02008E0944 — NL — 17.09.2019 — 001.003


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2008/944/GBVB VAN DE RAAD

van 8 december 2008

tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie

(PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

BESLUIT (GBVB) 2019/1560 VAN DE RAAD van 16 september 2019

  L 239

16

17.9.2019


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 033, 5.2.2020, blz.  22 (2019/1560)




▼B

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2008/944/GBVB VAN DE RAAD

van 8 december 2008

tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie



Artikel 1

▼M1

1.  Elke lidstaat toetst per geval de bij hem ingediende aanvragen inzake uitvoervergunningen, waaronder ook de aanvragen die betrekking hebben op overdrachten van regering aan regering, voor goederen die worden vermeld op de in artikel 12 bedoelde gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, aan de criteria van artikel 2.

▼M1

1 bis.  Indien er nieuwe informatie beschikbaar wordt, wordt elke lidstaat aangemoedigd reeds verleende uitvoervergunningen voor goederen die worden vermeld op de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, opnieuw te beoordelen.

▼B

2.  De in lid 1 bedoelde aanvragen inzake uitvoervergunningen omvatten:

— 
aanvragen inzake vergunningen voor feitelijke uitvoer, ook wanneer deze is bestemd voor de productie onder licentie van militaire goederen in derde landen;
— 
aanvragen inzake vergunningen voor tussenhandel;
— 
aanvragen inzake vergunningen voor „doorvoer” of „overlading”;
— 
aanvragen inzake vergunningen voor de immateriële overdracht van software en technologie via middelen als elektronische media, fax of telefoon.

De wetgeving van de lidstaten bepaalt in welke gevallen een uitvoervergunning voor deze aanvragen is vereist.

Artikel 2

Criteria

▼M1

1.  Criterium 1: Naleving van de internationale verplichtingen en verbintenissen van de lidstaten, in het bijzonder de door de VN-Veiligheidsraad of de Europese Unie aangenomen sancties, overeenkomsten inzake non-proliferatie en andere onderwerpen, alsmede van andere internationale verplichtingen en verbintenissen.

▼B

Een uitvoervergunning wordt geweigerd indien de verlening ervan strijdig is met onder andere:

a) 

de internationale verplichtingen van de lidstaten en de door hen aangegane verbintenissen om wapenembargo’s van de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa te doen naleven;

b) 

de internationale verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, het Verdrag inzake biologische en toxinewapens en het Verdrag inzake chemische wapens;

▼M1

b bis) 

de internationale verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Conventionelewapensverdrag en de relevante protocollen in bijlage daarbij;

b ter) 

de internationale verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Wapenhandelsverdrag;

▼M1

c) 

de internationale verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (het Verdrag van Ottawa);

▼M1

c bis) 

de verbintenissen van de lidstaten uit hoofde van het Actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten;

▼B

d) 

de verbintenissen van de lidstaten binnen het raamwerk van de Australische Groep, het Missile Technology Control Regime, het Comité-Zangger, de Groep van Nucleaire Exportlanden, het Wassenaar Arrangement en de Haagse Gedragscode tegen de verspreiding van ballistische raketten.

2.  Criterium 2: Eerbiediging van de mensenrechten in het land van eindbestemming en naleving van het internationaal humanitair recht door dat land

— 
De lidstaten evalueren de houding van het ontvangende land ten opzichte van belangrijke, in internationale mensenrechteninstrumenten vastgelegde beginselen, en
a) 

weigeren een uitvoervergunning wanneer er een duidelijk risico bestaat dat uit te voeren militaire goederen of technologie gebruikt worden voor binnenlandse onderdrukking;

b) 

gaan zeer zorgvuldig te werk wanneer zij per geval en rekening houdend met de aard van de militaire goederen of technologie, vergunningen afgeven voor landen waar door de ter zake bevoegde instanties van de Verenigde Naties, de Europese Unie of de Raad van Europa ernstige schendingen van de mensenrechten zijn geconstateerd.

Met goederen of technologie die voor binnenlandse onderdrukking kunnen worden gebruikt, wordt hier onder meer bedoeld goederen of technologie waarvan bewezen is dat zulke of soortgelijke goederen of technologie voor binnenlandse onderdrukking zijn gebruikt door de beoogde eindgebruiker, of die naar mag worden aangenomen een andere bestemming zullen krijgen dan officieel is verklaard en gebruikt zullen worden voor binnenlandse onderdrukking. Overeenkomstig artikel 1 van dit gemeenschappelijk standpunt wordt de aard van de goederen of technologie zorgvuldig onderzocht, in het bijzonder indien ze bedoeld zijn voor binnenlandse veiligheidsdoeleinden. Binnenlandse onderdrukking omvat onder meer foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, standrechtelijke of willekeurige executies, verdwijningen, willekeurige gevangenneming en andere ernstige schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die staan omschreven in de desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten, waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
— 
De lidstaten evalueren de houding van het ontvangende land ten opzichte van belangrijke, in instrumenten van internationaal humanitair recht vastgelegde beginselen, en
c) 

weigeren een uitvoervergunning indien er een duidelijk risico bestaat dat de uit te voeren militaire goederen of technologie gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.

3.  Criterium 3: Interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of gewapende conflicten

De lidstaten weigeren een uitvoervergunning voor militaire goederen of technologie waardoor gewapende conflicten worden uitgelokt of verlengd dan wel bestaande spanningen of conflicten in het land van eindbestemming worden verergerd.

4.  Criterium 4: Handhaving van vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio

De lidstaten weigeren een uitvoervergunning indien er een duidelijk risico bestaat dat het beoogde ontvangende land de uit te voeren militaire goederen of technologie voor agressie jegens een ander land gebruikt of er kracht mee wil bijzetten aan territoriale aanspraken. Bij het afwegen van deze risico’s houden de lidstaten onder andere rekening met:

a) 

het bestaan of de waarschijnlijkheid van een gewapend conflict tussen het ontvangende en een ander land;

b) 

eventuele aanspraken op het grondgebied van een buurland door een ontvangend land dat in het verleden met geweld heeft gepoogd die aanspraken te doen gelden, of waarvoor het met geweld heeft gedreigd;

c) 

de waarschijnlijkheid dat de militaire goederen of technologie anders gebruikt zullen worden dan voor de legitieme nationale veiligheid en verdediging van het ontvangende land;

d) 

de noodzaak de regionale stabiliteit niet sterk in negatieve zin te beïnvloeden.

5.  Criterium 5: Nationale veiligheid van de lidstaten, van de gebieden waarvan een van de lidstaten de buitenlandse betrekkingen behartigt, alsmede van bevriende landen of bondgenoten

De lidstaten houden rekening met:

a) 

de mogelijke gevolgen van de uit te voeren militaire goederen of technologie voor hun eigen defensie- en veiligheidsbelangen alsmede die van lidstaten en van bevriende landen en bondgenoten, waarbij deze factor echter niet van invloed mag zijn op de toepassing van de criteria inzake de naleving van de mensenrechten en de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit;

b) 

het risico dat de betrokken militaire goederen of technologie tegen de eigen troepen of die van lidstaten of van bevriende landen of bondgenoten gebruikt worden.

6.  Criterium 6: Gedrag van het land dat militaire goederen of technologie koopt jegens de internationale gemeenschap, met name de houding van dat land tegenover terrorisme, de aard van zijn bondgenootschappen en de eerbiediging van het internationaal recht

De lidstaten houden onder andere rekening met de mate waarin het land dat militaire goederen of technologie koopt, in het verleden:

a) 

het terrorisme en de internationaal georganiseerde criminaliteit heeft gesteund of aangemoedigd;

b) 

zijn internationale verbintenissen, in het bijzonder wat betreft het niet-gebruiken van geweld, en het internationaal humanitair recht heeft nageleefd;

c) 

zich heeft gecommitteerd aan non-proliferatie en andere aspecten van wapenbeheersing en ontwapening, met name door ondertekening, ratificatie en implementatie van de onder b) van criterium 1 genoemde verdragen op dat gebied.

7.  Criterium 7: Gevaar dat de militaire goederen of technologie in het kopende land een andere bestemming krijgen of onder ongewenste voorwaarden opnieuw worden uitgevoerd

Bij het beoordelen van de impact op het ontvangende land van de uit te voeren militaire goederen of technologie en van het risico dat deze goederen of technologie een andere, ongewenste eindgebruiker of een ander ongewenst eindgebruik krijgen, wordt rekening gehouden met:

a) 

de legitieme belangen inzake defensie en binnenlandse veiligheid van het ontvangende land, inclusief deelname aan VN- of andere vredeshandhavingsoperaties;

b) 

het technische vermogen van het ontvangende land om de goederen of technologie te gebruiken;

c) 

het vermogen van het ontvangende land om effectieve uitvoercontroles te verrichten;

d) 

het risico dat de goederen of technologie opnieuw worden uitgevoerd naar ongewenste bestemmingen en de mate waarin het ontvangende land zich in het verleden heeft gehouden aan wederuitvoerbepalingen of aan wederuitvoer voorafgaande toestemmingen die de uitvoerende lidstaat passend acht op te leggen;

e) 

het risico dat de goederen of technologie bij terroristische organisaties of individuele terroristen terechtkomen;

f) 

het risico van „reverse engineering” of onbedoelde overdracht van technologie.

8.  Criterium 8: Compatibiliteit van de uitvoer van militaire goederen of technologie met de technische en economische capaciteit van het ontvangende land, rekening houdend met de wenselijkheid dat de staten aan hun legitieme behoeften inzake veiligheid en defensie voldoen met zo gering mogelijke aanwending van menselijk en economisch potentieel voor bewapening

In het licht van informatie uit goede bron, bijvoorbeeld rapporten van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, stellen de lidstaten zich de vraag of de voorgestelde uitvoer ernstig afbreuk zou doen aan de duurzame ontwikkeling van het ontvangende land. In dit verband beoordelen zij de hoogte van de militaire uitgaven van het ontvangende land ten opzichte van de sociale uitgaven, waarbij ook rekening wordt gehouden met steun van de Europese Unie en bilaterale steun.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om in nationaal verband restrictievere regels toe te passen.

Artikel 4

1.  De lidstaten verspreiden details over aanvragen voor uitvoervergunningen die geweigerd werden op grond van de criteria van dit gemeenschappelijk standpunt en lichten daarbij toe waarom de vergunning is geweigerd. Alvorens een lidstaat een vergunning verleent die de afgelopen drie jaar door één of meer andere lidstaten voor een in wezen identieke transactie geweigerd is, raadpleegt hij eerst die lidstaat of lidstaten. Besluit hij na raadpleging toch een vergunning te verlenen, dan brengt hij de lidstaat of lidstaten van de oorspronkelijke weigering(en) daarvan op de hoogte en geeft een gedetailleerde uitleg van zijn motivering.

2.  Het besluit om militaire goederen of technologie over te dragen dan wel die overdracht te weigeren, behoort tot de nationale bevoegdheid van de lidstaten. Er is sprake van weigering van een vergunning wanneer een lidstaat de toestemming voor de feitelijke verkoop of uitvoer van de betrokken militaire goederen of technologie weigert, terwijl die verkoop of de totstandkoming van de betrokken overeenkomst normaal gesproken zou zijn doorgegaan. Daartoe kan een mede te delen weigering in overeenstemming met de nationale procedures de weigering van toestemming voor het beginnen van onderhandelingen of een afwijzende beschikking op een formeel eerste verzoek om inlichtingen inzake een specifieke order omvatten.

3.  De lidstaten houden dergelijke weigeringen en raadplegingen vertrouwelijk en halen er geen commercieel voordeel uit.

Artikel 5

Uitvoervergunningen worden uitsluitend toegekend op basis van betrouwbare voorafgaande kennis betreffende het eindgebruik in het land van eindbestemming. Daartoe zal in het algemeen een grondig gecontroleerd eindgebruikerscertificaat of passende documentatie en/of een of andere, door het land van eindbestemming afgegeven, officiële machtiging vereist zijn. Bij de beoordeling van aanvragen inzake vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen of technologie bestemd voor productie in derde landen, houden de lidstaten in het bijzonder rekening met het potentiële gebruik van het eindproduct in het producerende land en met het risico dat het eindproduct kan worden afgeleid of uitgevoerd naar een ongewenste eindgebruiker.

▼C1

Artikel 6

Onverminderd Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad ( 1 ), gelden de criteria in artikel 2 van dit Gemeenschappelijk Standpunt en de raadplegingsprocedure van artikel 4 ook voor de lidstaten met betrekking tot goederen en technologie voor tweeërlei gebruik als vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de eindgebruiker van dergelijke goederen en technologie de strijdkrachten of de binnenlandse veiligheidsdienst of vergelijkbare entiteiten in het ontvangende land zullen zijn. Wanneer in dit Gemeenschappelijk Standpunt wordt verwezen naar militaire goederen of technologie, worden hieronder ook dergelijke goederen en technologie verstaan.

▼M1

Artikel 7

Teneinde dit Gemeenschappelijk Standpunt zo doeltreffend mogelijk te maken, streven de lidstaten in het kader van het GBVB naar versterking van hun samenwerking en bevordering van hun convergentie op het gebied van de uitvoer van militaire goederen en technologie, onder meer door relevante informatie uit te wisselen — waaronder informatie over kennisgevingen van weigering en over wapenuitvoerbeleid — en door na te gaan welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om de convergentie te intensiveren.

Artikel 8

1.  Iedere lidstaat verstrekt de Europese Dienst voor extern optreden jaarlijks uiterlijk op 30 juni informatie over zijn uitvoer van militaire goederen en technologie en zijn uitvoering van dit Gemeenschappelijk Standpunt in het voorafgaande kalenderjaar.

2.  Een EU-jaarverslag, dat gebaseerd is op bijdragen van alle lidstaten, wordt ter goedkeuring aan de Raad voorgelegd en aan het publiek ter beschikking gesteld in de vorm van een narratief verslag en een doorzoekbare onlinedatabank op de website van de Europese Dienst voor extern optreden.

3.  Iedere lidstaat die goederen of technologie uitvoert welke op de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen staan, publiceert voorts een nationaal verslag over zijn uitvoer van militaire goederen en technologie, waarvan de inhoud voldoet aan de nationale wetgeving, zoals toepasselijk.

▼B

Artikel 9

De lidstaten beoordelen in voorkomend geval in het kader van het GBVB gezamenlijk de situatie van potentiële of werkelijke ontvangers van militaire goederen en technologie uit de lidstaten in het licht van de beginselen en criteria van dit gemeenschappelijk standpunt.

Artikel 10

Waar dat passend is, mogen de lidstaten ook rekening houden met het effect van de voorgestelde uitvoer op hun economische, sociale, commerciële en industriële belangen, maar deze factoren mogen niet van invloed zijn op de toepassing van de voorgaande criteria.

Artikel 11

De lidstaten spannen zich tot het uiterste in om andere staten die militaire goederen of technologie uitvoeren, ertoe over te halen de criteria van dit gemeenschappelijk standpunt toe te passen. Met derde landen die de criteria toepassen, wisselen zij op gezette tijden ervaringen uit over hun beleid inzake controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, alsook over de toepassing van de criteria.

Artikel 12

De lidstaten zorgen ervoor dat zij op grond van hun nationale wetgeving de uitvoer van op de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vermelde goederen en technologie kunnen controleren. De gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen fungeert als referentie voor de nationale lijsten van militaire goederen en technologie van de lidstaten, maar komt niet rechtstreeks in de plaats daarvan.

▼M1

Artikel 13

“De Gids voor de gebruiker bij dit Gemeenschappelijk Standpunt, die op gezette tijden opnieuw wordt bezien, dient als leidraad voor de uitvoering ervan.

▼B

Artikel 14

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag van zijn vaststelling.

▼M1

Artikel 15

Dit Gemeenschappelijk Standpunt wordt vijf jaar na de vaststelling van Besluit (GBVB) 2019/1560 van de Raad ( 2 ) geëvalueerd.

▼B

Artikel 16

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.



( 1 ) Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).

( 2 ) Besluit (GBVB) 2019/1560 van de Raad van 16 september 2019 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 239 van 17.9.2019, blz. 16).