiteiten die door een andere in het kader van het programma met uitvoering belaste entiteit worden uitgevoerd, niet dupliceren en erop zijn gericht de efficiëntie van de uitvoering van de activiteiten van het programma te verbeteren.
Hoofdstuk VI
Beveiliging van het programma
Artikel 26
Algemene beveiligingsbeginselen
Artikel 33 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op dit programma.
Artikel 27
Beveiligingsgovernance
1.De Commissie zorgt op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen en met ondersteuning van het Agentschap voor een hoge mate van beveiliging, in het bijzonder met betrekking tot:
a)de bescherming van de infrastructuur, zowel op de grond als in de ruimte, en de dienstverlening, in het bijzonder tegen fysieke of cyberaanvallen, waaronder de verstoring van gegevensstromen;
b)het toezicht op en beheer van technologieoverdrachten;
c)de ontwikkeling en het behoud binnen de Unie van de verworven deskundigheid en kennis;
d)de bescherming van gevoelige niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie.
2.Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel zorgt de Commissie ervoor dat voor de in artikel 5, lid 2, bedoelde overheidsinfrastructuur een risico- en dreigingsanalyse wordt uitgevoerd. Op basis van die analyse stelt zij door middel van uitvoeringshandelingen de algemene beveiligingsvoorschriften vast. Daarbij houdt de Commissie rekening met de gevolgen van die voorschriften voor het soepel functioneren van de overheidsinfrastructuur, met name wat de kosten, het risicobeheer en het tijdschema betreft, zorgt zij ervoor dat het algemene beveiligingsniveau niet afneemt, geen afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van die apparatuur, en dat rekening wordt gehouden met cyberbeveiligingsrisico’s. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
3.Artikel 34, leden 3 tot en met 7, van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op dit programma. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 34 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”, en gelden alle verwijzingen naar artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar lid 2 van dit artikel.
Artikel 28
Beveiliging van het ingezette systeem en de diensten
In alle gevallen waarin het functioneren van het systeem of de verlening van de overheidsdiensten van invloed kan zijn op de veiligheid van de Unie of haar lidstaten, is Besluit (GBVB) XXX van toepassing.
Artikel 29
Instantie voor beveiligingshomologatie
De raad voor beveiligingshomologatie, zoals binnen het Agentschap ingesteld bij artikel 72, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696, is het instantie voor de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur van het programma.
Artikel 30
Algemene beginselen van beveiligingshomologatie
Beveiligingshomologatieactiviteiten met betrekking tot het programma worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van artikel 37, punten a) tot en met j), van Verordening (EU) 2021/696. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 37 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”, en gelden alle verwijzingen naar artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar artikel 27, lid 2, van deze verordening.
Artikel 31
Taken en samenstelling van de raad voor beveiligingshomologatie
1.Artikel 38, met uitzondering van lid 2, punten c) tot en met f), en lid 3, punt b), en artikel 39 van Verordening (EU) 2021/696 zijn van toepassing op dit programma.
2.In aanvulling op lid 1 en bij wijze van uitzondering kunnen vertegenwoordigers van de in artikel 15, lid 2, van deze verordening bedoelde contractant worden uitgenodigd om voor zaken die direct verband houden met die contractant de vergaderingen van de raad voor beveiligingshomologatie als waarnemer bij te wonen.
Artikel 32
Stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie
Artikel 40 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op de stemprocedure in de raad voor beveiligingshomologatie.
Artikel 33
Kennisgeving en gevolgen van besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie
1.Artikel 41, leden 1 tot en met 4, van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op de besluiten van de raad voor beveiligingshomologatie. Voor de toepassing van deze verordening wordt de term “onderdeel” in artikel 41 van Verordening (EU) 2021/696 gelezen als “overheidsinfrastructuur”.
2.Het tijdschema voor de werkzaamheden van de raad voor beveiligingshomologatie mag geen belemmering vormen voor het tijdschema van de activiteiten die zijn opgenomen in het in artikel 37, lid 1, bedoelde werkprogramma.
Artikel 34
Rol van de lidstaten bij de beveiligingshomologatie
Artikel 42 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op dit programma.
Artikel 35
Bescherming van gerubriceerde informatie
1.Artikel 43 van Verordening (EU) 2021/696 is van toepassing op gerubriceerde informatie met betrekking tot het programma.
2.Door het ESA gegenereerde gerubriceerde informatie met betrekking tot de bij artikel 25, leden 1 en 2, aan het ESA toevertrouwde taken wordt beschouwd als gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie en Besluit 2013/488/EU van de Raad die onder het gezag van de Commissie is gegenereerd.
Hoofdstuk VII
Internationale betrekkingen
Artikel 36
Deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma
1.Onder de voorwaarden als vastgesteld in een uit hoofde van artikel 218 VWEU gesloten specifieke overeenkomst betreffende de deelname van een derde land aan programma’s van de Unie, staat het programma open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), alsook voor de volgende derde landen:
a)toetredende staten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of in soortgelijke overeenkomsten, en in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
b)landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
c)andere derde landen dan de in de punten a) en b) bedoelde landen.
2.Het programma staat open voor deelname van internationale organisaties, overeenkomstig uit hoofde van artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten.
3.In de in de leden 1 en 2 bedoelde specifieke overeenkomst:
a)wordt gezorgd voor een billijk evenwicht tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land of de internationale organisatie dat of die aan programma’s van de Unie deelneemt;
b)worden de voorwaarden voor deelname aan de programma’s, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma’s, en de administratieve kosten ervan vastgesteld;
c)wordt het derde land of de internationale organisatie geen beslissingsbevoegdheid verleend ten aanzien van het programma van de Unie;
d)worden de rechten van de Unie gewaarborgd om voor een goed financieel beheer te zorgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen;
e)worden de verplichtingen die voortvloeien uit bestaande overeenkomsten die door de Unie zijn gesloten onverlet gelaten, met name wat betreft het gebruiksrecht van frequenties.
4.De Commissie kan, onverminderd de in de leden 1, 2 en 3 gestelde voorwaarden en ten behoeve van de veiligheid, door middel van uitvoeringshandelingen aanvullende vereisten vaststellen voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma, voor zover dit verenigbaar is met de in de leden 1 en 2 bedoelde bestaande overeenkomsten. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 37
Toegang van derde landen en internationale organisaties tot de overheidsdiensten
Derde landen en internationale organisaties krijgen toegang tot de overheidsdiensten indien zij:
a)overeenkomstig artikel 218 VWEU een overeenkomst sluiten waarin de voorwaarden voor toegang tot overheidsdiensten zijn vastgelegd;
b)voldoen aan artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696.
Voor de toepassing van deze verordening gelden verwijzingen naar “het programma” in artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696 als verwijzingen naar “het programma” als vastgesteld bij deze verordening.
Hoofdstuk VIII
Programmering, toezicht, evaluatie en controle
Artikel 38
Programmering, monitoring en verslaglegging
1.Het programma wordt uitgevoerd door middel van het werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. Het werkprogramma bevat een beschrijving van de acties en de desbetreffende financiële middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en, waar toepasselijk, het totale bedrag dat voor blendingverrichtingen is gereserveerd. Het werkprogramma dient als aanvulling op het werkprogramma voor het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie als bedoeld in artikel 100 van Verordening (EU) 2021/696.
Het werkprogramma wordt door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2.De indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma wat betreft de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgelegde algemene en specifieke doelstellingen zijn opgenomen in de bijlage.
3.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 43 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen teneinde de indicatoren indien nodig te herzien of aan te vullen en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.
4.Indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 44 bepaalde procedure van toepassing op uit hoofde van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
5.Met het prestatieverslagleggingssysteem wordt gewaarborgd dat gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld.
Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van financiële middelen van de Unie en, waar passend, aan de lidstaten.
6.De ontvangers van middelen van de Unie verstrekken passende informatie voor de toepassing van lid 2. De gegevens die nodig zijn voor de verificatie van de prestaties worden op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig verzameld.
Artikel 39
Evaluatie
1.De Commissie voert tijdig evaluaties van het programma uit zodat daar in de besluitvorming rekening mee kan worden gehouden.
2.Uiterlijk op [DATUM: DRIE JAAR NA INWERKINGTREDING] en vervolgens om de vier jaar evalueert de Commissie de uitvoering van het programma. Zij beoordeelt:
a)de prestatie van de in het kader van het programma verstrekte diensten;
b)de ontwikkeling van de behoeften van de gebruikers van het programma.
In voorkomend geval gaat de evaluatie vergezeld van een passend voorstel.
3.Bij de evaluatie van het programma wordt rekening gehouden met de resultaten van de evaluatie van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie die overeenkomstig artikel 102 van Verordening (EU) 2021/696 wordt uitgevoerd.
4.De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties samen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
5.De bij de uitvoering van deze verordening betrokken entiteiten verstrekken de Commissie de gegevens en informatie die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde evaluatie.
6.Twee jaar nadat het programma volledig operationeel wordt en vervolgens om de twee jaar publiceert het Agentschap, in overleg met de relevante belanghebbenden, een marktverslag over het effect van het programma op de commerciële satellietindustrie in de EU, om te waarborgen dat er zo min mogelijke impact op de mededinging optreedt en stimulansen voor innovatie worden behouden.
Artikel 40
Audits
Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, met inbegrip van personen of entiteiten die niet door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid uit hoofde van artikel 127 van het Financieel Reglement.
Artikel 41
Bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer
Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de taken en activiteiten in het kader van deze verordening, met inbegrip van verwerking door het Agentschap, gebeurt overeenkomstig het toepasselijke recht inzake bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad.
Hoofdstuk IX
Delegatie en uitvoeringsmaatregelen
Artikel 42
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 107 van Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in de GOVSATCOM-configuratie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Voor het vaststellen van de in artikel 5, lid 3, en artikel 27, lid 2, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandelingen komt het in de eerste alinea van dit lid bedoelde comité bijeen in de beveiligingsconfiguratie als omschreven in artikel 107, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/696.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3.Indien het programmacomité geen advies uitbrengt over de in artikel 27, lid 2, van deze verordening bedoelde ontwerpuitvoeringshandeling, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 43
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in artikel 38 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 38 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.Een overeenkomstig artikel 38 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 44
Spoedprocedure
1.Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van een gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen de spoedprocedure wordt aangewend.
2.Het Europees Parlement of de Raad kan volgens de in artikel 43, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Hoofdstuk X
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 45
Informatie, communicatie en publiciteit
1.De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.
2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de op grond van het programma ondernomen acties en de resultaten ervan.
3.De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
Artikel 46
Continuïteit van de diensten na 2027
Zo nodig kunnen ook na 2027 nog kredieten in de Uniebegroting worden opgenomen ter dekking van de uitgaven die nodig zijn voor het vervullen van de doelstellingen in artikel 3 en voor het beheren van acties die aan het eind van het programma nog niet voltooid zijn, alsmede van de uitgaven voor kritieke operationele activiteiten en de dienstverlening.
Artikel 47
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
Ruimtevaartbeleid van de Unie
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
☑ een nieuwe actie
◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie
◻ de verlenging van een bestaande actie
☑ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
De algemene doelstelling van het programma is de totstandbrenging van een beveiligd en autonoom connectiviteitssysteem in de ruimte om gegarandeerde en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten te verlenen, met name teneinde:
a)
te waarborgen dat overheidsgebruikers op lange termijn beschikken over wereldwijde en ononderbroken toegang tot beveiligde en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten waarmee de bescherming van kritieke infrastructuur, bewaking, extern optreden, crisisbeheer en toepassingen die cruciaal zijn voor de economie, het milieu, de veiligheid en defensie worden ondersteund en de veerkracht van de lidstaten derhalve wordt vergroot, overeenkomstig artikel 7, lid 1;
b)
de verlening van commerciële diensten door de particuliere sector mogelijk te maken, overeenkomstig artikel 7, lid 2.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
a)
het verbeteren van de communicatiediensten van de Unie door een multiorbitale connectiviteitsinfrastructuur te ontwikkelen, te bouwen en te exploiteren die voortdurend wordt aangepast aan de ontwikkeling van de vraag naar satellietcommunicatie en rekening houdt met de bestaande en toekomstige activa van de lidstaten die in het kader van het GOVSATCOM-onderdeel van het bij Verordening (EU) 2021/696 vastgestelde ruimtevaartprogramma van de Unie;
b)
het bijdragen aan de cyberveerkracht door middel van proactieve en reactieve verdediging tegen cyber- en elektromagnetische dreigingen en operationele cyberbeveiliging, en het integreren van het ruimte- en aanverwante grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie om de veilige overdracht van cryptografische sleutels mogelijk te maken;
c)
het door middel van proactieve en reactieve verdediging bijdragen tot cyberweerbaarheid tegen cyber- en elektromagnetische bedreigingen en operationele cyberbeveiliging, en de Europese ruimte-infrastructuur voor kwantumcommunicatie integreren om een veilige transmissie van cryptografische sleutels mogelijk te maken;
d)
het verbeteren en uitbreiden van de vermogens en diensten van andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie;
e)
het stimuleren van de ontwikkeling van innovatieve en disruptieve technologieën, met name door de nieuwe ruimtevaartindustrie te benutten, en
f)
het mogelijk maken snelle en naadloze breedbandconnectiviteit in de hele Unie te ontwikkelen, dode communicatiezones weg te werken en de cohesie tussen de gebieden van de lidstaten te vergroten, en het voorzien in connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang buiten de Unie.
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
De regeringen van de lidstaten en de EU-instellingen moeten profiteren van veerkrachtige, wereldwijde, gegarandeerde en flexibele oplossingen voor satellietcommunicatie om in hun veranderende behoeften te voorzien.
De satellietcommunicatiesector in de EU zou baat hebben bij langetermijnbetrokkenheid van en beveiligingshomologatie door de EU. Met de EU als vaste afnemer van overheidsdiensten op de lange termijn, wordt het verdienmodel van de satellietcommunicatiesector versterkt en worden de risico’s voor die sector verminderd, zodat ondernemingen in die sector betere toegang hebben tot financiering en uiteindelijk concurrerender zijn.
Europese burgers zouden direct en indirect baat hebben bij de grotere operationele doeltreffendheid van de verschillende beveiligingsactoren.
1.4.4.Prestatie-indicatoren
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
Specifieke doelstelling 1: het verbeteren van de communicatiediensten van de Unie door een multiorbitale connectiviteitsinfrastructuur te ontwikkelen, te bouwen en te exploiteren die voortdurend wordt aangepast aan de ontwikkeling van de vraag naar satellietcommunicatie en rekening houdt met de bestaande en toekomstige activa van de lidstaten die in het kader van het GOVSATCOM-onderdeel van het bij Verordening (EU) 2021/696 vastgestelde ruimtevaartprogramma van de Unie
Indicator 1: regeringen van de lidstaten en EU-instellingen hebben in 2025 toegang tot een eerste reeks overheidsdiensten, en in 2027 is er volledige capaciteit
Indicator 2: beschikbaarheid van de diensten
Indicator 3: volledige integratie van bestaande capaciteit van de pool van de Unie door integratie van de GOVSATCOM-grondinfrastructuur
Indicator 4: jaarlijks aantal grote onderbrekingen van de telecommunicatienetwerken in de lidstaten die worden ondervangen door het beveiligde connectiviteitssysteem
Indicator 5: tevredenheid van gebruikers over de prestaties van het beveiligde connectiviteitssysteem
Specifieke doelstelling 2: het bijdragen aan de cyberveerkracht door middel van proactieve en reactieve verdediging tegen cyber- en elektromagnetische dreigingen en operationele cyberbeveiliging, en het integreren van het ruimte- en aanverwante grondsegment van de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie om de veilige overdracht van cryptografische sleutels mogelijk te maken
Indicator 1: het systeem krijgt een beveiligingshomologatie waarmee de diensten gerubriceerde EU-informatie (EUCI) tot een bepaald rubriceringsniveau, alsook nationale gerubriceerde informatie van EU-lidstaten met een gelijkwaardig rubriceringsniveau, kunnen versturen, overeenkomstig de beginselen van Besluit 2013/488/EU van de Raad betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie
Indicator 2: integratie van EuroQCI-ruimtevaartinfrastructuur op basis van de meest geschikte technische oplossing
Specifieke doelstelling 3: het verbeteren en uitbreiden van de vermogens en diensten van andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie
Indicator 1: aantal nuttige ladingen ten behoeve van andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie
Specifieke doelstelling 4: het stimuleren van de uitrol van innovatieve en disruptieve technologieën, met name door de nieuwe ruimtevaartindustrie te benutten
Indicator 1: aantal startende, kleine en middelgrote en midcap-ondernemingen dat deelneemt aan de ontwikkeling van de infrastructuur
Specifieke doelstelling 5: het mogelijk maken snelle en naadloze breedbandconnectiviteit in de hele Unie te ontwikkelen, dode communicatiezones weg te werken en de cohesie tussen de gebieden van de lidstaten te vergroten, en het voorzien in connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang buiten de Unie
Indicator 1: snelheid van de commerciële satellietbreedbandverbindingen
Indicator 2: aantal nieuwe potentiële gebruikers van commerciële satellietcommunicatie in plattelandsgebieden in de EU en in geografische gebieden van strategisch belang
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
Voor de taken in verband met de uitvoering van het programma is het volgende vereist:
— sluiting van een concessieovereenkomst of gemengde overeenkomst met ondernemers, die overeenkomstig de aanbestedingsprocedure in titel VII van het Financieel Reglement worden geselecteerd;
— ontwikkeling en uitrol van het systeem;
— dienstverlening in samenwerking met regeringen van de lidstaten en EU-instellingen, waardoor die in 2025 toegang hebben tot een eerste reeks overheidsdiensten, en er in 2027 volledige capaciteit is;
— integratie met de GOVSATCOM-hubs in 2025;
beveiligingshomologatie van het systeem in 2027, waardoor de diensten gerubriceerde EU-informatie (EUCI) tot een bepaald rubriceringsniveau, alsook nationale gerubriceerde informatie van EU-lidstaten met een gelijkwaardig rubriceringsniveau, kunnen versturen, overeenkomstig de beginselen van Besluit 2013/488/EU van de Raad betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie;
— het nodige personeel bij de Europese Commissie om het programma te beheren en doeltreffend toe te zien op de werkzaamheden van de verschillende agentschappen en het Agentschap in het bijzonder;
— het nodige personeel en de nodige begroting van het Agentschap om de verschillende acties waarvoor het Agentschap in het kader van het programma verantwoordelijk zal zijn, naar behoren uit te voeren.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
Met het programma zal gegarandeerde toegang tot beveiligde satellietverbindingen worden gewaarborgd. Het zal dus indirect bijdragen tot de veiligheidsbelangen van de EU. In de lidstaten zal het bijvoorbeeld de civiele bescherming en de nationale politie, instanties voor openbare veiligheid, grensbewaking en zeestrijdkrachten ondersteunen. Op EU-niveau zal het de werkzaamheden van de EU-agentschappen zoals Frontex en het EMSA vergemakkelijken en de doeltreffendheid van de civiele bescherming en humanitaire interventies in de EU en wereldwijd verbeteren.
Een governance op EU-niveau die beveiligde en geavanceerde satellietcommunicatiediensten in kan zetten ten behoeve van alle beveiligingsactoren op nationaal en EU-niveau, zou bijdragen tot een meer doeltreffende en autonome EU-respons op risico’s en dreigingen, voor veranderende usecases van beveiligde satellietcommunicatie door de overheid en toenemende mondiale behoeften, van cyberaanvallen en hybride dreigingen tot natuurrampen.
Zonder inzet van de overheid heeft de privésector in de EU geen levensvatbare businesscase voor het ontwikkelen van het systeem. De investeringen in onderzoek en ontwikkeling zullen bijdragen tot het concurrentievermogen van de industrie van de EU.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Nuttige ervaring die is opgedaan bij het beheer van de ruimtevaartinitiatieven en -programma’s van de Unie
i) Publiek-privaat partnerschap (PPP)
Bij de aanvang van het Galileo-programma is een uitvoeringsmodel met PPP’s overwogen.
ii) Governance
Uit de governancestructuur van andere ruimtevaartinitiatieven van de Unie is gebleken dat het Euspa het best in staat is de taken met betrekking tot de uitvoering van dergelijke initiatieven uit te voeren, terwijl het ESA het best in staat is de ontwikkelings- en valideringsfasen te ondersteunen.
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
De doelstellingen van het programma zijn vergelijkbaar met die van andere Unieprogramma’s, zoals Horizon Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad, het programma Digitaal Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad, de Connecting Europe Facility als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad, en bovenal het ruimtevaartprogramma van de Unie als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad.
Vanwege de gevolgen van het programma voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten, heeft het doelstellingen en beginselen gemeen met het Europees Defensiefonds als opgericht bij Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad.
Vanwege de wereldwijde dekking van het programma, heeft het ook doelstellingen en beginselen gemeen met het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — “Global Europe” als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/947.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
De financiering van het initiatief vanuit de begroting van de Unie stoelt op de bijdrage van middelen uit de volgende bestaande programma’s van de Unie die doelstellingen hebben die vergelijkbaar zijn met die van dit initiatief:
— het Ruimtevaartprogramma van de Europese Unie;
— het programma Digitaal Europa;
— de Connecting Europe Facility;
— het Europees Defensiefonds;
— het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten).
Een deel van de financiering wordt ook gedekt met de middelen die beschikbaar zijn binnen de marges van rubrieken 1 en 5 van het meerjarig financieel kader 2021-2027.
Het programma wordt tevens aangevuld met financiering vanuit van het Horizon Europa-programma, het ruimtevaartprogramma van de Unie en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking.
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
☑ beperkte geldigheidsduur
–☑
van kracht vanaf 01/01/2023 tot en met 31/12/2027
–☑
financiële gevolgen vanaf 2023 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2023 tot en met 2030 voor betalingskredieten
◻ onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Beheersvorm(en)
☑ Direct beheer door de Commissie
–☑ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–◻
door de uitvoerende agentschappen;
◻ Gedeeld beheer met lidstaten
☑ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;
–☑ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–☑ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–◻ publiekrechtelijke organen;
–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.
Opmerkingen
De verschillende governanceactoren hebben de volgende verantwoordelijkheden:
i) de Commissie heeft de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma, ook op het gebied van beveiliging, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid;
ii) het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (gevestigd in Praag) wordt belast met:
— de bediening van de overheidsinfrastructuur van het programma;
— de operationele beveiliging van de overheidsinfrastructuur, met inbegrip van risico- en dreigingsanalyse en beveiligingsmonitoring;
— de verlening van overheidsdiensten;
— het beheer van de concessie- of gemengde overeenkomst;
— de overkoepelende coördinatie van de gebruikersgerelateerde aspecten van de overheidsdiensten, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de relevante agentschappen van de Unie, de EDEO en andere entiteiten;
— het ondernemen van activiteiten met betrekking tot de gebruikersacceptatie van in het kader van het programma aangeboden diensten;
iii) mits het interne besluitvormingsproces wordt aangepast zodat de belangen van de EU kunnen worden beschermd, wordt het Europees Ruimteagentschap (ESA) belast met:
— de ontwikkelings- en validatieactiviteiten in het kader van uitvoeringsovereenkomsten;
— de verstrekking van technische deskundigheid aan de Commissie, onder meer voor de voorbereiding van de technische aspecten van het programma;
— de evaluatie van de uitvoeringsovereenkomsten.
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
De monitoring van het initiatief moet betrekking hebben op de volgende aspecten:
—
uitvoering: uitrol van infrastructuur volgens de contractuele regelingen. Voor elke fase van de uitrol van de infrastructuur van de PPP’s worden operationele doelstellingen met bijbehorende kernprestatie-indicatoren (KPI’s) vastgesteld, die ook in de contractuele regelingen tot uiting moeten komen. De KPI’s worden bepaald op basis van operationele en beveiligingsvereisten en worden gemonitord door de Commissie. De vereisten voor het dienstenpakket, de verlening van overheidsdiensten, de algemene beveiligingsvereisten en het werkprogramma worden nader omschreven in uitvoeringshandelingen.
—
toepassing: prestaties van de in het kader van het initiatief verleende diensten en ontwikkeling van de behoeften van de gebruikers van het initiatief, concreet gemeten aan de hand van onderstaande indicatoren:
— wereldwijde dekking;
— beschikbaarheid van de diensten;
— latentietijd;
— aantal gebruikers;
— gebruikt gegevensvolume (d.w.z. systeem wordt naar behoren gebruikt en capaciteit is voldoende).
De indicatoren worden jaarlijks gemeten.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
De Commissie zou de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma dragen, ook op het gebied van beveiliging, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid.
De Commissie vertrouwt het ESA en het Euspa toe bij te dragen aan de goede uitvoering van ontwikkelings- en validatieactiviteiten, respectievelijk exploitatieactiviteiten. Daarnaast zou het Euspa de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur en -diensten uitvoeren overeenkomstig titel V, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/696.
De betalingsmodaliteiten moeten vergelijkbaar blijven met de modaliteiten van het vorige MFK: de geraamde betaling wordt voorbereid door de agentschappen, gecontroleerd door de Commissie (met name wat betreft de totale gedelegeerde begroting) en de betaling wordt op regelmatige basis uitgevoerd om de met de uitvoering belaste entiteiten in staat te stellen de aanbesteding op doeltreffende wijze te beheren en financiële problemen te vermijden. De Commissie behoudt de verantwoordelijkheid bij het goedkeuren van een betaling; zij heeft met name het recht deze te verminderen indien de vraag en de bijbehorende ramingen als buitensporig worden beschouwd.
De controlestrategie die zal worden vastgesteld in de bijdrageovereenkomsten wordt gebaseerd op de ervaring die is opgedaan in het vorige MFK, met name de driemaandelijkse rapportage (met inbegrip van programmatische en financiële verslaglegging en verslaglegging inzake risicobeheer) en de verschillende lagen van raden (bijvoorbeeld de raad voor aanbestedingen) en bijeenkomsten. De toekomstige controlestrategie zal gebaseerd zijn op de definitie van alle risico’s waarmee het programma kan worden geconfronteerd en zal rekening houden met hun relatieve grootte en potentiële effect op het programma. Deze organisatie van controle is doeltreffend gebleken voor de belangrijkste acties van Galileo, Egnos en Copernicus als vermeld in de respectieve tussentijdse evaluaties.
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
Geïdentificeerde risico’s
Technologisch risico: het gebruik van geavanceerde technologieën waarvan de validatie nog moet plaatsvinden en waarvan de specificaties voortdurend veranderen.
Industrieel risico: bij de invoering en actualisering van de infrastructuur kunnen talrijke spelers uit het bedrijfsleven in diverse landen betrokken zijn. Hun werkzaamheden moeten op doeltreffende wijze worden gecoördineerd om te kunnen zorgen voor betrouwbare en volledig geïntegreerde systemen, met name wat betreft de beveiliging.
Risico in verband met het tijdschema: elke uitvoeringsachterstand zou de kansen in gevaar brengen en zou kostenoverschrijdingen kunnen genereren.
Beheersrisico: het beheer van het programma vereist dat verschillende organen samenwerken. Het is dus van belang te zorgen voor de benodigde stabiliteit en een geschikte organisatie. Bovendien moet rekening worden gehouden met meningsverschillen tussen de verschillende actoren, met name tussen de lidstaten, over verschillende belangrijke onderwerpen. In die context moet worden overwogen bepaalde risico’s, met name financiële risico’s en risico’s in verband met de beveiliging, te verdelen over de actoren die het beste in staat zijn deze te dragen.
Financieel risico: het financieel risico hangt samen met de ontoereikende financiering door de lidstaten en de particuliere sector. Dat risico zal in de loop van het aanbestedingsproces duidelijk worden, voordat eventuele kosten in verband met de uitvoering van het programma worden gemaakt.
Interne controle
Het algemene internecontrolesysteem van DG DEFIS berust op de verschillende verslagen van de uitvoerende entiteiten op kwartaalbasis. Deze verslagen worden gevolgd door specifieke evaluaties om ervoor te zorgen dat de planning wordt nageleefd en om technische problemen op te lossen. Die evaluaties omvatten de follow-up van de risico’s in verband met de uitvoering van het programma. Daarnaast voert DG DEFIS audits achteraf uit om voor goed financieel beheer door de uitvoerende entiteiten te zorgen.
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)
De begroting van het programma wordt beheerd door het Agentschap en het ESA via bijdrageovereenkomsten. Op basis van gegevens uit het verleden worden de totale kosten voor controle van alle uitvoerende entiteiten door de Commissie geraamd op minder dan 1 % van de desbetreffende financiële middelen. De kosten van de uitvoeringsorganen zouden op basis van de vorige periode worden geraamd op 5 % tot 10 %.
Het verwachte foutenrisico bij betaling en bij afsluiting is beperkt, rekening houdend met het mechanisme van de aanbesteding: de Commissie delegeert de uitvoering van aanbestedingsprocedures aan het Agentschap of aan het ESA in het kader van een meerjarig financieel kader en deze agentschappen rapporteren op kwartaalbasis over de feitelijke en de verwachte aanbestedingen, binnen de grenzen van de gedelegeerde bedragen.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
In de bijdrageovereenkomsten die voortvloeien uit deze verordening en zullen worden gesloten met derden zal worden voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie of elke door haar gemachtigde vertegenwoordiger, alsmede in audits door de Rekenkamer of het OLAF, zo nodig ter plaatse.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen (zie tabel in punt 3.2)
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort uitgave
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement
|
|
[XX.YY.YY.YY]
|
GK/NGK
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
krediet
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement
|
1
|
04.0301
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
5
|
13.05
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
6
|
14.07
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
3.2.Financieringsbronnen voor beveiligde connectiviteit van de Unie
3.2.1.Bestemming in het kader van bestaande programma’s
Ruimtevaartprogramma
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
04.0101.03 Ondersteuning ruimtevaartprogramma
|
0,900
|
0,550
|
0,300
|
0,300
|
0,300
|
0,300
|
0,450
|
3,100
|
04.0201 Galileo/Egnos
|
1,325
|
|
|
|
|
|
|
1,325
|
04.0203 GOVSATCOM/SSA
|
18,448
|
24,641
|
39,472
|
41,826
|
40,435
|
26,708
|
26,132
|
217,662
|
Totaal ruimtevaart
|
20,673
|
25,191
|
39,772
|
42,126
|
40,735
|
27,008
|
26,582
|
222,087
|
Horizon Europa — cluster “Digitaal, industrie en ruimte”
|
|
|
86,000
|
86,000
|
86,000
|
86,000
|
86,000
|
430,000
|
NDICI — Global Europe
|
|
|
|
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
150,000
|
Totale bestemmingen
|
20,673
|
25,191
|
125,772
|
128,126
|
176,735
|
163,008
|
162,582
|
802,087
|
3.2.2.Financieringsbronnen van bestemmingen in het kader van het nieuwe programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit
Bijdrage vanuit het ruimtevaartprogramma
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Ondersteuning Galileo/Egnos
|
|
|
0,250
|
0,200
|
0,200
|
0,200
|
0,050
|
0,900
|
Galileo/Egnos
|
|
|
|
|
80,000
|
80,000
|
97,013
|
257,013
|
Totaal Galileo/Egnos
|
|
|
0,250
|
0,200
|
80,200
|
80,200
|
97,063
|
257,913
|
Bijdrage vanuit de CEF
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Digitale component
|
|
|
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
200,000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdrage vanuit het programma Digitaal Europa
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Programma Digitaal Europa
|
|
|
88,000
|
88,000
|
88,000
|
88,000
|
88,000
|
440,000
|
Bijdrage vanuit het Europees Defensiefonds
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Vermogensontwikkeling
|
|
|
|
51,000
|
61,000
|
71,000
|
85,000
|
268,000
|
Defensieonderzoek
|
|
|
|
25,000
|
30,000
|
35,000
|
42,000
|
132,000
|
Totaal Europees Defensiefonds
|
|
|
|
76,000
|
91,000
|
106,000
|
127,000
|
400,000
|
Bijdrage vanuit NDICI — Global Europe
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten
|
|
|
|
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
150,000
|
Gebruik van de marges
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Rubriek 1
|
|
|
20,000
|
10,000
|
10,000
|
5,000
|
5,000
|
50,000
|
Rubriek 5
|
|
|
30,000
|
20,000
|
20,000
|
15,000
|
15,000
|
100,000
|
Totaal marges
|
|
|
50,000
|
30,000
|
30,000
|
20,000
|
20,000
|
150,000
|
SAMENVATTING VAN DE BIJDRAGE VAN PROGRAMMA’S EN MARGES
Bijdrage van programma’s en marges
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
Ruimtevaart
|
|
|
0,250
|
0,200
|
80,200
|
80,200
|
97,063
|
257,913
|
CEF
|
|
|
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
200,000
|
Programma Digitaal Europa
|
|
|
88,000
|
88,000
|
88,000
|
88,000
|
88,000
|
440,000
|
Marge rubriek 1
|
|
|
20,000
|
10,000
|
10,000
|
5,000
|
5,000
|
50,000
|
Subtotaal rubriek 1
|
|
|
108,250
|
148,200
|
228,200
|
223,200
|
240,063
|
947,913
|
Europees Defensiefonds
|
|
|
|
76,000
|
91,000
|
106,000
|
127,000
|
400,000
|
Marge rubriek 5
|
|
|
30,000
|
20,000
|
20,000
|
15,000
|
15,000
|
100,000
|
Subtotaal rubriek 5
|
|
|
30,000
|
96,000
|
111,000
|
121,000
|
142,000
|
500,000
|
NDICI
|
|
|
|
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
150,000
|
Subtotaal rubriek 6
|
|
|
|
|
50,000
|
50,000
|
50,000
|
150,000
|
Totaal Beveiligde connectiviteit van de Unie
|
|
|
138,250
|
244,200
|
389,200
|
394,200
|
432,063
|
1 597,913
|
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
01
|
Eengemaakte markt Innovatie & Digitaal — Cluster 4 Ruimtevaart
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
04.0301 Operationele bestemmingen beveiligde connectiviteit
|
Vastleggingen
|
(1)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
947,013
|
|
Betalingen
|
(2)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
947,013
|
04.0101.03 — Ondersteunende uitgaven
|
Vastleggingen = betalingen
|
(3)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,900
|
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma in rubriek 1
|
Vastleggingen
|
=1+3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=2+3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
04 0301 Bijdrage vanuit de begroting voor veilige connectiviteit aan de begroting van het Euspa
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL uit het budget van het programma gefinancierde kredieten
|
Vastleggingen
|
=1+3+4
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=2+3+5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten voor rubriek 1
|
Vastleggingen
|
=1+3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=2+3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
05
|
Veiligheid en defensie — Cluster 13 Defensie
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
13.0501 Operationele bestemmingen Beveiligde connectiviteit
|
Vastleggingen
|
(1)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
500,000
|
|
Betalingen
|
(2)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
500,000
|
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma in rubriek 5
|
Vastleggingen
|
=1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
06
|
NABUURSCHAP EN DE WERELD — Cluster 14 Extern optreden
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
14.07 Operationele bestemmingen Beveiligde connectiviteit
|
Vastleggingen
|
(1)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
150,000
|
|
Betalingen
|
(2)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
150,000
|
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma in rubriek 6
|
Vastleggingen
|
=1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken, incl. overgedragen budget Euspa)
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 597,013
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 597,013
|
TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)
|
Vastleggingen = betalingen
|
(6)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,900
|
TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
=4+6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=5+6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
7
|
“Administratieve uitgaven”
|
Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de
bijlage bij het financieel memorandum
(Bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
Personele middelen
|
|
2,334
|
2,334
|
2,334
|
2,334
|
1,690
|
1,448
|
|
12,474
|
Andere administratieve uitgaven
|
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
|
2,058
|
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
|
2,667
|
2,667
|
2,667
|
2,667
|
2,033
|
1,791
|
|
14,532
|
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
|
2,677
|
140,927
|
246,877
|
391,877
|
396,23341
|
433,854
|
|
1 612,445
|
|
Betalingen
|
|
2,677
|
132,927
|
152,877
|
342,877
|
342,23333
|
341,841
|
297,013
|
1 612,445
|
Ter informatie: naast het ruimtevaartprogramma en het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit, bevat het MFK-pakket een afzonderlijk budget voor de EU-bijdrage aan het Agentschap in de vorm van begrotingsonderdeel 04.1001 met een aanvankelijke waarde van 504 miljoen EUR. Er is een aanvullende bijdrage van 20 miljoen EUR om het extra personeel voor het Euspa (30 posten in 2027) te financiering.
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
Beleidskredieten 04.10 01 EU-bijdrage aan het Agentschap
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdrage vanuit de begroting voor veilige connectiviteit aan de begroting van het Euspa
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het aanvullende budget voor het Euspa is als volgt verdeeld:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Na 2027
|
TOTAAL
|
Titel 1 — Salarissen
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Titel 2 — Overige administratieve uitgaven
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Titel 3 — Operationele uitgaven
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL aanvullend budget Euspa
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Benodigd personeel van het Euspa, 2021-2027 (aantal personeelsleden):
Aanvankelijk personeel Euspa, volgens de ruimtevaartverordening
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Tijdelijke functionarissen AD
|
189
|
229
|
249
|
249
|
249
|
249
|
249
|
Tijdelijke functionarissen AST
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Arbeidscontractanten
|
34
|
34
|
34
|
34
|
34
|
34
|
34
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
13
|
14
|
14
|
14
|
16
|
16
|
16
|
TOTAAL
|
238
|
279
|
299
|
299
|
301
|
301
|
301
|
Aanvullend personeel gevraagd voor het Euspa
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Tijdelijke functionarissen AD
|
0
|
0
|
5
|
8
|
10
|
15
|
15
|
Tijdelijke functionarissen AST
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Arbeidscontractanten
|
0
|
0
|
4
|
5
|
7
|
10
|
12
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
0
|
0
|
1
|
1
|
2
|
3
|
3
|
TOTAAL
|
0
|
0
|
10
|
14
|
19
|
28
|
30
|
TOTAAL personeel Euspa
|
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Tijdelijke functionarissen AD
|
189
|
229
|
254
|
257
|
259
|
264
|
264
|
Tijdelijke functionarissen AST
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Arbeidscontractanten
|
34
|
34
|
38
|
39
|
41
|
44
|
46
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
13
|
14
|
15
|
15
|
18
|
19
|
19
|
TOTAAL
|
238
|
279
|
309
|
313
|
320
|
329
|
331
|
De 30 aanvullende posten voor het Euspa houden verband met de bediening van de overheidsinfrastructuur en de verlening van overheidsdiensten, met inbegrip van het beheer van de bijbehorende overeenkomsten, alsook met de beveiligingshomologatie van de overheidsinfrastructuur en -diensten en de algehele coördinatie van gebruikersgerelateerde aspecten van de overheidsdiensten.
3.2.4.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
12,474
|
Andere administratieve uitgaven
|
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
0,343
|
2,058
|
Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
|
|
|
|
|
|
|
|
14,532
|
Buiten RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere administratieve uitgaven (vroegere “BA”-onderdelen)
|
|
|
|
|
|
|
|
0,900
|
Subtotaal buiten RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
|
|
|
0,250
|
0,200
|
0,200
|
0,200
|
0,050
|
0,900
|
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.4.1.Geraamde personeelsbehoeften
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–✓
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
Jaar
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) voor DG DEFIS
|
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
|
|
11
|
11
|
11
|
11
|
8
|
7
|
Delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderzoek
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) - AC. AL. END. INT en JED voor DG DEFIS
Rubriek 7
|
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader
|
— zetel
|
|
7
|
7
|
7
|
7
|
5
|
4
|
|
— delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
Gefinancierd uit het budget van het programma
|
— zetel
|
|
|
|
|
|
|
|
|
— delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderzoek
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere (specificeer)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
18
|
18
|
18
|
18
|
13
|
11
|
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
11 VTE’s om de activiteiten op te starten, verlaagd tot 7 in 2027 om voor het beheer van het PPP en de operationele, financiële en juridische monitoring van de activiteiten te zorgen.
|
Extern personeel
|
7 VTE’s om de activiteiten op te starten (3 CA’s en 4 GND’s), verlaagd tot 4 in 2027 (1 CA en 3 GND’s) om voor het beheer van het PPP en de operationele monitoring van de activiteiten te zorgen.
|
3.2.5.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
Het voorstel/initiatief:
–☑
kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
Rubrieken 1, 5 en 6. Zie details in punt 3.2.
–☑
hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
Marges van de rubrieken 1 en 5. Zie details in punt 3.2.
–◻
hiervoor is een herziening van het MFK nodig.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.6.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
–◻
voorziet niet in medefinanciering door derden
–☑
voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
Totaal
|
ESA en/of lidstaten
|
(nog te bevestigen)
|
(nog te bevestigen)
|
(nog te bevestigen)
|
(nog te bevestigen)
|
(nog te bevestigen)
|
(nog te bevestigen)
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
|
|
|
|
|
|
Het ESA en/of de lidstaten zullen hun deelname aan dergelijke activiteiten later bevestigen
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–☑
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
–◻
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻
voor de eigen middelen
–◻
voor overige ontvangsten
–Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel ………….
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).