18.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/17


VERORDENING (EU) 2021/241 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 februari 2021

tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de artikelen 120 en 121 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten hun economisch beleid voeren teneinde bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie en in het kader van de door de Raad vastgestelde globale richtsnoeren. Artikel 148 VWEU bepaalt dat de lidstaten een werkgelegenheidsbeleid moeten uitvoeren dat rekening houdt met de richtsnoeren voor de werkgelegenheid. De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten is derhalve een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.

(2)

Artikel 175 VWEU bepaalt onder meer dat de lidstaten hun economische beleid moeten coördineren om de in artikel 174 VWEU neergelegde doelstellingen inzake economische, sociale en territoriale samenhang te bereiken.

(3)

Artikel 174 VWEU bepaalt dat de Unie haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang moet ontwikkelen en vervolgen, teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen. Voorts bepaalt dat artikel dat de Unie zich in het bijzonder ten doel moet stellen de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio’s en de achterstand van de minst begunstigde regio’s te verkleinen. De inspanningen om de verschillen te verkleinen moeten met name ten goede komen aan eilanden en ultraperifere gebieden. Bij de uitvoering van het beleid van de Unie moet rekening worden gehouden met de verschillende uitgangspositie en specifieke kenmerken van de regio’s.

(4)

Op het niveau van de Unie is het Europees Semester voor economische-beleidscoördinatie (“Europees Semester”), met inbegrip van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, het kader om nationale hervormingsprioriteiten te bepalen en de uitvoering ervan te monitoren. Naast maatregelen ter versterking van het concurrentievermogen, het groeipotentieel en houdbare overheidsfinanciën zijn ook structurele hervormingen op basis van solidariteit, integratie, sociale rechtvaardigheid, en een eerlijke verdeling van de rijkdom vereist, met als doel hoogwaardige werkgelegenheid en duurzame groei te scheppen, de gelijkheid van en toegang tot kansen en sociale bescherming te waarborgen, kwetsbare groepen te beschermen en de levensstandaard van alle Unieburgers te verbeteren. De lidstaten moeten hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategie ontwikkelen om deze hervormingen te ondersteunen, mede rekening houdend met de Overeenkomst van Parijs, aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (4) (“de Overeenkomst van Parijs”), de nationale energie- en klimaatplannen die zijn aangenomen in het kader van de governance van de energie-unie en klimaatactie zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (5), de plannen voor een rechtvaardige transitie en de uitvoeringsplannen voor de jongerengarantie, alsmede de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Die strategieën moeten in voorkomend geval worden gepresenteerd in aansluiting met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s, als een manier om de prioritaire investeringsprojecten die nationale of Uniefinanciering moeten krijgen, vast te stellen en te coördineren.

(5)

De Commissie heeft in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020 en het voorjaars- en zomerpakket 2020 van het Europees Semester uiteengezet dat het Europees Semester moet bijdragen tot de uitvoering van de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(6)

De uitbraak van COVID-19 in het begin van 2020 heeft de economische, sociale en budgettaire vooruitzichten in de Unie en in de rest van de wereld veranderd, en vraagt om een snelle en gecoördineerde reactie, zowel op Unie- als op nationaal niveau, om het hoofd te bieden aan de enorme economische en sociale gevolgen en asymmetrische effecten voor de lidstaten. De COVID-19-crisis en de voorafgaande economische en financiële crisis hebben duidelijk gemaakt dat het ontwikkelen van deugdelijke, duurzame en veerkrachtige economieën, alsmede financiële en socialezekerheidsstelsels op basis van sterke economische en maatschappelijke structuren de lidstaten helpt om doeltreffender en op billijke en inclusieve wijze te reageren op schokken en daar sneller van te herstellen. Een gebrek aan veerkracht kan ook leiden tot negatieve overloopeffecten van schokken tussen lidstaten of binnen de Unie als geheel, wat uitdagingen voor convergentie en cohesie in de Unie met zich meebrengt. Bezuinigingen op de uitgaven in sectoren zoals de onderwijssector, de cultuursector en de creatieve sector, en in de gezondheidszorg kunnen een snel herstel in de weg staan. De gevolgen op middellange en lange termijn van de COVID-19-crisis zullen in belangrijke mate afhangen van de vraag hoe snel de economieën en samenlevingen van de lidstaten zich van die crisis zullen herstellen, wat weer afhankelijk is van de budgettaire ruimte waarover de lidstaten beschikken om de sociale en economische gevolgen van de crisis te beperken, en van de veerkracht van hun economieën en maatschappelijke structuren. Daarom zullen duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen om de structurele zwakke punten van de economieën van de lidstaten aan te pakken, die de veerkracht versterken, de productiviteit vergroten en tot een groter concurrentievermogen van de lidstaten leiden, van essentieel belang zijn om die economieën weer op het juiste pad te brengen en de ongelijkheden en de verschillen in de Unie te verminderen.

(7)

Uit eerdere ervaringen is gebleken dat investeringen tijdens crises vaak drastisch worden verminderd. Het is echter van essentieel belang dat investeringen in deze specifieke situatie worden ondersteund om het herstel te versnellen en het groeipotentieel op de lange termijn te versterken. Een goed functionerende interne markt en investeren in groene en digitale technologieën, alsmede in innovatie en onderzoek, inclusief in een kenniseconomie, in de overgang naar schone energie, in het stimuleren van de energie-efficiëntie van woningen en andere belangrijke economische sectoren, zijn van belang om billijke, inclusieve en duurzame groei te realiseren, banen te helpen scheppen en uiterlijk in 2050 EU-klimaatneutraliteit in de te realiseren.

(8)

Het is in het kader van de COVID-19-crisis noodzakelijk het huidige kader voor de verstrekking van ondersteuning aan de lidstaten te versterken en de lidstaten directe financiële steun te bieden door middel van een innovatief instrument. Hiertoe moet worden voorzien in een herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) die doeltreffende financiële en significante steun moet verstrekken om de uitvoering van duurzame hervormingen en de bijbehorende overheidsinvesteringen in de lidstaten te versterken. De faciliteit moet een specifiek instrument zijn om de schadelijke effecten en gevolgen van de COVID-19-crisis in de Unie aan te pakken. De faciliteit moet omvattend zijn en moet profiteren van de ervaring die de Commissie en de lidstaten hebben opgedaan met het gebruik van andere instrumenten en programma’s. Particuliere investeringen kunnen ook een impuls krijgen via publieke investeringsregelingen, waaronder financieringsinstrumenten, subsidies en andere instrumenten, mits de staatssteunregels worden nageleefd.

(9)

De hervormingen en investeringen in het kader van de faciliteit zouden de Unie ook veerkrachtiger en minder afhankelijk moeten maken door een diversificatie van de belangrijkste toeleveringsketens, zodat de strategische autonomie van de Unie wordt versterkt, in combinatie met een open economie. De hervormingen en investeringen in het kader van de faciliteit zouden ook Europese meerwaarde moeten opleveren.

(10)

Het herstel moet worden gerealiseerd en de veerkracht van de Unie en haar lidstaten moet worden vergroot door middel van steun voor maatregelen die betrekking hebben op de beleidsterreinen van Europees belang die gestructureerd zijn in zes pijlers (de “zes pijlers”), namelijk: groene transitie; digitale transformatie; slimme, duurzame en inclusieve groei, met inbegrip van economische cohesie, banen, productiviteit, concurrentievermogen, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en een goed functionerende interne markt met sterke kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s); sociale en territoriale cohesie; gezondheid en economische, sociale en institutionele veerkracht, met het oog op onder meer het vergroten van de crisisparaatheid en het reactievermogen op crisissituaties, en beleid voor de volgende generatie, kinderen en jongeren, zoals onderwijs en vaardigheden.

(11)

De groene transitie moet worden ondersteund door hervormingen en investeringen in groene technologieën en capaciteiten, met inbegrip van biodiversiteit, energie-efficiëntie, renovatie van gebouwen en de circulaire economie, en tegelijkertijd bijdragen aan de klimaatdoelstellingen van de Unie, duurzame groei bevorderen, banen scheppen en de energiezekerheid in stand houden.

(12)

Hervormingen en investeringen in digitale technologieën, infrastructuur en processen zullen het concurrentievermogen van de Unie op mondiaal niveau vergroten en zullen de Unie ook veerkrachtiger, innovatiever en minder afhankelijk helpen maken door de belangrijkste toeleveringsketens te diversifiëren. De hervormingen en investeringen moeten met name de digitalisering van diensten, de ontwikkeling van digitale en data-infrastructuur, clusters en digitale-innovatiehubs en open digitale oplossingen bevorderen. Die digitale transitie moet ook de digitalisering van kmo’s stimuleren. Bij de investeringen in digitale technologieën moeten de beginselen van interoperabiliteit, energie-efficiëntie en de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen, moet deelname van kmo’s en startende ondernemingen mogelijk worden gemaakt en moet het gebruik van open-source-oplossingen worden bevorderd.

(13)

De hervormingen en investeringen in slimme, duurzame en inclusieve groei, met inbegrip van economische cohesie, banen, productiviteit, concurrentievermogen, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en een goed functionerende interne markt met sterke kmo’s moeten erop gericht zijn het groeipotentieel te vergroten en een duurzaam herstel van de economie van de Unie mogelijk te maken. Deze hervormingen en investeringen moeten ook het ondernemerschap, de sociale economie, de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en vervoer en industrialisering en herindustrialisering bevorderen, en de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de economie beperken.

(14)

De hervormingen en investeringen in sociale en territoriale cohesie moeten ook bijdragen tot de bestrijding van armoede en het aanpakken van de werkloosheid, zodat de lidstaateconomieën zich herstellen zonder dat iemand aan zijn lot wordt overgelaten. Die hervormingen en investeringen moeten leiden tot het scheppen van hoogwaardige en stabiele banen en de inclusie en integratie van kansarme groepen, en moeten het versterken van de sociale dialoog, infrastructuur en diensten, alsmede de sociale bescherming en de socialezekerheidsstelsels mogelijk maken.

(15)

De COVID-19-crisis heeft ook duidelijk gemaakt dat het belangrijk is om hervormingen uit te voeren en te investeren in gezondheid en economische, sociale en institutionele veerkracht, met het oog op onder meer het vergroten van de crisisparaatheid en van het reactievermogen op crisissituaties, met name door de continuïteit van bedrijven en publieke diensten en de toegankelijkheid en de capaciteit van de gezondheids- en zorgstelsels te verbeteren en de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de nationale stelsels te vergroten, onder meer door de administratieve lasten tot een minimum te beperken, de doeltreffendheid van de rechtsstelsels te vergroten en de fraudepreventie en het toezicht op de bestrijding van het witwassen van geld te verbeteren.

(16)

Hervormingen en investeringen in de volgende generatie, kinderen en jongeren zijn essentieel voor de bevordering van onderwijs en vaardigheden, met inbegrip van digitale vaardigheden, bijscholing, omscholing en herkwalificatie van de actieve beroepsbevolking met aandacht voor specifieke behoeften van de verschillende generaties, het integratieprogramma voor werklozen, beleidsmaatregelen om te investeren in toegang en kansen voor kinderen en jongeren in verband met onderwijs, gezondheid, voeding, banen en huisvesting, en beleidsmaatregelen om de generatiekloof te overbruggen, overeenkomstig de doelstellingen van de jongerengarantie en de kindergarantie. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat de volgende generatie Europeanen niet permanent de gevolgen van de COVID-19-crisis moet dragen en dat de generatiekloof niet verder wordt verdiept.

(17)

Momenteel voorziet geen enkel instrument in rechtstreekse financiële steun in verband met de verwezenlijking van resultaten en de uitvoering van hervormingen en overheidsinvesteringen van de lidstaten in antwoord op de uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, en met als doel een blijvend effect te hebben op de productiviteit en de economische, sociale en institutionele veerkracht van de lidstaten.

(18)

De soorten financiering en wijzen van uitvoering op grond van deze verordening moeten worden gekozen op basis van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten op te leveren, waarbij met name de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico op niet-naleving in aanmerking moeten worden genomen. De niet-terugbetaalbare financiële steun in het kader van de faciliteit moet de vorm aannemen van een sui generis Uniebijdrage die moet worden bepaald op basis van een maximale financiële bijdrage die voor elke lidstaat wordt berekend en waarbij rekening wordt gehouden met de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan, en die moet worden betaald afhankelijk van de behaalde resultaten onder verwijzing naar de mijlpalen en streefdoelen van het herstel- en veerkrachtplan. Een dergelijke bijdrage moet derhalve worden bepaald volgens de sectorspecifieke regels van deze verordening, overeenkomstig de vereenvoudigingsregels met betrekking tot financiering die niet gekoppeld is aan kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (6) (het “financieel reglement”). Met betrekking tot de toewijzing, uitvoering en controle van niet-terugbetaalbare financiële steun in het kader van deze verordening moeten in deze verordening daarom specifieke regels en procedures worden vastgesteld, met inachtneming van de algemene beginselen van het begrotingsbeheer in het kader van het financieel reglement. Financiering die niet gekoppeld is aan kosten moet worden gebruikt op het niveau van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten als begunstigden, ongeacht de terugbetaling in eender welke vorm van financiële bijdragen van lidstaten aan eindontvangers. De lidstaten moeten alle vormen van financiële bijdragen kunnen gebruiken, vereenvoudigde kostenopties inbegrepen. Onverminderd het recht van de Commissie om actie te ondernemen in geval van fraude, corruptie, belangenconflicten of dubbele financiering uit de faciliteit en andere Unieprogramma's, mogen betalingen niet worden onderworpen aan controles op de daadwerkelijk door de begunstigde gemaakte kosten.

(19)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2020/2094 (7) en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen, moeten herstel- en veerkrachtmaatregelen in het kader van de faciliteit worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken. Die extra middelen moeten op zodanige wijze worden gebruikt dat de inachtneming van de in Verordening (EU) 2020/2094 vastgestelde termijnen wordt gewaarborgd.

(20)

Met de faciliteit moeten projecten worden ondersteund die het beginsel van additionaliteit van Uniefinanciering eerbiedigen. De faciliteit mag, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, niet in de plaats komen van terugkerende nationale uitgaven.

(21)

Het waarborgen van een hoog niveau van cyberbeveiliging en vertrouwen in technologieën is een eerste vereiste voor een succesvolle digitale transformatie in de Unie. De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 1 en 2 oktober 2020 de Unie en de lidstaten ertoe opgeroepen ten volle gebruik te maken van de op 29 januari 2020 aangenomen toolbox voor 5G-cyberbeveiliging, en met name, voor essentiële voorzieningen die in de gecoördineerde Unierisicobeoordelingen zijn aangemerkt als kritiek en gevoelig, de desbetreffende beperkingen toe te passen op aanbieders met een hoog risico. De Europese Raad heeft onderstreept dat alle potentiële 5G-aanbieders moeten worden beoordeeld op basis van gemeenschappelijke objectieve criteria.

(22)

Om synergieën tussen de faciliteit, het bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (de “InvestEU-verordening”) vastgestelde InvestEU-programma en het bij Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad (8) vastgestelde instrument voor technische ondersteuning te bevorderen, kunnen de herstel- en veerkrachtplannen, binnen een bepaald maximum, bijdragen omvatten aan de lidstaatcompartimenten in het kader van het InvestEU-programma en aan het instrument voor technische ondersteuning, in overeenstemming met deze verordening.

(23)

Gezien de Europese Green Deal als de Europese strategie voor duurzame groei en het belang om klimaatverandering aan te pakken overeenkomstig van de toezeggingen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties moet de faciliteit een bijdrage leveren om klimaatactie en milieuduurzaamheid te mainstreamen en het globale streefdoel te bereiken dat 30 % van uitgaven uit de Uniebegroting de klimaatdoelstellingen ondersteunen. Daartoe moeten de door de faciliteit gesteunde en in de herstel- en veerkrachtplannen van de afzonderlijke lidstaten opgenomen maatregelen bijdragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, of helpen het hoofd te bieden aan de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en moeten zij een bedrag vertegenwoordigen van minstens 37 % van de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven als omschreven in een bijlage bij deze verordening. Die methodologie moet dienovereenkomstig worden gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in de bij de bijlage bij deze verordening vermeld steunverleningsgebied. Indien de betrokken lidstaat en de Commissie daarover overeenstemming bereiken, moeten de coëfficiënten voor ondersteuning van de klimaatdoelstellingen verhoogd kunnen worden tot 40 of 100 % voor individuele investeringen, als uiteengezet in het herstel- en veerkrachtplan, om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de klimaatdoelstellingen op een geloofwaardige manier bevorderen. Daartoe moeten de coëfficiënten voor ondersteuning van de klimaatdoelstellingen verhoogd kunnen worden tot een totaalbedrag van 3 % van de toewijzing van het herstel- en veerkrachtplanvoor individuele investeringen. De faciliteit moet activiteiten ondersteunen die volledig in overeenstemming zijn met de klimaat- en milieunormen en -prioriteiten van de Unie en het ernstige-afbreukverbodsbeginsel in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (9) (het “ernstige-afbreukverbodsbeginsel”).

(24)

Gezien het belang van het aanpakken van het dramatische verlies aan biodiversiteit, moet deze verordening bijdragen tot de integratie van biodiversiteitsmaatregelen in het Uniebeleid.

(25)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de in hun herstel- en veerkrachtplannen opgenomen maatregelen in overeenstemming zijn met het ernstige-afbreukverbodsbeginsel in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852. De Commissie moet hiervoor technische richtsnoeren verstrekken. De inwerkingtreding van de in artikel 3, punt d), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde gedelegeerde handelingen moet die richtsnoeren onverlet laten.

(26)

De door de faciliteit gesteunde en in de herstel- en veerkrachtplannen van de afzonderlijke lidstaten opgenomen maatregelen moeten een bedrag vertegenwoordigen van ten minste 20 % van de toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan wat digitale uitgaven betreft. Daartoe moeten de lidstaten de coëfficiënt voor ondersteuning van de doelstellingen berekenen op basis van een methodologie die weergeeft in welke mate die steun uit hoofde van de faciliteit bijdraagt aan de verwezenlijking van digitale doelstellingen. De coëfficiënten voor de individuele maatregelen moeten bepaald worden op basis van op de in een bijlage bij deze verordening vastgestelde steunverleningstypes. De methodologie moet dienovereenkomstig worden gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks aan een steunverleningsgebied. Indien de betrokken lidstaat en de Commissie daarover overeenstemming bereiken, moeten die coëfficiënten verhoogd kunnen worden tot 40 of 100 % voor individuele investeringen om rekening te houden met flankerende hervormingen die het effect van de maatregelen op digitale doelstellingen bevorderen.

(27)

Voor de bepaling van de bijdrage van de relevante maatregelen uit hoofde van de herstel- en veerkrachtplannen aan de klimaat- en digitale doelstellingen, moeten deze maatregelen opgenomen kunnen worden in beide doelstellingen, volgens hun respectieve methodologieën.

(28)

Vrouwen zijn bijzonder getroffen door de COVID-19-crisis, doordat de meeste gezondheidswerkers in de Unie vrouw zijn en doordat zij onbetaalde zorgtaken combineren met de verantwoordelijkheden op hun werk. De situatie is met name moeilijk voor alleenstaande ouders, van wie 85 % vrouw is. Bij het opstellen en uitvoeren van de krachtens deze verordening ingediende herstel- en veerkrachtplannen moeten gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen evenals de mainstreaming van die doelstellingen in aanmerking worden genomen en bevorderd. Investeren in een degelijke zorginfrastructuur is ook van essentieel belang om gendergelijkheid te waarborgen, de economische empowerment van vrouwen te bevorderen, om veerkrachtige samenlevingen tot stand te brengen, slechte omstandigheden in een sector waar overheersend vrouwen werkzaam zijn te bestrijden, de werkgelegenheid te bevorderen, en armoede en sociale uitsluiting te voorkomen, en om een positief effect te hebben op het bruto binnenlands product (bbp), aangezien er dan meer vrouwen betaald werk kunnen verrichten.

(29)

Er moet een mechanisme worden ingesteld om het verband tussen de faciliteit en gezond economisch bestuur te waarborgen, zodat de Commissie bij de Raad een voorstel kan indienen om de vastleggingen of betalingen in het kader van de faciliteit geheel of gedeeltelijk op te schorten. De verplichting van de Commissie om een opschorting voor te stellen moet worden opgeschort wanneer en zolang de zogenoemde algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact geactiveerd is. Teneinde te zorgen voor een uniforme uitvoering en gezien het feit dat de opgelegde maatregelen verstrekkende financiële gevolgen hebben, moeten uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend aan de Raad, die moet optreden op basis van een voorstel van de Commissie. Om de vaststelling van besluiten te vergemakkelijken die nodig zijn om een doeltreffend optreden in het kader van het economisch bestuur te garanderen, moet voor de opschorting van vastleggingen gebruik worden gemaakt van stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid. De bevoegde commissie van het Europees Parlement moet de Commissie kunnen uitnodigen om de toepassing van dat mechanisme te bespreken in het kader van een gestructureerde dialoog teneinde het Europees Parlement in de gelegenheid te stellen zijn standpunten kenbaar te maken. Opdat de Commissie terdege rekening kan houden met de standpunten van het Europees Parlement, moet de gestructureerde dialoog plaatsvinden binnen vier weken nadat de Commissie het Europees Parlement op de hoogte heeft gebracht van de toepassing van dat mechanisme.

(30)

De specifieke doelstelling van de faciliteit moet bestaan in het verstrekken van financiële steun om de mijlpalen en streefdoelen van de hervormingen en investeringen zoals vastgelegd in herstel- en veerkrachtplannen te bereiken. Deze doelstelling moet worden nagestreefd in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten.

(31)

Uiterlijk 31 juli 2022 moet de Commissie een evaluatieverslag over de uitvoering van de faciliteit indienen bij het Europees Parlement en bij de Raad. Daartoe moet de Commissie rekening houden met de gemeenschappelijke indicatoren en het scorebord voor herstel en veerkracht waarin deze verordening voorziet, alsmede met alle andere relevante informatie. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken de belangrijkste vaststellingen van zijn evaluatieverslag te presenteren in het kader van de op grond van deze verordening ingestelde herstel- en veerkrachtdialoog.

(32)

Om te zorgen voor hun bijdrage aan de doelstellingen van de faciliteit, moeten de herstel- en veerkrachtplannen maatregelen omvatten voor de uitvoering van hervormingen en openbare investeringsprojecten door middel van een coherent pakket. Maatregelen die met ingang van 1 februari 2020 van start zijn gegaan, moeten in aanmerking komen. Herstel- en veerkrachtplannen moeten in overeenstemming zijn met de desbetreffende landspecifieke uitdagingen en prioriteiten die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, alsmede met de uitdagingen en prioriteiten die zijn vastgesteld in de meest recente aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone voor die lidstaten die de euro als munt hebben. De herstel- en veerkrachtplannen moetenmoet ook in overeenstemming zijn met nationale hervormingsprogramma’s, nationale energie- en klimaatplannen, rechtvaardige overgangsplannen, de uitvoeringsplannen voor de jongerengarantie en de in het kader van de Uniefondsen vastgestelde partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s. Om acties te stimuleren die binnen de prioriteiten van de Europese Groene Deal en de Digitale Agenda vallen, moet de herstel- en veerkrachtplannen ook maatregelen bevatten die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie. Zulke maatregelen moeten een snelle verwezenlijking van de in de nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan vastgestelde streefcijfers, doelstellingen en bijdragen mogelijk maken. Alle ondersteunde activiteiten moeten worden voortgezet met volledige inachtneming van de klimaat- en milieunormen en -prioriteiten van de Unie. In de herstel- en veerkrachtplannen moeten ook de horizontale beginselen van de faciliteit in acht worden genomen.

(33)

De herstel- en veerkrachtplannen mogen geen afbreuk doen aan het recht om collectieve overeenkomsten te sluiten of af te dwingen, of om collectieve actie te ondernemen, in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook Unie- nationale recht en de Unie- en nationale praktijken.

(34)

Regionale en lokale overheden kunnen worden beschouwd als belangrijke partners bij de uitvoering van hervormingen en investeringen. In dit verband moeten zij naar behoren worden geraadpleegd en betrokken, overeenkomstig het nationale rechtskader.

(35)

Indien een lidstaat op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (10) is vrijgesteld van het toezicht op en de beoordeling in het kader van het Europees Semester, of onderworpen is aan toezicht uit hoofde van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (11), moet het mogelijk zijn deze verordening op de betrokken lidstaat toe te passen met betrekking tot de in die verordeningen vastgestelde uitdagingen en prioriteiten.

(36)

Om de voorbereiding en de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen door de lidstaten mogelijk te maken, moet de Raad in staat zijn om het kader van het Europees Semester de stand van de capaciteit voor herstel, veerkracht en aanpassing in de Unie te bespreken. Deze bespreking moet worden gebaseerd op de in het kader van het Europees Semester aan de Commissie ter beschikking staande strategische en analytische informatie en, indien beschikbaar, op de informatie over de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen in de voorgaande jaren.

(37)

Om te zorgen voor een zinvolle financiële bijdrage die in verhouding staat tot de daadwerkelijke behoeften van de lidstaten om de in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen hervormingen en investeringen uit te voeren en te voltooien, is het passend om een maximale financiële bijdrage vast te stellen die hun uit hoofde van de faciliteit ter beschikking staat als niet-terugbetaalbare financiële steun. 70 % van die maximale bijdrage moet worden berekend op basis van de bevolkingsomvang, het inverse van het bbp per hoofd van de bevolking en het relatieve werkloosheidspercentage van elke lidstaat. 30 % van die maximale financiële bijdrage moet worden berekend op basis van de bevolkingsomvang, het inverse van het bbp per hoofd van de bevolking en, in gelijke mate, de verandering in het reële bbp in 2020 en de geaggregeerde verandering in het reële bbp gedurende de periode van 2020-2021 op basis van de najaarsprognoses 2020 van de Commissie voor de gegevens die op het moment van berekening nog niet beschikbaar waren en die uiterlijk 30 juni 2022 moeten worden geactualiseerd met de werkelijke gegevens.

(38)

Er moet worden voorzien in een procedure voor de indiening van herstel- en veerkrachtplannen door de lidstaten, en de inhoud daarvan. De lidstaten moeten hun herstel- en veerkrachtplannen in principe uiterlijk 30 april officieel indienen, hetgeen zij in één geïntegreerd document samen met hun nationale hervormingsprogramma kunnen doen. Met het oog op een snelle uitvoering van de faciliteit moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om vanaf 15 oktober van het voorgaande jaar een ontwerpherstel- en veerkrachtplan in te dienen.

(39)

Om de nationale zeggenschap over en concentratie op relevante hervormingen en investeringen te garanderen, moeten lidstaten die steun wensen te ontvangen, bij de Commissie een naar behoren gemotiveerd en onderbouwd herstel- en veerkrachtplan indienen. Dat plan moet nader aangeven hoe het, met inachtneming van de daarin vervatte maatregelen, een alomvattend en evenwichtig antwoord vormt op de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat en op passende wijze bijdraagt tot de zes pijlers, rekening houdend met de specifieke uitdagingen van de betrokken lidstaat. Het herstel- en veerkrachtplan moet de gedetailleerde reeks maatregelen voor het toezicht erop en de uitvoering ervan omvatten, met inbegrip van doelstellingen en mijlpalen en de geraamde kosten, alsmede het verwachte effect van het herstel- en veerkrachtplan op het groeipotentieel, de jobcreatie en de economische, sociale en institutionele veerkracht, onder meer door het bevorderen van beleidsmaatregelen voor kinderen en jongeren, en op het beperken van de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis, terwijl wordt bijgedragen aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, zodat de economische, sociale en territoriale cohesie en de convergentie binnen de Unie worden versterkt. Ook moet het maatregelen omvatten die relevant zijn voor de groene transitie, inclusief biodiversiteit, en de digitale transitie. Het moet ook een toelichting omvatten over de manier waarop het bijdraagt tot een effectieve aanpak van de relevante landspecifieke uitdagingen en prioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester, met inbegrip van de fiscale aspecten en de aanbevelingen die zijn geformuleerd op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12). Ook moet het een toelichting omvatten over de manier waarop dat plan waarborgt dat geen enkele in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregel voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten ernstig afbreuk doet aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”). Het herstel- en veerkrachtplan moet de verwachte bijdrage aan gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen bevatten, alsmede een samenvatting van het gevoerde raadplegingsproces met relevante nationale belanghebbenden.

Het herstel- en veerkrachtplan moet een toelichting omvatten bij de plannen, systemen en concrete maatregelen van de lidstaten om belangenconflicten, corruptie en fraude te voorkomen, op te sporen en recht te zetten en om dubbele financiering uit de faciliteit en uit andere Unieprogramma’s te voorkomen. Het herstel- en veerkrachtplan kan ook grensoverschrijdende of meerlandenprojecten omvatten. De Commissie en de lidstaten moeten tijdens het hele proces streven naar een nauwe samenwerking.

(40)

De faciliteit moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, met inbegrip van de effectieve preventie en vervolging van fraude, inclusief belastingfraude, belastingontduiking, corruptie en belangenconflicten.

(41)

De Commissie moet de door elke lidstaat voorgestelde herstel- en veerkrachtplan beoordelen en daarbij nauw samenwerken met de betrokken lidstaat. De Commissie moet de nationale zeggenschap over het plan volledig respecteren en moet daarom rekening houden met de door de betrokken lidstaat verstrekte motiveringen en elementen. De Commissie moet de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordelen op basis van de in deze Verordening uiteengezette lijst van criteria. De Commissie moet de voorgestelde herstel- en veerkrachtplannen en, indien van toepassing, de actualiseringen ervan beoordelen binnen twee maanden na de officiële indiening van de herstel- en veerkrachtplannen. De betrokken lidstaat en de Commissie moeten kunnen overeenkomen die termijn zo nodig met een redelijke periode te verlengen.

(42)

Er moeten passende richtsnoeren worden uiteengezet in een bijlage bij deze verordening aan de hand waarvan de Commissie op transparante en billijke wijze de herstel- en veerkrachtplannen kan beoordelen, en de financiële bijdrage kan bepalen overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde doelstellingen en andere relevante vereisten. Met het oog op transparantie en efficiëntie moet een waarderingssysteem voor de beoordeling van de voorstellen voor herstel- en veerkrachtplannen worden ingevoerd. Voor de criteria betreffende de landspecifieke aanbevelingen en het versterken van het groeipotentieel, de jobcreatie en de economische, sociale en institutionele veerkracht, en teneinde bij te dragen aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, moet bij de beoordeling het hoogste puntenaantal worden behaald. Een effectieve bijdrage aan de groene en de digitale transities moet eveneens een voorwaarde zijn voor een positieve beoordeling.

(43)

Om ertoe bij te dragen dat kwaliteitsvolle herstel- en veerkrachtplannen worden opgesteld en om de Commissie bij te staan bij de beoordeling van de door de lidstaten ingediende herstel- en veerkrachtplannen en bij de beoordeling van de mate waarin deze zijn verwezenlijkt, moet worden voorzien in het gebruik van deskundigenadvies en, op verzoek van de betrokken lidstaat, collegiaal advies en technische ondersteuning. De lidstaten kunnen ook verzoeken om ondersteuning in het kader van het instrument voor technische ondersteuning. De lidstaten moeten worden aangemoedigd om synergieën te bevorderen met de herstel- en veerkrachtplannen van andere lidstaten.

(44)

Voor de eenvoud moet de vaststelling van de financiële bijdrage gebeuren aan de hand van eenvoudige criteria. De financiële bijdrage moet worden vastgesteld op basis van de geraamde totale kosten van het door de betrokken lidstaat voorgestelde herstel- en veerkrachtplan.

(45)

De Raad moet de beoordeling van de herstel- en veerkrachtplannen goedkeuren door middel van een uitvoeringsbesluit op basis van een voorstel van de Commissie en ernaar streven dit binnen vier weken na de goedkeuring van dat voorstel vast te stellen. Mits het herstel- en veerkrachtplan op afdoende wijze aan de beoordelingscriteria voldoet, moet aan de betrokken lidstaat de maximale financiële bijdrage worden toegewezen indien de geraamde totale kosten van het pakket, verminderd met de nationale cofinanciering, gelijk zijn aan of hoger zijn dan het bedrag van de maximale financiële bijdrage zelf. Aan de betrokken lidstaat moet daarentegen een bedrag worden toegewezen dat gelijk is aan de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan, indien die geraamde totale kosten lager zijn dan de maximale financiële bijdrage zelf. Er mag aan de lidstaat geen enkele financiële bijdrage worden toegekend indien het herstel- en veerkrachtplan onvoldoende beantwoordt aan de beoordelingscriteria. Het uitvoeringsbesluit van de Raad moet op voorstel van de Commissie worden gewijzigd om de maximale financiële bijdrage bij te werken op basis van de werkelijke gegevens in juni 2022. De Raad moet het desbetreffende wijzigingsbesluit zonder onnodige vertraging vaststellen.

(46)

Om te zorgen dat de financiële steun in de eerste jaren na de COVID-19-crisis vervroegd beschikbaar wordt gesteld, en dat deze steun verenigbaar is met de beschikbare financiering voor de faciliteit, moeten de middelen vóór 31 december 2023 ter beschikking worden gesteld. Daartoe moet het mogelijk zijn om voor 70 % van het bedrag dat beschikbaar is voor niet-terugbetaalbare financiële steun de juridische verbintenissen uiterlijk 31 december 2022 en voor 30 % van 1 januari 2023 tot 31 december 2023 aan te gaan wettelijk zijn vastgelegd. Uiterlijk 31 december 2021 kan een lidstaat bij de indiening van het herstel- en veerkrachtplan verzoeken om betaling van een bedrag van maximaal 13 % van de financiële bijdrage en, waar van toepassing, van maximaal 13 % van de leningen aan de betrokken lidstaat in de vorm van een voorfinanciering binnen - voor zover mogelijk - twee maanden na de goedkeuring van de juridische verbintenissen door de Commissie.

(47)

Financiële steun voor een herstel- en veerkrachtplan van een lidstaat moet mogelijk zijn in de vorm van een lening, onder voorbehoud van het sluiten van een leningsovereenkomst met de Commissie, op basis van een naar behoren met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat. Leningen ter ondersteuning van de uitvoering van nationale herstel- en veerkrachtplannen moeten worden verstrekt tot en met 31 december 2023 en moeten worden verstrekt op looptijden die een weerspiegeling vormen van het langetermijnkarakter van dergelijke uitgaven. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (13)moeten terugbetalingen, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, gebeuren op een zodanige wijze dat de verplichtingen gestaag en voorspelbaar verminderen. Deze looptijden mogen afwijken van de looptijden van de middelen die de Unie leent op de kapitaalmarkten om de leningen te financieren. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om af te wijken van het in artikel 220, lid 2, van het financieel reglement vastgelegde beginsel dat de looptijden van leningen voor financiële bijstand niet mogen worden getransformeerd.

(48)

Het verzoek om steun via leningen moet worden gerechtvaardigd door de hogere financiële behoeften in verband met aanvullende hervormingen en investeringen in het herstel- en veerkrachtplan, die met name relevant zijn voor de groene en de digitale transitie, en met hogere kosten van het herstel- en veerkrachtplan dan de maximale financiële bijdrage die via de niet-terugbetaalbare bijdrage wordt toegekend. Het moet mogelijk zijn het verzoek om steun via leningen tegelijk met de indiening van het herstel- en veerkrachtplan in te dienen. Indien het verzoek om steun via leningen op een ander tijdstip wordt ingediend, moet het vergezeld gaan van een herzien herstel- en veerkrachtplan met aanvullende mijlpalen en streefdoelen. Om te zorgen dat de middelen vervroegd beschikbaar worden gesteld, moeten de lidstaten een verzoek om steun via leningen uiterlijk 31 augustus 2023 indienen. Met het oog op een goed financieel beheer moet het totale bedrag van alle in het kader van deze verordening verstrekte steun via leningen geplafonneerd zijn. Bovendien mag het maximumvolume van de lening voor elke lidstaat niet meer bedragen dan 6,8 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van 2019 van die lidstaat volgens de gegevens van Eurostat met afsluitdatum mei 2020. Een verhoging van het plafondbedrag moet in uitzonderlijke omstandigheden, afhankelijk van de beschikbare middelen, mogelijk zijn. Om dezelfde redenen moet het mogelijk zijn de lening in schijven te betalen aan de hand van het bereiken van de resultaten. De Commissie moet het verzoek om steun via leningen binnen twee maanden beoordelen. De Raad moet die beoordeling met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie kunnen goedkeuren door middel van een uitvoeringsbesluit, en moet ernaar streven dit binnen vier weken na de goedkeuring van dat Commissievoorstel vast te stellen.

(49)

Een lidstaat moet de mogelijkheid hebben om binnen de uitvoeringsperiode een gemotiveerd verzoek tot wijziging van het herstel- en veerkrachtplan in te dienen indien deze handelwijze door objectieve omstandigheden gerechtvaardigd is. Indien de Commissie van mening is dat de redenen die zijn aangedragen door de betrokken lidstaat een dergelijke wijziging rechtvaardigen, moet zij het nieuwe herstel- en veerkrachtplan binnen twee maanden beoordelen. De betrokken lidstaat en de Commissie moeten kunnen overeenkomen die termijn zo nodig met een redelijke termijn te verlengen. De Raad moet de beoordeling van het nieuwe herstel- en veerkrachtplan goedkeuren door middel van een uitvoeringsbesluit op basis van een voorstel van de Commissie, en moet ernaar streven dit binnen vier weken na goedkeuring van het voorstel vast te stellen.

(50)

De instellingen van de Unie moeten alles in het werk stellen om de verwerkingstijd te verkorten met het oog op een vlotte en snelle uitvoering van de faciliteit.

(51)

Met het oog op de efficiëntie en de eenvoud van het financieel beheer van de faciliteit moet financiële steun van de Unie voor herstel- en veerkrachtplannen de vorm aannemen van financiering op basis van behaalde resultaten, die worden afgemeten aan in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen vermelde mijlpalen en streefdoelen. Daartoe moet aanvullende steun via leningen worden gekoppeld aan de aanvullende mijlpalen en streefdoelen in vergelijking met die welke relevant zijn voor de financiële steun (zijnde niet-terugbetaalbare financiële steun).

(52)

De vrijgave van middelen uit hoofde van de faciliteit hangt af van de bevredigende verwezenlijking door de lidstaten van de relevante mijlpalen en streefdoelen, zoals uiteengezet in de herstel- en veerkrachtplannen, nadat deze plannen door de Raad zijn goedgekeurd. Voordat de Commissie een besluit tot toelating van betaling van de financiële bijdrage en, waar van toepassing, van de leningen vaststelt, moet zij het Economisch en Financieel Comité om advies vragen over de bevredigende verwezenlijking van de relevante mijlpalen en streefdoelen door de lidstaten, en dit op basis van een voorlopige beoordeling door de Commissie. Opdat de Commissie het advies van het Economisch en Financieel Comité in aanmerking neemt voor haar beoordeling, moet het binnen vier weken na ontvangst van de voorlopige beoordeling door de Commissie worden verstrekt. Het Economisch en Financieel Comité moet in zijn beraadslagingen streven naar het bereiken van een consensus. Indien bij wijze van uitzondering een of meer lidstaten van oordeel zijn dat er ernstige afwijkingen zijn wat betreft de bevredigende verwezenlijking van de betrokken mijlpalen en streefdoelen, kunnen zij de voorzitter van de Europese Raad verzoeken de aangelegenheid voor te leggen aan de volgende Europese Raad. De respectieve lidstaten moeten de kwestie ook onverwijld ter kennis brengen van de Raad, en de Raad moet op zijn beurt onverwijld het Europees Parlement op de hoogte moet brengen. In dergelijke uitzonderlijke omstandigheden mag geen besluit tot toelating van de betaling van de financiële bijdrage en, in voorkomend geval, van de steun via leningen worden genomen totdat de volgende Europese Raad de kwestie uitputtend heeft besproken. Die procedure mag in de regel niet langer duren dan drie maanden nadat de Commissie het Economisch en Financieel Comité om advies heeft verzocht.

(53)

Voor een deugdelijk financieel beheer – met inachtneming van de resultaatgerichte aard van de faciliteit – moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de vastleggingen in de begroting, betalingen, en de opschorting en invordering van middelen, alsmede de beëindiging van overeenkomsten betreffende financiële steun. Met het oog op de voorspelbaarheid moet het voor de lidstaten mogelijk zijn om twee keer per jaar betalingsverzoeken in te dienen. De betalingen dienen in termijnen te worden verricht en moeten worden gebaseerd op een positieve beoordeling door de Commissie van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan door de betrokken lidstaat. De lidstaten moet passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het gebruik van middelen voor door de faciliteit gesteunde maatregelen voldoet aan het toepasselijke Unierecht en nationaal recht. Meer bepaald moeten zij ervoor zorgen dat fraude, corruptie en belangenconflicten worden voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd en dat dubbele financiering uit de faciliteit en andere Unieprogramma’s wordt voorkomen. Opschorting en beëindiging van overeenkomsten betreffende financiële steun alsook vermindering en terugvordering van de financiële bijdrage moeten mogelijk zijn wanneer het herstel- en veerkrachtplan niet op bevredigende wijze is uitgevoerd door de betrokken lidstaat, of in het geval van ernstige onregelmatigheden, te weten fraude, corruptie en belangenconflicten in verband met de door de faciliteit gesteunde maatregelen, of een ernstige niet-nakoming van een verplichting uit overeenkomsten die verband houden met financiële steun. De terugvordering moet waar mogelijk worden gewaarborgd door verrekening met uitstaande betalingen in het kader van de faciliteit. Passende procedures op tegenspraak moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het besluit van de Commissie over de opschorting en invordering van betaalde bedragen, alsmede de beëindiging van overeenkomsten betreffende financiële steun het recht van de lidstaten vrijwaart om opmerkingen in te dienen. Alle betalingen van financiële bijdragen aan de lidstaten moeten uiterlijk 31 december 2026 plaatsvinden, met uitzondering van de in artikel 1, lid 3, tweede zin, van Verordening (EU) 2020/2094 bedoelde maatregelen en van gevallen waarin, hoewel de juridische verbintenis is aangegaan of het besluit is vastgesteld met inachtneming van de in artikel 3 van die verordening bedoelde termijnen, de Unie haar verplichtingen jegens de lidstaten moet kunnen nakomen, onder meer als gevolg van een definitief arrest tegen de Unie.

(54)

De Commissie moet ervoor zorgen dat de financiële belangen van de Unie effectief beschermd worden. Hoewel het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaat zelf is ervoor te zorgen dat de faciliteit in overeenstemming met het relevante Unie- en nationaal recht ten uitvoer wordt gelegd, moet de Commissie in dat verband voldoende waarborgen van de lidstaten kunnen krijgen. Daartoe moeten de lidstaten bij de uitvoering van de faciliteit voor een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem zorgen en moeten zij ten onrechte betaalde of verkeerd gebruikte bedragen terugvorderen. In dat verband moeten de lidstaten een beroep kunnen doen op hun gewone nationale begrotingsbeheersystemen. De lidstaten moeten gegevens en informatie in gestandaardiseerde categorieën verzamelen om ernstige onregelmatigheden, dat wil zeggen fraude, corruptie en belangenconflicten met betrekking tot de door de faciliteit ondersteunde maatregelen te voorkomen, op te sporen en recht te zetten. De Commissie moet een informatie- en monitoringsysteem beschikbaar stellen, met inbegrip van één instrument voor datamining en risicoscores, om toegang te krijgen tot deze gegevens en informatie en deze te analyseren, met het oog op een algemene toepassing door de lidstaten.

(55)

De Commissie, het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), de Rekenkamer en, indien van toepassing, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) moeten het informatie- en monitoringsysteem kunnen gebruiken binnen hun bevoegdheden en rechten.

(56)

Om de uitvoering van de regelingen van de lidstaten ter voorkoming van dubbele financiering uit de faciliteit en andere programma’s van de Unie te vergemakkelijken, moet de Commissie informatie beschikbaar stellen over de ontvangers van uit de Uniebegroting gefinancierde middelen, overeenkomstig artikel 38, lid 1, van het financieel reglement.

(57)

De lidstaten en de Commissie moeten de mogelijkheid krijgen om persoonsgegevens te verwerken, doch alleen indien noodzakelijk om te zorgen voor kwijting, audits en controles met betrekking tot het gebruik van middelen in verband met maatregelen voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten in het kader van het herstel- en veerkrachtplan. De persoonsgegevens moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 (14) of Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (15), naargelang welke van de twee verordeningen toepasselijk is.

(58)

Voor het doeltreffende toezicht op de uitvoering moeten de lidstaten in het kader van het Europees Semester tweemaal per jaar verslag uitbrengen over de stand van zaken bij de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan. Dergelijke door de betrokken lidstaten opgestelde verslagen moeten op passende wijze worden weergegeven in de nationale hervormingsprogramma’s, die moeten worden gebruikt als instrument om verslag uit te brengen over de vorderingen bij de voltooiing van de herstel- en veerkrachtplannen.

(59)

De lidstaten moeten worden aangemoedigd om het advies in te winnen van hun nationale comités voor de productiviteit en onafhankelijke begrotingsinstellingen over hun herstel- en veerkrachtplannen, met inbegrip van de eventuele validering van elementen van hun herstel- en veerkrachtplan.

(60)

Om transparantie en verantwoordingsplicht bij de uitvoering van de faciliteit te waarborgen, moet de Commissie, onder voorbehoud van de goedkeuring van gevoelige of vertrouwelijke informatie of, indien nodig, passende vertrouwelijkheidsregelingen, relevante documenten en informatie gelijktijdig en op voet van gelijkheid toezenden aan het Europees Parlement en aan de Raad, bijvoorbeeld de door de lidstaten ingediende herstel- en veerkrachtplannen of de wijzigingen daarvan en de door de Commissie openbaar gemaakte voorstellen voor uitvoeringsbesluiten van de Raad.

(61)

De bevoegde commissies van het Europees Parlement kunnen de Commissie om de twee maanden uitnodigen om in het kader van een herstel- en veerkrachtdialoog kwesties te bespreken die betrekking hebben op de uitvoering van de faciliteit, zoals de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten, de beoordeling door de Commissie, de belangrijkste vaststellingen in het evaluatieverslag,; de mate van verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen, procedures in verband met betaling en opschorting, en alle overige relevante informatie en documentatie over de uitvoering van de faciliteit die door de Commissie wordt verstrekt. De Commissie moet rekening houden met de elementen die naar voren komen in de door middel van de herstel- en veerkrachtdialoog kenbaar gemaakte standpunten, waaronder eventuele resoluties van het Europees Parlement.

(62)

Met het oog op een efficiënte en coherente toewijzing van de begrotingsmiddelen en de inachtneming van het beginsel van deugdelijk financieel beheer moeten maatregelen in het kader van deze verordening verenigbaar en complementair zijn met de lopende Unieprogramma’s, waarbij dubbele financiering van dezelfde uitgaven uit de faciliteit en uit andere Unieprogramma’s moet worden vermeden. De Commissie en de lidstaat moeten in alle fasen van het proces zorgen voor doeltreffende coördinatie om de consistentie, de coherentie, de complementariteit en de synergie tussen de financieringsbronnen te waarborgen. Daartoe moeten de lidstaten verplicht worden om, wanneer zij hun herstel- en veerkrachtplannen bij de Commissie indienen, de relevante informatie over bestaande of geplande Uniefinanciering te presenteren. Financiële steun in het kader van de faciliteit moet een aanvulling vormen op de steun uit hoofde van andere programma’s en instrumenten van de Unie, waaronder het InvestEU-programma, en de in het kader van de faciliteit gefinancierde hervormingen en investeringsprojecten moeten in aanmerking kunnen komen voor financiering uit andere programma’s en instrumenten van de Unie, mits die steun niet dezelfde kosten dekt.

(63)

De Commissie moet de uitvoering van de faciliteit monitoren en de verwezenlijking van de in deze verordening opgenomen doelstellingen op gerichte en evenredige wijze meten. Bij de monitoring van de uitvoering van de faciliteit moet de Commissie garanderen dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering van de activiteiten en de resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe moeten evenredige verslagleggingsvereisten worden opgelegd aan de ontvangers van Uniemiddelen. Door middel van gedelegeerde handelingen moet de Commissie de gemeenschappelijke indicatoren vaststellen die moeten worden gebruikt voor de verslaglegging over de voortgang en voor de monitoring en de evaluatie van de faciliteit, en een methode vaststellen voor het rapporteren van sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren, in het kader van de faciliteit.

(64)

Op grond van de alinea’s 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (16) moet deze faciliteit worden geëvalueerd op basis van informatie die op grond van specifieke monitoringvoorschriften is verzameld, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering worden vermeden. Die voorschriften moeten, als basis voor de evaluatie van de effecten van de faciliteit in de praktijk, waar nodig meetbare indicatoren omvatten.

(65)

Bij een gedelegeerde handeling moet een specifiek scorebord worden ingesteld om de voortgang van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten in elk van de zes pijlers, en de voorgang die is gemaakt ten aanzien van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen met betrekking tot de gemeenschappelijke indicatoren van de faciliteit, weer te geven. Het scorebord moet uiterlijk in december 2021 operationeel zijn en moet tweemaal per jaar door de Commissie worden bijgewerkt.

(66)

Teneinde te zorgen voor passende prestatieverslaglegging en monitoring van de uitvoering met betrekking tot de faciliteit, inclusief wat sociale uitgaven betreft, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het specifieke scorebord dat de voortgang van de uitvoering en de te gebruiken gemeenschappelijke indicatoren weergeeft, alsmede de methodologie voor het rapporteren van sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(67)

De Commissie moet een jaarlijks verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en aan de Raad over de uitvoering van de faciliteit. Dat verslag moet informatie bevatten over de voortgang die de lidstaten hebben bereikt in het kader van de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen. Het moet ook informatie bevatten over de uitvoering van de mijlpalen en streefdoelen, over betalingen en opschortingen en over de bijdrage van de faciliteit aan de klimaat- en digitale doelstellingen, de gemeenschappelijke indicatoren en de in het kader van de zes pijlers gefinancierde uitgaven.

(68)

De verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit, de efficiëntie van het gebruik van de middelen en de toegevoegde waarde ervan moeten onafhankelijk worden geëvalueerd. De evaluatie gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. In een onafhankelijke ex-postevaluatie moet bovendien het langetermijneffect van de faciliteit worden onderzocht.

(69)

De beoordeling van de door de lidstaten uit te voeren herstel- en veerkrachtplannen en de overeenkomstige financiële ondersteuning moet door de Raad bij uitvoeringsbesluit worden vastgesteld, op basis van een voorstel van de Commissie. Daartoe en teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de betaling van de financiële steun bij vervulling van de relevante mijlpalen en streefdoelen moeten worden toegekend aan en uitgeoefend door de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (17). Aangezien het mogelijk is dat financiële steun in het kader van de faciliteit onmiddellijk moet worden uitbetaald overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 182/2011, moet de voorzitter van het comité voor elke ontwerpuitvoeringshandeling acht slaan op de mogelijkheid om de termijn voor het bijeenroepen van het comité en de termijn voor het comité in de zin van die verordening om zijn advies te verstrekken in te korten.

(70)

Na de vaststelling van een uitvoeringsbesluit moet het voor de betrokken lidstaat en de Commissie mogelijk zijn om met betrekking tot bepaalde operationele regelingen van technische aard overeenstemming te bereiken en daarbij nader in te gaan op aspecten van de uitvoering met betrekking tot de termijnen, de indicatoren voor de mijlpalen en streefdoelen, en de toegang tot de onderliggende gegevens. Om te zorgen voor de voortdurende relevantie van de operationele regelingen met betrekking tot de heersende omstandigheden tijdens de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, moet het mogelijk zijn dat de onderdelen van dergelijke operationele regelingen met wederzijdse instemming worden gewijzigd.

(71)

De horizontale regels die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 322 VWEU op deze verordening van toepassing. Die regels zijn neergelegd in het financieel reglement en bepalen met name de procedure om het budget vast te stellen en uit te voeren door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles van de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten eveneens een algemeen conditionaliteitsstelsel ter bescherming van de begroting van de Unie.

(72)

Overeenkomstig het financieel reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (18), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (19), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (20) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (21) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, daaronder begrepen maatregelen ter voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van fraude, corruptie en belangenconflicten, alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder heeft OLAF overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid om administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie, belangenconflicten of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het EOM is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van fraude, corruptie, belangenconflicten en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (22). Personen of entiteiten die fondsen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het financieel reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Europese Rekenkamer, en, ten aanzien van de lidstaten die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 deelnemen aan de nauwere samenwerking, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van fondsen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(73)

Het moet voor de Commissie mogelijk zijn om communicatieactiviteiten te ontplooien om te zorgen voor de zichtbaarheid van de Uniefinanciering en, in voorkomend geval, om ervoor te zorgen dat door middel van een financieringsverklaring wordt meegedeeld en erkend dat sprake is van steun in het kader van de faciliteit.

(74)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(75)

Om de in deze verordening opgenomen maatregelen snel te kunnen uitvoeren, moet zij in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN EN FINANCIERING

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening wordt de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) ingesteld.

Deze verordening voorziet in de doelstellingen van de faciliteit, de financiering ervan, de vormen van Uniefinanciering op grond van de faciliteit en de regels voor de verstrekking van die financiering.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“fondsen van de Unie”: de fondsen die vallen onder een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het rechtvaardige-transitiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa (de “verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027”);

2.

“financiële bijdrage”: niet-terugbetaalbare financiële steun op grond van de faciliteit die aan een lidstaat is of kan worden toegewezen;

3.

“Europees Semester”: het in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (23) uiteengezette proces;

4.

“mijlpalen en streefdoelen”: metingen van de vorderingen in de richting van de verwezenlijking van een hervorming of een investering, waarbij mijlpalen kwalitatieve verwezenlijkingen zijn en streefdoelen kwantitatieve verwezenlijkingen;

5.

“veerkracht”: het vermogen om op een eerlijke, duurzame en inclusieve wijze economische, sociale en ecologische schokken of aanhoudende structurele veranderingen het hoofd te bieden, en

6.

“geen ernstige afbreuk doen”: het niet ondersteunen of uitvoeren van economische activiteiten die ernstig afbreuk doen aan in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 uiteengezette milieudoelstellingen, indien van toepassing, in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852.

Artikel 3

Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van de faciliteit bestrijkt beleidsgebieden die van Europees belang zijn en die in zes pijlers zijn ondergebracht:

a)

groene transitie;

b)

digitale transformatie;

c)

slimme, duurzame en inclusieve groei, met inbegrip van economische cohesie, banen, productiviteit, concurrentievermogen, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en een goed functionerende interne markt met sterke kmo’s;

d)

sociale en territoriale cohesie;

e)

gezondheid en economische, sociale en institutionele veerkracht, met het oog op onder andere het vergroten van crisisparaatheid en van het reactievermogen bij crisissituaties, en

f)

beleid voor de volgende generatie, kinderen en jongeren, zoals onderwijs en vaardigheden.

Artikel 4

Algemene en specifieke doelstellingen

1.   Overeenkomstig de in artikel 3 van deze verordening bedoelde zes pijlers en de coherentie en synergie die zij opleveren en in de context van de COVID-19-crisis is de algemene doelstelling van de faciliteit de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te verbeteren door de veerkracht, de crisisparaatheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van de lidstaten te verbeteren, door de sociale en economische gevolgen van de crisis met name voor vrouwen te verzachten, door een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, door de groene transitie te ondersteunen door een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de 2030-streefcijfers voor klimaat van de Unie als uiteengezet in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2018/1999, alsook door de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Unie in 2050 en van de digitale transitie na te leven, en aldus bij te dragen tot de opwaartse economische en sociale convergentie, het herstellen en stimuleren van duurzame groei en de integratie van de economieën van de Unie, en het bevorderen van de schepping van kwalitatief hoogstaande banen, alsmede bij te dragen tot de strategische autonomie van de Unie, in combinatie met een open economie en het creëren van Europese meerwaarde.

2.   Met het oog op die algemene doelstelling is de specifieke doelstelling van de faciliteit de lidstaten financiële steun te verstrekken ter verwezenlijking van de in hun herstel- en veerkrachtplannen vastgelegde mijlpalen en streefdoelen van de hervormingen en investeringen. Deze specifieke doelstelling wordt nagestreefd in nauwe en transparante samenwerking met de betrokken lidstaten.

Artikel 5

Horizontale beginselen

1.   De steun uit de faciliteit komt, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, niet in de plaats van terugkerende nationale begrotingsuitgaven en is in overeenstemming met het in artikel 9 bedoelde beginsel van additionaliteit van Uniefinanciering.

2.   De faciliteit ondersteunt alleen maatregelen die het ernstige-afbreukverbodsbeginsel eerbiedigen.

Artikel 6

Middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie

1.   De in artikel 1 van Verordening (EU) 2020/2094 bedoelde maatregelen worden in het kader van de faciliteit uitgevoerd:

a)

met een bedrag van maximaal 312 500 000 000 EUR als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt a), punt ii), van Verordening (EU) 2020/2094 in prijzen van 2018, beschikbaar voor niet-terugbetaalbare financiële steun, onder voorbehoud van artikel 3, leden 4 en 7, van Verordening (EU) 2020/2094;

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 vormen deze bedragen externe bestemmingsontvangsten voor de toepassing van artikel 21, lid 5, van het financieel reglement;

b)

met een bedrag van maximaal 360 000 000 000 EUR als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2020/2094 in prijzen van 2018, beschikbaar voor steun via leningen voor de lidstaten overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van deze verordening, onder voorbehoud van artikel 3, lid 5, van Verordening(EU) 2020/2094.

2.   De in lid 1, punt a), bedoelde bedragen kunnen ook uitgaven dekken in verband met voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten die nodig zijn voor het beheer van de faciliteit en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met name voor studies, vergaderingen van deskundigen, raadpleging van belanghebbenden, informatie- en communicatiemaatregelen, waaronder inclusieve bewustmakingsacties, en institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, institutionele informatietechnologie-instrumenten alsmede alle overige uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie doet voor het beheer van de faciliteit. De uitgaven kunnen ook de kosten van andere ondersteunende activiteiten zoals kwaliteitscontrole en monitoring van projecten ter plaatse alsmede de kosten van collegiale advisering en van deskundigen voor de evaluatie en de uitvoering van hervormingen en investeringen omvatten.

Artikel 7

Middelen uit programma’s in gedeeld beheer en gebruik van middelen

1.   De aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat naar de faciliteit worden overgeschreven onder de in de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen uiteengezette voorwaarden. De Commissie wendt die middelen op directe wijze aan in overeenstemming met artikel 62, lid 1, punt a), van het Financieel Reglement. Die middelen worden uitsluitend gebruikt ten gunste van de betrokken lidstaat.

2.   De lidstaten kunnen voorstellen om in hun herstel- en veerkrachtplan, als geraamde kosten, de betalingen voor aanvullende technische ondersteuning overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2021/240 op te nemen, evenals het bedrag van de geldelijke bijdrage voor het lidstaatcompartiment overeenkomstig de relevante bepalingen van de InvestEU-verordening. Die kosten bedragen niet meer dan 4 % van de totale financiële toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan en de desbetreffende maatregelen, zoals uiteengezet in het herstel- en veerkrachtplan, en voldoen aan de vereisten van deze verordening.

Artikel 8

Uitvoering

De faciliteit wordt door de Commissie uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig de toepasselijke regelgeving die is vastgesteld krachtens artikel 322 VWEU, in het bijzonder het Financieel Reglement en Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad (24).

Artikel 9

Additionaliteit en aanvullende financiering

De steun in het kader van de faciliteit vormt een aanvulling op de in het kader van andere programma’s en instrumenten van de Unie verstrekte steun. Voor hervormings- en investeringsprojecten kan steun uit andere programma’s en instrumenten van de Unie worden ontvangen, voor zover deze steun niet dezelfde kosten dekt.

Artikel 10

Maatregelen om de faciliteit te koppelen aan gezonde economische governance

1.   De Commissie doet een voorstel aan de Raad tot opschorting van alle of een deel van de vastleggingen of betalingen indien de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8 of lid 11, VWEU besluit dat een lidstaat niet doeltreffend heeft opgetreden om zijn buitensporige tekort te corrigeren, tenzij de Raad heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige economische neergang voor de Unie in haar geheel in de zin van artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (25).

2.   De Commissie kan in de volgende gevallen een voorstel doen aan de Raad tot opschorting van alle of een deel van de vastleggingen of betalingen:

a)

indien de Raad twee opeenvolgende aanbevelingen goedkeurt in dezelfde procedure bij buitensporige onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, op grond dat de lidstaat een ontoereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend;

b)

indien de Raad twee opeenvolgende besluiten goedkeurt in dezelfde procedure bij buitensporige onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 tot vaststelling van niet-naleving door een lidstaat, op grond dat deze de aanbevolen corrigerende maatregelen niet heeft genomen;

c)

indien de Commissie vaststelt dat een lidstaat geen in Verordening (EG) nr. 332/2002 bedoelde maatregelen heeft genomen en bijgevolg besluit de betaling van de aan die lidstaat toegekende financiële bijstand niet goed te keuren;

d)

indien de Raad besluit dat een lidstaat het in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 bedoelde macro-economisch of de maatregelen waarom in een overeenkomstig artikel 136, lid 1, VWEU vastgesteld besluit van de Raad is verzocht, niet naleeft.

Er wordt prioriteit gegeven aan het opschorten van vastleggingen; betalingen worden alleen opgeschort wanneer het de bedoeling is onmiddellijk op te treden en in het geval van significante niet-naleving.

Het besluit tot opschorting van de betalingen is van toepassing op betalingsaanvragen die na de datum van het besluit tot opschorting worden ingediend.

3.   Een voorstel van de Commissie met betrekking tot een besluit tot opschorting van vastleggingen wordt geacht te zijn aangenomen door de Raad, tenzij de Raad door middel van een uitvoeringshandeling besluit het voorstel met gekwalificeerde meerderheid te verwerpen binnen één maand na de indiening van het voorstel van de Commissie.

De opschorting van de vastleggingen is op de vastleggingen van toepassing met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op de vaststelling van het besluit tot opschorting.

De Raad stelt op basis van een in de leden 1 en 2 bedoeld voorstel van de Commissie, door middel van een uitvoeringshandeling een besluit over de opschorting van betalingen vast.

4.   De omvang en het niveau van de op te leggen opschorting van vastleggingen of betalingen is evenredig, eerbiedigt de gelijke behandeling van de lidstaten en houdt rekening met de sociaal-economische omstandigheden van de betrokken lidstaat, in het bijzonder het werkloosheidspeil, het armoedepeil en het niveau van sociale uitsluiting van de betrokken lidstaat in vergelijking met het gemiddelde van de Unie, alsook het effect van de opschorting op de economie van de betrokken lidstaat.

5.   De opschorting van vastleggingen is in de volgende gevallen onderworpen aan een maximum van 25 % van de vastleggingen of 0,25 % van het nominale bbp, als dat lager is:

a)

bij de eerste niet-naleving van een procedure bij buitensporige tekorten als bedoeld in lid 1;

b)

bij de eerste niet-naleving in verband met een plan met corrigerende maatregelen in het kader van een procedure bij buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in lid 2, punt a);

c)

bij niet-naleving van de aanbevolen corrigerende maatregel in het kader van een procedure bij buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in lid 2, punt b);

d)

bij de eerste niet-naleving als bedoeld in lid 2, punten c) en d).

In het geval van voortdurende niet-naleving kan het percentage van opgeschorte vastleggingen hoger liggen dan de in de eerste alinea bedoelde maximumpercentages.

6.   De Raad heft de opschorting van vastleggingen op voorstel van de Commissie overeenkomstig de in lid 3, eerste alinea, van dit artikel beschreven procedure op in de volgende gevallen:

a)

indien de procedure bij buitensporige tekorten overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1467/97 is opgeschort of de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 12, VWEU heeft besloten het besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in te trekken;

b)

indien de Raad het door de betrokken lidstaat ingediende plan met corrigerende maatregelen overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft onderschreven of de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 10, lid 5, van die verordening is opgeschort, of indien de Raad de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 11 van die verordening heeft afgesloten;

c)

indien de Commissie heeft geconcludeerd dat een lidstaat de in Verordening (EG) nr. 332/2002 bedoelde passende maatregelen heeft genomen;

d)

indien de Commissie heeft besloten dat de betrokken lidstaat passende maatregelen heeft genomen om het in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 bedoelde macro-economisch aanpassingsprogramma uit te voeren of de maatregelen heeft genomen waarom in een overeenkomstig artikel 136, lid 1, VWEU vastgesteld besluit van de Raad is verzocht.

Zodra de opschorting van vastleggingen door de Raad is opgeheven, kan de Commissie opnieuw overgaan tot eerder opgeschorte vastleggingen, onverminderd artikel 3, leden 4, 7 en 9, van Verordening (EU) 2020/2094.

De Raad neemt op voorstel van de Commissie een besluit over de opheffing van de opschorting van betalingen overeenkomstig de in de derde alinea van lid 3 beschreven procedure, indien aan de toepasselijke voorwaarden van de eerste alinea van dit lid is voldaan.

7.   De Commissie houdt het Europees Parlement op de hoogte van de uitvoering van dit artikel. Meer bepaald informeert de Commissie, wanneer zij een voorstel doet op grond van lid 1 of lid 2, het Europees Parlement onverwijld en verstrekt zij gedetailleerde gegevens over vastleggingen en betalingen waarvoor tot opschorting kan worden besloten.

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken de toepassing van dit artikel te bespreken in het kader van een gestructureerde dialoog om het Parlement de gelegenheid te geven zijn standpunten kenbaar te maken. De Commissie houdt terdege rekening met de standpunten van het Europees Parlement.

De Commissie doet het voorstel tot opschorting dan wel het voorstel tot opheffing van deze opschorting, onverwijld na de goedkeuring toekomen het Europees Parlement en de Raad. Het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken de redenen voor haar voorstel toe te lichten.

8.   Uiterlijk 31 december 2024 voert de Commissie een evaluatie uit van de toepassing van dit artikel. Daartoe stelt zij een verslag op, dat zij aan het Europees Parlement en de Raad doet toekomen, en dat indien nodig vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel.

9.   Indien er grote veranderingen plaatsvinden in de sociale en economische situatie in de Unie, kan de Commissie een voorstel indienen voor een evaluatie van de toepassing van dit artikel, of kan het Europees Parlement of de Raad, handelend overeenkomstig artikel 225 respectievelijk 241 VWEU, de Commissie verzoeken een dergelijk voorstel in te dienen.

HOOFDSTUK II

FINANCIËLE BIJDRAGE, PROCEDURE VOOR TOEWIJZING EN LENINGEN, EN EVALUATIE

Artikel 11

Maximale financiële bijdrage

1.   De maximale financiële bijdrage wordt voor elke lidstaat als volgt berekend:

a)

voor 70 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag, omgerekend naar lopende prijzen, op basis van de bevolkingsomvang, de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking en het relatieve werkloosheidspercentage van elke lidstaat volgens de in bijlage II beschreven methode;

b)

voor de 30 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag, omgerekend naar lopende prijzen, op basis van de bevolkingsomvang, de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking en, in gelijke verhouding, de wijziging van het reële bbp voor 2020 en de cumulatieve wijziging van het reële bbp voor de periode 2020-2021 volgens de in bijlage III beschreven methode. Voor de wijziging van het reële bbp voor 2020 en de cumulatieve wijziging van het reële bbp voor de periode 2020-2021 wordt uitgegaan van de najaarsprognoses 2020 van de Commissie.

2.   De berekening van de maximale financiële bijdrage uit hoofde van lid 1, punt b), wordt uiterlijk 30 juni 2022 voor elke lidstaat bijgewerkt door de gegevens van de najaarsprognoses 2020 van de Commissie te vervangen door de werkelijke gegevens met betrekking tot de wijziging van het reële bbp voor 2020 en de cumulatieve wijziging van het reële bbp voor de periode 2020-2021.

Artikel 12

Toewijzing van financiële bijdrage

1.   Elke lidstaat kan tot zijn in artikel 11 bedoelde maximale financiële bijdrage een aanvraag indienen voor de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplannen.

2.   Tot en met 31 december 2022 stelt de Commissie 70 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag beschikbaar voor toewijzing, omgerekend naar lopende prijzen.

3.   Van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 stelt de Commissie 30 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag beschikbaar voor toewijzing, omgerekend naar lopende prijzen.

4.   De toewijzingen uit hoofde van de leden 2 en 3 laten artikel 6, lid 2, onverlet.

Artikel 13

Voorfinanciering

1.   Mits de Raad uiterlijk 31 december 2021 het in artikel 20, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit goedkeurt, en indien een lidstaat hierom verzoekt, samen met de indiening van zijn herstel- en veerkrachtplan, financiert de Commissie vooraf maximaal 13 % van de financiële bijdrage niet-terugbetaalbare en, in voorkomend geval, maximaal 13 % van de leningen overeenkomstig artikel 20, leden 2 en 3, van deze verordening. In afwijking van artikel 116, lid 1, van het Financieel Reglement keert de Commissie de desbetreffende betaling voor zover mogelijk binnen twee maanden na haar goedkeuring van de in artikel 23 bedoelde juridische verbintenis uit.

2.   In het geval van voorfinanciering uit hoofde van lid 1 van dit artikel worden de uit te keren financiële bijdragen en, in voorkomend geval, de leningen als bedoeld in artikel 20, lid 5, respectievelijk punt a) of punt h), evenredig aangepast.

3.   Indien het voorfinancieringsbedrag van de financiële bijdrage op grond van lid 1 van dit artikel in de periode tot en met 30 juni 2022 meer bedraagt dan 13 % van de overeenkomstig artikel 11, lid 2, berekende maximale financiële bijdrage, wordt de volgende betaling waartoe overeenkomstig artikel 24, lid 5, opdracht wordt gegeven, alsmede indien nodig de daaropvolgende betalingen, verminderd totdat het surplusbedrag tenietgedaan is. Indien de resterende betalingen niet volstaan, wordt het surplusbedrag teruggestort.

Artikel 14

Leningen

1.   Tot en met 31 december 2023 kan de Commissie de betrokken lidstaat steun via leningen verstrekken voor de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan.

2.   Een lidstaat kan steun via leningen aanvragen bij de indiening van een herstel- en veerkrachtplan als bedoeld in artikel 18 dan wel op een ander tijdstip in de periode tot en met 31 augustus 2023. In laatstbedoeld geval gaat de aanvraag vergezeld van een herzien herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van aanvullende mijlpalen en streefdoelen.

3.   De door een lidstaat ingediende aanvraag tot steun via leningen vermeldt:

a)

de redenen voor de steun via leningen, die moet worden gerechtvaardigd door de grotere financiële behoeften in verband met aanvullende hervormingen en investeringen;

b)

de aanvullende hervormingen en investeringen in overeenstemming met artikel 18;

c)

de hogere kosten van het betrokken herstel- en veerkrachtplan in vergelijking met het bedrag van de financiële bijdragen die, op grond van artikel 20, lid 4, punt a) of b), zijn toegewezen voor het herstel- en veerkrachtplan.

4.   De steun via leningen voor het herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat mag niet meer bedragen dan het verschil tussen de totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan, zoals herzien waar nodig, en de maximale financiële bijdrage als bedoeld in artikel 11.

5.   Het maximale volume van steun via leningen voor elke lidstaat mag niet meer bedragen dan 6,8 % van zijn bni in 2019 in lopende prijzen.

6.   In afwijking van lid 5, kan het bedrag van de steun via leningen, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, in uitzonderlijke omstandigheden worden verhoogd.

7.   De steun via leningen wordt in termijnen betaald, op voorwaarde dat de mijlpalen en streefdoelen overeenkomstig artikel 20, lid 5, punt h), worden gehaald.

8.   De Commissie beoordeelt de aanvraag voor steun via leningen in overeenstemming met artikel 19. De Raad stelt een uitvoeringsbesluit vast, op voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 20, lid 1. In voorkomend geval wordt het herstel- en veerkrachtplan dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 15

Leningsovereenkomst

1.   Vóór de sluiting van een leningsovereenkomst met de betrokken lidstaat gaat de Commissie na of:

a)

de voor de aanvraag voor steun via leningen en het leningsbedrag aangevoerde redenen redelijk en aannemelijk worden geacht in het licht van de aanvullende hervormingen en investeringen, en

b)

de aanvullende hervormingen en investeringen voldoen aan de in artikel 19, lid 3, vermelde criteria.

2.   Wanneer de Commissie van mening is dat de aanvraag voor steun via leningen voldoet aan de in lid 1 bedoelde criteria en nadat het in artikel 20, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad is vastgesteld, sluit de Commissie een leningsovereenkomst met de betrokken lidstaat. Naast de in artikel 220, lid 5, van het Financieel Reglement vermelde elementen bevat de leningsovereenkomst de volgende elementen:

a)

het leningsbedrag in euro’s, en waar toepasselijk met inbegrip van het bedrag van de voorgefinancierde lening overeenkomstig artikel 13;

b)

de gemiddelde looptijd; artikel 220, lid 2, van het Financieel Reglement is niet van toepassing met betrekking tot deze looptijd;

c)

de prijsbepalingsformule en de beschikbaarheidsperiode van de lening;

d)

het maximale aantal termijnen en het aflossingsschema;

e)

de overige elementen die nodig zijn voor de uitvoering van de lening in verband met de betrokken hervormingen en investeringsprojecten overeenkomstig het in artikel 20, lid 3, bedoelde besluit.

3.   Overeenkomstig artikel 220, lid 5, punt e), van het Financieel Reglement worden de kosten in verband met het lenen van middelen voor de in dit artikel bedoelde leningen gedragen door de begunstigde lidstaten.

4.   De Commissie treft de noodzakelijke regelingen voor het beheer van de leningstransacties die verband houden met overeenkomstig dit artikel verstrekte leningen.

5.   Een lidstaat waaraan overeenkomstig dit artikel een lening wordt verstrekt, opent een speciale rekening voor het beheer van de ontvangen lening. Tevens maakt hij de uit hoofde van elke desbetreffende lening verschuldigde aflossingen en rentebetalingen twintig werkdagen vóór de overeenkomstige vervaldata over op een door de Commissie opgegeven rekening in overeenstemming met de overeenkomstig lid 4 ingevoerde regelingen.

Artikel 16

Evaluatieverslag

1.   Uiterlijk op 31 juli 2022 legt de Commissie een evaluatieverslag over de uitvoering van de faciliteit voor aan het Europees Parlement en de Raad.

2.   Het evaluatieverslag bevat de volgende elementen:

a)

een beoordeling van de mate waarin de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen overeenkomt met het toepassingsgebied en bijdraagt de algemene doelstelling van deze verordening overeenkomstig de zes in artikel 3 bedoelde pijlers, alsook van de wijze waarop de herstel- en veerkrachtplannen de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen aanpakken;

b)

een kwantitatieve beoordeling van de bijdrage van de herstel- en veerkrachtplannen tot:

i)

het streefcijfer voor klimaat van ten minste 37 %,

ii)

het digitale streefcijfer van ten minste 20 %,

iii)

elk van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers;

c)

de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen, evenals opmerkingen en richtsnoeren voor de lidstaten vóór de bijwerking van hun herstel- en veerkrachtplannen als bedoeld in artikel 18, lid 2.

3.   Voor de toepassing van het in lid 1 van dit artikel bedoelde evaluatieverslag houdt de Commissie rekening met het in artikel 30 bedoelde scorebord, de in artikel 27 bedoelde verslagen van de lidstaten, en enige andere relevante informatie over de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen van de herstel- en veerkrachtplannen, zoals voorzien in de in artikel 24 bedoelde betalings-, opschortings- en beëindigingsprocedures.

4.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken de belangrijkste bevindingen van het evaluatieverslag te presenteren in het kader van de in artikel 26 bedoelde herstel- en veerkrachtdialoog.

HOOFDSTUK III

HERSTEL- EN VEERKRACHTPLANNEN

Artikel 17

Voor financiering in aanmerking komende plannen

1.   De lidstaten stellen nationale herstel- en veerkrachtplannen op binnen het in artikel 3 uiteengezette toepassingsgebied en ter verwezenlijking van de in artikel 4 genoemde doelstellingen. In die plannen wordt de hervormings- en investeringsagenda van de betrokken lidstaat vastgelegd. De herstel- en veerkrachtplannen die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de faciliteit, omvatten maatregelen voor de uitvoering van hervormingen en overheidsinvesteringen door middel van een alomvattend en samenhangend pakket, dat tevens overheidsregelingen ter stimulering van particuliere investeringen kan omvatten.

2.   Vanaf 1 februari 2020 aangevatte maatregelen komen in aanmerking op voorwaarde dat zij voldoen aan de vereisten van deze verordening.

3.   De herstel- en veerkrachtplannen moeten stroken met de desbetreffende landspecifieke uitdagingen en prioriteiten die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, alsmede met de uitdagingen en prioriteiten die zijn vastgesteld in de recentste aanbeveling van de Raad over het economische beleid van de eurozone voor die lidstaten die de euro als munt hebben. De herstel- en veerkrachtplannen moeten ook stroken met de informatie die door de lidstaten is opgenomen in de nationale hervormingsprogramma’s in het kader van het Europees Semester, in hun nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (de “rechtvaardige-transitiefondsverordening”), in de plannen voor de uitvoering van de jongerengarantie, alsmede in de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma’s in het kader van de fondsen van de Unie.

4.   In de herstel- en veerkrachtplannen worden de bij artikel 5 vastgestelde horizontale beginselen in acht genomen.

5.   Wanneer een lidstaat op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 472/2013 is vrijgesteld van de monitoring en evaluatie in het kader van het Europees Semester of is onderworpen aan toezicht uit hoofde van Verordening (EG) nr. 332/2002, is de onderhavige verordening van toepassing op de betrokken lidstaat wat betreft de uitdagingen en prioriteiten die zijn vastgesteld bij de in die verordeningen uiteengezette maatregelen.

Artikel 18

Herstel- en veerkrachtplan

1.   Een lidstaat die overeenkomstig artikel 12 een financiële bijdrage wil ontvangen, dient bij de Commissie een in artikel 17, lid 1, omschreven herstel- en veerkrachtplan in.

2.   Nadat de Commissie het in artikel 12, lid 3, bedoelde bedrag beschikbaar heeft gemaakt voor toewijzing, kan een lidstaat het in lid 1 van dit artikel bedoelde herstel- en veerkrachtplan bijwerken en indienen zodat rekening wordt gehouden met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage die overeenkomstig artikel 11, lid 2, is berekend.

3.   Het door de lidstaat voorgelegde herstel- en veerkrachtplan kan in één geïntegreerd document samen met het nationale hervormingsprogramma worden ingediend en wordt in de regel uiterlijk 30 april officieel ingediend. De lidstaten kunnen vanaf 15 oktober van het voorgaande jaar een ontwerpherstel- en veerkrachtplan indienen.

4.   Het herstel- en veerkrachtplan wordt naar behoren gemotiveerd en onderbouwd. Het bevat met name de volgende elementen:

a)

een toelichting over de wijze waarop het herstel- en veerkrachtplan, rekening houdend met de daarin vervatte maatregelen, een alomvattend en evenwichtig antwoord vormt op de economische en sociale situatie van de lidstaat en op passende wijze bijdraagt tot alle in artikel 3 bedoelde pijlers, rekening houdend met de specifieke uitdagingen van de betrokken lidstaat;

b)

een toelichting over de wijze waarop het herstel- en veerkrachtplan bijdraagt tot de doeltreffende aanpak van alle of een significant deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de fiscale aspecten daarvan, en waar passend tot de betrokken lidstaat gerichte en op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 gedane aanbevelingen, of uitdagingen die zijn vastgesteld in andere relevante documenten die de Commissie officieel heeft goedgekeurd in het kader van het Europees Semester;

c)

een gedetailleerde toelichting over de wijze waarop het herstel- en veerkrachtplan het groeipotentieel, de jobcreatie en de economische, sociale en institutionele veerkracht van de betrokken lidstaat versterkt, onder meer door middel van de beleidsbevordering voor kinderen en jongeren, en de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis verzacht en zo bijdraagt tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de economische, sociale en territoriale cohesie en de convergentie binnen de Unie versterkt;

d)

een toelichting over de wijze waarop het herstel- en veerkrachtplan waarborgt dat geen enkele in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregel voor de doorvoering van hervormingen en investeringsprojecten ernstig afbreuk doet aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”);

e)

een kwalitatieve toelichting over de wijze waarop de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting zullen bijdragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, of de daaruit voortvloeiende uitdagingen zullen aanpakken, en over de vraag of ze goed zijn voor ten minste 37 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven als omschreven in bijlage VI; die methodologie wordt dienovereenkomstig gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in bijlage VI vermeld interventiegebied; om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de klimaatdoelstellingen op geloofwaardige wijze bevorderen, kunnen de coëfficiënten voor ondersteuning van de klimaatdoelstellingen, zoals uitgelegd in het herstel- en veerkrachtplan, worden verhoogd tot een totaalpercentage van 3 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan voor individuele investeringen;

f)

een toelichting over de wijze waarop de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting zullen bijdragen aan de digitale transitie of de aanpak van de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en over de vraag of ze goed zijn voor een bedrag van minstens 20 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor digitale tagging als omschreven in bijlage VII; die methodologie wordt dienovereenkomstig gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in bijlage VII vermeld interventiegebied; de coëfficiënten voor ondersteuning van de digitale doelstellingen kunnen worden verhoogd voor individuele investeringen om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de digitale doelstellingen bevorderen;

g)

in voorkomend geval, voor investeringen in digitale capaciteit en connectiviteit, een zelfbeoordeling van de beveiliging op basis van gemeenschappelijke, objectieve criteria, waarin eventuele beveiligingskwesties in kaart worden gebracht en nader wordt aangegeven hoe die kwesties zullen worden aangepakt om aan het toepasselijke Unie- en nationale recht te voldoen;

h)

een aanduiding of de in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregelen grensoverschrijdende of meerlandenprojecten omvatten;

i)

de beoogde mijlpalen en streefdoelen alsmede een indicatief tijdschema voor de uitvoering van de hervormingen en investeringen die uiterlijk 31 augustus 2026 voltooid moeten zijn;

j)

de beoogde investeringsprojecten en de bijbehorende investeringsperiode;

k)

de geraamde totale kosten van de hervormingen en investeringen die worden gedekt door het ingediende herstel- en veerkrachtplan (ook “geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan” genoemd), met een passende motivering en met een uitleg over de wijze waarop de geraamde totale kosten stroken met het kostenefficiëntiebeginsel en in verhouding staan tot de verwachte nationale economische en sociale gevolgen;

l)

in voorkomend geval, informatie over bestaande of geplande Uniefinanciering;

m)

de mogelijk noodzakelijke begeleidende maatregelen;

n)

een motivering van de samenhang van het herstel- en veerkrachtplan, en een toelichting over de samenhang ervan met de beginselen, plannen en programma’s zoals bedoeld in artikel 17;

o)

een toelichting over de wijze waarop de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting zullen bijdragen tot gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen en tot de mainstreaming van die doelstellingen, overeenkomstig met beginselen 2 en 3 van de Europese pijler van sociale rechten, en met Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling 5 van de VN en, waar passend met de nationale gendergelijkheidsstrategie;

p)

de regelingen voor de doeltreffende monitoring en uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan door de betrokken lidstaat, met inbegrip van de voorgestelde mijlpalen en streefdoelen, alsmede de bijbehorende indicatoren;

q)

voor de voorbereiding en, indien beschikbaar, voor de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen, een samenvatting van het raadplegingsproces, uitgevoerd in overeenstemming met het nationale rechtskader, van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, maatschappelijke organisaties, jongerenorganisaties en andere relevante belanghebbenden, alsook een samenvatting van de wijze waarop de inbreng van de belanghebbenden in het herstel- en veerkrachtplan terugkomt;

r)

een toelichting over het systeem van de lidstaat voor het voorkomen, opsporen en rechtzetten van corruptie, fraude en belangenconflicten bij het gebruik van de financiële middelen die afkomstig zijn van de faciliteit, en de regelingen die gericht zijn op het voorkomen van dubbele financiering uit de faciliteit met middelen uit andere Unieprogramma’s;

s)

in voorkomend geval, de aanvraag voor steun via leningen en de aanvullende mijlpalen als bedoeld in artikel 14, leden 2 en 3, en de onderdelen daarvan, en

t)

alle overige relevante informatie.

5.   Bij het opstellen van voorstellen voor hun herstel- en veerkrachtplannen kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken een uitwisseling van goede praktijken te organiseren, zodat de lidstaten die een aanvraag indienen kunnen profiteren van de ervaringen van andere lidstaten. De lidstaten kunnen ook verzoeken om technische ondersteuning in het kader van het instrument voor technische ondersteuning. De lidstaten worden aangespoord om synergieën te bevorderen met de herstel- en veerkrachtplannen van andere lidstaten.

Artikel 19

Beoordeling door de Commissie

1.   De Commissie beoordeelt het herstel- en veerkrachtplan of, in voorkomend geval, de actualisering van dat plan zoals ingediend door de lidstaat overeenkomstig artikel 18, lid 1 of lid 2, binnen twee maanden na de officiële indiening, en doet een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad overeenkomstig artikel 20 lid 1.Bij het verrichten van die beoordeling werkt de Commissie nauw samen met de betrokken lidstaat. De Commissie kan opmerkingen maken of om aanvullende informatie verzoeken. De betrokken lidstaat verstrekt de gevraagde aanvullende informatie en kan het herstel- en veerkrachtplan zo nodig herzien, ook nadat het herstel- en veerkrachtplan officieel is ingediend. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen de in beoordelingstermijn zo nodig met een redelijke termijn te verlengen.

2.   Bij de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan en bij de vaststelling van het aan de betrokken lidstaat toe te wijzen bedrag houdt de Commissie rekening met de in het kader van het Europees Semester beschikbare analytische informatie over de betrokken lidstaat, met de door die lidstaat verstrekte motivering en elementen als bedoeld in artikel 18, lid 4, alsook met alle overige relevante informatie, zoals met name de informatie die is opgenomen in het nationale hervormingsprogramma en het nationale energie- en klimaatplan van die lidstaat, in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie in het kader van de rechtvaardige-transitiefondsverordening en in de plannen voor de uitvoering van de jongerengarantie, alsmede, indien van toepassing, met informatie uit de via het instrument voor technische ondersteuning verstrekte technische ondersteuning.

3.   De Commissie beoordeelt de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan, en houdt daarbij rekening met de volgende criteria, die zij toepast overeenkomstig bijlage V:

Relevantie:

a)

of het herstel- en veerkrachtplan een alomvattende en voldoende evenwichtige respons vormt op de economische en sociale situatie, en zodoende bijdraagt aan elk van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers, daarbij rekening houdend met de specifieke uitdagingen van en de financiële toewijzing aan de betrokken lidstaat;

b)

of het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting zal bijdragen tot een doeltreffende aanpak van alle of een significant deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de fiscale aspecten ervan en, waar passend, in de aanbevelingen krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 aan de betrokken lidstaat of uitdagingen die zijn vastgesteld in andere relevante documenten die de Commissie officieel in het kader van het Europees Semester heeft goedgekeurd;

c)

of het herstel- en veerkrachtplan er naar verwachting op doeltreffende wijze toe zal bijdragen het groeipotentieel en de economische, sociale en institutionele veerkracht van de betrokken lidstaat te versterken en de jobcreatie te stimuleren, waarmee wordt bijgedragen aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, onder meer door middel van de bevordering van beleid inzake kinderen en jongeren, en de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis te verzachten en daarmee de economische, sociale en territoriale cohesie en de convergentie binnen de Unie te bevorderen;

d)

of het herstel- en veerkrachtplan waarborgt dat geen enkele erin opgenomen maatregel voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten ernstig afbreuk doet aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”); de Commissie verstrekt de lidstaten daarvoor technische richtsnoeren;

e)

of het herstel- en veerkrachtplan maatregelen bevat die op doeltreffende wijze bijdragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, of de aanpak van de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en over de vraag of ze goed zijn voor ten minste 37 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven als omschreven in bijlage VI; die methodologie wordt dienovereenkomstig gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in bijlage VI vermeld interventiegebied; om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de klimaatdoelstellingen op geloofwaardige wijze bevorderen, kunnen de coëfficiënten voor ondersteuning van de klimaatdoelstellingen, mits instemming van de Commissie, worden verhoogd tot een totaalpercentage van 3 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan voor individuele investeringen;

f)

of het herstel- en veerkrachtplan maatregelen bevat die op doeltreffende wijze bijdragen tot de digitale transitie of de aanpak van de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en over de vraag of ze goed zijn voor ten minste 20 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor digitale tagging als omschreven in bijlage VII; die methodologie wordt dienovereenkomstig gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in bijlage VII vermeld interventiegebied; de coëfficiënten voor ondersteuning van de digitale doelstellingen kunnen worden verhoogd voor individuele investeringen om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de digitale doelstellingen bevorderen;

Doeltreffendheid:

g)

of het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting een blijvend effect zal sorteren voor de betrokken lidstaat;

h)

of de door de betrokken lidstaat voorgestelde regelingen naar verwachting zullen zorgen voor de doeltreffende monitoring en uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het beoogde tijdschema en de beoogde mijlpalen en streefdoelen alsmede de bijbehorende indicatoren;

Efficiëntie:

i)

of de door de lidstaat verstrekte motivering van het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan redelijk en aannemelijk is, en strookt met het kostenefficiëntiebeginsel, en of die kosten in verhouding staan tot de verwachte nationale economische en sociale gevolgen;

j)

of de door de lidstaten voorgestelde regelingen naar verwachting belangenconflicten, corruptie en fraude bij het gebruik van de financiële middelen die afkomstig zijn van de faciliteit zullen voorkomen, opsporen en rechtzetten, waaronder regelingen die gericht zijn op het voorkomen van dubbele financiering uit de faciliteit en uit middelen van andere Unieprogramma’s;

Samenhang:

k)

of het herstel- en veerkrachtplan maatregelen bevat voor de uitvoering van projecten voor hervormingen en overheidsinvesteringen bevat die coherente acties vormen.

4.   Wanneer de betrokken lidstaat steun via leningen als bedoeld in artikel 14 heeft aangevraagd, gaat de Commissie na of een lening voldoet aan de in artikel 15, lid 1, uiteengezette criteria, met name of de aanvullende hervormingen en investeringen waarvoor de leningsaanvraag was gedaan, voldoen aan de in lid 3 vermelde beoordelingscriteria.

5.   Indien de Commissie een herstel- en veerkrachtplan negatief beoordeelt, doet zij de lidstaat binnen de in lid 1 genoemde termijn een naar behoren gemotiveerde beoordeling toekomen.

6.   Voor de beoordeling van de door de lidstaten ingediende herstel- en veerkrachtplannen kan de Commissie worden bijgestaan door deskundigen.

Artikel 20

Voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad

1.   Op voorstel van de Commissie hecht de Raad bij uitvoeringsbesluit zijn goedkeuring aan de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan dat door de lidstaat overeenkomstig artikel 18, lid 1, is ingediend of in voorkomend geval van de actualisering daarvan ingediend overeenkomstig artikel 18, lid 2.

2.   Indien de Commissie een herstel- en veerkrachtplan positief beoordeelt, neemt zij in haar voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad de door de lidstaat uit te voeren hervormingen en investeringsprojecten op, met inbegrip van de mijlpalen en streefdoelen, alsook de overeenkomstig artikel 11 berekende financiële bijdragen.

3.   Indien de betrokken lidstaat een steun via leningen aanvraagt, maakt het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsbesluit van de Raad ook gewag van het bedrag van de steun via leningen als bedoeld in artikel 14, leden 4 en 6, alsmede van de aanvullende hervormingen en investeringsprojecten die moeten worden uitgevoerd door de lidstaat die de steun via leningen ontvangt, met inbegrip van de aanvullende mijlpalen en streefdoelen.

4.   De in lid 2 bedoelde financiële bijdrage wordt bepaald op basis van de geraamde totale kosten van het door de betrokken lidstaat voorgestelde herstel- en veerkrachtplan, als beoordeeld aan de hand van de in artikel 19, lid 3, vermelde criteria. Het bedrag van de financiële bijdrage wordt als volgt vastgesteld:

a)

wanneer het herstel- en veerkrachtplan op bevredigende wijze voldoet aan de criteria van artikel 19, lid 3, en het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan gelijk is aan of hoger dan de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat overeenkomstig artikel 11 is berekend, is de aan de betrokken lidstaat toegewezen financiële bijdrage gelijk aan het totale bedrag van de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat overeenkomstig artikel 11 is berekend;

b)

wanneer het herstel- en veerkrachtplan op bevredigende wijze voldoet aan de criteria van artikel 19, lid 3, en het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan lager is dan de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat overeenkomstig artikel 11 is berekend, is de aan de lidstaat toegewezen financiële bijdrage gelijk aan het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan;

c)

wanneer het herstel- en veerkrachtplan niet op bevredigende wijze voldoet aan de criteria van artikel 19, lid 3, wordt aan de betrokken lidstaat geen financiële bijdrage toegewezen.

5.   In het in lid 2 bedoelde voorstel van de Commissie worden tevens vastgesteld:

a)

de financiële bijdrage die in termijnen moet worden uitbetaald zodra de lidstaat de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die zijn vastgesteld in verband met de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt;

b)

de financiële bijdrage en, waar toepasselijk, het bedrag van de steun via leningen die na de goedkeuring van het herstel- en veerkrachtplan moet worden betaald in de vorm van voorfinanciering overeenkomstig artikel 13;

c)

de beschrijving van de hervormingen en van de investeringsprojecten alsmede het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan;

d)

de termijn, uiterlijk 31 augustus 2026, waarbinnen de definitieve mijlpalen en streefdoelen voor zowel investeringsprojecten als hervormingen moeten zijn gehaald;

e)

de regelingen en het tijdschema voor de monitoring en uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, in voorkomend geval met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om aan artikel 22 te voldoen;

f)

de relevante indicatoren voor het bereiken van de beoogde mijlpalen en streefdoelen;

g)

de regelingen voor volledige toegang door de Commissie tot de relevante onderliggende gegevens, en

h)

in voorkomend geval, het bedrag van de in termijnen uit te betalen lening en de aanvullende mijlpalen en streefdoelen in verband met de betaling van de steun via leningen.

6.   De regelingen en het tijdschema voor de monitoring en uitvoering als bedoeld in lid 5, punt e), de relevante indicatoren voor het bereiken van de beoogde mijlpalen en streefdoelen als bedoeld in lid 5, punt f), de regelingen voor volledige toegang door de Commissie tot de onderliggende gegevens als bedoeld in lid 5, punt g), en, in voorkomend geval, de aanvullende mijlpalen en streefdoelen in verband met de betaling van de steun via leningen als bedoeld in lid 5, punt h), worden nader uitgewerkt in het na de vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit door de betrokken lidstaat en de Commissie overeen te komen operationele regelingen.

7.   De Raad stelt de in lid 1 bedoelde uitvoeringsbesluiten in de regel binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast.

8.   Op voorstel van de Commissie wijzigt de Raad zonder onnodige vertraging zijn overeenkomstig artikel 20, lid 1, vastgestelde uitvoeringsbesluit om daar de bijgewerkte, overeenkomstig artikel 11, lid 2, berekende maximale financiële bijdrage in op te nemen.

Artikel 21

Wijziging van het plan van de lidstaat voor herstel en veerkracht

1.   Wanneer het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen, voor de betrokken lidstaat op grond van objectieve omstandigheden deels of in zijn geheel niet langer te verwezenlijken is, kan de betrokken lidstaat een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie richten om een voorstel te doen tot wijziging of vervanging van de in artikel 20, leden 1 en 3, bedoelde uitvoeringsbesluiten van de Raad. Daartoe kan de lidstaat een voorstel voor een gewijzigd of een nieuw herstel- en veerkrachtplan indienen. De lidstaten kunnen verzoeken om technische ondersteuning bij de voorbereiding van een dergelijk voorstel in het kader van het instrument voor technische ondersteuning.

2.   Indien de Commissie van oordeel is dat de door de betrokken lidstaat aangevoerde redenen een wijziging van het desbetreffende herstel- en veerkrachtplan rechtvaardigen, beoordeelt zij het gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplan overeenkomstig artikel 19 en doet zij binnen twee maanden na de officiële indiening van het verzoek een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad overeenkomstig artikel 20, lid 1. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen die termijn zo nodig met een redelijke termijn te verlengen. De Raad stelt het nieuwe uitvoeringsbesluit in de regel binnen vier weken na vaststelling van het voorstel van de Commissie vast.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat de door de betrokken lidstaat aangevoerde redenen een wijziging van het desbetreffende herstel- en veerkrachtplan niet rechtvaardigen, wijst zij het verzoek binnen de in lid 2 genoemde termijn af, nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld binnen één maand na de kennisgeving van haar conclusies opmerkingen te maken.

HOOFDSTUK IV

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 22

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   Bij de uitvoering van de faciliteit nemen de lidstaten, als begunstigden of leningnemers van middelen in het kader van de faciliteit, alle passende maatregelen die nodig zijn om de financiële belangen van de Unie te beschermen en ervoor te zorgen dat het gebruik van middelen in verband met door de faciliteit ondersteunde maatregelen voldoet aan het toepasselijke Unie- en nationale recht, met name wat betreft het voorkomen, opsporen en rechtzetten van fraude, corruptie en belangenconflicten. Daartoe zorgen de lidstaten voor een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem en voor de terugvordering van ten onrechte betaalde of onjuist bestede bedragen. De lidstaten kunnen een beroep doen op hun gewone nationale begrotingsbeheersystemen.

2.   De in artikel 15, lid 2, en in artikel 23, lid 1, genoemde overeenkomsten voorzien in de verplichtingen van de lidstaten:

a)

om regelmatig na te gaan dat de verstrekte middelen naar behoren zijn gebruikt volgens alle toepasselijke regels en dat maatregelen voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten in het kader van het herstel- en veerkrachtplan naar behoren zijn uitgevoerd in overeenstemming met alle toepasselijke regels met name wat betreft het voorkomen, opsporen en rechtzetten van fraude, corruptie en belangenconflicten;

b)

om passende maatregelen te nemen om fraude, corruptie en belangenconflicten in de zin van artikel 61, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement die de financiële belangen van de Unie schaden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren, en juridische stappen te ondernemen om middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven terug te vorderen, onder meer in verband met maatregelen voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten in het kader van het herstel- en veerkrachtplan;

c)

om een verzoek tot betaling vergezeld laten gaan van:

i)

een beheersverklaring die bevestigt dat de middelen zijn ingezet voor hun beoogde doel, dat de samen met de betalingsaanvraag ingediende informatie volledig, nauwkeurig en betrouwbaar is en dat de ingevoerde controlesystemen de nodige garanties bieden dat de middelen zijn beheerd volgens alle toepasselijke regels, in het bijzonder inzake het voorkomen van belangenconflicten, fraude, corruptie, en dubbele financiering in het kader van de faciliteit en andere Unieprogramma’s overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, en

ii)

een samenvatting van de uitgevoerde audits, met inbegrip van vastgestelde zwakke punten en eventuele genomen corrigerende maatregelen;

d)

ten behoeve van de audit en controle en om te voorzien in vergelijkbare informatie over het gebruik van de middelen voor maatregelen om hervormingen door te voeren en investeringsprojecten uit te voeren in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, om de volgende gestandaardiseerde categorieën gegevens te verzamelen en de toegang daartoe te waarborgen:

i)

de naam van de eindontvanger van de middelen;

ii)

de naam van de contractant en de subcontractant, indien de eindontvanger van de middelen een aanbestedende dienst is overeenkomstig het Unie- of nationale overheidsopdrachtenrecht;

iii)

de voorna(a)m(en), achterna(a)m(en) en geboortedatum/-data van de eindbegunstigde(n) van de ontvanger van middelen of de contractant, in de zin van artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (26);

iv)

een lijst van maatregelen voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, met het totale bedrag aan overheidsfinanciering van die maatregelen, door opgave van het bedrag van in het kader van de faciliteit en andere fondsen van de Unie betaalde middelen;

e)

om de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, in voorkomend geval, het EOM uitdrukkelijk toestemming te verlenen voor de uitoefening van hun rechten als bedoeld in artikel 129, lid 1, van het Financieel Reglement, en vergelijkbare verplichtingen op te leggen aan alle eindontvangers van middelen die betaald zijn om hervormingen door te voeren en investeringsprojecten uit te voeren in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, of aan alle overige personen of entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering ervan;

f)

om een boekhouding bij te houden overeenkomstig artikel 132 van het Financieel Reglement.

3.   Persoonsgegevens als bedoeld in lid 2, punt d), van dit artikel worden uitsluitend door de lidstaten en de Commissie verwerkt ten behoeve van en voor de bijbehorende duur van audit- en controleprocedures in het kader van de kwijting met betrekking tot het gebruik van middelen in verband met de uitvoering van de in artikel 15, lid 2, en in artikel 23, lid 1, bedoelde overeenkomsten. De faciliteit is in het kader van de kwijtingsprocedure voor de Commissie, overeenkomstig artikel 319 VWEU, onderworpen aan verslaglegging in het kader van de in artikel 247 van het Financieel Reglement genoemde geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen, en met name afzonderlijk, in het jaarlijks beheers- en prestatieverslag.

4.   De Commissie stelt aan de lidstaten een geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem beschikbaar, met inbegrip van één instrument voor datamining en risicoscores, om toegang te krijgen tot de relevante gegevens en deze te analyseren met het oog op een algemene toepassing van dat systeem door de lidstaten, waaronder met behulp van het instrument voor technische ondersteuning.

5.   De in artikel 15, lid 2, en artikel 23, lid 1, bedoelde overeenkomsten voorzien tevens in het recht van de Commissie om bij niet door de lidstaat gecorrigeerde fraude, corruptie en belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden of bij ernstige schending van de uit die overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen de steun in het kader van de faciliteit verhoudingsgewijs te verminderen en aan de Uniebegroting verschuldigde bedragen terug te vorderen of te verzoeken om vervroegde terugbetaling van de lening.

Bij het nemen van een besluit over het bedrag van de terugvordering en de vermindering, of het vervroegd terug te betalen bedrag neemt de Commissie het evenredigheidsbeginsel in acht en houdt zij rekening met de ernst van de fraude, corruptie en belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden of van een schending van een verplichting. De lidstaat krijgt de gelegenheid opmerkingen te maken voordat tot de vermindering wordt besloten of om vroegtijdige terugbetaling wordt verzocht.

Artikel 23

Vastlegging van de financiële bijdrage

1.   Zodra de Raad een uitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 20, lid 1, heeft vastgesteld, sluit de Commissie met de betrokken lidstaat een overeenkomst die een individuele juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement. De juridische verbintenis ligt voor elke lidstaat niet hoger dan de in artikel 11, lid 1, punt a), bedoelde financiële bijdrage voor 2021 en 2022, en dan de in artikel 11, lid 2, bedoelde bijgewerkte financiële bijdrage voor 2023.

2.   Begrotingsvastleggingen kunnen op totale vastleggingen worden gebaseerd en kunnen waar passend worden opgesplitst in over verscheidene jaren gespreide jaarlijkse tranches.

Artikel 24

Regels inzake betaling, opschorting en beëindiging van overeenkomsten in verband met financiële bijdragen en van leningen

1.   Betalingen van financiële bijdragen en, in voorkomend geval, van de lening, aan de betrokken lidstaat op grond van dit artikel vinden uiterlijk 31 december 2026 plaats in overeenstemming met de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen.

2.   Na het bereiken van de desbetreffende overeengekomen mijlpalen en streefdoelen die zijn vermeld in het overeenkomstig artikel 20 goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan, dient de betrokken lidstaat bij de Commissie een naar behoren gemotiveerd verzoek tot betaling van de financiële bijdrage en, waar van toepassing, van de lening in. Dergelijke betalingsverzoeken kunnen door de lidstaten tweemaal per jaar bij de Commissie worden ingediend.

3.   De Commissie gaat op voorlopige basis, zonder onnodige vertraging en uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek na of de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die zijn vastgelegd in het in artikel 20, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, op bevredigende wijze zijn gerealiseerd. Onder bevredigende verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen wordt begrepen dat er door de betrokken lidstaat geen maatregelen zijn teruggedraaid in verband met eerder behaalde mijlpalen en streefdoelen. Bij deze beoordeling wordt ook de in artikel 20, lid 6, bedoelde operationele regelingen in aanmerking genomen. De Commissie kan worden bijgestaan door deskundigen.

4.   Wanneer de Commissie de bevredigende verwezenlijking van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen voorlopig positief beoordeelt, deelt zij haar bevindingen mee aan het Economisch en Financieel Comité en vraagt zij zijn advies over de bevredigende verwezenlijking van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen. De Commissie houdt bij haar beoordeling rekening met het advies van het Economisch en Financieel Comité.

5.   Indien de Commissie een positieve beoordeling geeft, stelt zij zonder onnodige vertraging een besluit houdende toestemming voor de betaling van de financiële bijdrage vast en, waar toepasselijk, van de leningen overeenkomstig het Financieel Reglement. Een dergelijk besluit wordt vastgesteld volgens de in artikel 35, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.   Indien de Commissie naar aanleiding van de in lid 5 bedoelde beoordeling vaststelt dat de mijlpalen en streefdoelen die zijn vastgelegd in het in artikel 20, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad niet op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt, wordt de betaling van de financiële bijdrage, en in voorkomend geval van de lening, geheel of gedeeltelijk opgeschort. De betrokken lidstaat kan binnen één maand na de mededeling van de beoordeling van de Commissie opmerkingen maken.

De opschorting wordt alleen opgeheven indien de betrokken lidstaat de nodige maatregelen heeft genomen die nodig zijn om te waarborgen dat de mijlpalen en streefdoelen van het in artikel 20, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad op bevredigende wijze worden gerealiseerd.

7.   In afwijking van artikel 116, lid 2, van het Financieel Reglement gaat de betalingstermijn in op de datum van mededeling van het besluit tot goedkeuring van de betaling aan de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 5 van dit artikel of op de datum van mededeling van de opheffing van de opschorting overeenkomstig lid 6, tweede alinea van dit artikel.

8.   Wanneer de betrokken lidstaat niet binnen zes maanden na de opschorting de noodzakelijke maatregelen heeft genomen, vermindert de Commissie de financiële bijdrage en, in voorkomend geval, de lening, verhoudingsgewijs nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld binnen twee maanden na de mededeling van haar conclusies opmerkingen te maken.

9.   Wanneer de betrokken lidstaat binnen achttien maanden na de datum van vaststelling van het in artikel 20, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad geen concrete vorderingen ten aanzien van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen heeft gemaakt, beëindigt de Commissie de in artikel 15, lid 2, en artikel 23, lid 1, bedoelde overeenkomsten, en maakt zij onverminderd artikel 14, lid 3, van het Financieel Reglement het bedrag van de financiële bijdrage vrij. Voorfinanciering op grond van artikel 13 wordt volledig teruggevorderd. De Commissie neemt een besluit over de beëindiging van de in artikel 15, lid 2, en artikel 23, lid 1, bedoelde overeenkomsten en, waar passend, de terugvordering, nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld binnen twee maanden na de mededeling van haar beoordeling van de vraag of er geen concrete vorderingen zijn gemaakt, opmerkingen te maken.

10.   In uitzonderlijke omstandigheden kan de vaststelling van het besluit met de opdracht tot betaling van de financiële bijdrage en, in voorkomend geval, van de lening, overeenkomstig lid 5, tot drie maanden worden uitgesteld.

HOOFDSTUK V

INSTITUTIONELE BEPALINGEN

Artikel 25

Transparantie

1.   De Commissie doet de door de lidstaten officieel ingediende herstel- en veerkrachtplannen en de door de Commissie openbaar gemaakte voorstellen voor uitvoeringsbesluiten van de Raad als bedoeld in artikel 20, lid 1, gelijktijdig, onder gelijke voorwaarden en onverwijld toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.

2.   Door de Commissie aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties in het kader van deze verordening of de uitvoering ervan meegedeelde informatie wordt gelijktijdig aan het Europees Parlement beschikbaar gesteld, indien nodig met inachtneming van geheimhoudingsregelingen. Relevante resultaten van besprekingen in de voorbereidende instanties van de Raad worden gedeeld met de bevoegde commissies van het Europees Parlement.

3.   De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken gevoelige of vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking zijn openbare belangen zou schaden, onleesbaar te maken. In een dergelijk geval overlegt de Commissie met het Europees Parlement en de Raad over hoe de geredigeerde informatie op vertrouwelijke wijze aan hen ter beschikking kan worden gesteld.

4.   De Commissie verstrekt aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement een overzicht van haar voorlopige bevindingen ten aanzien van de bevredigende verwezenlijking van de relevante in de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten opgenomen mijlpalen en streefdoelen.

5.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie om inlichtingen verzoeken over de stand van zaken ten aanzien van de beoordeling van de herstel- en veerkrachtplannen in het kader van de herstel- en veerkrachtdialoog zoals bedoeld in artikel 26.

Artikel 26

Herstel- en veerkrachtdialoog

1.   Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, met name het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te intensiveren en om meer transparantie en een grotere verantwoordingsplicht te waarborgen, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de Commissie uitnodigen om eens per twee maanden de volgende kwesties te bespreken:

a)

de stand van de capaciteit voor herstel, veerkracht en aanpassing in de Unie, alsook de maatregelen die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld;

b)

de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten;

c)

de beoordeling van de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten;

d)

de belangrijkste bevindingen van het in artikel 16, lid 2, bedoelde beoordelingsverslag;

e)

de stand van zaken ten aanzien van de verwezenlijking van de in de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten opgenomen mijlpalen en streefdoelen;

f)

procedures inzake betaling, opschorting en beëindiging, met inbegrip van door de lidstaten gemaakte opmerkingen en getroffen corrigerende maatregelen om een bevredigende verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen te garanderen;

g)

alle overige relevante informatie en documentatie die door de Commissie aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement wordt verstrekt in het kader van de uitvoering van de faciliteit.

2.   Het Europees Parlement kan zijn standpunten ten aanzien van de in lid 1 bedoelde kwesties kenbaar maken in resoluties.

3.   De Commissie houdt rekening met alle elementen die naar voren komen in de door middel van de herstel- en veerkrachtdialoog kenbaar gemaakte standpunten, waaronder eventuele resoluties van het Europees Parlement.

4.   Het in artikel 30 bedoelde scorebord voor herstel en veerkracht dient als basis voor de herstel- en veerkrachtdialoog.

HOOFDSTUK VI

VERSLAGLEGGING

Artikel 27

Verslaglegging door de lidstaat in het kader van het Europees Semester

De betrokken lidstaat brengt in het kader van het Europees Semester tweemaal per jaar verslag uit over de vorderingen bij de verwezenlijking van de herstel- en veerkrachtplannen, met inbegrip van de in artikel 20, lid 6, bedoelde operationele regelingen, en over de in artikel 29, lid 4, bedoelde gemeenschappelijke indicatoren. Daartoe worden de verslagen van de lidstaten op passende wijze in aanmerking genomen in de nationale hervormingsprogramma’s, die worden gebruikt als instrument om verslag uit te brengen over de vorderingen bij de voltooiing van de herstel- en veerkrachtplannen.

HOOFDSTUK VII

COMPLEMENTARITEIT, MONITORING EN EVALUATIE

Artikel 28

Coördinatie en complementariteit

De Commissie en de betrokken lidstaten bevorderen binnen hun respectieve bevoegdheden synergieën en zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen de faciliteit en andere programma’s en instrumenten van de Unie, waaronder het instrument voor technische ondersteuning, met name met uit de Uniefondsen gefinancierde maatregelen. Daartoe:

a)

zorgen zij zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering voor complementariteit, synergie, coherentie en consistentie tussen de verschillende instrumenten op Unie-, nationaal, en desgevallend regionaal niveau, met name wat uit de Uniefondsen gefinancierde maatregelen betreft,

b)

optimaliseren zij de coördinatiemechanismen om dubbel werk te voorkomen, en

c)

zorgen zij voor nauwe samenwerking tussen de instanties die op Unie-, nationaal, en desgevallend regionaal niveau voor de uitvoering en de controle verantwoordelijk zijn, ter verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit.

Artikel 29

Monitoring van de uitvoering

1.   De Commissie monitort de uitvoering van de faciliteit en meet de verwezenlijking van de in artikel 4 genoemde doelstellingen. De monitoring van de uitvoering is gericht op en evenredig met de activiteiten die in het kader van de faciliteit worden uitgevoerd.

2.   Het prestatieverslagleggingssysteem van de Commissie waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering van de activiteiten en de resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie.

3.   De Commissie brengt achteraf verslag uit over de uitgaven die in het kader van elk van de in artikel 3 bedoelde pijlers uit de faciliteit zijn gefinancierd. De uitsplitsing van de verwachte uitgaven zoals opgenomen in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen, vormt het uitgangspunt voor dergelijke verslaglegging.

4.   De Commissie is bevoegd om tegen eind december 2021 overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen teneinde:

a)

de gemeenschappelijke indicatoren vast te stellen voor verslaglegging over de vorderingen en voor de monitoring en evaluatie van de faciliteit met het oog op de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen, en

b)

een methode vast te stellen voor verslaglegging over sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren, in het kader van de faciliteit.

5.   De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over de gemeenschappelijke indicatoren.

Artikel 30

Scorebord voor herstel en veerkracht

1.   De Commissie voert een scorebord voor herstel en veerkracht (het “scorebord”) in, waaruit voor elk van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers blijkt in hoeverre de herstel- en veerkrachtplannen van elke lidstaat ten uitvoer zijn gelegd. Het scorebord vormt het prestatieverslagleggingssysteem van de faciliteit.

2.   Ter aanvulling van deze verordening is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 33 een gedelegeerde handeling vast te stellen op grond waarvan het scorebord tot in detail wordt gedefinieerd, zodat de in lid 1 bedoelde stand van de voortgang van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen inzichtelijk wordt gemaakt.

3.   Het scorebord geeft tevens de voortgang weer die met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen is gemaakt wat betreft de gemeenschappelijke indicatoren zoals bedoeld in artikel 29, lid 4.

4.   Het scorebord wordt in december 2021 in werking gesteld en wordt tweemaal per jaar door de Commissie bijgewerkt. Het scorebord wordt openbaar gemaakt op een website of een internetportaal.

Artikel 31

Jaarverslag

1.   De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de faciliteit.

2.   Het jaarverslag bevat informatie over de vorderingen van de betrokken lidstaten bij de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen in het kader van de faciliteit, waaronder informatie over de mate van verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen, alsook over de stand van zaken ten aanzien van betalingen en schorsing ervan.

3.   Het jaarverslag bevat daarnaast de volgende gegevens over:

a)

de bijdrage die de faciliteit levert aan de verwezenlijking van de klimaat- en digitale doelstellingen;

b)

de prestatie van de faciliteit op grond van de in artikel 29, lid 4, bedoelde gemeenschappelijke indicatoren;

c)

de uit de faciliteit gefinancierde uitgaven in het kader van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers, met inbegrip van de in artikel 29, lid 4, bedoelde sociale uitgaven en uitgaven met betrekking tot kinderen en jongeren.

4.   De Commissie kan voor de verslaglegging over de in de leden 2 en 3 bedoelde activiteiten zo nodig gebruikmaken van de inhoud van de desbetreffende documenten die door haar in het kader van het Europees Semester officieel zijn goedgekeurd.

Artikel 32

Evaluatie en ex-postevaluatie van de faciliteit

1.   De Commissie legt uiterlijk 20 februari 2024 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s een onafhankelijk evaluatieverslag over de uitvoering van de faciliteit en uiterlijk 31 december 2028 een onafhankelijk ex-postevaluatieverslag voor.

2.   In het evaluatieverslag wordt met name beoordeeld in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt, of de middelen efficiënt zijn ingezet en of er sprake is van Europese meerwaarde. Tevens wordt nagegaan of alle doelstellingen en maatregelen nog steeds relevant zijn.

3.   De evaluatie gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijzigingen van deze verordening.

4.   Het ex-postevaluatieverslag bestaat in een algemene evaluatie van de faciliteit en bevat informatie over het effect ervan op lange termijn.

Artikel 33

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 29, lid 4, en artikel 30, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt voor onbepaalde tijd met ingang van 19 februari 2021 toegekend aan de Commissie.

3.   De in artikel 29, lid 4, en in artikel 30, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegaties kunnen op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 29, lid 4, en artikel 30, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.

HOOFDSTUK VIII

COMMUNICATIE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De Commissie kan communicatieactiviteiten ontplooien om zichtbaarheid te geven aan de Uniefinanciering voor de in het desbetreffende herstel- en veerkrachtplan beoogde financiële steun, onder meer door gezamenlijke communicatieactiviteiten met de betrokken nationale autoriteiten. In voorkomend geval kan de Commissie ervoor zorgen dat door middel van een financieringsverklaring wordt meegedeeld en erkend dat sprake is van steun in het kader van de faciliteit.

2.   De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, onder meer door waar nodig het embleem van Unie af te beelden en een passende financieringsverklaring weer te geven die luidt “gefinancierd door de Europese Unie – NextGenerationEU”, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

3.   De Commissie voert informatie- en communicatiemaatregelen uit met betrekking tot de faciliteit, de overeenkomstig de faciliteit genomen maatregelen en de bereikte resultaten. De Commissie zorgt ervoor dat de vertegenwoordigingen van het Europees Parlement zo nodig van haar werkzaamheden in kennis worden gesteld en bij die maatregelen worden betrokken. De financiële middelen die worden toegewezen aan de faciliteit dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 4 vermelde doelstellingen.

Artikel 35

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 36

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. COSTA


(1)   PB C 364 van 28.10.2020, blz. 132.

(2)   PB C 440 van 18.12.2020, blz. 160.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 februari 2021(nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2021.

(4)   PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(5)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(6)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 23).

(8)  Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(10)  Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(13)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en houdende intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(15)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(16)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(17)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(18)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(19)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(20)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(21)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(22)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(23)  Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).

(24)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsstelsel ter bescherming van de begroting van de Unie (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 1).

(25)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(26)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).


BIJLAGE I

Methode voor de berekening van de maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit

Deze bijlage beschrijft de methodiek voor de berekening van de maximale financiële bijdrage die voor elke lidstaat beschikbaar is overeenkomstig artikel 11. De methode houdt ten aanzien van elke lidstaat rekening met:

de bevolkingsomvang;

de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking;

het gemiddelde werkloosheidspercentage in de afgelopen vijf jaar in vergelijking met het Uniegemiddelde (2015-2019);

de afname van het reële bbp in 2020 en de cumulatieve afname van het reële bbp in 2020 en 2021.

Om een buitensporige concentratie van middelen te voorkomen:

wordt de inverse van het bbp per hoofd van de bevolking geplafonneerd op maximaal 150 % van het Uniegemiddelde;

wordt de afwijking van het werkloosheidspercentage van een individueel lidstaat ten opzichte van het Uniegemiddelde geplafonneerd op maximaal 150 % van het Uniegemiddelde;

wordt, om rekening te houden met de in het algemeen stabielere arbeidsmarkten van welvarender lidstaten (waarvan het bni per hoofd van de bevolking boven het Uniegemiddelde ligt), de afwijking van hun werkloosheidspercentage van het Uniegemiddelde geplafonneerd op maximaal 75 %.

De maximale financiële bijdrage van een lidstaat uit de faciliteit (MFCi) wordt als volgt bepaald:

MFCi = ν i × (FS)

waarbij:

FS (Financial Support — financiële ondersteuning) de in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde financiële toewijzing in het kader van de faciliteit is, en

νi de verdeelsleutel voor lidstaat i is, gedefinieerd als:

νi = 0,7 κi + 0,3 αi

waarbij:

κi de verdeelsleutel is die wordt toegepast op 70 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde en in bijlage II vermelde bedrag, en

αi de verdeelsleutel is die wordt toegepast op 30 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde en in bijlage III vermelde bedrag.


BIJLAGE II

De verdeelsleutel die wordt toegepast op 70 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag, κi , wordt als volgt bepaald:

Image 1
,

waarbij

Image 2
en
Image 3
,

met

Image 4
,

υi ≤ 0,75 voor lidstaten met

Image 5
en

υi ≤ 1,5 voor lidstaten met

Image 6
.

Waarbij (1):

Image 7
het nominaal bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking in 2019 van lidstaat i is;

Image 8
het gewogen gemiddelde bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking van de huidige EU-27 in 2019 is;

popi,2019 de totale bevolking in lidstaat i in 2019 is;

popEU,2019 de totale bevolking van de EU-27 in 2019 is;

Ui,2015-2019 het gemiddelde werkloosheidspercentage in de periode 2015-2019 van lidstaat i is;

UEU,2015-2019 het gemiddelde werkloosheidspercentage in de periode 2015-2019 in de EU-27 is (in elk jaar het gewogen gemiddelde van de EU-27);

Image 9
het bni per hoofd van de bevolking in 2019 voor lidstaat i is;

Image 10
het gewogen gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 in 2019 is.


(1)  Alle gegevens in de verordening zijn afkomstig van Eurostat; de afsluitdatum voor historische gegevens is mei 2020.


BIJLAGE III

De verdeelsleutel die wordt toegepast op 30 % van het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag, αi, wordt als volgt bepaald:

Image 11

waarbij

Image 12
en
Image 13

waarbij

Image 14
Image 15
en
Image 16

waarbij

Image 17

Waarbij:

GDPi,t het reële bbp van lidstaat i in het jaar t = 2019, 2020, 2021;

Image 18
het bbp per hoofd van de bevolking in 2019 van lidstaat i is;

Image 19
het gewogen gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 in 2019 is;

popi,2019 de totale bevolking in lidstaat i in 2019 is;

popEU,2019 de totale bevolking van de EU-27 in 2019 is.

De afname van het reële bbp in 2020 (δGDPi,2020–2019) en de cumulatieve afname van het reële bbp voor de periode 2020-2021 (δGDPi,2020–2019) worden op de najaarsprognoses 2020 van de Commissie gebaseerd en uiterlijk 30 juni 2022 voor elke lidstaat geactualiseerd waarbij de gegevens van de najaarsprognoses 2020 van de Commissie worden vervangen door de werkelijke gegevens die worden gerapporteerd in het kader van de meest recent beschikbare actualisering van de gegevensreeks met de Eurostatcode “tec00115 (Real GDP growth rate - volume)”.


BIJLAGE IV

Toepassing van de in de bijlagen I, II en III ter bedoelde methodiek op het in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde bedrag, omgerekend naar lopende prijzen, levert de volgende aandelen en bedragen voor de maximale financiële bijdrage per lidstaat op, onverminderd de berekening zoals deze tegen 30 juni 2022 wordt geactualiseerd:

Maximiale financiële bijidrage per lidstaat van de Unie

 

voor 70 % van het beschikbare bedrag

voor 30 % van het beschikbare bedrag (indicatief bedrag op basis van de najaarsprognoses 2020 van de Commissie)

 

 

Aandeel als % van het totaal

Bedrag (in EUR 1 000 huidige prijzen)

Aandeel als % van het totaal

Bedrag (in EUR 1 000 huidige prijzen)

Totaal

BE

1,56 %

3 646 437

2,20 %

2 278 834

5 925 271

BG

1,98 %

4 637 074

1,58 %

1 631 632

6 268 706

CZ

1,51 %

3 538 166

3,41 %

3 533 509

7 071 676

DK

0,56 %

1 303 142

0,24 %

248 604

1 551 746

DE

6,95 %

16 294 947

9,01 %

9 324 228

25 619 175

EE

0,32 %

759 715

0,20 %

209 800

969 515

IE

0,39 %

914 572

0,07 %

74 615

989 186

EL

5,77 %

13 518 285

4,11 %

4 255 610

17 773 895

ES

19,88 %

46 603 232

22,15 %

22 924 818

69 528 050

FR

10,38 %

24 328 797

14,54 %

15 048 278

39 377 074

HR

1,98 %

4 632 793

1,61 %

1 664 039

6 296 831

IT

20,45 %

47 935 755

20,25 %

20 960 078

68 895 833

CY

0,35 %

818 396

0,18 %

187 774

1 006 170

LV

0,70 %

1 641 145

0,31 %

321 944

1 963 088

LT

0,89 %

2 092 239

0,13 %

132 450

2 224 690

LU

0,03 %

76 643

0,02 %

16 883

93 526

HU

1,98 %

4 640 462

2,45 %

2 535 376

7 175 838

MT

0,07 %

171 103

0,14 %

145 371

316 474

NL

1,68 %

3 930 283

1,96 %

2 032 041

5 962 324

AT

0,95 %

2 231 230

1,19 %

1 230 938

3 462 169

PL

8,65 %

20 275 293

3,46 %

3 581 694

23 856 987

PT

4,16 %

9 760 675

4,01 %

4 149 713

13 910 387

RO

4,36 %

10 213 809

3,90 %

4 034 211

14 248 020

SI

0,55 %

1 280 399

0,48 %

496 924

1 777 322

SK

1,98 %

4 643 840

1,63 %

1 686 154

6 329 994

FI

0,71 %

1 661 113

0,41 %

424 692

2 085 805

SE

1,24 %

2 911 455

0,36 %

377 792

3 289 248

EU27

100,00 %

234 461 000

100,00 %

103 508 000

337 969 000


BIJLAGE V

Beoordelingsrichtsnoeren voor de faciliteit

1.   Toepassingsgebied

Deze richtsnoeren moeten samen met deze verordening voor de Commissie een basis vormen om de door de lidstaten voorgestelde herstel- en veerkrachtplannen op transparante en billijke wijze te beoordelen en de financiële bijdrage te bepalen in overeenstemming met de in deze verordening neergelegde doelstellingen en andere toepasselijke voorschriften. Deze richtsnoeren vormen de basis voor de toepassing van de beoordelingscriteria en de bepaling van de financiële bijdrage, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 19, lid 3, en artikel 20, lid 4.

De beoordelingsrichtsnoeren zijn bedoeld om:

a)

een leidraad te verschaffen voor het proces van beoordeling van de door de lidstaten ingediende ontwerpherstel- en veerkrachtplannen;

b)

nadere gegevens te verstrekken over de beoordelingscriteria en te voorzien in een waarderingssysteem, dat moet worden ingesteld om een billijk en transparant proces te waarborgen, en

c)

het verband te bepalen tussen de beoordeling die de Commissie aan de hand van de beoordelingscriteria moet uitvoeren en de bepaling van de financiële bijdrage die voor de herstel- en veerkrachtplannen in het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad moet worden vastgesteld.

De richtsnoeren zijn een instrument om de beoordeling door de Commissie van de door de lidstaten ingediende herstel- en veerkrachtplannen te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de herstel- en veerkrachtplannen steun bieden aan hervormingen en publieke investeringen die relevant zijn en een hoge meerwaarde bieden met betrekking tot de doelstellingen van de faciliteit, terwijl daarbij de gelijke behandeling van de lidstaten gewaarborgd is.

2.   Beoordelingscriteria

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, beoordeelt de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van de herstel- en veerkrachtplannen. Als gevolg van de beoordelingsprocedure kent de Commissie aan de door de lidstaten ingediende herstel- en veerkrachtplannen voor elk beoordelingscriterium in artikel 19, lid 3, een score toe om de financiële toewijzing vast te stellen overeenkomstig artikel 20, lid 4.

Ter wille van de vereenvoudiging en de efficiëntie moet het waarderingssysteem de scores A tot en met C omvatten, zoals hieronder uiteengezet:

Relevantie:

2.1.   Het herstel- en veerkrachtplan vormt een alomvattende en voldoende evenwichtige respons op de economische en sociale situatie, en draagt zodoende bij aan elk van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers, daarbij rekening houdend met de specifieke uitdagingen van en de financiële toewijzing aan de betrokken lidstaat.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

het herstel- en veerkrachtplan draagt op alomvattende en voldoende evenwichtige wijze bij aan elk van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers en houdt daarbij rekening met de specifieke uitdagingen en de financiële bijdrage van de betrokken lidstaat en de gevraagde steun via leningen.

Score

A –

in hoge mate.

B –

in redelijke mate.

C –

in beperkte mate.

2.2.   Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting bijdragen tot een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de begrotingsaspecten, en waar passend de aanbevelingen krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 aan de betrokken lidstaat, of in andere relevante documenten die de Commissie officieel heeft goedgekeurd in het kader van het Europees Semester.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting bijdragen tot een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de begrotingsaspecten, en de waar passend aan de betrokken lidstaat gerichte aanbevelingen krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 of uitdagingen in relevante documenten die de Commissie officieel heeft goedgekeurd in het kader van het Europees Semester, rekening houdend met de financiële bijdrage van de betrokken lidstaat en de gevraagde steun via leningen, alsmede de reikwijdte en omvang van de landspecifieke uitdagingen en de informatie in het nationale hervormingsprogramma;

en

het herstel- en veerkrachtplan vormt een uitgebreid en adequaat antwoord op de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat;

en

de in het herstel- en veerkrachtplan aan de orde gestelde uitdagingen worden van aanzienlijk belang geacht om het groeipotentieel van de economie van de betrokken lidstaat op duurzame wijze een impuls te geven;

en

na de voltooiing van de voorgestelde hervormingen en investeringen zullen de daarmee samenhangende uitdagingen naar verwachting zijn opgelost of zijn aangepakt op een manier die aanzienlijk bijdraagt tot de oplossing ervan.

Score

A –

het herstel- en veerkrachtplan draagt bij tot een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen of uitdagingen in andere relevante documenten die de Commissie in het kader van het Europees Semester officieel heeft goedgekeurd, en het herstel- en veerkrachtplan vormt een adequaat antwoord op de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat.

B –

het herstel- en veerkrachtplan draagt bij tot een gedeeltelijke aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen of uitdagingen in andere relevante documenten die de Commissie in het kader van het Europees Semester officieel heeft goedgekeurd, en het herstel- en veerkrachtplan vormt een adequaat antwoord op de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat.

C –

het herstel- en veerkrachtplan draagt niet bij tot de aanpak van uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen of in andere relevante documenten die de Commissie in het kader van het Europees Semester officieel heeft goedgekeurd, en het herstel- en veerkrachtplan vormt geen adequaat antwoord op de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat.

2.3.   Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting op doeltreffende wijze ertoe bijdragen het groeipotentieel en de economische, institutionele en sociale veerkracht van de betrokken lidstaat te versterken en de jobcreatie te stimuleren, waarmee wordt bijgedragen aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, onder meer door middel van de bevordering van beleid inzake kinderen en jongeren, en de economische en sociale gevolgen van de crisis te verzachten, waardoor de economische, sociale en territoriale cohesie en de convergentie binnen de Unie worden bevorderd;

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen die erop gericht zijn economische groei en economische cohesie op inclusieve wijze te bevorderen, door met name zwakke punten in de economie van de lidstaten aan te pakken, het groeipotentieel van de economie van de betrokken lidstaat een impuls te geven, de jobcreatie te stimuleren en de negatieve gevolgen van de crisis te verzachten;

en

het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen die erop gericht zijn sociale cohesie en stelsels voor sociale bescherming te versterken, met inbegrip van beleid inzake kinderen en jongeren, sociale kwetsbaarheden te verminderen en bij te dragen aan de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en aan de verbetering van de niveaus van de indicatoren van het sociale scorebord;

en

het herstel- en veerkrachtplan is gericht op het verminderen van de economische kwetsbaarheden van de lidstaat bij schokken;

en

het herstel- en veerkrachtplan is gericht op het verhogen van het vermogen van de economische en/of sociale structuren van en instanties in de lidstaat om zich bij schokken aan te passen en overeind te blijven;

en

het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting bijdragen tot meer economische, sociale en territoriale cohesie en convergentie.

Score

A –

hoge verwachte impact.

B –

redelijke verwachte impact.

C –

lage verwachte impact.

2.4.   Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting waarborgen dat geen enkele erin opgenomen maatregel voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten ernstig afbreuk doet aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”).

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

geen enkele in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregel voor de uitvoering van de in het herstel- en veerkrachtplan inbegrepen hervormingen en investeringsprojecten doet ernstig afbreuk aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”).

Score

A –

geen enkele maatregel doet ernstig afbreuk aan de milieudoelstellingen (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”).

C –

eén of meer maatregelen doen ernstig afbreuk aan milieudoelstellingen (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”).

2.5.   Het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen die op doeltreffende wijze bijdragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, of die helpen het hoofd te bieden aan de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en beschrijft of ze goed zijn voor ten minste 37 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven als omschreven in bijlage VI; de methodologie wordt dienovereenkomstig gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in de bijlage VI vermeld steunverleningsgebied; om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de klimaatdoelstellingen op geloofwaardige wijze bevorderen, kunnen de coëfficiënten voor ondersteuning van de klimaatdoelstellingen, mits instemming van de Commissie, worden verhoogd tot een totaalpercentage van 3 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan voor individuele investeringen.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

De uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting op doeltreffende wijze bijdragen tot de groene transitie, met inbegrip van biodiversiteit, en waar nodig het hoofd helpen bieden aan de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en zodoende bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030, waarbij de naleving van de doelstelling van een klimaatneutrale Unie tegen 2050 eveneens in acht wordt genomen;

en

de lidstaten passen een methodologie toe die erin bestaat dat aan de verstrekte steun een specifiek gewicht wordt toegekend dat weergeeft in welke mate de steun bijdraagt tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen. De wegingscoëfficiënten zijn gebaseerd op de in bijlage VI vastgestelde dimensies en codes voor de steunverleningstypes en kunnen worden verhoogd voor individuele investeringen, dit om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de klimaatdoelstellingen op een geloofwaardige manier bevorderen. Dezelfde weging wordt toegepast voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in de bijlage VI vermeld steunverleningsgebied;

en

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting een blijvend effect sorteren.

Score

A –

in hoge mate.

B –

in redelijke mate.

C –

in beperkte mate.

2.6.   Het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen die op doeltreffende wijze bijdragen tot de digitale transitie, of die helpen het hoofd te bieden aan de uit die transitie voortvloeiende uitdagingen, en beschrijft of ze goed zijn voor ten minste 20 % van de totale toewijzing voor het herstel- en veerkrachtplan, op basis van de methodologie voor digitale tagging als omschreven in bijlage VII; de methodologie wordt dienovereenkomstig gebruikt voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in bijlage VII vermeld steunverleningsgebied; de coëfficiënten voor ondersteuning van de digitale doelstellingen kunnen worden verhoogd voor individuele investeringen om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de digitale doelstellingen bevorderen.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting aanzienlijk bijdragen tot de digitale transformatie van economische en sociale sectoren;

of

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting aanzienlijk bijdragen tot het aanpakken van de uitdagingen die voortvloeien uit de digitale transitie;

en

de lidstaten passen een methodologie toe die erin bestaat dat aan de verstrekte steun een specifiek gewicht wordt toegekend dat weergeeft in welke mate de steun bijdraagt tot de verwezenlijking van de digitale doelstellingen. De wegingscoëfficiënten zijn gebaseerd op de in bijlage VII vastgestelde dimensies en codes voor de steunverleningstypes en kunnen worden verhoogd voor individuele investeringen, dit om rekening te houden met flankerende hervormingsmaatregelen die het effect ervan op de digitale doelstellingen bevorderen. Dezelfde weging wordt toegepast voor maatregelen die niet rechtstreeks kunnen worden toegewezen aan een in bijlage VII vermeld steunverleningsgebied;

en

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting een blijvend effect sorteren.

Score

A –

in hoge mate.

B –

in redelijke mate.

C –

in beperkte mate.

Doeltreffendheid:

2.7.   Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting een blijvend effect sorteren voor de betrokken lidstaat.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting tot een structurele verandering in het bestuur of in relevante instellingen leiden;

of

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting tot een structurele verandering op relevante beleidsterreinen leiden;

en

de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting een blijvend effect sorteren.

Score

A –

in hoge mate.

B –

in redelijke mate.

C –

in beperkte mate.

2.8.   De door de betrokken lidstaten voorgestelde regelingen zullen naar verwachting zorgen voor de doeltreffende monitoring en uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het beoogde tijdschema en de mijlpalen en streefdoelen alsmede de bijbehorende indicatoren.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

In de lidstaat is een structuur belast met: i) de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan; ii) de monitoring van de voortgang inzake mijlpalen en streefdoelen, en iii) de verslaglegging;

en

de voorgestelde mijlpalen en streefdoelen zijn duidelijk en realistisch, en de voorgestelde indicatoren voor deze mijlpalen en streefdoelen zijn relevant, aanvaardbaar en robuust;

en

het geheel van de door de betrokken lidstaten voorgestelde organisatorische regelingen voor de uitvoering van de hervormingen en investeringen (met inbegrip van bepalingen om ervoor te zorgen dat voldoende personeel wordt toegewezen) is geloofwaardig.

Score

A –

passende regelingen voor een doeltreffende uitvoering

B –

minimale regelingen voor een doeltreffende uitvoering

C –

ontoereikende regelingen voor een doeltreffende uitvoering

Efficiëntie:

2.9.   De door de lidstaat verstrekte motivering van de geraamde totale kosten van het ingediende herstel- en veerkrachtplan is redelijk en aannemelijk, is in overeenstemming met het kostenefficiëntiebeginsel, en de kosten staan in verhouding tot het verwachte nationale economische en sociale effect;

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

De lidstaat heeft voldoende informatie en bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan passend (redelijk) zijn;

en

de lidstaat heeft voldoende informatie en bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan in overeenstemming zijn met de aard en het type van de voorgenomen hervormingen en investeringen (aannemelijk);

en

de lidstaat heeft voldoende informatie en bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan dat uit hoofde van de faciliteit moet worden gefinancierd, niet worden gedekt door bestaande of geplande financiering door de Unie;

en

de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan staan in verhouding tot het verwachte effect van de in het plan opgenomen beoogde maatregelen op de economie van de betrokken lidstaat.

Score

A –

in hoge mate.

B –

in redelijke mate.

C –

in beperkte mate.

2.10.   De door de betrokken lidstaten voorgestelde regelingen zullen naar verwachting corruptie, fraude en belangenconflicten bij het gebruik van de financiële middelen die afkomstig zijn van de faciliteit voorkomen, opsporen en rechtzetten, waaronder regelingen die gericht zijn op het voorkomen van dubbele financiering van de faciliteit en andere Unieprogramma’s.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

het interne controlesysteem dat in het herstel- en veerkrachtplan wordt beschreven, berust op robuuste processen en structuren, en definieert, met het oog op de prestatie van interne controletaken, zowel duidelijke actoren (organen/entiteiten) als hun rollen en verantwoordelijkheden; met name wordt gegarandeerd dat relevante functies op correcte wijze worden gescheiden;

en

het controlesysteem en andere relevante regelingen, waaronder voor de in het herstel- en veerkrachtplan beschreven verzameling en openbaarmaking van gegevens over eindontvangers, in het bijzonder om corruptie, fraude en belangenconflicten te voorkomen, op te sporen en recht te zetten bij het gebruik van de financiële middelen die zijn ontleend aan de faciliteit, volstaan;

en

de in het herstel- en veerkrachtplan beschreven regelingen om dubbele financiering van de faciliteit en andere Unieprogramma’s te voorkomen, volstaan;

en

de actoren (organen/entiteiten) die verantwoordelijk zijn voor controles, beschikken over de wettelijke bevoegdheid en de administratieve capaciteit om de aan hen toebedeelde rollen en taken op zich te nemen.

Score

A –

passende regelingen

C –

ontoereikende regelingen

Samenhang:

2.11.   Het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen voor de uitvoering van projecten voor hervormingen en overheidsinvesteringen die samenhangende acties vormen.

De Commissie neemt voor de beoordeling van dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

Bereik

het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen die elkaars effecten helpen versterken;

of

het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen die elkaar aanvullen.

Score

A –

in hoge mate.

B –

in redelijke mate.

C –

in beperkte mate.

3.   Vaststelling van de financiële bijdrage

Overeenkomstig artikel 20, wordt in het voorstel van de Commissie bij de bepaling van de financiële bijdrage rekening gehouden met het belang en de samenhang van het door de betrokken lidstaat voorgestelde herstel- en veerkrachtplan, volgens de beoordeling op basis van de criteria van artikel 19, lid 3. Daartoe worden de volgende criteria toegepast:

a)

wanneer het herstel- en veerkrachtplan op bevredigende wijze voldoet aan de criteria van artikel 19, lid 3, en het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan gelijk is aan of hoger dan de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat overeenkomstig artikel 11 is berekend, is de aan de betrokken lidstaat toegewezen financiële bijdrage gelijk aan het totale bedrag van de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat overeenkomstig artikel 11 is berekend;

b)

wanneer het herstel- en veerkrachtplan op bevredigende wijze voldoet aan de criteria van artikel 19, lid 3, en het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan lager is dan de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat overeenkomstig artikel 11 is berekend, is de aan de lidstaat toegewezen financiële bijdrage gelijk aan het bedrag van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan;

c)

wanneer het herstel- en veerkrachtplan niet voldoet aan de criteria van artikel 19, lid 3, wordt aan de betrokken lidstaat geen financiële bijdrage toegewezen.

Voor de toepassing van deze alinea gelden de volgende formules:

voor a): Ci ≥ ontvangt lidstaat i MFCi

voor b): Indien Ci < MFCi ontvangt lidstaat Ci

waarbij:

i verwijst naar de betrokken lidstaat

MFC staat voor de maximale financiële bijdrage voor de betrokken lidstaat

C staat voor de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan

Uitgaande van het resultaat van het beoordelingsproces en rekening houdend met de scores:

voldoet het herstel- en veerkrachtplan op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria:

als de eindscore voor de criteria onder 2 is opgebouwd uit de volgende scores:

een A voor de criteria 2.2, 2.3, 2.5 en 2.6;

en voor de overige criteria:

alleen maar A’s,

of

niet meer B’s dan A’s en geen C’s;

voldoet het herstel- en veerkrachtplan niet op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria:

als de eindscore voor de criteria onder 2 is opgebouwd uit de volgende scores:

geen A voor de criteria 2.2, 2.3, 2.5 en 2.6;

en voor de overige criteria:

meer B’s dan A’s,

of

ten minste één C.


BIJLAGE VI

Methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven

Dimensies en codes voor de steunverleningstypes voor de faciliteit

 

STEUNVERLENINGSGEBIED

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor milieudoelstellingen

001

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in micro-ondernemingen die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

002

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in kleine en middelgrote ondernemingen (met inbegrip van particuliere onderzoekscentra) die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

002bis1

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in ondernemingen (1) die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

003

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in openbare onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

004

Investeringen in immateriële activa in micro-ondernemingen die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

005

Investeringen in immateriële activa in kmo’s (met inbegrip van particuliere onderzoekscentra) die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

005bis1

Investeringen in immateriële activa in grote ondernemingen die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

006

Investeringen in immateriële activa in openbare onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

007

Onderzoek en innovatie in micro-ondernemingen, waaronder netwerkactiviteiten (industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsstudies)

0 %

0 %

008

Onderzoek en innovatie in kmo’s, waaronder netwerkactiviteiten

0 %

0 %

008bis1

Onderzoek en innovatie in grote ondernemingen, waaronder netwerkactiviteiten

0 %

0 %

009

Onderzoek en innovatie in openbare onderzoekscentra, instellingen voor hoger onderwijs en kenniscentra, waaronder netwerkactiviteiten (industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsstudies)

0 %

0 %

010

Digitalisering van kleine en middelgrote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en startende ondernemingen op het gebied van ICT, b2b)

0 %

0 %

010bis1

Digitalisering van grote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b)

0 %

0 %

010ter

Digitalisering van kmo’s of grote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b), overeenkomstig criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (2)

40 %

0 %

011

ICT-oplossingen, e-diensten, toepassingen van de overheid

0 %

0 %

011bis

ICT-oplossingen, e-diensten, toepassingen van de overheid, overeenkomstig criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (2)

40 %

0 %

012

IT-diensten en toepassingen voor digitale vaardigheden en digitale inclusie

0 %

0 %

013

Diensten en toepassingen op het gebied van e-gezondheidszorg (met inbegrip van e-zorg, het internet der dingen voor lichaamsbeweging en omgevingsondersteund wonen)

0 %

0 %

014

Bedrijfsinfrastructuur voor kmo’s (met inbegrip van industriegebieden en locaties)

0 %

0 %

015

Bedrijfsontwikkeling en internationalisering van kmo’s, met inbegrip van productieve investeringen

0 %

0 %

015bis

Steun voor grote ondernemingen via financieringsinstrumenten, met inbegrip van productieve investeringen

0 %

0 %

016

Ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen;

0 %

0 %

017

Geavanceerde ondersteunende diensten voor kmo’s en groepen van kmo’s (met inbegrip van beheer, marketing en design)

0 %

0 %

018

Incubatie, ondersteuning voor spin-offs, spin-outs en start-ups

0 %

0 %

019

Steun voor innovatieclusters, onder meer tussen ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsinstanties en bedrijfsnetwerken, voornamelijk ten behoeve van kmo’s

0 %

0 %

020

Innovatieprocessen in kmo’s (innovatie op basis van processen, organisatie, marketing, co-creatie, gebruikers en vraag)

0 %

0 %

021

Technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs

0 %

0 %

022

Onderzoeks- en innovatieprocessen, technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen gericht op de koolstofarme economie, veerkracht tegen en aanpassing aan klimaatverandering

100 %

40 %

023

Onderzoeks- en innovatieprocessen, technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen gericht op de circulaire economie

40 %

100 %

024

Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in kmo’s en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

024bis

Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in grote ondernemingen en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

024ter

Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in kmo’s of grote ondernemingen en ondersteunende maatregelen, overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (3)

100 %

40 %

025

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie van bestaande woningen, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

025bis

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie van bestaande woningen, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen, overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (4)

100 %

40 %

025ter

Bouw van nieuwe, energie-efficiënte gebouwen (5)

40 %

40 %

026

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie of maatregelen inzake energie-efficiëntie van openbare infrastructuur, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

026bis

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie of maatregelen inzake energie-efficiëntie van openbare infrastructuur, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen, overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (6)

100 %

40 %

027

Steun voor ondernemingen die diensten verrichten die bijdragen aan een koolstofarme economie en veerkracht tegen de klimaatverandering, met inbegrip van bewustmakingsmaatregelen

100 %

40 %

028

Hernieuwbare energie: wind

100 %

40 %

029

Hernieuwbare energie: zonne-energie

100 %

40 %

030

Hernieuwbare energie: biomassa (7)

40 %

40 %

030bis

Hernieuwbare energie: biomassa met grote broeikasgasemissiereductie (8)

100 %

40 %

031

Hernieuwbare energie: marien

100 %

40 %

032

Overige vormen van hernieuwbare energie (waaronder geothermische energie)

100 %

40 %

033

Slimme energiesystemen (met inbegrip van slimme netwerken en ICT-systemen) en de daarmee verbonden opslag

100 %

40 %

034

Hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling, stadsverwarming en -koeling

40 %

40 %

034bis0

Hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling, efficiënte stadsverwarming en -koeling met geringe emissies tijdens de levenscyclus (9)

100 %

40 %

034bis1

Het vervangen van steenkoolverwarmingssystemen door gasverwarmingssystemen met het oog op klimaatmitigatie

0 %

0 %

034bis2

Distributie en vervoer van aardgas ter vervanging van steenkool

0 %

0 %

035

Maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering en preventie en beheer van aan het klimaat gerelateerde risico’s: overstromingen (met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

100 %

100 %

036

Maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering en preventie en beheer van aan het klimaat gerelateerde risico’s: branden (met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

100 %

100 %

037

Maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering en preventie en beheer van aan het klimaat gerelateerde risico’s: overige, zoals stormen en droogte (met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

100 %

100 %

038

Risicopreventie en -beheer van niet aan het klimaat gerelateerde natuurlijke risico’s (zijnde aardbevingen) en risico’s in verband met menselijke activiteiten (zoals technologische ongevallen), met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

0 %

100 %

039

Drinkwatervoorziening (winning, behandeling, opslag en distributie-infrastructuur, efficiëntiemaatregelen, levering van drinkwater)

0 %

100 %

039bis

Drinkwatervoorziening (winning, behandeling, opslag en distributie-infrastructuur, efficiëntiemaatregelen, levering van drinkwater), overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (10)

40 %

100 %

040

Waterbeheer en bescherming van waterreserves (met inbegrip van stroomgebiedbeheer, specifieke maatregelen voor de aanpassing aan klimaatverandering, hergebruik, vermindering van lekken)

40 %

100 %

041

Opvang en behandeling van afvalwater

0 %

100 %

041bis

Opvang en behandeling van afvalwater overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (11)

40 %

100 %

042

Beheer van huishoudelijk afval: preventie, minimalisering, sortering, hergebruik en recyclingmaatregelen

40 %

100 %

042bis

Beheer van huishoudelijk afval: Beheer van restafval:

0 %

100 %

044

Beheer van commercieel en industrieel afval: preventie, minimalisering, sortering, hergebruik en recyclingmaatregelen

40 %

100 %

044bis

Beheer van commercieel en industrieel afval: restafval en gevaarlijk afval

0 %

100 %

045

Bevordering van het gebruik van gerecyclede materialen als grondstof

0 %

100 %

045bis

Gebruik van gerecyclede materialen als grondstof, overeenkomstig de criteria op het gebied van energie-efficiëntie (12)

100 %

100 %

046

Sanering van industrieterreinen en verontreinigde grond

0 %

100 %

046bis

Sanering van industrieterreinen en verontreinigde grond overeenkomstig de criteria op het gebied van energie-efficiëntie (13)

40 %

100 %

047

Ondersteuning van milieuvriendelijke productieprocessen en een efficiënt gebruik van hulpbronnen in kmo’s

40 %

40 %

047bis

Ondersteuning van milieuvriendelijke productieprocessen en efficiënt gebruik van hulpbronnen in grote ondernemingen

40 %

40 %

048

Maatregelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluidsreductie

40 %

100 %

049

Bescherming, herstel en duurzaam gebruik van Natura 2000-gebieden

40 %

100 %

050

Bescherming van natuur, biodiversiteit, natuurlijk erfgoed, hulpbronnen en groene en blauwe infrastructuur

40 %

100 %

051

ICT: Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (backbone-/backhaul-netwerk)

0 %

0 %

052

ICT: Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het distributiepunt voor woongebouwen met meerdere woningen)

0 %

0 %

053

ICT: Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het distributiepunt voor woningen en bedrijfspercelen)

0 %

0 %

054

ICT: Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het basisstation voor geavanceerde draadloze communicatie)

0 %

0 %

055

ICT: Andere soorten ICT-infrastructuur (waaronder grootschalige computervoorzieningen/-apparatuur, datacentra, sensoren en andere draadloze apparatuur)

0 %

0 %

055bis

ICT: Andere soorten ICT-infrastructuur (waaronder grootschalige computervoorzieningen/-apparatuur, datacentra, sensoren en andere draadloze apparatuur), overeenkomstig de criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie en energie-efficiëntie (2)

40 %

0 %

056

Nieuw aangelegde of verbeterde snelwegen en wegen – TEN-T-kernnetwerk (14)

0 %

0 %

057

Nieuw aangelegde of verbeterde snelwegen en wegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

0 %

0 %

058

Nieuw aangelegde of verbeterde verbindingen tussen secundaire wegen en TEN-T-wegennet en -knooppunten

0 %

0 %

059

Overige nieuw aangelegde of verbeterde nationale, regionale en lokale toegangswegen

0 %

0 %

060

Heraangelegde of gemoderniseerde snelwegen en wegen – TEN-T-kernnetwerk

0 %

0 %

061

Heraangelegde of gemoderniseerde snelwegen en wegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

0 %

0 %

062

Overige heraangelegde of gemoderniseerde wegen (snelweg, nationaal, regionaal of lokaal)

0 %

0 %

063

Digitalisering van het vervoer: weg

0 %

0 %

063bis

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: weg

40 %

0 %

064

Nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen – TEN-T-kernnetwerk

100 %

40 %

065

Nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

100 %

40 %

066

Overige nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen

40 %

40 %

066bis

Overige nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen – elektrisch/emissievrij (15)

100 %

40 %

067

Heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen – TEN-T-kernnetwerk

100 %

40 %

068

Heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

100 %

40 %

069

Overige heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen

40 %

40 %

069bis

Overige heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen – elektrisch/emissievrij (15)

100 %

40 %

070

Digitalisering van het vervoer: spoor

40 %

0 %

071

Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS)

40 %

40 %

072

Rollend spoorwegmaterieel

0 %

40 %

072bis

Emissievrij/elektrisch rollend spoorwegmaterieel (16)

100 %

40 %

073

Infrastructuur voor schoon stadsvervoer (17)

100 %

40 %

074

Rollend materieel voor schoon stadsvervoer (18)

100 %

40 %

075

Fietsinfrastructuur

100 %

100 %

076

Digitalisering van het stadsvervoer

0 %

0 %

076bis

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: stadsvervoer

40 %

0 %

077

Infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (19)

100 %

40 %

078

Multimodaal vervoer (TEN-T)

40 %

40 %

079

Multimodaal vervoer (niet stedelijk)

40 %

40 %

080

Zeehavens (TEN-T)

0 %

0 %

080bis

Zeehavens (TEN-T), met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

081

Overige zeehavens

0 %

0 %

081bis

Overige zeehavens, met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

082

Binnenlandse waterwegen en havens (TEN-T)

0 %

0 %

082bis

Binnenlandse waterwegen en havens (TEN-T), met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

083

Binnenlandse waterwegen en havens (regionaal en lokaal)

0 %

0 %

083bis0

Binnenlandse waterwegen en havens (regionaal en lokaal), met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

083bis1

Beveiligings-, veiligheids- en luchtverkeersbeheersystemen voor bestaande luchthavens

0 %

0 %

084

Digitalisering van het vervoer: overige vervoerswijzen

0 %

0 %

084bis

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: overige vervoerswijzen

40 %

0 %

085

Infrastructuur voor onderwijs en opvang van jonge kinderen

0 %

0 %

086

Infrastructuur voor basis- en secundair onderwijs

0 %

0 %

087

Infrastructuur voor tertiair onderwijs

0 %

0 %

088

Infrastructuur voor beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs

0 %

0 %

089

Huisvestingsinfrastructuur voor migranten, vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken

0 %

0 %

090

Huisvestingsinfrastructuur (andere dan voor migranten, vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken)

0 %

0 %

091

Overige sociale infrastructuur die bijdraagt aan sociale inclusie in de gemeenschap

0 %

0 %

092

Gezondheidsinfrastructuur

0 %

0 %

093

Medische apparatuur

0 %

0 %

094

Rollend medisch materieel

0 %

0 %

095

Digitalisering in de gezondheidszorg

0 %

0 %

096

Infrastructuur voor de tijdelijke opvang van migranten, vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken

0 %

0 %

097

Maatregelen voor betere toegang tot de arbeidsmarkt

0 %

0 %

098

Maatregelen voor betere toegang tot de arbeidsmarkt voor langdurig werklozen

0 %

0 %

099

Specifieke ondersteuning van werkgelegenheid bij jongeren en sociaaleconomische integratie van jongeren

0 %

0 %

100

Steun voor zelfstandigen en het starten van ondernemingen

0 %

0 %

101

Ondersteuning voor de sociale economie en sociale ondernemingen

0 %

0 %

102

Maatregelen voor de modernisering en versterking van de arbeidsmarktinstellingen en -diensten om de vaardigheidsbehoeften te beoordelen, eraan tegemoet te komen, en voor tijdige en op maat gesneden hulp te zorgen

0 %

0 %

103

Ondersteuning voor aansluiting met en overgangen op de arbeidsmarkt

0 %

0 %

104

Ondersteuning voor arbeidsmobiliteit

0 %

0 %

105

Maatregelen ter bevordering van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en ter verkleining van de genderkloof op de arbeidsmarkt

0 %

0 %

106

Maatregelen ter bevordering van het evenwicht tussen werk en privéleven, met inbegrip van toegang tot kinderopvang en zorg voor afhankelijke personen

0 %

0 %

107

Maatregelen voor een gezonde en goed aangepaste werkomgeving om gezondheidsrisico’s aan te pakken, met inbegrip van de bevordering van lichaamsbeweging

0 %

0 %

108

Steun voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden

0 %

0 %

109

Ondersteuning voor de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen

0 %

0 %

110

Maatregelen ter bevordering van actief en gezond ouder worden

0 %

0 %

111

Ondersteuning voor onderwijs en opvang van jonge kinderen (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

112

Ondersteuning voor basis- en secundair onderwijs (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

113

Ondersteuning voor tertiair onderwijs (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

114

Ondersteuning voor volwassenenonderwijs (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

115

Maatregelen ter bevordering van gelijke kansen en actieve participatie in de samenleving

0 %

0 %

116

Trajecten voor integratie en herintreding van kansarmen in het arbeidsproces

0 %

0 %

117

Maatregelen ter verbetering van de toegang tot onderwijs en de arbeidsmarkt en van de sociale inclusie van gemarginaliseerde groepen zoals de Roma

0 %

0 %

118

Ondersteuning van maatschappelijke organisaties die werken met gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma

0 %

0 %

119

Specifieke acties ter verbetering van de deelname van onderdanen van derde landen aan de arbeidsmarkt

0 %

0 %

120

Maatregelen voor de sociale integratie van onderdanen van derde landen

0 %

0 %

121

Maatregelen ter verbetering van gelijke en tijdige toegang tot kwaliteitsvolle, duurzame en betaalbare diensten

0 %

0 %

122

Maatregelen ter verbetering van zorgverlening in familie- en gemeenschapsverband

0 %

0 %

123

Maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid, doelmatigheid en veerkracht van gezondheidsstelsels (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

124

Maatregelen ter verbetering van de toegang tot langdurige zorg (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

125

Maatregelen ter modernisering van de socialebeschermingsstelsels, met inbegrip van de bevordering van de toegang tot sociale bescherming

0 %

0 %

126

Bevordering van de sociale integratie van mensen die in een situatie van armoede of sociale uitsluiting dreigen terecht te komen, waaronder de meest hulpbehoevenden en kinderen

0 %

0 %

127

Materiële deprivatie aanpakken met voedselhulp en/of materiële bijstand aan de meest hulpbehoevenden, met inbegrip van begeleidende maatregelen

0 %

0 %

128

Bescherming, ontwikkeling en bevordering van openbare toeristische activa en toeristische diensten

0 %

0 %

129

Bescherming, ontwikkeling en bevordering van cultureel erfgoed en culturele diensten

0 %

0 %

130

Bescherming, ontwikkeling en bevordering van natuurlijk erfgoed en ecotoerisme behalve Natura 2000-gebieden

0 %

100 %

131

Materiële revitalisering en beveiliging van openbare ruimten

0 %

0 %

131 bis

Initiatieven voor territoriale ontwikkeling, met inbegrip van het voorbereiden van territoriale strategieën

0 %

0 %

132

Verbetering van de capaciteit van programma-autoriteiten en -organen in verband met de uitvoering van de fondsen

0 %

0 %

133

Verbetering van de samenwerking met partners binnen en buiten de lidstaat

0 %

0 %

134

Kruisfinanciering in het kader van het EFRO (ondersteuning van activiteiten van het type ESF die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het EFRO-deel van de activiteit en er rechtstreeks verband mee houden)

0 %

0 %

135

Verbetering van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden bij de uitvoering van territoriale samenwerkingsprojecten en -initiatieven in grensoverschrijdend, transnationaal, maritiem en interregionaal verband

0 %

0 %

135 bis

Interreg: grensbeheer en beheer van mobiliteit en migratie

0 %

0 %

136

Ultraperifere gebieden: vergoeding van extra kosten als gevolg van ontsluitingsproblemen en territoriale versnippering

0 %

0 %

137

Ultraperifere gebieden: specifieke actie ter vergoeding van extra kosten als gevolg van marktfactoren die te maken hebben met de omvang van de gebieden

0 %

0 %

138

Ultraperifere gebieden: steun ter vergoeding van extra kosten als gevolg van klimaat en reliëf

40 %

40 %

139

Ultraperifere gebieden: luchthavens

0 %

0 %

140

Informatie en communicatie

0 %

0 %

141

Voorbereiding, uitvoering, toezicht en controle

0 %

0 %

142

Evaluatie en studies, gegevensverzameling

0 %

0 %

143

Versterking van de capaciteit van autoriteiten van de lidstaten, begunstigden en betrokken partners

0 %

0 %

01

Bijdragen aan groene vaardigheden en banen en de groene economie

100 %

-


(1)  Grote ondernemingen zijn ondernemingen die geen kmo’s zijn, inclusief kleine midcap-bedrijven.

(2)  Als de maatregel tot doel heeft dat er bij de activiteit gegevens worden verwerkt of verzameld met het oog op broeikasgasemissiereducties die een bewezen aanzienlijke besparing op de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus tot gevolg hebben. Als de maatregel vereist dat datacentra zich houden aan de EU-gedragscode inzake energie-efficiëntie in datacentra.

(3)  (a) Als de maatregel gemiddeld ten minste een middelmatige mate van renovatie tot doel heeft in de zin van Aanbeveling (EU) 2019/786 van de Commissie betreffende de renovatie van gebouwen, of (b) als de maatregelen tot doel hebben dat de directe en indirecte uitstoot van broeikasgassen gemiddeld ten minste met 30 % wordt teruggebracht ten opzichte van de uitstoot ex ante.

(4)  Als de maatregel gemiddeld ten minste een middelmatige mate van renovatie tot doel heeft in de zin van Aanbeveling (EU) 2019/786 van de Commissie betreffende de renovatie van gebouwen. De renovatie van gebouwen omvat tevens infrastructuur in de zin van de steunverleningsgebieden 85 t/m 92.

(5)  Als de doelstelling van de maatregelen betrekking heeft op de bouw van nieuwe gebouwen met een primaire energievraag die ten minste 20 % lager ligt dan de vereiste voor bijna-energieneutrale gebouwen (nationale richtlijnen). De bouw van nieuwe, energie-efficiënte gebouwen omvat tevens infrastructuur in de zin van de steunverleningsgebieden 85 t/m 92.

(6)  Als de maatregel (a) gemiddeld ten minste een middelmatige mate van renovatie tot doel heeft in de zin van Aanbeveling (EU) 2019/786 van de Commissie betreffende de renovatie van gebouwen, of (b) tot doel heeft dat de directe en indirecte uitstoot van broeikasgassen gemiddeld ten minste met 30 % wordt teruggebracht ten opzichte van de uitstoot ex ante. De renovatie van gebouwen omvat tevens infrastructuur in de zin van de steunverleningsgebieden 85 t/m 92.

(7)  Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op de productie van elektriciteit of warmte op basis van biomassa, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(8)  Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op de productie van elektriciteit of warmte op basis van biomassa, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, en als de maatregel een broeikasgasemissiereductie van ten minste 80 % tot doel heeft voor de faciliteit, waarbij biomassa wordt ingezet aan de hand van de methode voor broeikasgasemissiereductie en de relatieve fossiele referentiebrandstof zoals bedoeld in bijlage VI van Richtlijn (EU) 2018/2001. Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op de productie van biobrandstoffen op basis van biomassa, voedsel- en voedergewassen uitgezonderd, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, en als de maatregel een broeikasgasemissiereductie van ten minste 65 % tot doel heeft voor de faciliteit, waarbij biomassa wordt ingezet aan de hand van de methode voor broeikasgasemissiereductie en de relatieve fossiele referentiebrandstof zoals bedoeld in bijlage V van Richtlijn (EU) 2018/2001.

(9)  In het geval van hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling, als de maatregel tot doel heeft de emissies tijdens de levenscyclus lager te houden dan 100gCO2e/kWh of warmte/koude te produceren op basis van restwarmte. In het geval van stadsverwarming/-koeling, als de desbetreffende infrastructuur in overeenstemming is met de Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1)inzake energie-efficiëntie, of als de bestaande infrastructuur dusdanig wordt vernieuwd dat het aan de definitie van doeltreffende stadsverwarming/-koeling voldoet, als het project een geavanceerd proefsysteem is (systemen voor controle en energiebeheer, internet der dingen) of als de temperatuur van de stadsverwarming/-koeling blijvend naar beneden kan worden bijgesteld

(10)  Als de maatregel tot doel heeft dat het geconstrueerde systeem een gemiddeld energieverbruik van <= 0.5 kWh of een infrastructuurlekkage-index van <= 1,5 heeft, en dat het gemiddelde energieverbruik of de lekkage door de renovatie met meer dan 20 % is afgenomen.

(11)  Indien de maatregel voor het geconstrueerde front-to-end waterzuiveringssysteem tot doel heeft dat het netto-energieverbruik tot nul wordt teruggebracht of dat het gemiddelde energieverbruik na vernieuwing van het front-to-end waterzuiveringssysteem met ten minste 10 % afneemt (uitsluitend vanwege energie-efficiëntiemaatregelen en niet vanwege wijzigingen van materialen of capaciteit).

(12)  Als de maatregel tot doel heeft ten minste 50 % van het behandelde, gescheiden ingezamelde ongevaarlijke afval (in termen van gewicht) te verwerken tot secundaire grondstoffen.

(13)  Als de maatregel tot doel heeft van industrieterreinen en verontreinigde grond natuurlijke koolstofputten te maken.

(14)  Voor wat betreft de steunverleningsgebieden 56 t/mot en met 62 kunnen de steunverleningsgebieden 73, 74 en 77 worden gebruikt voor de aspecten van de maatregelen die verband houden met steunverlening op het gebied van alternatieve brandstoffen, met inbegrip van het opladen van elektrische voertuigen of openbaar vervoer.

(15)  Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op elektrische baanapparatuur en aanverwante subsystemen, als er elektrificatieplannen zijn of als deze binnen tien jaar kunnen worden ingezet voor treinen zonder uitlaatemissies.

(16)  Eveneens van toepassing op bimodale treinen

(17)  Met infrastructuur voor schoon stadsvervoer wordt infrastructuur bedoeld waarmee verkeer van emissievrij rollend materieel mogelijk wordt gemaakt.

(18)  Met rollend materieel voor schoon stadsvervoer wordt emissievrij rollend materieel bedoeld.

(19)  Als de doelstelling van de maatregel in overeenstemming is met Richtlijn (EU) 2018/2001.


BIJLAGE VII

Methodologie voor digitale tagging uit hoofde van de faciliteit

Methodologie voor digitale tagging:

 

Steunverleningstabel

Code

Steunverleningsgebied en -type (1)

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor de digitale transitie

 

Steunverleningsgebied 1: Connectiviteit

DESI-dimensie 1: Connectiviteit

 

051

Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (backbone-/backhaul-netwerk) (2)

100 %

052

Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het distributiepunt voor woongebouwen met meerdere woningen)

100 %

053

Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het distributiepunt voor woningen en bedrijfspercelen)

100 %

054

Breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het basisstation voor geavanceerde draadloze communicatie) (3)

100 %

054bis

5G-netwerkdekking, met inbegrip van ononderbroken connectiviteit op vervoerstrajecten; gigabitconnectiviteit (netwerken die een symmetrische internetsnelheid van minimaal 1 Gbps aanbieden) voor sociaal-economische actoren zoals scholen, vervoersknooppunten en belangrijke aanbieders van openbare diensten

100 %

054ter

Mobieledataconnectiviteit met brede territoriale dekking

100 %

 

Steunverleningsgebied 2: Investeringen in onderzoek en ontwikkeling op digitaal gebied

DESI: “De ICT-sector van de EU en haar prestaties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling”

 

009bis

Investeringen in onderzoek en ontwikkeling op digitaal gebied (met inbegrip van topinstituten voor onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsstudies, verwerving van vaste of immateriële activa voor onderzoek en ontwikkeling op digitaal gebied)

100 %

 

Steunverleningsgebied 3: Menselijk kapitaal

DESI-dimensie 2: Menselijk kapitaal

 

012

IT-diensten en toepassingen voor digitale vaardigheden en digitale inclusie (4)

100 %

016

Ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen;

40 %

108

Steun voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden (5)

100 %

099

Specifieke ondersteuning van werkgelegenheid bij jongeren en sociaaleconomische integratie van jongeren

40 %

100

Steun voor zelfstandigen en het starten van ondernemingen

40 %

 

Steunverleningsgebied 4: e-overheid, digitale overheidsdiensten en lokale digitale ecosystemen

DESI-dimensie 5: Digitale overheidsdiensten

 

011

ICT-oplossingen, e-diensten, toepassingen van de overheid (6)

100 %

011bis

ICT-oplossingen, e-diensten, toepassingen van de overheid, overeenkomstig criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (7)

100 %

011ter

Inzet van het Europees digitaal identificatiemiddel voor publiek en particulier gebruik

100 %

013

Diensten en toepassingen op het gebied van e-gezondheidszorg (met inbegrip van e-zorg, het internet der dingen voor lichaamsbeweging en omgevingsondersteund wonen)

100 %

095

Digitalisering in de gezondheidszorg

100 %

063

Digitalisering van het vervoer: weg

100 %

063bis

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: weg

100 %

070

Digitalisering van het vervoer: spoor

100 %

071

Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS)

100 %

076

Digitalisering van het stadsvervoer

100 %

076bis

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: stadsvervoer

100 %

084

Digitalisering van het vervoer: overige vervoerswijzen

100 %

084bis

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: overige vervoerswijzen

100 %

033

Slimme energiesystemen (met inbegrip van slimme netwerken en ICT-systemen) en de daarmee verbonden opslag

40 %

011quater

Digitalisering van rechtsstelsels

100 %

 

Steunverleningsgebied 5: Digitalisering van ondernemingen

DESI-dimensie 4: Integratie van digitale technologieën

 

010

Digitalisering van kleine en middelgrote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en startende ondernemingen op het gebied van ICT, b2b)

100 %

010bis

Digitalisering van grote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b)

100 %

010ter

Digitalisering van kmo’s of grote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b), overeenkomstig criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (7)

100 %

014

Bedrijfsinfrastructuur voor kmo’s (met inbegrip van industriegebieden en locaties) (8)

40 %

015

Bedrijfsontwikkeling en internationalisering van kmo’s, met inbegrip van productieve investeringen (8)

40 %

017

Geavanceerde ondersteunende diensten voor kmo’s en groepen van kmo’s (met inbegrip van beheer, marketing en design) (8)

40 %

018

Incubatie, ondersteuning voor spin-offs, spin-outs en start-ups (8)

40 %

019

Steun voor innovatieclusters, onder meer tussen ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsinstanties en bedrijfsnetwerken, voornamelijk ten behoeve van kmo’s51 (8)  (9)

40 %

020

Innovatieprocessen in kmo’s (innovatie op basis van processen, organisatie, marketing, co-creatie, gebruikers en vraag (8)

40 %

021

Technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs (8)

40 %

021bis

Steun voor de productie en verspreiding van digitale inhoud

100 %

 

Steunverleningsgebied 6: Investering in digitale capaciteit en inzet van geavanceerde technologieën

DESI-dimensie 4: Integratie van digitale technologieën en ad hoc verzameling van gegevens

 

055

Andere soorten ICT-infrastructuur (waaronder grootschalige computervoorzieningen/-apparatuur, datacentra, sensoren en andere draadloze apparatuur)

100 %

055bis

Andere soorten ICT-infrastructuur (waaronder grootschalige computervoorzieningen/-apparatuur, datacentra, sensoren en andere draadloze apparatuur), overeenkomstig de criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (7)

100 %

021ter

Ontwikkeling van zeer gespecialiseerde ondersteunende diensten en voorzieningen voor overheidsdiensten en -ondernemingen (nationale HPC-kenniscentra, cybercentra, voorzieningen voor het testen van en experimenteren met kunstmatige intelligentie, blockchain, internet der dingen, enz.)

100 %

021quater

Investeringen in geavanceerde technologieën zoals: High-performance computing en kwantumcomputing/-communicatie (met inbegrip van kwantumencryptie); ontwikkeling, productie en systeemintegratie van micro-elektronica; volgende generatie Europese data-, cloud- en edgecapaciteit (infrastructuur, platformen en diensten); virtual en augmented reality, DeepTech en andere geavanceerde digitale technologieën. Investeringen in het veiligstellen van de digitale toeleveringsketen.

100 %

021quinquies

Ontwikkeling en inzet van technologieën voor cyberveiligheid, maatregelen en steunfaciliteiten voor publieke en particuliere gebruikers.

100 %

 

Steunverleningsgebied 7: Vergroening van de digitale sector

 

027bis

Investeringen in technologieën, vaardigheden, infrastructuur en oplossingen om de energie-efficiëntie te verbeteren en de klimaatneutraliteit van datacentra en netwerken te waarborgen.

100 %


(1)  De beschrijving van de steunverlening in deze tabel laat de naleving van de mededingingsregels onverlet, met name om te voorkomen dat particuliere investeringen worden verdrongen door steunverlening.

(2)  Met inbegrip van onderzeese kabels binnen en tussen lidstaten en tussen de Unie en derde landen.

(3)  Met inbegrip van 5G- en 6G-netwerken.

(4)  Met inbegrip van: maatregelen ter ondersteuning van de digitalisering van onderwijs- en opleidingsinstellingen (inclusief investeringen in infrastructuur voor informatietechnologie en communicatie), met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs.

(5)  Hiermee worden digitale vaardigheden op alle niveaus bedoeld waar het volgende onder valt: zeer gespecialiseerde onderwijsprogramma’s voor de opleiding van digitale specialisten (i.e. zijnde op technologie gerichte programma’s); opleiding van leerkrachten, ontwikkeling van digitale inhoud voor onderwijsdoeleinden en relevant organisatorisch vermogen. Het gaat hierbij tevens om maatregelen en programma’s ter verbetering van digitale basisvaardigheden.

(6)  Met inbegrip van gebruik van geavanceerde technologieën (zoals high-performance computing, cyberveiligheid of kunstmatige intelligentie) voor overheidsdiensten, besluitvorming en interoperabiliteit van digitale overheidsdiensten en voorzieningen (op regionaal, nationaal en grensoverschrijdend niveau).

(7)  Als de maatregel tot doel heeft dat er gegevens worden verwerkt of verzameld met het oog op broeikasgasemissiereducties die een bewezen aanzienlijke besparing op de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus tot gevolg hebben. Als de maatregel vereist dat datacentra zich houden aan de EU-gedragscode inzake energie-efficiëntie in datacentra.

(8)  De 40 % digitale coëfficient wordt enkel toegepast, wanneer de steunverlening moet gericht zijn is op aspecten die rechtstreeks verband houden met de digitalisering van het bedrijfsleven, zoals digitale producten, ICT-activa, enz.

(9)  Met inbegrip van entiteiten in de sociale economie.