29.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/39 |
VERORDENING (EU) 2021/1237 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2021
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 1, lid 1, punt a),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (2) vormt een belangrijke uitzondering op de algemene regel dat de lidstaten elk voornemen om nieuwe steun toe te kennen bij de Commissie moeten aanmelden alvorens dit ten uitvoer te leggen, mits aan bepaalde vooraf vastgestelde voorwaarden is voldaan. |
(2) |
Gezien de economische en financiële gevolgen van de COVID-19-pandemie voor ondernemingen en om te zorgen voor samenhang met de algemene beleidsrespons van de Commissie, in het bijzonder in de periode 2020-2021, moet Verordening (EU) nr. 651/2014 worden aangepast. Ondernemingen die als gevolg van de COVID-19-pandemie ondernemingen in moeilijkheden zijn geworden, moeten gedurende een beperkte periode, namelijk van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021, in aanmerking blijven komen voor steun uit hoofde van Verordening (EU) nr. 651/2014. Voorts mogen begunstigden van regionale investeringssteun die als gevolg van de COVID-19-pandemie tijdelijk of permanent personeel hebben ontslagen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2021, niet worden geacht de verplichting te hebben geschonden om die banen in het betrokken gebied te behouden gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop de arbeidsplaats voor het eerst is ingevuld, of drie jaar in het geval van kleine en middelgrote ondernemingen (“kmo’s”). |
(3) |
Staatssteun aan ondernemingen die deelnemen aan projecten van operationele groepen van het Europees Partnerschap voor Innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (“EIP”), die onder artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) vallen, of aan projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (“CLLD”) die onder Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) of onder Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (5) vallen, heeft weinig effect op de mededinging, met name gelet op de positieve rol die de steun speelt bij het delen van kennis, in het bijzonder voor lokale en agrarische gemeenschappen, en de vaak collectieve aard van de steun alsmede de relatief beperkte omvang daarvan. Deze projecten zijn geïntegreerd van aard en betrekken meerdere actoren en sectoren, hetgeen een aantal moeilijkheden kan opleveren wat betreft de indeling ervan volgens het staatssteunrecht. Gelet op de lokale aard van individuele projecten van EIP-operationele groepen en CLLD-projecten, die geselecteerd zijn op basis van een meerjarige strategie voor lokale ontwikkeling vastgesteld en uitgevoerd door publiek-private partnerschappen, en aangezien deze gericht zijn op gemeenschaps-, sociale, milieu- en klimaatbelangen, moet deze verordening, met het oog op een gemakkelijker naleving van de staatssteunregels, een aantal problemen aanpakken waarmee projecten van EIP-operationele groepen en CLLD-projecten worden geconfronteerd. |
(4) |
Gezien de beperkte invloed op het handelsverkeer en de mededinging ingeval kleine steunbedragen worden toegekend aan kmo’s die direct of indirect profiteren van projecten van EIP-operationele groepen en CLLD-projecten, moeten eenvoudige regels worden vastgesteld voor gevallen waarin het totale steunbedrag per project een bepaald plafond niet overschrijdt. |
(5) |
Ondernemingen die deelnemen aan projecten voor Europese territoriale samenwerking (“ETC”) die onder Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) of onder Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (7) vallen, ondervinden vaak moeilijkheden bij het financieren van de extra kosten ten gevolge van de samenwerking tussen in verschillende regio’s en verschillende lidstaten of derde landen gevestigde partners. Aangezien de ETC van belang is voor het cohesiebeleid en een raamwerk biedt voor de uitvoering van gezamenlijke acties en de uitwisseling van beleidsinitiatieven tussen nationale, regionale en lokale actoren uit verschillende lidstaten of derde landen, moet, met het oog op een gemakkelijker naleving van de staatssteunregels, een aantal moeilijkheden worden aangepakt waarmee ETC-projecten te maken krijgen. In het licht van de ervaring van de Commissie moet Verordening (EU) nr. 651/2014, ongeacht de omvang van de begunstigde ondernemingen, van toepassing zijn op steun voor ETC-projecten. |
(6) |
Gezien de beperkte invloed op het handelsverkeer en de mededinging ingeval kleine steunbedragen worden toegekend aan ondernemingen die aan ETC-projecten deelnemen, in het bijzonder wanneer die ondernemingen de steun indirect ontvangen, moeten voorts eenvoudige regels worden vastgesteld voor gevallen waarin het totale steunbedrag per onderneming per project een bepaald plafond niet overschrijdt. |
(7) |
Projecten voor onderzoek en ontwikkeling of haalbaarheidsstudies waaraan na een evaluatie en rangschikking door onafhankelijke deskundigen een kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, die als excellent worden beschouwd en die het verdienen overheidsfinanciering te ontvangen, maar die in het kader van het Horizon-kaderprogramma geen financiering kunnen krijgen vanwege een gebrek aan beschikbare middelen, kunnen worden ondersteund met nationale middelen, waaronder middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020 en uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds+ voor de periode 2021-2027. Staatssteun voor dergelijke onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die door kmo’s worden uitgevoerd, moet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld. Voorts zou het niet nodig moeten zijn om voorwaarden om in aanmerking te komen die al op Unieniveau zijn beoordeeld overeenkomstig de regels van de kaderprogramma’s Horizon 2020 of Horizon Europa, opnieuw te beoordelen voordat het Excellentiekeur wordt toegekend. Of de entiteiten die de projecten uitvoeren al dan niet een winstoogmerk hebben, is geen relevant criterium volgens het mededingingsrecht. |
(8) |
Staatssteun ter ondersteuning van de uitrol van bepaalde hoogwaardige vaste breedbandnetwerken en staatssteun ter ondersteuning van de uitrol van bepaalde hoogwaardige passieve mobiele netwerken moet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld, teneinde de digitale kloof in gebieden met marktfalen te helpen overbruggen en daarbij de risico’s op verstoring van de mededinging en verdringing van particuliere investeringen te beperken. |
(9) |
Staatssteun in de vorm van connectiviteitsvouchers voor consumenten om telewerken, onlineonderwijs en -opleiding te bevorderen alsmede voor kmo’s moet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld, teneinde de digitale kloof in gebieden met marktfalen te helpen overbruggen en tegelijkertijd het risico op verstoring van de mededinging en verdringing van particuliere investeringen te beperken. |
(10) |
Staatssteun voor bepaalde projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese infrastructuur voor digitale connectiviteit die in het kader van Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (8) wordt gefinancierd of waaraan uit hoofde van die verordening een kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, moet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld, teneinde de digitale kloof in gebieden met marktfalen te helpen overbruggen en tegelijkertijd het risico op verstoring van de mededinging en verdringing van particuliere investeringen te beperken. |
(11) |
Subsidies aan onderzoekers in het kader van de Proof of concept van de Europese Onderzoeksraad (“ERC”) en de Marie Skłodowska-Curieacties (“MSCA”) die als economische activiteiten kwalificeren, moeten ook als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd wanneer zij het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” hebben gekregen. |
(12) |
Gecombineerde overheidsfinanciering uit nationale middelen en rechtstreeks door de Unie beheerde middelen voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten (zoals die welke in het kader van een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap op basis van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag of een cofinancieringsactie als gedefinieerd in het kaderprogramma Horizon Europa worden uitgevoerd) kan bijdragen tot verbetering van het concurrentievermogen van Europees onderzoek en ontwikkeling, aangezien dergelijke onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden geacht aan doelstellingen van gemeenschappelijk Europees belang te voldoen en welomschreven marktfalen aan te pakken. Dit wordt geacht het geval te zijn wanneer dergelijke projecten overeenkomstig de regels van de kaderprogramma’s Horizon 2020 of Horizon Europa op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving, en wanneer ten minste drie lidstaten (twee lidstaten in het geval van teamvormingsacties) of twee lidstaten en ten minste één geassocieerd land deelnemen. De aan die gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten geleverde financiële bijdragen van de lidstaten, met inbegrip van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de periode 2014-2020 en uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds+ voor de periode 2021-2027, moeten als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld. Voorts zou het niet nodig moeten zijn om voorwaarden om in aanmerking te komen die al op transnationaal niveau door onafhankelijke deskundigen zijn beoordeeld overeenkomstig de regels van de programma’s Horizon 2020 of Horizon Europa, vóór de selectie van een onderzoeks- en ontwikkelingsproject opnieuw te beoordelen. |
(13) |
In de kaderprogramma’s Horizon 2020 en Horizon Europa is bepaald welke onderzoeks- en innovatieacties voor financiering in aanmerking kunnen komen. In dit verband zullen onderzoeks- en innovatieacties, zoals gedefinieerd in het Horizon-kaderprogramma, normaal gesproken overeenstemmen met de activiteiten “fundamenteel onderzoek” en “industrieel onderzoek”, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 651/2014. Voorts stemmen innovatieacties die in het kader van het Horizon-kaderprogramma worden gesteund, normaal gesproken overeen met de definitie van experimentele ontwikkelingsactiviteiten in Verordening (EU) nr. 651/2014. De vereenvoudigingen waarin deze verordening op het gebied van onderzoek en ontwikkeling voorziet, moeten evenwel niet worden gebruikt om steunmaatregelen in te voeren voor de financiering van activiteiten die niet in aanmerking komen op grond van de staatssteunregels voor onderzoek en ontwikkeling, d.w.z. activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten. In dit verband mag door de lidstaten ook rekening worden gehouden met de definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (Technological Readiness Level of “TRL”). Staatssteun voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op TRL 9-niveau wordt geacht buiten de definitie van experimentele ontwikkeling te vallen en moet derhalve van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 worden uitgesloten. |
(14) |
Steun voor energie-efficiëntiemaatregelen in bepaalde gebouwen kan, in het kader van het InvestEU-fonds en onder vereenvoudigde voorwaarden, worden gecombineerd met steun voor de productie en opslag ter plaatse van hernieuwbare energie, voor oplaadpunten ter plaatse voor voertuigen en voor de digitalisering van die gebouwen. Deze gecombineerde steun onder vereenvoudigde voorwaarden is mogelijk voor woongebouwen, gebouwen die bestemd zijn voor het geven van onderwijs of voor sociale diensten, gebouwen die bestemd zijn voor activiteiten in verband met openbaar bestuur, justitie, politie of brandweerdiensten, en gebouwen waarin de economische activiteiten minder dan 35 % van de interne vloeroppervlakte beslaan. Gelet op de aard van de activiteiten die in dergelijke gebouwen plaatsvinden, heeft steun ter verbetering van de energieprestaties van die gebouwen een beperktere impact op de mededinging. Om te zorgen voor een consistente behandeling van projecten die met het InvestEU-fonds en met louter nationale middelen worden gefinancierd, moeten de bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 betreffende investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen worden gewijzigd en moeten verenigbaarheidsvoorwaarden worden ingevoerd zodat het gemakkelijker wordt, binnen hetzelfde project, investeringen in energie-efficiëntiemaatregelen te combineren met investeringen ter verbetering van de energieprestatie van het gebouw (dat wil zeggen geïntegreerde installaties voor het opwekken ter plaatse van hernieuwbare energie, apparatuur voor het opladen ter plaatse van elektrische voertuigen van de gebruikers van het gebouw), alsook met investeringen voor de digitalisering van het gebouw, met name om de gereedheid voor slimme toepassingen te vergroten. Daartoe moeten de volledige investeringskosten van de energie-efficiëntiemaatregel en de verschillende onderdelen van de uitrusting in aanmerking komen als kosten en moet een uniforme maximale steunintensiteit van toepassing zijn. |
(15) |
Om te zorgen voor een consistente behandeling van projecten die met de steun van het InvestEU-fonds en met louter nationale middelen worden gefinancierd, moet Verordening (EU) nr. 651/2014 worden gewijzigd door verenigbaarheidsvoorwaarden in te voeren voor investeringssteun voor bepaalde soorten infrastructuur op het gebied van emissiearme mobiliteit voor wegvoertuigen. Investeringssteun voor publiek toegankelijke oplaad- of tankinfrastructuur voor wegvoertuigen moet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag worden vrijgesteld voor zover deze steun een hoger niveau van milieubescherming mogelijk maakt en de mededinging niet buitensporig verstoort. Wat tankinfrastructuur betreft, moet, bij ontstentenis van een geharmoniseerde definitie van koolstofarme waterstof, alleen investeringssteun voor tankinfrastructuur voor wegvoertuigen met hernieuwbare waterstof onder de groepsvrijstelling vallen. De Commissie zal overwegen het toepassingsgebied van de desbetreffende bepalingen uit te breiden tot koolstofarme waterstof zodra een geharmoniseerde definitie is vastgesteld. Bovendien moeten er voor zowel oplaad- als tankinfrastructuur bepaalde waarborgen zijn om concurrentieverstoringen te beperken. De verenigbaarheidsvoorwaarden moeten er met name voor zorgen dat met de steun extra investeringen worden gegenereerd en marktfalen of suboptimale investeringssituaties worden aangepakt, dat de ontwikkeling van de markt door de steun niet wordt belemmerd en met name dat er sprake is van open en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Daarnaast moet investeringssteun voor oplaad- of tankinfrastructuur op basis van een concurrerende biedprocedure worden toegekend om evenredigheid te waarborgen en verstoringen op de infrastructuurmarkt tot een minimum te beperken. Ten slotte moet als stimulans voor een daadwerkelijke mededinging een plafond worden vastgesteld voor steun die in het kader van elke maatregel aan dezelfde begunstigde wordt toegekend. |
(16) |
Bij financiële producten die door het InvestEU-fonds worden ondersteund, kunnen middelen betrokken zijn die onder zeggenschap van de lidstaten staan, waaronder fondsen van de Unie onder gedeeld beheer, bijdragen die afkomstig zijn van de herstel- en veerkrachtfaciliteit of andere bijdragen van lidstaten, om de hefboomwerking te vergroten en extra investeringen in de Unie te ondersteunen. De lidstaten hebben bijvoorbeeld de mogelijkheid om een deel van het bedrag van de fondsen van de Unie onder gedeeld beheer of van de middelen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit bij te dragen aan het lidstaatcompartiment van de EU-garantie in het kader van het InvestEU-fonds. Bovendien kunnen zij de financiële producten financieren die via hun eigen middelen of nationale stimuleringsbanken door het InvestEU-fonds worden gedekt. Dit soort financiering kan als “staatsmiddelen” kwalificeren en kan aan de Staat toe te rekenen zijn indien de lidstaten beoordelingsruimte hebben ten aanzien van het gebruik van die middelen. Omgekeerd kan het zo zijn dat het gebruik van die middelen geen staatssteun vormt wanneer de lidstaten ten aanzien van het gebruik van de middelen geen beoordelingsruimte hebben of in overeenstemming met normale marktvoorwaarden handelen. |
(17) |
Wanneer nationale fondsen, met inbegrip van Uniefondsen onder gedeeld beheer, staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, moet, om de uitvoering van het InvestEU-fonds te faciliteren, een reeks voorwaarden worden bepaald op grond waarvan de steun als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd en van de aanmeldingsverplichting kan worden vrijgesteld. |
(18) |
Bij de vormgeving van het InvestEU-fonds is een aantal belangrijke waarborgen voor de mededinging opgenomen, zoals het ondersteunen van investeringen die aan de beleidsdoelstellingen van de Unie bijdragen en toegevoegde waarde van de Unie opleveren, alsmede het vereiste dat het InvestEU-fonds additioneel moet zijn en een antwoord moet bieden op marktfalen en suboptimale investeringssituaties. Voorts zullen het governancesysteem en het besluitvormingsproces ervoor zorgen dat de door InvestEU ondersteunde verrichtingen aan de bovengenoemde vereisten voldoen voordat de EU-garantie wordt afgegeven. Ten slotte zal de door het InvestEU-fonds verstrekte steun transparant zijn en zullen de effecten ervan worden geëvalueerd. Derhalve kan staatssteun die vervat is in de door het InvestEU-fonds ondersteunde financiële producten, als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en op basis van een beperkt aantal voorwaarden van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld. |
(19) |
Verordening (EU) nr. 651/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 651/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 4 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
4) |
In artikel 5 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
5) |
In artikel 6, lid 5, worden de volgende punten i), j), k) en l) toegevoegd:
|
6) |
In artikel 7, lid 1, wordt de tweede zin vervangen door: “De bedragen van de in aanmerking komende kosten kunnen worden berekend in overeenstemming met de vereenvoudigde kostenopties bedoeld in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*) of Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (**), naargelang van welke verordening van toepassing is, mits de concrete actie ten minste gedeeltelijk wordt gefinancierd via een Uniefonds dat de mogelijkheid biedt gebruik te maken van die vereenvoudigde kostenopties, en mits de kostencategorie volgens de desbetreffende vrijstellingsbepaling in aanmerking komt. (*) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320)." (**) Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).”." |
7) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
In artikel 11 wordt lid 1 vervangen door: “1. De lidstaten of, in het geval van steun toegekend aan projecten voor Europese territoriale samenwerking krachtens artikel 20, de lidstaat waarin de managementautoriteit in de zin van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1299/2013 of artikel 45 van Verordening (EU) 2021/1059, naargelang van de verordening die van toepassing is, is gevestigd, doen de Commissie toekomen:
Deze eerste alinea is niet van toepassing op steun toegekend aan projecten voor Europese territoriale samenwerking als bedoeld in artikel 20 bis of aan projecten van operationele groepen van het Europees Partnerschap voor Innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP) en projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) als bedoeld in artikel 19 ter. (*) Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).”." |
10) |
In artikel 12 wordt lid 1 vervangen door: “1. Om de Commissie in staat te stellen de krachtens deze verordening van aanmelding vrijgestelde steun te monitoren, houden de lidstaten of, in het geval van steun toegekend aan projecten voor Europese territoriale samenwerking als bedoeld in artikel 20, de lidstaat waarin de managementautoriteit is gevestigd, gedetailleerde dossiers bij met de gegevens en bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Deze dossiers worden bijgehouden gedurende tien jaar vanaf de datum waarop de ad-hocsteun werd toegekend of, in het geval van regelingen, de laatste steun is toegekend. Deze eerste alinea is niet van toepassing op steun toegekend aan projecten voor Europese territoriale samenwerking als bedoeld in artikel 20 bis of aan projecten van operationele groepen van het Europees Partnerschap voor Innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP) en projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) als bedoeld in artikel 19 ter.”. |
11) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
In artikel 16 wordt lid 4 vervangen door: “4. De in aanmerking komende kosten zijn de totale kosten van het stadsontwikkelingsproject voor zover deze voldoen aan de artikelen 37 en 65 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 of de artikelen 67 en 68 van Verordening (EU) 2021/1060, naargelang de verordening die van toepassing is.”. |
13) |
De volgende artikelen 19 bis en 19 ter worden ingevoegd: “Artikel 19 bis Steun voor kosten gemaakt door kmo’s die deelnemen aan projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) of projecten van operationele groepen van het Europees Partnerschap voor Innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP) 1. Steun voor kosten gemaakt door kmo’s die deelnemen aan CLLD-projecten, die in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling plaatselijke ontwikkeling in het kader van Leader worden genoemd en onder Verordening (EU) nr. 1303/2013 of Verordening (EU) 2021/1060 vallen, of voor projecten van EIP-operationele groepen die onder artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vallen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De volgende kosten bedoeld in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 of artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060, naargelang van de verordening die van toepassing is, komen in aanmerking voor CLLD-projecten en projecten van EIP-operationele groepen:
3. De steunintensiteit is niet hoger dan de maximale cofinancieringspercentages die in de fondsspecifieke verordeningen ter ondersteuning van CLLD en EIP-operationele groepen zijn vastgesteld. Artikel 19 ter Beperkte steunbedragen voor kmo’s die profiteren van projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) of projecten van operationele groepen van het Europees Partnerschap voor Innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP) 1. Steun aan ondernemingen die deelnemen aan, of profiteren van CLLD-projecten of projecten van EIP-operationele groepen, als bedoeld in artikel 19 bis, lid 1, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Het totale steunbedrag dat krachtens dit artikel per project wordt toegekend, bedraagt niet meer dan 200 000 EUR voor CLLD-projecten en 350 000 EUR voor projecten van EIP-operationele groepen.”. |
14) |
Na artikel 19 ter wordt de volgende titel van een deel ingevoegd: “DEEL 2 bis Steun voor Europese territoriale samenwerking”. |
15) |
Artikel 20 wordt vervangen door: “Artikel 20 Steun voor kosten gemaakt door aan projecten voor Europese territoriale samenwerking deelnemende ondernemingen 1. Steun voor kosten gemaakt door ondernemingen die aan onder Verordening (EU) nr. 1299/2013 of Verordening (EU) 2021/1059 vallende projecten voor Europese territoriale samenwerking deelnemen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Voor zover zij verband houden met het samenwerkingsproject, komen de volgende kosten, in de betekenis die daaraan wordt toegekend in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 van de Commissie (*) of de artikelen 38 tot en met 44 van Verordening (EU) 2021/1059, naargelang van de verordening die van toepassing is, in aanmerking:
3. De steunintensiteit is niet hoger dan het maximale cofinancieringspercentage dat is vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1303/2013 of Verordening (EU) 2021/1060 en/of Verordening (EU) 2021/1059, naargelang van de verordening die van toepassing is. (*) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 van de Commissie van 4 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot specifieke regels betreffende de subsidiabiliteit van de uitgaven voor samenwerkingsprogramma’s (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 45).”." |
16) |
Het volgende artikel 20 bis wordt ingevoegd: “Artikel 20 bis Beperkte steunbedragen voor ondernemingen ten behoeve van deelname aan projecten voor Europese territoriale samenwerking 1. Steun aan ondernemingen voor hun deelname aan onder Verordening (EU) nr. 1299/2013 of Verordening (EU) 2021/1059 vallende projecten voor Europese territoriale samenwerking is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Het totale steunbedrag dat krachtens dit artikel per project aan een onderneming wordt verleend, beloopt ten hoogste 20 000 EUR.”. |
17) |
In artikel 25 wordt lid 1 vervangen door: “1. Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, met inbegrip van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” hebben gekregen, en gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en, indien van toepassing, steun voor gecofinancierde teamvormingsacties is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.”. |
18) |
De volgende artikelen 25 bis tot en met 25 quinquies worden ingevoegd: “Artikel 25 bis Steun voor projecten waaraan het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend 1. Steun aan kmo’s ten behoeve van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en haalbaarheidsstudies waaraan in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten. 3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. 4. Het maximale steunbedrag beloopt ten hoogste 2,5 miljoen EUR per kmo per onderzoeks- en ontwikkelingsproject of haalbaarheidsstudie. 5. De totale overheidsfinanciering voor elk onderzoeks- en ontwikkelingsproject of elke haalbaarheidsstudie is niet hoger dan het financieringspercentage dat volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma voor dat onderzoeks- en ontwikkelingsproject of die haalbaarheidsstudie is vastgesteld. Artikel 25 ter Steun voor Marie Skłodowska-Curieacties en ERC-Proof of concept-acties 1. Steun voor Marie Skłodowska-Curieacties en ERC-Proof of concept-acties waaraan in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde actie zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. 3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde actie zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. 4. De totale overheidsfinanciering voor elke gesteunde actie is niet hoger dan het maximale steunniveau dat in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma is bepaald. Artikel 25 quater Steun vervat in gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten 1. Steun voor gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies (met inbegrip van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die worden uitgevoerd in het kader van een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap op basis van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag, of een cofinancieringsactie voor programma’s zoals gedefinieerd in de regels van het Horizon Europa-programma) die door ten minste drie lidstaten, of twee lidstaten en ten minste één geassocieerd land, worden uitgevoerd en op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten. 3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. 4. De totale overheidsfinanciering is niet hoger dan het financieringspercentage dat voor het onderzoeks- en ontwikkelingsproject of de haalbaarheidsstudie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. 5. De door het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma verschafte financiering dekt ten minste 30 % van de totale in aanmerking komende kosten van een onderzoeks- en innovatieactie of een innovatieactie als gedefinieerd in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Artikel 25 quinquies Steun voor teamvormingsacties 1. Steun voor gecofinancierde teamvormingsacties waarbij ten minste twee lidstaten betrokken zijn en die op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen zijn geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende activiteiten van de gecofinancierde teamvormingsacties zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten, zijn uitgesloten. 3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Daarnaast komen kosten voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa in aanmerking. 4. De totale overheidsfinanciering is niet hoger dan het financieringspercentage dat voor de teamvormingsactie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Voorts bedraagt de steun voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa niet meer dan 70 % van de investeringskosten. 5. Voor investeringssteun voor infrastructuur in het kader van een teamvormingsactie zijn de volgende aanvullende voorwaarden van toepassing:
|
19) |
Het volgende artikel 36 bis wordt ingevoegd: “Artikel 36 bis Investeringssteun voor publiek toegankelijke oplaad- of tankinfrastructuur voor emissiearme en emissievrije wegvoertuigen 1. Steun voor de uitrol van oplaad- of tankinfrastructuur voor de levering van energie aan emissiearme en emissievrije wegvoertuigen voor vervoersdoeleinden is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Dit artikel heeft alleen betrekking op steun voor de uitrol van oplaad- of tankinfrastructuur om voertuigen te voorzien van elektriciteit of hernieuwbare waterstof voor vervoersdoeleinden. De lidstaat zorgt ervoor dat aan de verplichting om hernieuwbare waterstof te leveren wordt voldaan gedurende de gehele economische levensduur van de infrastructuur. 3. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor de bouw, de installatie of de verbetering van de oplaad- of tankinfrastructuur. Deze omvatten de kosten voor de oplaad- of tankinfrastructuur zelf, de installatie of verbetering van elektrische of andere onderdelen, met inbegrip van de transformatoren die nodig zijn voor de aansluiting van de oplaad- of tankinfrastructuur op het net of op een lokale productie- of opslageenheid voor elektriciteit of waterstof, alsmede de desbetreffende technische uitrusting, civieltechnische werken, grond- of wegaanpassingen, installatiekosten en kosten voor het verkrijgen van de bijbehorende vergunningen. De kosten voor de lokale productie- of opslageenheid waarmee de elektrische energie wordt opgewekt of opgeslagen, alsmede de kosten voor de lokale productie-eenheid van waterstof zijn uitgesloten. 4. De steun in het kader van dit artikel wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure op grond van duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria en de steunintensiteit kan tot 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. 5. De steun die aan één van de begunstigden wordt toegekend, bedraagt niet meer dan 40 % van het totale budget van de betrokken regeling. 6. Steun krachtens dit artikel wordt alleen toegekend voor de bouw, de installatie of de verbetering van oplaad- of tankinfrastructuur die publiek toegankelijk is en waarbij op niet-discriminerende basis toegang wordt verleend aan gebruikers, onder meer met betrekking tot tarieven, authenticatie- en betalingsmethoden en andere gebruiksvoorwaarden. 7. De noodzaak van steun om de uitrol van oplaad- of tankinfrastructuur van dezelfde categorie te stimuleren (bijvoorbeeld voor oplaadinfrastructuur: normaal of hoog vermogen) wordt gecontroleerd door middel van een voorafgaande openbare raadpleging of een onafhankelijke marktstudie. Met name moet worden nagegaan of binnen drie jaar na de bekendmaking van de steunmaatregel waarschijnlijk geen dergelijke infrastructuur op commerciële voorwaarden zal worden uitgerold. 8. In afwijking van lid 7 kan de noodzaak van steun voor oplaad- of tankinfrastructuur worden vermoed wanneer door batterijen aangedreven elektrische voertuigen (voor oplaadinfrastructuur) of waterstofvoertuigen (voor tankinfrastructuur) telkens minder dan 2 % uitmaken van het totale aantal voertuigen van dezelfde categorie die in de desbetreffende lidstaat zijn ingeschreven. Voor de toepassing van dit lid worden personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen geacht deel uit te maken van dezelfde categorie voertuigen. 9. Iedere concessie of andere vorm van toewijzing aan een derde om de gesteunde oplaad- of tankinfrastructuur te exploiteren, vindt op concurrerende, transparante en niet-discriminerende basis plaats, rekening houdende met de geldende aanbestedingsregels.”. |
20) |
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
Artikel 52 wordt vervangen door: “Artikel 52 Steun voor vaste breedbandnetwerken 1. Investeringssteun ten behoeve van de uitrol van vaste breedbandnetwerken is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende kosten zijn alle kosten voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van een vast breedbandnetwerk. Het maximale steunbedrag voor een project wordt vastgesteld op basis van een concurrerende selectieprocedure als bedoeld in lid 6, punt a). Wanneer een investering overeenkomstig lid 6, punt b), wordt verricht zonder dat er een concurrerende selectieprocedure plaatsvindt, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op basis van redelijke projecties vooraf in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten en wordt achteraf geverifieerd door middel van een terugvorderingsmechanisme. 3. De volgende alternatieve soorten investeringen komen in aanmerking:
4. De kartering en de openbare raadpleging bedoeld in lid 3 voldoen aan elk van de volgende vereisten:
5. Het gesteunde project brengt een grote (sprongsgewijze) verbetering ten opzichte van de bestaande netwerken of de netwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen drie jaar na de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel of binnen dezelfde tijdshorizon als de uitrol van het gesubsidieerde netwerk, die overeenkomstig lid 4 niet korter mag zijn dan twee jaar, zullen worden uitgerold. Er is sprake van een sprongsgewijze verandering wanneer ten gevolge van de gesubsidieerde maatregel een aanzienlijke nieuwe investering in het breedbandnetwerk wordt ondernomen en het gesubsidieerde netwerk in vergelijking met de bestaande of geloofwaardig geplande netwerken een aanzienlijk nieuw potentieel op de markt oplevert op het gebied van beschikbaarheid en capaciteit, snelheden en concurrentie van breedbandinternettoegangsdiensten. Het project moet aanzienlijke nieuwe investeringen in passieve infrastructuur inhouden welke verder gaan dan marginale investeringen die louter verband houden met het upgraden van de actieve componenten van het netwerk. 6. De steun wordt verleend als volgt:
7. De exploitatie van het gesubsidieerde netwerk biedt de ruimst mogelijke actieve en passieve wholesaletoegang overeenkomstig artikel 2, punt 139, onder eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden, met inbegrip van fysieke ontbundeling. Een project kan in plaats van fysieke ontbundeling virtuele ontbundeling bieden indien het virtuele toegangsproduct door de nationale toezichthoudende instantie als gelijkwaardig aan fysieke ontbundeling wordt erkend. Actieve wholesaletoegang wordt verleend voor ten minste zeven jaar en de wholesaletoegang tot de fysieke infrastructuur, met inbegrip van buizen of masten, is niet beperkt in de tijd. Dezelfde toegangsvoorwaarden zijn van toepassing op het gehele gesubsidieerde netwerk, met inbegrip van delen van het netwerk waar bestaande infrastructuur is gebruikt. De verplichting om toegang te verlenen wordt ongeacht een verandering van eigenaarschap, beheer of exploitatie van het gesubsidieerde netwerk afgedwongen. In het geval van steun voor de aanleg van buizen zijn deze breed genoeg om plaats te bieden voor ten minste drie netwerken en verschillende netwerktopologieën. 8. De wholesaletoegangsprijs is gebaseerd op een van de volgende benchmarks: i) de gemiddelde gepubliceerde wholesaleprijzen die gelden in andere vergelijkbare, meer concurrerende gebieden van de lidstaat of de Unie; of ii) bij ontstentenis van dergelijke gepubliceerde prijzen, de reeds gereguleerde prijzen die reeds door de nationale regelgevende instantie zijn vastgesteld of goedgekeurd voor de betrokken markten en diensten; of iii) bij ontstentenis van dergelijke gepubliceerde of gereguleerde prijzen moet de prijsstelling voldoen aan de kostenoriëntatie en de methodologie die is voorgeschreven overeenkomstig het sectorale regelgevingskader. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt deze instantie geraadpleegd over de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel. 9. De lidstaten zetten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme op indien het steunbedrag voor het project meer dan 10 miljoen EUR bedraagt.”. |
23) |
De volgende artikelen 52 bis, 52 ter en 52 quater worden ingevoegd: “Artikel 52 bis Steun voor mobiele 4G- en 5G-netwerken 1. Steun voor de uitrol van mobiele 4G- en 5G-netwerken is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende kosten zijn alle kosten voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van een passief mobiel netwerk. Het maximale steunbedrag voor een project wordt vastgesteld op basis van een concurrerende selectieprocedure als bedoeld in lid 7, punt a). Wanneer een investering overeenkomstig lid 7, punt b), wordt verricht zonder dat er een concurrerende selectieprocedure plaatsvindt, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op basis van redelijke projecties vooraf in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten en wordt achteraf geverifieerd door middel van een terugvorderingsmechanisme. 3. Investeringen in 5G vinden plaats in gebieden waar geen mobiele netwerken zijn uitgerold of alleen mobiele netwerken beschikbaar zijn die mobiele diensten tot 3G kunnen ondersteunen, en waar geen mobiele 4G- of 5G-netwerken bestaan of volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold binnen drie jaar na de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel of binnen dezelfde tijdshorizon als de uitrol van het gesubsidieerde netwerk, die niet korter dan twee jaar mag zijn. Dit wordt geverifieerd door kartering en een openbare raadpleging overeenkomstig lid 4. Investeringen in 4G vinden plaats in gebieden waar geen mobiele netwerken zijn uitgerold of alleen mobiele netwerken beschikbaar zijn die mobiele diensten tot 2G kunnen ondersteunen, en waar er geen mobiele 3G-, 4G- of 5G-netwerken bestaan of volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold binnen drie jaar na de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel of binnen dezelfde tijdshorizon als de uitrol van het gesubsidieerde netwerk, die niet korter dan twee jaar mag zijn. Dit wordt geverifieerd door kartering en een openbare raadpleging overeenkomstig lid 4. 4. De kartering en de openbare raadpleging bedoeld in lid 3 voldoen aan elk van de volgende vereisten:
5. De gesteunde infrastructuur wordt niet in aanmerking genomen om te voldoen aan de dekkingsverplichtingen van exploitanten van mobiele netwerken die voortvloeien uit aan gebruiksrechten voor 4G- en 5G-spectrum verbonden voorwaarden. 6. Het gesteunde project brengt een grote (sprongsgewijze) verbetering ten opzichte van de mobiele netwerken die binnen drie jaar na de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel of binnen dezelfde tijdshorizon als de uitrol van het gesubsidieerde netwerk, die overeenkomstig lid 4 niet korter mag zijn dan twee jaar, bestaan of volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold. Er is sprake van een sprongsgewijze verandering wanneer ten gevolge van de gesubsidieerde maatregel een aanzienlijke nieuwe investering in het mobiele netwerk wordt ondernomen en het gesubsidieerde netwerk in vergelijking met de bestaande of geloofwaardig geplande netwerken een aanzienlijk nieuw potentieel op de markt oplevert op het gebied van beschikbaarheid en capaciteit, snelheden en concurrentie van mobiele diensten. Het project moet aanzienlijke nieuwe investeringen in passieve infrastructuur inhouden welke verder gaan dan marginale investeringen die louter verband houden met het upgraden van de actieve componenten van het netwerk. 7. De steun wordt verleend als volgt:
8. De exploitatie van het gesubsidieerde netwerk biedt de ruimst mogelijke actieve en passieve wholesaletoegang overeenkomstig artikel 2, punt 139, onder eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden. Actieve wholesaletoegang wordt verleend voor ten minste zeven jaar en de wholesaletoegang tot de fysieke infrastructuur, met inbegrip van buizen of masten, is niet beperkt in de tijd. Dezelfde toegangsvoorwaarden zijn van toepassing op het gehele gesubsidieerde netwerk, met inbegrip van de delen van dat netwerk waar bestaande infrastructuur is gebruikt. De verplichting om toegang te verlenen wordt ongeacht een verandering van eigenaar, management of exploitatie van het gesubsidieerde netwerk afgedwongen. In het geval van steun voor de aanleg van buizen zijn deze breed genoeg om plaats te bieden voor ten minste alle bestaande mobielenetwerkexploitaten. 9. De wholesaletoegangsprijs is gebaseerd op een van de volgende benchmarks: i) de gemiddelde gepubliceerde wholesaleprijzen die gelden in andere vergelijkbare, meer concurrerende gebieden van de lidstaat of de Unie, of ii) bij ontstentenis van dergelijke gepubliceerde prijzen, de gereguleerde prijzen die reeds door de nationale regelgevende instantie zijn vastgesteld of goedgekeurd voor de betrokken markten en diensten, of iii) bij ontstentenis van dergelijke gepubliceerde of gereguleerde prijzen moet de prijsstelling voldoen aan de kostenoriëntatie en de methodologie die is voorgeschreven overeenkomstig het sectorale regelgevingskader. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt de nationale regelgevende instantie geraadpleegd over de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel. 10. De lidstaten zetten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme op indien het steunbedrag voor het project meer dan 10 miljoen EUR bedraagt. 11. Het gebruik van het met openbare middelen gefinancierde 4G- of 5G-netwerk voor de levering van vaste diensten voor draadloze toegang is alleen toegestaan als volgt:
Artikel 52 ter Steun voor projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese infrastructuur voor digitale connectiviteit 1. Steun voor projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese infrastructuur voor digitale connectiviteit die uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1153 worden gefinancierd of waaraan uit hoofde van die verordening een kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De projecten voldoen aan alle algemene cumulatieve verenigbaarheidsvoorwaarden van lid 3. Zij behoren voorts tot een van de categorieën in aanmerking komende projecten van lid 4 en voldoen aan alle specifieke verenigbaarheidsvoorwaarden voor de desbetreffende categorie die in dat lid zijn vastgesteld. Alleen projecten die uitsluitend betrekking hebben op de elementen en entiteiten die in elke relevante categorie in lid 4 zijn vermeld, vallen binnen het toepassingsgebied van de in lid 1 bedoelde vrijstelling. 3. De algemene cumulatieve verenigbaarheidsvoorwaarden luiden als volgt:
4. De categorieën subsidiabele projecten en de specifieke cumulatieve verenigbaarheidsvoorwaarden die daarop van toepassing zijn, luiden als volgt:
Artikel 52 quater Connectiviteitsvouchers 1. Steun in de vorm van een connectiviteitsvoucherregeling voor consumenten om telewerken, elektronisch onderwijs of elektronische opleidingsdiensten te vergemakkelijken of voor kmo’s is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De duur van een connectiviteitsvoucherregeling mag niet meer dan 24 maanden bedragen. 3. De volgende categorieën voucherregelingen komen in aanmerking:
4. De vouchers dekken tot 50 % van de totale opstartkosten en de maandelijkse vergoeding voor het abonnement op een breedbandinternettoegangsdienst met de in lid 3 vermelde snelheden, hetzij op zichzelf, hetzij als onderdeel van een dienstenpakket, dat ten minste de noodzakelijke eindapparatuur (modem/router) voor toegang tot het internet met de in lid 3 vermelde snelheid bevat. De voucher wordt door de overheidsinstanties rechtstreeks aan de eindgebruikers of rechtstreeks aan de door de eindgebruikers gekozen dienstverlener betaald, in welk geval het bedrag van de voucher wordt afgetrokken van de factuur van de eindgebruiker. 5. De vouchers zijn voor consumenten of kmo’s alleen beschikbaar in gebieden waar er ten minste één bestaand netwerk is dat in staat is op betrouwbare wijze de in lid 3 vermelde snelheden aan te bieden, hetgeen moet worden geverifieerd door middel van kartering en openbare raadpleging. Bij de kartering en de openbare raadpleging wordt vastgesteld welke geografische doelgebieden worden gedekt door ten minste één netwerk dat in staat is op betrouwbare wijze de in lid 3 vermelde snelheid aan te bieden voor de duur van de voucherregeling, alsmede welke aanbieders in het gebied in aanmerking komen, en wordt informatie verzameld voor de berekening van hun marktaandeel. De kartering wordt verricht 1) voor vaste kabelnetwerken, op adresniveau, op basis van aansluitbare panden, en 2) voor vaste netwerken voor draadloze toegang of mobiele netwerken, op adresniveau op basis van aansluitbare panden of op basis van netwerkroosters van ten hoogste 100 × 100 meter. De kartering wordt altijd geverifieerd door middel van een openbare raadpleging. De openbare raadpleging wordt door de bevoegde overheidsinstantie verricht door op een geschikte website de voornaamste kenmerken van de voorgenomen maatregel en de lijst van de bij de kartering aangewezen geografische doelgebieden, ook op nationaal niveau, bekend te maken. In het kader van de openbare raadpleging worden belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen over de ontwerpmaatregel te maken en onderbouwde informatie in te dienen over de bestaande netwerken waarmee de in lid 3 vermelde snelheid op betrouwbare wijze kan worden geleverd. De openbare raadpleging duurt ten minste dertig dagen. 6. De voucherregeling voldoet aan het beginsel van technologische neutraliteit met dien verstande dat de vouchers kunnen worden gebruikt voor abonnementen op diensten van exploitanten die in staat zijn op betrouwbare wijze de in lid 3 vermelde snelheden te leveren via een bestaand breedbandnetwerk, ongeacht de gebruikte technologieën. Om de keuze van de consumenten of kmo’s te vergemakkelijken, wordt de lijst van de in aanmerking komende aanbieders voor elk van de geografische doelgebieden online gepubliceerd en kunnen alle belangstellende aanbieders op basis van open, transparante en niet-discriminerende criteria verzoeken om in de lijst te worden opgenomen. 7. Om in aanmerking te komen in gevallen waarin de aanbieder van de breedbandinternettoegangsdienst verticaal geïntegreerd is en een retailmarktaandeel van meer dan 25 % heeft, moet hij elke aanbieder van elektronische-communicatiediensten op de overeenstemmende wholesalemarkt ten minste één wholesaletoegangsproduct aanbieden dat ervoor kan zorgen dat de om toegang verzoekende partij op betrouwbare wijze een retaildienst kan aanbieden met de in lid 3 vermelde snelheid, onder open, transparante en niet-discriminerende voorwaarden. De wholesaletoegangsprijs wordt vastgesteld op een van de volgende benchmarks: i) de gemiddelde gepubliceerde wholesaleprijzen die gelden in andere vergelijkbare, meer concurrerende gebieden van de lidstaat of de Unie; of ii) bij ontstentenis van dergelijke gepubliceerde prijzen, de gereguleerde prijzen die reeds door de nationale regelgevende instantie zijn vastgesteld of goedgekeurd voor de betrokken markten en diensten, of iii) bij ontstentenis van dergelijke gepubliceerde of gereguleerde prijzen moet de prijsstelling voldoen aan de kostenoriëntatie en de methodologie die is voorgeschreven overeenkomstig het sectorale regelgevingskader. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt de nationale regelgevende instantie geraadpleegd over de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel. (*) Verordening (EU) 2018/1488 van de Raad van 28 september 2018 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (PB L 252 van 8.10.2018, blz. 1)." (**) Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).”." |
24) |
Het volgende deel 16 wordt ingevoegd na artikel 56 quater: “DEEL 16 Steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde financiële producten Artikel 56 quinquies Toepassingsgebied en gemeenschappelijke voorwaarden 1. Dit deel is van toepassing op steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde financiële producten waarmee steun wordt verleend aan uitvoerende partners, financiële intermediairs of eindbegunstigden. 2. De steun is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in hoofdstuk I, in dit artikel, en in artikel 56 sexies of artikel 56 septies vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 3. De steun voldoet aan alle toepasselijke voorwaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2021/523 en de in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1078 van de Commissie (*) neergelegde InvestEU-investeringsrichtsnoeren. 4. De in de artikelen 56 sexies en 56 septies vastgestelde maximumdrempels zijn van toepassing op de totale uitstaande financiering, voor zover er steun is vervat in de financiering die in het kader van een door het InvestEU-fonds ondersteund financieel product wordt verstrekt. De maximumdrempels zijn van toepassing:
5. Steun wordt niet toegekend in de vorm van herfinanciering of garanties op bestaande portefeuilles van financiële intermediairs. Artikel 56 sexies Voorwaarden voor steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde financiële producten 1. Steun aan de eindbegunstigde in het kader van een door het InvestEU-fonds ondersteund financieel product voldoet aan:
2. Steun voor projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese infrastructuur voor digitale connectiviteit die uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1153 worden gefinancierd of waaraan uit hoofde van die verordening een kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, wordt alleen toegekend aan projecten die voldoen aan alle algemene en specifieke verenigbaarheidsvoorwaarden vastgesteld in artikel 52 ter. Het nominale bedrag van de totale financiering die in het kader van de steun van het InvestEU-fonds per project aan een eindbegunstigde wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan 150 miljoen EUR. 3. Steun voor investeringen in vaste breedbandnetwerken om alleen bepaalde in aanmerking komende sociaal-economische actoren aan te sluiten voldoet aan de volgende voorwaarden:
4. Steun voor energieopwekking en energie-infrastructuur voldoet aan de volgende voorwaarden:
5. Steun voor sociale, educatieve en culturele infrastructuur en activiteiten alsook infrastructuur en activiteiten op het gebied van natuurlijk erfgoed voldoet aan de volgende voorwaarden:
6. Steun voor vervoer en vervoersinfrastructuur voldoet aan de volgende voorwaarden:
7. Steun voor andere infrastructuurvoorzieningen voldoet aan de volgende voorwaarden:
8. Steun voor milieubescherming, inclusief klimaatbescherming, voldoet aan de volgende voorwaarden:
9. Steun voor onderzoek, ontwikkeling, innovatie en digitalisering voldoet aan de volgende voorwaarden:
10. Kmo’s of kleine midcapondernemingen, naargelang van het geval, kunnen naast de categorieën steun waarin de leden 2 tot en met 9 voorzien, ook steun ontvangen in de vorm van door het InvestEU-fonds ondersteunde financiering, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
Artikel 56 septies Voorwaarden voor steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde via een intermediair gecommercialiseerde financiële producten 1. Financiering voor eindbegunstigden wordt verstrekt door commerciële financiële intermediairs die op een open, transparante en niet-discriminerende wijze worden geselecteerd op basis van objectieve criteria. 2. De commerciële financiële intermediair die financiering aan de eindbegunstigde verstrekt, behoudt een risicoblootstelling van ten minste 20 % van elke financieringstransactie. 3. Het nominale bedrag van de totale financiering die via de commerciële financiële intermediair aan elke eindbegunstigde wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan 7,5 miljoen EUR. (*) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1078 van de Commissie van 14 april 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad door de investeringsrichtsnoeren voor het InvestEU-fonds vast te stellen (PB L 234 van 2.7.2021, blz. 18)." (**) Verordening (EU) Nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39)." (***) Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).”." |
25) |
In artikel 58 wordt lid 3 bis vervangen door: “3 bis. Alle individuele steun die tussen 1 juli 2014 en 2 augustus 2021 is toegekend in overeenstemming met de op het tijdstip van de toekenning van de steun van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld. Alle individuele steun die vóór 1 juli 2014 is toegekend in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening, met uitzondering van artikel 9, zoals van toepassing voor of na 10 juli 2017, dan wel voor of na 3 augustus 2021, is verenigbaar met de interne markt en van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.”. |
26) |
In bijlage II, wordt deel II vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(4) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(5) Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
(6) Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259).
(7) Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94).
(8) Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).
BIJLAGE
“DEEL II
Overeenkomstig artikel 11 te verschaffen via het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie
Geef aan op grond van welke bepaling van de algemene groepsvrijstellingsverordening de steunmaatregel ten uitvoer wordt gelegd.
Primaire doelstelling — Algemene doelstellingen (lijst) |
Doelstellingen (lijst) |
Maximale steunintensiteit in % of maximaal jaarlijks steunbedrag in nationale valuta (hele bedragen) |
Kmo-opslagen in % |
||||||||||||||||
Regionale steun — Investeringssteun (1) (artikel 14) |
|
…% |
…% |
||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
Regionale steun — Exploitatiesteun (artikel 15) |
|
…% |
…% |
||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
Kmo-steun (artikelen 17 tot en met 19 ter) |
|
…% |
…% |
||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
Steun voor Europese territoriale samenwerking (artikelen 20 en 20 bis) |
|
…% |
…% |
||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
Kmo-steun — Toegang kmo’s tot financiering (artikelen 21 en 22) |
|
… nationale valuta |
…% |
||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
…%; indien steunmaatregel starterssteun is: … nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
O & O&I-steun (artikelen 25 tot en met 30) |
Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten- (artikel 25) |
|
…% |
…% |
|||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
Steun voor kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap (artikelen 32 tot en met 35) |
|
…% |
…% |
||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
Steun voor milieubescherming (artikelen 36 tot en met 49) |
|
…% |
…% |
||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
Maximale steunintensiteit |
…% |
…% |
||||||||||||||||
Soort natuurramp |
|
||||||||||||||||||
Datum waarop de natuurramp plaatsvond |
dd/mm/jjjj tot dd/mm/jjjj |
||||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||
…% |
…% |
||||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
|
…% |
…% |
|||||||||||||||||
Steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde producten (artikelen 56 quinquies tot en met 56 septies) |
Artikel 56 sexies |
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
…% |
(1) Vermeld in het geval van regionale ad-hocsteun ter aanvulling van steun in het kader van (een) steunregeling(en) zowel de intensiteit van de steun in het kader van de regeling als de intensiteit van de ad-hocsteun.
(2) Overeenkomstig artikel 11, lid 1, is verslaglegging over de op grond van artikel 19 ter verleende steun niet verplicht. Verslaglegging over dergelijke steun is derhalve slechts facultatief.
(3) Overeenkomstig artikel 11, lid 1, is verslaglegging over de op grond van artikel 20 bis verleende steun niet verplicht. Verslaglegging over dergelijke steun is derhalve slechts facultatief.”.