This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document JOL_2012_112_R_0006_01
Decision of the Council of the European Union of 5 December 2011 on the admission of the Republic of Croatia to the European Union#Table of Contents#Treaty between the Kingdom of Belgium, the Republic of Bulgaria, the Czech Republic, the Kingdom of Denmark, the Federal Republic of Germany, the Republic of Estonia, Ireland, the Hellenic Republic, the Kingdom of Spain, the French Republic, the Italian Republic, the Republic of Cyprus, the Republic of Latvia, the Republic of Lithuania, the Grand Duchy of Luxembourg, the Republic of Hungary, the Republic of Malta, the Kingdom of the Netherlands, the Republic of Austria, the Republic of Poland, the Portuguese Republic, Romania, the Republic of Slovenia, the Slovak Republic, the Republic of Finland, the Kingdom of Sweden, the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland (Member States of the European Union) and the Republic of Croatia concerning the accession of the Republic of Croatia to the European Union#Act concerning the conditions of accession of the Republic of Croatia and the adjustments to the Treaty on European Union, the Treaty on the Functioning of the European Union and the Treaty establishing the European Atomic Energy Community#ANNEX I List of conventions and protocols to which the Republic of Croatia accedes upon accession (referred to in Article 3(4) of the Act of Accession)#ANNEX II List of provisions of the Schengen acquis as integrated into the framework of the European Union and the acts building upon it or otherwise related to it, to be binding on, and applicable in, the Republic of Croatia as of accession (referred to in Article 4(1) of the Act of Accession)#ANNEX III List referred to in Article 15 of the Act of Accession: adaptations to acts adopted by the institutions#ANNEX IV List referred to in Article 16 of the Act of Accession: other permanent provisions#ANNEX V List referred to in Article 18 of the Act of Accession: transitional measures#ANNEX VI Rural development (referred to in Article 35(2) of the Act of Accession)#ANNEX VII Specific commitments undertaken by the Republic of Croatia in the accession negotiations (referred to in Article 36(1), second subparagraph, of the Act of Accession)#ANNEX VIII Commitments undertaken by the Republic of Croatia on the restructuring of the Croatian shipbuilding industry (referred to in Article 36(1), third subparagraph, of the Act of Accession)#ANNEX IX Commitments undertaken by the Republic of Croatia on the restructuring of the steel sector (referred to in Article 36(1), third subparagraph, of the Act of Accession)#Protocol on certain arrangements concerning a possible one-off transfer of assigned amount units issued under the Kyoto Protocol to the United Nations Framework Convention on Climate Change to the Republic of Croatia, as well as the related compensation#Final Act#I. Text of the Final Act#II. Declarations#III. Exchange of Letters between the European Union and the Republic of Croatia on an information and consultation procedure for the adoption of certain decisions and other measures to be taken during the period preceding accession
Besluit van de Raad van de Europese Unie van 5 december 2011 betreffende de toelating van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Inhoud
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
BIJLAGE I Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe de Republiek Kroatië bij toetreding toetreedt (bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE II Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de Republiek Kroatië vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE III Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte: aanpassingen van de door de instellingen vastgestelde handelingen
BIJLAGE IV Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte: andere permanente bepalingen
BIJLAGE V Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen
BIJLAGE VI Plattelandsontwikkeling (bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE VII Specifieke toezeggingen van de Republiek Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen (als bedoeld in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE VIII Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de Kroatische scheepsbouwindustrie (als bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE IX Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de staalsector (als bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte)
Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering, alsmede de compensatie daarvoor
Slotakte
I. Tekst van de Slotakte
II. Verklaringen
III. Briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat
Besluit van de Raad van de Europese Unie van 5 december 2011 betreffende de toelating van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Inhoud
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
BIJLAGE I Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe de Republiek Kroatië bij toetreding toetreedt (bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE II Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de Republiek Kroatië vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE III Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte: aanpassingen van de door de instellingen vastgestelde handelingen
BIJLAGE IV Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte: andere permanente bepalingen
BIJLAGE V Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen
BIJLAGE VI Plattelandsontwikkeling (bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE VII Specifieke toezeggingen van de Republiek Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen (als bedoeld in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE VIII Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de Kroatische scheepsbouwindustrie (als bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte)
BIJLAGE IX Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de staalsector (als bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte)
Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering, alsmede de compensatie daarvoor
Slotakte
I. Tekst van de Slotakte
II. Verklaringen
III. Briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat
PB L 112 van 24.4.2012, p. 6–110
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
24.4.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/6 |
BESLUIT VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
van 5 december 2011
betreffende de toelating van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 49,
Gezien het advies van de Europese Commissie (1),
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (2),
Overwegende dat de Republiek Kroatië heeft gevraagd lid te mogen worden van de Europese Unie,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Enig artikel
De Raad willigt dit verzoek om toelating in; de voorwaarden voor de toelating en de uit de toelating voortvloeiende aanpassingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, moeten het voorwerp vormen van een akkoord tussen de lidstaten en de Republiek Kroatië.
Gedaan te Brussel, 5 december 2011.
Voor de Raad
De voorzitter
M. DOWGIELEWICZ
(1) Zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad.
(2) Zie bladzijde 5 van dit Publicatieblad.
INHOUD
A. |
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie |
B. |
Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie |
Eerste deel: |
Beginselen |
Tweede deel: |
Aanpassing van de verdragen |
Titel I: |
Institutionele bepalingen |
Titel II: |
Andere aanpassingen |
Derde deel: |
Permanente bepalingen |
Vierde deel: |
Tijdelijke bepalingen |
Titel I: |
Overgangsmaatregelen |
Titel II: |
Institutionele bepalingen |
Titel III: |
Financiële bepalingen |
Titel IV: |
Overige bepalingen |
Vijfde deel: |
Bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van deze Akte |
Titel I: |
Aanpassingen van het reglement van orde van de instellingen en de statuten en het reglement van orde van de comités |
Titel II: |
Toepassing van de handelingen van de instellingen |
Titel III: |
Slotbepalingen |
BIJLAGEN
BIJLAGE I: |
Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe de Republiek Kroatië bij toetreding toetreedt (bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte) |
BIJLAGE II: |
Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de Republiek Kroatië vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte) |
BIJLAGE III: |
Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte: aanpassingen van de door de instellingen vastgestelde handelingen |
1. |
Vrij verrichten van diensten |
2. |
Recht inzake intellectuele eigendom |
I. |
Gemeenschapsmerk |
II. |
Aanvullend beschermingscertificaat |
III. |
Gemeenschapsmodellen |
3. |
Financiële diensten |
4. |
Landbouw |
5. |
Visserij |
6. |
Belasting |
7. |
Regionaal beleid en coördinatie van structuurinstrumenten |
8. |
Milieu |
BIJLAGE IV: |
Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte: andere permanente bepalingen |
1. |
Recht inzake Intellectuele eigendom |
2. |
Mededingingsbeleid |
3. |
Landbouw |
4. |
Visserij |
5. |
Douane-unie |
Aanhangsel bij bijlage IV
BIJLAGE V: |
Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen: |
1. |
Vrij verkeer van goederen |
2. |
Vrij verkeer van personen |
3. |
Vrij verkeer van kapitaal |
4. |
Landbouw |
I. |
Overgangsmaatregelen voor Kroatië |
II. |
Overgangsregeling met tariefcontingenten voor ruwe rietsuiker voor raffinage |
III. |
Tijdelijke aanvullende maatregelen inzake rechtstreekse betalingen voor Kroatië |
5. |
Voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid |
I. |
Leghennen |
II. |
Inrichtingen (vlees, melk en vis en dierlijke bijproducten) |
III. |
In de handel brengen van zaden |
IV. |
Neum |
6. |
Visserij |
7. |
Vervoersbeleid |
8. |
Belastingen |
9. |
Vrijheid, veiligheid en recht |
10. |
Milieu |
I. |
Horizontale wetgeving |
II. |
Luchtkwaliteit |
III. |
Afvalbeheer |
IV. |
Waterkwaliteit |
V. |
Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) |
VI. |
Chemische stoffen |
Aanhangsel bij bijlage V
BIJLAGE VI: |
Plattelandsontwikkeling (bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Toetredingsakte) |
BIJLAGE VII: |
Specifieke toezeggingen van de Republiek Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen (bedoeld in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van de Toetredingsakte) |
BIJLAGE VIII: |
Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de Kroatische scheepsbouw (bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte) |
BIJLAGE IX: |
Toezegging van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de staalsector (bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte) |
PROTOCOL
Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van toegewezen eenheden die zijn verleend uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering, alsmede de compensatie daarvoor
SLOTAKTE
I. |
Tekst van de Slotakte |
II. |
Verklaringen |
A. |
Gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten |
Gezamenlijke verklaring over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis
B. |
Gezamenlijke verklaring van diverse huidige lidstaten |
Gezamenlijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het vrije verkeer van werknemers: Kroatië
C. |
Gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten en de Republiek Kroatië |
Gezamenlijke verklaring over het Europees Ontwikkelingsfonds
D. |
Verklaring van de Republiek Kroatië |
Verklaring van de Republiek Kroatië betreffende de overgangsregelingen voor de liberalisering van de Kroatische markt voor landbouwgrond
III. |
Briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat |
VERDRAG
TUSSEN
HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK CYPRUS, DE REPUBLIEK LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, DE REPUBLIEK HONGARIJE, DE REPUBLIEK MALTA, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE REPUBLIEK POLEN, DE PORTUGESE REPUBLIEK, ROEMENIË, DE REPUBLIEK SLOVENIË, DE SLOWAAKSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND
(LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE)
EN
DE REPUBLIEK KROATIË
BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE REPUBLIEK KROATIË TOT DE EUROPESE UNIE
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
VERENIGD in de wil de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie voort te zetten,
VASTBESLOTEN op de reeds gelegde grondslagen een steeds hechtere eenheid tussen de Europese volkeren tot stand te brengen,
OVERWEGENDE dat artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Europese Staten de mogelijkheid biedt lid van de Unie te worden,
OVERWEGENDE dat de Republiek Kroatië heeft verzocht lid te worden van de Unie,
OVERWEGENDE dat de Raad, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen en na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen, zich heeft uitgesproken voor toelating van de Republiek Kroatië,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
Elio DI RUPO
eerste minister
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
Boyko BORISSOV
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
Petr NECAS
minister-president
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
Helle THORNING-SCHMIDT
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
Dr. Angela MERKEL
Bondskanselier
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
Andrus ANSIP
minister-president
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
Enda KENNY
minister-president (Taoiseach)
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
Lucas PAPADEMOS
minister-president
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
José Luis RODRIGUEZ ZAPATERO
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
Jean LEONETTI
minister, belast met Europese Zaken
DE REPUBLIEK KROATIË,
Ivo JOSIPOVIĆ,
president
Jadranka KOSOR
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
Sen. Prof. Mario MONTI
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
Demetris CHRISTOFIAS
president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
Valdis DOMBROVSKIS
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
Dalia GRYBAUSKAITĖ
president
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
Jean-Claude JUNCKER
minister-president, minister van staat
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
Viktor ORBÁN
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
Lawrence GONZI
minister-president
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
Mark RUTTE
minister-president, minister van Algemene Zaken
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
Werner FAYMANN
bondskanselier
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
Donald TUSK
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
Pedro PASSOS COELHO
minister-president
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
Traian BĂSESCU
president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
Borut PAHOR
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
Iveta RADICOVA
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
Jyrki KATAINEN
minister-president
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
Fredrik REINFELDT
minister-president
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
The Rt. Hon. David CAMERON
minister-president
OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT:
Artikel 1
1. De Republiek Kroatië wordt lid van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
2. De Republiek Kroatië wordt partij bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals deze Verdragen zijn gewijzigd of aangevuld.
3. De voorwaarden voor de toelating en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van de in lid 2 genoemde Verdragen zijn neergelegd in de bij dit Verdrag gevoegde Akte. De bepalingen van deze Akte maken een integrerend deel van dit Verdrag uit.
Artikel 2
De bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de lidstaten, alsmede de algemene en bijzondere bevoegdheden van de instellingen van de Unie, zoals die zijn neergelegd in de Verdragen waarbij de Republiek Kroatië uit hoofde van artikel 1, lid 2, partij wordt, zijn van toepassing ten aanzien van dit Verdrag.
Artikel 3
1. Dit Verdrag zal door de hoge verdragsluitende partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen. De akten van bekrachtiging zullen uiterlijk op 30 juni 2013 worden neergelegd bij de regering van de Italiaanse Republiek.
2. Door middel van het bekrachtigen van dit Verdrag wordt de Republiek Kroatië tevens geacht alle wijzigingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde Verdragen die op het moment waarop de Republiek Kroatië dit Verdrag bekrachtigt open staan voor bekrachtiging of goedkeuring door de lidstaten volgens artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede de besluiten van de instellingen die op dat moment worden of reeds eerder zijn vastgesteld en pas in werking treden nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd, te hebben bekrachtigd of goedgekeurd.
3. Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 2013, mits alle akten van bekrachtiging voor die datum zijn neergelegd.
4. Onverminderd lid 3, kunnen de instellingen van de Unie vóór de toetreding de maatregelen vaststellen als bedoeld in artikel 3, lid 7, artikel 6, lid 2, tweede alinea, artikel 6, lid 3, tweede alinea, artikel 6, lid 6, tweede en derde alinea, artikel 6, lid 7, tweede alinea, artikel 6, lid 8, derde alinea, artikel 17, artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 5, artikel 35, leden 3 en 4, de artikelen 38, 39, 41, 42, 43, 44, 49, 50 en 51, en bijlagen IV tot en met VI van de in artikel 1, lid 3, bedoelde Akte.
Deze maatregelen treden slechts in werking onder voorbehoud en op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige Verdrag.
5. Onverminderd lid 3, is artikel 36 van de in artikel 1, lid 3, bedoelde Akte van toepassing bij de ondertekening van het onderhavige Verdrag.
Artikel 4
Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.
Съставено в Брюксел на девети декември две хиляди и единадесета година.
Hecho en Bruselas, el nueve de diciembre de dos mil once.
V Bruselu dne devátého prosince dva tisíce jedenáct.
Udfærdiget i Bruxelles den niende december to tusind og elleve.
Geschehen zu Brüssel am neunten Dezember zweitausendelf.
Kahe tuhande üheteistkümnenda aasta detsembrikuu üheksandal päeval Brüsselis.
Έγινε στις Βρυξέλλες, στις εννέα Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες έντεκα.
Done at Brussels on the ninth day of December in the year two thousand and eleven.
Fait à Bruxelles, le neuf décembre deux mille onze.
Arna dhéanamh sa Bhruiséil, an naoú lá de mhí na Nollag an bhliain dhá mhíle agus a haon déag.
Sastavljeno u Bruxellesu dana devetog prosinca godine dvije tisuće jedanaeste.
Fatto a Bruxelles, addì nove dicembre duemilaundici.
Briselē, divtūkstoš vienpadsmitā gada devītajā decembrī.
Priimta du tūkstančiai vienuoliktų metų gruodžio devintą dieną Briuselyje.
Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenegyedik év december havának kilencedik napján.
Magħmul fi Brussell, fid-disa jum ta’ Diċembru tas-sena elfejn u ħdax.
Gedaan te Brussel, de negende december tweeduizend elf.
Sporządzono w Brukseli dnia dziewiątego grudnia roku dwa tysiące jedenastego.
Feito em Bruxelas, em nove de Dezembro de dois mil e onze.
Întocmit la Bruxelles la nouă decembrie două mii unsprezece.
V Bruseli dňa deviateho decembra dvetisícjedenásť.
V Bruslju, dne devetega decembra leta dva tisoč enajst.
Tehty Brysselissä yhdeksäntenä päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattayksitoista.
Som skedde i Bryssel den nionde december tjugohundraelva.
Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen
Pour Sa Majesté le Roi des Belges
Für Seine Majestät den König der Belgier
Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.
Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt.
За Република България
Za prezidenta České republiky
For Hendes Majestæt Danmarks Dronning
Für den Präsidenten der Bundesrepublik Deutschland
Eesti Vabariigi Presidendi nimel
Thar ceann Uachtarán na hÉireann
For the President of Ireland
Για τον Пρόεδρο της Еλληνικής Δημοκρατίας
Por Su Majestad el Rey de España
Pour le Président de la République française
Za Republiku Hrvatsku
Per il Presidente della Repubblica italiana
Για τον Пρόεδρο της Кνπριαкής Δημοκρατίας
Latvijas Republikas Valsts prezidenta vārdā –
Lietuvos Respublikos Prezidentės vardu
Pour Son Altesse Royale le Grand-Duc de Luxembourg
A Magyar Köztársaság Elnöke részéről
Għall-President ta' Malta
Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden
Für den Bundespräsidenten der Republik Österreich
Za Prezydenta Rzeczypospolitej Polskiej
Pelo Presidente da República Portuguesa
Pentru Președintele României
Za predsednika Republike Slovenije
Za prezidenta Slovenskej republiky
Suomen Tasavallan Presidentin puolesta
För Republiken Finlands President
För Konungariket Sveriges regering
For Her Majesty the Queen of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland
AKTE
betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
EERSTE DEEL
BEGINSELEN
Artikel 1
In de zin van deze Akte:
— |
worden met de uitdrukking „oorspronkelijke Verdragen” bedoeld:
|
— |
worden met de uitdrukking „huidige lidstaten” bedoeld, het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland; |
— |
wordt met de uitdrukking „de Unie” bedoeld de Europese Unie zoals tot stand gebracht bij het VEU en het VWEU en/of, in voorkomend geval, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; |
— |
worden met de uitdrukking „instellingen” bedoeld de bij het VEU opgerichte instellingen. |
Artikel 2
Onmiddellijk na de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de instellingen vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor Kroatië en in Kroatië toepasselijk onder de voorwaarden voorzien in deze Verdragen en in deze Akte.
Wanneer wijzigingen in de oorspronkelijke Verdragen door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig artikel 48, lid 4 VEU zijn overeengekomen nadat Kroatië het Toetredingsverdrag heeft bekrachtigd en deze wijzigingen op het moment van toetreding nog niet in werking zijn getreden, bekrachtigt Kroatië deze wijzigingen overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen.
Artikel 3
1. Kroatië treedt toe tot de door de regeringsleiders en de staatshoofden van de lidstaten, in het kader van de Europese Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
2. Kroatië treedt toe tot de door de Vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
3. Kroatië bevindt zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Europese Raad of de Raad, alsmede ten aanzien van die welke betrekking hebben op de Unie en in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige lidstaten; Kroatië zal derhalve de beginselen en beleidslijnen die hieruit voortvloeien eerbiedigen en de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.
4. Kroatië treedt toe tot de in bijlage I opgesomde verdragen, overeenkomsten en protocollen. Deze verdragen, overeenkomsten en protocollen treden in werking ten aanzien van Kroatië op de datum die door de Raad wordt bepaald in de in lid 5 bedoelde besluiten.
5. De Raad besluit op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen aan te brengen in de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 4, en de aangepaste tekst bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.
6. Kroatië verbindt zich ertoe om met betrekking tot de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 4 administratieve en andere regelingen in te voeren zoals de regelingen die de huidige lidstaten of de Raad voor de datum van toetreding hebben vastgesteld, en de praktische samenwerking tussen de instellingen en organisaties van de lidstaten te faciliteren.
7. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bijlage I aanvullen met de verdragen, overeenkomsten en protocollen die vóór de datum van toetreding zijn ondertekend.
Artikel 4
1. De bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende het in het kader van de Europese Unie geïntegreerde Schengenacquis (hierna het „Schengenprotocol” genoemd), en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten die zijn opgesomd in bijlage II, evenals alle andere dergelijke rechtsbesluiten die eventueel worden vastgesteld vóór de toetredingsdatum, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in Kroatië.
2. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten welke niet in lid 1 bedoeld worden, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor Kroatië, maar zijn in Kroatië slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in Kroatië aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan, inclusief de effectieve toepassing van alle Schengenvoorschriften overeenkomstig de overeengekomen gemeenschappelijke normen en de grondbeginselen. De Raad besluit overeenkomstig de toepasselijke Schengenprocedures en houdt rekening met het verslag van de Commissie waarin wordt bevestigd dat Kroatië de in de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen die relevant zijn voor het Schengenacquis blijft nakomen.
De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten ten aanzien waarvan de bepalingen van dit lid reeds van kracht zijn en van de vertegenwoordiger van de regering van de Republiek Kroatië. De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan dit besluit deel voor zover het verband houdt met de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde handelingen waaraan deze lidstaten deelnemen.
Artikel 5
Vanaf de datum van toetreding neemt Kroatië aan de Economische en Monetaire Unie deel als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 139 van het VWEU.
Artikel 6
1. De door de Unie met een of meer derde staten, met een internationale organisatie of met een onderdaan van een derde staat gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten, zijn verbindend voor Kroatië, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neergelegde voorwaarden.
2. Kroatië verbindt zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige lidstaten en de Unie met een of meer derde landen of met een internationale organisatie gezamenlijk gesloten of ondertekende overeenkomsten.
Behoudens in de gevallen waarin bij specifieke overeenkomsten anders is bepaald, wordt de toetreding van Kroatië tot de in de eerste alinea genoemde overeenkomsten geregeld door de sluiting van een protocol bij die overeenkomsten door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het (de) betrokken derde land(en) of internationale organisatie. De Commissie of, indien de overeenkomst uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de hoge vertegenwoordiger), voert namens de lidstaten onderhandelingen over deze protocollen, op basis van door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren en in overleg met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie of, in voorkomend geval, de hoge vertegenwoordiger, dient een ontwerp van de te sluiten protocollen in bij de Raad.
Deze procedure geldt onverminderd de uitoefening van de eigen bevoegdheden van de Unie en laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten op het gebied van de sluiting van dergelijke overeenkomsten in de toekomst dan wel andere, niet met de toetreding verband houdende, wijzigingen onverlet.
3. Vanaf de datum van toetreding, en in afwachting van de inwerkingtreding van de nodige protocollen als bedoeld in de tweede alinea van lid 2, past Kroatië de bepalingen toe van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde overeenkomsten die vóór de toetreding door de Unie gesloten of voorlopig toegepast zijn, met uitzondering van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (1).
In afwachting van de inwerkingtreding van de protocollen als bedoeld in de tweede alinea van lid 2 nemen de Unie en de lidstaten, gezamenlijk optredend als dat passend is binnen hun respectieve bevoegdheden, de passende maatregelen.
4. Kroatië treedt toe tot de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (2), alsmede tot de twee overeenkomsten tot wijziging van die overeenkomst ondertekend in Luxemburg op 25 juni 2005 (3) en voor ondertekening opengesteld in Ouagadougou op 22 juni 2010 (4).
5. Kroatië verbindt zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (5), zulks overeenkomstig artikel 128 van die Overeenkomst.
6. Vanaf de datum van toetreding worden de tussen de Unie en derde landen gesloten bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen door Kroatië toegepast.
De door de Unie toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van textielproducten en kleding worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Kroatië tot de Unie. Te dien einde kan door de Unie met de betrokken derde landen nog voor de toetreding worden onderhandeld over wijzigingen van de in de eerste alinea genoemde bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen.
Indien de wijzigingen van de bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, verricht de Unie de nodige aanpassingen van haar regels betreffende de invoer van textielproducten en kleding uit derde landen om rekening te kunnen houden met de toetreding van Kroatië.
7. De door de Unie toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van staal en staalproducten worden aangepast op basis van de invoer van Kroatië, over de afgelopen jaren, van staal en staalproducten van oorsprong uit de betrokken leverancierlanden.
Te dien einde wordt nog voor de toetreding onderhandeld over de nodige wijzigingen in de tussen de Unie en derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten en regelingen op het gebied van staal.
Indien de wijzigingen van de bilaterale staalovereenkomsten en regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, is de eerste alinea van toepassing.
8. Vanaf de datum van toetreding worden visserijovereenkomsten die tussen Kroatië en derde landen werden gesloten vóór die datum, beheerd door de Unie.
De rechten en plichten die voor Kroatië uit deze overeenkomsten voortvloeien, blijven onverlet gedurende de periode waarin de bepalingen van deze overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.
Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten, stelt de Raad, in elk apart geval, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de passende besluiten vast voor het voortzetten van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om bepaalde van deze overeenkomsten met ten hoogste één jaar te verlengen.
9. Kroatië zegt elke vrijhandelsovereenkomst met derde landen, inclusief de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, zoals gewijzigd, op.
Voor zover de overeenkomsten tussen Kroatië enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds, niet verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit deze Akte, treft Kroatië alle passende maatregelen om de geconstateerde onverenigbaarheden weg te werken. Indien Kroatië moeilijkheden ondervindt om een overeenkomst aan te passen die vóór de toetreding is gesloten met één of meer derde landen, zegt het die overeenkomst op.
Kroatië neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen van dit lid vanaf de datum van toetreding.
10. Kroatië treedt onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe tot de interne overeenkomsten welke door de huidige lidstaten werden gesloten met het oog op de toepassing van de in lid 2 en lid 4 bedoelde overeenkomsten.
11. Kroatië treft, zo nodig, passende maatregelen om zijn positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Unie of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit zijn toetreding tot de Unie.
Met name zegt Kroatië de internationale visserijovereenkomsten en zijn lidmaatschap van de internationale visserijorganisaties op waarbij ook de Unie partij is, tenzij zijn lidmaatschap geen verband houdt met visserijzaken.
Kroatië neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen van dit lid vanaf de datum van toetreding.
Artikel 7
1. De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdagen die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.
2. De door de instellingen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangsmaatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.
3. De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de instellingen worden ingetrokken of gewijzigd, tenzij deze bepalingen overgangsmaatregelen zijn, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.
Artikel 8
Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.
TWEEDE DEEL
AANPASSING VAN DE VERDRAGEN
TITEL I
INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 9
Het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door: „De gedeeltelijke vervanging van de rechters, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft betrekking op veertien rechters.”. |
2) |
Artikel 48 wordt vervangen door: „Artikel 48 Het Gerecht bestaat uit achtentwintig rechters.”. |
Artikel 10
Het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank wordt hierbij als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 4, lid 1, eerste alinea,
|
2) |
In artikel 9, lid 2, worden de eerste, tweede en derde alinea's, vervangen door: „2. De Raad van bewind bestaat uit negenentwintig bewindvoerders en negentien plaatsvervangers. De bewindvoerders worden voor de tijd van vijf jaar door de Raad van gouverneurs benoemd; door elke lidstaat en door de Commissie wordt een bewindvoerder aangewezen. De plaatsvervangende bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, en wel als volgt:
|
Artikel 11
Artikel 134, lid 2, eerste alinea, van het EGA-Verdrag, betreffende de samenstelling van het Wetenschappelijk en Technische Comité, wordt vervangen door:
„2. Het comité bestaat uit tweeënveertig leden, benoemd door de Raad na raadpleging van de Commissie.”.
TITEL II
ANDERE AANPASSINGEN
Artikel 12
Aan artikel 64, lid 1, van het VWEU wordt de volgende zin toegevoegd:
„Voor beperkingen uit hoofde van nationaal recht in Kroatië geldt als datum 31 december 2002.”.
Artikel 13
Artikel 52, lid 1, van het VEU wordt vervangen door:
„1. De Verdragen zijn van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.”.
Artikel 14
1. Artikel 55, lid 1, van het VEU wordt vervangen door:
„1. Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.”.
2. Artikel 225, tweede alinea, van het EGA-Verdrag wordt vervangen door:
„Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.”.
DERDE DEEL
PERMANENTE BEPALINGEN
Artikel 15
Ten aanzien van de besluiten genoemd in bijlage III vinden de aanpassingen plaats die in die bijlage worden omschreven.
Artikel 16
De in bijlage IV opgesomde maatregelen worden toegepast op de in die bijlage bepaalde voorwaarden.
Artikel 17
De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement besluiten tot de aanpassingen van de bepalingen van deze Akte betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid welke nodig kunnen blijken ten gevolge van een wijziging van de voorschriften van de Unie.
VIERDE DEEL
TIJDELIJKE BEPALINGEN
TITEL I
OVERGANGSMAATREGELEN
Artikel 18
De in bijlage V vermelde maatregelen zijn ten aanzien van Kroatië van toepassing onder de in die bijlage neergelegde voorwaarden.
TITEL II
INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 19
1. In afwijking van artikel 2, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen en in afwijking van het in artikel 14, lid 2, eerste alinea, van het VEU vastgestelde maximumaantal zetels, wordt het aantal leden van het Europees Parlement, om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot de aanvang van de zittingsperiode 2009-2014 van het Europees Parlement verhoogd met 12 leden uit Kroatië.
2. In afwijking van artikel 14, lid 3, van het VEU, houdt Kroatië voor de datum van toetreding ad hoc verkiezingen van het in lid 1 van dit artikel vastgestelde aantal leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, overeenkomstig het acquis van de Unie. Indien de datum van toetreding echter minder dan zes maanden vóór de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement valt, mogen de leden van het Europees Parlement die de burgers van Kroatië vertegenwoordigen door het nationale parlement van Kroatië uit zijn leden worden aangewezen, waarbij de betrokken personen bij rechtstreekse algemene verkiezingen verkozen moeten zijn.
Artikel 20
Artikel 3, lid 3, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen wordt vervangen door:
„3. Tot en met 31 oktober 2014 zijn de volgende bepalingen van kracht, onverminderd artikel 235, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie:
Vóór de besluiten van de Europese Raad en de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, worden de stemmen van de leden als volgt gewogen:
België |
12 |
Bulgarije |
10 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
7 |
Duitsland |
29 |
Estland |
4 |
Ierland |
7 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
27 |
Frankrijk |
29 |
Kroatië |
7 |
Italië |
29 |
Cyprus |
4 |
Letland |
4 |
Litouwen |
7 |
Luxemburg |
4 |
Hongarije |
12 |
Malta |
3 |
Nederland |
13 |
Oostenrijk |
10 |
Polen |
27 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
14 |
Slovenië |
4 |
Slowakije |
7 |
Finland |
7 |
Zweden |
10 |
Verenigd Koninkrijk |
29 |
De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 260 stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voor stemt, indien zij krachtens de Verdragen op voorstel van de Commissie moeten worden genomen. In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 260 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derde van de leden voor stemt.
Een lid van de Europese Raad of van de Raad kan verlangen dat, in de gevallen waarin de Europese Raad of de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een handeling vaststelt, wordt nagegaan of de lidstaten welke die gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is de handeling niet vastgesteld.”.
Artikel 21
1. Op de datum van toetreding wordt een onderdaan van Kroatië benoemd tot lid van de Commissie voor de periode vanaf de datum van toetreding tot en met 31 oktober 2014. Het nieuwe lid van de Commissie wordt, na raadpleging van het Europees Parlement en conform de criteria van artikel 17, lid 3, van het VEU, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en in overeenstemming met de voorzitter van de Commissie door de Raad benoemd.
2. De ambtstermijn van het overeenkomstig lid 1 benoemde lid eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
Artikel 22
1. De ambtstermijnen van de overeenkomstig artikel 19, lid 2, derde alinea, van het VEU door Kroatië benoemde rechter bij het Hof van Justitie en de rechter bij het Gerecht lopen respectievelijk af op 6 oktober 2015 en 31 augustus 2013.
2. Voor het wijzen van het vonnis in zaken die op de datum van toetreding bij het Hof of het Gerecht aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is ingeleid, komen het Hof en het Gerecht in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van voor de toetreding, en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op de dag vóór de toetredingsdatum gold.
Artikel 23
1. In afwijking van artikel 301, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Economisch en Sociaal Comité wordt vastgesteld, wordt artikel 7, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, vervangen door:
„Artikel 7
Tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 301 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde besluit is de zetelverdeling van de leden van het Economisch en Sociaal Comité als volgt:
België |
12 |
Bulgarije |
12 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
9 |
Duitsland |
24 |
Estland |
7 |
Ierland |
9 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
21 |
Frankrijk |
24 |
Kroatië |
9 |
Italië |
24 |
Cyprus |
6 |
Letland |
7 |
Litouwen |
9 |
Luxemburg |
6 |
Hongarije |
12 |
Malta |
5 |
Nederland |
12 |
Oostenrijk |
12 |
Polen |
21 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
15 |
Slovenië |
7 |
Slowakije |
9 |
Finland |
9 |
Zweden |
12 |
Verenigd Koninkrijk |
24”. |
2. Het aantal leden van het Economisch en Sociaal Comité wordt tijdelijk verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Europese Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 301, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld.
3. Indien het in artikel 301, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit op de datum van toetreding reeds is vastgesteld, wordt aan Kroatië in afwijking van het in artikel 301, eerste alinea, van het VWEU vastgestelde maximumaantal leden van het Economisch en Sociaal Comité tijdelijk een passend aantal leden toegekend tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke de toetreding tot de Unie plaatsvindt.
Artikel 24
1. In afwijking van artikel 305, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Comité van de Regio's wordt vastgesteld, wordt artikel 8 van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, vervangen door:
„Artikel 8
Tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 305 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde besluit is de zetelverdeling van de leden van het Comité van de Regio's als volgt:
België |
12 |
Bulgarije |
12 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
9 |
Duitsland |
24 |
Estland |
7 |
Ierland |
9 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
21 |
Frankrijk |
24 |
Kroatië |
9 |
Italië |
24 |
Cyprus |
6 |
Letland |
7 |
Litouwen |
9 |
Luxemburg |
6 |
Hongarije |
12 |
Malta |
5 |
Nederland |
12 |
Oostenrijk |
12 |
Polen |
21 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
15 |
Slovenië |
7 |
Slowakije |
9 |
Finland |
9 |
Zweden |
12 |
Verenigd Koninkrijk |
24”. |
2. Het aantal leden van het Comité van de Regio's wordt tijdelijk verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld.
3. Indien het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit op de datum van toetreding reeds is vastgesteld, wordt aan Kroatië in afwijking van artikel 305, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Comité van de Regio's wordt vastgesteld, tijdelijk een passend aantal leden toegekend tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke de toetreding tot de Unie plaatsvindt.
Artikel 25
De ambtstermijn van de bewindvoerder in de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank die door Kroatië is voorgedragen en bij de toetreding is benoemd overeenkomstig artikel 9, lid 2, tweede alinea, van het Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank, verstrijkt aan het einde van de jaarvergadering van de Raad van gouverneurs tijdens welke het jaarverslag over het boekjaar 2017 wordt behandeld.
Artikel 26
1. Nieuwe leden van de bij de oorspronkelijke Verdragen of bij een besluit van de instellingen opgerichte comités, groepen, agentschappen of andere organen, worden benoemd op de voorwaarden en volgens de procedures voor de benoeming van leden van deze comités, groepen, agentschappen of andere organen. De ambtstermijn van de nieuw benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
2. De bij de oorspronkelijke Verdragen of bij een besluit van de instellingen opgerichte comités, groepen, agentschappen of andere organen met een vast aantal leden dat is vastgesteld ongeacht het aantal lidstaten, worden bij de toetreding volledig vernieuwd, tenzij de ambtstermijn van de huidige leden binnen 12 maanden vanaf de toetreding verstrijkt.
TITEL III
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 27
1. Vanaf de datum van toetreding stort Kroatië het volgende bedrag overeenkomende met zijn aandeel in het kapitaal gestort voor het geplaatste kapitaal als gedefinieerd in artikel 4 van de statuten van de Europese Investeringsbank:
Kroatië |
42 720 000 EUR |
Deze bijdrage wordt gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 30 november 2013, 30 november 2014, 30 november 2015, 31 mei 2016, 30 november 2016, 31 mei 2017, 30 november 2017 en 31 mei 2018.
2. Kroatië draagt, in acht gelijke termijnen die vervallen op de in lid 1 genoemde data, bij tot de reserves, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken saldo verlies-en-winstrekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Europese Investeringsbank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met het volgende percentage van de reserves en voorzieningen:
Kroatië |
0,368 % |
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde stortingen worden door Kroatië verricht in contanten in euro's, behoudens een door de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank met eenparigheid van stemmen besloten afwijking.
4. De in lid 1 en in artikel 10, punt 1, bedoelde cijfers voor Kroatië kunnen bij besluit van de bestuursorganen van de Europese Investeringsbank worden aangepast op basis van de laatste definitieve bbp-gegevens die Eurostat vóór de toetreding heeft bekendgemaakt.
Artikel 28
1. Kroatië betaalt de volgende bijdrage aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal bedoeld in Besluit 2002/234/EGKS van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (6):
(EUR, huidige prijzen)
Kroatië |
494 000 |
2. De bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden in vier termijnen betaald, te beginnen in 2015, volgens het onderstaande schema, steeds op de eerste werkdag van de eerste maand van elk jaar:
— |
2015: 15 %, |
— |
2016: 20 %, |
— |
2017: 30 %, |
— |
2018: 35 %. |
Artikel 29
1. Vanaf de datum van toetreding worden overheidsopdrachten, subsidies en de betaling met betrekking tot pretoetredingsmiddelen uit hoofde van de afdelingen Omschakeling en institutionele opbouw en Grensoverschrijdende samenwerking van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), opgericht bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 (7) betreffende vóór de toetreding vastgelegde middelen, behoudens de grensoverschrijdende programma's Kroatië-Hongarije en Kroatië-Slovenië, alsmede de overgangsfaciliteit als bedoeld in artikel 30 beheerd door uitvoeringsinstanties in Kroatië.
Van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie van overheidsopdrachten en subsidies zal worden afgezien bij een besluit van de Commissie te dien einde nadat de Commissie zich ervan heeft vergewist dat de beheer- en controlesystemen doeltreffend functioneren overeenkomstig de criteria en voorwaarden in artikel 56, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) en in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (9).
Indien het besluit van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring niet is vastgesteld vóór de toetreding, heeft dat tot gevolg dat overeenkomsten die zijn ondertekend tussen de toetredingsdatum en de datum waarop de Commissie haar besluit vaststelt, niet in aanmerking komen voor de in de eerste alinea genoemde financiële pretoetredingssteun en overgangsfaciliteit.
2. Begrotingsverplichtingen die vóór de datum van toetreding zijn aangegaan in het kader van de in lid 1 bedoelde financiële pretoetredingssteun en overgangsfaciliteit, met inbegrip van de afsluiting en registratie van latere individuele vastleggingen en betalingen die na de toetreding zijn verricht, blijven vallen onder de regels en voorschriften van de financiële pretoetredingsinstrumenten en blijven ten laste van de desbetreffende begrotingshoofdstukken tot de betrokken programma's en projecten worden afgesloten.
3. De bepalingen inzake de uitvoering van begrotingsverplichtingen in het kader van financieringsovereenkomsten betreffende de in lid 1, eerste alinea bedoelde financiële pretoetredingssteun en de IPA-afdeling plattelandsontwikkeling, die betrekking hebben op vóór de toetreding genomen financiële besluiten, blijven na de datum van toetreding van toepassing. Zij vallen onder de regels en voorschriften van de financiële pretoetredingsinstrumenten. Desalniettemin worden na de toetreding ingeleide procedures inzake overheidsopdrachten uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke richtlijnen van de Unie.
4. Pretoetredingsmiddelen ter dekking van administratieve uitgaven als bedoeld in artikel 44 kunnen gedurende de eerste twee jaar na de toetreding worden vastgelegd. Voor audit- en evaluatiekosten kunnen tot vijf jaar na de toetreding pretoetredingsmiddelen worden vastgelegd.
Artikel 30
1. Voor het eerste jaar na de toetreding verstrekt de Unie tijdelijke financiële bijstand, hierna de „overgangsfaciliteit” genoemd, aan Kroatië voor de ontwikkeling en versterking van zijn administratieve en justitiële capaciteit om de wetgeving van de Unie uit te voeren en te handhaven, en om de uitwisseling van beste praktijken met overeenkomstige instanties in verschillende landen te bevorderen. Uit deze bijstand zullen projecten voor institutionele ontwikkeling en daarmee samenhangende beperkte, kleinschalige investeringen worden gefinancierd.
2. Deze bijstand is gericht op de permanente noodzaak om de institutionele capaciteit op bepaalde terreinen te versterken door een optreden dat niet door de structuurfondsen of door de fondsen voor plattelandsontwikkeling kan worden gefinancierd.
3. Voor samenwerkingsverbanden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de lidstaten van toepassing.
4. De vastleggingskredieten voor de overgangsfaciliteit voor Kroatië bedragen, in huidige prijzen, 29 miljoen EUR in 2013 en zijn bestemd voor nationale en horizontale prioriteiten.
5. Over de bijstand uit hoofde van de overgangsfaciliteit wordt besloten en de uitvoering ervan wordt bepaald overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad, of op basis van de door de Commissie vast te stellen technische bepalingen die noodzakelijk zijn voor de werking van de overgangsfaciliteit.
6. Er zal in het bijzonder op worden toegezien dat er een passende complementariteit ontstaat met de beoogde bijstand van het Europees Sociaal Fonds voor administratieve hervorming en institutionele capaciteit.
Artikel 31
1. Hierbij wordt een Schengenfaciliteit (hierna: de tijdelijke Schengenfaciliteit) als tijdelijk instrument ingesteld om Kroatië vanaf de toetredingsdatum tot eind 2014 te helpen bij de financiering van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen.
2. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2014 worden de volgende bedragen (huidige prijzen) voor Kroatië beschikbaar gesteld in de vorm van forfaitaire betalingen in het kader van de tijdelijke Schengenfaciliteit:
(miljoen EUR — huidige prijzen) |
||
|
2013 |
2014 |
Kroatië |
40 |
80 |
3. Het jaarlijks bedrag voor 2013 wordt op 1 juli 2013 aan Kroatië uitgekeerd en het jaarlijks bedrag voor 2014 wordt beschikbaar gesteld op de eerste werkdag na 1 januari 2014.
4. De forfaitaire steunbetalingen worden binnen drie jaar na de eerste betaling gebruikt. Kroatië dient, uiterlijk zes maanden na deze periode van drie jaar, een overzichtsverslag in over de wijze waarop de betalingen uit hoofde van de tijdelijke Schengenfaciliteit zijn gebruikt, met een verklaring waarin de uitgaven worden gerechtvaardigd. Eventuele ongebruikte of ten onrechte uitgegeven middelen worden teruggevorderd door de Commissie.
5. De Commissie kan de voor de werking van de tijdelijke Schengenfaciliteit noodzakelijke technische bepalingen vaststellen.
Artikel 32
1. Hierbij wordt een cashflowfaciliteit (hierna: de tijdelijke cashflowfaciliteit) als tijdelijk instrument ingesteld om Kroatië vanaf de datum van toetreding tot eind 2014 te helpen bij het verbeteren van de cashflow in de nationale begroting.
2. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2014 worden de volgende bedragen (huidige prijzen) voor Kroatië beschikbaar gesteld in de vorm van forfaitaire betalingen in het kader van de tijdelijke cashflowfaciliteit:
(miljoen EUR — huidige prijzen) |
||
|
2013 |
2014 |
Kroatië |
75 |
28,6 |
3. Het bedrag voor elk jaar wordt verdeeld in twaalf gelijke, op de eerste werkdag van iedere maand te betalen bedragen.
Artikel 33
1. Er wordt voorzien in een bedrag van 449,4 miljoen EUR (huidige prijzen) aan vastleggingskredieten voor Kroatië in het kader van de structuurfondsen en het cohesiefonds in 2013.
2. Een derde van de in lid 1 bedoelde bedrag wordt gereserveerd voor het cohesiefonds.
3. Voor de looptijd van het volgende financieel kader worden de bedragen die ter beschikking moeten worden gesteld bij wijze van vastleggingskredieten uit de structuurfondsen en het cohesiefonds aan Kroatië berekend op basis van het dan vigerende acquis van de Unie. De bedragen worden aangepast overeenkomstig het volgende schema voor geleidelijke invoering:
— |
70 % in 2014 |
— |
90 % in 2015 |
— |
100 % vanaf 2016. |
4. Er komt een aanpassing om, voor zover dat binnen de grenzen van het nieuwe acquis van de Unie mogelijk is, de aan Kroatië toe te wijzen middelen in 2014 te doen toenemen met 2,33 keer het bedrag voor 2013, en in 2015 met 3 keer het bedrag voor 2013.
Artikel 34
1. Het totale bedrag waarover Kroatië in 2013 uit het Europees Visserijfonds kan beschikken beloopt 8,7 miljoen EUR (huidige prijzen) aan vastleggingskredieten.
2. De voorfinanciering in het kader van het Europees Visserijfonds moet 25 % zijn van het totale in lid 1 bedoelde bedrag en wordt in één keer uitbetaald.
3. Voor de looptijd van het volgende financieel kader worden de bedragen die ter beschikking moeten worden gesteld bij wijze van toewijzingen aan Kroatië berekend op basis van het dan vigerende acquis van de Unie. De bedragen worden aangepast overeenkomstig het volgende schema voor geleidelijke invoering:
— |
70 % in 2014 |
— |
90 % in 2015 |
— |
100 % vanaf 2016. |
4. Voor zover dat binnen de grenzen van het nieuwe acquis van de Unie mogelijk is, wordt een aanpassing doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de aan Kroatië toe te wijzen bedragen in 2014 toenemen met 2,33 keer het bedrag voor 2013, en in 2015 met 3 keer het bedrag voor 2013.
Artikel 35
1. Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (10) is niet van toepassing op Kroatië gedurende de gehele programmeringsperiode 2007-2013.
In 2013 wordt aan Kroatië 27,7 miljoen EUR (huidige prijzen) toegewezen uit hoofde van de afdeling Plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad.
2. De tijdelijke aanvullende plattelandsontwikkelingsmaatregelen voor Kroatië staan in bijlage VI.
3. De Commissie kan, door middel van uitvoeringshandelingen, de regels vaststellen die nodig zijn voor de toepassing van bijlage VI. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 90, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, samen met artikel 13, lid 1, onder b) van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (11), of de desbetreffende procedure in de toepasselijke wetgeving.
4. Indien nodig past de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, bijlage VI aan teneinde voor samenhang met de verordeningen betreffende plattelandsontwikkeling te zorgen.
TITEL IV
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 36
1. De Commissie ziet nauwlettend toe op alle verplichtingen die Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen is aangegaan, waaronder die welke het vóór of uiterlijk op de datum van toetreding moet nakomen. Het door de Commissie uitgeoefende toezicht zal bestaan uit regelmatig geactualiseerde monitoringtabellen, de dialoog in het kader van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds (12) (SAO), collegiale toetsingen, het economische pretoetredingsprogramma, begrotingskennisgevingen en, indien nodig, schriftelijke waarschuwingen aan de Kroatische autoriteiten. In het najaar van 2011 en 2012 legt de Commissie een voortgangsverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. In het najaar van 2012 legt zij een uitgebreid monitoringverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. De Commissie maakt tijdens het gehele monitoringproces ook gebruik van inbreng van de lidstaten en houdt, in voorkomend geval, rekening met de bijdrage van internationale en maatschappelijke organisaties.
Het toezicht door de Commissie heeft in het bijzonder betrekking op de door Kroatië aangegane verplichtingen op het gebied van rechterlijke macht en grondrechten (bijlage VII), waarbij het land ook resultaten moet blijven voorleggen op het gebied van justitiële hervorming en efficiëntie, de onpartijdige behandeling van rechtszaken betreffende oorlogsmisdaden en de bestrijding van corruptie.
Daarnaast zal de Commissie haar monitoring toespitsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, waaronder de implementatie en handhaving van de Unie-voorschriften inzake beheer van de buitengrenzen, politiële samenwerking, bestrijding van georganiseerde criminaliteit en justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, alsmede op de verplichtingen op het gebied van het mededingingsbeleid, waaronder de herstructurering van de scheepsbouw (bijlage VIII) en van de staalsector (bijlage IX).
Als integrerend deel van haar regelmatige monitoringtabellen en -verslagen maakt de Commissie tot de datum van toetreding van Kroatië halfjaarlijkse beoordelingen bekend van de door Kroatië aangegane verplichtingen op deze gebieden.
2. De Raad kan, op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid, alle passende maatregelen nemen indien tijdens het monitoringproces punten van zorg aan het licht komen. Deze maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval door de Raad volgens dezelfde procedure ingetrokken indien de betrokken punten van zorg daadwerkelijk zijn aangepakt.
Artikel 37
1. Indien zich voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden voordoen in een sector van het economische leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, kan Kroatië machtiging vragen om beschermingsmaatregelen te nemen, zodat de toestand weer in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de interne markt.
Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige lidstaten verzoeken gemachtigd te worden beschermingsmaatregelen te nemen ten opzichte van Kroatië.
2. Op verzoek van de betrokken staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de beschermingsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken lidstaat uit binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het met redenen omkleed verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.
3. De overeenkomstig dit artikel toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het VEU, het VWEU en deze Akte inhouden, voor zover en voor zolang zij strikt noodzakelijk zijn om de doelstellingen van deze vrijwaring te verwezenlijken. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de interne markt het minst verstoren.
Artikel 38
Bij niet-naleving door Kroatië van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verplichtingen, met inbegrip van verplichtingen inzake sectoraal beleid betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen, waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord of de financiële belangen van de Unie worden bedreigd, dan wel bij onmiddellijk gevaar voor een dergelijke verstoring of bedreiging, kan de Commissie voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief passende maatregelen treffen.
Deze maatregelen moeten evenredig zijn en er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de interne markt het minst verstoren en, in voorkomend geval, aan de toepassing van de bestaande sectorale vrijwaringsmechanismen. Deze vrijwaringsmaatregelen van dit artikel mogen echter niet worden gebruikt als middel tot willekeurige discriminatie, noch als verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de vastgestelde maatregelen worden op de datum van toetreding van kracht, tenzij bij deze maatregelen in een latere datum is voorzien. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken verplichting is nagekomen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast indien de betrokken verplichtingen niet zijn nagekomen. In antwoord op de vooruitgang die door Kroatië bij het nakomen van zijn verplichtingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
Artikel 39
Indien er zich in Kroatië ernstige tekortkomingen of directe risico's op dergelijke tekortkomingen voordoen bij de omzetting of de stand van uitvoering van handelingen die door de instellingen zijn vastgesteld uit hoofde van het derde deel, titel V, van het VWEU, alsook van handelingen die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon door de instellingen zijn vastgesteld uit hoofde van titel VI van het VEU of het derde deel, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, kan de Commissie voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding, op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief en na overleg met de lidstaten, passende maatregelen vaststellen, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van een tijdelijke schorsing van de toepassing van de betrokken bepalingen en besluiten in de betrekkingen tussen Kroatië en een andere lidstaat of andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de verdere nauwe justitiële samenwerking. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de vastgestelde maatregelen worden op de datum van toetreding van kracht, tenzij bij deze maatregelen in een latere datum is voorzien. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken tekortkomingen zijn verholpen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast zo lang de betrokken tekortkomingen blijven bestaan. In antwoord op de vooruitgang die door Kroatië bij het verhelpen van de aangegeven tekortkomingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen na overleg met de lidstaten. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis voordat zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
Artikel 40
Teneinde de goede werking van de interne markt niet te verstoren mag de uitvoering van de nationale voorschriften van Kroatië gedurende de in bijlage V bedoelde overgangsperioden niet leiden tot grenscontroles tussen de lidstaten.
Artikel 41
Indien overgangsmaatregelen nodig zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in Kroatië bestaande regeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig het bepaalde in deze Akte, worden deze door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (13), in samenhang met artikel 13, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14), of de desbetreffende procedure zoals die is vastgesteld in de toepasselijke wetgeving. Deze kunnen worden vastgesteld binnen een tijdvak dat drie jaar vanaf de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak. De Raad kan dit tijdvak met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement verlengen.
Indien nodig kunnen reeds voor de datum van toetreding in de eerste alinea bedoelde overgangsmaatregelen worden vastgesteld. Die overgangsmaatregelen worden door de Raad op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid vastgesteld of, indien die maatregelen gevolgen hebben voor oorspronkelijk door de Commissie vastgestelde instrumenten, door de Commissie volgens de in de eerste alinea bedoelde procedure.
Artikel 42
Indien er overgangsmaatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de in Kroatië bestaande regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van de veterinaire en fytosanitaire wetgeving en de wetgeving inzake voedselveiligheid van de Unie, dienen deze maatregelen door de Commissie te worden vastgesteld volgens de in de toepasselijke wetgeving vastgestelde procedure. Deze maatregelen worden vastgesteld binnen een tijdvak dat drie jaar vanaf de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak.
Artikel 43
De Raad bepaalt, op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid, de voorwaarden waaronder:
a) |
vrijstelling kan worden verleend van de vereiste inzake een summiere aangifte bij uitgang voor de producten als bedoeld in artikel 28, lid 2, van het VWEU die het grondgebied Kroatië verlaten voor doorreis over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina bij Neum („corridor van Neum”); |
b) |
vrijstelling kan worden verleend van de vereiste inzake een summiere aangifte bij binnenkomst voor de producten in de situatie genoemd onder a) wanneer zij opnieuw het grondgebied van Kroatië binnenkomen na doorreis over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina bij Neum. |
Artikel 44
De Commissie kan alle passende maatregelen treffen om in Kroatië het nodige statutaire personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal achttien maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren, het tijdelijk personeel en de arbeidscontractanten die vóór de toetreding in Kroatië gedetacheerd waren en die in dat land in dienst moeten blijven na de toetreding dezelfde financiële en materiële voorwaarden als die welke vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (15). De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie.
VIJFDE DEEL
BEPALINGEN BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN DEZE AKTE
TITEL I
AANPASSINGEN VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE INSTELLINGEN EN DE STATUTEN EN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE COMITÉS
Artikel 45
De instellingen van de Unie brengen overeenkomstig de in de oorspronkelijke Verdragen vastgelegde desbetreffende procedure in hun Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Door de toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de statuten en van de reglementen van orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde comités geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.
TITEL II
TOEPASSING VAN DE HANDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN
Artikel 46
Vanaf de toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en besluiten in de zin van artikel 288 van het VWEU overeenkomstig de oorspronkelijke Verdragen eveneens tot Kroatië zijn gericht. Behoudens wat betreft richtlijnen en besluiten die in werking treden overeenkomstig artikel 297, lid 1, derde alinea, en lid 2, tweede alinea, van het VWEU, wordt ervan uitgegaan dat van deze richtlijnen en besluiten aan Kroatië kennis is gegeven bij de toetreding.
Artikel 47
1. Kroatië stelt de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf de datum van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en besluiten in de zin van artikel 288 van het VWEU, tenzij in deze Akte een andere termijn is vastgesteld. Kroatië stelt de Commissie uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, van deze maatregelen in kennis.
2. Voor zover wijzigingen die door de onderhavige Akte zijn aangebracht in de richtlijnen in de zin van artikel 288 van het VWEU, een wijziging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de huidige lidstaten vereisen, stellen de huidige lidstaten de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding van Kroatië uitvoering te geven aan de gewijzigde richtlijnen, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
Artikel 48
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de werknemers en van de bevolking op het grondgebied van Kroatië tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren worden, overeenkomstig artikel 33 van het EGA-Verdrag, door Kroatië aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.
Artikel 49
Naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van Kroatië dat uiterlijk op de datum van toetreding aan de Commissie is gericht, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was vastgesteld, maatregelen nemen houdende tijdelijke afwijking van de besluiten van de instellingen die tussen 1 juli 2011 en de datum van toetreding zijn vastgesteld. De maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de stemregels die gelden voor de aanneming van de besluiten waarvoor om een tijdelijke afwijking is verzocht. Als deze afwijkingen na de toetreding worden vastgesteld, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
Artikel 50
Indien besluiten van de instellingen van vóór de toetreding in verband met de toetreding moeten worden aangepast, en in deze Akte of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen‚ op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was vastgesteld, daartoe de nodige besluiten aan. Als deze besluiten na de toetreding worden vastgesteld, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
Artikel 51
Behoudens andersluidende bepalingen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de bepalingen vast die nodig zijn ter uitvoering van de bepalingen van deze Akte.
Artikel 52
De teksten van de besluiten van de instellingen die vóór de toetreding zijn vastgesteld en door de instellingen in de Kroatische taal zijn opgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de huidige officiële talen opgestelde teksten. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige officiële talen aldus zijn bekendgemaakt.
TITEL III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 53
Bijlagen I tot en met IX, de aanhangsels en het Protocol maken een integrerend deel van deze Akte uit.
Artikel 54
De regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de regering van de Republiek Kroatië een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal toe van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van de Verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, van de Helleense Republiek, van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, het verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, alsmede het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië.
De teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de Kroatische taal worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de huidige officiële talen.
Artikel 55
De secretaris-generaal van de Raad zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de internationale overeenkomsten die zijn nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal, aan de regering van de Republiek Kroatië toe.
(1) PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6.
(2) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(3) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27, PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4 en PB L 168 M van 21.6.2006, blz. 33.
(4) PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3.
(5) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(6) PB L 79 van 22.3.2002, blz. 42.
(7) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.
(8) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(9) PB L 170 van 29.6.2007, blz. 1.
(10) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1 en PB L 286 M van 4.11.2010, blz. 26.
(11) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(12) PB L 26 van 28.1.2005, blz. 3.
(13) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(14) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(15) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
BIJLAGE I
Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe de Republiek Kroatië bij toetreding toetreedt (bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte)
1. |
Verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB L 225 van 20.8.1990, blz. 10)
|
2. |
Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49)
|
3. |
Overeenkomst van 26 mei 1997, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (PB C 195 van 25.6.1997, blz. 2) |
4. |
Overeenkomst van 18 december 1997, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998, blz. 2) |
5. |
Overeenkomst van 17 juni 1998, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de ontzegging van de rijbevoegdheid (PB C 216 van 10.7.1998, blz. 2) |
6. |
Overeenkomst van 29 mei 2000, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3)
|
BIJLAGE II
Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de Republiek Kroatië vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
1. |
Het op 14 juni 1985 ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (1). |
2. |
De volgende bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de bijbehorende Slotakte en desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen (2), zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de in punt 8 van deze bijlage vermelde rechtsbesluiten: artikel 1, voor zover het betrekking heeft op het bepaalde in dit punt; artikel 26; artikel 39; de artikelen 44 tot en met 49 (met uitzondering van artikel 47, lid 4, en artikel 49, onder a)), artikel 51, de artikelen 54 tot en met 58; artikel 62, lid 3, de artikelen 67 tot en met 69; de artikelen 71 en 72; de artikelen 75 en 76; artikel 82; artikel 91; de artikelen 126 tot en met 130, voor zover zij betrekking hebben op het bepaalde in dit punt; en artikel 136; de gemeenschappelijke verklaringen 1 en 3 van de Slotakte. |
3. |
De volgende bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de Slotakten daarvan en de desbetreffende verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de in punt 8 van de bijlage vermelde rechtsbesluiten:
|
4. |
De volgende overeenkomsten en regelingen die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:
|
5. |
Het bepaalde in de volgende besluiten (zie PB L 239 van 22.9.2000, blz. 1) van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de in punt 8 van deze bijlage vermelde rechtsbesluiten:
|
6. |
De volgende verklaringen (zie PB L 239 van 22.9.2000, blz. 1) van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor zover zij betrekking hebben op de in punt 2 van deze bijlage vermelde bepalingen:
|
7. |
De volgende besluiten (zie PB L 239 van 22.9.2000, blz. 1) van de Centrale Groep die is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor zover zij betrekking hebben op de in punt 2 van deze bijlage vermelde bepalingen:
|
8. |
De volgende rechtsbesluiten die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:
|
(1) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 13.
(2) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
(3) Zolang genoemde overeenkomst nog niet gesloten is, en alleen voor zover zij voorlopig wordt toegepast.
BIJLAGE III
Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte: aanpassingen van de door de instellingen vastgestelde handelingen
1. VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN
32005 L 0036: Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
a) |
Artikel 23, lid 5, wordt vervangen door: „5. Onverminderd artikel 43, onder b), erkennen de lidstaten, wat betreft de toegang tot de beroepswerkzaamheden van arts met een basisopleiding en van medische specialist, alsmede tot die van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tandheelkundige, tandheelkundig specialist, dierenarts, verloskundige, apotheker (ten aanzien van apotheker wat betreft de in artikel 45, lid 2, bedoelde werkzaamheden) en architect (ten aanzien van architect wat betreft de in artikel 48 bedoelde werkzaamheden), alsook wat betreft de uitoefening van deze werkzaamheden, de opleidingstitels van arts die toegang geven tot de beroepswerkzaamheden van arts met een basisopleiding en medische specialist, alsmede die van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tandheelkundige, tandheelkundig specialist, dierenarts, verloskundige, apotheker en architect waarvan onderdanen van de lidstaten houder zijn en welke door de voormalig Joegoslavië zijn afgegeven of die het resultaat zijn van een opleiding die
voor zover de autoriteiten van deze lidstaten officieel bevestigen dat deze opleidingstitels op hun grondgebied dezelfde juridische waarde hebben als de opleidingstitels die door hen worden afgegeven en, ten aanzien van architecten, als de in bijlage VI, punt 6, voor deze lidstaten opgenomen opleidingstitels. Bedoelde bevestiging dient vergezeld te gaan van een door dezelfde autoriteiten afgegeven verklaring, waarin wordt bevestigd dat de houders ervan de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van deze verklaring voorafgaan, gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van deze autoriteiten hebben uitgeoefend.”; |
b) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 43, b) Verworven rechten op het gebied van verloskunde gelden niet voor de volgende opleidingstitels die in Kroatië zijn behaald vóór 1 juli 2013: viša medicinska sestra ginekološko- opstetričkog smjera (verpleegkundige met diploma hoger onderwijs gynaecologie en obstetrie), medicinska sestra ginekološko-opstetričkog smjera (verpleegkundige gynaecologie en obstetrie), viša medicinska sestra primaljskog smjera (verpleegkundige met diploma hoger onderwijs verloskunde), medicinska sestra primaljskog smjera (verpleegkundige verloskunde), ginekološko-opstetrička primalja (verloskundige gynaecologie en obstetrie) en primalja (verloskundige).”. |
2. RECHT INZAKE INTELLECTUELE EIGENDOM
I. GEMEENSCHAPSMERK
32009 R 0207: Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1).
Artikel 165, lid 1, wordt vervangen door:
„1. Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Kroatië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna „de nieuwe lidstaten” te noemen, wordt de geldigheid van een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening ingeschreven of aangevraagd Gemeenschapsmerk uitgebreid tot het grondgebied van de nieuwe lidstaten, waardoor het dezelfde rechtsgevolgen in de gehele Gemeenschap krijgt.”.
II. AANVULLEND BESCHERMINGSCERTIFICAAT
1. |
31996 R 1610: Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30).
|
2. |
32009 R 0469: Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 1).
|
III. GEMEENSCHAPSMODELLEN
32002 R 0006: Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1).
Artikel 110 bis, lid 1, wordt vervangen door:
„1. Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Kroatië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna „de nieuwe lidstaten” te noemen, wordt een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening aangevraagd of beschermd Gemeenschapsmodel uitgebreid tot het grondgebied van die lidstaten, zodat dat model dezelfde rechtsgevolgen heeft in de gehele Gemeenschap.”.
3. FINANCIËLE DIENSTEN
32006 L 0048: Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1).
In artikel 2, wordt na de tekst voor Frankrijk het volgende toegevoegd:
„— |
in Kroatië, the „kreditne unije” en de „Hrvatska banka za obnovu i razvitak”,”. |
4. LANDBOUW
1. |
31991 R 1601: Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten (PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1). In bijlage II wordt het volgende ingevoegd na de geografische benaming „Nürnberger Glühwein”: „Samoborski bermet”. |
2. |
32007 R 1234: Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
|
3. |
32008 R 0110: Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).
|
4. |
32009 R 0073: Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
|
5. VISSERIJ
1. |
32002 R 2371: Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59). Aan bijlage I worden de volgende punten toegevoegd: „11. KROATISCHE KUSTWATEREN (2)
12. SLOVEENSE KUSTWATEREN (3)
|
2. |
32006 R 1198: Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).
|
6. BELASTINGEN
1. |
32006 L 0112: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1). In artikel 287 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2. |
32008 L 0118: Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12). Artikel 46, lid 3, wordt vervangen door: „3. Onverminderd artikel 32 kunnen de niet in artikel 2, lid 2, derde en vierde alinea, van Richtlijn 92/79/EEG genoemde lidstaten vanaf 1 januari 2014 een maximum van ten minste 300 sigaretten opleggen ten aanzien van sigaretten die zonder verdere betaling van accijns hun grondgebied mogen worden binnengebracht vanuit een lidstaat welke overeenkomstig artikel 2, lid 2, derde en vierde alinea, van die richtlijn lagere accijnzen toepast dan die welke voortvloeien uit artikel 2, lid 2, eerste alinea, van die richtlijn. In artikel 2, lid 2, derde en vierde alinea, van Richtlijn 92/79/EEG genoemde lidstaten die ongeacht de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs een accijns van ten minste 77 EUR per 1 000 sigaretten heffen, kunnen vanaf 1 januari 2014 een maximum van ten minste 300 sigaretten opleggen ten aanzien van sigaretten die zonder verdere betaling van accijns hun grondgebied worden binnengebracht vanuit een lidstaat welke overeenkomstig artikel 2, lid 2, derde alinea, van die richtlijn een lagere accijns toepast. De lidstaten die overeenkomstig de eerste en de tweede alinea van dit lid een maximum opleggen, stellen de Commissie daarvan in kennis. Zij kunnen de nodige controles verrichten mits deze de goede werking van de interne markt niet in het gedrang brengen.”. |
7. REGIONAAL BELEID EN COÖRDINATIE VAN STRUCTUURINSTRUMENTEN
1. |
32006 R 1083: Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25).
|
2. |
32006 R 1084: Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1164/94 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 79). Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 5 bis Specifieke bepalingen naar aanleiding van de toetreding van Kroatië 1. Maatregelen waarvoor op de dag van toetreding van Kroatië een besluit van de Commissie inzake bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (8) van toepassing is, en die op die datum nog niet volledig zijn uitgevoerd, worden geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd uit hoofde van onderhavige verordening. Onverminderd de leden 2, 3, 4 en 5, zijn de bepalingen betreffende de uitvoering van maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening en Verordening (EG) nr. 1083/2006 zijn goedgekeurd, op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maatregelen van toepassing. 2. Elke aanbestedingsprocedure in verband met een in lid 1 bedoelde maatregel waarvoor op de datum van toetreding al een uitnodiging tot inschrijving is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt uitgevoerd overeenkomstig de in die uitnodiging tot inschrijving vastgestelde voorschriften. Artikel 165 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9) is niet van toepassing. Elke aanbestedingsprocedure in verband met een in lid 1 bedoelde maatregel waarvoor op de datum van toetreding nog geen uitnodiging tot inschrijving is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt uitgevoerd in overeenstemming met de Verdragen of de op basis daarvan vastgestelde besluiten, en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1083/2006. 3. De betalingen die door de Commissie worden verricht uit hoofde van een in lid 1 bedoelde maatregel, worden beschouwd als een bijdrage uit het fonds op grond van onderhavige verordening. De betalingen die door de Commissie worden verricht uit hoofde van een in lid 1 bedoelde maatregel, worden gekoppeld aan de vroegste openstaande betalingsverplichting die in eerste instantie is uitgevoerd krachtens Verordening (EG) nr. 1267/1999 en vervolgens krachtens onderhavige verordening en Verordening (EG) nr. 1083/2006. De voorwaarden voor de tussentijdse betalingen en de betaling van het eindsaldo zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1164/94, bijlage II, artikel D, lid 2, onder b), c) en d), en leden 3, 4 en 5. 4. Voor de in lid 1 bedoelde maatregelen blijven de regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven die zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1267/1999 of die specifiek zijn vastgesteld in de desbetreffende financieringsovereenkomsten, van toepassing, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen waarover de Commissie op verzoek van Kroatië een besluit moet nemen. 5. De Commissie neemt zo nodig de vereiste maatregelen om de overgang van Kroatië van de pretoetredingsregeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van dit artikel te vergemakkelijken. |
8. MILIEU
1. |
32003 L 0087: Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
|
2. |
32009 D 0406: Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136). In bijlage II bis wordt het volgende ingevoegd na de tekst voor Frankrijk:
|
(1) De maxima zijn berekend met inachtneming van de in artikel 121 vastgestelde toenameregeling.”.
(2) Deze regeling is van toepassing vanaf het moment dat de arbitrale uitspraak die voortvloeit uit de op 4 november 2009 in Stockholm ondertekende arbitrageovereenkomst tussen de regering van de Republiek Slovenië en de regering van de Republiek Kroatië, volledig ten uitvoer is gelegd.
(3) Deze regeling is van toepassing vanaf het moment dat de arbitrale uitspraak die voortvloeit uit de op 4 november 2009 in Stockholm ondertekende arbitrageovereenkomst tussen de regering van de Republiek Slovenië en en de regering van de Republiek Kroatië, volledig ten uitvoer is gelegd.”.
(4) Voor concrete acties waarin wordt voorzien door artikel 25, lid 3, wordt B in groep 2 met 20 % vermeerderd. A wordt dienovereenkomstig verminderd.
(5) Voor concrete acties waarin wordt voorzien door artikel 26, lid 2 (investeringen in de zin van artikel 25 aan boord van kleinschalige kustvissersvaartuigen), kan B in groep 2 met 20 % worden verminderd. A wordt dienovereenkomstig vermeerderd.
(6) In het geval van concrete acties als bedoeld in de artikelen 29 en 35, die worden uitgevoerd door ondernemingen die niet vallen onder de definitie van artikel 3, onder f), en die minder dan 750 werknemers of een omzet van minder dan 200 miljoen EUR hebben, wordt B met 30 procentpunten vermeerderd in de regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen, met uitzondering van de perifere Griekse eilanden en de Kroatische eilanden Dugi Otok, Vis, Mljet en Lastovo, en met 20 procentpunten in de regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen. A wordt dienovereenkomstig verminderd.”;
(7) PB L 170 van 29.6.2007, blz. 1.”;
BIJLAGE IV
Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte: andere permanente bepalingen
1. RECHT INZAKE INTELLECTUEEL EIGENDOM
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel II, Het vrije verkeer van goederen
SPECIFIEK MECHANISME
Wat Kroatië betreft, kan de houder, of de begunstigde van de houder, van een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) voor een geneesmiddel waarvoor in een lidstaat een aanvraag werd ingediend toen een dergelijke bescherming voor dat product in Kroatië niet kon worden verkregen, zich beroepen op de bij dat octrooi of ABC verleende rechten om de invoer en het in de handel brengen van dat product in de lidstaat of lidstaten waar het product octrooi- of ABC-bescherming geniet, te voorkomen, zelfs indien dat product door de houder of met instemming van de houder voor het eerst in Kroatië in de handel is gebracht.
Iedereen die een geneesmiddel waarop de bovenstaande alinea van toepassing is, wil invoeren of in de handel brengen in een lidstaat waar een octrooi of een ABC-bescherming voor dat geneesmiddel geldt, moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten in de aanvraag aantonen dat de houder of begunstigde van die bescherming een maand tevoren daarvan in kennis is gesteld.
2. MEDEDINGINGSBELEID
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel VII, hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
1. |
Bij de toetreding worden de volgende steunregelingen en individuele steun die in Kroatië vóór de toetredingsdatum ten uitvoer zijn gebracht en na die datum nog steeds van toepassing zijn, als bestaande steun in de zin van artikel 108, lid 1, VWEU aangemerkt:
Alle na de datum van toetreding nog toepasselijke maatregelen die overheidssteun vormen en niet aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van artikel 108, lid 3, VWEU bij de toetreding als nieuwe steun aangemerkt. Het voorgaande is niet van toepassing op steun voor activiteiten die verband houden met de productie, de behandeling of het op de markt brengen van de in bijlage I bij het VEU en het VWEU opgenomen producten. |
2. |
Indien Kroatië wenst dat de Commissie een steunmaatregel onderzoekt volgens de procedure van punt 1, onder c), verstrekt hij de Commissie regelmatig:
overeenkomstig de door de Commissie voor gegevensverstrekking voorgeschreven concrete vorm. Indien de Commissie binnen de drie maanden na ontvangst van de volledige informatie over de bestaande steunmaatregel, of na ontvangst van de verklaring van Kroatië waarin het de Commissie meedeelt dat het de verstrekte gegevens als volledig beschouwt omdat de gevraagde extra informatie niet beschikbaar is of reeds is verstrekt, geen bezwaar aantekent tegen die maatregel vanwege ernstige twijfel aan de verenigbaarheid van de maatregel met de interne markt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben aangetekend. Op alle volgens de in punt 1, onder c), vóór de datum van toetreding aan de Commissie voorgelegde steunmaatregelen is de bovengenoemde procedure van toepassing, ongeacht het feit dat Kroatië in de onderzoeksperiode al lid van de Unie is geworden. |
3. |
Een besluit van de Commissie om bezwaar aan te tekenen tegen een maatregel in de zin van punt 1, onder c), wordt aangemerkt als een besluit tot het inleiden van de formele onderzoeksprocedure in de zin van Verordening (EG) nr. 659/1999 (1) van 22 maart 1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (nu artikel 108 VWEU). Indien zulk een besluit vóór de toetredingsdatum wordt genomen, wordt het pas op de datum van toetreding van kracht. |
3. LANDBOUW
a) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel III, Landbouw en visserij
1. |
De op de datum van toetreding in Kroatië bestaande openbare voorraden die het gevolg zijn van het marktondersteuningsbeleid van Kroatië, worden door de Unie overgenomen tegen de waarde die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4, lid 1, onder d), en bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (2). Die voorraden worden alleen overgenomen op voorwaarde dat in de Unie een openbare interventie plaatsvindt voor de desbetreffende producten en dat de voorraden voldoen aan de interventievoorschriften van de Unie. |
2. |
Voor alle voorraden, zowel particuliere als openbare, die zich op de datum van toetreding in Kroatië in het vrije verkeer bevinden en die het niveau overschrijden van wat als normale overdrachthoeveelheden kan worden beschouwd, moet Kroatië een betaling aan de algemene begroting van de Europese Unie verrichten. Het bedrag van die betaling wordt vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met de kosten die voortvloeien uit het effect van de overschotvoorraad op de markten voor landbouwproducten. Voor ieder product dient het niveau van de overschotvoorraad te worden vastgesteld rekening houdend met zijn kenmerken en de betrokken markten en de toepasselijke wetgeving van de Unie. |
3. |
De in lid 1 bedoelde voorraden worden in mindering gebracht op de hoeveelheid die de normale overdrachtshoeveelheid overschrijdt. |
4. |
De Commissie voert in de leden 1 tot en met 3 omschreven regelingen uit en past deze toe volgens de procedure van artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3), of, waar passend, volgens de procedure van artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, of de desbetreffende comitologieprocedure zoals die is vastgesteld in de toepasselijke wetgeving. |
b) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel VII, hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
Onverminderd de procedures betreffende bestaande steunmaatregelen waarin artikel 108 van het VWEU voorziet, worden steunregelingen en individuele steunmaatregelen voor activiteiten in verband met de productie van of de handel in de in bijlage I bij het VEU en het VWEU vermelde producten, met uitzondering van visserijproducten en daarvan afgeleide producten, die in Kroatië in werking treden vóór de datum van toetreding en na die datum van toepassing blijven, onder de onderstaande voorwaarde beschouwd als bestaande steunmaatregelen in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU:
— |
van de steunmaatregelen wordt binnen een periode van vier maanden vanaf de datum van toetreding kennis gegeven aan de Commissie. Die kennisgeving omvat ook informatie over de rechtsgrondslag van elke maatregel. Bestaande steunmaatregelen en plannen om steunmaatregelen in te voeren of te wijzigen, welke vóór de datum van toetreding ter kennis van de Commissie zijn gebracht, worden beschouwd als steunmaatregelen en plannen waarvan op de datum van toetreding kennis is gegeven. De Commissie maakt de lijst van die steunmaatregelen bekend. |
Deze steunmaatregelen worden gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding beschouwd als bestaande steun in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU.
Kroatië wijzigt waar nodig die steunmaatregelen, om zich binnen een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding te conformeren aan de door de Commissie toegepaste richtsnoeren. Nadien worden steunmaatregelen die onverenigbaar blijken te zijn met deze richtsnoeren als nieuwe steunmaatregelen aangemerkt.
4. VISSERIJ
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel VII, hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
Onverminderd de procedures betreffende bestaande steunmaatregelen waarin artikel 108 van het VWEU voorziet, worden steunregelingen en individuele steunmaatregelen voor activiteiten in verband met de productie van en de handel in visserijproducten en daarvan afgeleide producten als vermeld in bijlage I bij het VEU en het VWEU, die in Kroatië in werking treden vóór de datum van toetreding en na die datum van toepassing blijven, onder de onderstaande voorwaarden beschouwd als bestaande steunmaatregelen in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU:
— |
van de steunmaatregelen wordt binnen een periode van vier maanden vanaf de datum van toetreding kennis gegeven aan de Commissie. Die kennisgeving omvat ook informatie over de rechtsgrondslag van elke maatregel. Bestaande steunmaatregelen en plannen om steunmaatregelen in te voeren of te wijzigen, welke vóór de datum van toetreding ter kennis van de Commissie zijn gebracht, worden beschouwd als steunmaatregelen en plannen waarvan op de datum van toetreding kennis is gegeven. De Commissie maakt de lijst van die steunmaatregelen bekend. Deze steunmaatregelen worden voor een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding beschouwd als bestaande steun in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU. Kroatië wijzigt waar nodig deze steunmaatregelen, om zich binnen een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding te conformeren aan de door de Commissie toegepaste richtsnoeren. Na die termijn worden steunmaatregelen die onverenigbaar blijken te zijn met die richtsnoeren als nieuwe steunmaatregelen aangemerkt. |
5. DOUANE-UNIE
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel II, Het vrije verkeer van goederen, hoofdstuk I, De douane-unie
31992 R 2913: Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
31993 R 2454: Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/93 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden.
BEWIJS VAN DE UNIESTATUS (HANDEL IN DE UITGEBREIDE UNIE)
1. |
Niettegenstaande artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad zijn goederen die op de datum van toetreding zich in tijdelijke opslag bevinden of vallen onder één van de hieronder in artikel 4, punt 15, onder b), en punt 16, onder b) tot en met h), van die verordening vermelde douaneregelingen en -procedures in de uitgebreide Unie, dan wel in de uitgebreide Unie worden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen, vrijgesteld van douanerechten en andere douanemaatregelen wanneer zij voor het vrije verkeer in de uitgebreide Unie worden aangegeven, mits de volgende bewijzen zijn geleverd:
|
2. |
Voor de afgifte van de in punt 1, onder b), bedoelde bewijzen met betrekking tot de situatie op de datum van toetreding en in aanvulling op het bepaalde in artikel 4, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt onder „communautaire goederen” verstaan:
|
3. |
Voor de controle van de in lid 1, onder a), hierboven bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de stabilisatie- en associatieovereenkomst van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige lidstaten en Kroatië aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen. |
BEWIJS VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG (HANDEL MET DERDE LANDEN, WAARONDER TURKIJE, IN HET KADER VAN DE PREFERENTIËLE OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE LANDBOUWPRODUCTEN EN KOLEN- EN STAALPRODUCTEN)
4. |
Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door derde landen naar behoren zijn afgegeven of opgesteld in het kader van door Kroatië met die derde landen gesloten preferentiële overeenkomsten in Kroatië aanvaard mits:
Indien goederen vóór de datum van toetreding voor het vrije verkeer in Kroatië zijn aangegeven, kunnen bewijzen van oorsprong die a posteriori zijn afgegeven of opgesteld uit hoofde van preferentiële regelingen die in Kroatië golden op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer, ook in Kroatië worden aanvaard, op voorwaarde dat de bewijzen van oorsprong binnen vier maanden vanaf de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd. |
5. |
Kroatië mag de vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur” in het kader van met derde landen gesloten overeenkomsten is toegekend, behouden op voorwaarde dat:
Deze vergunningen worden door Kroatië uiterlijk één jaar vanaf de toetreding vervangen door nieuwe, overeenkomstig de voorwaarden van de wetgeving van de Unie afgegeven vergunningen. |
6. |
Voor de controle van de in punt 4 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante overeenkomsten of regelingen van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige lidstaten en Kroatië aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen. |
7. |
Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door derde landen a posteriori zijn afgegeven of opgesteld in het kader van preferentiële overeenkomsten of regelingen die de Unie heeft gesloten met, of vastgesteld met betrekking tot die derde landen, in Kroatië aanvaard voor de aangifte voor het vrije verkeer van goederen die op de datum van toetreding vervoerd worden of zich in tijdelijke opslag, in een douane-entrepot of in een vrije zone in een van die derde landen of in Kroatië bevinden, mits in Kroatië op het tijdstip waarop de vervoersdocumenten werden afgegeven voor de betrokken producten geen vrijhandelsovereenkomst met het derde land gold en mits:
|
8. |
Voor de controle van de in punt 7 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante overeenkomsten of regelingen van toepassing. |
BEWIJS VAN STATUS OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN INZAKE VRIJ VERKEER VAN INDUSTRIEPRODUCTEN BINNEN DE DOUANE-UNIE EU-TURKIJE
9. |
Bewijzen van oorsprong die door Turkije of Kroatië op de juiste wijze zijn afgegeven of zijn opgesteld in het kader van tussen die landen toegepaste preferentiële handelsovereenkomsten en die een verbod van „drawback” of vrijstelling van douanerechten op de betrokken goederen bevatten, worden in de respectieve landen aanvaard als bewijs van status overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van industrieproducten van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (4) („Besluit nr. 1/95”), mits:
Indien goederen in Turkije of in Kroatië vóór de datum van toetreding voor het vrije verkeer zijn aangegeven in het kader van de in de eerste alinea genoemde preferentiële handelsovereenkomsten, kunnen bewijzen van oorsprong die a posteriori zijn afgegeven of opgesteld uit hoofde van die overeenkomsten ook worden aanvaard, op voorwaarde dat zij binnen vier maanden vanaf de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd. |
10. |
Voor de controle van de in punt 9 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante preferentiële overeenkomsten van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige lidstaten en Kroatië aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen. |
11. |
Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. dat is afgegeven overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van industrieproducten van Besluit nr. 1/95 in Kroatië aanvaard voor de aangifte voor het vrije verkeer van goederen die op de datum van toetreding worden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen binnen de Unie of in Turkije, of zich in tijdelijke opslag bevinden of vallen onder één van de in artikel 4, punt 16, onder b) tot en met h), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad vermelde douaneprocedures in Turkije of in Kroatië, mits:
|
12. |
Voor de controle van het in punt 11 bedoelde certificaat inzake goederenverkeer A.TR. zijn de bepalingen betreffende de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. en de methoden van administratieve samenwerking van Besluit nr. 1/2006 van het Comité douanesamenwerking EG-Turkije van 26 juli 2006 houdende wijziging van Besluit nr. 1/96 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije (5) van toepassing. |
DOUANEPROCEDURES
13. |
De tijdelijke opslag en de in artikel 4, punt 16, onder b) tot en met h), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad bedoelde douaneprocedures waarmee vóór de toetreding een aanvang is gemaakt, worden beëindigd of afgewikkeld onder de voorwaarden van de wetgeving van de Unie. Indien de beëindiging of afwikkeling aanleiding geeft tot een douaneschuld, is het te betalen bedrag aan invoerrechten het bedrag dat van kracht is op het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief; het betaalde bedrag wordt beschouwd als eigen middelen van de Unie. |
14. |
De procedures betreffende de regeling douane-entrepot van de artikelen 84 tot en met 90 en 98 tot en met 113 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 496 tot en met 535 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
15. |
De procedures betreffende de regeling actieve veredeling van de artikelen 84 tot en met 90 en 114 tot en met 129 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 496 tot en met 523 en 536 tot en met 550 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
16. |
De procedures betreffende de regeling tijdelijke invoer van de artikelen 84 tot en met 90 en 137 tot en met 144 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 496 tot en met 523 en 553 tot en met 584 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
17. |
De procedures betreffende de regeling passieve veredeling van de artikelen 84 tot en met 90 en 145 tot en met 160 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 496 tot en met 523 en 585 tot en met 592 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
OVERIGE BEPALINGEN
18. |
Vergunningen voor de in artikel 4, punt 16, onder d), e) en g), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad bedoelde douaneregelingen of een status van geautoriseerde marktdeelnemer als bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, van genoemde verordening, die door Kroatië verleend zijn vóór de datum van toetreding, zijn geldig tot het einde van hun geldigheidsduur, maar uiterlijk tot één jaar vanaf de datum van toetreding. |
19. |
De procedures betreffende het ontstaan van een douaneschuld, de boeking van de bedragen van de rechten en navordering van de rechten van de artikelen 201 tot en met 232 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 859 tot en met 876 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
20. |
De procedures betreffende de terugbetaling en de kwijtschelding van rechten van de artikelen 235 tot en met 242 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 877 tot en met 912 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
(1) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.
(2) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35 en PB L 326 M van 10.12.2010, blz. 70.
(3) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(4) PB L 35 van 13.2.1996, blz. 1.
(5) PB L 265 van 26.9.2006, blz. 18.
Aanhangsel van BIJLAGE IV
Lijst van bestaande steunmaatregelen als bedoeld in punt 1, onder b), van het bestaande steunmechanisme zoals vastgesteld in hoofdstuk 2 („Mededingingsbeleid”)
Noot: |
De in dit aanhangsel vermelde maatregelen worden, wat de toepassing van de bestaande steunregeling van hoofdstuk 2 betreft, slechts beschouwd als bestaande steun voor zover zij vallen binnen de werkingssfeer van lid 1 van dat artikel. |
Registratienummer |
Titel (origineel) |
Datum van goedkeuring door de Kroatische mededingingsautoriteit |
Looptijd |
||
LS |
Aantal |
Jaar |
|||
HR |
1 |
2011 |
Zakon o slobodnim zonama (NN 44/96, 92/05 i 85/08) |
17.6.2008 |
31.12.2016 |
HR |
3 |
2011 |
Zakon o Hrvatskoj radioteleviziji (NN 137/10) |
21.10.2010 |
Onbeperkt |
HR |
4 |
2011 |
Odluka o otvorenosti Zračne luke Osijek d.o.o. u razdoblju od 2009. do 2013. godine, od 20. veljače 2009. i 24. travnja 2009 |
25.5.2009 |
31.12.2013 |
HR |
5 |
2011 |
Program financiranja nakladništva od 2011. do 2013 |
10.2.2011 |
31.12.2013 |
HR |
6 |
2011 |
Naknadno odobrenje državnih potpora poduzetniku Rockwool Adriatic d.o.o. |
30.12.2010 |
31.12.2015 |
HV |
9 |
2011 |
Zakon o znanstvenoj djelatnosti i visokom obrazovanju (NN 123/03, 198/03, 105/04, 174/04, 46/07) |
1.2.2007 |
31.12.2014 |
HR |
10 |
2011 |
Odluka o obvezi otvorenosti Zračne luke Rijeka d.o.o. za javni zračni promet u razdoblju od 2010. do 2014., od 25. siječnja 2010. i 3. studenoga 2010 |
10.3.2011 |
31.12.2014 |
BIJLAGE V
Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen
1. VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN
32001 L 0083: Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
In afwijking van de vereisten inzake kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid in Richtlijn 2001/83/EG, blijven vergunningen voor het in de handel brengen voor geneesmiddelen, die niet vallen onder artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (1) en die op de lijst staan (in aanhangsel bij deze bijlage als vastgesteld door Kroatië) die uit hoofde van de Kroatische wetgeving nog voor de datum van toetreding zijn afgegeven, geldig totdat zij worden vernieuwd overeenkomstig het acquis van de Unie, of tot vier jaar vanaf de datum van toetreding, als laatstgenoemde datum eerder valt.
Voor de vergunningen voor het in de handel brengen die onder deze afwijking vallen, bestaat in de lidstaten geen wederzijdse erkenning zolang voor die producten geen vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG.
De vergunningen voor het in de handel brengen die nog voor de toetreding zijn verleend en niet onder deze afwijking vallen en alle nieuwe vergunningen voor het in de handel brengen voldoen met ingang van de datum van toetreding, aan Richtlijn 2001/83/EG.
2. VRIJ VERKEER VAN PERSONEN
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
31996 L 0071: Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).
32004 L 0038: Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
32011 R 0492: Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PB L 141 van 27.5.2011,blz. 1).
1. |
Wat betreft het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten dat gepaard gaat met tijdelijk verkeer van werknemers als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG tussen Kroatië enerzijds en elk van de huidige lidstaten anderzijds, zijn artikel 45 en de eerste alinea van artikel 56 VWEU slechts volledig van toepassing onder voorbehoud van de overgangsregelingen van de punten 2 tot en met 13. |
2. |
In afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 zullen de huidige lidstaten tot het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Kroatië nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen om de toegang van Kroatische onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen. De huidige lidstaten mogen dergelijke maatregelen blijven toepassen tot het einde van het vijfde jaar na de datum van toetreding. Kroatische onderdanen die op de datum van toetreding legaal in een huidige lidstaat werken, en wier toelating tot de arbeidsmarkt van die lidstaat voor een ononderbroken periode van 12 maanden of meer geldt, hebben toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat, maar niet tot de arbeidsmarkt van andere lidstaten die nationale maatregelen toepassen. Kroatische onderdanen die na de toetreding gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden of meer tot de arbeidsmarkt van een huidige lidstaat zijn toegelaten, genieten dezelfde rechten. De in de tweede en derde alinea bedoelde Kroatische onderdanen verliezen de aldaar bedoelde rechten als zij de arbeidsmarkt van de betrokken huidige lidstaat vrijwillig verlaten. Kroatische onderdanen die op de datum van toetreding of gedurende een periode waarin nationale maatregelen worden toegepast, legaal werkten in een huidige lidstaat, en die voor minder dan 12 maanden tot de arbeidsmarkt van die lidstaat waren toegelaten, genieten de in de tweede en derde alinea bedoelde rechten niet. |
3. |
Voor het einde van de periode van twee jaar vanaf de datum van toetreding wordt het functioneren van de overgangsmaatregelen van punt 2 door de Raad geëvalueerd op basis van een verslag van de Commissie. Na afronding van deze evaluatie en niet later dan aan het einde van de periode van vanaf de datum van toetreding delen de huidige lidstaten de Commissie mee of zij de nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen blijven toepassen, dan wel of zij voortaan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van toepassing. |
4. |
Op verzoek van Kroatië kan de evaluatie eenmaal worden herhaald. De in punt 3 bedoelde procedure is van toepassing en wordt binnen zes maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek van Kroatië voltooid. |
5. |
Een lidstaat die aan het einde van de in punt 2 bedoelde periode van vijf jaar de nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen handhaaft, mag in geval van ernstige verstoringen van zijn arbeidsmarkt of het dreigen daarvan en na kennisgeving aan de Commissie deze maatregelen tot aan het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding blijven toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van toepassing. |
6. |
De lidstaten waar gedurende de periode van zeven jaar na de datum van toetreding, krachtens punt 3, 4 of 5, de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van toepassing zijn ten aanzien van Kroatische onderdanen en die gedurende deze periode om redenen van toezicht arbeidsvergunningen aan Kroatische onderdanen afgeven, doen zulks automatisch. |
7. |
De lidstaten waar, krachtens de punten 3, 4 of 5, ten aanzien van Kroatische onderdanen de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van toepassing zijn, mogen tot het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding, de in de tweede en derde alinea van dit lid omschreven procedures toepassen. Wanneer een in de eerste alinea bedoelde lidstaat verstoringen van de arbeidsmarkt ondervindt of voorziet die een serieuze bedreiging kunnen vormen voor de levensstandaard of het werkgelegenheidspeil in een bepaalde regio of binnen een bepaalde beroepsgroep, stelt deze de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis en verstrekt hun alle relevante gegevens. Op basis van deze informatie kan de lidstaat de Commissie verzoeken te bepalen dat de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort om in die regio of beroepsgroep de normale toestand te herstellen. Uiterlijk twee weken na de ontvangst van het verzoek neemt de Commissie een besluit over de opschorting en over de duur en de werkingssfeer ervan en stelt zij de Raad in kennis van dit besluit. Binnen twee weken na de datum van het besluit van de Commissie kan elke lidstaat de Raad verzoeken dat besluit te vernietigen of te wijzigen. Binnen twee weken na dat verzoek neemt de Raad een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Een in de eerste alinea bedoelde lidstaat kan in dringende en uitzonderlijke gevallen de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 opschorten, waarna een met redenen omklede kennisgeving aan de Commissie wordt gedaan. |
8. |
Zolang de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011, krachtens de punten 2 tot en met 5 en punt 7, is opgeschort, blijft artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van toepassing ten aanzien van onderdanen van de huidige lidstaten in Kroatië en ten aanzien van Kroatische onderdanen in de huidige lidstaten, onder de volgende voorwaarden en in zoverre het gaat om het recht van gezinsleden van werknemers om werk aan te nemen:
Deze bepalingen doen geen afbreuk aan gunstiger nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen. |
9. |
Voor zover sommige bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG, waarin bepalingen van Richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de Gemeenschap (2) zijn overgenomen, onlosmakelijk verbonden zijn met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 492/2011 waarvan de toepassing uit hoofde van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 wordt opgeschort, mogen Kroatië en de huidige lidstaten van eerstgenoemde bepalingen afwijken voor zover zulks voor de toepassing van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 nodig is. |
10. |
Als de huidige lidstaten krachtens de bovenstaande overgangsregelingen nationale maatregelen of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen, mag Kroatië ten aanzien van de onderdanen van de bewuste lidstaat of lidstaten gelijkwaardige maatregelen handhaven. |
11. |
Elke huidige lidstaat die overeenkomstig de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 tot en met 9 nationale maatregelen toepast, kan krachtens de nationale wetgeving een vrijer verkeer van werknemers invoeren dan op de datum van toetreding het geval is, met inbegrip van volledige toegang tot de arbeidsmarkt. Vanaf het derde jaar na de datum van toetreding kan elke huidige lidstaat die nationale maatregelen toepast, te allen tijde besluiten in de plaats daarvan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 toe te passen. Van dit besluit wordt kennis gegeven aan de Commissie. |
12. |
Teneinde in te spelen op ernstige verstoringen of dreigende verstoringen in specifieke, gevoelige dienstensectoren op de arbeidsmarkten van Duitsland en Oostenrijk, die in bepaalde regio's als gevolg van de in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG bedoelde transnationale dienstverrichtingen zouden kunnen ontstaan, en zolang zij uit hoofde van bovenstaande overgangsregelingen, nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen op het vrij verkeer van Kroatische werknemers toepassen, mogen Duitsland en Oostenrijk na kennisgeving aan de Commissie afwijken van artikel 56, lid 1, VWEU, teneinde in de context van dienstverrichting door in Kroatië gevestigde ondernemingen, het tijdelijk verkeer van werknemers wier recht om in Duitsland en Oostenrijk werk aan te nemen onder nationale maatregelen valt, te beperken. De lijst van dienstensectoren die onder deze afwijkende regeling kunnen vallen, is als volgt:
Voor zover Duitsland en Oostenrijk in overeenstemming met de eerste en de tweede alinea van dit lid afwijken van artikel 56, lid 1, van het VWEU, mag Kroatië, na kennisgeving hiervan aan de Commissie, gelijkwaardige maatregelen treffen. De toepassing van deze alinea mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor het tijdelijk verkeer van werknemers in de context van transnationale dienstverrichtingen tussen Duitsland of Oostenrijk en Kroatië dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden. |
13. |
De toepassing van de punten 2 tot en me 5 en 7 tot en met 11 mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor de toegang van Kroatische onderdanen tot de arbeidsmarkten van de huidige lidstaten dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden. Niettegenstaande de toepassing van het bepaalde in de punten 1 tot en met 12 geven de huidige lidstaten, wat de toegang tot hun arbeidsmarkt betreft, gedurende eender welke periode tijdens welke nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen worden toegepast, voorrang aan werknemers die onderdaan van de lidstaten zijn boven werknemers die onderdaan van een derde land zijn. Legaal in een andere lidstaat verblijvende en werkende Kroatische migrerende werknemers en hun gezinnen, en legaal in Kroatië verblijvende en werkende migrerende werknemers van andere lidstaten en hun gezinnen worden niet restrictiever behandeld dan in de betrokken lidstaat, respectievelijk Kroatië verblijvende en werkende migrerende werknemers en hun gezinnen uit derde landen. Voorts mogen in Kroatië verblijvende en werkende migrerende werknemers uit derde landen uit hoofde van het beginsel van de Unie-preferentie geen gunstiger behandeling krijgen dan Kroatische onderdanen. |
3. VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, kan Kroatië de op de datum van ondertekening van het Toetredingsverdrag krachtens zijn Wet op landbouwgrond (Staatsblad 152/08) geldende beperkingen inzake het verwerven van landbouwgrond door onderdanen van een andere lidstaat, door onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER) en door rechtspersonen die overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat of een EER-staat zijn opgericht, handhaven gedurende een periode van zeven jaar te rekenen vanaf de datum van de toetreding. Onder geen beding mag een onderdaan van een lidstaat of een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat is opgericht, bij het verwerven van landbouwgrond minder gunstig worden behandeld dan een dergelijke onderdaan of rechtspersoon op de datum van ondertekening van het Toetredingsverdrag zou zijn behandeld, of restrictiever worden behandeld dan een onderdaan of rechtspersoon van een derde land.
Zelfstandige landbouwers die onderdaan zijn van een andere lidstaat en die zich in Kroatië wensen te vestigen en er wensen te wonen, vallen niet onder het bepaalde in de eerste alinea en worden niet onderworpen aan andere voorschriften of procedures dan die welke gelden voor de onderdanen van Kroatië.
Voor het eind van het derde jaar na de datum van toetreding vindt er een algemene evaluatie van deze overgangsmaatregel plaats. De Commissie brengt daartoe verslag uit bij de Raad. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten om de in de eerste alinea vermelde overgangsperiode in te korten of te beëindigen.
Als er voldoende aanwijzingen zijn dat er na het verstrijken van de overgangsperiode ernstige verstoringen zullen optreden of dreigen te zullen optreden op de Kroatische markt voor landbouwgrond, zal de Commissie op verzoek van Kroatië besluiten de overgangsperiode met drie jaar te verlengen. Deze verlenging kan worden beperkt tot bepaalde geografische gebieden die in het bijzonder worden getroffen.
4. LANDBOUW
I. OVERGANGSMAATREGELEN VOOR KROATIË
1. |
32001 LO 113: Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67). In afwijking van de bij artikel 8 opgelegde verplichting is het in de handel brengen van producten onder de benamingen „domaća marmelada” en „ekstra domaća marmelada” op de Kroatische markt toegestaan tot de op de datum van toetreding bestaande voorraad is opgebruikt. |
2. |
32006 R 0510: Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12 en PB L 335 M van 13.12.2008, blz. 213).
|
3. |
32007 R 1234: Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
|
4. |
32009 R 0073: Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
|
II. OVERGANGSREGELING MET TARIEFCONTINGENTEN VOOR RUWE RIETSUIKER VOOR RAFFINAGE
Voor Kroatië wordt een jaarlijks autonoom erga omnes invoerquota van 40 000 ton ruwe rietsuiker voor raffinage gereserveerd voor een periode van ten hoogste drie verkoopseizoenen na toetreding, tegen een invoerheffing van 98,00 EUR per ton. Als de onderhandelingen met andere WTO-leden overeenkomstig artikel XXIV.6 van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) over compenserende aanpassing na de toetreding van Kroatië leiden tot het openen van compenserende suikerquota voor het eind van de overgangsperiode, zal het aan Kroatië toegekende quotum van 40 000 ton geheel of gedeeltelijk worden beëindigd op het moment van opening van de compenserende suikerquota. De Commissie neemt de nodige uitvoeringsmaatregelen aan volgens de procedure van artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, in samenhang met artikel 13, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 182/2011.
III. TIJDELIJKE AANVULLENDE MAATREGELEN INZAKE RECHTSTREEKSE BETALINGEN VOOR KROATIË
Voorwaarde voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor het jaar 2013 is dat Kroatië voor de toetreding dezelfde regels toepast als de regels voor rechtstreekse betalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 en van de Verordeningen (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (5), Verordening (EG) nr. 1121/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunregelingen (6) en Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (7).
5. VOEDSELVEILIGHEID, VETERINAIR EN FYTOSANITAIR BELEID
I. LEGHENNEN
31999 L 0074: Richtlijn 1999/74/EEG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van legkippen (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 31).
In afwijking van artikel 6 van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad mogen, waar het Kroatie betreft, legkippen die op de datum van de toetreding van Kroatië aan de leg zijn, worden gehouden in kooien die niet overeenstemmen met de structurele voorschriften van artikel 6. Kroatië zorgt ervoor dat het gebruik van die kooien uiterlijk 12 maanden na toetreding ophoudt.
Eieren uit deze niet-aangepaste kooien mogen alleen in Kroatië in de handel worden gebracht. De eieren en de verpakkingen moeten duidelijk onderscheiden worden met een speciaal merkteken zodat de nodige controles kunnen worden uitgevoerd. Uiterlijk een jaar voor de datum van toetreding moet de Commissie een duidelijke beschrijving van dit merkteken ontvangen.
II. INRICHTINGEN (VLEES, MELK EN VIS EN DIERLIJKE BIJPRODUCTEN)
32004 R 0852: Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
32004 R 0853: Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
32009 R 1069: Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
1. |
De structurele voorschriften in:
gelden in Kroatië tot en met 31 december 2015 niet voor bepaalde inrichtingen in de sectoren vlees, melk, vis en dierlijke bijproducten, op onderstaande voorwaarden. |
2. |
Zolang punt a) van toepassing is op de in dat punt bedoelde inrichtingen, worden producten afkomstig van die inrichtingen uitsluitend op de nationale markt in Kroatië in de handel gebracht of op markten in derde landen overeenkomstig wetgeving van de Unie ter zake, of gebruikt voor verdere verwerking in inrichtingen in Kroatië waarvoor punt a) eveneens geldt, ongeacht de datum waarop zij in de handel worden gebracht. |
3. |
Levensmiddelen uit inrichtingen bedoeld onder a) dragen een gezondheids- of identificatiemerk dat verschilt van het merk dat in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004 is voorgeschreven. Uiterlijk een jaar voor de datum van toetreding moet de Commissie een duidelijke beschrijving van de verschillende gezondheids- of identificatiemerken ontvangen. |
4. |
De punten b) en c) gelden ook voor alle producten die afkomstig zijn uit geïntegreerde vleesinrichtingen waarvan een gedeelte onder punt a) valt. |
5. |
Kroatië volgt de uitvoering van het nationaal programma voor de verbetering van de inrichtingen voortdurend en legt de Commissie in dit verband een jaarlijks voortgangsplan voor. Kroatië ziet erop toe dat er voor ieder van de betrokken inrichtingen een verbeteringsplan wordt opgesteld met een tijdschema voor de aanpassing aan de structurele voorschriften en stelt deze plannen op verzoek ter beschikking van de Commissie. |
6. |
De Commissie stelt ruim voor de datum van toetreding een lijst op van de onder a) bedoelde inrichtingen. De lijst wordt bekendgemaakt en omvat de naam en het adres van elke inrichting. |
7. |
Kroatië zorgt ervoor dat inrichtingen die bij de toetreding niet volledig voldoen aan het acquis van de Unie op het gebied van de voedselveiligheid, hun activiteiten stopzetten, behalve wanneer zij onder de bepalingen van deze overgangsmaatregel vallen. |
8. |
Overeenkomstig respectievelijk artikel 12, lid 2, en artikel 9, lid 2, kunnen er uitvoeringsvoorschriften worden vastgesteld voor een soepele werking van de overgangsregeling met betrekking tot de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en nr. 853/2004. |
9. |
Overeenkomstig artikel 52, lid 4, kunnen er uitvoeringsvoorschriften worden vastgesteld voor een soepele werking van de overgangsregeling met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1069/2009. |
III. IN DE HANDEL BRENGEN VAN ZADEN
32002 L 0053: Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1).
32002 L 0055: Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33).
Kroatië mag tot en met 31 december 2014 de toepassing van de artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/53/EG en artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/55/EG uitstellen met betrekking tot het op zijn grondgebied in de handel brengen van zaadrassen die voorkomen op zijn nationale rassenlijsten van landbouwgewassen, respectievelijk groentegewassen die niet officieel zijn aanvaard overeenkomstig die richtlijnen. Gedurende die periode mag dergelijk zaad niet in de handel worden gebracht op het grondgebied van andere lidstaten.
IV. NEUM
31997 L 0078: Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).
Artikel 1 wordt vervangen door:
„Artikel 1
1. De lidstaten verrichten de veterinaire controles voor producten uit derde landen die op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden worden binnengebracht, overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn en in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (9).
2. Bij wijze van afwijking van lid 1 mogen zendingen producten afkomstig van het grondgebied van Kroatië die in Neum (de corridor van Neum) over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina worden vervoerd, voordat zij bij de toegangspunten Klek of Zaton weer het grondgebied van Kroatië worden binnengebracht, worden vrijgesteld van veterinaire controles, op onderstaande voorwaarden:
a) |
Kroatië heeft vanaf de dag van toetreding of eerder aan de noord- en aan de zuidkant van de corridor van Neum toegangspunten die zijn uitgerust en bemand en voorbereid zijn op het doen naleven van de voorschriften van dit lid; |
b) |
Kroatië zorgt ervoor dat:
|
c) |
Kroatië zorgt ervoor dat een zending niet opnieuw op het grondgebied van Kroatië wordt toegelaten als:
|
d) |
Kroatië moet de Commissie regelmatig en wanneer dat nodig is op de hoogte brengen van niet-naleving van de voorschriften onder b) en van de overeenkomstig c) getroffen maatregelen; |
e) |
Zo nodig wordt overeenkomstig de procedure van artikel 29 een besluit vastgesteld om de afwijking van lid 1 op te schorten of in te trekken; |
f) |
Waar nodig worden uitvoeringsbepalingen voor dit lid vastgesteld volgens de procedure van artikel 29. |
6. VISSERIJ
32006 R 1967: Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11), (Gerectificeerde versie in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).
a) |
In afwijking van artikel 13, leden 1 en 2, is het voor vaartuigen die uitsluitend geregistreerd en actief zijn in het gebied ten westen van Istrië, tot en met 30 juni 2014 toegestaan bodemtrawls te gebruiken op een diepte van minder dan 50 meter op een minimumafstand van 1,5 zeemijl uit de kust. Deze afwijking is van toepassing op het deel dat „gebied ten westen van Istrië” wordt genoemd en dat wordt afgebakend vanaf het punt met de geografische coördinaten φ=44,52135 en λ=14,29244, volgens een lijn pal naar het noorden en een lijn pal naar het westen. Voor schepen met een lengte over alles van minder dan 15 meter is het Kroatië tot en met 30 juni 2014 toegestaan op een diepte van meer dan 50 meter bodemtrawls te gebruiken mits een minimumafstand van 1 zeemijl uit de kust in acht wordt genomen en alle andere beperkingen in ruimte en tijd die op de datum van toetreding worden toegepast, worden nageleefd. |
b) |
In afwijking van artikel 17, lid 1, is het een beperkt aantal en niet meer dan 2 000 vaartuigen in de specifieke categorie van niet-beroepsmatige visserijactiviteiten, genaamd „kleinschalige ambachtelijke visserij voor persoonlijke behoeften”, tot en met 31 december 2014 toegestaan ten hoogste 200 meter kieuwnet te gebruiken, op voorwaarde dat alle andere op de datum van toetreding geldende beperkingen van toepassing blijven. Kroatië legt uiterlijk op de datum van toetreding de lijst van onder deze overgangsperiode vallende vaartuigen voor aan de Commissie, onder opgaaf van hun kenmerken en hun, in GT en kW uitgedrukte, vermogen. |
7. VERVOERBELEID
1. |
31992 R 3577: Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) (PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7). Aan artikel 6 worden de volgende leden toegevoegd: „4. In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, kunnen openbaredienstcontracten die vóór de toetreding van Kroatië tot de EU zijn gesloten, tot en met 31 december 2016 worden toegepast. 5. In afwijking van artikel 1, lid 1, worden cruisediensten die tussen Kroatische havens worden verricht door schepen van minder dan 650 bruto ton, tot en met 31 december 2014 voorbehouden voor in Kroatië geregistreerde en onder Kroatische vlag varende schepen die worden geëxploiteerd door scheepvaartmaatschappijen die overeenkomstig het Kroatische recht zijn opgericht en waarvan het hoofdkantoor zich bevindt in Kroatië en waarvan de daadwerkelijke controle wordt uitgeoefend in Kroatië. 6. In afwijking van artikel 1, lid 1, kan de Commissie gedurende de overgangsperiode tot en met 31 december 2014 op grond van een gemotiveerd verzoek van een lidstaat, binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek in kwestie, besluiten dat schepen die in aanmerking komen voor de in lid 5 bedoelde afwijking, geen cruisediensten verrichten tussen havens van bepaalde zones van andere lidstaten dan Kroatië, indien wordt aangetoond dat deze diensten de binnenlandse vervoersmarkt in die zones ernstig verstoren of dreigen te verstoren. Indien de Commissie na 30 werkdagen geen besluit heeft genomen, heeft de betrokken lidstaat het recht vrijwaringsmaatregelen toe te passen totdat de Commissie haar besluit heeft genomen. In noodgevallen kunnen de lidstaten unilateraal passende voorlopige maatregelen nemen, die niet langer dan drie maanden van kracht mogen blijven. Die lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk op de hoogte. De Commissie mag de maatregelen afschaffen of bevestigen totdat zij haar uiteindelijk besluit neemt. De lidstaten worden op de hoogte gehouden.”. |
2. |
32009 R 1072: Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72). In afwijking van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1072/2009 geldt het volgende:
Lidstaten die de in het eerste en het tweede streepje van lid 1 bedoelde overgangsmaatregel toepassen, kunnen op basis van bilaterale overeenkomsten met Kroatië geleidelijk cabotagevergunningen uitwisselen. De in lid 1 en lid 2 bedoelde overgangsregelingen mogen niet leiden tot een toegang voor Kroatische vervoerders tot de nationale cabotagemarkten die beperkter is dan ten tijde van de ondertekening van het toetredingsverdrag. |
8. BELASTING
1. |
31992 L 0079: Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 8). In artikel 2, lid 2, is de volgende alinea toegevoegd: „Aan Kroatië wordt een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 toegestaan om te voldoen aan de voorschriften van de eerste en tweede alinea van dit lid. Vanaf 1 januari 2014 bedraagt de accijns echter niet minder dan 77 EUR per 1 000 sigaretten, ongeacht de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs.”. |
2. |
32006 L 0112: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
|
9. VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT
32006 R 0562: Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).
Het volgende artikel wordt ingevoegd:
„Artikel 19 bis
In afwijking van de bepalingen van deze verordening aangaande de instelling van grensdoorlaatposten mag Kroatië, tot de inwerkingtreding van een besluit van de Raad over de volledige toepassing van het Schengenacquis in Kroatië overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte of tot de invoeging in deze verordening van bepalingen inzake het toezicht aan gemeenschappelijke grensdoorlaatposten, indien dat eerder is, de gemeenschappelijke grensdoorlaatposten met Bosnië en Herzegovina handhaven. Bij deze gemeenschappelijke grensdoorlaatposten kunnen grenswachters van de ene partij in- of uitreiscontroles uitvoeren op het grondgebied van de andere partij. Alle in- en uitreiscontroles door Kroatische grenswachters worden volgens het acquis van de Unie verricht, met inbegrip van de verplichtingen van de lidstaten inzake internationale bescherming en non-refoulement. De bilaterale overeenkomsten waarbij bovenbedoelde gemeenschappelijke grensdoorlaatposten worden ingesteld, worden, zo nodig, dienovereenkomstig gewijzigd.”.
10. MILIEU
I. HORIZONTALE WETGEVING
1. |
32003 L 0087: Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
|
2. |
32010 R 0920: Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 270 van 14.10.2010, blz. 1). De artikelen 16, 29, 41, 46 en 54 en bijlage VIII betreffende de luchtvaartactiviteiten zijn in Kroatië van toepassing met ingang van 1 januari 2014. |
II. LUCHTKWALITEIT
32008 L 0050: Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).
a) |
In afwijking van bijlage XIV, is het referentiejaar onder punt A, eerste alinea, het tweede jaar na het einde van het jaar waarin Kroatië toetreedt. De gemiddelde-blootstellingsindex voor dat referentiejaar is het gemiddelde van de concentratie in het toetredingsjaar en het eerste en het tweede jaar na het jaar van de toetreding. |
b) |
In afwijking van bijlage XIV, punt B, wordt de streefwaarde inzake vermindering van de blootstelling berekend op basis van de gemiddelde-blootstellingsindex in het referentiejaar, d.w.z. het tweede jaar na het einde van het jaar waarin Kroatië toetreedt. |
III. AFVALBEHEER
31999 L 0031: Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
a) |
In afwijking van artikel 5, lid 2, eerste alinea, punten a), b) en c), gelden de volgende termijnen voor de verplichting het naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbaar stedelijk afval te verminderen tot respectievelijk 75, 50 en 35 gewichtsprocent van de totale hoeveelheid in 1997 geproduceerd biologisch afbreekbaar stedelijk afval in Kroatië. Kroatië zorgt voor een geleidelijke vermindering van het naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbaar stedelijk afval overeenkomstig het volgende tijdschema:
|
b) |
In afwijking van artikel 14, onder c), voldoen alle bestaande stortplaatsen in Kroatië op uiterlijk 31 december 2018 aan de voorschriften van de richtlijn, behoudens de voorschriften van bijlage I, punt 1. Kroatië zorgt voor een geleidelijke vermindering van het naar niet-conforme stortplaatsen overgebrachte afval, met inachtneming van de volgende jaarlijkse maximumhoeveelheden:
Kroatië zendt de Commissie ieder jaar uiterlijk 31 december, te beginnen met het jaar van toetreding, een verslag toe betreffende de geleidelijke toepassing van de richtlijn en de naleving van de tussentijdse doelstellingen. |
IV. WATERKWALITEIT
1. |
31991 L 0271: Richtlijn 91/271/EG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40). In afwijking van de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7, zijn de voorschriften inzake opvangsystemen en zuivering van stedelijk afvalwater vanaf 1 januari 2024 van toepassing in Kroatië, met inachtneming van de volgende tussentijdse doelstellingen:
|
2. |
31998 L 0083: Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32). Bij wijze van afwijking zijn de in bijlage I, deel A en deel C, genoemde microbiologische parameters, respectievelijk indicatorparameters vanaf 1 januari 2019 in Kroatië van toepassing voor de volgende waterleveringsgebieden:
|
V. GEÏNTEGREERDE PREVENTIE EN CONTROLE VAN VERONTREINIGING (IPPC)
1. |
31999 L 0013: Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties (PB L 85 van 29.3.1999, blz. 1).
|