EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0576

Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 Voor de EER relevante tekst

OJ L 178, 28.6.2013, p. 1–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 072 P. 258 - 283

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/576/oj

28.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 178/1


VERORDENING (EU) Nr. 576/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 juni 2013

betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 168, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar een lidstaat uit een andere lidstaat of uit derde landen en de controles op dat verkeer vastgesteld. De verordening is bedoeld om te zorgen voor een toereikend niveau van veiligheid ten aanzien van de risico’s voor de volks- en de diergezondheid in verband met dit niet-commerciële verkeer en om ongerechtvaardigde obstakels voor dergelijk verkeer weg te nemen.

(2)

In een verklaring die gevoegd is bij Verordening (EU) nr. 438/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren (4), heeft de Commissie toegezegd met een voorstel te zullen komen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 998/2003 in haar geheel, met name van de aspecten van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Daarom moeten als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de aan de Commissie krachtens Verordening (EG) nr. 998/2003 toegekende bevoegdheden in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 VWEU. Rekening houdend met het aantal wijzigingen dat in de veterinairrechtelijke voorschriften van Verordening (EG) nr. 998/2003 moet worden aangebracht en om ervoor te zorgen dat deze voorschriften voldoende duidelijk en toegankelijk zijn voor de gewone burger, moet die verordening worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(3)

Bij deze verordening moet een lijst van diersoorten worden vastgesteld waarvoor geharmoniseerde veterinairrechtelijke voorschriften moeten gelden wanneer dieren van deze soorten als gezelschapsdier worden gehouden en aan het niet-commerciële verkeer deelnemen. Bij de opstelling van die lijst moet rekening worden gehouden met hun gevoeligheid voor of hun rol in de epidemiologie van rabiës.

(4)

Bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (5) geldt, zijn onder meer veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer in en de invoer van honden, katten en fretten vastgesteld, dieren die behoren tot soorten die gevoelig zijn voor rabiës. Aangezien die soorten ook worden gehouden als gezelschapsdieren die vaak hun eigenaar of een gemachtigde persoon tijdens niet-commercieel verkeer binnen en naar de Unie vergezellen, moeten in deze verordening de veterinairrechtelijke voorschriften worden vastgesteld voor het niet-commerciële verkeer van die soorten naar de lidstaten. Die soorten moeten in een lijst worden opgenomen in deel A van bijlage I bij deze verordening.

(5)

Er moet eveneens een rechtskader worden vastgesteld voor de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het niet-commerciële verkeer van dieren die niet gevoelig zijn voor rabiës of die van geen epidemiologische betekenis voor rabiës zijn, waarop, indien zij niet als gezelschapsdier werden gehouden, andere rechtshandelingen van de Unie van toepassing zou zijn, waaronder wetgeving betreffende voedselproducerende dieren. Die soorten moeten in een lijst worden opgenomen in deel B van bijlage I.

(6)

De lijst in deel B van bijlage I moet ongewervelde dieren omvatten, met uitzondering van bijen en hommels die vallen onder Richtlijn 92/65/EEG en week- en schelpdieren die vallen onder Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (6). Zij moet ook voor sierdoeleinden gehouden waterdieren omvatten, die worden gekweekt in niet-commerciële aquaria en die zijn uitgesloten van de werkingssfeer van Richtlijn 2006/88/EG, alsook amfibieën en reptielen.

(7)

De lijst in deel B van bijlage I moet verder alle andere soorten vogels omvatten dan die welke onder de werkingssfeer vallen van Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (7), alsook andere knaagdieren en konijnen dan die welke voor de voedselproductie bestemd zijn en die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (8) zijn gedefinieerd.

(8)

Voor de consistentie van het recht van de Unie moeten, in afwachting van de vaststelling van voorschriften van de Unie voor het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat van gezelschapsdieren van in deel B van bijlage I opgenomen soorten uit een andere lidstaat of gebied of derde land, voor dergelijk verkeer nationale voorschriften kunnen gelden, mits zij niet stringenter zijn dan die welke worden toegepast op het verkeer van die dieren voor commerciële doeleinden.

(9)

Aangezien dieren van de in deel B van bijlage I bij deze verordening opgenomen soorten kunnen behoren tot soorten die een bijzondere bescherming vereisen, moet deze verordening van toepassing zijn onverminderd Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (9).

(10)

Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de voorschriften die gelden voor het niet-commerciële verkeer en die welke gelden voor het handelsverkeer in en de invoer in de Unie uit derde landen van honden, katten en fretten waarop de veterinairrechtelijke voorschriften van Richtlijn 92/65/EEG van toepassing zijn, moet deze verordening niet alleen een definitie geven van een gezelschapsdier, maar ook van het niet-commerciële verkeer van een gezelschapsdier tijdens hetwelk een dergelijk gezelschapsdier zijn eigenaar of een gemachtigde persoon vergezelt. De ervaring leert dat bij niet-commercieel verkeer het gezelschapsdier zich niet te allen tijde direct in de buurt van de eigenaar of de gemachtigde persoon kan bevinden. In naar behoren onderbouwde en gedocumenteerde gevallen, moet er zelfs van worden uitgegaan dat het gezelschapsdier zijn eigenaar of de gemachtigde persoon vergezelt, zelfs als het niet-commerciële verkeer van het gezelschapsdier tot vijf dagen eerder of later plaatsvindt dan de verplaatsing van de eigenaar of de gemachtigde persoon, of plaatsvindt in een andere fysieke locatie dan die waar de eigenaar of de gemachtigde persoon zich bevindt.

(11)

De ervaring met de toepassing van de huidige regels leert dat de handel in de soorten gezelschapsdieren die zijn vermeld in deel A van bijlage I en de invoer ervan in de Unie vanuit derde landen, frauduleus als niet-commercieel verkeer kan worden verhuld. Teneinde dergelijke praktijken te voorkomen — deze kunnen immers risico’s voor de gezondheid van dieren inhouden — moet in deze verordening een maximaal aantal worden vastgesteld voor gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten, die hun eigenaar of een gemachtigde persoon mogen vergezellen. Het moet evenwel mogelijk zijn dat maximumaantal, enkel onder bepaalde, vastgestelde voorwaarden, te overschrijden. Voorts moet worden verduidelijkt dat, indien niet aan de vastgestelde voorwaarden wordt voldaan en het aantal gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I bij deze verordening opgenomen soorten het vastgestelde maximumaantal overschrijdt, de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 92/65/EEG en van Richtlijn 90/425/EEG (10) of van Richtlijn 91/496/EEG (11) op die gezelschapsdieren van toepassing zijn.

(12)

Verordening (EG) nr. 998/2003 bepaalt dat gezelschapsdieren van de in de delen A en B van bijlage I bij die verordening opgenomen soorten gedurende een overgangsperiode als geïdentificeerd moeten worden beschouwd, als zij voorzien zijn van een duidelijk leesbare tatoeage of een elektronisch identificatiesysteem („transponder”). De onderhavige verordening moet daarom voorschriften neerleggen voor het merken van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I bij deze verordening opgenomen soorten na het verstrijken van de overgangsperiode op 3 juli 2011.

(13)

Het inplanten van een transponder is een invasieve ingreep waarvoor specifieke kwalificaties vereist zijn. Om die reden mogen transponders uitsluitend worden ingeplant door een behoorlijk gekwalificeerde persoon. Indien een lidstaat een andere persoon dan een dierenarts toestaat transponders in te planten, moet die lidstaat voorschriften vaststellen betreffende de minimumkwalificaties van deze persoon.

(14)

Bij bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 998/2003 zijn technische voorschriften vastgesteld voor de identificatie van gezelschapsdieren door middel van transponders. Die technische voorschriften beantwoorden aan internationaal aanvaarde normen en moeten in bijlage II bij de onderhavige verordening worden vastgesteld, zonder dat daarin wezenlijke wijzigingen worden aangebracht.

(15)

Ter bescherming van de volksgezondheid en de gezondheid van gezelschapsdieren van de in bijlage I vermelde soorten moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid om preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten en infecties dan rabiës vast te stellen. Die maatregelen moeten gebaseerd zijn op gevalideerde wetenschappelijke informatie en worden toegepast op een wijze die in verhouding staat tot het risico voor de volks- of diergezondheid dat het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren welke voor die ziekten of infecties gevoelig zijn, met zich mee brengt. De maatregelen moeten regels omvatten voor de indeling van de lidstaten of delen daarvan, de procedures in het kader waarvan de lidstaten die de toepassing van preventieve gezondheidsmaatregelen vereisen de redenen voor dergelijke maatregelen continu moeten staven, de voorwaarden voor de toepassing en documentering van de preventieve gezondheidsmaatregelen en, zo nodig, de voorwaarden voor de afwijking van de toepassing van die maatregelen. Er moet een lijst van lidstaten of delen daarvan, die overeenkomstig de desbetreffende regels zijn ingedeeld, moet derhalve worden opgesteld in een op grond van deze verordening vast te stellen uitvoeringshandeling.

(16)

Het is mogelijk dat rabiësvaccins die zijn toegediend aan gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten voordat zij de leeftijd van drie maanden hebben bereikt, geen beschermende immuniteit bieden wegens de competitie met antilichamen van de moeder. Bijgevolg bevelen vaccinproducenten aan jonge gezelschapsdieren vóór die leeftijd niet te vaccineren. Om het niet-commerciële verkeer van niet tegen rabiës gevaccineerde dan wel gevaccineerde maar nog niet geïmmuniseerde jonge gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten toe te staan, moeten bij deze verordening bepaalde te treffen voorzorgsmaatregelen worden vastgesteld en moet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om dat verkeer naar hun grondgebied toe te staan wanneer jonge gezelschapsdieren aan die maatregelen voldoen.

(17)

Om de voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten tussen lidstaten met een gelijkwaardige gunstige status ten aanzien van rabiës te vereenvoudigen, moet deze verordening ook voorzien in de mogelijkheid om van het voorschrift betreffende de vaccinatie tegen rabiës af te wijken. Deze mogelijkheid moet beschikbaar zijn bij indiening van een gezamenlijke aanvraag door de belangstellende lidstaten. Een dergelijke afwijking moet gebaseerd zijn op gevalideerde wetenschappelijke informatie en worden toegepast op een wijze die in verhouding staat tot het risico voor de volks- of diergezondheid, dat verbonden is aan het niet-commerciële verkeer van dieren die voor rabiës gevoelig zijn. lidstaten of delen daarvan die van een dergelijke afwijking gebruikmaken, moeten in een lijst worden vermeld in een uitvoeringshandeling die op grond van deze verordening moet worden vastgesteld.

(18)

Landen en gebieden die opgenomen zijn in afdeling 2 van deel B van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003, passen voorschriften toe die gelijkwaardig zijn met die welke door de lidstaten worden toegepast, terwijl landen en gebieden die in deel C van bijlage II bij die verordening zijn opgenomen, moeten voldoen aan de criteria van artikel 10 van die verordening. Zonder dat daarin wezenlijke wijzigingen worden aangebracht, moeten die lijsten worden opgenomen in een op grond van deze verordening vast te stellen uitvoeringshandeling.

(19)

Voorts moet een lijst van gebieden of derde landen die voorschriften toepassen met dezelfde inhoud en hetzelfde effect als die welke in deze verordening ten aanzien van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I bij deze verordening vermelde soorten zijn vastgesteld, worden opgenomen in een op grond van deze verordening vast te stellen uitvoeringshandeling.

(20)

Bij Verordening (EG) nr. 998/2003 zijn bepaalde voorschriften vastgesteld voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar lidstaten uit andere lidstaten en uit in afdeling 2 van deel B en in deel C van bijlage II bij die verordening opgenomen landen en gebieden. Die voorschriften omvatten een geldige vaccinatie van de gezelschapsdieren in kwestie tegen rabiës, uitgevoerd met vaccins die voldoen aan de minimumnormen van het desbetreffende hoofdstuk van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals (Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), of waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen is verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG (12) of Verordening (EG) nr. 726/2004 (13). Die vaccins hebben bewezen dat zij doeltreffend zijn voor de bescherming van dieren tegen rabiës en maken deel uit van de geldigheidsvoorschriften voor de vaccinatie tegen rabiës, die zijn vastgesteld in bijlage I ter bij Verordening (EG) nr. 998/2003. Zonder dat daarin wezenlijke wijzigingen worden aangebracht, moeten die voorschriften in bijlage III bij onderhavige verordening worden vastgesteld.

(21)

Bij Verordening (EG) nr. 998/2003 zijn stringentere veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld voor het verkeer van gezelschapsdieren naar lidstaten uit andere landen en gebieden dan die vermeld in deel C van bijlage II bij die verordening. Die voorschriften omvatten controles op de doeltreffendheid bij afzonderlijke dieren van de vaccinatie tegen rabiës door titrering van de antilichamen in een laboratorium dat is erkend overeenkomstig Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (14). Die voorschriften moeten daarom in bijlage IV bij deze verordening behouden blijven en er moet een voorwaarde worden opgenomen die bepaalt dat de test moet worden uitgevoerd overeenkomstig de methoden die zijn vastgesteld in het desbetreffende hoofdstuk van het Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE).

(22)

Identificatiedocumenten die gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten die deelnemen aan het niet-commerciële verkeer naar lidstaten, vergezellen, zijn nodig om te bewijzen dat deze dieren aan deze verordening voldoen. Deze verordening moet daarom de voorwaarden voor de afgifte van identificatiedocumenten en de voorschriften voor de inhoud, geldigheid, beveiligingskenmerken, formaat en opmaak daarvan vaststellen.

(23)

Deze verordening moet het mogelijk maken dat de lidstaten het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten toestaan, als deze dieren vergezeld gaan van een identificatiedocument dat is afgegeven in een derde land of gebied dat voorschriften toepast met dezelfde inhoud en hetzelfde effect als die welke door lidstaten worden toegepast. Zij moet het ook mogelijk maken dat de lidstaten het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied, na verkeer naar een gebied of derde land toestaan voor gezelschapsdieren die vergezeld gaan van een identificatiedocument dat is afgegeven in een lidstaat, mits aan de voorwaarden voor de terugkeer uit die gebieden of derde landen wordt voldaan voordat het gezelschapsdier de Unie verliet.

(24)

Deze verordening moet lidstaten ook de mogelijkheid bieden om, wanneer het urgente vertrek van de eigenaar — bijvoorbeeld in geval van een onverwachte natuurramp of politieke onrust of ander geval van overmacht dat de eigenaar treft — nodig is, de directe toegang tot hun grondgebied toe te staan voor gezelschapsdieren van de in bijlage I vermelde soorten die niet voldoen aan deze verordening, mits van tevoren een vergunning is aangevraagd en door de lidstaat van bestemming is verleend, en een in de tijd beperkte afzonderingsperiode onder officieel toezicht wordt uitgevoerd om aan de voorwaarden van deze verordening te voldoen. Ondanks de noodzaak van een dergelijk urgent vertrek zijn dergelijke vergunningen onontbeerlijk wegens de diergezondheidsrisico’s die ontstaan door in de Unie een gezelschapsdier binnen te brengen dat niet aan deze verordening voldoet.

(25)

Richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG zijn niet van toepassing op veterinaire controles van gezelschapsdieren die reizigers vergezellen tijdens niet-commercieel verkeer.

(26)

Om de lidstaten in staat te stellen na te gaan of deze verordening wordt nageleefd en de nodige actie te ondernemen, moet deze verordening derhalve bepalen dat de persoon die het gezelschapsdier vergezelt, het voorgeschreven identificatiedocument bij niet-commercieel verkeer naar een lidstaat moet voorleggen, en moet zij voorzien in passende documenten- en identiteitscontroles op gezelschapsdieren die de eigenaar tijdens niet-commercieel verkeer naar een lidstaat vanuit een andere lidstaat of bepaalde gebieden of derde landen vergezellen.

(27)

Zij moet ook voorschrijven dat de lidstaten op aangewezen punten van binnenkomst systematische documenten- en identiteitscontroles moeten uitvoeren op gezelschapsdieren die de eigenaar tijdens niet-commercieel verkeer naar een lidstaat vanuit een andere lidstaat of bepaalde gebieden of derde landen vergezellen. Bij die controles moet rekening worden gehouden met de toepasselijke beginselen van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (15). Wanneer zulks voor het verdere verkeer naar andere lidstaten nodig is, moeten de lidstaten verplicht worden gesteld de controles in het identificatiedocument te documenteren, zodat de datum van deze controles kan worden gebruikt om de geldigheidsduur van het identificatiedocument te bepalen.

(28)

Bovendien moet deze verordening voorzien in vrijwaringsmaatregelen om de risico’s voor de volks- of diergezondheid aan te pakken die ontstaan door het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren.

(29)

Om de burger duidelijke en toegankelijke informatie te verschaffen over de voorschriften die gelden voor het niet-commerciële verkeer naar de Unie van gezelschapsdieren van de in bijlage I vermelde soorten, moeten de lidstaten worden verplicht om die informatie, met name de toepasselijke bepalingen van nationaal recht, beschikbaar te stellen voor het publiek.

(30)

Om te zorgen voor de correcte toepassing van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU betreffende soortspecifieke voorschriften voor het merken van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten, alsook betreffende soortspecifieke preventieve gezondheidsmaatregelen tegen andere ziekten en infecties dan rabiës die voorkomen bij de in bijlage I vermelde soorten, alsook om voorschriften vast te stellen tot beperking van het aantal gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I van deze verordening vermelde soorten die hun eigenaar bij niet-commerciële verkeer vergezellen en om de bijlagen II tot en met IV te wijzigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(31)

Bovendien moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen volgens de spoedprocedure aan de Commissie worden gedelegeerd voor naar behoren gerechtvaardigde gevallen waar risico’s voor de volks- en de diergezondheid bestaan ten aanzien van preventieve gezondheidsmaatregelen tegen andere ziekten of infecties dan rabiës waarvoor gezelschapsdieren van de in bijlage I vermelde soorten gevoelig zijn.

(32)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend ten aanzien van de lijst van lidstaten of delen daarvan die over een gelijkwaardige gunstige status ten aanzien van rabiës beschikken en die de toestemming hebben om wederzijdse overeenkomsten te sluiten waarmee van bepaalde voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren kan worden afgeweken, de lijst van lidstaten die zijn ingedeeld overeenkomstig de voorschriften betreffende preventieve gezondheidsmaatregelen tegen andere ziekten en infecties dan rabiës, de lijsten van gebieden en derde landen die zijn opgesteld om af te wijken van bepaalde voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer, het model voor de identificatiedocumenten die gezelschapsdieren van de in bijlage I vermelde soorten moeten vergezellen tijdens het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat uit een andere lidstaat, een gebied of derde land, de voorschriften betreffende het formaat, de opmaak en de talen van de te ondertekenen verklaringen, en van de vrijwaringsmaatregelen bij het uitbreken en de verspreiding van rabiës of van een andere ziekte of infectie dan rabiës. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (16).

(33)

De Commissie moet onmiddellijk van toepassing zijnde uitvoeringshandelingen vaststellen tot bijwerking van de lijst van lidstaten of delen daarvan die over een gelijkwaardige gunstige status ten aanzien van rabiës beschikken en die de toestemming hebben om wederzijdse overeenkomsten te sluiten waarmee van bepaalde voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren kan worden afgeweken en van de lijst van gebieden of derde landen die zijn opgesteld om af te wijken van bepaalde voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer, en met betrekking tot vrijwaringsmaatregelen bij het uitbreken en de verspreiding van rabiës of een andere ziekte of infectie dan rabiës, wanneer dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen in verband met de dier- en volksgezondheid, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(34)

In een aantal lidstaten zijn bepaalde gebreken bij de naleving van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 998/2003 geconstateerd. Bijgevolg moeten de lidstaten voorschriften vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening.

(35)

Beschikking 2003/803/EG van de Commissie van 26 november 2003 tot vaststelling van een modelpaspoort voor het intracommunautair verkeer van honden, katten en fretten (17) stelt het modelpaspoort voor het verkeer van gezelschapsdieren van de soorten honden, katten en fretten tussen de lidstaten vast op grond van Verordening (EG) nr. 998/2003. De overeenkomstig dat modelpaspoort afgegeven identificatiedocumenten moeten onder bepaalde voorwaarden geldig blijven voor de gehele levensduur van een gezelschapsdier, teneinde de administratieve en financiële last voor de eigenaren te beperken.

(36)

Uitvoeringsbesluit 2011/874/EU van de Commissie van 15 december 2011 tot vaststelling van de lijst van derde landen en gebieden waaraan een machtiging is verleend voor de invoer van honden, katten en fretten en voor het niet-commerciële verkeer van meer dan vijf honden, katten en fretten naar de Unie en de modelcertificaten voor de invoer en het niet-commerciële verkeer van die dieren naar de Unie (18) stelt het modelgezondheidscertificaat vast waarin wordt verklaard dat de voorschriften van Verordening (EG) nr. 998/2003 voor het niet-commerciële verkeer van vijf of minder honden, katten of fretten naar de Unie worden nageleefd. Om een soepele overgang naar de nieuwe voorschriften van onderhavige verordening te waarborgen, moet dat modelcertificaat onder bepaalde voorwaarden geldig blijven.

(37)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in bijlage I vermelde soorten om de risico’s die dat verkeer oplevert voor de volksgezondheid of de diergezondheid te voorkomen of tot een minimum te beperken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en daarom beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vastgestelde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(38)

Om een gelijktijdige bekendmaking zeker te stellen van deze verordening en de uitvoeringshandelingen met betrekking tot de lijsten van gebieden en derde landen die worden opgesteld om af te wijken van bepaalde voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer, met betrekking tot het model voor de identificatiedocumenten die gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten moeten vergezellen tijdens het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat uit een andere lidstaat, een gebied of derde land, en met betrekking tot de voorschriften betreffende het formaat, de opmaak en de talen van de te ondertekenen verklaringen, dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en de voorschriften voor de nalevingscontroles op dat verkeer vast.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar een lidstaat uit een andere lidstaat of uit een gebied of derde land.

2.   Deze verordening is van toepassing onverminderd:

a)

Verordening (EG) nr. 338/97;

b)

alle nationale door de lidstaten aangenomen, bekendgemaakte en aan het publiek beschikbaar gestelde maatregelen om het verkeer van bepaalde soorten of rassen van gezelschapsdieren te beperken op grond van andere overwegingen dan die welke betrekking hebben op de diergezondheid.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a)   „niet-commercieel verkeer”: elk verplaatsing die niet tot doel heeft om een gezelschapsdier te verkopen of de eigendom ervan over te dragen;

b)   „gezelschapsdier”: een dier van de in bijlage I vermelde soorten dat zijn eigenaar of een gemachtigde persoon vergezelt tijdens niet-commercieel verkeer, en dat voor de duur van dit niet-commerciële verkeer onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar of de gemachtigde persoon blijft vallen;

c)   „eigenaar”: een natuurlijke persoon die in het identificatiedocument als eigenaar staat vermeld;

d)   „gemachtigde persoon”: een natuurlijke persoon die schriftelijk door de eigenaar gemachtigd is namens de eigenaar het niet-commerciële verkeer van het gezelschapsdier te verrichten;

e)   „transponder”: een passief, uitsluitend uitleesbaar op radiofrequentie werkend identificatiemiddel;

f)   „identificatiedocument”: een document dat is opgesteld volgens het model dat is vastgelegd in op grond van deze verordening vast te stellen uitvoeringshandelingen, en dat het mogelijk maakt het gezelschapsdier duidelijk te identificeren en te controleren of zijn gezondheidsstatus aan deze verordening voldoet;

g)   „gemachtigde dierenarts”: een dierenarts die door de bevoegde autoriteit gemachtigd is specifieke opdrachten te verrichten overeenkomstig deze verordening of op grond van deze verordening vastgestelde handelingen;

h)   „officiële dierenarts”: een door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts;

i)   „documentencontrole”: verificatie van het identificatiedocument dat het gezelschapsdier vergezelt;

j)   „identiteitscontrole”: controle op de overeenstemming van het identificatiedocument met het gezelschapsdier en waar passend op de aanwezigheid en overeenstemming van het merken;

k)   „punt van binnenkomst voor reizigers”: door de lidstaten voor de uitvoering van de controles als bedoeld in artikel 34, lid 1, aangewezen zone.

Artikel 4

Algemene verplichting

Niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren dat voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften van deze verordening mag niet worden verboden, beperkt of belemmerd om andere diergezondheidsredenen dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze verordening.

Artikel 5

Maximaal aantal gezelschapsdieren

1.   Het maximaal aantal gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten dat de eigenaar of een gemachtigde persoon tijdens een eenmalige verplaatsing in het kader van niet-commercieel verkeer mag begeleiden, mag niet groter zijn dan vijf.

2.   In afwijking van lid 1 mag het maximaal aantal gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten groter zijn dan vijf, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren vindt plaats met het oog op deelname aan wedstrijden, tentoonstellingen of sportactiviteiten, of aan trainingen voor deze evenementen;

b)

de eigenaar of de gemachtigde persoon legt het schriftelijke bewijs over dat de gezelschapsdieren geregistreerd zijn met het oog op het bijwonen van een onder a) genoemd evenement, of geregistreerd zijn bij een vereniging die deze evenementen organiseert;

c)

de gezelschapsdieren zijn ouder dan zes maanden.

3.   De lidstaten kunnen standaardsteekproeven uitvoeren om na te gaan of de overeenkomstig lid 2, onder b), verstrekte informatie correct is.

4.   Wanneer het in lid 1 bedoelde maximaal aantal gezelschapsdieren wordt overschreden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden niet vervuld zijn, dienen de betrokken gezelschapsdieren te voldoen aan de veterinairrechtelijke voorschriften van Richtlijn 92/65/EEG ten aanzien van de betrokken soorten, en zorgen de lidstaten ervoor dat deze dieren onderworpen worden aan de veterinaire inspecties bepaald in de Richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG, al naar gelang het geval.

5.   Om te vermijden dat het commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten op frauduleuze wijze als niet-commercieel verkeer wordt verhuld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 39 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van het maximaal aantal gezelschapsdieren van deze soorten dat de eigenaar of een gemachtigde persoon tijdens een eenmalige verplaatsing in het kader van niet-commercieel verkeer mag vergezellen.

6.   De Commissie dient uiterlijk 29 juni 2018 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van dit artikel. Op grond van haar verslag stelt de Commissie eventueel wijzigingen van deze verordening voor.

HOOFDSTUK II

VOORWAARDEN DIE GELDEN VOOR HET NIET-COMMERCIËLE VERKEER VAN GEZELSCHAPSDIEREN VAN EEN LIDSTAAT NAAR EEN ANDERE LIDSTAAT

AFDELING 1

Gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

Artikel 6

Voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

Gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten mogen niet van een lidstaat naar een andere lidstaat worden verplaatst, tenzij zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij zijn gemerkt overeenkomstig artikel 17, lid 1;

b)

zij hebben een vaccinatie tegen rabiës ontvangen die voldoet aan de geldigheidsvoorschriften van bijlage III;

c)

zij voldoen aan de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 19, lid 1;

d)

zij gaan vergezeld van een naar behoren ingevuld identificatiedocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 22.

Artikel 7

Afwijking van de voorwaarde betreffende de vaccinatie tegen rabiës voor jonge gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

1.   Onder voorbehoud van lid 2, kunnen de lidstaten, in afwijking van artikel 6, onder b), het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied vanuit een andere lidstaat van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten toestaan, mits de gezelschapsdieren:

a)

minder dan twaalf weken oud zijn en niet tegen rabiës zijn gevaccineerd, of

b)

tussen 12 en 16 weken oud zijn en tegen rabiës gevaccineerd zijn, maar nog niet aan de geldigheidsvoorschriften als bedoeld in punt 2, onder e), van bijlage III voldoen.

2.   De in lid 1 vermelde toestemming mag alleen worden verleend indien:

a)

hetzij de eigenaar of de gemachtigde persoon een ondertekende verklaring verstrekt dat de gezelschapsdieren vanaf hun geboorte tot het moment waarop het niet-commerciële verkeer plaatsvindt, niet in contact zijn geweest met wilde dieren van voor rabiës gevoelige soorten, of

b)

de gezelschapsdieren vergezeld gaan van het moederdier waarvan zij nog steeds afhankelijk zijn en met het identificatiedocument dat het moederdier vergezelt kan worden aangetoond dat het moederdier vóór hun geboorte een vaccin tegen rabiës is toegediend overeenkomstig de geldigheidsvoorschriften van bijlage III.

3.   De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling voorschriften vaststellen over het formaat, de opmaak en de talen van de in lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde verklaringen. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 8

Afwijking van de voorwaarde betreffende de vaccinatie tegen rabiës voor gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

1.   In afwijking van artikel 6, onder b), kan, op gezamenlijke aanvraag door de betrokken lidstaten, het rechtstreekse niet-commerciële verkeer tussen lidstaten of delen daarvan van niet tegen rabiës gevaccineerde gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten worden toegestaan overeenkomstig de procedure van lid 2.

2.   De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst vast van lidstaten die toestemming krijgen wederzijdse overeenkomsten te sluiten om in overeenstemming met lid 1 van dit artikel af te wijken van artikel 6, onder b). In die lijst worden de delen van de lidstaten vermeld waarop de afwijking van toepassing kan zijn.

3.   Om in de in lid 2 bedoelde lijst te worden vermeld, dienen de lidstaten die voor een dergelijke wederzijdse overeenkomst belangstelling hebben, bij de Commissie een gezamenlijke aanvraag in, met de nadere details van de ontwerpovereenkomst, waarmee zij kunnen aantonen dat zij, met inachtneming van de procedures van de Gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) wat betreft de verklaring van een land dat het grondgebied of een zone daarvan vrij is van rabiës, ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de aanvragende lidstaten beschikken over een continu operationeel bewakings- en rapportagesysteem met betrekking tot rabiës;

b)

de aanvragende lidstaten, of de delen van hun grondgebied waarop de aanvraag van toepassing is, zijn sedert ten minste twee jaar voorafgaand aan de gezamenlijke aanvraag op basis van de onder a) genoemde systemen, vrij van rabiës, en op hun grondgebied of delen daarvan is tijdens die periode geen rabiës vastgesteld bij wilde dieren;.

c)

de aanvragende lidstaten beschikken over efficiënte en doeltreffende beheersmaatregelen om de insleep en verspreiding van rabiës op hun grondgebied te voorkomen;

d)

de toepassing van de afwijking van artikel 6, onder b) is gerechtvaardigd en staat in verhouding tot de risico’s voor de volks- en diergezondheid in verband met het rechtstreekse niet-commerciële verkeer van niet-gevaccineerde gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten vanuit een van de aanvragende lidstaten naar de andere lidstaat of naar een deel van zijn grondgebied.

De gezamenlijke aanvraag bevat adequate, betrouwbare en wetenschappelijk gevalideerde informatie.

4.   De Commissie schrapt door middel van een uitvoeringshandeling het gehele grondgebied van een lidstaat of delen daarvan van de in lid 2 bedoelde lijst, indien de in lid 3 bedoelde gegevens niet langer de toepassing van de afwijking ondersteunen.

5.   De in de leden 2 en 4 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.   Om naar behoren gerechtvaardigde dwingende urgente redenen in verband met risico’s voor de volks- en diergezondheid stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast tot bijwerking van de in lid 2 van dit artikel bedoelde lijst van lidstaten of delen daarvan, volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure.

AFDELING 2

Gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten

Artikel 9

Voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten

1.   Voor zover de Commissie op grond van artikel 19, lid 1, gedelegeerde handelingen betreffende gezelschapsdieren van één van de in deel B van bijlage I vermelde soorten heeft vastgesteld, is het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van die soort van een lidstaat naar een andere lidstaat onderworpen aan de naleving van de in lid 2 van dit artikel genoemde voorwaarden.

2.   Het verkeer van de in lid 1 genoemde soorten gezelschapsdieren van een lidstaat naar een andere lidstaat is alleen toegestaan, indien de gezelschapsdieren voldoen aan de volgende voorwaarden;

a)

zij zijn gemerkt of beschreven overeenkomstig de uit hoofde van artikel 17, lid 2, vastgestelde voorschriften;

b)

zij voldoen aan de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 19, lid 1;

c)

zij gaan vergezeld van een naar behoren ingevuld identificatiedocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 29.

3.   Zolang de in lid 1 bedoelde betrokken gedelegeerde handelingen niet zijn vastgesteld, kunnen lidstaten nationale regels toepassen op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten naar hun grondgebied uit een andere lidstaat, mits die regels:

a)

worden toegepast op een wijze die in verhouding staat tot het risico voor de volks- en diergezondheid dat het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van deze soorten met zich mee brengt, en

b)

niet verder gaan dan die welke worden toegepast op de handel in dieren van die soorten overeenkomstig de Richtlijnen 92/65/EEG en 2006/88/EG.

HOOFDSTUK III

VOORWAARDEN VOOR HET NIET-COMMERCIËLE VERKEER VAN GEZELSCHAPSDIEREN NAAR EEN LIDSTAAT UIT EEN GEBIED OF DERDE LAND

AFDELING 1

Gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

Artikel 10

Voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

1.   Gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten mogen niet uit een gebied of een derde land naar een lidstaat worden verplaatst, tenzij zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij zijn gemerkt overeenkomstig artikel 17, lid 1;

b)

zij hebben een vaccinatie tegen rabiës ontvangen die voldoet aan de geldigheidsvoorschriften van bijlage III;

c)

zij hebben een titreringstest op rabiësantilichamen ondergaan die voldoet aan de geldigheidsvoorschriften van bijlage IV;

d)

zij voldoen aan de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 19, lid 1;

e)

zij gaan vergezeld van een naar behoren ingevuld identificatiedocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 26.

2.   Het verkeer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten naar een lidstaat uit een ander gebied of derde land dan die welke vermeld zijn in de op grond van artikel 13, lid 1, vastgestelde lijst, mag uitsluitend via een punt van binnenkomst voor reizigers, dat op grond van artikel 34, lid 3, vermeld is op een lijst.

3.   In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten toestaan dat het verkeer van geregistreerde militaire, speur- of reddingshonden via een ander punt van binnenkomst dan dat voor reizigers verloopt, op voorwaarde dat:

a)

de eigenaar of de gemachtigde persoon van tevoren een vergunning heeft aangevraagd en de lidstaat deze vergunning heeft verstrekt, en

b)

de honden aan nalevingscontroles zijn onderworpen op een door de bevoegde autoriteit daartoe aangewezen plaats overeenkomstig artikel 34, lid 2, en overeenkomstig de voorwaarden van de in de onder a) van dit lid bedoelde vergunning.

Artikel 11

Afwijking van de voorwaarde betreffende de vaccinatie tegen rabiës voor jonge gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

1.   Onder voorbehoud van lid 2, kunnen de lidstaten, in afwijking van artikel 10, lid 1, onder b), het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied uit gebieden of derde landen die vermeld zijn in de op grond van artikel 13, lid 1 of lid 2, vastgestelde lijst, toestaan van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten, die:

a)

minder dan twaalf weken oud zijn en niet tegen rabiës zijn gevaccineerd, of

b)

tussen 12 en 16 weken oud zijn en tegen rabiës gevaccineerd zijn, maar nog niet aan de geldigheidsvoorschriften als bedoeld in punt 2, onder e), van bijlage III voldoen.

2.   De in lid 1 vermelde toestemming mag alleen worden verleend indien:

a)

de eigenaar of de gemachtigde persoon een ondertekende verklaring verstrekt dat de gezelschapsdieren vanaf hun geboorte tot het moment waarop het niet-commerciële verkeer plaatsvindt, niet in contact zijn geweest met wilde dieren van voor rabiës gevoelige soorten, of

b)

de gezelschapsdieren vergezeld gaan van het moederdier waarvan zij nog steeds afhankelijk zijn en met het identificatiedocument dat het moederdier vergezelt kan worden aangetoond dat het moederdier vóór hun geboorte een vaccin tegen rabiës is toegediend overeenkomstig de geldigheidsvoorschriften van bijlage III.

3.   Het daaropvolgend niet-commerciële verkeer naar een andere lidstaat van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gezelschapsdieren is verboden, behalve wanneer dit verkeer plaatsvindt overeenkomstig de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden of toegestaan is overeenkomstig artikel 7 en ook de lidstaat van bestemming overeenkomstig lid 1 van dit artikel met het verkeer naar zijn grondgebied vanuit gebieden of derde landen heeft ingestemd.

4.   De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling voorschriften vaststellen over het formaat, de opmaak en de talen van de in lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde verklaringen. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 12

Afwijking van de voorwaarde betreffende de titreringstest op antilichamen voor gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

1.   In afwijking van artikel 10, lid 1, onder c), is de titreringstest op antilichamen niet vereist voor het verkeer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten uit een gebied of derde land dat in de op grond van artikel 13, lid 1 of lid 2, vastgestelde lijst is opgenomen, in een lidstaat:

a)

hetzij rechtstreeks;

b)

na een verblijf in uitsluitend een of meer van die gebieden of derde landen, of

c)

na doorvoer door een ander dan in de op grond van artikel 13, lid 1 of lid 2, vastgestelde lijst opgenomen gebied of derde land, mits de eigenaar of de gemachtigde persoon een ondertekende verklaring overlegt waarin is gesteld dat de gezelschapsdieren tijdens de doorvoer geen contact hebben gehad met dieren van voor rabiës gevoelige soorten en beveiligd zijn gebleven in een vervoermiddel of binnen de grenzen van een internationale luchthaven.

2.   De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling voorschriften vaststellen over het formaat, de opmaak en de talen van de in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde verklaringen. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 13

Opstelling van een lijst van gebieden en derde landen

1.   De Commissie is bevoegd om door middel van een uitvoeringshandeling een lijst vast te stellen van gebieden en derde landen die een aanvraag tot opname op de lijst hebben gedaan waarin zij aantonen dat zij voor gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten voorschriften toepassen met dezelfde inhoud en hetzelfde effect als die welke zijn vastgesteld in afdeling 1 van hoofdstuk II, deze afdeling en afdeling 2 van hoofdstuk VI en, indien van toepassing, de bepalingen die op basis van deze voorschriften zijn vastgesteld.

2.   De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst vast van gebieden en derde landen die een aanvraag tot opname op de lijst hebben gedaan waarin zij aantonen dat zij voor gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten ten minste aan de volgende criteria voldoen:

a)

de kennisgeving van gevallen van rabiës aan de bevoegde autoriteiten is verplicht;

b)

er bestaat sinds ten minste twee jaar voorafgaand aan de aanvraag een naar behoren functionerend toezichtssysteem voor rabiës, met minimaal een continu programma voor vroegtijdige opsporing, zodat dieren waarvan vermoed wordt dat ze met rabiës zijn besmet, onderzocht worden en dat hierover wordt gerapporteerd.

c)

de structuur en organisatie van hun veterinaire en bestrijdingsdiensten, en de bevoegdheden van deze diensten, het toezicht erop en de deze diensten ter beschikking staande middelen, met inbegrip van personeel en laboratoriumcapaciteit, zijn toereikend om:

i)

de nationale wetgeving voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren doeltreffend toe te passen en te handhaven, en

ii)

de geldigheid te garanderen van de identificatiedocumenten die volgens het in artikel 25 vastgestelde formaat zijn opgesteld en overeenkomstig artikel 26 zijn afgegeven;

d)

er zijn voorschriften inzake preventie en bestrijding van rabiës van kracht die daadwerkelijk worden toegepast om het besmettingsrisico voor gezelschapsdieren tot een minimum te beperken, met inbegrip van voorschriften inzake de invoer van gezelschapsdieren uit andere landen of gebieden, en waar passend, voorschriften betreffende:

i)

de bestrijding van de zwerfhonden- en zwerfkattenpopulatie;

ii)

het vaccineren van huisdieren tegen rabiës, in het bijzonder wanneer rabiës voorkomt bij vampiervleermuizen, en

iii)

de bestrijding en uitroeiing van rabiës bij wilde dieren;

e)

er gelden voorschriften voor het verlenen van licenties voor en het in de handel brengen van antirabiësvaccins.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om naar behoren gerechtvaardigde dwingende urgente redenen in verband met risico’s voor de volks- en diergezondheid stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast tot bijwerking van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde lijst van gebieden of derde landen volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure.

AFDELING 2

Gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten

Artikel 14

Voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten

1.   Voor zover de Commissie op grond van artikel 19, lid 1, een gedelegeerde handeling over gezelschapsdieren van één van de in deel B van bijlage I vermelde soorten heeft vastgesteld, is het niet-commercieel verkeer van gezelschapsdieren van die soorten naar een lidstaat vanuit een gebied of derde land onderworpen aan de naleving van de in lid 2 van dit artikel genoemde voorwaarden.

2.   Het verkeer van de in lid 1 genoemde gezelschapsdieren uit een gebied of derde land naar een andere lidstaat, is alleen toegestaan indien de gezelschapsdieren voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij zijn gemerkt of beschreven overeenkomstig de voorschriften die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 17, lid 2;

b)

zij voldoen aan de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 19, lid 1;

c)

zij gaan vergezeld van een naar behoren ingevuld identificatiedocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 31;

d)

zij komen binnen via een punt van binnenkomst voor reizigers vanuit een ander gebied of derde land dan die welke zijn opgenomen op de uit hoofde van artikel 15 vastgestelde lijst.

3.   Zolang de in lid 1 bedoelde betrokken gedelegeerde handelingen niet zijn vastgesteld, kunnen lidstaten nationale regels toepassen op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten naar hun grondgebied uit een gebied of derde land, mits die regels:

a)

worden toegepast op een wijze die in verhouding staat tot het risico voor de volks- of diergezondheid dat het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van deze soorten met zich mee brengt, en

b)

niet verder gaan dan zijn dan die welke worden toegepast op de invoer van dieren van die soorten overeenkomstig de Richtlijnen 92/65/EEG of 2006/88/EG.

Artikel 15

Opstelling van een lijst van gebieden en derde landen

De Commissie is bevoegd om door middel van een uitvoeringshandeling een lijst vast te stellen van gebieden en derde landen die hebben aangetoond dat zij voor gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten voorschriften toepassen met dezelfde inhoud en hetzelfde effect als die welke zijn vastgesteld in afdeling 2 van hoofdstuk II, deze afdeling en afdeling 2 van hoofdstuk VI en, indien van toepassing, van de bepalingen die op basis van deze voorschriften zijn vastgesteld.

AFDELING 3

Afwijking van de voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

Artikel 16

Afwijking van de voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen bepaalde landen en gebieden

In afwijking van de artikelen 10 en 14 mag het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de volgende landen en gebieden blijven doorgaan onder de voorwaarden van de nationale voorschriften van deze landen en gebieden:

a)

San Marino en Italië;

b)

Vaticaanstad en Italië;

c)

Monaco en Frankrijk;

d)

Andorra en Frankrijk;

e)

Andorra en Spanje;

f)

Noorwegen en Zweden;

g)

De Faeröer en Denemarken;

h)

Groenland en Denemarken.

HOOFDSTUK IV

HET MERKEN EN PREVENTIEVE GEZONDHEIDSMAATREGELEN

AFDELING 1

Het merken

Artikel 17

Het merken van gezelschapsdieren

1.   Gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten worden gemerkt door het inplanten van een transponder of door een duidelijk leesbare tatoeage die vóór 3 juli 2011 is aangebracht.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde transponder niet voldoet aan de technische voorschriften van bijlage II, verstrekt de eigenaar of de gemachtigde persoon de nodige middelen om die transponder af te lezen bij de controle van de markering, als vastgesteld in artikel 22, leden 1 en 2, en artikel 26, en de identiteitscontroles als vastgestelde in artikel 33 en artikel 34, lid 1.

2.   Gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten worden gemerkt of beschreven, waarbij zodanig met de specifieke kenmerken van elke soort rekening wordt gehouden dat een verband wordt gelegd tussen het gezelschapsdier en zijn identificatiedocument.

Met het oog op de diversiteit van de in deel B van bijlage I vermelde soorten is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 39 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende soortspecifieke voorschriften voor het merken of beschrijven van gezelschapsdieren van die soorten, met inachtneming van alle toepasselijke nationale voorschriften.

Artikel 18

Vereiste kwalificaties voor het inplanten van transponders in gezelschapsdieren

Indien een lidstaat voornemens is een andere persoon dan een dierenarts toe te staan transponders in te planten, stelt die lidstaat voorschriften vast betreffende de minimumkwalificaties die deze persoon dienen te hebben.

AFDELING 2

Preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës

Artikel 19

Preventieve gezondheidsmaatregelen en toepassingsvoorwaarden daarvan

1.   Wanneer preventieve gezondheidsmaatregelen nodig zijn voor de bescherming van de volksgezondheid of de gezondheid van gezelschapsdieren en voor de bestrijding van andere ziekten of infecties dan rabiës die zich waarschijnlijk zullen verspreiden als gevolg van het verkeer van die gezelschapsdieren, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 39 gedelegeerde handelingen betreffende soortspecifieke preventieve gezondheidsmaatregelen voor dergelijke ziekten of infecties vast te stellen.

Indien dit in geval van risico’s voor de volks- en diergezondheid om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 40 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit lid vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.   De soortspecifieke preventieve gezondheidsmaatregelen die worden toegestaan door een overeenkomstig lid 1 vastgestelde gedelegeerde handeling, worden gebaseerd op adequate, betrouwbare en gevalideerde wetenschappelijke informatie en toegepast op een wijze die in verhouding staat tot het risico voor de volks- en de diergezondheid dat het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren die gevoelig zijn voor andere ziekten of infecties dan rabiës met zich mee brengt.

3.   De in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen kunnen ook het volgende omvatten:

a)

voorschriften voor de indeling van de lidstaten of delen daarvan, al naar gelang hun diergezondheidsstatus en hun surveillance- en rapportagesystemen in verband met bepaalde andere ziekten of infecties dan rabiës;

b)

de voorwaarden waaraan de lidstaten moeten voldoen om in aanmerking te blijven komen voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde preventieve gezondheidsmaatregelen;

c)

de voorwaarden voor het toepassen en documenteren van de in lid 2 bedoelde preventieve gezondheidsmaatregelen vóór het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren;

d)

de voorwaarden voor de toekenning van afwijkingen, in bepaalde nader omschreven omstandigheden, van de toepassing van de in lid 2 bedoelde preventieve gezondheidsmaatregelen.

Artikel 20

Lijst van lidstaten of delen daarvan als bedoeld in artikel 19, lid 3, onder a)

De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling lijsten van lidstaten of delen van het grondgebied van lidstaten vaststellen, die voldoen aan de voorschriften voor de indeling van lidstaten of delen daarvan, als bedoeld in artikel 19, lid 3, onder a). Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V

IDENTIFICATIEDOCUMENTEN

AFDELING 1

Identificatiedocumenten voor het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat uit een andere lidstaat van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

Artikel 21

Formaat en inhoud van het identificatiedocument bedoeld in artikel 6, onder d)

1.   Het in artikel 6, onder d), bedoelde identificatiedocument heeft het formaat van een paspoort overeenkomstig het uit hoofde van lid 2 van dit artikel vast te stellen model en bevat rubrieken voor het vermelden van de volgende informatie:

a)

plaats van de transponder of de tatoeage en, hetzij de datum waarop de transponder is ingebracht, hetzij de datum waarop de transponder is uitgelezen of de tatoeage is gecontroleerd, alsmede de alfanumerieke code die op de transponder of de tatoeage is vermeld;

b)

naam, soort, ras, geslacht, kleur, door de eigenaar opgegeven geboortedatum, en eventuele opvallende of zichtbare kenmerken of eigenschappen van het gezelschapsdier;

c)

naam en contactgegevens van de eigenaar;

d)

naam, contactgegevens en handtekening van de gemachtigde dierenarts die het identificatiedocument afgeeft of invult;

e)

de handtekening van de eigenaar;

f)

bijzonderheden over de vaccinatie tegen rabiës;

g)

datum van de bloedbemonstering voor de titreringstest op rabiësantilichamen;

h)

naleving van de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës;

i)

andere relevante informatie betreffende de gezondheidsstatus van het gezelschapsdier.

2.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast tot vaststelling van het in lid 1 van dit artikel bedoelde model alsmede van de voorschriften betreffende de talen, de opmaak en de beveiligingskenmerken van het in dat lid bedoelde paspoort, en de nodige regels betreffende de overgang naar het genoemde paspoortmodel. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   Het in lid 1 bedoelde paspoort is voorzien van een nummer, bestaande uit de ISO-code van de lidstaat van afgifte, gevolgd door een unieke alfanumerieke code.

Artikel 22

Afgifte en invulling van het identificatiedocument bedoeld in artikel 6, onder d)

1.   Het in artikel 6, onder d), bedoelde identificatiedocument wordt door een daartoe gemachtigde dierenarts afgegeven, nadat:

a)

hij zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier overeenkomstig artikel 17, lid 1, is gemerkt;

b)

hij de in artikel 21, lid 1, onder a) tot en met d) genoemde informatie naar behoren in de betrokken rubrieken van het identificatiedocument heeft vermeld, en

c)

de eigenaar het identificatiedocument heeft ondertekend.

2.   Nadat hij zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier gemerkt is in overeenstemming met artikel 17, lid 1, vermeldt een gemachtigde dierenarts in de betrokken rubrieken van het identificatiedocument de in artikel 21, lid 1, onder d), f), g) en h) bedoelde informatie, en certificeert daarmee dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6, onder b) en c), en, indien van toepassing, die van artikel 27, onder b), punt ii).

Niettegenstaande de eerste alinea kan de rubriek betreffende de in artikel 21, lid 1, onder h), bedoelde informatie worden ingevuld door een andere dan de gemachtigde dierenarts, indien zulks op grond van de uit hoofde van artikel 19, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling is toegestaan.

3.   De gemachtigde dierenarts die het identificatiedocument afgeeft, registreert de in artikel 21, lid 1, onder a) tot en met c), en artikel 21, lid 3, bedoelde informatie en bewaart die informatie gedurende een door de bevoegde autoriteit te bepalen periode van ten minste drie jaar.

4.   Indien nodig kan de naleving van de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorwaarden worden gedocumenteerd in meer dan een identificatiedocument van het in artikel 21, lid 1, vastgestelde formaat.

Artikel 23

Verspreiding van blanco identificatiedocumenten

1.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat blanco identiteitsdocumenten alleen ter beschikking worden gesteld aan gemachtigde dierenartsen en dat hun namen en contactgegevens worden geregistreerd met vermelding van het in artikel 21, lid 3, bedoelde nummer.

2.   De in lid 1 bedoelde registers worden gedurende een door de bevoegde autoriteit te bepalen periode van ten minste drie jaar bewaard.

Artikel 24

Afwijking van het in artikel 21, lid 1, bepaalde formaat van het identificatiedocument

1.   In afwijking van artikel 21, lid 1, staan de lidstaten het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten naar een lidstaat uit een andere lidstaat toe, mits die vergezeld gaan van een overeenkomstig artikel 26 afgegeven identificatiedocument:

2.   Zo nodig wordt de naleving van de in artikel 6, onder c), bedoelde voorwaarden in het in lid 1 bedoelde identificatiedocument na voltooiing van de in artikel 34, lid 1, vastgestelde controles gedocumenteerd.

AFDELING 2

Identificatiedocumenten voor het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat uit een gebied of derde land van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten

Artikel 25

Formaat en inhoud van het identificatiedocument bedoeld in artikel 10, lid 1, onder e)

1.   Het in artikel 10, lid 1, onder e), bedoelde identificatiedocument heeft het formaat van een diergezondheidscertificaat overeenkomstig het uit hoofde van lid 2 van dit artikel vast te stellen model en bevat rubrieken voor het vermelden van de volgende informatie:

a)

plaats van de transponder of de tatoeage en, hetzij de datum waarop de transponder is ingebracht, hetzij de datum waarop de transponder is uitgelezen of de tatoeage is gecontroleerd, alsmede de alfanumerieke code die op de transponder of de tatoeage is vermeld;

b)

soort, ras, door de eigenaar opgegeven geboortedatum, geslacht en kleur van het gezelschapsdier;

c)

een uniek referentienummer van het certificaat;

d)

naam en contactgegevens van de eigenaar of de gemachtigde persoon;

e)

naam, contactgegevens en handtekening van de officiële of gemachtigde dierenarts die het identificatiedocument afgeeft;

f)

bijzonderheden over de vaccinatie tegen rabiës;

g)

datum van de bloedbemonstering voor de titreringstest op rabiësantilichamen;

h)

naleving van de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës;

i)

naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de goedkeurende bevoegde autoriteit;

j)

naam, handtekening en contactgegevens van de vertegenwoordiger van bevoegde autoriteit die de controles bedoeld in artikel 34 uitvoert en de datum van die controles;

k)

andere relevante informatie betreffende de gezondheidsstatus van het gezelschapsdier.

2.   De Commissie stelt de uitvoeringshandeling vast tot vaststelling van het in lid 1 van dit artikel bedoelde model alsmede van de voorschriften betreffende de talen, de opmaak en de geldigheid van het in dat lid bedoelde diergezondheidscertificaat. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   Het in artikel 10, lid 1, onder e), bedoelde identificatiedocument bevat een schriftelijke verklaring, ondertekend door de eigenaar of de gemachtigde persoon, waarin wordt bevestigd dat de verplaatsing van het gezelschapsdier naar de Unie niet-commercieel verkeer betreft.

Artikel 26

Afgifte en invulling van het identificatiedocument bedoeld in artikel 10, lid 1, onder e)

Het in artikel 10, lid 1, onder e), bedoelde identificatiedocument wordt afgegeven door een officiële dierenarts van het gebied of derde land van verzending op grond van bewijsstukken, of door een gemachtigde dierenarts, waarna het door de bevoegde autoriteit van het gebied of derde land van verzending wordt bekrachtigd, nadat de afgevende dierenarts:

a)

zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier overeenkomstig artikel 17, lid 1, is gemerkt, en

b)

naar behoren de betrokken rubrieken met de in artikel 25, lid 1, onder a) tot en met h), bedoelde informatie in het identificatiedocument heeft ingevuld, waarmee wordt gecertificeerd dat aan de voorwaarden van artikel 10, lid 1, onder a) en, indien van toepassing, onder b), c) en d), is voldaan.

Artikel 27

Afwijking van het in artikel 25, lid 1, bepaalde formaat van het identificatiedocument

In afwijking van artikel 25, lid 1, staan de lidstaten het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten toe, mits die vergezeld gaan van een overeenkomstig artikel 22 afgegeven identificatiedocument, en mits:

a)

het identificatiedocument is afgegeven in een van de gebieden of derde landen die vermeld worden in de op grond van artikel 13, lid 1, vastgestelde lijst, of

b)

deze gezelschapsdieren na verplaatsing naar of doorvoer door een gebied of derde land uit een lidstaat, in een lidstaat worden binnengebracht en het identificatiedocument is ingevuld en afgegeven door een gemachtigde dierenarts die certificeert dat de gezelschapsdieren, voordat zij de Unie verlaten:

i)

de in artikel 10, lid 1, onder b), bedoelde vaccinatie tegen rabiës hebben ontvangen, en

ii)

de in artikel 10, lid 1, onder c), bedoelde titreringstest op rabiësantilichamen hebben ondergaan, behalve bij de in artikel 12 vastgestelde afwijking.

AFDELING 3

Identificatiedocumenten voor het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat uit een andere lidstaat van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten

Artikel 28

Formaat en inhoud van het identificatiedocument bedoeld in artikel 9, lid 2, onder c)

1.   De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling een model voor het in artikel 9, lid 2, onder c), bedoelde identificatiedocument vaststellen, dat rubrieken bevat voor de invulling van de volgende informatie:

a)

de kenmerken van het merk of de beschrijving van het gezelschapsdier, als vastgesteld in artikel 17, lid 2;

b)

soort en, indien relevant, ras, door de eigenaar opgegeven geboortedatum, geslacht en kleur van het gezelschapsdier;

c)

naam en contactgegevens van de eigenaar;

d)

naam, contactgegevens en handtekening van de gemachtigde dierenarts die het identificatiedocument afgeeft of invult;

e)

handtekening van de eigenaar;

f)

nadere informatie over de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës, en

g)

andere relevante informatie betreffende de gezondheidsstatus van het gezelschapsdier.

2.   In de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling worden ook voorschriften vastgesteld betreffende de talen, de opmaak, de geldigheid of de beveiligingskenmerken van het in dat lid bedoelde identificatiedocument. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 29

Afgifte en invulling van het identificatiedocument bedoeld in artikel 9, lid 2, onder c)

1.   Het in artikel 9, lid 2, onder c), bedoelde identificatiedocument wordt door een gemachtigde dierenarts afgegeven nadat:

a)

hij zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier overeenkomstig artikel 17, lid 2, gemerkt of beschreven is;

b)

hij de in artikel 28, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde informatie naar behoren in de betrokken rubrieken van het identificatiedocument heeft ingevuld, en

c)

de eigenaar het identificatiedocument heeft ondertekend.

2.   Nadat hij zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier gemerkt of beschreven is in overeenstemming met artikel 17, lid 2, vermeldt een gemachtigde dierenarts in de betrokken rubrieken van het identificatiedocument bedoeld in artikel 9, lid 2, onder c), de in artikel 28, lid 1, onder d) en f), bedoelde informatie, en certificeert daarmee dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, onder b), indien van toepassing.

AFDELING 4

Identificatiedocumenten voor het niet-commerciële verkeer naar een lidstaat uit een gebied of derde land van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten

Artikel 30

Formaat en inhoud van het identificatiedocument bedoeld in artikel 14, lid 2, onder c)

1.   De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling een model voor het in artikel 14, lid 2, onder c), bedoelde identificatiedocument vaststellen, dat rubrieken bevat voor de invulling van de volgende informatie:

a)

de kenmerken van het merk of de beschrijving van het gezelschapsdier, als vastgesteld in artikel 17, lid 2;

b)

soort en, indien relevant, ras, door de eigenaar opgegeven geboortedatum, geslacht en kleur van het gezelschapsdier;

c)

naam en contactgegevens van de eigenaar of de gemachtigde persoon;

d)

naam, contactgegevens en handtekening van de afgevende officiële of gemachtigde dierenarts;

e)

een uniek referentienummer van het certificaat;

f)

nadere informatie over de preventieve gezondheidsmaatregelen voor andere ziekten of infecties dan rabiës;

g)

naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de goedkeurende bevoegde autoriteit;

h)

naam, handtekening en contactgegevens van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die de controles bedoeld in artikel 34 uitvoert en de datum van die controles;

i)

andere relevante informatie betreffende de gezondheidsstatus van het gezelschapsdier.

2.   In de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling worden ook voorschriften vastgesteld betreffende de talen, de opmaak en de geldigheid van het in dat lid bedoelde identificatiedocument. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   Het in artikel 14, lid 2, onder c), bedoelde identificatiedocument bevat een schriftelijke verklaring, ondertekend door de eigenaar of de gemachtigde persoon, waarin wordt bevestigd dat de verplaatsing van het gezelschapsdier naar de Unie niet-commercieel verkeer betreft.

Artikel 31

Afgifte en invulling van het identificatiedocument bedoeld in artikel 14, lid 2, onder c)

Het in artikel 14, lid 2, onder c), bedoelde identificatiedocument wordt afgegeven door een officiële dierenarts van het gebied of derde land van verzending op grond van bewijsstukken, of door een gemachtigde dierenarts, waarna het door de bevoegde autoriteit van het gebied of derde land van verzending wordt bekrachtigd, nadat de afgevende dierenarts:

a)

zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier overeenkomstig artikel 17, lid 2, gemerkt of beschreven is, en

b)

naar behoren de betrokken rubrieken van het identificatiedocument met de in artikel 30, lid 1, onder a) tot en met f), bedoelde informatie heeft ingevuld, waarmee wordt gecertificeerd dat, indien van toepassing, aan de voorwaarden van artikel 14, lid 2, onder a) en b), is voldaan.

HOOFDSTUK VI

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

AFDELING 1

Afwijking voor het directe niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar lidstaten

Artikel 32

Afwijking van de voorwaarden van de artikelen 6, 9, 10 en 14

1.   In afwijking van de in de artikelen 6, 9, 10 en 14 vastgestelde voorwaarden kunnen de lidstaten in uitzonderlijke gevallen het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied toestaan van gezelschapsdieren die niet voldoen aan de in die artikelen vastgestelde voorwaarden, mits:

a)

de eigenaar vooraf een vergunningsaanvraag heeft gedaan en de lidstaat van bestemming een dergelijke vergunning heeft verleend;

b)

de gezelschapsdieren gedurende de tijd die nodig is om aan die voorwaarden te voldoen (maximaal zes maanden) onder officieel toezicht afgezonderd zijn geweest:

i)

op een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde plaats, en

ii)

overeenkomstig de in de vergunning bepaalde regelingen.

2.   De in lid 1, onder a), bedoelde vergunning kan een machtiging tot doorvoer door een andere lidstaat omvatten, mits de lidstaat van doorvoer de lidstaat van bestemming daartoe vooraf toestemming heeft verleend.

AFDELING 2

Algemene voorwaarden betreffende de naleving van de voorschriften

Artikel 33

Uit te voeren documenten- en identiteitscontroles met betrekking tot het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar een lidstaat uit een andere lidstaat of een in de overeenkomstig artikel 13, lid 1, en artikel 15 vastgestelde lijst opgenomen gebied of derde land

1.   Onverminderd artikel 16 voeren de lidstaten teneinde na te gaan of aan hoofdstuk II wordt voldaan op niet-discriminerende wijze documenten- en identiteitscontroles uit op gezelschapsdieren die deelnemen aan het niet-commerciële verkeer naar hun grondgebied uit een andere lidstaat of gebied of een derde land dat is opgenomen in de op grond van artikel 13, lid 1 en, indien van toepassing, artikel 15 vastgestelde lijst.

2.   Tijdens niet-commercieel verkeer naar een lidstaat uit een andere lidstaat of een in de op grond van artikel 13, lid 1, en, indien van toepassing, artikel 15, vastgestelde lijst opgenomen gebied of derde land, dient de eigenaar of de gemachtigde persoon op verzoek van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de in lid 1 vastgestelde controles:

a)

het krachtens deze verordening vereiste identificatiedocument van het gezelschapsdier over te leggen dat aantoont dat wordt voldaan aan de voorschriften voor dit verkeer, en

b)

stelt het gezelschapsdier voor die controles ter beschikking.

Artikel 34

Uit te voeren documenten- en identiteitscontroles met betrekking tot het niet-commerciële verkeer uit een ander gebied of derde land dan die welke zijn opgenomen in de op grond van artikel 13, lid 1 of artikel 15 vastgestelde lijst

1.   Teneinde te controleren of aan hoofdstuk III wordt voldaan wordt het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar een lidstaat uit een ander gebied of derde land dan die welke zijn opgenomen in de op grond van artikel 13, lid 1, en, indien van toepassing, artikel 15 vastgestelde lijst, op het punt van binnenkomst voor reizigers onderworpen aan documenten- en identiteitscontroles door de bevoegde autoriteit van een lidstaat.

2.   De eigenaar of de gemachtigde persoon neemt bij binnenkomst in een lidstaat uit een ander gebied of derde land dan die welke zijn opgenomen in de op grond van artikel 13, lid 1 en, indien van toepassing, artikel 15 vastgestelde lijst, contact op met de bevoegde autoriteit die op het punt van binnenkomst aanwezig is met het oog op de in lid 1 genoemde controles, en:

a)

legt het krachtens deze verordening vereiste identificatiedocument van het gezelschapsdier over dat aantoont dat wordt voldaan aan de voorschriften voor dit verkeer, en

b)

stelt het gezelschapsdier voor die controles ter beschikking.

3.   De lidstaten stellen een lijst met de punten van binnenkomst voor reizigers vast en werken deze lijst bij.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit die zij hebben aangewezen om de in lid 1 vastgestelde controles uit te voeren:

a)

volledig in kennis wordt gesteld van de in hoofdstuk III vastgestelde voorschriften en dat de functionarissen van de bevoegde autoriteit over de nodige opleiding beschikken om deze uit te voeren;

b)

gegevens bijhoudt over het totale aantal controles dat is uitgevoerd en over het aantal gevallen waarin tijdens deze controles niet-naleving is gebleken, en

c)

de uitgevoerde controles in de betrokken rubriek van het identificatiedocument documenteert indien zulke documentering noodzakelijk is voor het niet-commerciële verkeer naar een andere lidstaten als bepaald in artikel 24, lid 1.

Artikel 35

Maatregelen wanneer tijdens de in de artikelen 33 en 34 bedoelde controles blijkt dat niet aan de voorschriften wordt voldaan

1.   Wanneer uit de in de artikelen 33 en 34 bedoelde controles blijkt dat een gezelschapsdier niet voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk II of III, besluit de bevoegde autoriteit in overleg met de officiële dierenarts en, indien nodig, met de eigenaar of de gemachtigde persoon om:

a)

het gezelschapsdier terug te sturen naar zijn land of gebied van verzending;

b)

het gezelschapsdier onder officieel toezicht af te zonderen gedurende de tijd die nodig is om te voldoen aan de in hoofdstuk II of III vastgestelde voorwaarden, of

c)

in laatste instantie, wanneer terugzending of afzondering niet uitvoerbaar is, het dier af te maken overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften inzake de bescherming van gezelschapsdieren bij het doden.

2.   Wanneer het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren naar de Unie door de bevoegde autoriteit wordt geweigerd, worden de gezelschapsdieren onder officiële controle afgezonderd in afwachting van:

a)

hun terugkeer naar hun land of gebied van verzending, of

b)

de vaststelling van een ander administratief besluit betreffende die gezelschapsdieren.

3.   De in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen worden toegepast op kosten van de eigenaar, zonder mogelijke financiële compensatie voor de eigenaar of de gemachtigde persoon.

Artikel 36

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Wanneer rabiës of een andere ziekte of infectie dan rabiës uitbreekt of zich verspreidt in een lidstaat, een gebied of derde land en een ernstige bedreiging voor de volks- en diergezondheid vormt, kan de Commissie, handelend op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, door middel van een uitvoeringshandeling, onverwijld en afhankelijk van de ernst van de situatie een van de volgende maatregelen nemen:

a)

het schorsen van het niet-commerciële verkeer of de doorvoer van gezelschapsdieren vanuit het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat, het betrokken gebied of derde land dan wel uit een deel daarvan;

b)

het vaststellen van bijzondere voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren vanuit het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat, het betrokken gebied of derde land dan wel uit een deel daarvan.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Om naar behoren gerechtvaardigde, dwingende redenen van urgentie om een ernstig risico voor de volks- en de diergezondheid in te perken of aan te pakken, stelt de Commissie volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Artikel 37

Voorlichtingsverplichtingen

1.   De lidstaten stellen het publiek duidelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie ter beschikking over de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en de voorschriften voor de nalevingscontroles die in deze verordening voor dat verkeer zijn vastgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie omvat in het bijzonder het volgende:

a)

de vereiste kwalificaties voor de personen die de transponder inplanten bepaald in artikel 18;

b)

de toestemming tot afwijking van de voorwaarde betreffende de vaccinatie tegen rabiës van jonge gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten, als bepaald in de artikelen 7 en 11;

c)

de voorwaarden voor het niet-commerciële verkeer naar het grondgebied van de lidstaten van gezelschapsdieren:

i)

die niet voldoen aan de artikelen 6, 9, 10 of 14;

ii)

die afkomstig zijn uit bepaalde landen en gebieden onder door hun nationale voorschriften vastgestelde voorwaarden, als bepaald in artikel 16;

d)

de lijst met de punten van binnenkomst voor reizigers, als opgesteld op grond van artikel 34, lid 3, inclusief de voor de uitvoering van de controles aangewezen bevoegde autoriteit, bepaald in artikel 34, lid 4;

e)

de door hun nationale voorschriften vastgestelde voorwaarden die gelden voor het niet-commerciële verkeer naar het grondgebied van de lidstaten van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten, als bepaald in artikel 9, lid 3 en artikel 14, lid 3;

f)

informatie over antirabiësvaccins waarvoor de bevoegde autoriteit van de lidstaten een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, overeenkomstig punt 1, onder b), van bijlage III, en met name over het betrokken vaccinatieprotocol.

3.   De lidstaten stellen internetpagina’s ter beschikking met de in lid 1 bedoelde informatie en delen de Commissie het internetadres daarvan mee.

4.   De Commissie ondersteunt de lidstaten bij het ter beschikking stellen van deze informatie voor het publiek, door op haar internetpagina het volgende te vermelden:

a)

de links naar de internetpagina’s van de lidstaten, en

b)

de in lid 2, onder b), d) en e), van dit artikel bedoelde informatie, alsook de aan het publiek beschikbaar gestelde informatie zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b), naar gelang van het geval in bijkomende talen.

AFDELING 3

Procedurebepalingen

Artikel 38

Wijzigingen in de bijlagen

Om rekening te houden met de technische vooruitgang, de wetenschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de volksgezondheid of de gezondheid van gezelschapsdieren is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 39 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlagen II tot en met IV te wijzigen.

Artikel 39

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De in artikel 5, lid 5, artikel 17, lid 2, tweede alinea, artikel 19, lid 1, eerste alinea, en artikel 38, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf 28 juni 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van 5 jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 5, artikel 17, lid 2, tweede alinea, artikel 19, lid 1, eerste alinea, en artikel 38, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.

5.   Een overeenkomstig een artikel 5, lid 5, artikel 17, lid 2, tweede alinea, artikel 19, lid 1, eerste alinea, of artikel 38 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 40

Spoedprocedure

1.   Overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 39, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 41

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid dat is ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (19). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd als, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5, van toepassing.

Artikel 42

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De voorziene sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze bepalingen en van alle wijzigingen daarvan.

HOOFDSTUK VII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 43

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 998/2003 wordt ingetrokken, met uitzondering van afdeling 2 van deel B en deel C van bijlage II, die van kracht blijven tot de inwerkingtreding van de op grond van, respectievelijk, artikel 13, lid 1, en artikel 13, lid 2, van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen.

Verwijzingen in deze verordening naar de lijst in de op grond van artikel 13, lid 1 of 2, vastgestelde uitvoeringshandelingen gelden tot de inwerkingtreding van die uitvoeringshandelingen als verwijzingen naar de in, respectievelijk, afdeling 2 van deel B en in deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 vastgestelde lijst van derde landen en gebieden.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage V.

3.   De intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 laat onverlet dat Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2011 van de Commissie van 14 juli 2011 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake preventieve gezondheidsmaatregelen voor de bestrijding van infecties met Echinococcus multilocularis bij honden (20), die uit hoofde van artikel 5, lid 1, tweede alinea, van eerstgenoemde verordening is aangenomen, van kracht blijft.

Artikel 44

Overgangsmaatregelen betreffende identificatiedocumenten

1.   In afwijking van artikel 21, lid 1, wordt het in artikel 6, onder d), bedoelde identificatiedocument geacht aan deze verordening te voldoen, wanneer het was:

a)

opgesteld overeenkomstig het bij Beschikking 2003/803/EG vastgestelde modelpaspoort, en

b)

afgegeven voor 29 december 2014.

2.   In afwijking van artikel 25, lid 1, en artikel 27, onder a), wordt het in artikel 10, lid 1, onder e), bedoelde identificatiedocument geacht aan deze verordening te voldoen, wanneer het was:

a)

opgesteld overeenkomstig het in bijlage II bij Besluit 2011/874/EU vastgestelde modelcertificaat, of indien van toepassing, het bij Beschikking 2003/803/EG vastgestelde modelpaspoort, en

b)

afgegeven voor 29 december 2014.

Artikel 45

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 29 december 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 juni 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  PB C 229 van 31.7.2012, blz. 119.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 mei 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 juni 2013.

(3)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

(4)  PB L 132 van 29.5.2010, blz. 3.

(5)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(6)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(7)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.

(8)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(9)  PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.

(10)  Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29).

(11)  Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).

(12)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(14)  PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40.

(15)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(16)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(17)  PB L 312 van 27.11.2003, blz. 1.

(18)  PB L 343 van 23.12.2011, blz. 65.

(19)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(20)  PB L 296 van 15.11.2011, blz. 6.


BIJLAGE I

Soorten gezelschapsdieren

DEEL A

Honden (Canis lupus familiaris)

Katten (Felis silvestris catus)

Fretten (Mustela putorius furo)

DEEL B

Ongewervelde dieren (met uitzondering van bijen en hommels die onder de werkingssfeer van artikel 8 van Richtlijn 92/65/EEG vallen en week- en schaaldieren als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder e), punt ii), respectievelijk onder e), punt iii), van Richtlijn 2006/88/EG).

Waterdieren voor sierdoeleinden als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder k), van Richtlijn 2006/88/EG en die door artikel 2, lid 1, onder a) van die richtlijn van de werkingssfeer van die richtlijn zijn uitgesloten.

Amfibieën

Reptielen

Vogels: andere vogelsoorten dan die bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2009/158/EG.

Zoogdieren: andere dan voor de voedselproductie bedoelde knaagdieren en konijnen, die als „lagomorfen” zijn gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.


BIJLAGE II

Technische voorschriften voor transponders

Transponders dienen:

a)

te voldoen aan ISO-norm 11784 en gebruik te maken van HDX- of FDX-B-technologie, en

b)

te kunnen worden uitgelezen door een uitleesapparaat dat voldoet aan ISO-norm 11785.


BIJLAGE III

Geldigheidsvoorschriften voor vaccinaties tegen rabiës

1.

Het vaccin tegen rabiës moet:

a)

een ander dan een levend gemodificeerd vaccin zijn en onder een van de volgende categorieën vallen:

i)

een geïnactiveerd vaccin met ten minste één antigeneenheid per dosis (aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie), of

ii)

een recombinant vaccin dat de immuniserende glycoproteïne van het rabiësvirus in een levende virusvector tot expressie brengt;

b)

wanneer het wordt toegediend in een lidstaat, een vergunning voor het in de handel brengen hebben verkregen overeenkomstig:

i)

artikel 5 van Richtlijn 2001/82/EG, of

ii)

artikel 3 van Verordening (EG) nr. 726/2004;

c)

wanneer het wordt toegediend in een gebied of derde land, een goedkeuring of een licentie van de bevoegde autoriteit hebben ontvangen en ten minste voldoen aan de voorschriften die zijn vastgesteld in het relevante deel van het hoofdstuk betreffende rabiës in het Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid.

2.

Een vaccinatie tegen rabiës moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

het vaccin is toegediend door een gemachtigde dierenarts;

b)

het gezelschapsdier is op de datum van toediening van het vaccin minstens twaalf weken oud;

c)

de vaccinatiedatum is door een gemachtigde of officiële dierenarts vermeld in de desbetreffende rubriek van het identificatiedocument;

d)

de onder c) bedoelde vaccinatiedatum mag niet voorafgaan aan de datum waarop de transponder is ingeplant of de tatoeage is aangebracht, dan wel aan de datum waarop de transponder of de tatoeage gelezen zijn, als vermeld in de desbetreffende rubriek van het identificatiedocument;

e)

de geldigheidsduur van de vaccinatie gaat in vanaf de vaststelling van de beschermende immuniteit, die niet minder dan 21 dagen na de voltooiing van het door de producent voor de primaire vaccinatie vereiste vaccinatieprotocol plaatsvindt, en loopt door tot het einde van de periode van beschermende immuniteit, als voorgeschreven in de technische specificatie van de in punt 1, onder b), bedoelde vergunning of de in punt 1, onder c), bedoelde goedkeuring of licentie voor het vaccin tegen rabiës in de lidstaat of het gebied of derde land waar het vaccin wordt toegediend;

De geldigheidsduur van de vaccinatie is door een gemachtigde of een officiële dierenarts vermeld in de desbetreffende rubriek van het identificatiedocument.

f)

een herhalingsvaccinatie moet als een primaire vaccinatie worden beschouwd indien deze niet binnen de onder e) bedoelde geldigheidsduur van de eerdere vaccinatie is uitgevoerd.


BIJLAGE IV

Geldigheidsvoorschriften voor de titreringstest op rabiësantilichamen

1.

De verzameling van het bloedmonster voor de uitvoering van de titreringstest op rabiësantilichamen moet door een gemachtigde dierenarts worden uitgevoerd en in de desbetreffende rubriek van het identificatiedocument worden gedocumenteerd.

2.

De titreringstest op rabiësantilichamen moet:

a)

worden uitgevoerd op een monster dat ten minste 30 dagen na de vaccinatiedatum is verzameld, en

i)

niet minder dan drie maanden vóór de datum van:

het niet-commerciële verkeer uit een ander gebied of derde land dan die welke zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 13, lid 1 of lid 2, vastgestelde uitvoeringshandelingen, of

de doorvoer door een dergelijk gebied of derde land waar niet aan de voorwaarden van artikel 12, onder c), wordt voldaan, of

ii)

voordat het dier de Unie heeft verlaten om verplaatst te worden naar of doorgevoerd te worden door een ander gebied of derde land dan die welke op grond van artikel 13, lid 1 of lid 2, op de lijst zijn opgenomen; het identificatiedocument in het in artikel 21, lid 1, vastgestelde formaat moet bevestigen dat vóór de datum van de verplaatsing een titreringstest op rabiësantilichamen met gunstig resultaat is uitgevoerd;

b)

een niveau van neutraliserende antilichamen tegen het rabiësvirus in serum meten dat gelijk is aan of groter is dan 0,5 IU/ml, waarbij gebruik wordt gemaakt van een methode die wordt voorgeschreven in het desbetreffende deel van het hoofdstuk betreffende rabiës in het Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid;

c)

worden uitgevoerd in een erkend laboratorium overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2000/258/EG;

d)

niet worden hernieuwd na een toereikend resultaat, als beschreven onder b), mits het gezelschapsdier opnieuw wordt gevaccineerd binnen de in punt 2, onder e), van bijlage III vermelde geldigheidsduur van de vorige vaccinatie.


BIJLAGE V

Concordantietabel bedoeld in artikel 43, lid 2

Verordening (EG) nr. 998/2003

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, eerste lid

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, tweede lid

Artikel 2, lid 2, onder a)

Artikel 2, derde lid

Artikel 2, lid 2, onder b)

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder a) en b)

Artikel 3, onder b)

Artikel 3, onder f)

Artikel 3, onder c)

Artikel 2, lid 1

Artikel 4, lid 1, eerste alinea

 

 

Artikel 17, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1, tweede alinea

Artikel 17, lid 1, tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 5, lid 1, onder a)

Artikel 6, onder a)

Artikel 5, lid 1, onder b)

Artikel 6, onder d)

Artikel 5, lid 1, onder b) i)

Artikel 6, onder b)

Artikel 5, lid 1, onder b) ii)

Artikel 6, onder c)

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 19

Artikel 5, lid 2

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 5, lid 5, Artikelen 9, 14 en 28

Artikel 8, lid 1

Artikelen 10 en 12

Artikel 8, lid 2

Artikel 10, lid 1, onder e), en Artikel 27

Artikel 8, lid 3, onder a)

Artikel 13, lid 1

Artikel 8, lid 3, onder b)

Artikel 16

Artikel 8, lid 3, onder c)

Artikel 11

Artikel 8, lid 4

Artikel 25, leden 1 en 2

Artikel 9

Artikel 14 en Artikel 30, leden 1 en 2

Artikel 10, eerste alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 10, tweede alinea

Artikel 13, lid 3

Artikel 11, eerste zin

Artikel 37, lid 1

Artikel 11, tweede zin

Artikel 34, lid 4, onder a)

Artikel 12, eerste alinea, inleidende zin en onder a)

Artikel 10, lid 2, en Artikel 34, lid 1

Artikel 12, eerste alinea, inleidende zin en onder b)

Artikel 5, lid 4

Artikel 12, tweede alinea

Artikel 34, lid 3, en Artikel 37, lid 2, onder d)

Artikel 13

Artikel 34, lid 3, en Artikel 37, lid 2, onder d)

Artikel 14, eerste lid

Artikel 34, lid 2, onder a)

Artikel 14, tweede lid

Artikel 17, lid 1, tweede alinea

Artikel 14, derde lid

Artikel 35, lid 1 en 3

Artikel 14, vierde lid

Artikel 35, lid 2

Artikel 15

Bijlage IV, punt 1 en punt 2, onder c)

Artikel 16

Artikel 17, eerste lid

Artikel 17, tweede lid

Artikel 21, lid 1

Artikel 18, eerste lid

Artikel 18, tweede lid

Artikel 36

Artikel 19

Artikel 13, lid 3, en Artikel 5, lid 5

Artikel 19 bis, leden 1 en 2

Artikel 38

Artikel 19 bis, lid 3

Artikel 19 ter, lid 1

Artikel 39, lid 2

Artikel 19 ter, lid 2

Artikel 39, lid 4

Artikel 19 ter, lid 3

Artikel 39, lid 1

Artikel 19 quater, leden 1 en 3

Artikel 39, lid 3

Artikel 19 quater, lid 2

Artikel 19 quinquies, leden 1 en 2

Artikel 39, lid 5

Artikel 19 quinquies, lid 3

Artikelen 20 tot en met 23

Artikel 24, leden 1, 2 en 3

Artikel 41, leden 1, 2 en 3

Artikel 24, leden 4 en 5

Artikel 25

Artikel 45

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage I bis

Bijlage II

Bijlage I ter

Bijlage III

Bijlage II, deel A en deel B, afdeling 1

Bijlage II, deel B, afdeling 2

Artikel 13, lid 1

Bijlage II, deel C

Artikel 13, lid 2


VERKLARING VAN DE COMMISSIE

In het kader van de Strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren (1) zal de Commissie een studie verrichten betreffende het welzijn van honden en katten die betrokken zijn bij handelspraktijken.

Als die studie uitwijst dat de handelspraktijken gezondheidsrisico’s opleveren, zal de Commissie passende mogelijkheden overwegen om de gezondheid van mensen en dieren te beschermen, waaronder het doen van voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing van de huidige wetgeving van de Unie betreffende de handel in honden en katten, waarbij bijvoorbeeld compatibele, in alle lidstaten toegankelijke systemen voor de registratie van die dieren kunnen worden ingevoerd.

In het licht daarvan zal de Commissie nagaan of het haalbaar en passend is dergelijke registratiesystemen uit te breiden tot honden en katten die gemerkt en geïdentificeerd zijn overeenkomstig de wetgeving van de Unie betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren.


(1)  COM(2012) 6 final/2 — Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015.


Top